VERZEKERINGSRECHT SPREKER MR. P.M. VERBEEK, SENIOR RAADSHEER HOF DEN HAAG 16 JUNI :00 14:15 UUR

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "VERZEKERINGSRECHT SPREKER MR. P.M. VERBEEK, SENIOR RAADSHEER HOF DEN HAAG 16 JUNI 2015 12:00 14:15 UUR WWW.AVDRWEBINARS.NL"

Transcriptie

1 VERZEKERINGSRECHT SPREKER MR. P.M. VERBEEK, SENIOR RAADSHEER HOF DEN HAAG 16 JUNI :00 14:15 UUR

2 Inhoudsopgave mr. P.M. Verbeek Europees verzekeringsrecht HvJ EU 26 maart 2015, C-556/13 Mag een verzekeraar in het kader van art. 2 van de derde WAM-richtlijn (90/232/EEG) onderscheid maken in het bedrag van de verzekeringspremie naar het grondgebied waarop het voertuig aan het verkeer deelneemt? p. 7 HvJ EU 23 april 2015, C-96/14 Valt een beding in een verzekeringsovereenkomst dat ertoe strekt de betaling van de aan de kredietgever verschuldigde aflossingen te garanderen in geval van volledige werkloosheid van de kredietnemer onder de uitzondering van art. 4 lid 2 van de Richtlijn oneerlijke bedingen (Rtl. 93/13/EEG)? p. 15 HvJ EU 29 april 2015, C-51/13 Staat art. 31 lid 3 van de Derde Levensverzekeringsrichtlijn (Rtl. 92/96/EEG) eraan in de weg dat een verzekeraar o.g.v. algemene beginselen van intern recht (de open en/of ongeschreven regels als in het hoofdgeding aan de orde) gehouden is de verzekeringnemer bepaalde informatie te verstrekken in aanvulling op de informatie vermeld in bijlage II van de richtlijn? Is hetgeen naar nationaal recht het gevolg is van het niet verstrekken van de aanvullende informatie in de zin van art. 3 lid 3 Rtl. van belang voor de beantwoording van de eerste vraag? p. 25 HvJ EU 4 september 2014, C162/13, RAV 2014/97 Omvat het begrip deelneming aan het verkeer van voertuigen in art. 3 lid 1 Richtlijn 72/166/EEG ook de situatie dat door een tractor met aanhangwagen een ongeval is veroorzaakt op de binnenplaats van een boerderij, bij een poging een hooischuur in te rijden? p. 33 HR 3 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2901 Moet de ontslagprocedure bij het UWV worden aangemerkt als administratieve procedure in de zin van art. 4 lid 1, aanhef en onder a, Richtlijn 87/344/EEG? (zaak bij HvJ EU aanhangig onder nr. C-460/14) p. 45 Rb. Amsterdam 23 juli 2014, RAV 2014/102 Is een beding in een ongevallenverzekeringspolis op grond waarvan aanspraak op uitkering wordt geschorst bij niet-tijdige betaling in strijd met art. 7:934 BW? Is dit beding onredelijk bezwarend als bedoeld in art. 6:233 sub b BW? Ambtshalve toepassing van Richtlijn 93/13/EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten p. 55 Uitleg verzekeringsovereenkomst HR 16 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:83 (zie conclusie A-G ECLI:NL:PHR:2014:1859) Uitleg clausule in WAM-verzekering waarin schade veroorzaakt door voorwaardelijk opzet van de verzekerde is uitgesloten p. 63 2

3 HR 27 juni 2014, RAV 2014/79 Zijn de dochtervennootschappen van de verzekeringnemer die zich na de beëindiging van de oorspronkelijke onderneming (een groothandel in poot- en consumptieaardappelen), bezig zijn gaan houden met de verhuur van leegstaande loodsen als opslagruimte, nog als verzekerden aan te merken onder de vigerende aansprakelijkheidsverzekering? p. 68 HR 31 januari 2014, RAV 2014/40 Dient een arbeidsongeschikte ook bij hernieuwde toekenning van een WAO-uitkering voor een particuliere aanvullende WAO-uitkering (het zogeheten invaliditeitspensioen) nog verzekerd te zijn via een werkgever in de metaalbranche? p. 74 Hof Amsterdam 21 april 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1510 Uitleg makelaarspolis in het kader van gevorderde vergoeding naar herbouwwaarde p. 80 Hof Amsterdam 31 maart 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1219 Uitleg voorwaarden beurspolis. Bindende taxatie. P. 99 Hof Amsterdam 10 maart 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:797 Uitleg CAR-verzekering. Is de schade als schade ten gevolge van de werkzaamheden te beschouwen of als diefstal van bouwcomponenten? p. 115 Rb. Amsterdam 1 april 2014, ECLI:NL:RBAMS:2015:1748 Wanneer is sprake van motorjacht in de zin van de polisvoorwaarden? Geen causaal verband tussen uitsluitingsgrond en zinken van schip p. 123 Rb. Rotterdam 4 maart 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:1397 Uitleg indexeringsclausule in Nederlandse Beursvoorwaarden voor zaak- en bedrijfsschadeverzekering (NBZB). Zijn naast de bewoordingen van de polis ook de beursgebruiken en opvattingen van belang? p. 140 Rb. Amsterdam 11 maart 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:1362 Uitleg ongevallenverzekering. Is dekkingsuitsluiting voor degenen die deel uitmaken van de bemanning in casu van toepassing? Positie van derden/belanghebbenden bij uitleg van de polis p. 150 Hof Amsterdam 25 februari 2014, RAV 2014/65 Geldt een objectieve uitleg van de polisvoorwaarden als uitgangspunt bij een zogeheten makelaarspolis? Is tegenbewijs mogelijk op grond van concrete feiten en omstandigheden? Zijn beursgebruiken en gewoonten van belang? p. 160 Rb. Overijssel 17 februari 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:755 Kunnen twee studenten aanspraak maken op hun (studenten) inboedelverzekering na diefstal van zaken uit een studentenhuis dat door meerdere studenten wordt bewoond? p. 179 Rb. Noord-Holland 20 november 2014, ECLI:NL:RBNHO:2013: Neemt huurder van fruitopstand zich in de grond bevindende bollen in opzicht onder zich? Brengt de aard van de opzichtclausule - een uitsluiting van de dekking voor aansprakelijkheid in bepaalde gevallen - mee dat aan de bepaling geen uitleg mag worden gegeven die verder gaat dan noodzakelijk is om het doel van de opzichtclausule te bereiken p

4 Meldings- en medewerkingsplicht verzekeringnemer HR 7 maart 2014, RAV 2014/50 In hoeverre dient sprake te zijn van schending van de belangen van de verzekeraar voor een succesvol beroep op verval van dekking nadat de verzekerde niet heeft voldaan aan zijn medewerkingsplicht? p. 194 Hof Amsterdam 12 mei 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1840 Rechtsbijstandsverzekering. Vervolg op HR 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:522, NJ 2014, 333). Medewerkingsplicht verzekerde. Geen verval van dekking. Gevorderde veroordeling tot nakoming verzekeraar op straffe van verbeurte van dwangsom toegewezen p. 200 Hof Amsterdam 12 augustus 2014, RAV 2014/101 Heeft de vennoot van de verzekerde vof zodanig gehandeld dat hij zijn medewerkingsplicht na de verwezenlijking van het risico heeft geschonden met het opzet de verzekeraar te misleiden? p. 208 Hof Amsterdam 14 januari 2014, RAV 2014/51 Kan de verzekeraar een beroep doen op algeheel verval van dekking wegens schending van een contractuele mededelingsplicht indien de nakoming daarvan de verwezenlijking van het risico niet had kunnen voorkomen? p. 224 Rb. Midden-Nederland 25 maart 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:1828 Medewerkingsplicht verzekerde. Verzekerde verlaat plaats ongeval, waardoor er geen alcoholonderzoek kon plaatsvinden. Opzegging verzekering gerechtvaardigd? p. 241 Rb. Rotterdam 25 maart 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:1729 Meldingsplicht verzekerde terzake van opgetreden corrosieschade onder transport montageverzekering. Verzekeraar geschaad in redelijk belang p. 253 Rb. Rotterdam 11 maart 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:2670 Vlootpolis/Conditions for Yaughts. (Casco)schade aan een passagierschip. Verval van recht op uitkering i.v.m. laattijdige melding schadevoorval p. 274 Rb. Midden-Nederland 24 december 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:6810 Kan de verzekeraar zich met succes beroepen op vervalbeding in polisvoorwaarden wegens schending mededelingsplicht verzekeringnemer? P. 281 Rb. Gelderland 28 januari 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:453 Heeft verzekerde zijn mededelingsplicht ex art. 7:941 BW geschonden met het opzet de verzekeraar te misleiden? p. 292 Rb. Den Haag 11 december 2013, RAV 2014/44 Kan de verzekeraar een beroep doen op schending van de mededelingsplicht van de verzekerde indien de betreffende risicowijziging kenbaar is uit een eerder opgetreden schade? p. 303 Mededelings- en waarschuwingsplicht verzekeraar Hof Amsterdam 23 september 2014, ECLI:GHAMS:2014:3960 Waterschade. Heeft de verzekeraar de verzekerde voldoende geïnformeerd over de verminderde dekking wegens leegstand in het kader van een gebouwenverzekering? p

