Bestek voor inmeten kabels / leidingen

Transcriptie

1 Versie: 2.0 Datum: Maart 2015

2 Maart

3 1 Voorwoord Voor u ligt de bestek voor inmeten kabels / leidingen. Dit is een bijlage bij bestekken en gaat in op de voorwaarden voor het inmeten van hoofd- en aansluitleidingen en aanvullende topografie plus de aanlevering van de revisiegegevens aan de opdrachtgevers. Samenstellers van dit bestek zijn: R.Plat J.Bijl M.Bos R.Hegeman A.van der Heide A.van Buël H.Bakker T.van Urk J.Suelmann Enexis Rendo Netwerken Cogas Reggefiber Ziggo Vitens Waterbedrijf Groningen Waterleidingmaatschappij Drenthe Waterleidingmaatschappij Drenthe Maart

4 Inhoudsopgave: 1 Voorwoord ALGEMEEN Algemene voorwaarden Normen en voorschriften VOORBEREIDING Opdrachtgever Opdrachtnemer meetmethodieken Wijze van inwinning en meetkwaliteit Maatvoering UITVOERING Inmeten kabels en leidingen Uitzetten en onderhouden tracé Vastlegging kabel- en leidingcomponenten Horizontale ligging Verticale ligging Vastlegging kabels en leidingen aan topografie Inmeten van topografie Referentie - en ontbrekende topografie Referentie - en ontbrekende topografie bij aansluitleidingen LEVERING Levering revisiewerk hoofdinfra Algemeen Levering aan alle opdrachtgevers Leveringsoverzicht per opdrachtgever Levering revisiewerk aansluitingen Algemeen Levering aan alle opdrachtgevers Leveringsoverzicht per opdrachtgever BIJLAGEN Bijlage Symboliek meest voorkomende leidingcomponenten Bijlage Voorbeeld levering van lengteprofiel in NAP Bijlage Voorbeelden van vastleggen leiding aan topografie Bijlage Overzichtsveldwerk grondslag Bijlage Voorbeeld plot bij digitale levering Bijlage Levering revisie hoofdinfra per opdrachtgever Bijlage Voorbeelden aansluitschetsen Bijlage Voorbeeld van een isometrische tekening in CAD Bijlage Levering revisie aansluitingen per opdrachtgever Maart

5 2 ALGEMEEN 2.1 Algemene voorwaarden Waar in dit bestek over leiding wordt gesproken, kan hiervoor leiding, leidingtoebehoren, kabel en kabeltoebehoren gelezen worden. De opdrachtnemer mag geen meetgegevens met betrekking tot het inmeten en registreren van leidingen leveren aan andere partijen dan aan de opdrachtgever. Van het digitale topografische bestand, welk voor dit project geleverd is aan de opdrachtnemer, liggen de auteursrechten bij de bronhouder. De opdrachtgevers stellen de opdrachtnemer alleen voor de uitvoering van dit project het topografische bestand ter beschikking. Dit bestand mag niet voor andere doeleinden gebruikt worden. De aangeleverde topografie is geen eigendom van de opdrachtnemer. Door het aanvaarden van de opdracht wordt geacht dat hiermee akkoord wordt gegaan. Na uitvoering van het project dient deze data vernietigd te worden. Bij misbruik zal de geleden schade op de opdrachtnemer verhaald gaan worden. Betreffende de frequentie en de wijze van het aan te leveren revisiewerk word verwezen naar het RAW bestek, en de bedrijfseigen bijlage in dit inmeetbestek 2.2 Normen en voorschriften. Als deze werkinstructie niet (volledig) voorziet in de voorwaarden die bij het inmeten gehanteerd moeten worden, wordt verwezen naar: 1. Normblad NEN 3116 (versie 1990): Deze norm geeft termen en definities, de schalen en de basissymbolen voor de uitwisseling van gegevens over de ligging van ondergrondse leidingen op kaarten. In de norm zijn symbolen voor de componenten van de volgende leidingen vastgelegd: - waterleidingen, - gasleidingen, - leidingen van stadsverwarming, - rioleringen, - leidingen van chemicaliën olieleidingen, - elektriciteitsleidingen, - PTT-leidingen, - CAI-leidingen. 2. Normblad NPR 3143 (versie 1992): Deze praktijkrichtlijn geeft symbolen en aanwijzingen voor de weergave van leidingen en hun toebehoren en distributie van gas, water, elektriciteit, telecommunicatie en centrale antenne inrichting. De praktijkrichtlijn is bedoeld om te worden toegepast voor intern gebruik binnen bedrijven bij alle grootschalige kaarten en tekeningen van ondergrondse leidingen ten behoeve van het beheer van deze leidingen. 3. Handleiding Technische Werkzaamheden van het Kadaster (HTW 1996), (ISBN ) hoofdstuk 5 en 6 inclusief de aanvulling HTW 3.0 Hierin staan de grondslag en detailmeting nauwkeurigheidsaspecten voor de GBKN bijhouding beschreven, welk dus ook van toepassing is voor het inmeten van leidingen en aanvullende topografie. Hierdoor is de nauwkeurigheidsrelatie GBKN- en leidingmeting gewaarborgd. Maart

