Eerste Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Eerste Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar Nr. 275a Bepalingen met betrekking tot de educatie en het beroepsonderwijs (Wet educatie en beroepsonderwijs) VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS 1 Vastgesteld 19 september 1995 Het voorbereidend onderzoek gaf de vaste commissie voor Onderwijs aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. 1. Inleiding De leden van de VVD-fractie deelden mee met belangstelling kennis te hebben genomen van het wetsvoorstel. Zij wensten de regering elders in dit verslag enkele vragen voor te leggen. De leden van de fractie van het CDA vroegen of de behandeling van dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer door de minister echt serieus wordt genomen. Door de termijnstelling in eerste aanleg, overigens later met een jaar verruimd, is de ROC-vorming op vele plaatsen in volle gang. Dreigende problemen met de bekostiging en de toekomst van de instelling dwongen de besturen op zeer korte termijn tot IGI- (institutioneel gefuseerde instellingen) of BGI- (bestuurlijk gefuseerde instellingen) constructies. Bij de aanbieding van de brochure BVE-sector op 29 juni 1995 werd verzuimd te wijzen op het feit, dat dit wetsvoorstel nog geen wet is. Implementatie van (nog niet tot wet verheven) wetsvoorstellen is naar de mening van de leden van de CDA-fractie sollen met de volksvertegenwoordiging. Deze leden wilden hieromtrent graag duidelijkheid van de minister. 1 Samenstelling: Grol-Overling (CDA), Jaarsma (PvdA), voorzitter, Holdijk (SGP), Tuinstra (D66), Veling (GPV), Werner (CDA), Roscam Abbing-Bos (VVD), Schoondergang-Horikx (GroenLinks), Hofstede (CDA), De Jager (VVD), Dees (VVD) en Linthorst (PvdA). De leden van de fractie van de PvdA hadden met belangstelling kennisgenomen van het omvangrijke wetsdossier en de voorgeschiedenis daarvan. Met name het streven naar een integraal stelsel van beroepsonderwijs en educatie met de inhoudelijke optie om te komen tot leerwegen «op maat», waardoor het perspectief, dat niemand het onderwijs verlaat zonder primaire startkwalificatie dichterbij komt, had hun hartelijke instemming. Zij betwijfelden echter enigszins of deze integrale benadering in het voorliggende wetsvoorstel wel voldoende verankerd is. Weliswaar dient het wettelijk kader niet het eindpunt te betekenen en veeleer gezien te 5K2404 ISSN Sdu Uitgeverij Plantijnstraat s-gravenhage 1995 Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 1

2 worden als een startpunt voor de praktijk, maar anderzijds meenden zij dat het wettelijk kader geen belemmeringen zou mogen oproepen voor een groeiproces in de richting van dat gewenste einddoel. Zij stelden een aantal vragen over de integratie tussen volwasseneneducatie enerzijds en beroepsonderwijs anderzijds. Daarnaast ging hun aandacht vooral uit naar de toegankelijkheid van het nieuwe stelsel van educatie en beroepsonderwijs. Immers, een beleidsdoelstelling waarop dit wettelijk kader mikt een kwalificatie voor iedereen verplicht tot een aanbodstructuur die het ook iedereen mogelijk maakt om deel te nemen. Voorts stelden zij enkele vragen rond deel-onderwerpen. De leden van de fractie van D66 deelden mee positief te staan ten aanzien van het streven van de regering meer samenhang te brengen in beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Dit met het oog op betere kansen en minder uitval voor de diverse groepen participanten. Een van de middelen daartoe is wetgeving. De regering noemt de onderhavige wet een ontwikkelingswet. Dit begrip was de leden van de fractie van D66 tot op heden niet bekend. Kan de regering meedelen waar dit wetsbegrip vandaan komt en of er meer voorbeelden van bestaan? Zoals vermeld achtten deze leden het doel van de wet nastrevenswaard. Wel vroegen zij zich met enige bezorgdheid af of de wetgever hier niet met een mammoetoperatie aan de gang gaat die door haar veelomvattendheid een eigen leven gaat leiden over de hoofden van het veld en/of de deelnemers heen. Het betreft hier immers wel hèèl verschillende doelgroepen n.l. volwassenen die tweede kans onderwijs benutten en jongeren, waaronder veel allochtonen bij wie de uitval momenteel groot is. Hoe denkt de regering aan de bezwaren die aan deze gedifferentieerdheid van doelgroepen kleven, tegemoet te komen? Het lid van de fractie van het GPV, sprekende mede namens de fracties van de SGP en de RPF merkte op, dat één van de belangrijke discussiepunten bij de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer de geforceerde schaalvergroting die het wetsvoorstel impliceert, was. Daarbij is terecht veel aandacht geschonken aan de mogelijke strijdigheid met de vrijheid van onderwijs. Misschien mede daardoor was het naar de mening van dit lid onvoldoende duidelijk geworden of de argumentatie vóór de verbreding en vergroting van instellingen wel steek houdt. Daarover zei hij enkele vragen te zullen stellen, waarbij zo hier en daar verwezen zou worden naar het rapport «Processen van schaalvergroting in het onderwijs; een tussenstand» van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) van juli Draagvlak De leden, behorende tot de fractie van het CDA constateerden dat de bewindslieden in het Nader Rapport alsmede in de memorie van toelichting spreken over een aanzienlijk vergroot, danwel een aanzienlijk verbreed maatschappelijk draagvlak. Kan de minister deze stellingname nader onderbouwen, ook na de publikatie van het zojuist genoemde rapport van het SCP? Is het draagvlak werkelijk breder dan ruwweg de minister, een meerderheid van de Tweede Kamer, het departement en zeer geringe delen in het onderwijsveld en daar wellicht nog min of meer afgedwongen? Is bij de besluitvorming inzake de ROC-vorming rekening gehouden met de mening van de ouders? Wat vonden de vele duizenden leerlingen van de ingrijpende schaalvergroting? Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 2

3 Het lid van de GPV-fractie merkte op dat in een recente publikatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het ROC-beleid gepresenteerd wordt zonder veel bekommernis om het feit dat de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel nog niet is afgerond. Daarin noemt de minister de wet een steun voor de instellingen. Hoe verklaart de minister dan de sterke kritiek uit alle hoeken van het BVE-veld? Geeft deze kritiek geen steun aan de conclusie van het SCP dat een draagvlak voor het voorgenomen ROC-beleid bij de direct betrokkenen in feite ontbreekt? 3. Integratie volwasseneneducatie-beroepsonderwijs; ROC-vorming De leden, behorende tot de fractie van de VVD merkten op dat in de discussies rond de vorming van ROC s het accent lag op maatwerk voor de leerlingen in een regio. Gezien de feitelijke institutionele ontwikkelingen in het land zal er straks sprake zijn van een aantal ROC s, die interregionaal zijn en waarbij er geen sprake is van een regionale maatwerkvoorziening. Deze instellingen voldoen formeel aan de ROC-voorwaarden. Acht de minister daarmee zijn doelstellingen toch verwezenlijkt? De leden van de fracties van D66 en PvdA sloten zich bij deze vraag aan. De leden, behorende tot de fractie van de PvdA, vroegen bovendien of de in artikel , lid 4 genoemde instellingen volgens de minister nog voldoen aan de onderwijskundige doelstellingen zoals die aan de basis lagen van de doelstellingen van de BVE-operatie: het leveren van maatwerk in de volle breedte. Welke opvatting, zo vervolgden de leden van de VVD-fractie, heeft de minister, na de ervaringen binnen het HBO, met betrekking tot bestuurlijke conflicten, financiële tekorten en wachtgeldproblemen in het BVE-veld. Deze leden vroegen voorts of de minister het niet erg riskant acht de voorgestelde wet zonder bekostigingsparagraaf in te voeren. Heeft de minister overigens kennis genomen van het feit, dat het BVE samenwerkingsverband niet tevreden is over de overgangsbepalingen, inzake de bekostiging in het wetsvoorstel? Wat denkt hij hieraan op korte termijn te doen? Wil de minister, gelet op de grote zorgen daaromtrent bij diverse groeperingen in het BVE-veld, meedelen hoe het implementatietraject van de nieuwe wet er uit ziet? De leden van de CDA-fractie vroegen in hoeverre de zelfstandigheid van de bestuurlijk gefuseerde instelling (b.g.i.) gewaarborgd is, zulks in vergelijking met de institutioneel gefuseerde instelling (i.g.i.). Immers, de wettelijke voorschriften voor beide vormen van fusie zijn zeer ingrijpend en hebben naar de mening van deze leden betrekking op in wezen alle beleid dat met het wel en wee van de instelling te maken heeft. Een punt van zorg voor de leden van de CDA-fractie was ook de handhaving van een pluriform bestel in de BVE-sector. Dragen dit wetsvoorstel en de ROC-vorming bij aan de handhaving van zo n bestel en wat zal kwantitatief de denominatieve spreiding zijn in het licht van de te verwachten ontwikkelingen? Als de voortekenen niet bedriegen zullen er in de nabije toekomst ongeveer 45 ROC s ontstaan. Is in dit kader de spreiding van BVE-voorzieningen ook op langere termijn gewaarborgd? Als deze voorzieningen grofmaziger worden, wat zijn dan de gevolgen Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 3