5 Hof Den Haag 25 februari 2014, RAV 2014/83 Moet de verzekeraar dekking verlenen onder een brandverzekering wanneer is nagelaten de bestemmingswijziging van een pand te melden, terwijl de verzekeraar de verzekerde niet tijdig op het zogeheten na-risico van een hennepkwekerij en op de consequenties daarvan heeft gewezen? p. 327 Hof s-hertogenbosch 12 november 2013, RAV 2014/25 Kan de verzekeraar met succes een beroep doen op een beding in een MSV-polis, waarin is bepaald dat de verzekerde pas tot sanering mag overgaan nadat de verzekeraar het saneringsplan heeft goedgekeurd? p. 343 Rb. Rotterdam 30 augustus 2014, RAV 2014/17 Wat zijn de gevolgen van het door de verzekeraar niet in acht nemen van de mededelingsplicht van art. 7:934 BW in het kader van onbetaalde premie uit hoofde van een inboedelverzekering? p. 352 Rb. Amsterdam 23 juli 2014, RAV 2014/102 Is een beding in een ongevallenverzekeringspolis op grond waarvan aanspraak op uitkering wordt geschorst bij niet-tijdige betaling in strijd met art. 7:934 BW? Is dit beding onredelijk bezwarend als bedoeld in art. 6:233 sub b BW? Ambtshalve toepassing van Richtlijn 93/13/EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten p. 359 Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon HR 22 november 2013, RAV 2014/21 Kan schade als gevolg van onderverzekering nog worden toegerekend aan tekortschieten van een voormalig assurantietussenpersoon? p. 370 Hof s-hertogenbosch 7 april 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1268 Geen afspraak of toezegging aanpassing polis/geen tekortschieten als redelijk handelend of redelijk bekwaam assurantietussenpersoon p. 374 Hof Amsterdam 14 april 2014, ECLI:NL:GHAMS:2015:1394 Zorgplicht assurantietussenpersoon om tijdig zorg te dragen voor verzekeringsdekking. Begroting van de schade. Vergelijking met de situatie waarin wel tijdig een verzekering tot stand was gekomen. Schade-expertise p. 386 Hof Arnhem Leeuwarden 17 februari 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1150 Mocht de assurantietussenpersoon afgaan op de door zijn opdrachtgever verstrekte inlichtingen? p. 396 Hof Amsterdam 21 oktober 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4330 Is de schade als gevolg van vertraging in de uitkering toe te rekenen aan de assurantietussenpersoon wanneer de tussenpersoon heeft niet gecontroleerd of de verzekeraar de benodigde informatie had gekregen om tot uitkering over te gaan, dan wel of de schaderekening was goedgekeurd? Is sprake van eigen schuld van de verzekerde? Zie ook ECLI:NL:GHAMS:2014:151 p. 405 Hof s-hertogenbosch 20 mei 2014, RAV 2014/35 Is in het kader van de aansprakelijkheid van een assurantietussenpersoon voordeelstoerekening in verband met een pensioenuitkering redelijk? p

6 Rb. Rotterdam 24 december 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:10673 Heeft de assurantietussenpersoon gehandeld in strijd met zijn zorgplicht door niet te wijzen op een in de polis vermelde classification warranty? Eigen schuld verzekerde? p. 419 Rb. Rotterdam 12 maart 2014, RAV 2014/76 Hebben de assurantietussenpersoon en/of de beursmakelaar bij de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst de zorgvuldigheid van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot in acht genomen? p. 426 Verjaring Hof Arnhem-Leeuwarden (locatie Arnhem) 1 juli 2014, ECLI:GHARL:2014:5259 Is de eis van ondubbelzinnige afwijzing door de verzekeraar van de aanspraak van de verzekerde (bij aangetekende brief) met ondubbelzinnige vermelding van het in art. 7:942 lid 3 BW vermelde rechtsgevolg, een eenmalige eis? p. 454 Hof Arnhem-Leeuwarden (locatie Leeuwarden) 20 mei 2014, RAV 2014/80 Wanneer is een rechtsvordering jegens de verzekeraar tot het doen van uitkering opeisbaar? Komt aan een schadeaangifteformulier stuitende werking toe? p. 460 Samenloop en regres HR 11 juli 2014, RAV 2014/98 Kan de verzekeraar uitsluitingsgronden in polisvoorwaarden die niet aan de benadeelde kunnen worden tegengeworpen wel tegenwerpen aan de regresnemende verzekeraar? p. 469 Privacybescherming en verzekering HR 18 april 2014, RAV 2014/69 Is een persoonlijk onderzoek door de verzekeraar in het kader van een arbeidsongeschiktheidsverzekering, dat in is strijd met de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek, onrechtmatig jegens de verzekerde? p. 477 Rb. Noord-Holland 4 maart 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:1711 Rechtbank stelt werkwijze Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens in het kader van levensverzekering ambtshalve aan de orde. p. 489 Overgang verzekerd belang Hof Amsterdam 21 april 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1510 Brand na verkoop van het pand, maar voorafgaand aan de levering aan de koper. Cessie van het recht op uitkering onder de brandverzekering. Koper heeft in beginsel recht op uitkering op basis van de herbouwwaarde p. 80 Zelf te raadplegen Hof Den Haag 24 maart 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:569 Is sprake van overgang van het verzekerd belang ex art. 7:948 BW in het kader van een faillissementssituatie? 6

7 ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 26 maart 2015 (*) Prejudiciële verwijzing Verplichte verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven Richtlijn 90/232/EEG Artikel 2 Onderscheid in het bedrag van de verzekeringspremie naar het grondgebied waarop het voertuig aan het verkeer deelneemt In zaak C-556/13, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas (Litouwen) bij beslissing van 17 oktober 2013, ingekomen bij het Hof op 28 oktober 2013, in de procedure Litaksa UAB tegen BTA Insurance Company SE, wijst HET HOF (Vierde kamer), samengesteld als volgt: L. Bay Larsen, kamerpresident, K. Jürimäe (rapporteur), J. Malenovský, M. Safjan en A. Prechal, rechters, advocaat-generaal: P. Mengozzi, griffier: M. Aleksejev, administrateur, gezien de stukken, gelet op de opmerkingen van: UAB Litaksa, vertegenwoordigd door D. Gintautas, advokatas, de Litouwse regering, vertegenwoordigd door D. Kriaučiūnas en A. Svinkūnaitė als gemachtigden, de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Steiblytė en K.-P. Wojcik als gemachtigden, gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten, het navolgende Arrest 1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 2 van de Derde richtlijn (90/232/EEG) van de Raad van 14 mei 1990 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de 7

8 wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PB L 129, blz. 33), zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 (PB L 149, blz. 14; hierna: Derde richtlijn ), alsmede van de beginselen van vrij verkeer van personen en goederen en het algemene non-discriminatiebeginsel. 2 Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen UAB Litaksa (hierna: Litaksa ), een onderneming voor wegvervoer, en BTA Insurance company SE (hierna: BTA ), een verzekeringsmaatschappij, over de terugbetaling van verzekeringsuitkeringen die uit hoofde van de verplichte verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (hierna: verplichte motorrijtuigenverzekering ), zijn betaald aan slachtoffers van verkeersongevallen. Toepasselijke bepalingen Unierecht 3 Bij richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PB L 263, blz. 11) zijn vijf richtlijnen tot onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verplichte motorrijtuigenverzekering gecodificeerd. 4 Aangezien de feiten van het hoofdgeding dateren van vóór de inwerkingtreding van richtlijn 2009/103, zijn de toepasselijke bepalingen evenwel nog steeds die van deze vijf richtlijnen, inzonderheid richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PB L 103, blz. 1; hierna: Eerste richtlijn ) en de Derde richtlijn. Eerste richtlijn 5 Om het reizigersverkeer tussen de lidstaten te vergemakkelijken, is bij de Eerste richtlijn een regeling ingevoerd die enerzijds is gebaseerd op de afschaffing van de controle op de groene verzekeringskaart bij de overschrijding van de binnengrenzen van de Europese Unie, en anderzijds op de verplichting voor elke lidstaat om ervoor te zorgen dat de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van voertuigen aanleiding kan geven, door een verzekering is gedekt. 6 In dit verband bepaalt artikel 3 van die richtlijn: 1. Iedere lidstaat treft [...] de nodige maatregelen opdat de wettelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de deelneming aan het verkeer van voertuigen die gewoonlijk op zijn grondgebied zijn gestald, door een verzekering is gedekt. De dekking van de schade alsmede de voorwaarden van deze verzekering worden in deze maatregelen vastgesteld. 2. Iedere lidstaat treft de nodige maatregelen opdat door de verzekeringsovereenkomst eveneens worden gedekt: de schade die is veroorzaakt op het grondgebied van de andere lidstaten, overeenkomstig de in deze Staten geldende wettelijke regelingen, 8

