Tweede Kamer der Staten-Generaal
|
|
- Barbara Sasbrink
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting Rijksbegroting voor het jaar Hoofdstuk XVI Departement van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk Nr.89 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN CULTUUR. RECREATIE EN MAATSCHAPPELIJK WERK Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijswijk, 4 maart 1980 Tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk op 12 en 13 februari jl. heb ik toegezegd dat de Tweede Kamer op zeer korte termijn een notitie over de kwestie van het verzet in het voormalige Nederlandsch-lndië zou bereiken. Deze notitie bied ik u hierbij, als bijlage bij deze brief, aan. In deze notitie wordt de standpuntbepaling zoals ik deze bij brief van 27 juli 1979 aan de voorzitter van de vaste Commissie voor CRM heb omschreven, nader toegelicht. De Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, J. G. Kraaijeveld-Wouters 2 vel Tweede Kamer, zitting ,15800 hoofdstuk XVI, nr. 89 1
2 NOTITIE BETREFFENDE DE KWESTIE VAN HET VERZET IN HET VOORMALIGE NEDERLANDSCH INDIË A. Inleiding In februari 1977 werd de toenmalige Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, de heer W. Meijer, benaderd door de woordvoerder van de Belangengroep Dragers Verzetsster Oost-Azië. Deze verzocht hem om degenen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het voormalige Nederlandsch-lndië verzet hebben gepleegd tegen de Japanse bezetter, op te nemen in de Wet buitengewoon pensioen of voor hen een afzonderlijke analoge regeling te treffen. Bij de behandeling van de begroting 1978 van het Ministerie van CRM in de Tweede Kamer der Staten-Generaal is ook door mevrouw Kappeyne van de Coppello aandacht voor de onderhavige aangelegenheid gevraagd. Naar haar mening zou een logische fasering van het onderzoek kunnen zijn: 1. nagaan of er overeenkomstige elementen zijn aan te wijzen tussen het verzet in Europa en mogelijke verzetssituaties in Indië; 2. het stellen van normen voor verzetsgedrag; 3. het nagaan hoeveel mensen in aanmerking komen; 4. het afwegen van de financiële consequenties. Toegezegd is daarop dat door het Ministerie van CRM een onderzoek zou worden ingesteld, waarbij onder meer het bij de Stichting Pelita en de Uitkeringsraad berustende dossierbestand zou worden betrokken. Naar aanleiding van het ingestelde onderzoek kan het volgende worden medegedeeld. B. Onderzoek Omtrent het in het voormalige Nederlandsch-lndië gepleegde verzet zijn informaties ingewonnen bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Gebleken is dat er relatief gezien weinig contemporaire documenten over het verzet in het het voormalige Nederlandsch-lndië bestaan. Wel staat vast, dat in het voormalige Nederlandsch-lndië zeker van verzet sprake is geweest. Naar aard en omvang week het echter af van het verzet in Europa en met name in Nederland. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Anders dan in Nederland werd in het voormalige Nederlandsch-lndië na de capitulatie onmiddellijk een militair bewind ingesteld, waardoor na vrij korte tijd het Europese gedeelte van de leiding van het land en van het economisch bestel was geëlimineerd. De Japanners beoogden om alle Westerse denkbeelden en invloeden volledig uit te bannen. Wat in dit opzicht met hun gedachtengang niet strookte werd als verzet beschouwd. Daarom hebben zij van het begin af aan alles wat zij ook maar enigszins als verzet aanmerkten systematisch en op de scherpste wijze onderdrukt. Hierin ligt ook de verklaring waarom de Japanners zelfs lichte of vermeende vergrijpen als verzet beschouwden en daarvoor de betrokkenen naar verhouding zeer zwaar bestraften. Vele Nederlanders hebben als gevolg van hun tegen de overheerser gerichte gedrag of houding het leven verloren. Al zeer spoedig na de capitulatie van het voormalige Nederlandsch-lndië werd een aanvang gemaakt met de internering van het grootste gedeelte van de bevolkingsgroep van Europese afkomst, waardoor het vanuit deze groep gepleegde verzet (buiten de kampen) niet van lange duur kon zijn. Dit is een kenmerkend verschil met de situatie in Nederland. Reeds vóór, maar ook tijdens de interneringsperiode zijn door bepaalde groepen van personen plannen beraamd voor het opzetten van een overgangsregering na de capitulatie van Japan. Deze groepen werden echter door de Japanners ontdekt en opgerold. Tweede Kamer, zitting , hoofdstuk XVI, nr. 89