4 voor de totale instroom van deze jonge doelgroepen (16 jaar) of zal een deel van deze jongeren andere onderwijsvormen, dichter bij huis, gaan kiezen? Is enigermate te voorzien wat alsdan de gevolgen voor de Nederlandse economie zullen zijn mede gezien in het licht van de dienaangaande geuite loftuitingen in de memorie van toelichting? Welke instrumenten heeft de minister als er onevenwichtigheden optreden in het voorzieningenniveau en wat denkt de minister te doen als een verdere verschuiving optreedt van technische opleidingen naar administratieve en verzorgende opleidingen? Immers, gezien de grote investeringen die veelal nodig zijn voor (nieuwe) technische opleidingen, kunnen de instellingen gemakkelijk voor goedkopere varianten kiezen. Dit klemt temeer omdat de concurrentie tussen de instellingen geminimaliseerd wordt vanwege de monopoliepositie die de meeste ROC s in hun regio zullen gaan innemen. Zal de gedwongen schoolgrootte niet een rem betekenen op vernieuwingen in het beroepsonderwijs, die vanwege de veranderingen op de arbeidsmarkt eigenlijk jaarlijks noodzakelijk zijn, zeker nu concurrentie tussen de instellingen aanmerkelijk wordt verminderd? Aanvankelijk lag het accent bij de ROC-discussies op het maatwerkconcept in de eigen regio, zo merkten ook deze leden op. Inmiddels zijn er ook interregionale ROC s ontstaan en dat gegeven doet wellicht afbreuk aan de oorspronkelijke doelstelling van de minister. Of ging het toch vooral om de bestuurlijke, dan wel beheersmatige merites en minder om de inhoudelijke? Is maatwerk overigens gediend met zeer grote en bestuurlijk wellicht ingewikkelde instellingen of zou maatwerk toch beter te verwezenlijken zijn op wat kleinere schaal? Met andere woorden, waarom geldt in het bedrijfsleven het adagium «small is beautiful» wel, ook voor de grote ondernemingen, en waarom geldt dat in het BVE-onderwijs niet (meer)? In het wetsvoorstel is niet voorzien in een definitief bekostigingsstelsel. Is de minister werkelijk niet in staat om een goed doortimmerd bekostigingssysteem voor te stellen en zo nee, is er dan geen sprake van een te vroeg geboren vrucht? Het kan toch nauwelijks verantwoord worden genoemd dat een zo belangrijke gebeurtenis als de wettelijke regeling van het middelbaar beroepsonderwijs, het leerlingstelsel en de basiseducatie geregeld wordt zonder het zo noodzakelijke bekostigingssysteem? Dat kan in de nabije toekomst grote spanningen opleveren in het kader van de open-eind-financiering. En dat kan, bij wat grotere tegenvallers, gecombineerd met een wat teruglopende economie, tot werkelijke rampen leiden. Dit klemt temeer omdat de instellingen in toenemende mate zelf verantwoordelijkheid dragen voor de financiële gang van zaken. Overigens, als de minister niet in staat is te berekenen welke de financiële gevolgen zijn van de toedeling van taken en van de nieuwe kwalificatiestructuur, welke is dan de inzet bij de onderhandelingen met de toekomstige BVE-Raad? Is dat dan natte-vinger-werk? En wat gebeurt er als de minister niet tot overeenstemming komt met deze Raad? In dat kader wil de CDA-fractie graag horen welke inhoud de minister geeft aan het woord autonomie, als het om de instellingen gaat. De leden van de CDA-fractie deelden vervolgens mee ook benieuwd te zijn naar de opvattingen van de minister inzake een samenhangend stelsel van beroepsonderwijs, dat zowel het hoger als het middelbaar beroepsonderwijs betreft. Welke effecten voorziet de minister van zijn laatste voorstellen inzake de cursusduur van mbo-ers in het hbo als het gaat om de belangstelling voor het mbo? Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 4

5 Wordt daarbij door de minister ook het aanpalend onderwijs betrokken? De leden, behorende tot de fractie van de PvdA merkten op dat het onderhavige wetsvoorstel een integraal wettelijk kader beoogt te bieden voor educatie en beroepsonderwijs. Deze leden constateerden echter dat het nieuwe stelsel naar hun waarneming uit twee onderscheiden componenten blijft bestaan. De educatie- en beroepsopleidingen blijven op belangrijke punten zodanig verschillen, dat er sprake is van twee stelsels, waartussen de verbindingsschakel «leerweg» nog in de praktijk gestalte zal moeten krijgen. Een eerste majeur punt van verschil betreft de kwalificatiestructuur. De kwalificatiestructuur van het beroepsonderwijs is in de wet gegeven en wordt nader uitgewerkt door sociale partners en landelijke organen. Het wettelijk kader voor een kwalificatiestructuur van de educatieopleidingen ontbreekt, met uitzondering van de basiseducatie Nt2 waarvoor de minister de eindtermen vaststelt. Hiermee wordt de indruk gewekt dat ook het VAVO, ondanks de koppeling aan de VO-examens, in BVE-verband zijn kwalificerende functie wordt ontnomen en dat alle educatie van vormingswerk tot en met VAVO geplaatst wordt in de sector «doorstroomopleidingen». Is dit, zo vroegen de leden van de PvdA-fractie, geen belemmering bij het ontwerpen van adequate leerwegen? Immers, indien er sprake moet zijn van doelmatige leerwegen dan dienen eindtermen van (onderdelen van) de educatie-trajecten naadloos aan te sluiten bij de begintermen van (onderdelen van) beroepsopleidingstrajecten. Het ontbreken van die objectief meetbare «schakelpunten» zou, zo dachten zij, een integratie van componenten van verschillende herkomst binnen één leerweg onnodig bemoeilijken. De instellingen moeten nu, via een proces van trial and error, tot de beoogde doelmatigheid zien te komen. Ook kwaliteitsnormen ten behoeve van de interne kwaliteitszorg moeten nu per instelling worden «uitgevonden». Noopt de doelmatigheidseis, zoals die in het wetsvoorstel is neergelegd, niet tot meer houvast? Loopt men door het ontbreken van een kwalificatiestructuur voor de educatie niet het gevaar dat er (in het licht van beroeps-vervolgopleidingen) verschil gaat ontstaan in civiel effect van diploma s algemeen voortgezet onderwijs behaald in het reguliere jeugdonderwijs en in de volwasseneneducatie? Is de minister voornemens gebruik te maken van de mogelijkheid in dit wetsvoorstel om alsnog eindtermen vast te stellen voor de educatieve component? Zo nee, waarom niet? En schept dit dan niet impliciet een ongelijkheid in waardering van de componenten educatie en beroepsonderwijs binnen één instelling, hetgeen de integratie op «werkvloerniveau» zeker niet zal bevorderen? Een tweede hoofdpunt dat op gespannen voet staat met de integrale benadering van educatie en beroepsonderwijs betreft de «aansturing», planning en bekostiging. Ook in dit opzicht is sprake van in feite twee afzonderlijke regiems, zo constateerden de leden van de fractie van de PvdA. Met betrekking tot het beroepsonderwijs blijven planning en bekostiging in hoofdzaak een zaak van de rijksoverheid. (Met de Tweede Kamer betreurden deze leden het overigens dat de AMvB inzake de bekostiging niet tegelijkertijd met de behandeling van het wetsvoorstel beschikbaar was.) De «aansturing» van het beroepsonderwijs geschiedt door de instellingen voor wat betreft de beroepsopleidende leerwegen en door de landelijke organen voor wat betreft de beroepsbegeleidende leerwegen. «Aansturing», planning en bekostiging van de educatiecomponent worden (met uitzondering van de huisvesting VAVO) zaken van de gemeenten. De individuele gemeenten zijn budgethouder voor het hun Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 5