9 [...]. Derde richtlijn 7 De zesde, zevende, twaalfde en dertiende overweging van de considerans van de Derde richtlijn luiden: Overwegende dat iedere onzekerheid ten aanzien van toepassing van artikel 3, lid 2, eerste streepje, van [de Eerste richtlijn] moet worden weggenomen; dat een verplichte motorrijtuigenverzekering het gehele grondgebied van de [Unie] moet bestrijken; Overwegende dat in het belang van de verzekerde voorts elke polis tegen betaling van één enkele premie in elke lidstaat de door diens wet voorgeschreven dekking moet verschaffen, dan wel de dekking die wettelijk is voorgeschreven in de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk is gestald, indien laatstgenoemde dekking hoger is; [...] Overwegende dat, gelet op alle bovenstaande overwegingen, de [Eerste richtlijn en de Tweede richtlijn (84/5/EEG) van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PB 1984, L 8, blz. 17)] op uniforme wijze dienen te worden aangevuld; Overwegende dat door deze aanvulling, die tot gevolg heeft dat verzekerden en slachtoffers van ongevallen beter worden beschermd, het overschrijden van de binnengrenzen van de [Unie] en dus de instelling en de werking van de interne markt nog verder zullen worden vergemakkelijkt; dat derhalve dient te worden uitgegaan van een hoog niveau van bescherming van de consument. 8 Artikel 2 van de Derde richtlijn luidt: De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat alle polissen in het kader van de verplichte [motorrijtuigenverzekering]: tegen betaling van één enkele premie en gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst dekking verschaffen voor het gehele grondgebied van de [Unie], met inbegrip van de perioden waarin het voertuig zich, gedurende de looptijd van de overeenkomst, in een andere lidstaat bevindt, en tegen betaling van diezelfde premie, in elke lidstaat de bij diens wet voorgeschreven dekking verschaffen, dan wel de dekking die wettelijk is voorgeschreven in de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk is gestald, indien laatstgenoemde dekking hoger is. Litouws recht 9 Artikel 10 van de Transporto priemonių valdytojų civilinės atsakomybės privalomojo draudimo įstatymas (wet op de verplichte verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven) van 14 juni 2001 (Žin., 2004, nr ), met als opschrift Grondgebied waarop een verzekeringsovereenkomst van toepassing is, bepaalt in lid 1: 9

10 Na betaling van de enkele (algehele) premie verschaft de verzekeringsovereenkomst voor een voertuig dat gewoonlijk gestald is op het grondgebied van de Republiek Litouwen of de verzekeringsovereenkomst voor grensverkeer gedurende de volledige looptijd van de overeenkomst, met inbegrip van de perioden waarin het voertuig zich, gedurende de looptijd van de overeenkomst, in een andere lidstaat bevindt, in elke lidstaat de dekking die bij diens wetgeving is voorgeschreven ter zake van de verplichte verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, of de uit deze wet volgende dekking wanneer laatstgenoemde dekking hoger is. De verzekeringsovereenkomst voor een voertuig dat gewoonlijk gestald is op het grondgebied van de Republiek Litouwen, op grond waarvan de groene kaart is uitgereikt, verschaft ook dekking in de op die kaart vermelde derde landen. Hoofdgeding en prejudiciële vragen 10 Op 24 november 2008 hebben Litaksa en BTA twee overeenkomsten inzake de verplichte motorrijtuigenverzekering gesloten tot dekking van de wettelijke aansprakelijkheid van Litaksa waartoe deelneming aan het verkeer van twee voertuigen van Litaksa aanleiding konden geven, voor de periode van 25 november 2008 tot en met 24 november In deze overeenkomsten was bedongen dat deze voertuigen, die eigendom van Litaksa waren, uitsluitend zouden worden gebruikt voor het vervoer van passagiers of goederen op het Litouwse grondgebied. Deze overeenkomsten legden Litaksa bovendien de verplichting op, mocht zij van plan zijn deze voertuigen in een andere lidstaat te gebruiken voor een periode van meer dan 28 dagen of daarmee in een andere lidstaat personen of goederen te vervoeren, BTA daarvan vooraf te informeren en uit dien hoofde een extra premie te betalen. 11 In 2009 waren de twee voertuigen, die eigendom van Litaksa waren, betrokken bij verkeersongevallen in Groot-Brittannië en Duitsland, zonder dat Litaksa vooraf BTA op de hoogte had gebracht van haar voornemen om deze voertuigen in deze lidstaten te gebruiken. 12 BTA heeft de slachtoffers van deze ongevallen schadeloosgesteld en zich vervolgens tot de Kauno miesto apylinkés teismas (districtsrechtbank te Kaunas) gewend teneinde Litaksa te horen veroordelen tot terugbetaling van de helft van de aan de slachtsoffers uitgekeerde schadevergoedingen op grond dat Litaksa zich niet had gehouden aan de bedingen van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde overeenkomsten die haar verplichtten BTA op de hoogte te brengen van haar voornemen om deze voertuigen in een andere lidstaat te gebruiken. 13 Bij vonnis van 30 juli 2012 heeft de Kauno miesto apylinkės teismas de vordering van BTA toegewezen. Nadat Litaksa hoger beroep tegen dat vonnis had ingesteld, heeft de Kauno apygardos teismas (regionale rechtbank te Kauna) bij beschikking van 27 december 2012 het vonnis van de Kauno miesto apylinkės teismas enerzijds ten dele ongedaan gemaakt op grond dat een deel van de schuldvorderingen van BTA jegens Litaksa was verjaard, en anderzijds bevestigd voor zover Litaksa daarbij was veroordeeld tot betaling van de overige schuldvorderingen aan BTA, na zoals de Kauno miesto apylinkės teismas te hebben opgemerkt dat niet-naleving van de bedingen van een overeenkomst inzake de verplichte motorrijtuigenverzekering kon rechtvaardigen dat van de verzekeringsnemer gedeeltelijke terugbetaling van de door de verzekeraar uitgekeerde schadevergoedingen werd gevorderd. Litaksa heeft daarop cassatieberoep ingesteld bij de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas (hooggerechtshof van Litouwen). 14 Volgens de verwijzende rechter vereist het onderzoek van het door Litaksa ingestelde cassatieberoep een antwoord op de prealabele vraag of de partijen bij een overeenkomst inzake de verplichte motorrijtuigenverzekering kunnen overeenkomen dat 10

11 een verschillende premie wordt toegepast naargelang het voertuig waarop de overeenkomst betrekking heeft, bestemd is om uitsluitend op het grondgebied van de lidstaat waar het gewoonlijk is gestald, dan wel op het gehele grondgebied van de Unie deel te nemen aan het verkeer. 15 In dit verband merkt de verwijzende rechter op dat artikel 2 van de Derde richtlijn vereist dat overeenkomsten inzake de verplichte motorrijtuigenverzekering tegen betaling van één enkele premie dekking verschaffen voor het gehele grondgebied van de Unie. Deze rechter vraagt zich bijgevolg af of een onderscheid in het premiebedrag naar het grondgebied waarop het voertuig wordt gebruikt, in strijd is met dit artikel. Hoewel een dergelijk onderscheid geen invloed heeft op de schadeloosstelling van de slachtoffers van een verkeersongeval daar zij worden vergoed ongeacht in welke lidstaat dat ongeval zich heeft voorgedaan, kan door een dergelijk onderscheid immers afbreuk worden gedaan aan het belang van de verzekerde wiens bescherming blijkbaar een van de met artikel 2 van de Derde richtlijn nagestreefde doelstellingen vormt. Het gevaar bestaat immers dat de overeenkomst inzake de verplichte motorrijtuigenverzekering niet het gehele grondgebied van de Unie in de zin van dat artikel bestrijkt wanneer de verzekeraar in geval van een ongeval in een andere dan in de overeenkomst gestipuleerde lidstaat jegens de verzekerde regres kan uitoefenen teneinde een deel van de aan de slachtoffers uitbetaalde vergoedingen terug te vorderen. Volgens de verwijzende rechter dient ten slotte te worden uitgemaakt of een verschil in het premiebedrag naar het grondgebied waarop het voertuig wordt gebruikt, afdoet aan de door de Eerste en de Derde richtlijn nagestreefde doelstelling van vrij verkeer van goederen en personen alsmede aan het algemene non-discriminatiebeginsel. 16 Daarom heeft de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen: 1) Moet artikel 2 van [de Derde richtlijn] aldus worden uitgelegd dat de partijen bij een overeenkomst inzake de verplichte motorrijtuigenverzekering niet mogen overeenkomen om de verzekeringsdekking voor de verzekerde geografisch te beperken (en een verschillende verzekeringspremie toe te passen naargelang het grondgebied waarop het voertuig wordt gebruikt in de gehele Unie of enkel in de Republiek Litouwen) zonder enigszins de dekking voor slachtoffers te beperken, door het gebruik van het voertuig buiten de Republiek Litouwen in een andere lidstaat van de Unie te definiëren als een factor die het verzekerde risico verhoogt, waardoor een extra verzekeringspremie moet worden betaald? 2) Moeten het beginsel van het vrije verkeer van personen en voertuigen in de gehele Unie en het algemene Unierechtelijke gelijkheidsbeginsel (non-discriminatiebeginsel) geacht te zijn geschonden door bovenbedoelde wilsovereenstemming van de partijen bij een verzekeringsovereenkomst om het verzekerde risico te koppelen aan het geografische gebruik van het voertuig? Beantwoording van de prejudiciële vragen Eerste vraag 17 Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 2 van de Derde richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat een premie die varieert naargelang het verzekerde voertuig bestemd is om uitsluitend op het grondgebied van de lidstaat waar het gewoonlijk is gestald dan wel op het gehele grondgebied van de Unie deel te nemen aan het verkeer, beantwoordt aan het begrip één enkele premie in de zin van deze bepaling. 11