3 In verband met het vorenstaande en met het feit dat van de inheemse bevolking geen medewerking te verwachten viel, is het verzet in het voormalige Nederlandsch-lndië niet tot die ontplooiing kunnen komen, die velen zich wellicht gewenst hadden. Om deze redenen is het dan ook bijzonder moeilijk om met het verzet in Europa (Nederland) vergelijkbare criteria aan te leggen en vergelijkbare normen voor verzetsgedrag op te stellen. Het ligt voorts in de lijn der verwachtingen dat het in vele gevallen onmogelijk zal zijn om het voor een wet of regeling vereiste bewijs te leveren dat iemand aan het verzet heeft deelgenomen. Bij het instellen van het onderzoek naar het aantal personen dat eventueel onder de werkingssfeer van de Wet buitengewoon pensioen (of een nieuwe daarmede vergelijkbare regeling) zou vallen, kwam weldra vast te staan dat een volledige doorlichting van het bij de Stichting Pelita en bij de Uitkeringsraad berustende dossierbestand een weinig zinvolle zaak zou zijn. Immers, de in die dossiers opgenomen gegevens zijn bestemd voor toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers en de sociale rapporten, die daarvoor moeten dienen, zijn toegespitst op het onderzoek naar vervolgingsaspecten. Deze behoeven derhalve, zoals later ook is gebleken, geen gegevens te bevatten die op eventuele gepleegde verzetshandelingen kunnen duiden. In verband hiermede is voor het in te stellen onderzoek naar een andere ingang gezocht. Omdat de wens om de verzetsmensen uit het voormalige Nederlandsch-lndië op te nemen in de Wet buitengewoon pensioen afkomstig is uit de kring van dragers van de Verzetsster Oost-Azië, werd besloten om het onderzoek te starten bij de Kanselarij der Nederlandse Orden. Aldaar berusten namelijk de overwegingen (mutaties geheten), op grond waarvan aan de onderscheidene personen de eerderbedoelde verzetsster is toegekend. De onderscheiding «Verzetsster Oost-Azië » is ingesteld bij Koninklijk besluit van 26 oktober 1948 (No. I 457). Volgens artikel 1 van dit KB kan de onderscheiding worden toegekend «aan hen, die zich in de jaren op door Japan bezet of Japans gebied in Oost-Azië door geestkracht, karaktervastheid of gemeenschapszin op bijzondere wijze verdienstelijk hebben gemaakt voor door krijgsgevangenschap, internering of anderszins in de macht van de vijand geraakte Nederlanders of Nederlandse onderdanen, dan wel in het verzet tegen de vijand». Uit dit citaat moge blijken, dat de Verzetsster Oost-Azië ook is toegekend aan personen, die geen verzetshandelingen hebben verricht, doch die zich op de een of andere wijze verdienstelijk hebben gemaakt bij voorbeeld door hulpverlening aan (mede)gevangenen. De Verzetsster Oost-Azië is in totaal aan 471 personen toegekend. Bij de Kanselarij der Nederlandse Orden zijn van 333 personen de mutaties aanwezig. Van dit aantal hebben 129 personen de onderscheiding verkregen omdat zij zich op eerderbedoelde wijze verdienstelijk hebben gemaakt. De overige 204 personen zijn derhalve onderscheiden in verband met «het verzet tegen de vijand», dan wel op grond van gedrag, dat door de toenmalige Commissie Verzetsster Oost-Azië als zodanig werd aangemerkt. Zoals hiervoren reeds is gesteld, is het bijzonder moeilijk om met het verzet in Nederland vergelijkbare criteria op te stellen. Ondanks een zeer soepele beoordeling gaven de in de onderscheidingsmutaties vermelde gegevens inzake gepleegde verzetshandelingen in 77 gevallen aanleiding tot de veronderstelling dat de gepleegde daden niet zijn te karakteriseren als daden van verzet in de zin van de Wet buitengewoon pensioen (bij voorbeeld het smokkelen van voedsel ten behoeve van medegevangenen). Om dezelfde reden kan overigens niet uitdrukkelijk worden gesteld dat in de resterende 127 gevallen wel sprake is van verzet in de zin van genoemde wet. Blijkens de mutaties is in 71 van deze 127 gevallen de onderscheiding postuum toegekend. Bij de Stichting Pelita en bij de Uitkeringsraad bleken van 40 van de 127 gevallen dossiers aanwezig te zijn. In 15 gevallen was in deze dossiers echter geen bevestiging te vinden van de in de mutaties vermelde verzetshandelingen. Tweede Kamer, zitting , hoofdstuk XVI, nr. 89 3
4 Voorts is eveneens bij de Stichting Pelita en bij de Uitkeringsraad nagegaan of aldaar gegevens bekend zijn omtrent de 245 personen, wier namen voorkomen op enkele lijsten, die door de Belangengroep Dragers Verzetsster Oost-Azië zijn overgelegd. Hiervan waren er 42 reeds betrokken in het onderzoek naarde dragers van de Verzetsster. Van 128 personen waren geen gegevens bekend. In de van de overige 75 personen bij de Stichting Pelita aanwezige dossiers bleek in 56 gevallen in het sociaal rapport niet van verzette worden gesproken. In de overige 19 gevallen wordt wel van (enig) verzet melding gemaakt. Blijkens dit ingestelde onderzoek, dat uiteraard niet maatgevend behoeft te zijn voor het uiteindelijke aantal, wordt derhalve in 44 van de 115 gevallen in het bij de Stichting Pelita en bij de Uitkeringsraad berustende sociaal rapport gesproken van gepleegd verzet. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat uit het feit, dat in 71 gevallen niets omtrent verzet in het sociaal rapport staat vermeld niet de conclusie mag worden getrokken dat in deze gevallen geen sprake is geweest van verzet. Van in totaal 286 personen waren bij eerdergenoemde instanties geen gegevens c.q. geen gegevens omtrent verzet voorhanden. Met betrekking tot de financiële aspecten verbonden aan het opnemen van de verzetsmensen uit het voormalige Nederlandsch-I'ndië in de Wet buitengewoon pensioen of aan het treffen voor hen van een afzonderlijke analoge regeling wordt opgemerkt, dat het bijzonder moeilijk is hiervoor een verantwoorde raming te maken. Een aantal daarvoor relevante factoren is niet bekend. Alleereerst zou bij benadering het aantal personen bekend moeten zijn dat onder de werkingssfeer van zo'n wet of regeling zou kunnen worden gebracht. In die gevallen moet het gepleegde verzet worden vastgesteld en causaal verband aangetoond of aangenomen kunnen worden tussen eventueel aanwezige invaliditeit en het gepleegde verzet c.q. tussen gepleegd verzet en overlijden. Een extra bemoeilijkende factor daarbij is, dat in vele gevallen niet kan worden vastgesteld of de aanwezige invaliditeit een gevolg is van het verzet of een gevolg van een langdurig verblijf in interneringskampen. Aannemende dat 500 personen een aanvraag om een buitengewoon pensioen zouden indienen, dan zouden bij een afwijzingspercentage van 40 ± 300 personen voor een buitengewoon pensioen in aanmerking komen. Uitgaande van de veronderstelling dat het gemiddelde eigen inkomen van deze personen evenveel zal bedragen als dat van de 44 onderzochte personen (de meesten daarvan zijn ongehuwd en ouder dan 65 jaar), namelijk rond f op jaarbasis, en dat de helft van het totaalaantal niet in het genot is van een W.u.v.-uitkering, dan zouden de meerkosten verbonden aan de verlangde maatregel rond f 5,5 min. op jaarbasis bedragen. Bij deze raming is globaal rekening gehouden met het feit, dat ingevolge de kortingsbepalingen van de Wet buitengewoon pensioen van bepaalde neveninkonv sten een hoger bedrag wordt vrijgelaten dan ingevolge de W.u.v. In deze raming zijn echter niet begrepen de aan de uitvoering van zo'n maatregel verbonden kosten. Gezien de aard van de materie en de eerdergenoemde moeilijkheden inzake het leveren van bewijs dat een betrokkene heeft deelgenomen aan het verzet, kan zonder meer worden aangenomen, dat de uitvoeringskosten van een zodanige maatregel verhoudingsgewijs hoger zullen zijn dan die van de Wet buitengewoon pensioen of van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers. Het is immers duidelijk dat de Stichting , die de verzetsrapportage voor de Wet buitengewoon pensioen verzorgt, hiertoe niet geëquipeerd is, hetgeen tot gevolg zal hebben dat, indien er inderdaad een wet of regeling zoals gevraagd tot stand zal moeten worden gebracht, tevens een nieuwe uitvoerende instantie in het leven zal moeten worden geroepen. Hoewel hierin uiteraard specifieke deskundigheid op het terrein van de oorlog in de Pacific zou moeten worden opgenomen, geeft dit, in verband met de hiervoren geschetste problemen, nog niet de garantie dat zo'n instantie ook werkelijk zou kunnen functioneren. Tweede Kamer, zitting ,15800 hoofdstuk XVI, nr. 89 4
5 C. Interdepartementaal overleg Bij de bestudering van het vraagstuk of voor degenen, die in het voormalige Nederlandsch-lndië handelingen hebben verricht die als verzet zouden kunnen worden aangemerkt, een afzonderlijke op de Wet buitengewoon pensioen geënte regeling tot stand zou moeten worden gebracht, werd, tijdens het instellen van vorenvermelde onderzoeken, allengs duidelijker dat aan het treffen van een zodanige maatregel diverse facetten zijn verbonden, welke niet alleen het beleidsterrein van het Ministerie van CRM raken. In verband hiermede werd het noodzakelijk geoordeeld om in overleg met de Ministeries van Binnenlandse Zaken, van Defensie, van Financiën en van Buitenlandse Zaken tot een gezamenlijke standpuntbepaling te komen. Mede op aandrang van de zijde van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, bij welk ministerie het beleid ten aanzien van Indische uitkeringen is geconcentreerd, diende allereerst te worden nagegaan of een afzonderlijke wettelijke regeling voor verzetsdeelnemers uit het voormalige Nederlandsch-lndië, met uitkeringen en/of pensioenen die qua hoogte gelijk zijn aan die van de Wet buitengewoon pensioen, wel zou passen in het hele stelsel van Indische pensioen- en uitkeringsregelingen, mede bezien in hun onderlinge samenhang. Daarbij diende tevens de relatie tussen de Wet buitengewoon pensioen en de algemene militaire pensioenwetten in ogenschouw te worden genomen, alsmede de standpunten die na de soevereiniteitsoverdracht door de onderscheidene kabinetten zijn ingenomen ten aanzien van wijzigingen van en het aanbrengen van fundamentele verbeteringen in de Indische pensioen- en uitkeringsregelingen. Voor wat het laatste punt betreft, moge allereerst het volgende worden gereleveerd. Bij de soevereiniteitsoverdracht heeft Nederland zich borg gesteld voor de naleving door de Republiek Indonesië van haar verplichtingen inzake de toepassing van een scala van Nederlands-Indische rechtspositieregelingen (waaronder pensioen- en uitkeringsregelingen) op personen die de Nederlandse nationaliteit bezitten. Hiertoe heeft Nederland een tweetal z.g. garantiewetten in het leven geroepen, te weten de Garantiewet Militairen KNIL en de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië. Tot de verplichtingen die Nederland op zich genomen heeft, behoren ook de toepassing en uitvoering van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) en de Bijzondere