6 toekomende deel van de rijksbijdrage, bepalen jaarlijks de behoefte aan educatie en kopen deze op contractbasis in bij de instellingen, hetzij bij een ROC in hun regio, hetzij bij een ander ROC. Deze constructie riep bij de aan het woord zijnde leden een aantal vragen op. In de memorie van toelichting wordt een tweetal voordelen van deze gescheiden bekostiging naar voren gehaald. In de eerste plaats de prikkel voor de instelling tot prestatieverhoging als gevolg van concurrentie. Concurrentie veronderstelt de aanwezigheid van een markt van vraag en aanbod. Kan worden geschetst hoe de (regionale) «markt» er uitziet nadat het ROC-vormingsproces zal zijn voltooid? Ontstaat er in sommige regio s geen monopoliepostie voor het ROC? Ziet het ernaar uit dat de structuur «dekkend» wordt, met andere woorden komt er in iedere regio minimaal één ROC? Indien dit laatste niet het geval is, kunnen gemeenten dan contracten aangaan met commerciële BVE-opleidingen? Zo ja, wat betekent dat dan voor het draagvlak van het stelsel van overheidsbekostigde instellingen in den brede? Een tweede voordeel van de gescheiden systemen is, aldus de memorie van toelichting, «dat zowel gemeente als instelling meer dan thans het geval is belang heeft bij een goede onderlinge communicatie en een stabiele samenwerkingsrelatie». Uit het SCO-Kohnstamm-onderzoek «Gemeenten en de regionale planning van de volwasseneneducatie» (1994) bleek dat ook thans, onder KVE-regiem, de communicatie tussen gemeenten en instellingen redelijk verloopt. Wel bleek uit datzelfde onderzoek dat de capaciteit van de uitvoerende, gemeentelijke organisatie duidelijk in gebreke blijft om de wettelijke taken krachtens de KVE te kunnen uitvoeren. Gemeenten gaven te kennen veel meer formatie nodig te hebben dan er beschikbaar is om de regionale planning volgens de KVE te kunnen uitvoeren. In het nieuwe wetsvoorstel is weliswaar de noodzaak tot regionale planning verdwenen, maar daar staat tegenover dat de invulling van de contractuele relatie tussen gemeente en instelling(en) evenzeer de nodige bestuurslast met zich mee zal brengen. Bestaat er enig inzicht in hoeverre gemeenten thans wel geëquipeerd zijn om hun nieuwe rol in te vullen? Uit voornoemd onderzoek is ook een indicatie af te leiden over de te verwachten inhoudelijke effecten van de gemeentelijke «aansturing». De gemeentelijke beleidsplanning bleek te leiden tot een meer eenzijdig aanbod ten gunste van de basiseducatie, met name Nt2, ten koste van VAVO en basiseducatie ten behoeve van autochtone doelgroepen. De aan het woord zijnde leden vroegen of, nu de relatie tussen gemeente(n) en instelling(en) wordt gegoten in de vorm van een privaatrechtelijk contract, het begrip samenwerking vanuit de instellingen niet veeleer het karakter zou krijgen van «klantenbinding» en of mede daardoor de eenzijdigheid van het aanbod educatie niet wordt bevorderd. Met andere woorden: zal het effect niet tegengesteld zijn aan hetgeen de memorie van toelichting veronderstelt: «communicatie» en «stabiele samenwerkingsrelaties» op basis van belangenparallellie? Autonomie van de instellingen, doelmatigheid en kwaliteit zijn kernbegrippen in het wetsvoorstel. Deze drie begrippen noodzaken tot een adequate bedrijfsvoering. De leden van de fractie van de PvdA dachten dat de gescheiden plannings- en bekostigingssystematiek hiermee op gespannen voet zou kunnen staan. Zij concretiseerden hun vermoeden aldus: ROC s hebben gezien hun schaalgrootte een bovengemeentelijk verzorgingsgebied. Hun inkomsten bestaan voor wat betreft de Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 6

7 component educatie uit vele bilaterale contracten met de gemeenten. Zowel de omvang als de inhoud van die contracten kan jaarlijks verschillen. Tegelijkertijd hebben ze conform artikel privaatrechtelijke onderwijsovereenkomsten met hun deelnemers van wie de onderwijstrajecten zich niet altijd beperken tot een jaar, maar die zich soms uitstrekken over trajecten van meerdere jaren. Hoe is hier een adequate bedrijfsvoering op in te richten? De deelnemer kan de instelling aanspreken op levering van het overeengekomene. De gemeente kan het contract beëindigen en dus de financiering stopzetten. Bedrijfsmatig zou de instelling zich niet langer dan één jaar, zijnde de periode waarover door middel van het gemeentelijk contract in de financiering is voorzien, kunnen binden aan verplichtingen ten opzichte van deelnemers. Onderwijskundig/pedagogisch is het natuurlijk volstrekt ongewenst om deelnemers aan bijvoorbeeld MAVO/HAVO/WVO-trajecten het zicht op ongestoorde voltooiing van hun opleiding te onthouden. Het leek deze leden een tamelijk onwerkbare situatie die, als betrokkenen gebruik maken van hun mogelijkheid om naar de rechter te lopen, ook daar nog eens de nodige drukte zal opleveren. De ROC s hebben bij hun bedrijfsvoering niet alleen te maken met de «klanten» gemeenten en deelnemers maar ook met de overige wet- en regelgeving, medezeggenschap, CAO-bepalingen, etc. Verschuiving in gecumuleerde beleidsvoorkeuren van gemeenten leidt tot verschuiving in personeelsbehoefte, en in het kielzog daarvan, tot wachtgeldproblematiek. Hoe kunnen instellingen bepalen wèlke gemeente onder hun afnemers verantwoordelijk is voor specifieke wachtgeldproblematiek? Bij wie ligt de bewijslast? Hoe voorzien instellingen bij gedwongen afvloeiing van personeel als gevolg van beleidswijzigingen van gemeente(n) in de periode dat opzeggingstermijnen van de arbeidsovereenkomsten lopen, in de financiering die niet meer wordt gedekt uit contractopbrengsten? Kortom, het personeelsbeleid in de educatie-opleidingen kwam de leden van de PvdA-fractie onder het nieuwe wettelijk regiem nogal onbeheersbaar voor. Hetgeen strijdig is met de beoogde autonomievergroting en de doelmatigheidseis, gezien het feit dat onderwijsinstellingen bij uitstek arbeidsintensieve ondernemingen zijn. Zij hadden de indruk gekregen dat de component educatie binnen ROC s min of meer het karakter krijgt van «contractonderwijs» (vergelijkbaar met contractonderwijs ex. artikel 1.7.1) dat geen deel uitmaakt van de kernactiviteiten. Zij zouden daar aanmerkelijk bezwaar tegen hebben. De bedoeling van de integratie van educatie en beroepsonderwijs is dat leerwegen «op maat» zullen ontstaan, waardoor drop out wordt verminderd. Dat impliceert dat uitvallers uit beroepsopleidingen moeten worden opgevangen in educatie-opleidingen in dezelfde instelling en zo mogelijk worden teruggeleid. Wie bekostigt deze educatie voor tussentijdse uitvallers? Maakt deze onderdeel uit van de gemeentelijke contracten? Zo ja, wordt er dan geen premie gezet op uitval in het beroepsonderwijs, omdat de kosten kunnen worden afgewenteld op de financier van het àndere circuit? Zo nee, hoe worden deze activiteiten dan bekostigd? De leden van de fractie van D66 merkten op, dat door het ontbreken van een bekostigingsregeling het moeilijk is zicht te krijgen op de financiering. Uit het veld bereikten hen geluiden dat de overgangsregeling niet goed functioneert. Zij wezen in dit verband op het schrijven van het BVE-Samenwerkingsverband van 6 september Kan de regering zowel de regeling t.a.v. de geldstromen als de overgangsregeling nog eens uitleggen? De leden behorende tot de fractie van de VVD sloten zich bij deze vragen aan. Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 7