12 18 Krachtens artikel 2 van de Derde richtlijn nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat alle polissen in het kader van de verplichte motorrijtuigenverzekering tegen betaling van één enkele premie en gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst dekking verschaffen voor het gehele grondgebied van de Unie, met inbegrip van de perioden waarin het voertuig zich, gedurende de looptijd van de overeenkomst, in een andere lidstaat bevindt. Voorts, aldus dit artikel, nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat deze polissen tegen betaling van diezelfde premie in elke lidstaat de bij diens wet voorgeschreven dekking verschaffen, dan wel de dekking die wettelijk is voorgeschreven in de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk is gestald, indien laatstgenoemde dekking hoger is. 19 Uit de bewoordingen van artikel 2 van de Derde richtlijn volgt dat alle polissen inzake de verplichte motorrijtuigenverzekering tegen betaling van één enkele premie dekking moeten verschaffen die geldt voor het volledige grondgebied van de Unie. 20 De aldus op de lidstaten rustende verplichting wordt bovendien versterkt door het in datzelfde artikel genoemde vereiste dat deze dekking gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst geldig blijft, met inbegrip van de perioden waarin het voertuig zich in een andere lidstaat bevindt dan de lidstaat waar het gewoonlijk is gestald. 21 De verwijzende rechter vraagt zich niettemin af of een polis inzake de verplichte motorrijtuigenverzekering aan de vereisten van het Unierecht, inzonderheid artikel 2 van de Derde richtlijn, voldoet in omstandigheden als in het hoofdgeding, waarin de verzekeraar zich tegen betaling van de oorspronkelijke premie door de verzekerde verbindt tot schadeloosstelling van de slachtoffers van ongevallen waarbij het verzekerde voertuig is betrokken, ongeacht de lidstaat waar het ongeval zich heeft voorgedaan, maar regres tegen de verzekerde kan uitoefenen om terugbetaling te krijgen van de helft van de uitgekeerde schadevergoedingen wanneer het ongeval zich heeft voorgedaan op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat waar het betrokken voertuig gewoonlijk is gestald. 22 Bijgevolg dient te worden uitgemaakt of de bepalingen van artikel 2 van de Derde richtlijn betreffende de één enkele premie en de territoriale omvang van de dekking uitsluitend zien op de verhouding tussen de verzekeraar en het slachtoffer dan wel ook op de verhouding tussen de verzekeraar en de verzekerde. 23 Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet voor de uitlegging van een bepaling van Unierecht niet alleen met de bewoordingen van die bepaling rekening worden gehouden, maar ook met de context ervan en de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt (arresten Csonka e.a., C-409/11, EU:C:2013:512, punt 23, en Vnuk, C-162/13, EU:C:2014:2146, punt 42). 24 In dit verband zij eraan herinnerd dat de Derde richtlijn deel uitmaakt van het bij de Eerste richtlijn ingevoerde stelsel dat de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verplichte motorrijtuigenverzekering beoogt. 25 Met dat stelsel heeft de Uniewetgever elke lidstaat ertoe verplicht om, onverminderd enkele duidelijk omschrijven afwijkingen, ervoor te zorgen dat iedere eigenaar of houder van een voertuig dat gewoonlijk op zijn grondgebied is gestald, een overeenkomst sluit met een verzekeringsmaatschappij, zodat diens wettelijke aansprakelijkheid waartoe dat voertuig aanleiding kan geven, in elk geval binnen de grenzen van het Unierecht is gedekt (arrest Csonka e.a., C-409/11, EU:C:2013:512, punt 28). 26 Binnen dat stelsel vormt de Derde richtlijn, zoals blijkt uit de twaalfde en de dertiende overweging van de considerans ervan, een uniforme aanvulling op met name 12

13 de Eerste richtlijn door de bescherming van niet alleen de slachtoffers van verkeersongevallen maar ook de verzekerden te verhogen en door het overschrijden van de binnengrenzen van de Unie en dus de instelling en de werking van de interne markt nog verder te vergemakkelijken, met als uitgangspunt een hoog niveau van bescherming van de consument. 27 Volgens de zevende overweging van de considerans van de Derde richtlijn is het met name in het belang van de verzekerde dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen opdat elke verzekeringspolis tegen betaling van één enkele premie in elke lidstaat de door diens wet voorgeschreven dekking verschaft, dan wel de dekking die wettelijk is voorgeschreven in de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk is gestald, indien laatstgenoemde dekking hoger is. 28 Bovendien zij eraan herinnerd dat voor een verzekeringsverrichting algemeen als kenmerkend wordt aangenomen dat de verzekeraar zich tegen voorafgaande betaling van een premie ertoe verbindt, de verzekerde bij het intreden van het verzekerde risico de uitkering te verstrekken die bij het sluiten van de overeenkomst is overeengekomen (arresten CPP, C-349/96, EU:C:1999:93, punt 17, en Skandia, C-240/99, EU:C:2001:140, punt 37). 29 Gelet op deze context en deze doelstellingen moet worden aangenomen dat de bepalingen van artikel 2 van de Derde richtlijn betreffende de één enkele premie en de territoriale omvang van de dekking niet alleen zien op de verhouding tussen de verzekeraar en het slachtoffer maar ook op de verhouding tussen de verzekeraar en de verzekerde. Deze bepalingen impliceren met name dat de verzekeraar tegen betaling van één enkele premie door de verzekerde in beginsel het risico van schadeloosstelling van de slachtoffers van een mogelijk ongeval waarbij het verzekerde voertuig is betrokken, voor zijn rekening neemt ongeacht in welke lidstaat van de Unie dat voertuig wordt gebruikt en dat ongeval zich voordoet. 30 Daaruit volgt dat een premie die varieert naargelang het verzekerde voertuig bestemd is om uitsluitend op het grondgebied van de lidstaat waar het gewoonlijk is gestald dan wel op het gehele grondgebied van de Unie deel te nemen aan het verkeer, niet beantwoordt aan het begrip één enkele premie in de zin van artikel 2 van de Derde richtlijn. Een dergelijke premievariëring komt immers in strijd met het bepaalde in dat artikel erop neer dat de verbintenis van de verzekeraar om het risico als gevolg van de deelneming van dat voertuig aan het verkeer buiten de lidstaat waar het gewoonlijk is gestald voor zijn rekening te nemen, afhankelijk wordt gesteld van de betaling van een extra premie. 31 Gelet op al het voorgaande dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 2 van de Derde richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat een premie die varieert naargelang het verzekerde voertuig bestemd is om uitsluitend op het grondgebied van de lidstaat waar het gewoonlijk is gestald dan wel op het gehele grondgebied van de Unie deel te nemen aan het verkeer, niet beantwoordt aan het begrip één enkele premie in de zin van dat artikel. Tweede vraag 32 Gezien het antwoord op de eerste vraag hoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord. Kosten 33 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten 13

14 heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht: Artikel 2 van de Derde richtlijn (90/232/EEG) van de Raad van 14 mei 1990 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005, moet aldus worden uitgelegd dat een premie die varieert naargelang het verzekerde voertuig bestemd is om uitsluitend op het grondgebied van de lidstaat waar het gewoonlijk is gestald dan wel op het gehele grondgebied van de Europese Unie deel te nemen aan het verkeer, niet beantwoordt aan het begrip één enkele premie in de zin van dat artikel. ondertekeningen 14