Ongevallenregeling Dienst- en Reserveplichtigen (BOR). De AOR is van toepassing op niet-overheidsdienaren en op het dienstplichtig en reservepersoneel van het KNIL, die als gevolg van de oorlog letsel hebben opgelopen en op de nabestaanden van hen, die als gevolg van de oorlog zijn overleden. Onder oorlogsletsel in de zin van de AOR werd aanvankelijk uitsluitend verstaan het lichamelijk dan wel geestelijk letsel, hetwelk aan een persoon is overkomen als gevolg van een actie van de vijand, van enige handeling of nalatigheid van een onderdeel of lid van de weermacht of van de burgerlijke hulpdiensten in tijd van feitelijke oorlog, dan wel van maatregelen of omstandigheden, welke met de oorlogvoering onverbrekelijk samenhangen. Na de oorlog is bij Nederlandsch-lndisch Staatsblad 1946, nr. 48, de werkingssfeer van de AOR uitgebreid in die zin, dat onder oorlogsletsel «mede wordt verstaan het lichamelijk dan wel geestelijk letsel, hetwelk aan een persoon is overkomen gedurende internering, krijgsgevangenschap, gedwongen tewerkstelling of gedurende gevangenschap, vooronderzoek dan wel aanhouding als gevolg van verdenking wegens daden, welke gericht waren tegen de bevelen van het Japanse bezettingsleger en niet vallen onder het gewone strafrecht.». Door deze uitbreiding is duidelijk ingespeeld op de situatie zoals die zich tijdens de oorlogsjaren heeft voorgedaan en die niet was voorzien toen de AOR in 1942 werd geschreven. Bij het Nederlandsch-lndisch Staatsblad van 1946, nr. 118, is de AOR voorts ook van toepassing verklaard op personen, die tijdens de naoorlogse ongeregeldheden letsel hebben bekomen en daardoor invalide zijn geworden (en op hun nabestaanden). Tweede Kamer, zitting , hoofdstuk XVI, nr. 89 5
6 De Bijzondere Ongevallenregeling (BOR) is na de oorlog in het voormalige Nederlandsch-lndië in het leven geroepen. Zij is bestemd voor het dienstplichtig en reservepersoneel van het KNIL (niet-burgerlijk overheidsdienaar), dat na de oorlog letsel heeft bekomen als gevolg van ongevallen e.d. bij de uitvoering van de aan hen opgedragen taken (letsel in en door de dienst). Sedert 1950 hebben alle achtereenvolgende kabinetten zich op het standpunt gesteld dat de hiervoren omschreven rechtspositieregelingen, zoals deze luidden ten tijde van de soevereiniteitsoverdracht, bepalend waren voor de aanspraken. Dit uitgangspunt brengt mede, dat Nederland direct noch indirect structurele wijzigingen in de gegarandeerde c.q. overgenomen regelingen zal aanbrengen en dat het onderling bestaande evenwicht tussen de bestaande aanspraken niet zal worden verstoord. Anders geformuleerd komt het standpunt hierop neer, dat Nederland de gevallen waarin en de omstandigheden op grond waarvan uitkeringen worden verleend, niet uitbreidt. Dit standpunt is door de onderscheidene kabinetten diverse malen uitgedragen en de Staten-Generaal heeft zich telkenmale daarmede verenigd. Wel heeft Nederland, op basis van het ten tijde van de soevereiniteitsoverdracht bestaande, de uitkeringen conjunctureel aangepast. Ook het huidige kabinet stelt zich op het standpunt dat niet kan worden overwogen om in dit sedert 1950 gevoerde beleid wijzigingen aan te brengen. De Wet buitengewoon pensioen is in 1947 in het leven geroepen voor degenen, die tijdens de oorlogsjaren binnen het Rijk in Europa aan het verzet hebben deelgenomen en als gevolg daarvan invalide zijn geworden, alsmede voor hun nabestaanden. Qua systematiek en hoogte van de voorzieningen is deze wet in hoofdlijnen geënt op de voor militairen geldende pensioenwetten. De reden hiervan is dat de verzetsdeelnemers, daartoe opgeroepen door de toenmalige in Londen zetelende regering, als het ware een ondergronds leger vormden, waardoor een niet formeel dienstverband met de overheid kan worden aangenomen. Hierdoor was het mogelijk om hen op nagenoeg dezelfde wijze te behandelen als de militairen, die aan de gevechtshandelingen tijdens de inval in ons land door de Duitsers hebben deelgenomen. In afwijking echter van de militaire pensioenwetten heeft de Wet buitengewoon pensioen een verzorgend karakter, in verband waarmede bij de vaststelling van de hoogte van de pensioenen rekening wordt gehouden met de neveninkomsten, die de betrokkene heeft. De Wet buitengewoon pensioen is derhalve duidelijk gerelateerd aan de pensioenwet van de militairen van het Nederlandse Leger. De wens om degenen, die in het voormalige Nederlandsch-lndië aan het verzet hebben deelgenomen eveneens in de Wet buitengewoon pensioen op te nemen of voor hun qua hoogte van de voorzieningen een analoge regeling te treffen, betekent in feite impliciet een zelfde gelijkstelling met de militairen van het Nederlandse leger. Het leggen van een dergelijke relatie is echter principieel onjuist. Immers, voor degenen, die na de capitulatie van het voormalige Nederlandsch-lndië de strijd op enigerlei wijze hebben voortgezet, zou de parallel niet getrokken moeten worden met de militairen van het Nederlandse leger, doch met de militairen van het voormalige Nederlandsch-lndië, derhalve met degenen, die behoord hebben tot het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Inwilliging van het voorliggende verzoek zou in concreto betekenen, dat voor degenen, die in het voormalige Nederlandsch-lndië aan het verzet hebben deelgenomen, betere pensioenvoorzieningen zouden worden getroffen dan die thans gelden voor de militairen van het voormalige KNIL. Met andere woorden, degenen, die als gevolg van hun tijdens de bezetting tegen de vijand gerichte daden invalide zijn geworden, zouden beter worden «gehonoreerd» dan de militairen, wier invaliditeit is ontstaan als gevolg van de strijd tijdens de inval van de Japanners in het voormalige Nederlandsch-lndië. Tweede Kamer, zitting , hoofdstuk XVI, nr. 89 6