8 De leden van de fractie van GroenLinks stelden, dat door de vorming van ROC s er geen verschraling van aanbod van onderwijs mag plaatsvinden. Een ROC zou alleen mogen worden opgericht indien er alle vormen van onderwijs in zijn vertegenwoordigd. Er zijn nu (te) veel uitzonderingsmogelijkheden, zoals vastgelegd in artikel Hoe denkt de minister om te gaan met die ontheffingsmogelijkheden? Kan de minister toelichten waarom het landelijk beleidskader waarin zou worden bepaald wat het minimum-aanbod aan opleidingen in een ROC zou moeten zijn uit het wetsvoorstel is gelicht? Hoe denkt de minister de brede doelstelling VE te kunnen waarborgen? Kan een ROC zonder BBO en vormingswerk nog wel aanspraak maken op de titel ROC? Deze leden vroegen vervolgens welke bestuursvorm het meest is toegesneden op een ROC. Hoe wordt duidelijk waar de beslissingsbevoegdheden komen te liggen? Wie beslist? Zijn er richtlijnen voor de samenstelling van het bestuur? Dient er bijv. een afspiegeling van de samenleving en een gelijkwaardige man/vrouw verhouding te bestaan? Bestaan er ook richtlijnen voor de directie? Worden er bijv. eisen gesteld aan de professionalisering van het management? En welke maatregelen worden er overwogen ter bevordering van structurele positieve actie op de aangesloten scholen? De leden van de fractie van GroenLinks vroegen of de minister kan toelichten waarom in het wetsvoorstel een bekostigingsparagraaf en een kwalificatiestructuur VE ontbreken. De ROC s krijgen de gelden voor bekostiging van het onderwijs rechtstreeks van het ministerie. Behalve voor Volwasseneneducatie (VAVO+Basiseducatie). Daarvoor geldt een uitzonderingspositie: de geldstroom loopt via de gemeenten. Verdient het geen aanbeveling om ook deze rechtstreeks te sluizen naar de ROC s, waarbij de planning wel een taak van de gemeenten kan blijven? De ROC-regio s zijn, zo stelden deze leden vast, gekoppeld aan RBA-gebieden. De RBA-gebieden zijn in beweging. Welke consequenties heeft dit voor de ROC-regio-grenzen? Blijven de ROC-regiogrenzen samenvallen met die van de RBA-gebieden? De leden van de fractie van de PvdA sloten zich bij deze laatste vragen aan. Deze vroegen bovendien of ROC-regiogrenzen nog enige praktische betekenis hebben, nu het individuele gemeenten vrij staat educatie-opleidingen in te kopen bij ROC s buiten hun regio. Door de vorming van ROC s wordt een andere medezeggenschapsstructuur noodzakelijk, constateerden de leden van de fractie van GroenLinks. Zij zouden gaarne vernemen hoe de relaties worden tussen bestuur/directie/personeel/leerlingen/cursisten? Is er sprake van de instelling van een cursisten-/leerlingenraad en van een o.r.? Hoe en waar wordt die relatie vastgelegd? Is er ook aandacht voor de professionalisering van de medezeggenschap? De leden, behorende tot de fractie van GroenLinks vroegen vervolgens aandacht voor de personele problematiek bij de vorming van ROC s. Wordt er aandacht gegeven aan scholing voor die personeelsleden die overbodig worden en/of zijn? Komen er gelden beschikbaar voor outplacement? Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 8

9 Is de huidige functiestructuur, gebaseerd op onderwijsvormen die nu worden samengebracht in een ROC, nog wel van deze tijd? Zou de invoering van ROC s geen aanleiding moeten zijn om na te denken over een nieuw functiewaarderingsstelsel? Het lid van de GPV-fractie vroeg of de conclusie van het SCP juist is dat het ROC-beleid vanuit de toekomstige WEB tot gevolg zal hebben dat in de periode van 1992 tot 1998 de gemiddelde schaalgrootte van 1450 leerlingen zal stijgen tot zo n leerlingen. Is de minister het eens met het SCP dat het besturen van een ROC een bijzonder complexe onderneming is, zodat een zware claim wordt gelegd op besturen en directies? Moet deze omstandigheid de verwachting van onderwijskundige winst van samenvoegingen niet matigen? Vindt de minister ook dat de inhoudelijke motivering voor de brede ROC-vorm mager is (gegeven de grote verschillen tussen bij voorbeeld het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie, en ook het ontbreken van samenhang met de scholing die in het kader van de arbeidsvoorziening wordt gerealiseerd)? 4. De toegankelijkheid van het nieuwe stelsel De leden, behorende tot de VVD-fractie vroegen of de minister cijfermatig/onderwijsinhoudelijk kan onderbouwen, dat de verwachting gerechtvaardigd is, dat het onder één dak brengen van beroepsonderwijs en educatie leidt tot meer instroom vanuit educatie in beroepsonderwijs? Hoe denkt het onderwijsveld hierover. Ook de leden van de CDA-fractie vroegen of de minister cijfermatig en onderwijsinhoudelijk kan onderbouwen dat de instroom van basiseducatie in het beroepsonderwijs nu beter gewaarborgd is. Zo ja, waaruit blijkt dat dan? Is het reëel om een substantiële groei te veronderstellen en heeft de minister in dit kader kennis genomen van de verwachtingen dienaangaande in het onderwijsveld? Deze leden waren ook zeer benieuwd naar allerlei mogelijke gevolgen op wat langere termijn, zeker als rekening wordt gehouden met de werkelijke gang van zaken in het Hoger Beroepsonderwijs, waar het aantal instellingen drastisch is ingekrompen. Als een dergelijke situatie zich ook in WEB-land voordoet, wat zijn dan de gevolgen voor de langere reisafstanden, de daarmee samenhangende grotere verkeersdruk, de daaruit voortvloeiende grotere druk op het milieu en de extra kosten voor de leerling/student of, met andere woorden is uitgegaan van een integraal beleid en zo ja, waaruit blijkt dat? Zullen de grotere reisafstanden op termijn geen extra problemen kunnen opleveren, vooral bij de doelgroepen die zijn aangewezen op de basiseducatie? De leden van de PvdA-fractie wilden als tweede hoofdthema een aantal vragen stellen over de toegankelijkheid van het BVE-stelsel onder de WEB. Ook hier is sprake van gescheiden systemen waar het gaat om beroepsopleidingen en educatie-opleidingen. Aspirant deelnemers aan beroepsopleidingen hebben geen absoluut recht op inschrijving: het bevoegd gezag beslist (artikel 8.1.1, lid 3); voor de assistopleiding of basisberoepsopleiding geldt, na het aannemen van het PvdA/D66-amendement (nr. 32) door de Tweede Kamer wèl een inschrijvingsverplichting (artikel 8.1.1, lid 5), behoudens technische en organisatorische capaciteitsproblemen (artikel 8.1.6) of overwegingen van denominatie (artikel 8.1.1, lid 5). Capaciteitsproblemen zullen veelal ontstaan als gevolg van de omvang Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 9

10 van de door de begrotingswetgever beschikbaar gestelde middelen. Artikel schept de mogelijkheid om, indien de omvang van deze middelen onvoldoende zijn, beperking aan de instroom te stellen voor de in artikel onder b en c genoemde beroepsopleidingen. Sub b betreft de basisberoepsopleiding. Betekent dit dat de inschrijvingsverplichting in feite alleen geldt voor de assistentopleiding? Is hiermee het aangenomen amendement adequaat in de wettekst verwerkt of is verzuimd artikel aan het amendement aan te passen? De toegankelijkheid van de opleidingen educatie wordt in hoge mate bepaald door de nieuwe bekostigingssystematiek, waarbij de gemeenten jaarlijks bepalen hoe zij hun deel van de rijksbijdrage wensen te verdelen over de verschillende soorten educatie en de verschillende ROC s. Dit kan, dachten de aan het woord zijnde leden, betekenen dat de beschikbaarheid van, bijvoorbeeld, diplomagericht VAVO in bepaalde regio s wordt geminimaliseerd. In de wettekst is niet voorzien in een minimaal voorzieningenniveau noch in een inschrijvingsrecht voor aspirant cursisten die (alsnog) een vo-diploma willen behalen. De toelating is direct gerelateerd aan artikel 2.3.4; met andere woorden: afhankelijk van de overeenkomst tussen instelling en gemeente(n). Hoe verhoudt dit zich met de maximering van de verblijfsduur in het reguliere voortgezet onderwijs? Verdwijnen de herkansingsmogelijkheden van drop outs in het voortgezet onderwijs, doordat er geen recht op diplomagerichte volwasseneneducatie meer bestaat? En hoe verhoudt dit zich met de toelatingseisen die instellingen kunnen stellen bij deelname aan de onderscheiden beroepsopleidingen? Hierdoor immers kan indirect asprirant deelnemers de mogelijkheid worden ontnomen om in te stromen in een beroepskwalificerend traject? Het ingeamendeerde artikel lid 4 voorziet weliswaar in de mogelijkheid (niet de verplichting!) om deficiënties van individuele deelnemers «bij te spijkeren» opdat zij in een beroepsopleiding kunnen instromen, maar stelt nadrukkelijk dat deze geen deel uitmaken van de opleiding. Deze leden dachten dat deze activiteiten vooral in het educatieve circuit zouden moeten worden gerealiseerd. Kan de toelatingsverplichting tot assistentopleiding en basisberoepsopleiding (artikel 8.1.1, lid 5) worden ontkracht doordat het contract van de instelling met de gemeente(n) niet voorziet in het aanbod bedoeld in lid 4 van artikel 7.2.2, waardoor de aspirant deelnemer weliswaar drempelloos kan instromen en inschrijvingsrecht heeft, maar de facto geen aanspraak kan maken op het educatieve aanbod dat noodzakelijk is om met succes de opleiding te volgen en te voltooien? De leden van de fractie van de PvdA hadden ook enige zorg over de toegankelijkheid in termen van fysieke bereikbaarheid. De ROC-vorming leidt tot schaalvergroting en dus, uit oogpunt van doelmatigheid van de instellingen, tot een minder fijnmazige fysieke aanbodstructuur. Daarenboven maakt artikel het mogelijk om via instroombeperking en verdeling van de beroepsopleidende leerwegen van bepaalde opleidingen over de verschillende instellingen, dat het inhoudelijke aanbod niet overal in dezelfde mate aanwezig zal zijn. Dit zal zeker het geval zijn nu door amendering in de Tweede Kamer ROC s wordt toegestaan een «smaller» onderwijsaanbod te realiseren. Voor deelnemers die specifieke opleidingen willen volgen, betekent dit dat zij soms ver buiten hun regio terecht moeten. De aan het woord zijnde leden dachten dat hierdoor drempels zouden kunnen worden opgeworpen, mede gezien de ondergrens van de leeftijdsgroep (16 jaar). Zou het geen aanbeveling verdienen om een minimale inhoudelijke aanbodinfrastructuur vast te stellen van alle in een regio aanwezige ROC s gezamenlijk, ongeacht de denominatie? Dan zou ook artikel lid 1 nu ontleend aan artikel 48 lid 1 WVO, maar toegepast op een totaal andere Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 10