6 4. Meetbestek Uniforme inwinning van kabels en leidingen versie 3.0 van KLO d.d. 7 januari Het algemeen bestek LSV GBKN heeft als titel "GBKN Handboek 2.1". Dit document (doc.nr /052 van juli 2007) is te downloaden van de site Dit algemene bestek kan in details iets afwijken van de regionale GBKN bestekken. Maart

7 3 VOORBEREIDING 3.1 Opdrachtgever Voorafgaand aan het werk zal de opdrachtgever de volgende gegevens aan de opdrachtnemer verstrekken: Definitieve ontwerptekeningen van te leggen en te verwijderen kabels en leidingen incl. detailleringen indien dit van toepassing is. (voor het format zie bijlage en 5.2.3) Digitale topografische bestand(en) en eventueel matenplantopografie van het gebied waar gewerkt moet worden zijn aan te vragen bij de cluster-coördinator. Deze topografie moet overeen komen met de terreinsituatie, met uitzondering van de nog niet bijgewerkte nieuwbouw. Bij twijfel contact opnemen met de opdrachtgever. (voor het format zie bijlage en 5.2.3) Naam, adres, telefoonnummer, of serveradres en projectnummer van de opdrachtgevers waar revisiegegevens ingeleverd moeten worden. (zie bijlage en 5.2.3) 3.2 Opdrachtnemer meetmethodieken. We kennen verschillende meetmethodieken en registratiemethoden, zoals: -relatieve meetmethode -absolute meetmethode -analoge registratie -digitale registratie De meetmethoden met meetband en tachymeter zijn zogenaamde relatieve meetmethoden. Met behulp van een GPS-systeem kan zowel relatief als absoluut gemeten worden. Voor het inmeten van de ligging gegevens van kabels en leidingen moet altijd de relatieve meetmethode worden toegepast. Bij digitale registratie wordt de ligging van de ingemeten kabels en leidingen vastgelegd in X en Y coördinaten van het Rijksdriehoeknet (RD-net). De hoogtegegevens worden vastgelegd ten opzichte van het maaiveld. Bij zinkers en gestuurde boringen worden de hoogtegegevens vastgelegd in Z-coördinaten ten opzichte van het Nieuw Amsterdams Peil (NAP). In bijlage en is aangegeven welke meetmethode wanneer toe te passen, en aan welke voorwaarden het revisiewerk moet voldoen Wijze van inwinning en meetkwaliteit. De gekozen methode moet gericht zijn op een nauwkeurige en betrouwbare bepaling van de ligging van de in te meten kabels en leidingen. Er moeten aantoonbare controles in zijn verweven die de nauwkeurigheid en de betrouwbaarheid waarborgen. Bij controle moet kunnen worden aangetoond dat gewerkt wordt met gekalibreerde gereedschappen. Maart