15 ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 23 april 2015 (*) Prejudiciële verwijzing Richtlijn 93/13/EEG Oneerlijke bedingen Verzekeringsovereenkomst Artikel 4, lid 2 Beoordeling van het oneerlijke karakter van contractuele bedingen Uitsluiting van bedingen betreffende het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst Beding dat ertoe strekt de aflossing van een hypothecaire lening te garanderen Volledige arbeidsongeschiktheid van de kredietnemer Uitsluiting van die dekking wanneer de betrokkene geschikt wordt verklaard om een al dan niet bezoldigde activiteit uit te oefenen In zaak C-96/14, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het tribunal de grande instance de Nîmes (Frankrijk) bij beslissing van 26 februari 2014, ingekomen bij het Hof op 28 februari 2014, in de procedure Jean-Claude Van Hove tegen CNP Assurances SA, wijst HET HOF (Derde kamer), samengesteld als volgt: M. Ilešič, kamerpresident, A. Ó Caoimh, C. Toader (rapporteur), E. Jarašiūnas en C. G. Fernlund, rechters, advocaat-generaal: N. Jääskinen, griffier: V. Tourrès, administrateur, gezien de stukken en na de terechtzitting op 9 december 2014, gelet op de opmerkingen van: CNP Assurances SA, vertegenwoordigd door P. Woolfson en I. de Seze, avocats, de Franse regering, vertegenwoordigd door S. Menez, D. Colas en S. Ghiandoni als gemachtigden, de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Owsiany-Hornung en M. van Beek als gemachtigden, gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten, het navolgende Arrest 15

16 1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29). 2 Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen J.-C. Van Hove en CNP Assurances SA (hierna: CNP Assurances ) over het vermeende oneerlijke karakter van een beding in een verzekeringsovereenkomst dat een definitie van volledige arbeidsongeschiktheid omvat waaraan Van Hove moet voldoen om van CNP Assurances betaling van de aflossingen van zijn hypothecaire leningen te verkrijgen. Toepasselijke bepalingen Unierecht 3 De negentiende en de twintigste overweging van richtlijn 93/13 luiden als volgt: Overwegende dat in het kader van deze richtlijn de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding geen betrekking mag hebben op de bedingen waarin het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst of de verhouding kwaliteit/prijs van de levering of dienst wordt omschreven; dat het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst en de verhouding kwaliteit/prijs niettemin in aanmerking kunnen worden genomen bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van andere bedingen; dat hier onder andere uit voortvloeit dat in het geval van verzekeringsovereenkomsten de bedingen die het verzekerde risico en de verbintenis van de verzekeraar duidelijk omschrijven of afbakenen, niet het voorwerp van een dergelijke toetsing zijn wanneer deze beperkingen in aanmerking worden genomen bij de berekening van de door de consument betaalde premie; Overwegende dat de overeenkomsten in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen moeten worden opgesteld; dat de consument daadwerkelijk gelegenheid moet hebben om kennis te nemen van alle bedingen en dat in geval van twijfel de voor de consument gunstigste interpretatie prevaleert. 4 Artikel 1, lid 1, van deze richtlijn bepaalt: Deze richtlijn strekt tot de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument. 5 Artikel 3, lid 1, van dezelfde richtlijn luidt: Een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, wordt als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. 6 Artikel 4 van richtlijn 93/13 bepaalt: 1. Onverminderd artikel 7 worden voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding van een overeenkomst alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst of van een andere overeenkomst waarvan deze afhankelijk is, op het moment waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking genomen, rekening houdend met de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft. 16

17 2. De beoordeling van het oneerlijke karakter van bedingen heeft geen betrekking op de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, noch op de gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs of vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten, voor zover die bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. 7 Artikel 5 van deze richtlijn bepaalt: In het geval van overeenkomsten waarvan alle of bepaalde aan de consument voorgestelde bedingen schriftelijk zijn opgesteld, moeten deze bedingen steeds duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. In geval van twijfel over de betekenis van een beding prevaleert de voor de consument gunstigste interpretatie. [...] Frans recht 8 Artikel L , zevende alinea, van de code de la consommation (consumentenwetboek), dat artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13 in Frans recht omzet, bepaalt: De beoordeling van het oneerlijke karakter van bedingen [...] heeft geen betrekking op de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, noch op de gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs of vergoeding en anderzijds het verkochte goed of de aangeboden dienst, voor zover die bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. 9 Artikel L van dit wetboek luidt als volgt: Bedingen in een door een verkoper aan een consument of een niet-verkoper voorgestelde overeenkomst moeten duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. In geval van twijfel over de betekenis van een beding prevaleert de voor de consument of de niet-verkoper gunstigste interpretatie. [...] Hoofdgeding en prejudiciële vraag 10 In juli 1998 heeft Van Hove twee kredietovereenkomsten gesloten met Crédit Immobilier de France Méditerranée voor een bedrag van respectievelijk Franse frank (FRF) ( EUR) en FRF ( EUR). Deze leningen dienen te worden afbetaald in maandelijkse aflossingen van respectievelijk 434,43 EUR tot en met 31 maart 2016 en 26,70 EUR tot en met 31 maart Bij het sluiten van deze overeenkomsten heeft Van Hove zich aangesloten bij een collectieve verzekering van CNP Assurances (hierna: verzekeringsovereenkomst ). Het eerste beding van deze verzekeringsovereenkomst garandeert de betaling van de aan de kredietgever verschuldigde aflossingen in geval van overlijden of blijvende en volledige invaliditeit van de kredietnemer en van 75 % van de aflossingen in geval van volledige arbeidsongeschiktheid van de kredietnemer. 12 Volgens het tweede beding van de verzekeringsovereenkomst is [d]e verzekerde [...] volledig arbeidsongeschikt wanneer hij ten gevolge van een ongeval of een ziekte, na afloop van een periode van 90 dagen van ononderbroken inactiviteit (wachttijd genoemd), niet in staat is een al dan niet bezoldigde beroepsactiviteit te hervatten. 13 Op 17 februari 2010 is Van Hove met ziekteverlof gegaan wegens een terugval ten gevolge van een arbeidsongeval waarvan hij op 13 juni 2000 het slachtoffer was 17

18 geworden. Op 17 oktober 2005 was zijn blijvende gedeeltelijke invaliditeit vastgesteld op 23 %. 14 Op 14 mei 2005 was hij geopereerd aan een fistel die hij aan het arbeidsongeval had overgehouden. Op 4 november 2005 was zijn blijvende gedeeltelijke invaliditeit geschat op 67 %. Op 3 augustus 2007 was hem een nieuw ziekteverlof voorgeschreven, omdat hij opnieuw last had gekregen van duizeligheid. Dit verlof was verlengd tot en met 22 februari Op 1 januari 2011 is zijn blijvende gedeeltelijke invaliditeit door de Sociale zekerheid vastgesteld op 72 %. Op basis daarvan is hem een maandelijkse uitkering van 1 057,65 EUR toegekend. 16 De geneesheer die CNP Assurances had aangesteld om te bepalen welke garanties zij verschuldigd was, heeft Van Hove op 18 juni 2012 onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat diens gezondheidstoestand hem toeliet om in deeltijd een aangepaste beroepsactiviteit uit te oefenen. Bij brief van 10 juli 2012 heeft CNP Assurances Van Hove meegedeeld dat zij vanaf 18 juni 2012 de aflossing van zijn leningen niet langer voor haar rekening nam. Bij schrijven van 29 augustus 2012 heeft zij haar weigering om de aflossing van die leningen verder voor haar rekening te nemen, gehandhaafd. Zij gaf daarbij aan dat zijn gezondheidstoestand hem weliswaar niet toeliet om zijn vroegere beroep te hervatten, maar dat hij wél in staat was om minstens in deeltijd een aangepaste beroepsactiviteit uit te oefenen. 17 Op 4 maart 2013 heeft Van Hove CNP Assurances voor de verwijzende rechter gedaagd. Primair verzoekt hij die rechter met name op grond van het consumentenwetboek vast te stellen dat de bedingen in zijn overeenkomst met CNP Assurances die betrekking hebben op de definitie van volledige arbeidsongeschiktheid en de voorwaarden waaronder dekking wordt verleend, oneerlijk zijn, en verweerster in het hoofdgeding te veroordelen om de bedragen die nog verschuldigd zijn op grond van de twee voormelde leningen, vanaf juni 2012 voor haar rekening te nemen. 18 Ter ondersteuning van zijn vorderingen stelt Van Hove dat het beding in de verzekeringsovereenkomst dat de aflossing van de betrokken leningen door de verzekeraar afhankelijk stelt van de absolute onmogelijkheid om een al dan niet bezoldigde activiteit te hervatten, oneerlijk is omdat dit beding het evenwicht tussen partijen aanzienlijk verstoort ten nadele van de consument. Verder betoogt hij dat de definitie van volledige arbeidsongeschiktheid zó is opgesteld dat de consument zonder kennis van zaken de strekking ervan niet kan begrijpen. 19 CNP Assurances verzoekt de verwijzende rechter in wezen de vordering van Van Hove tot aflossing van zijn leningen af te wijzen. De definitie van volledige arbeidsongeschiktheid in de zin van die overeenkomst stelt namelijk in duidelijke en precieze bewoordingen als voorwaarde voor dekking dat de betrokkene volledig arbeidsongeschikt is. Sinds 18 juni 2012 is Van Hove echter niet langer volledig arbeidsongeschikt in de zin van die overeenkomst, aangezien de door haar aangestelde geneesheer hem in staat acht om een aangepaste beroepsactiviteit uit te oefenen en zijn functionele ongeschiktheid heeft vastgesteld op 20 %. Zij preciseert dienaangaande dat de criteria waarmee rekening is gehouden bij de vaststelling van deze graad van ongeschiktheid verschillen van de criteria die door de Sociale zekerheid worden gehanteerd. Voorts kan die definitie geen oneerlijk beding vormen omdat zij betrekking heeft op het voorwerp zelf van de overeenkomst en het evenwicht tussen partijen niet aanzienlijk verstoort in het nadeel van de verzekerde, daar zijn aflossingen gedurende meer dan twee jaar ten laste zijn genomen. 18