11 situatie enige inhoud kunnen krijgen. Wat moet trouwens in de onderhavige wet worden verstaan onder «redelijke afstand»? Hetzelfde als in de WVO? Een andere vraag met betrekking tot de educatie-opleidingen vloeit voort uit de bekostiging via de gemeenten: Kan een deelnemer aan een educatie-opleiding deelnemen buiten de gemeente (of het WGR-gebied waarin gemeenten gezamenlijk opereren in het kader van de WEB) dan waarin hij woonachtig is? Zo ja, is zijn/haar woongemeente dan gehouden tot (ook) een contractuele relatie met dat ROC, terwijl het hoofdcontract gesloten is met een ander ROC? Kan het ROC buiten het gebied een deelnemer weigeren indien er geen contractuele relatie bestaat met de woongemeente of het samenwerkingsverband waarvan deze gemeente deel uitmaakt? Meer in het algemeen zouden de aan het woord zijnde leden het op prijs stellen een reactie van de minister te vernemen op het SCP-rapport «Processen van schaalvergroting in het onderwijs; een tussenstand», met name op de conclusie dat onduidelijk is in hoeverre bij ROC-vorming door onderhandelende partijen met gebruikersbelangen rekening wordt gehouden en op de stelling dat door ROC-vorming de keuzemogelijkheden voor MBO-scholieren en deelnemers aan de volwasseneneducatie sterk afnemen. Het lid van de GPV-fractie vroeg eveneens wat de reactie is van de minister op de stelling van het SCP dat de verplichte vorming van brede ROC s ten koste gaat van de keuzevrijheid van leerlingen, de bereikbaarheid schaadt en mogelijk zal leiden tot verschraling van de volwasseneneducatie? De aan het woord zijnde leden zouden het op prijs stellen een actueel overzicht te ontvangen van de stand van zaken met betrekking tot ROC-vorming en het BVE-onderwijsaanbod per regio. Heeft de minister op grond van de toekomstige WEB de mogelijkheid om ongewenste ontwikkelingen terzake van de spreiding van het opleidingsaanbod in het BVE-veld, bijvoorbeeld als het gaat om regio s waar het gehele voorzieningenstelsel BVE dreigt te verdwijnen of waarin regionale monopolieposities ontstaan, te beïnvloeden, daar waar instellingen autonoom besluiten nemen? De leden, behorende tot de fractie van het CDA, vroegen of artikel impliceert dat 18-jarigen in het erkende particuliere beroepsonderwijs geen studiefinanciering meer zullen ontvangen. De leden behorende tot de fractie van de VVD sloten zich bij deze vragen aan. De leden, behorende tot de fractie van de PvdA, merkten op, dat zojuist genoemd artikel het WEO-erkende, niet bekostigde deel van het BVE-onderwijs buiten de werkingssfeer brengt van de WSF, zulks ondanks het feit dat overheidsbekostigd en particulier onderwijs in de WEB op basis van kwalificatiestructuur en kwaliteitsbewaking gelijkelijk in het Centraal Register kunnen worden opgenomen. De leden van de PvdA-fractie onderschreven de stellingname, dat het niet aan de overheid is om de toegankelijkheid van niet door haar bekostigde opleidingen te stimuleren. Echter, het gaat hier niet om subsidiëring van het particulier onderwijs, maar om facilitering van studenten. Gegeven het feit dat het commerciële onderwijs in de EB-sector minstens even groot is als het bekostigde deel, zoals de memorie van toelichting stelt, en betwijfeld moet worden of het bekostigde onderwijs deze capaciteit binnen afzienbare termijn kan substitueren, vroegen zij of deze maatregel niet leidt tot ongewenste effecten. Zij zouden het op prijs stellen een cijfer- Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 11

12 matig overzicht te ontvangen van de WSF-gerechtigde deelnemers aan het WEO-erkende, niet bekostigde BVE-onderwijs, met een indicatie van de soort opleidingen en de eventuele substitutiemogelijkheden in het bekostigde BVE-onderwijs. De leden, behorende tot de fractie van GroenLinks vroegen of dit artikel, in het bijzonder het onder onderdeel C genoemde vierde lid van artikel 9WSF zo moet worden uitgelegd dat studerenden aan een niet door s Rijks kas bekostigde basisberoepsopleiding, vakopleiding of middenkaderopleiding geen beroep meer kunnen doen op de Wet Studiefinanciering, ook indien een dergelijke opleiding nu valt onder de WEO, waarbij er wel recht bestaat op studiefinanciering? Deze vragen stelden zij ook in relatie tot artikel De leden van de fractie van D66 hadden met instemming in de kernpuntennotitie ( VII, 29 maart 1993) de positieve instelling van de regering ten aanzien van het zogenaamde private onderwijs gelezen. Zo staat in punt 3.13 van genoemde notitie: «Het ligt in de bedoeling om het private onderwijs uitdrukkelijk te betrekken bij de kwalificatiestructuur voor zover de instellingen daarin willen participeren. Dit uitgangspunt impliceert dat private instellingen onder gelijke condities als de publieke instellingen (...) in staat moeten worden gesteld te opereren (...)». Tot hun spijt wordt in het onderhavige wetsvoorstel, dat toch uit deze kernpuntennotitie voortkomt, deze positieve instelling niet waar gemaakt. Zo valt in de memorie van toelichting op blz.109 te lezen dat «deelnemers aan bedoelde opleidingen aan niet-bekostigde instellingen geen aanspraak kunnen maken op de studiefinanciering». De leden van de fractie van D66 achtten dit volstrekt onjuist en in strijd met de ook door deze regering gesteunde algemene maatschappelijke tendens naar privatisering. Natuurlijk zal nu een aantal studenten aan het private onderwijs door gebrek aan studiefinanciering zich tot het publieke onderwijs richten wat aldaar kosten meebrengt. Bovendien achtten deze leden het geheel uit de tijd, dat op deze wijze de overheid een soort monopolie krijgt op het middelbaar beroepsonderwijs. Dit past toch niet in het huidige tijdsbeeld zoals bijv. ook blijkt uit de positie van het private onderwijs in de WHW. De keuzemogelijkheid voor studenten dient gehandhaafd en niet verkleind. Bovendien biedt het private onderwijs door haar kleinschaligheid betere begeleiding en daardoor is de uitval geringer. Dat is toch juist mede doelstelling van dit wetsvoorstel? Wil de regering aangeven hoe deze omissie hersteld kan worden? De leden van de fractie van GroenLinks zouden graag zien dat het doelgroepenbeleid opgenomen wordt in dit systeem. Zij waren n.l. bevreesd voor verschraling van het onderwijs; te denken valt aan techniek voor meisjes, maar ook aan zorgvaardigheden voor jongens. Deze leden dachten ook aan richtlijnen waarin wordt vastgelegd hoe scholen verantwoording afleggen over hun doelgroepenbeleid. Niet alleen dát een doelgroepenbeleid wordt gevoerd, maar ook wat is bereikt en waarom iets niet is bereikt. Deze leden toonden zich zeer benieuwd naar de uitwerkingsnotitie inzake bodemgroepen. De leden van de fractie van GroenLinks juichten het toe, dat er een (inhoudelijke) kwaliteitsbeoordeling van het onderwijs plaatsvindt. Indien er echter een zwaar accent gelegd wordt op het rendement van het onderwijs waren deze leden bezorgd dat dit negatief zal uitpakken, bijv. Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 12