8 Als bij het inmeten van de leiding gebruik wordt gemaakt van een GPS-systeem, mag de standaardafwijking maximaal 8 cm zijn. Als bij tachymetrische inwinning gebruik wordt gemaakt van bekende GBKNreferentiepunten mag de standaardafwijking maximaal 8 cm zijn. Bij andere inwinningsmethoden mag de standaardafwijking maximaal 30 cm zijn. Ten aanzien van de inwinning (meetmethodiek) en verwerking gelden de volgende voorwaarden: 1. Voor het inwinnen worden de regels in overeenstemming met de Handleiding voor de Technische Werkzaamheden van het Kadaster (HTW) van 1996 toegepast, met name hoofdstuk 6, blz. 334 t/m 354. Nadere eisen aan inwinning volgen hieronder. 2. Bij inwinning met GPS gelden aanvullend op de eisen uit de HTW de eisen uit de brochure Handleiding Toepassing GPS, de meest actuele versie van het Kadaster. Deze Handleiding kan kosteloos worden besteld bij het Kadaster (Postbus 9046, 7300 GH te Apeldoorn). 3. De controles dienen door rekenkundige toetsing te worden uitgevoerd (o.a. blz. 342 HTW). Bij voorkeur wordt een integrale vereffening van controles toegepast Bij tegenstrijdigheden van dit bestek voor inmeten kabels en leidingen moet men contact opnemen met de opdrachtgevers. 3.3 Maatvoering De maataanduiding moet leesbaar zijn volgens GBKN-norm. Dit houd in dat in de vier kaart kwadranten alles leesbaar moet zijn gezien vanaf de onderrand van het kaartblad. In bijlage en is aangegeven of en op welke wijze de maatvoering dient te worden weergegeven op het revisiewerk. Maart

9 4 UITVOERING 4.1 Inmeten kabels en leidingen Ligging van alle hoofdleidingen moeten digitaal ingemeten worden. Per nutsvoorziening wordt het hart van de leiding/kabel gemeten. Voor inmeten van alle aansluitleidingen ligt de keuze bij de opdrachtnemer (zie bijlage en ) De markante kabel-, en leidingelementen kunnen zowel met open als dichte sleuf worden ingemeten, mits wordt voldaan aan de kwaliteitseisen die gesteld zijn in voorgaande hoofdstuk. Mocht dit niet mogelijk zijn dan contact opnemen met de opdrachtgever over de inmeetmethodiek die gebruikt moet worden. Meerdere kabels in een kabelbed - Als het kabelbed smaller dan 0,5 meter is, dan de kabel meten die het dichts bij het hart ligt en de afstanden in de profielbak noteren. De ingemeten kabel moet duidelijk worden weergegeven in de profielbak. - Als het kabelbed breder dan 0,5 meter is, dan de twee buitenste kabels inmeten en de afstanden in de profielbak noteren. Het meten in open sleuf Voor de meting gelden de volgende eisen: - Het inmeten dient te geschieden nadat de leiding is gelegd en/ of de hulpstukken zijn gemonteerd en voordat de sleuf is dichtgemaakt. - Mantelbuizen, zinkers, appendages, overgangen, bochten, einden etc. in de leidingen moeten worden ingemeten. 4.2 Uitzetten en onderhouden tracé Leidingtracé s in nieuwbouw projecten e.d. worden met behulp van GPS eenmalig uitgezet door de betreffende gemeente of de projectontwikkelaar. De cluster coördinator ontvangt een uitzetbestand middels een pikettentekening met bij behorende x- en y-coördinatenlijst. In de nieuwbouwgebieden, reconstructies e.d. kan het tracé veelal uitgezet worden aan de hand van "plan kabels en leidingen" ten opzichte van de aanwezige meetpunten van de gemeente of uitvoerende instantie. Voor aanvang van de werkzaamheden van de opdrachtnemer worden de uitgezette piketten ingemeten en gecontroleerd op juistheid aan de hand van de aangeleverde x- en y-coördinatenlijst. Daar waar afwijkingen worden geconstateerd moet dit worden hersteld. Via de directievoerder kan verzocht worden hierbij ondersteuning te verlenen. Bij acceptatie wordt hiervoor een afzonderlijke opdracht verstrekt met vermelding van de overeengekomen voorwaarden. 4.3 Vastlegging kabel- en leidingcomponenten Horizontale ligging. De geografische (horizontale) ligging van de kabels en leidingen en toebehoren wordt vastgelegd in X en Y coördinaten op basis van het RD-stelsel ( Rijks Driehoek). Algemeen te meten kenmerkende punten voor de ligging zijn: zie ook bijlage Maart