7 Indien degenen, die in het voormalige Nederlandsch-lndië verzet hebben gepleegd, zouden worden opgenomen in de Wet buitengewoon pensioen zou de billijkheid vereisen, dat de militairen van het voormalige KNIL onder de werkingssfeer van de (Nederlandse) Algemene Militaire Pensioenwet zouden worden gebracht. Het namens de Belangengroep van de Dragers Verzetsster Oost-Azië gedane verzoek heeft derhalve veel verder strekkende gevolgen dan uitsluitend gelijkstelling van verzetsdeelnemers uit het voormalige Nedrlandsch- Indië met die van het Rijk in Europa. In al zijn consequenties komt het er in feite op neer dat thans aan de Regering wordt gevraagd om het sedert 1950 gevoerde beleid geheel los te laten met onder meer als gevolg dat niet alleen de verzetsdeelnemers uit het voormalige Nederlandsch-lndië, maar ook het beroeps- en het dienst- en reserveplichtig personeel van het KNIL alsmede de voormalige Nederlandsch-lndische burgerlijke overheidsdienaren onder de werkingssfeer van specifiek Nederlandse pensioenwetten dienen te worden gebracht. Bij inwilliging van het door de Belangengroep gedane verzoek zou de Regering niet mogen wachten totdat ook de andere genoemde groepen hun alsdan gerechtvaardigde claims zouden indienen. Zij zou dit zich zelf verplicht zijn tot een gelijktijdige rigoureuze beleidsombuiging op deze punten. De Regering is van mening dat zij de verantwoordelijkheid hiervoor niet kan nemen. Om deze reden en mede in verband met de andere in deze notitie genoemde bezwaren heeft zij dan ook het verzoek om de verzetsdeelnemers uit het voormalige Nederlandsch-lndië op te nemen in de Wet buitengewoon pensioen, moeten afwijzen. Tweede Kamer, zitting , hoofdstuk XVI, nr. 89 7
De Algemene Oorlogsongevallenregeling
De Algemene Oorlogsongevallenregeling Inhoud Welke informatie kunt u in deze brochure vinden? 2 Wie kan financiële ondersteuning krijgen? 2 Welke financiële ondersteuning kunt u krijgen? 3 Hoe dient u
Nadere informatieDe Algemene Oorlogs- ongevallenregeling
De Algemene Oorlogs- ongevallenregeling Inhoud Wie kan financiële ondersteuning krijgen? 2 Welke financiële ondersteuning kunt u krijgen? 3 Hoe dient u een aanvraag in? 4 Hoe wordt een aanvraag behandeld?
Nadere informatieDe Wet buitengewoon pensioen 1940-1945
De Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 Inhoud Inleiding 2 Wie kan financiële ondersteuning krijgen? 3 Welke financiële ondersteuning kunt u krijgen? 4 Hoe dient u een aanvraag in? 5 Wat gebeurt er tijdens
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 400 XV Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het
Nadere informatieRapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148
Rapport Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 2 Klacht Op 1 februari 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer Y. te Zwolle, ingediend door de Stichting Rechtsbijstand Asiel
Nadere informatieRapport. Datum: 26 september 2003 Rapportnummer: 2003/340
Rapport Datum: 26 september 2003 Rapportnummer: 2003/340 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het UWV, kantoor Groningen, tot het moment dat hij laatstelijk contact had met de Nationale ombudsman (2 september
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 25 839 Tegoeden Tweede Wereldoorlog Nr. 31 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT Aan de Voorzitter van de Tweede
Nadere informatieOfficiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 47434 24 december 2015 Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 december 2015, kenmerk
Nadere informatieversie 7 juni 2012 Nota van Toelichting Algemeen
Nota van Toelichting Algemeen Met de afkondiging van de Veteranenwet in het Staatsblad (2012, 133) is de grondslag voor de erkenning en waardering en de zorg aan veteranen door het parlement, en daarmee
Nadere informatieRapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110
Rapport Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 2 Klacht Verzoeker, een Afghaanse asielzoeker, klaagt over de lange duur van de behandeling door de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 378 Besluit van 1 augustus 1995 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (aanvulling invaliditeitspensioen bij door
Nadere informatieSMO. Nieuwsbrief. Extra nieuws! Voor zorg en welzijn Molukse Ouderen. Landelijke Stuurgroep Molukse Ouderen. >> Januari 2016 Nr.