13 voor die leerlingen die dit onderwijs volgen met het oog op het bereiken van sociale zelfredzaamheid. Niet alleen het individu heeft baat bij een succesvol doorlopen van de cursus, maar ook de maatschappij. Wat zijn trouwens de criteria voor het meten van het rendement? 5. Verspreide opmerkingen De leden van de fractie van de PvdA vroegen wat het principiële verschil is tussen een IGI en een BGI, gezien het feit dat ook ten aanzien van de laatste een beleid terzake van onderwijs, financiën, personeel en kwaliteitszorg is voorgeschreven. Op grond van welke overige beleidsaspecten kan worden gesteld dat er sprake is van werkelijk zelfstandige scholen binnen een BGI? De leden van de D66-fractie vroegen welke precies de bevoegdheden zijn van de landelijke organen voor examens. Hoe worden zij samengesteld en wat is voor die samenstelling de motivering? 6. Artikelen Artikel 1.2.1, eerste lid De leden van de CDA-fractie vroegen of de hier gekozen formulering betekent dat de weg havo-mbo een voor de wetgever regulier traject is, en zo ja, of dit dan niet een zeer dure weg is. Is een aangepaste leerweg hier niet meer voor de hand liggend? Artikel De leden, behorende tot de fractie van de PvdA merkten op, dat dit artikel bepaalt, dat een instelling moet beschikken over een stelsel van kwaliteitszorg. In de artikelgewijze toelichting wordt nog eens benadrukt dat dit artikel zowel betrekking heeft op de beroepsopleidingen als op de opleidingen educatie. De memorie van toelichting geeft op blz. 89 een definiëring van het kwaliteitsbegrip in het kader van de WEB: de instelling dient te voldoen aan door andere partijen geformuleerde onderwijs- en vormingsbehoeften. Deze partijen zijn de deelnemers, het afnemend veld, het vervolgonderwijs en de gemeentelijke en rijksoverheid. Met betrekking tot de kwaliteitsnormering ten aanzien van het beroepsonderwijs wordt verwezen naar de eindtermenprocedure en de kwalificatiestructuur. Waaraan wordt de kwaliteitsnormering van de opleidingen educatie ontleend? Artikel De leden, behorende tot de fractie van het CDA vroegen op welke gronden de minister het wenselijk acht dat in de wet wel wordt geregeld welke de parameters zijn voor de bekostiging en niet wordt ingegaan op de effecten daarvan. Acht de minister het denkbaar dat de WEB zal moeten worden gewijzigd als gevolg van nadere uitkomsten van het overleg terzake? Wat is de waarde van het opnemen van het tweede lid van artikel ? De minister geeft aan, zo vervolgden de leden van de fractie van de PvdA, dat geen exacte berekening is te maken van de kosten van de nieuwe opleidingsstructuur. De bekostiging van de instellingen wordt bevroren op het niveau van het huidige budget. De nieuwe kwalificatiestructuur moet ingaan per 1 augustus 1997, maar de bekostiging is alsdan Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 13

14 gebaseerd op de oude structuur. De aan het woord zijnde leden achtten dit bestuurlijk gezien niet fraai. Zij betreurden, zoals eerder opgemerkt, het uitblijven van een nieuw bekostigingsstelsel. In dat verband verbaasde het hun dat artikel wel de parameters geeft voor de bekostiging. Indien de realiteit zich straks niet blijkt te voegen naar de vastgestelde meerjarenraming, wordt dan de WEB gewijzigd of wordt de meerjarenraming bijgesteld? In hoeverre is rekening gehouden met de huisvestingsverantwoordelijkheid die per 1 januari 1997 overgaat naar de instellingen? Artikel De leden, behorende tot de fractie van de VVD vroegen in welke relatie de adviescommissie, genoemd in dit artikel staat tot de landelijke organen. De leden van de PvdA-fractie sloten zich bij deze vraag aan. Artikel De leden, behorende tot de fracties van het CDA en de PvdA vroegen of dit artikel ook betrekking heeft op de denominatieve spreiding. Met andere woorden, wat betekent dit artikel voor twee ROC S van denominatief verschillende richting in één regio, zulks inzake een overeenkomstig aanbod? Oefent, zo vroegen de leden van de eerstgenoemde fractie, de minister op deze wijze niet een onaanvaardbare invloed uit op de concurrentiepositie van autonome instellingen danwel op hun continuïteit? In welke mate ontstaat gevaar voor willekeur? Artikel De leden van de fracties van het CDA en de PvdA vroegen hoe dit artikel zich verhoudt tot algemene bekostigingsprincipes. Waarom laat de minister de aantallen deelnemers niet over aan de marktwerking? Artikel De leden, behorende tot de CDA-fractie vroegen of de minister op de hoogte is van het feit, dat artsen niet verplicht zijn tot het afgeven van de hier genoemde verklaring. Als zo n verklaring wordt geweigerd, waartoe zijn alsdan de instellingen gehouden? Is de minister zich bewust van de administratieve lasten die dit artikel met zich mee gaat brengen? Staan hier extra vergoedingen tegenover? Worden de instellingen hiermee niet gedegradeerd tot in feite administratie-organen van de BGI? Waarvoor worden scholen nu extra aansprakelijk gesteld? Wat zijn de effecten voor de verhouding leerling/school? Hoe gaat de minister controleren en hoe kan hij naleving daadwerkelijk afdwingen? Gaat hij straffen bij een onjuiste opgave? De leden, behorende tot de fractie van de PvdA, wezen ook op het feit, dat dit artikel minutieus voorschrijft welke gegevens met betrekking tot WSF-gerechtigden die zonder geldige redenen niet aan het onderwijs hebben deelgenomen, dienen te worden geregistreerd en doorgegeven aan de Informatie Beheer Groep. Hoewel de leden van de PvdA-fractie begrip konden opbrengen voor de noodzaak van bestrijding van oneigenlijk gebruik, dachten zij toch dat hier grenzen werden overschreden. Het aantonen van ziekte uitsluitend en alleen door middel van een gedagtekende verklaring van een arts is een onhoudbare bepaling, aangezien artsen niet verplicht zijn een dergelijke verklaring af te geven. Ook het doorgeven van de beschreven informatie aan de IBG Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 14

15 leek deze leden op gespannen voet te staan met de Wet Persoonsregistraties. Zij vroegen ook of de minister zich gerealiseerd heeft welke beheerslast voor de instellingen met de uitvoering van dit artikel is gemoeid. En ten slotte vroegen zij welke sanctie er staat op het niet naleven van deze bepalingen door de instelling. Kunnen instellingen als privaatrechtelijke organen verantwoordelijk gesteld worden voor publiekrechtelijke trajecten? Begrepen zij het goed, dan wordt de deelnemer getroffen door sancties. Wat betekent dit dan voor de verhouding deelnemer/instelling? Dit bracht de aan het woord zijnde leden op een hiermee samenhangende vraag. Tussen deelnemer en instelling bestaat een privaatrechtelijk contract: de onderwijsovereenkomst. Tussen instelling en gemeente bestaat ten aanzien van de opleidingen educatie eveneens een privaatrechtelijke overeenkomst. Besluiten van gemeenten met betrekking tot de budgetverdeling ten behoeve van de volwasseneneducatie zijn echter publiekrechtelijke besluiten die directe repercussies hebben op deze privaatrechtelijke overeenkomsten. Hoe liggen nu precies de bezwaar- en beroepsmogelijkheden? Of «overrulen» besluiten van het lokale bestuur q.q. de privaatrechtelijke overeenkomsten (overmacht)? Heeft de minister zich gerealiseerd dat in alle gevallen de instelling de dupe is? Acht hij dit bevorderend voor het functioneren van de instellingen (die primair toch een publieke taak hebben)? Artikel De leden, behorende tot de fractie van het CDA, vroegen of het hier geregelde niet in strijd met artikel en Immers, daar wordt ruimte gelaten voor het enige tijd voortbestaan van bijv. bbo-instellingen? Leidt dit artikel tot een verlies aan mogelijkheden? Heeft dat geen onaanvaardbare gevolgen juist voor de bodemgroepen? Artikel Uit een oogpunt van behoorlijk bestuur kwam de overgangsmaatregel in dit artikel de leden, behorende tot de fractie van de PvdA, in ieder geval te krap voor. Artikel De leden van de PvdA-fractie stelden vast dat dit artikel de educatie en het beroepsonderwijs met onmiddellijke ingang uitzondert van de Wet op de onderwijsverzorging. Dit kwam de leden van de PvdA-fractie tamelijk voorbarig voor, gezien de opgaven waarvoor de instellingen zich geplaatst zien in de komende periode en gezien het feit dat er nog een afzonderlijk wetgevingstraject nodig is. Zij stelden een nadere toelichting op prijs. De voorzitter van de commissie, Jaarsma De griffier van de commissie, Nieuwenhuizen Eerste Kamer, vergaderjaar , , nr. 275a 15

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 9a 24 138 Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1995 1996 Nr. 13 1 23 778 Bepalingen met betrekking tot de educatie en het beroepsonderwijs (Wet educatie en beroepsonderwijs) MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen

Nadere informatie

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17 EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2016/17 34 446 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 892 Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met samenwerking tussen onbekostigd

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 451 Wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de vorming