19 20 De verwijzende rechter onderstreept dat de beslechting van het bij hem aanhangige geding een uitspraak vereist over de vraag of het tweede beding van de verzekeringsovereenkomst al dan niet een oneerlijk beding vormt. 21 Hij zet uiteen dat de Cour de cassation bij een recentelijk gewezen arrest heeft geoordeeld dat een beding betreffende de dekking bij tijdelijke volledige arbeidsongeschiktheid dat bepaalt dat dagvergoedingen worden betaald tijdens de periode waarin de verzekerde wegens zijn gezondheidstoestand tijdelijk niet in staat is om een beroepsactiviteit uit te oefenen, en dat preciseert dat deze dagvergoedingen worden uitbetaald tot op het moment waarop hij een beroepsactiviteit, van welke aard ook, kan hervatten, het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst bepaalt en binnen de werkingssfeer van artikel L.132-1, zevende alinea, van het consumentenwetboek valt. Gelet op dat arrest is het tribunal de grande instance de Nîmes van oordeel dat het bij het beding dat in de bij hem aanhangige zaak aan de orde is op grond van die bepaling mogelijkerwijs niet om een oneerlijk beding gaat. 22 Hoewel de verwijzende rechter, anders dan Van Hove, voorts constateert dat het beding volgens hetwelk de verzekeringsmaatschappij de volledige arbeidsongeschiktheid ten laste neemt mits de verzekerde ten gevolge van een ongeval of een ziekte niet in staat is om een al dan niet bezoldigde beroepsactiviteit uit te oefenen, duidelijk en precies is geformuleerd, wijst hij erop dat toch niet kan worden uitgesloten dat het onder het begrip oneerlijk beding in de zin van richtlijn 93/13 valt. 23 De verwijzende rechter is namelijk van oordeel dat het beding, doordat het het begrip volledige arbeidsongeschiktheid definieert, de voorwaarden bepaalt waaraan moet zijn voldaan om aanspraak te kunnen maken op de verzekeringsdekking. Het beding sluit echter de verzekerde die geschikt is verklaard om een, zelfs onbezoldigde, activiteit uit te oefenen, van dekking uit. De verwijzende rechter zet uiteen dat een verzekering als die welke in het bij hem aanhangige geding aan de orde is tot doel heeft de goede uitvoering van de verplichtingen van de kredietnemer te verzekeren ingeval zijn gezondheidstoestand hem niet langer toelaat een activiteit uit te oefenen die het inkomen opbrengt dat nodig is om zijn verplichtingen na te komen. 24 Voor zover het betrokken beding ertoe leidt dat de volledig arbeidsongeschikte kredietnemer geen recht heeft op dekking wanneer hij geschikt wordt verklaard om een beroepsactiviteit uit te oefenen ook al kan die activiteit hem geen inkomen opleveren verliest de verzekering gedeeltelijk haar voorwerp. Volgens de verwijzende rechter kan het tweede beding van de verzekeringsovereenkomst derhalve aldus worden opgevat dat het het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen aanzienlijk verstoort ten nadele van de consument. 25 In die omstandigheden heeft het tribunal de grande instance de Nîmes de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag: Moet artikel 4, lid 2, van richtlijn [93/13] aldus worden uitgelegd dat het in deze bepaling bedoelde begrip beding dat betrekking heeft op de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst een in een verzekeringsovereenkomst vervat beding omvat dat ertoe strekt om de betaling van de aan de kredietgever verschuldigde aflossingen te verzekeren in geval van volledige arbeidsongeschiktheid van de kredietnemer en dat deze dekking uitsluit wanneer de verzekerde geschikt wordt verklaard om een onbezoldigde activiteit uit te oefenen? Beantwoording van de prejudiciële vraag 19

20 26 Vooraf moet ten eerste in herinnering worden gebracht dat het door richtlijn 93/13 uitgewerkte beschermingsstelsel volgens vaste rechtspraak op de gedachte berust dat de consument zich tegenover de verkoper in een zwakke onderhandelingspositie bevindt en over minder informatie dan de verkoper beschikt, wat ertoe leidt dat hij met de door de verkoper vooraf opgestelde voorwaarden instemt zonder op de inhoud daarvan invloed te kunnen uitoefenen (zie met name arrest Kušionová, C-34/13, EU:C:2014:2189, punt 48 en aldaar aangehaalde rechtspraak). 27 Ten tweede moet erop worden gewezen dat richtlijn 93/13, gelet op die zwakke positie, de lidstaten verplicht ervoor te zorgen dat kan worden getoetst of contractuele bedingen waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, mogelijkerwijs oneerlijk zijn. Bijgevolg staat het aan de nationale rechter om, rekening houdend met de criteria van de artikelen 3, lid 1, en 5 van richtlijn 93/13, in het licht van de omstandigheden van het betrokken geval te bepalen of een dergelijk beding voldoet aan de in deze richtlijn gestelde eisen van goede trouw, evenwicht en transparantie (zie arrest Kásler en Káslerné Rábai, C-26/13, EU:C:2014:282, punt 40 en aldaar aangehaalde rechtspraak). 28 Hoewel het uitsluitend aan de verwijzende rechter staat om zich in het licht van de omstandigheden van het betrokken geval uit te spreken over de kwalificatie van die bedingen, is het Hof bevoegd om op basis van de bepalingen van richtlijn 93/13, in casu artikel 4, lid 2, de criteria aan te duiden die de nationale rechter kan of moet toepassen wanneer hij contractuele bedingen aan deze bepalingen toetst (arrest Kásler en Káslerné Rábai, C-26/13, EU:C:2014:282, punt 45). 29 Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13 aldus moet worden uitgelegd dat een beding in een verzekeringsovereenkomst dat ertoe strekt de betaling van de aan de kredietgever verschuldigde aflossingen te garanderen in geval van volledige arbeidsongeschiktheid van de kredietnemer en dat deze dekking uitsluit wanneer de verzekerde geschikt wordt verklaard om een al dan niet bezoldigde activiteit uit te oefenen, onder de in die bepaling bedoelde uitzondering valt. 30 Uit artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13 blijkt dat de beoordeling van het oneerlijke karakter van bedingen geen betrekking heeft op de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst en evenmin op de gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs of vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten, voor zover die bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. 31 Het Hof heeft reeds geoordeeld dat die bepaling, aangezien zij een uitzondering vormt op de inhoudelijke toetsing van oneerlijke bedingen waarin de door richtlijn 93/13 ingevoerde consumentenbeschermingsregeling voorziet, strikt moet worden uitgelegd (zie arresten Kásler en Káslerné Rábai, C-26/13, EU:C:2014:282, punt 42, en Matei, C-143/13, EU:C:2015:127, punt 49). 32 De vraag van de verwijzende rechter moet in dat kader worden onderzocht. Bij de beantwoording ervan moet worden nagegaan of een beding als dat van het hoofdgeding onder het eigenlijke voorwerp van een verzekeringsovereenkomst valt, en of een dergelijk beding duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd. Begrip eigenlijke voorwerp van de overeenkomst 33 Bedingen van de overeenkomst die onder het begrip eigenlijke voorwerp van de overeenkomst in de zin van artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13 vallen, zijn die bedingen welke de kern van de prestaties van de overeenkomst bepalen en als dusdanig de overeenkomst kenmerken (zie in die zin arresten Caja de Ahorros y Monte de Piedad de Madrid, C-484/08, EU:C:2010:309, punt 34, en Kásler en Káslerné Rábai, C-26/13, 20

Datum van inontvangstneming : 01/04/2014

Datum van inontvangstneming : 01/04/2014 Datum van inontvangstneming : 01/04/2014 Vertaling C-96/14-1 Zaak C-96/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 28 februari 2014 Verwijzende rechter: Tribunal de grande instance de

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * ARREST VAN 10. 5. 2001 ZAAK C-144/99 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * In zaak C-144/99, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door P. van Nuffel als gemachtigde, bijgestaan

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014 Datum van inontvangstneming : 25/08/2014 Vertaling C-359/14 1 Datum van indiening: 23 juli 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-359/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Vilniaus miesto apylinkės teismas

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) NL ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) ARREST VAN 7. 11. 2013 ZAAK C-442/12 7 november 2013 * Rechtsbijstandverzekering Richtlijn 87/344/EEG Artikel 4, lid 1 Vrije advocaatkeuze door verzekeringnemer Beding

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 november 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 november 2013 (*) ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 november 2013 (*) Rechtsbijstandverzekering Richtlijn 87/344/EEG Artikel 4, lid 1 Vrije advocaatkeuze door verzekeringnemer Beding in algemene voorwaarden van toepassing