Landelijke Stuurgroep Nieuwsbrief Molukse Ouderen Voor zorg en welzijn Molukse Ouderen Landelijke Stuurgroep Molukse Ouderen Uitkeringsregeling Backpay Extra nieuws! Aan het einde van het vorige jaar is
Nadere informatieDe uitkeringswetten voor oorlogsgetroffenen
De uitkeringswetten voor oorlogsgetroffenen Inhoud Wie kan financiële ondersteuning krijgen? 2 Welke financiële ondersteuning kunt u krijgen? 4 Hoe dient u een aanvraag in? 5 Wat gebeurt er tijdens de
Nadere informatie4. Op 13 januari 2008 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman omdat hij nog geen nieuw besluit van de PUR had ontvangen.
Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) pas op 28 april 2008 een nieuwe beslissing op zijn bezwaarschrift had genomen, ondanks de toezegging dat het besluit
Nadere informatie(" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN).
ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 APRIL 1980. UNA COONAN TEGEN INSURANCE OFFICER. (" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2005:AT3000
ECLI:NL:CRVB:2005:AT3000 Instantie Datum uitspraak 21-03-2005 Datum publicatie 01-04-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-1503 MAW-VV Bestuursrecht
Nadere informatieIn artikel 9a wordt, onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
CONCEPT Voorstel van wet [[ ]] tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met het vastleggen van het recht op de alleenstaandennorm en de inkomensondersteuning voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen
Nadere informatieTRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJKDERNEDER LAN DEN. JAARGANG 1951 No. 4 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken
3 (1950) No. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJKDERNEDER LAN DEN JAARGANG 1951 No. 4 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken A. TITEL UNIEZAKEN Memorandum houdende een
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 46 Besluit van 26 januari 2004 tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met de aanspraak op verblijf voor een niet-geïndiceerde
Nadere informatieRapport. Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087
Rapport Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087 2 Klacht Op 15 september 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw W. te Putten, met een klacht over een gedraging van Gak Nederland
Nadere informatieNMI MEDIATION REGLEMENT 2001
Nederlands Mediation Instituut NMI MEDIATION REGLEMENT 2001 Artikel 1 - Definities In dit reglement wordt verstaan onder: NMI: de Stichting Nederlands Mediation Instituut, gevestigd te Rotterdam. Reglement:
Nadere informatieAanbevelingen resititutie kunstwerken van kunsthandelaren
Aanbevelingen resititutie kunstwerken van kunsthandelaren Aanbeveling 1 1. De commissie adviseert om bij het teruggavebeleid ten aanzien van de kunsthandel dezelfde uitgangspunten te hanteren die in de
Nadere informatieRapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091
Rapport Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hem
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 990 Wijziging van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst in verband met de Kaderwet dienstplicht Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede
Nadere informatieOp de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, augustus 2010, kenmerk DMO/OHW-U- ;
Ontwerp esluit van houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de inwerkingtreding van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen, alsmede tot het
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 476 Financiële compensatie voor langdurige militaire dienst (Uitkeringswet KNIL-beroepsmilitairen) Nr. 3 Het advies van de Raad van State wordt
Nadere informatieRapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258
Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23654 Wijziging van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (geweld tegen derden) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 1. Algemeen 7.7.
Nadere informatieMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid AV/IR/2003/20105. Datum 10 maart 2003
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a DEN HAAG Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333
Nadere informatieSamenvatting. 1. Procedure
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 98 d.d. 14 april 2011 (prof. mr. E.H. Hondius, voorzitter, mevrouw mr. A.M.T. Wigger en mr. J.W.H. Offerhaus) Samenvatting Bij afsluiten van
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1986-1987 Herziening van het stelsel van sociale zekerheid BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 773 Wet van 24 december 1997 tot wijziging van een aantal wetten in verband met de herziening van het afstammingsrecht alsmede van de regeling
Nadere informatieRapport. Datum: 22 januari 2002 Rapportnummer: 2002/005
Rapport Datum: 22 januari 2002 Rapportnummer: 2002/005 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Pensioen- en Uitkeringsraad (Raadskamer wetten buitengewoon pensioen) zonder hem daarover te informeren zijn
Nadere informatieRapport. Datum: 13 april 1999 Rapportnummer: 1999/157
Rapport Datum: 13 april 1999 Rapportnummer: 1999/157 2 Klacht Op 10 november 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer A. te Uden, ingediend door de heer mr. K.E. Leoni, advocaat
Nadere informatieRapport. Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261
Rapport Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261 2 Klacht Op 27 oktober 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw D. te Zeist, met een klacht over een gedraging van het Landelijk
Nadere informatieVOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE
T W E E D E K A M E R D E R S T A T E N - 2 G E N E R A A L Vergaderjaar 2010-2011 32 414 Voorstel van wet van de leden Eijsink, Van Dijk, Hachchi, El Fassed, Voordewind, Ouwehand, Van der Staaij, Hernandez,
Nadere informatieRapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368
Rapport Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368 2 Klacht Verzoeker klaagt over de wijze waarop een ambtenaar van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid hem na zijn aanhouding op 20 mei 2005
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2011:BU7186
ECLI:NL:CRVB:2011:BU7186 Instantie Datum uitspraak 01-12-2011 Datum publicatie 07-12-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-4684 WUV Bestuursrecht
Nadere informatieRapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312
Rapport Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) incorrecte informatie heeft verschaft in de brochure en op de
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 189 Wijziging van een aantal wetten in verband met de herziening van het afstammingsrecht alsmede van de regeling van adoptie Nr. 1 KONINKLIJKE
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 30 Besluit van 16 januari 1997, houdende uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken)