Nadere informatie

Besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB met name in verband met het afschaffen van de cascadebekostiging

Besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB met name in verband met het afschaffen van de cascadebekostiging 35 002 Besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB met name in verband met het afschaffen van de cascadebekostiging Nr. 2 Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld 17 september 2018 De

Nadere informatie

INTENTIEVERKLARING. De Vereniging voor Christelijk Onderwijs Groningen. De Vereniging voor Christelijk Basisonderwijs Hoogkerk,

INTENTIEVERKLARING. De Vereniging voor Christelijk Onderwijs Groningen. De Vereniging voor Christelijk Basisonderwijs Hoogkerk, INTENTIEVERKLARING De Vereniging voor Christelijk Onderwijs Groningen en De Vereniging voor Christelijk Basisonderwijs Hoogkerk, verder te noemen: de besturen, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd, overwegende

Nadere informatie

2016D04781 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2016D04781 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2016D04781 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 618 Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 321 Wijziging van de Les- en cursusgeldwet en van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met het eerder laten ingaan van de lesplicht

Nadere informatie

De voorzitter van de commissie Wolbert. Adjunct-griffier van de commissie Arends

De voorzitter van de commissie Wolbert. Adjunct-griffier van de commissie Arends 24 724 Studiefinanciering Nr. Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld d.d. Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 031 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2004 2005 29 449 Nederlandse corporate governance code (Tabaksblat code) A Herdruk VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 24 november 2004 In de

Nadere informatie

2015D Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

2015D Inbreng verslag van een schriftelijk overleg 2015D33920 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de

Nadere informatie

samenvatting van de inventarisatie van verschillen algemeen één wettelijk kader, verschillen in uitwerking en effect

samenvatting van de inventarisatie van verschillen algemeen één wettelijk kader, verschillen in uitwerking en effect Bijlage samenvatting van de inventarisatie van verschillen Ter voorbereiding van het Plan van aanpak is een inventarisatie uitgevoerd van verschillen tussen het groene en het overige stelsel voor beroepsonderwijs

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 376 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met het onder de prestatiebeurs brengen van de reisvoorziening Nr. 3 MEMORIE VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 681 Verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 600 VIII Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2003 Nr. 127 BRIEF

Nadere informatie

Zoetermeer, 24 juni 2015

Zoetermeer, 24 juni 2015 Ministerie van OCW Mevrouw dr. M. Bussemaker Postbus 16375 2500 BJ DEN HAAG Zoetermeer, 24 juni 2015 Betreft: concept beleidsregel adviescommissie macrodoelmatigheid Kenmerk: gev15-0713mr/bes_alg Geachte

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 400 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Nr. 130 VERSLAG

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 824 Samenvoeging van de gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik en wijziging van de grens tussen de provincies Utrecht en Zuid-Holland Nr. 5 VERSLAG

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 096 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het verrichten van werkzaamheden op zondagen en feestdagen Nr.

Nadere informatie

Datum 24 april 2015 Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het aanbrengen van enkele inhoudelijke wijzigingen van diverse aard (34146)

Datum 24 april 2015 Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het aanbrengen van enkele inhoudelijke wijzigingen van diverse aard (34146) >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Wetgeving en Juridische Zaken Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 372 Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr. 1228/2003

Nadere informatie

Datum 5 december 2018 Beantwoording aanvullende vragen voorhang Besluit bekostiging gvo en hvo op openbare scholen

Datum 5 december 2018 Beantwoording aanvullende vragen voorhang Besluit bekostiging gvo en hvo op openbare scholen >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Wetgeving en Juridische Zaken Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500

Nadere informatie

vra2001ocw.022 Bekostigingsbesluit WHW in verband met het kunstonderwijs

vra2001ocw.022 Bekostigingsbesluit WHW in verband met het kunstonderwijs vra2001ocw.022 Bekostigingsbesluit WHW in verband met het kunstonderwijs Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen hebben enkele fracties de behoefte over de brief van de Staatssecretaris

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 28 753 Publiek-private samenwerking Nr. 39 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 9 mei 2016 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur

Nadere informatie

- 1 - De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

- 1 - De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, - 1 - Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 augustus 2012, nr. JOZ/378065, houdende regels voor het verstrekken van aanvullende bekostiging ten behoeve van het stimuleren

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 249 Voorstel van wet van het lid Lansink tot wijziging van onder meer de Wet op de studiefinanciering in verband met de leeftijd waarop aanspraak

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 824 Evaluatie wet Versterking besturing Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

EXAMENBESLUIT HAVO/VWO

EXAMENBESLUIT HAVO/VWO EXAMENBESLUIT HAVO/VWO De Onderwijsraad is een onafhankelijk adviescollege, ingesteld bij wet van 15 mei 1997 (de Wet op de Onderwijsraad). De Raad adviseert, gevraagd en ongevraagd, over hoofdlijnen van

Nadere informatie

Ontwerp-Experimentenwet onderwijs. Zijne Excellentie de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, Nieuwe Uitleg 1, 's-gravenhage.

Ontwerp-Experimentenwet onderwijs. Zijne Excellentie de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, Nieuwe Uitleg 1, 's-gravenhage. ONDE RWIJS RAAD SECRETARIAAT: BEZUIDENHOUTSEWEG 125 S-GRAVENHAGE TEL. 070-83 61 94 f* jo^s/u^-*,. O^f 4 oktober 1968 Bericht op schrijven dd. 3 juli 1968, D.G.O. 940. Betreft: D/AB Ontwerp-Experimentenwet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 439 Nadere voorschriften in verband met samenwerking tussen scholen voor voortgezet onderwijs en instellingen voor educatie en beroepsonderwijs

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2011;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2011; De raad van de gemeente Schiermonnikoog; overwegende, dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden jonger dan 65 jaar bij verordening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 732 Wijziging van enige onderwijswetten in verband met het aanbrengen van enkele aanpassingen met beperkte beleidsmatige gevolgen en enkele

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1987-1988 19790 Sectorvorming en vernieuwing in het middelbare beroepsonderwijs Nr. 24 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN Aan de

Nadere informatie

Aangenomen en overgenomen amendementen, artikelen en onderdelen

Aangenomen en overgenomen amendementen, artikelen en onderdelen Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap datum 14 september 2016 Betreffende wetsvoorstel:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 494 Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders

Nadere informatie

Inhoud educatie-opleidingen, toetsing en certificering

Inhoud educatie-opleidingen, toetsing en certificering Inhoud educatie-opleidingen, toetsing en certificering In iedere FAQ-lijst vindt u eerst de lijst met vragen, zodat u de voor u interessante vragen en antwoorden op de pagina s hierna makkelijk terug kunt

Nadere informatie

Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur mbo 2005-2006

Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur mbo 2005-2006 OCenW-Regelingen Bestemd voor: een insteling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b en artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB); een instituut als bedoeld in artikel 12.3.8. van de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 396 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs,

Nadere informatie

Verslag van de internetconsultatie

Verslag van de internetconsultatie Verslag van de internetconsultatie In de periode van 4 juli tot 8 september is het wetsvoorstel voor internetconsultatie opengesteld. Er zijn iets minder dan veertig reacties binnengekomen, over het algemeen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 822 Wijziging van het wetsvoorstel in verband met de instelling van het implantatenregister houdende aanpassing van het verbod op de toepassing

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

HANDREIKING VOOR DE INRICHTING VAN ONDERWIJSKUNDIGE PUBLIEK PRIVATE ARRANGEMENTEN

HANDREIKING VOOR DE INRICHTING VAN ONDERWIJSKUNDIGE PUBLIEK PRIVATE ARRANGEMENTEN HANDREIKING VOOR DE INRICHTING VAN ONDERWIJSKUNDIGE PUBLIEK PRIVATE ARRANGEMENTEN Inleiding Deze handreiking is bedoeld voor bekostigde MBO en HO instellingen die publiek private activiteiten (willen)

Nadere informatie

2016D20723 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2016D20723 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 2016D20723 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 810 Wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het inrichten van een fonds voor niet verhaalbare noodzakelijke kosten voor de continuïteit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 096 Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het invoeren van een locatiecode Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 494 Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen. Reactie op de brief van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) inzake het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek in verband met het limiteren van de hoogte van de

Nadere informatie

Dit advies, gedateerd 3 april 2015, nr. W /l, bied ik U hierbij aan.

Dit advies, gedateerd 3 april 2015, nr. W /l, bied ik U hierbij aan. Nr. WJZ/877024(6633) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 404 Wijziging van enkele belastingwetten (Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer) Nr. 5 VERSLAG Vastgesteld 11 oktober 2012 De

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 404 Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de samenstelling van

Nadere informatie

Aan het bestuur van de Sociale Dienst NW Fryslân.