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

ZVK. ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 23 november 2006*

ZVK. ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 23 november 2006* ZVK ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 23 november 2006* In zaak C-300/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij NV,

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij NV, ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 7 april 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Rechtsbijstandverzekering Richtlijn 87/344/EEG Artikel 4, lid 1 Vrije keuze van advocaat door de verzekeringnemer Gerechtelijke

Nadere informatie

Vertaling C-110/14-1. Zaak C-110/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Vertaling C-110/14-1. Zaak C-110/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing Vertaling C-110/14-1 Zaak C-110/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 maart 2014 Verwijzende rechter: Judecătoria Oradea (Roemenië) Datum van de verwijzingsbeslissing: 25 februari

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988* ARREST VAN 29. 6. 1988 ZAAK 240/87 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988* In zaak 240/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het tribunal de grande instance

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* In zaak 173/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Højesteret, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/09/2012

Datum van inontvangstneming : 14/09/2012 Datum van inontvangstneming : 14/09/2012 Resumé C-371/12-1 Zaak C-371/12 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 18/11/2014

Datum van inontvangstneming : 18/11/2014 Datum van inontvangstneming : 18/11/2014 Samenvatting C-475/14-1 Zaak C-475/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 03/02/2015

Datum van inontvangstneming : 03/02/2015 Datum van inontvangstneming : 03/02/2015 Vertaling C-610/14-1 Zaak C-610/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 december 2014 Verwijzende rechter: Okresný súd Prešov Datum van

Nadere informatie

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 * ARREST VAN 13. 11. 1990 ZAAK C-106/89 Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 * In zaak C-106/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Juzgado de Primera

Nadere informatie

(" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN).

( ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN ). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN). ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 APRIL 1980. UNA COONAN TEGEN INSURANCE OFFICER. (" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987* ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987* In zaak 375/85, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundessozialgericht, in het aldaar aanhangig geding tussen A.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 JUNI 2005 S.04.0109.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.04.0109.N.- B. J., eiser, vertegenwoordigd door Mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-263/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Østre Landsret (Denemarken), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 30 april 2002 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 30 april 2002 * CLUB-TOUR ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 30 april 2002 * In zaak C-400/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Tribunal Judicial da Comarca do Porto (Portugal), in het

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 2001 * ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 2001 * In zaak C-206/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Tribunal administratif de Châlons-en-Champagne (Frankrijk), in

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018 Datum van inontvangstneming : 13/11/2018 Vertaling C-629/18-1 Zaak C-629/18 Prejudiciële verwijzing Datum van ontvangst: 8 oktober 2018 Verwijzende rechter: Sofiyski gradski sad (Bulgarije) Datum van de

Nadere informatie

Actualiteiten verzekeringsrecht. Mr. P.M. Verbeek Senior raadsheer gerechtshof Den Haag

Actualiteiten verzekeringsrecht. Mr. P.M. Verbeek Senior raadsheer gerechtshof Den Haag Actualiteiten verzekeringsrecht Mr. P.M. Verbeek Senior raadsheer gerechtshof Den Haag Actualiteiten verzekeringsrecht A. Europees Verzekeringsrecht B. Uitleg verzekeringsovereenkomst C. Meldings-/medewerkingsplicht

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

VERZEKERINGSPERIKELEN DEEL 1. Inleiding

VERZEKERINGSPERIKELEN DEEL 1. Inleiding VERZEKERINGSPERIKELEN DEEL 1 Inleiding Na hevige regenval ondervindt eigenaar X ernstige waterschade in het privé gedeelte van zijn appartement. De regen is via de gevel het privé gedeelte binnengedrongen.

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 * ARREST VAN 12.5, 1989 ZAAK 388/87 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 * In zaak 388/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Centrale Raad van Beroep, te

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 oktober 1993 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 oktober 1993 * In zaak C-93/92, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Landgericht Augsburg, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 september 2017 *

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 september 2017 * Jurisprudentie ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 7 september 2017 * Prejudiciële verwijzing Vervoer Verordening (EG) nr. 261/2004 Artikel 7, lid 1 Gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand

Nadere informatie

Knelpunten bij de particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering

Knelpunten bij de particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering Knelpunten bij de particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering Manon Pluymen, JPR Advocaten ACIS-symposium, 2 november 2018 Oneerlijk beding Richtlijn 93/13/EEG Oneerlijke bedingen binden de consument

Nadere informatie

Zaaknummer : S21-87 Datum uitspraak : 3 oktober 2017 Plaats uitspraak : Zeist

Zaaknummer : S21-87 Datum uitspraak : 3 oktober 2017 Plaats uitspraak : Zeist Zaaknummer : S21-87 Datum uitspraak : 3 oktober 2017 Plaats uitspraak : Zeist in het geschil tussen: de heer M. van der Bijl wonende te Amstelveen verder te noemen: Van der Bijl tegen: mevrouw E.A. Rozendaal

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 29-12-2015 Datum publicatie 27-01-2016 Zaaknummer AMS 13/6214 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 april 2015 (*)

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 april 2015 (*) ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 april 2015 (*) Prejudiciële verwijzing Directe levensverzekering Richtlijn 92/96/EEG Artikel 31, lid 3 Aan de verzekeringnemer te verstrekken informatie Verplichting

Nadere informatie

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 17 oktober 2013 *

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 17 oktober 2013 * Jurisprudentie ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 17 oktober 2013 * Verordening (EG) nr. 44/2001 Artikel 15, lid 1, sub c Bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten Eventuele beperking van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * SPI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * In zaak C-108/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG-Verdrag van de Conseil d'état (Frankrijk), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 17 juni 1992*

ARREST VAN HET HOF 17 juni 1992* ARREST VAN HET HOF 17 juni 1992* In zaak C-26/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens het Protocol van 3 juni 1971 betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van het Verdrag van 27 september

Nadere informatie

Samenvatting van het arrest

Samenvatting van het arrest 1 van 7 20/11/2008 14:41 Zaak C 128/04 Strafzaak tegen Annic Andréa Raemdonck en Raemdonck-Janssens BVBA (verzoek van de Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde om een prejudiciële beslissing) Wegvervoer

Nadere informatie

Doornroosje ontwaakt in verzekeringsland

Doornroosje ontwaakt in verzekeringsland 1 Doornroosje ontwaakt in verzekeringsland Charlotte Pavillon c.m.d.s.pavillon@rug.nl 2 Doornroosje? Richtlijn oneerlijke bedingen stamt uit 1993 Implementatie in art. 6:231 sub a BW e.v. Recente golf

Nadere informatie

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De Brandverzekering en Risicoverzwaring: over primaire dekkingsbepalingen, risicoverzwaringsmededelingsclausules en preventieve garantieclausules Prof. mr.

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 * NESTLÉ ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 * In zaak C-353/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Court of Appeal (England and

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Vertaling C-690/15-1 Zaak C-690/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2015 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 18. 10. 2016 ZAAK C-570/16 [OMISSIS] Wuppertal, verzoekster, verweerster in hoger beroep en verzoekster in Revision,

Nadere informatie

Recht op vrije advocaatkeuze rechtsbijstandsverzekering

Recht op vrije advocaatkeuze rechtsbijstandsverzekering Regelingen en voorzieningen CODE 5.3.5.35 Recht op vrije advocaatkeuze rechtsbijstandsverzekering jurisprudentie bronnen Advocatenblad.nl, 7.11.2013 Nieuwsbericht Verbond van Verzekeraars, 7.11.2013, www.verzekeraars.nl

Nadere informatie

Prof. dr. M.L. Hendrikse

Prof. dr. M.L. Hendrikse Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) Tussentijdse herziening van verzekeringsov.komsten: Heeft de en bloc-clausule nog praktische betekenis en zijn er alternatieven? ACIS-symposium 20 maart 2015

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 * HEGER ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 * In zaak C-166/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

Leergang Verzekeringsrecht Magna Charta d.d. 9 en 10 september 2016 Risicoverzwaring Jacco van de Meent

Leergang Verzekeringsrecht Magna Charta d.d. 9 en 10 september 2016 Risicoverzwaring Jacco van de Meent Leergang Verzekeringsrecht Magna Charta d.d. 9 en 10 september 2016 Risicoverzwaring Jacco van de Meent Inleiding 1. Wat is risicoverzwaring? 2. Welke vormen van bescherming verzekeraar? 3. Gevolgen schending

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974.