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2012:BY4592
ECLI:NL:CRVB:2012:BY4592 Instantie Datum uitspraak 29-11-2012 Datum publicatie 30-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10/4918 MPW en 11/4917
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 073 Wet houdende een nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds
Nadere informatieX wonende te Y, appellant, tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans verweerder,
Zaaknummer: 1995/155 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 21 december 1995 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans Trefwoorden: Auditor, inschrijving,
Nadere informatieRapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257
Rapport Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257 2 Klacht Op 3 november 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer O. te 's-hertogenbosch, met een klacht over een gedraging van
Nadere informatieDe Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2011-346 d.d. 2 december 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr.drs. D.J. Olthoff, secretaris)
Nadere informatieTe treffen maatregel voor deze doelgroep: Forfaitaire uitkering afhankelijk van de huwelijksduur van de betrokkenen.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 740 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet tarieven in burgerlijke zaken en enkele andere wetten ter verhoging van de opbrengst
Nadere informatieRapport. Datum: 23 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/332
Rapport Datum: 23 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/332 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Minister van Algemene Zaken niet heeft gereageerd op zijn brief van 31 oktober 2000, die een persoonlijk tegen
Nadere informatieRapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248
Rapport Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in haar brief aan verzoekster van 25 februari 2000 heeft
Nadere informatieRapport. Datum: 24 maart 2003 Rapportnummer: 2003/064
Rapport Datum: 24 maart 2003 Rapportnummer: 2003/064 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het UWV, kantoor Haarlem, tot op het moment waarop zij zich tot de Nationale ombudsman wendde nog geen beslissing
Nadere informatieRapport. Datum: 23 december 2004 Rapportnummer: 2004/489
Rapport Datum: 23 december 2004 Rapportnummer: 2004/489 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de gemeente Tilburg zijn verzoek om vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt in verband met een verstopping
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2017:141
ECLI:NL:CRVB:2017:141 Instantie Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 19-01-2017 Zaaknummer 15/7690 AOW Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Nadere informatieHOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes)
HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes) ARREST gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nadere informatieRapport. Datum: 21 juli 2005 Rapportnummer: 2005/209
Rapport Datum: 21 juli 2005 Rapportnummer: 2005/209 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn verzoek om vergoeding van de door hem omstreeks oktober
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 875 Wijziging van een aantal wetten in verband met de vereenvoudiging en vernieuwing van het militaire pensioenstelsel (Aanpassingswet kaderwet
Nadere informatieREGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE DEFENSIE GENEESKUNDIGE ZORG Per 1 januari 2016
REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE DEFENSIE GENEESKUNDIGE ZORG Per 1 januari 2016 Begripsomschrijving Artikel 1. In dit reglement wordt verstaan onder: stichting : de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken;
Nadere informatieWet op de medische keuringen
Wet op de medische keuringen Wet van 5 juli 1997, Stb. 1997, 365 (Verbeterblad), houdende regels tot versterking van de rechtspositie van hen die een medische keuring ondergaan (Wet op de medische keuringen),
Nadere informatieRapport. Datum: 11 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/438
Rapport Datum: 11 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/438 2 Klacht Op 24 december 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Hengelo, ingediend door Thuiszorg Centraal Twente
Nadere informatieRapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347
Rapport Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347 2 Klacht Verzoekster klaagt over de wijze waarop notaris X te Q bij gelegenheid van de afwikkeling van haar echtscheiding heeft gehandeld met een
Nadere informatieRapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073
Rapport Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073 2 Klacht DE ONDERZOCHTE GEDRAGING Het in strijd met het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht niet informeren van betrokkene over de mogelijkheid
Nadere informatieRapport. Datum: 27 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/353
Rapport Datum: 27 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/353 2 Klacht Op 1 mei 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw S. te Zutphen, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/Ondernemingen
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen 25 839 Tegoeden Tweede Wereldoorlog Nr. 68 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID,
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op
Nadere informatieIN NAAM DER KONINGIN
2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 23029(R1461) Wijzigïng van de Rijkswet op het Nederlanderschap Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van
Nadere informatieOp de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]]:
Ontwerpbesluit van [[ ]] tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met tijdelijke beperking van de plicht tot waardeoverdracht bij bijbetalingslasten
Nadere informatieECLI:NL:RBOBR:2017:3108
ECLI:NL:RBOBR:2017:3108 Instantie Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 21-06-2017 Zaaknummer 16_3257 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Bestuursrecht Eerste
Nadere informatieRapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/016
Rapport Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/016 2 Klacht Op 27 juli 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer E. te Vlissingen, met een klacht over een gedraging van Cadans
Nadere informatieEerste Kamer der Staten-Generaal
Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1984-1985 Nr. 145b 16833 Wijziging van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Stb. 1977,494) NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 14 mei 1985
Nadere informatiebetreft: [klager] datum: 2 februari 2015
nummer: 14/3322/GA en 14/3394/GA betreft: [klager] datum: 2 februari 2015 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij
Nadere informatieProtocol. Klachtencommissie. Autimaat B.V.
Protocol Klachtencommissie Autimaat B.V. Doetinchem December 2011 Protocol van de klachtencommissie van Autimaat B.V. Inhoudsopgave Toepassingsgebied 3 Begripsbepaling 3 Doelstelling van de klachtenregeling
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2017:2864
ECLI:NL:CRVB:2017:2864 Instantie Datum uitspraak 06-09-2017 Datum publicatie 07-09-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/4207 WW Bestuursrecht
Nadere informatieRAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN
RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2006.0691 (013.06) ingediend door: hierna te noemen klaagster, tegen: hierna te noemen verzekeraar. De Raad van Toezicht Verzekeringen
Nadere informatieREGLEMENT PROFILERINGSFONDS Theologische Universiteit Apeldoorn
REGLEMENT PROFILERINGSFONDS Theologische Universiteit Apeldoorn Preambule. Het college van bestuur heeft deze regeling getroffen op grond van artikel 7.51 1 van de Wet op Hoger onderwijs en Wetenschappelijk
Nadere informatieRapport. Datum: 27 april 1998 Rapportnummer: 1998/126
Rapport Datum: 27 april 1998 Rapportnummer: 1998/126 2 Klacht Op 20 augustus 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer P. te Oud Alblas, met een klacht over een gedraging van Gak
Nadere informatieWij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855, 33) en aanpassing van daarmee verband houdende bepalingen in
Nadere informatieRapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270
Rapport Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270 2 Klacht Op 4 november 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Voorburg, met een klacht over een gedraging van het Korps
Nadere informatieRapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010
Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal
Nadere informatieHet is mij bekend dat u meent dat in zo'n geval geen kwijtschelding mogelijk is.
Rapport 2 p class="c2">klacht Verzoekster klaagt erover dat de Belastingdienst Zuidwest/kantoor Roosendaal in zijn uitspraak van 21 november 2007 haar beroep tegen de beschikking van de ontvanger van de
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1979-1980 16 034 (R 1138) Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het koningschap
Nadere informatieECLI:NL:RBDHA:2014:10175
ECLI:NL:RBDHA:2014:10175 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 08-05-2014 Datum publicatie 18-08-2014 Zaaknummer AWB 14/1709 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste
Nadere informatieRapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192
Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie haar klacht van 16 april 2004 over de lange duur van de behandeling
Nadere informatieRapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093
Rapport Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer zijn verzoek van 16 juni 2003 om vergoeding van de kosten die hij
Nadere informatieKlacht De klacht heeft betrekking op het niet honoreren van een (bindende) voordracht, uitgebracht
in de zaak van Huurdersvereniging Op het Zuiden te Roermond tegen Stichting Wonen Zuid te Roermond. Partijen worden hierna aangeduid als Op het Zuiden en Wonen Zuid. Verloop van de procedure Op het Zuiden
Nadere informatieReacties en antwoorden op gestelde vragen Einde onderzoek De feiten
Geachte heer ( ), Bij brief van 16 mei 2013 heeft u bij ons een klacht voorgelegd van mevrouw ( ) over de Dienst Terugkeer en Vertrek (de DT&V). Op 2 juli 2015 heb ik u laten weten dat wij een onderzoek
Nadere informatieAan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon
Nadere informatieRapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241
Rapport Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241 2 Klacht Verzoeksters klagen erover dat zij geen contact konden krijgen met de Visadienst kort verblijf van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht
Nadere informatieNOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG. Inleiding
33 879 Wijziging van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940-1945 en de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 in verband met een wijziging in de berekening van het voordeel uit sparen
Nadere informatieZaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden
Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Algemeen verbindend voorschrift,
Nadere informatiePostbus 948 4600 AX Bergen op Zoom. Stichting Sociaal Fonds Essent
Postbus 948 4600 AX Bergen op Zoom Stichting Sociaal Fonds Essent Reglement 2014 Algemeen Artikel 1 1. De Stichting Sociaal Fonds Essent heeft blijkens artikel 3 van de statuten ten doel financiële steun
Nadere informatieRapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115
Rapport Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115 2 Klacht Op 8 oktober 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw K. te Sri Lanka, ingediend door mevrouw mr. I. Gerrand, advocaat
Nadere informatieBedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen
Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen Rolnummer: LPL 97.020 VERSLAG VAN BEVINDINGEN VAN DE BEDRIJFSCOMMISSIEKAMER VOOR DE OVERHEID VOOR LAGERE PUBLIEKRECHTELIJKE
Nadere informatieVertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art.
Zaaknummer: 1997/209 Rechter(s): mrs. Loeb, Martens, Nijenhof Datum uitspraak: 14 januari 1998 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Trefwoorden: Vertrouwensbeginsel, terugwerkende
Nadere informatieWet van 5 juli 1997, houdende regels tot versterking van de rechtspositie van hen die een medische keuring ondergaan (Wet op de medische keuringen)
(Tekst geldend op: 27-06-2013) Wet van 5 juli 1997, houdende regels tot versterking van de rechtspositie van hen die een medische keuring ondergaan (Wet op de medische keuringen) Wij Beatrix, bij de gratie
Nadere informatieUitkeringen bij wijze van pensioen
Uitkeringen bij wijze van pensioen Uitvoeringsregels voor de toekenning en berekening van de hoogte van de uitkering. Ministerie van Algemene Zaken afdeling P&O St. Maarten, juni 2012 Inhoudsopgave Inhoudsopgave
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2014:3478
ECLI:NL:CRVB:2014:3478 Uitspraak 14/5824 WWB-VV 27 oktober 2014 Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening Partijen: [Verzoekster]te [woonplaats] (verzoekster)
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep
Nadere informatiede Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Wetgeving voor veteranen
Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Datum Ons kenmerk Onderwerp Wetgeving voor
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 303 Besluit van 30 mei 1996, houdende wijziging van het koninklijk besluit van 25 juni 1993, houdende vaststelling van regelen, bedoeld in de
Nadere informatie