10 de positie van alle afzonderlijke componenten/hulpstukken; het begin en eindpunt van alle mantelbuizen; het begin en eindpunt van alle tracés (rechtstanden en elastische ligging); bij rechtstanden met een lengte van meer dan 50 meter minimaal om de 50 meter een meetpunt; bij elastische ligging een zodanig aantal meetpunten meenemen dat maximaal 10 cm van de leiding wordt afgesneden; de onderlinge afstand tussen de meetpunten bedraagt echter maximaal 50 meter. Voor meetpunten bij elastische ligging (rondleggen) en bochten geldt: K = tegenpijl R = straal S = snijpunt rechtstanden Als K kleiner dan 30 cm is (R kleiner dan 1 meter) dan één punt meten (snijpunt S). Als K groter dan 30 cm is (R groter dan 1 meter) dan begin- en eindbocht meten en ertussen, naar gelang de grootte van de bocht, verdichten. Een bocht met een pijl P groter of gelijk aan tien centimeter altijd als boog afbeelden, een bocht met een pijl P kleiner dan tien centimeter altijd met rechte lijnen afbeelden. Specifiek voor leidingen geldt van standaard voorgebogen hulpstukken altijd (snijpunt S) meten. Ook bij zinkers (incl. gestuurde boringen) dient de geografische ligging aan bovenstaande te voldoen. De nieuw gelegde leiding (c.q. verlegde leiding) dient altijd gemeten te worden tot de plaats van de bestaande leiding waar hij op aansluit. Indien mogelijk een klein deel van deze bestaande leiding inmeten. De plaats van deze aansluiting dient d.m.v. een tekst weergegeven te worden. Bij voorbeeld T stuk bestaand of bestaande leiding. Meetpunten bij bochten en richting verandering. Van standaard voorgebogen hulpstukken altijd (Snijpunt) meten. Richting verandering in moffen van de leiding Van mantelbuizen beide uiteinden inmeten + vermelding van diameter, lengte en materiaal. Altijd duidelijk aangeven of er een leiding doorloopt. Overige leidingtoebehoren, zoals lassen, afsluiters, brandkranen e.d. Maart

11 Verwijderde kabels en leidingen Bij het verwijderen van leidingen moeten de koppen van de delen die zijn blijven liggen worden ingemeten (veelal eindmof/dop of eindkap). Ook de eerste aanzet van de delen die zijn blijven liggen inmeten. Hierbij moet altijd een tekst weergegeven worden, bij voorbeeld eindmof buiten bedrijf kabel. De kabels en leidingen die daadwerkelijk zijn verwijderd moeten apart worden aangegeven in het revisiewerk. Vervallen of verwijderde leidingen dienen digitaal terug geleverd te worden Verticale ligging Algemeen Waar de gestuurde boring of zinker onder het te kruisen object doorgaat, moet tevens de gronddekking worden vastgesteld. Deze verticale afstanden worden gemeten op vaste afstanden ( met een horizontale tussenruimte van 1 meter) loodrecht boven de aangebrachte boring of zinker. De verticale ligging van leidingen cq kunstwerken, leidingcomponenten en appendages wordt vastgelegd bij afwijkingen groter dan 10 cm. Te meten leidingcomponenten/aan te leveren gegevens: Ligging leidingen Lengte leiding Profiel en materiaalsoort Plaats materiaal c.q. diameterverandering Bochten incl aantal graden /overgangen Afsluiters en kranen (inclusief soort afsluiter en nummer) Plaats, lengte, diameter, mat. mantelbuizen Plaats van kwelschermen Afwijkende dekking Plaats en wijze van aftakking Zinker Eindkap/ einden leidingen Plaats van kasten en opstallen Materiaal en diameter van leidingen en appendages Vervallen en of verwijderde leidingen a) Zinkers Bij zinkers in de leiding bij kruisingen met waterlopen, dijken en (spoor) wegen, riool e.d. dient een lengteprofiel van de leiding gemeten te worden. De hoogte van de leiding en het maaiveld (inclusief het kruisende object) moeten in Z coördinaten ten opzichte van NAP in het lengteprofiel aangegeven worden. De bodem van een waterloop en de leiding ter plaatse dienen om de meter te worden weergegeven. De toegestane maximale standaardafwijking in NAP van deze punten bedraagt 10 cm. Als nulpunt van het profiel moet een uniek en betrouwbaar punt gekozen te worden. Men gebruikt als nulpunt NAP + X-, en Y coördinaten. Hiermee wordt de ligging van de zinker eenduidig vastgelegd. Het begin- en eindpunt van de mantelbuis of zinker na het realiseren van de aansluiting op de bestaande leiding dient ook in de tekening (bovenaanzicht en langsdoorsnede) van de gerealiseerde zinker/gestuurde boring te worden gemarkeerd (incl. Maart