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974. ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974. B. N. O. WALRAVE, L. J. N. KOCH TEGEN ASSOCIATION UNION CYCLISTE INTERNATIONALE, KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE WIELREN UNIE EN FEDERATION ESPANOLA CICLISMO. (VERZOEK

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 * ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 * In zaak C-116/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Finanzgericht München, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 maart 1996"

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 maart 1996 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 maart 1996" In zaak C-192/94, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Juzgado de Primera Instancia nr. 10 de Sevilla (Spanje), in

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 2007 * FBTO SCHADEVERZEKERINGEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 2007 * In zaak 0463/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Bundesgerichtshof

Nadere informatie

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 *

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 * Jurisprudentie BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 * Prejudiciële verwijzing Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken Verordening

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 165/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*) Belasting over toegevoegde waarde Richtlijn 2006/112/EG Artikel 135, lid 1, sub k, juncto artikel 12, leden 1 en 3 Onbebouwde grond Bouwterrein Begrippen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* ARREST VAN 8. 2. 1990 ZAAK C-320/88 ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* In zaak C-320/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/05/2013

Datum van inontvangstneming : 13/05/2013 Datum van inontvangstneming : 13/05/2013 Vertaling C-162/13-1 Zaak C162/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 maart 2013 Verwijzende rechter: Vrhovno sodišče Republike Slovenije

Nadere informatie

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen Artikel 750 1. Aanneming van werk is de overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * VAN DER STEEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * In zaak 0355/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 * ARREST VAN 21. 10. 2010 ZAAK C-242/09 ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 * In zaak C-242/09, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 * ARREST VAN 24. 1. 1991 ZAAK C-339/89 ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 * In zaak C-339/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het tribunal de commerce

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 (*)

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 (*) ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 21 oktober 2010 (*) Sociale politiek Overgang van ondernemingen Richtlijn 2001/23/EG Behoud van rechten van werknemers Concern waarvan werknemers in dienst zijn van werkgevervennootschap

Nadere informatie

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 19 juli 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a en b, 11, A, lid 1, sub c, en 17, lid 2 Gedeelte van tot bedrijf behorend investeringsgoed

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 * ARREST VAN 9. 2. 2006 - ZAAK C-473/04 ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 * In zaak C-473/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens de artikelen 68 EG en 234 EG,

Nadere informatie

Knelpunten in het levensverzekeringsrecht 2 november 2018

Knelpunten in het levensverzekeringsrecht 2 november 2018 Knelpunten in het levensverzekeringsrecht 2 november 2018 Prof. dr. W.M.A Kalkman Hoofd Legal & Compliance Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V./NN Advocaten Hoogleraar verzekeringsrecht

Nadere informatie

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De levensverzekeringsovereenkomst: een vreemde eend in de bijt van verzekeringsovereenkomsten Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Algemene opmerkingen (1) De wetgever

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-247 (prof.mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. J.S.W. Holtrop, mr. B.F. Keulen, leden en mr. I.M.L. Venker, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016 Datum van inontvangstneming : 19/07/2016 Vertaling C-341/16-1 Zaak C-341/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 juni 2016 Verwijzende rechter: Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN ADVIES INZAKE EEN BEDING HOUDENDE EENZIJDIGE AANPASSING VAN EEN PREMIE VAN EEN VERZEKERINGSPOLIS RECHTSBIJSTAND

COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN ADVIES INZAKE EEN BEDING HOUDENDE EENZIJDIGE AANPASSING VAN EEN PREMIE VAN EEN VERZEKERINGSPOLIS RECHTSBIJSTAND C.O.B. 12 COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN ADVIES INZAKE EEN BEDING HOUDENDE EENZIJDIGE AANPASSING VAN EEN PREMIE VAN EEN VERZEKERINGSPOLIS RECHTSBIJSTAND Brussel, 21 oktober 2003 2 Advies over een

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*) Btw Richtlijn 2006/112/EG Artikelen 306-310 Bijzondere regeling voor reisbureaus Vervoerdienst die door reisbureau handelend in eigen naam wordt verricht

Nadere informatie

BIJZONDERE VOORWAARDEN MOTORRIJTUIGENVERZEKERING WETTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VERSIE FEBRUARI 2012 ZEKER IS ZEKER

BIJZONDERE VOORWAARDEN MOTORRIJTUIGENVERZEKERING WETTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VERSIE FEBRUARI 2012 ZEKER IS ZEKER BIJZONDERE VOORWAARDEN MOTORRIJTUIGENVERZEKERING WETTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VERSIE FEBRUARI 2012 INHOUDSOPGAVE Deze bijzondere voorwaarden vormen één geheel met de algemene voorwaarden en de woordenlijst.

Nadere informatie

Date de réception : 18/10/2011

Date de réception : 18/10/2011 Date de réception : 18/10/2011 Resumé C-463/11-1 Zaak C-463/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAF B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Aangeslotene.

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TAF B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-344 d.d. 26 november 2013 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. B.F. Keulen, leden en mr. M. van Pelt, secretaris)

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 SEPTEMBER 2013 C.12.0329.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0329.F BELGISCH BUREAU VAN DE AUTOVERZEKERAARS vzw, Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. E. D. 2. BELGISCHE

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 27/10/2015

Datum van inontvangstneming : 27/10/2015 Datum van inontvangstneming : 27/10/2015 Vertaling C-513/15-1 Zaak C-513/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 25 september 2015 Verwijzende rechter: Lietuvos vyriausiasis administracinis

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer) 11 september 2014 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer) 11 september 2014 (*) ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer) 11 september 2014 (*) Prejudiciële verwijzing Inkomstenbelasting Wetgeving ter voorkoming van dubbele belasting Belasting van in een andere lidstaat dan de woonstaat

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987* ARREST VAN 8. 10. 1987 ZAAK 80/86 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987* In zaak 80/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arrondissementsrechtbank te

Nadere informatie

Rolnummer 4237. Arrest nr. 33/2008 van 28 februari 2008 A R R E S T

Rolnummer 4237. Arrest nr. 33/2008 van 28 februari 2008 A R R E S T Rolnummer 4237 Arrest nr. 33/2008 van 28 februari 2008 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 34, 2, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, gesteld door

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 * ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 * In zaak C-5/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel Í77 EG-Verdrag van de Belgische Raad van State, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/05/2012

Datum van inontvangstneming : 22/05/2012 Datum van inontvangstneming : 22/05/2012 Vertaling C-123/12-1 Datum van indiening: 6 maart 2012 Verwijzende rechter: Zaak C-123/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Tribunalul Giurgiu (Roemenië) Datum

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 * ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 * In zaak 139/84, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

Algemene Verzekeringsvoorwaarden Vrijwilligersverzekering Chartis Europe S.A., Netherlands Versie 2009/07

Algemene Verzekeringsvoorwaarden Vrijwilligersverzekering Chartis Europe S.A., Netherlands Versie 2009/07 Algemene Verzekeringsvoorwaarden Vrijwilligersverzekering Chartis Europe S.A., Netherlands Versie 2009/07 artikel Begripsomschrijvingen 1 Ontlening van rechten 2 Duur en beëindiging 3 Betalingsverkeer

Nadere informatie

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arbeidsrechtbank te Brussel, in het aldaar aanhangig geding tussen

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arbeidsrechtbank te Brussel, in het aldaar aanhangig geding tussen JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1991 BLADZIJDEN I-1401 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 20 MAART 1991. ERMINIA CASSAMALI TEGEN OFFICE NATIONAL DES PENSIONS. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: TRIBUNAL

Nadere informatie

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018 Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018 Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Verjaring (1) Art. 7:942 lid 1 BW gaat voor een vordering tegen de verzekeraar

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 102/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het House of Lords, in het aldaar aanhangig geding tussen Apple

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

Rolnummer 5633. Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T

Rolnummer 5633. Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T Rolnummer 5633 Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 4 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 «houdende invoering van een sociale

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 * ARREST VAN 8. 7. 1999 ZAAK C-186/98 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 * In zaak C- 186/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het

Nadere informatie

Voorwaarden Aansprakelijkheidsverzekering

Voorwaarden Aansprakelijkheidsverzekering Deze voorwaarden zijn uitsluitend van toepassing indien hiernaar wordt verwezen op het polisblad. Met voorbijgaan aan hetgeen anders in de verzekerings voorwaarden mocht zijn bepaald, wordt deze verzekering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 04/11/2016

Datum van inontvangstneming : 04/11/2016 Datum van inontvangstneming : 04/11/2016 SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-514/16 Voorwerp en rechtsgrondslag van het verzoek om een prejudiciële beslissing Artikel 267

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 Datum van inontvangstneming : 17/07/2019 C-449/19-1 Zaak C-449/19 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 OKTOBER 2009 C.08.0200.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0200.F FORTIS INSURANCE BELGIUM, Mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen P. D. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Vertaling C-569/16-1 Zaak C-569/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 november 2016 Verwijzende rechter: Bundesarbeitsgericht (Duitsland)

Nadere informatie

Rolnummer 5726. Arrest nr. 135/2014 van 25 september 2014 A R R E S T

Rolnummer 5726. Arrest nr. 135/2014 van 25 september 2014 A R R E S T Rolnummer 5726 Arrest nr. 135/2014 van 25 september 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd

Nadere informatie

Date de réception : 16/12/2011

Date de réception : 16/12/2011 Date de réception : 16/12/2011 Resumé C-571/11-1 Zaak C-571/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017 Datum van inontvangstneming : 20/01/2017 Vertaling C-637/16-1 Zaak C-637/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 december 2016 Verwijzende rechter: Amtsgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.0156 (004.05) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie