Klacht De klacht heeft betrekking op het niet honoreren van een (bindende) voordracht, uitgebracht

Transcriptie

1 in de zaak van Huurdersvereniging Op het Zuiden te Roermond tegen Stichting Wonen Zuid te Roermond. Partijen worden hierna aangeduid als Op het Zuiden en Wonen Zuid. Verloop van de procedure Op het Zuiden heeft op 28 september 2009 bij de Commissie AedesCode een verzoek ex artikel 6 lid 3 ( verzoek om een uitspraak naar aanleiding van een klacht ) van het Reglement AedesCode ingediend, gericht tegen Wonen Zuid. Wonen Zuid heeft op 2 november 2009 een schriftelijk verweer ingediend. Op het Zuiden heeft op 26 november 2009 een conclusie van repliek genomen. Wonen Zuid heeft op 16 december 2009 een conclusie van dupliek genomen. De klacht is behandeld tijdens de vergadering van 18 januari Klacht De klacht heeft betrekking op het niet honoreren van een (bindende) voordracht, uitgebracht door Op het Zuiden, tot herbenoeming van de heer tot lid van de Raad van Toezicht (hierna: RvT) van Wonen Zuid. De RvT zou geen aannemelijke, geloofwaardige en geldige argumenten hebben aangevoerd om af te wijken van de bindende voordracht. Wonen Zuid/RvT zou hiermee in strijd hebben gehandeld met artikel 7 lid 1 (onderdeel) e Besluit beheer socialehuursector (hierna: BBSH), de statuten van Wonen Zuid, het Huishoudelijk reglement van de RvT en artikel 5 van de AedesCode. Feiten De volgende feiten zijn in voldoende mate komen vast te staan. Wonen Zuid heeft sinds 2007 drie huurdersorganisaties: - Op het Zuiden te Roermond met ongeveer leden; - St. Pietersrade te Kerkrade met ongeveer 850 leden; - HTM te Heerlen/Brunssum met ongeveer 700 leden. De heer (hierna: ) is, op voordracht van Op het Zuiden, met ingang van 1 juli 2005 benoemd tot lid van de RvT van Wonen Zuid. De eerste termijn van eindigde op 1 juli In 2007 hebben St. Pietersrade en HTM de heer voorgedragen. De termijn van de heer eindigt in Voor de vacature van heeft de RvT de huurdersorganisaties uitgenodigd een kandidaat te stellen. Op het Zuiden heeft bij brief van 8 april 2009 de twee andere huurdersorganisaties verzocht om

2 2/5 tot een gezamenlijke kandidaat te komen. Dit verzoek is niet gehonoreerd. St. Pietersrade en HTM hebben het Bureau Equipe in Maastricht opdracht gegeven kandidaten te zoeken voor de vacature. St. Pietersrade en HTM hebben uit deze procedure ieder een kandidaat voorgedragen, waarbij beide huurdersorganisaties aan de Selectie- en Renumeratiecommissie hebben aangegeven elkaars kandidaten geschikt te vinden. is op voorspraak van Op het Zuiden en na een gesprek met het Bureau Equipe bij brief van 12 juli 2009 voorgedragen voor herbenoeming tot lid van de RvT. De Selectie- en Renumeratiecommissie heeft met de drie voorgedragen kandidaten gesprekken gevoerd, waaruit één kandidaat is geselecteerd: de heer. Wonen Zuid heeft bij brief van 16 juli 2009 Op het Zuiden medegedeeld dat niet is herbenoemd. Op het Zuiden heeft hierover bij brief van 28 september 2009 hier boven geformuleerde klacht ingediend bij de Commissie AedesCode (hierna: commissie). Op het Zuiden heeft tevens de commissie verzocht het benoemingsbesluit te vernietigen en aan te bevelen Op het Zuiden opnieuw in de gelegenheid te stellen een bindende voordracht te doen. Dit zou kunnen betekenen dat een derde lid namens de huurdersorganisaties in de RvT zitting heeft. Verweer van Wonen Zuid Primair verweer: klacht is niet ontvankelijk. Wonen Zuid stelt dat het bestuur niet verantwoordelijk is voor het gedrag van de RvT en niet bevoegd tot het nemen van maatregelen indien het gedrag van de RvT daartoe aanleiding zou geven. Zij verwijst hiervoor naar artikel 17 lid 2 van de statuten. Volgens dit artikel geldt: de RvT is niet gehouden over zijn handelen verantwoording af te leggen aan de directie. Noch op grond van de wet noch op grond van de statuten is het bestuur verantwoordelijk voor het gedrag van de RvT. Over het doen en laten van het bestuur wordt geen klacht ingediend. Subsidiair verweer. Wonen Zuid stelt, kort samengevat, dat de RvT heeft gehandeld volgens de regels van het BBSH (artikel 7 lid 1 sub e), de statuten (artikel 11 lid 5), het Huishoudelijk Reglement (artikel 3) en de AedesCode (artikel 5) ten aanzien van de voordracht van Op het Zuiden en de benoeming. Alleen een voordracht door de huurdersorganisaties gezamenlijk wordt als bindend aangemerkt. Meerdere voordrachten niet, hier moet immers altijd een keuze worden gemaakt. Het Huishoudelijk Reglement maakt uitdrukkelijk onderdeel uit van de benoemingsprocedure. De RvT heeft een keuze gemaakt op grond van competenties van de kandidaten met toetsing aan het gewenste profiel. De RvT kan het aantal zetels ten gunste van de huurdersorganisaties niet uitbreiden.