Aan het bestuur van de Sociale Dienst NW Fryslân. Aan het bestuur van de Sociale Dienst NW Fryslân. Franeker, 22 november 2016 Betreft: Advies lokale regelgeving WMO 2015 Geacht bestuur, Op 20 oktober jl. ontvingen wij uw verzoek om advies over de volgende

Nadere informatie

INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld november De voorzitter van de commissie, Duisenberg

INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld november De voorzitter van de commissie, Duisenberg Tweede Kamer der Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2016-2017 34 576 Holland Casino Nr. INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld november 2016 De vaste commissie voor Financiën heeft op 3

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 687 Wijziging van de Handelsregisterwet 2007 in verband met de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere aan het handelsregister

Nadere informatie

Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur mbo

Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur mbo Algemeen Verbindend Voorschrift BVE/Stelsel- 2005/59103 Betreft de onderwijssector(en) Informatie CFI/ICO Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie bvh 079-3232.666 Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 34 010 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet voortgezet onderwijs

Nadere informatie

Scholen en professionals in stelling voor kwaliteit, afspraken over beleidsagenda voor de toekomst van het funderend onderwijs

Scholen en professionals in stelling voor kwaliteit, afspraken over beleidsagenda voor de toekomst van het funderend onderwijs Scholen en professionals in stelling voor kwaliteit, afspraken over beleidsagenda voor de toekomst van het funderend onderwijs Preambule Door Nederland is de duidelijke keuze gemaakt om te gaan behoren

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-

Nadere informatie

het college van bestuur van de Hogeschool van Amsterdam (hierna: de hogeschool), verweerder.

het college van bestuur van de Hogeschool van Amsterdam (hierna: de hogeschool), verweerder. Zaaknummer : 2013/249 Rechter(s) : mrs. Troostwijk, Lubberdink, Borman Datum uitspraak : 9 mei 2014 Partijen : Appellant tegen CvB Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : Bedreigingsgevaar, belangenafweging,

Nadere informatie

Bekostiging van residentiële leerlingen

Bekostiging van residentiële leerlingen Bekostiging van residentiële leerlingen Een aantal leerlingen verblijft in een residentiële instelling. Dit betreft enerzijds gesloten instellingen: Justitiële Jeugdinrichting (JJI) en Gesloten Jeugdzorg

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 537 Wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht

Nadere informatie

B 14 Buitenlandse studenten 3

B 14 Buitenlandse studenten 3 B 14 Buitenlandse studenten 3 1 Inleidinq 1.1 Alqemeen Het beleid is erop gericht vreemdelingen in de gelegenheid te stellen in Nederland een studie of opleiding te volgen. Dit houdt in dat de voor studiedoeleinden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 20 202 3 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid Nr. 288 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 26 april 202 Binnen de vaste commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 33 650 Subsidiebeleid Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) Nr. 57 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 4 april 2019 De vaste commissie

Nadere informatie

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van xxx, nr. WJZ/ xxx, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van xxx, nr. WJZ/ xxx, directie Wetgeving en Juridische Zaken; Besluit van houdende deskundigheideisen aan gastouders in de kinderopvang (Besluit deskundigheidseisen gastouders kinderopvang) Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 032 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter vereenvoudiging van de wettelijke regels over de sectorvakken bij het onderwijs in

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Hoger Onderwijs en Studiefinanciering Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 275 Besluit van 18 mei 1995, houdende vaststelling van maatstaven die bij het in artikel 7a, eerste lid, van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen

Nadere informatie

Convenant tussen de Staat der Nederlanden en de Bve Raad over de. gevolgen van de invoering van de Wet inburgering

Convenant tussen de Staat der Nederlanden en de Bve Raad over de. gevolgen van de invoering van de Wet inburgering Voorlichtingspublicatie Betreft de onderwijssector(en) Informatie CFI/ICO Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie bvh 079-3232.666 Convenant tussen de Staat der Nederlanden en de Bve Raad over de gevolgen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 134 Wijziging van enige onderwijswetten inzake samenwerkingsscholen Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 19 april 2010 Het voorstel van wet wordt

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 472 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de versterking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 060 Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het herstel van enkele wetstechnische gebreken (Reparatiewet OCW 2015) Nr. 3 MEMORIE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 146 Wijziging van de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met een tijdelijke verlenging van de oormerking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22887 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met verlaging van de basisbeurs voor studerenden in het middelbaar beroepsonderwijs

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Wetgeving en Juridische Zaken Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 863 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van toepassing worden

Nadere informatie

Het Bestuur van de Aloysius Stichting Onderwijs Jeugdzorg Postbus ZH VOORHOUT. t.a.v. de heer drs. H. Kelderman. Datum

Het Bestuur van de Aloysius Stichting Onderwijs Jeugdzorg Postbus ZH VOORHOUT. t.a.v. de heer drs. H. Kelderman. Datum a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Het Bestuur van de Aloysius Stichting Onderwijs Jeugdzorg Postbus 98 2215 ZH VOORHOUT t.a.v. de heer drs. H. Kelderman Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375

Nadere informatie

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. Onderwijsraad

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. Onderwijsraad ÜT? R>2 3 Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. Onderwijsraad Aan de minister van onderwijs en wetenschappen, de heer drs. W.J. Deetman, Postbus 25000, 2700 LZ Zoetermeer. Nassaulaan 6 2514 JS 's-gravenhage

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2004 2005 29 481 Nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling (Wet verplichte beroepspensioenregeling) B VOORLOPIG VERSLAG VAN

Nadere informatie

Datum 11 februari 2015 Vragen van het lid Bisschop (SGP) over de samenwerking tussen ROC Amsterdam en ROC Flevoland

Datum 11 februari 2015 Vragen van het lid Bisschop (SGP) over de samenwerking tussen ROC Amsterdam en ROC Flevoland >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 514 Wijziging van de Participatiewet, de Wet tegemoetkomingen loondomein, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1988-1989 20 629 Wijziging van de Wet op het hoger beroepsonderwijs en de Invoeringswet W.H.B.O. onder meer met betrekking tot de titulatuur Nr. 7 MEMORIE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 30 220 Publiek ondernemerschap Toezicht en verantwoording bij publiek-private arrangementen Nr.6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 14

Nadere informatie

Taakstelling Commissie Vervolgonderzoek Rekenschap

Taakstelling Commissie Vervolgonderzoek Rekenschap Taakstelling Commissie Vervolgonderzoek Rekenschap 1. Inleiding In 2002 is het zogenaamde zelfreinigend onderzoek uitgevoerd naar onregelmatigheden in de bekostiging in de onderwijssectoren die vallen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 176 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL. Raadsvergadering. Onderwerp Verordening leerlingenvervoer gemeente Bunnik 2015. Aan de raad,

RAADSVOORSTEL. Raadsvergadering. Onderwerp Verordening leerlingenvervoer gemeente Bunnik 2015. Aan de raad, RAADSVOORSTEL Raadsvergadering Nummer 23-04-2015 15-020 Onderwerp Verordening leerlingenvervoer gemeente Bunnik 2015 Aan de raad, Onderwerp Verordening leerlingenvervoer gemeente Bunnik 2015 Gevraagde

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 152a 27 084 Wijziging van de titels 6 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (rechten en plichten echtgenoten en geregistreerde partners)

Nadere informatie

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet. Hieronder het antwoord van de staatssecretaris van BZK op vragen uit de Kamer over de voorgestelde verlenging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand. Van deze tekst zijn twee versies in omloop geweest

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 220 Wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en de Algemene pensioenwet politieke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 24 724 Studiefinanciering Nr. 163 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 7 februari 2017 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en

Nadere informatie

Besluit van 18 mei 2009 houdende vaststelling van kerndoelen voor het speciaal onderwijs (Besluit kerndoelen WEC)

Besluit van 18 mei 2009 houdende vaststelling van kerndoelen voor het speciaal onderwijs (Besluit kerndoelen WEC) 2009D30612 31 973 Besluit van 18 mei 2009 houdende vaststelling van kerndoelen voor het speciaal onderwijs (Besluit kerndoelen WEC) Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld d.d... Binnen de vaste

Nadere informatie

WEB 5: Regionale opleidingscentra en andere instellingen

WEB 5: Regionale opleidingscentra en andere instellingen WEB 5: Regionale opleidingscentra en andere instellingen Voorwoord Sinds 1 januari 1996 is de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) van kracht. Deze wet is gemaakt om meer samenhang te brengen in de verschillende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 123 Regels over het hergebruik van overheidsinformatie (Wet hergebruik van overheidsinformatie) Nr. 5 VERSLAG Vastgesteld 19 februari 2015 De

Nadere informatie

Datum 4 februari 2013 Betreft Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs (33 187)

Datum 4 februari 2013 Betreft Voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs (33 187) a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 733 Informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN Aan de

Nadere informatie

In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:

In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende: TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2012/13 33 187 Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 199e 27 728 Wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met

Nadere informatie