3 3/5 Wonen Zuid stelt voorts dat zittende leden van de RvT na afloop van de zittingstermijn opnieuw moeten worden voorgedragen. De huurdersorganisaties moeten bij een herbenoeming opnieuw worden geraadpleegd en in de gelegenheid worden gesteld een voordracht te doen. Op dit verweer zal, voor zover nodig, de commissie hierna ingaan. Beoordeling Ontvankelijkheid De klacht wordt ontvankelijk verklaard. Het verweer van Wonen Zuid wordt door de commissie niet gevolgd. Immers, de commissie dient te toetsen of de corporatie, i.c. Wonen Zuid en haar organen zich gedragen conform het bepaalde in de AedesCode/governancecode. Volgens artikel 7 lid 1 BBSH geldt dat corporaties dienen te voorzien in een intern toezichthoudend orgaan. De corporatie dient ervoor te zorgen dat de taken, werkwijze en verantwoordelijkheden van de RvT zijn verankerd in de statuten, reglementen en dat deze voldoen aan het bepaalde in de AedesCode en governancecode. De RvT speelt als intern toezichthoudend orgaan een wezenlijke rol in het functioneren van de corporatie. De corporatie, i.c. Wonen Zuid, is verantwoordelijk voor het gedrag van de RvT en kan erop aangesproken worden als de RvT niet conform zijn regels, dan wel de AedesCode en governancecode handelt. Artikel 17 lid 2 van de statuten Wonen Zuid staat een dergelijke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid niet in de weg, omdat in deze kwestie uitsluitend wordt getoetst of procedureel correct is gehandeld. Over de inhoud van het besluit/handelen wordt niet geoordeeld. Klacht Ter beoordeling ligt de vraag of de RvT bij de benoemingsprocedure conform de regels van het BBSH, de statuten, Huishoudelijk Reglement en AedesCode heeft gehandeld, met andere woorden of er procedureel correct is gehandeld. Over de daadwerkelijke inhoud buigt de commissie zich niet. Vooropgesteld dient te worden dat de commissie met Wonen Zuid van mening is dat het Huishoudelijk Reglement RvT Wonen Zuid deel uit maakt van de benoemingsprocedure. In artikel 11 lid 4 en 5 van de statuten wordt naar dit reglement verwezen. De handelwijze van de RvT dient mede aan het Huishoudelijk Reglement te worden getoetst. Voor zover het standpunt van Op het Zuiden zo moet worden uitgelegd dat het Huishoudelijk geen deel uitmaakt van de benoemingsprocedure, volgt de commissie dit standpunt niet. Heeft de RvT conform artikel 7 lid 1 sub e BBSH gehandeld? Het bepaalde van artikel 11 lid 5 van de statuten van Wonen Zuid is niet in strijd met artikel 7 lid 1 sub e BBSH. De vraag of er conform artikel 7 lid 1 sub e van het BBSH is gehandeld kan buiten bespreking blijven, nu artikel 11 lid 5 van de statuten hierna aan de orde komt.

4 4/5 Heeft de RvT conform artikel 11 lid 5 van de statuten gehandeld? Ingevolge artikel 11 lid 5 van de statuten geldt: de huurders van de woningen van de stichting of de in het belang van die huurders werkzame organisaties hebben het recht voor twee zetels een persoon uit hun kring aan de RvT voor te dragen voor benoeming in de RvT. Deze voordracht is bindend. Een door de RvT vastgestelde profielschets dient daarbij in acht te worden genomen. Voorts wordt voor de procedure en wijze van benoeming verwezen naar het Huishoudelijk Reglement. Naar het oordeel van de commissie is niet in strijd met de statuten gehandeld. Immers, drie huurdersorganisaties hebben recht op twee zetels in de RvT en een voordracht is bindend als tot een gezamenlijke voordracht zou zijn gekomen, maar nu iedere huurdersorganisatie een voordracht heeft gedaan, diende de RvT een keuze te maken. Het zou anders zijn geweest als de huurdersorganisaties wel tot een gezamenlijke voordracht zouden zijn gekomen, maar daar is hier geen sprake van. Gezien het bovenstaande heeft de RvT hiermee ook conform artikel 7 lid 1 sub e BBSH gehandeld Heeft de RvT conform artikel 3 van het zijn Huishoudelijk Reglement gehandeld? Door klager wordt verwezen naar artikel 3 lid 6,7 en 8 van dit reglement. Naar het oordeel van de commissie is alleen lid 8 van artikel 3 van toepassing op de onderhavige zaak en niet de leden 6 en 7 van artikel 3. De commissie heeft daarbij het volgende overwogen. Ingevolge artikel 3 lid 2 geldt: Indien er meerdere door Wonen Zuid erkende huurdersorganisaties zijn worden zij verzocht tot één bindende voordracht te komen. Nu de drie huurdersorganisaties niet tot één bindende voordracht zijn gekomen, blijven de leden 6 en 7 van artikel 3 buiten toepassing en is naar het oordeel van de commissie uitsluitend artikel 3 lid 8 aan de orde. Volgens artikel 3 lid 8 geldt: als de huurdersorganisaties niet tot één bindende voordracht kunnen komen, stelt de RvT elke door Wonen Zuid erkende huurdersorganisatie in de gelegenheid een nietbindende voordracht te doen. De geschiktheid van de voorgedragen kandidaten zal door de Selectieen Renumeratiecommissie worden getoetst aan het gewenste profiel van het lid van de RvT(..). De stelling van Op het Zuiden dat het bindende karakter aan de voordracht is onthouden door de RvT acht de commissie niet juist, omdat, nu de huurdersorganisaties niet tot één bindende voordracht konden komen er geen sprake was van een bindende voordracht. Naar het oordeel van de commissie heeft de RvT formeel echter niet volgens de regels, i.c. artikel 3 lid 8 van het Huishoudelijk Reglement, gehandeld. Immers, Op het Zuiden is niet in de gelegenheid gesteld opnieuw een niet-bindende voordracht te doen. De commissie is van mening dat de RvT zorgvuldig de procedure in artikel 3 lid 8 had moeten volgen en Op het Zuiden de gelegenheid had moeten geven opnieuw een voordracht te doen. Dit is niet gebeurd.

5 5/5 De eis van zorgvuldigheid geldt te meer nu de voordracht afkomstig is van een huurdersorganisatie, die aanzienlijk meer leden vertegenwoordigt dan de andere huurdersorganisaties. Ook wegens het feit dat tussen Wonen Zuid en Op het Zuiden een reeds langdurige spanningsverhouding bestaat, had de RvT extra alert erop moeten zijn, dat procedureel correct werd gehandeld. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat naar het oordeel van de commissie de RvT niet zorgvuldig jegens Op het Zuiden heeft gehandeld en daarmee in strijd met de AedesCode. De commissie acht het van groot belang dat corporaties en de bij haar aangesloten onderdelen, gezien hun maatschappelijke taak, volgens de regels opereren. Op de verzoeken van Op het Zuiden het benoemingsbesluit te vernietigen en aan te bevelen Op het Zuiden opnieuw in de gelegenheid te stellen een bindende voordracht te doen gaat de commissie niet in. De commissie acht zich hiertoe niet bevoegd. De commissie merkt daarbij op dat bij het correct volgen van de procedure de uitslag wellicht dezelfde was geweest, mede gelet op het feit dat de Selectie- en Renumeratiecommissie unaniem en overtuigend één kandidaat heeft geselecteerd en deze kandidaat ook is benoemd. Ten aanzien van het verzoek aan de commissie een aanbeveling te doen eventueel een derde lid namens de huurders(organisaties) in de RvT te benoemen, merkt de commissie op dat een dergelijke aanbeveling niet conform de statuten (artikel 11 lid 5) zou zijn. Dit verzoek wordt door de commissie afgewezen. De Commissie AedesCode doet de volgende uitspraak: De commissie verklaart de klacht van Op het Zuiden dat bij de herbenoeming procedureel niet correct is gehandeld, gegrond. Het meer of anders gevraagde wordt afgewezen. Namens de Commissie AedesCode drs. W.J.Deetman voorzitter C.c.: Bestuur van de Stichting Wonen Zuid te Roermond. Raad van Toezicht van de Stichting Wonen Zuid, conform artikel 11 lid 6 Reglement AedesCode. Aedes vereniging van woningcorporaties, conform artikel 11 lid 7 Reglement AedesCode.