12 maatvoering). Deze markering dient identiek te zijn aan de in de (revisie)tekening van de horizontale ligging opgenomen aanduiding zoals bijvoorbeeld T stuk bestaand of bestaande leiding. Het nulpunt en de markeringen van de aansluiting op de bestaande leiding(en) dienen als relatiepunt(en) tussen het horizontale vlak en het lengteprofiel. Hiermee wordt de ligging van de zinker eenduidig vastgelegd. Het nulpunt dient tevens als startpunt voor de maatvoering. Lengteprofielen van de zinker dienen zowel analoog als digitaal (in PDF, DWG,DXF of DGN format) aangeleverd worden. Een lengteprofiel is een schets of tekening (op schaal) van het profiel met volledige maatvoering, zie Bijlage Voorbeeld levering van lengteprofiel in NAP. b) Boogzinkers Bij boogzinkers wordt het begin en het eindpunt ingemeten. Voor de verticale ligging dient de straal en de tekst boogzinker te worden weergegeven. Tevens dient in het horizontale profiel tussen begin- en eindpunt om de 3 meter een berekende diepte te worden weergegeven. Het begin- en eindpunt van de boogzinker na het realiseren van de aansluiting op het bestaande net dient ook in de tekening (bovenaanzicht en langsdoorsnede) van de gerealiseerde boogzinker te worden gemarkeerd (incl. maatvoering). Deze markering dient identiek te zijn aan de in de (revisie)tekening van de horizontale ligging opgenomen aanduiding zoals bijvoorbeeld T stuk bestaand of bestaande leiding. c) Gestuurde boringen Hiervoor gelden dezelfde voorwaarden als a) Zinkers d) Afwijkende diepte Bij het leggen in afwijkende diepte ligging ten opzichte van de standaard diepte moet het begin- en eindpunt aangegeven worden, met vermelding van dekking t.o.v. van het maaiveld. Dit komt bijvoorbeeld voor wanneer een grondeigenaar diepere ligging eist of dat nadien het terrein nog opgehoogd gaat worden Vastlegging kabels en leidingen aan topografie. Algemeen: Per opdrachtgever gelden afwijkende eisen met betrekking tot dit onderwerp zie hier voor ook hoofdstuk 5 Leveringsvoorwaarden. Voor het vastleggen van de geografische ligging van kabels en leidingen aan topografie mag alleen gebruik worden gemaakt van harde topografische objecten die aanwezig zijn in de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde ondergrond. Bij het meten uit de topografie wordt in afnemende prioriteitsvolgorde maatvoering vastgelegd uit de volgende topografische hoofdgroepen: a) Bebouwing en Kunstwerken (bruggen, viaducten e.d.). b) Verharde wegen. c) Onverharde wegen d) Spoorwegen. e) Kant sloten en overige waterwegen Maart

13 f) Overige objecten. Een uitzondering hierop vormt het gebruik van rioolputten. Rioolputten mogen alléén in nieuwbouwplannen worden gebruikt voor vastleggen van maatvoering. Bij een dubbel rioolstelsel, de rioolputten van beide stelsels aangeven. Als de rioolputten nog niet zijn opgemetseld, moet dit extra vermeld worden. De denkbeeldige lijn van hart-put naar hartput dient als meetlijn voor te genereren maatvoering. Straat- en trottoirkolken nooit gebruiken voor vastlegging. Van onverharde wegen, paden e.d. altijd hartlijn gebruiken voor vastlegging. Opmerking: Bovenstaande moet binnen redelijke afstanden blijven, zo gaat bijvoorbeeld een maat van 300 meter uit het verlengde van een huis langs kant weg niet voor op een maat van 30 meter uit de kant van een zijweg. In Bijlage Voorbeelden van vastleggen leiding aan topografie zijn een aantal voorbeelden gegeven waaruit vastgelegd moet worden. 4.4 Inmeten van topografie Referentie - en ontbrekende topografie Tijdens het inmeten van de leiding moeten minimaal drie referentiepunten als controle worden gemeten. Zie Bijlage Overzichtsveldwerk grondslag. Indien de leiding een groter tracé betreft moeten meerdere referentiepunten worden gemeten zodat de onderlinge afstand maximaal 250 meter bedraagt. Referentiepunten zijn punten van topografische elementen die ook aanwezig zijn op de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde topografische ondergrond. De punten van gebouwen en kunstwerken, de zogenaamde harde topografie punten genieten de voorkeur. Bij inbreidingsplannen dient rekening gehouden te worden met sloop van harde topografie, hiervan kunnen geen referentiepunten worden gebruikt. De gemeten referentiepunten moeten gemarkeerd worden in de (revisie)tekening van de horizontale ligging van de leiding. Tijdens het meten van de leiding is het bij sommige projecten noodzakelijk om op de meegeleverde topografie ontbrekende topografie mee te meten, die is nodig voor het genereren (afschalen) van maatvoering. Het betreft hier een minimale meting. In de praktijk zullen dit soms een voorgevel en aanzet zijgevels van bebouwing of kant weg aan één zijde betreffen. Een dergelijk gemeten gebouw geldt tevens als één referentiepunt. In nieuwbouw gebieden dienen tevens de rioolputten gemeten te worden. Bij een dubbel rioolstelsel, de rioolputten van beide stelsels meten. Verder worden er minimaal 4 voorgevelpunten, van de in het in topografische bestand aanwezige voorgevels, ingemeten en geleverd. Dit om de verschillen met de bestaande topografie inzichtelijk te maken. Bij een groot werk minimaal 4 punten per kilometer. Indien geen (of onvoldoende) voorgevelpunten aanwezig zijn dan andere harde topografiepunten inmeten. Maart

14 4.4.2 Referentie - en ontbrekende topografie bij aansluitleidingen Als blijkt dat een gebouw, van een opnieuw aan te sluiten of te verleggen aansluiting, verbouwd is en dat hier maten uit moeten worden genomen naar de in te meten leiding, dan dient deze verbouwing gemeten te worden aan de bestaande bebouwing en genoteerd op de aansluitschets als voorlopige topografie. Alle aansluitingen dienen ingemeten te worden. Aansluitobjecten die niet op de topografische ondergrond staan moeten ingemeten worden. Vanuit dit object dient geen maatvoering naar de leiding genomen te worden, dus maatvoering vanuit harde topografie welke wel aanwezig is op de topografische ondergrond. Maart

15 5 LEVERING 5.1 Levering revisiewerk hoofdinfra Algemeen Leveringseisen kunnen per opdrachtgever verschillend zijn. Zie bijlage en Als er meerdere kabels in een kabelbed gemeten zijn, moeten de gegevens van alle kabels geleverd worden. De geleverde digitale bestanden dienen zodanig te zijn opgebouwd dat de coördinaatpunten van een leidingstuk, lopende van knooppunt tot knooppunt, als één lijnstring (polylijn) geleverd worden (bijv. één lijnstring lopende van kabelmof tot kabelmof), tenzij anders aangegeven in de aanvullende voorwaarden. Bij digitale inwinning kan de opdrachtgever voor controle van de projecten op verzoek de gegevens opvragen bij de opdrachtnemer: - overzichtsveldwerk grondslag - uitlijsting grondslagmeting / berekening - uitlijsting detailmeetlijst / berekening - uitlijsting controle detailmeting - kalibratierapport gereedschappen Levering aan alle opdrachtgevers De opdrachtnemer dient de volgende producten te leveren: - Per discipline een digitaal bestand. (voor het format zie bijlage en 5.2.3) - Per discipline een digitaal bestand van de lengteprofielen. (voor het format zie bijlage en 5.2.3) Zie Bijlage Voorbeeld levering van lengteprofiel in NAP. - Per discipline een plot, schaal 1: 500/1:1000. Zie Bijlage Voorbeeld plot bij digitale levering. Inhoud van de plot Hieronder wordt beschreven welke gegevens minimaal op de door de opdrachtnemer aangeleverde plots moeten voorkomen. De plot moet inhoudelijk van een dusdanige tekenkwaliteit zijn (lettergrootte, lijndikte, lijnkleur) dat deze goed reproduceerbaar en leesbaar is. zie Bijlage Voorbeeld plot bij digitale levering: - de gemeten leiding met alle leidingtoebehoren - de verwijderde leiding - de gemeten aanvullende topografie (duidelijk onderscheiden van de aangeleverde topografie opdrachtgever) - de topografische ondergrond - aanvullende leidinggegevens (zoals materiaalsoorten, diameters, etc.) Ook de tekst waar er op bestaande leiding(componenten) wordt aangesloten, b.v. bestaand T stuk. - Labels, c.q. dwarsprofielen conform hoofdstuk 4.2. Zodat we op de plot zien hoe een kabel loopt, in welke kabel de mof(fen) zit(ten) etc. Maart

16 - aanvullende projectafhankelijke informatie - projectnaam/projectnummer - soort discipline - naam van de opdrachtnemer - de datum waarop de leiding is gelegd - de schaal van de plot (1: 500 / 1:1000) - Een aparte plot met daarop de zinker(s) / gestuurde boring(en) - Noordpijl - Bij mantelbuizen dient de diameter, lengte en materiaal vermeld te worden - Bij mantelbuizen moet worden aangegeven of er een leiding door loopt Voor te gebruiken symboliek wordt verwezen naar normblad NEN 3116 en normblad NPR 3143.In Bijlage 4.3.1, is de symboliek weergegeven hoe de meest voorkomende leiding (componenten) weergegeven moeten worden. Onderstaande tabel is een totaaloverzicht van alle aan te leveren gegevens per discipline Leveringsoverzicht per opdrachtgever Zie bijlage leveringsoverzicht revisie hoofdinfra per opdrachtgever Maart

17 5.2 Levering revisiewerk aansluitingen Algemeen Leveringseisen kunnen per opdrachtgever verschillend zijn. Zie bijlage en Aansluitgegevens van alle disciplines moeten op het daartoe bestemde TGA formulier worden aangeleverd. (Technische Gegevens Aansluiting) De TGA formulieren moeten digitaal worden aangeleverd. Zie bijlage Voorbeelden van aansluitschetsen, Levering aan alle opdrachtgevers De opdrachtnemer dient het volgende product te leveren: Aansluitschets per discipline per aansluiting, uitzondering is de isometrische tekening in CAD voor hoogbouw(stijgleiding) welke ook naast de aansluitschets kan komen. ( Cogas maakt zijn eigen hoogbouwtekening) De door de opdrachtgever verstrekte aansluitschets dient, compleet ingevuld, ingeleverd te worden, d.w.z. de gevraagde alfanumerieke gegevens zijn ingevuld en de schets is compleet. E.e.a. moet duidelijk leesbaar zwart ingevuld zijn. Bij meerdere disciplines dient er per discipline een aansluitschets geleverd te worden. Op de schets moet vermeld worden: Conform hoofdstuk 4.2, vastlegging kabel en leiding componenten (moffen, mantelbuizen e.d.). De leiding iets dikker weergeven dan de getrokken lijnen van de topografie. Doorsnede/diameter bij aansluitleiding en diameter bij hoofdleiding. Maatvoering conform eisen opdrachtgever Symboliek ter verduidelijking topografie, watersymbool, verhardingsoort (klinkers, asfalt etc.) e.d. Naam straat en straat weergeven. Bijschrijving van aangesloten object, abri, verkeerslicht e.d. Noordpijl Op de aansluitschets dienen de aanwezige administratieve gegevens gecontroleerd en de ontbrekende gegevens ingevuld te worden. NB: Van aansluitleidingen welke zijn afgetakt van een hoofdleiding dient het kabelgroepsubnummer vermeld te worden, van de hoofdleiding waarop afgetakt is. Wijzigingen in aansluitingen Wanneer het een overzetting, verlegging c.q. renovatie van de aansluiting betreft moet er een nieuwe schets gemaakt worden met zowel de bestaande ongewijzigde situatie aangevuld met de nieuwe situatie. De opdrachtgever ontvangt ook hierbij dus maar 1 aansluitschets met de nieuwe situatie. Indien nodig maten ter plekke opnieuw uitzetten en weer inmeten. Maart

18 Bouwaansluiting. Als er geen topografie objecten, zoals in hoofdstuk beschreven aanwezig zijn dan mag hart bouwkast voor de maatvoering naar de kabel gebruikt worden mits de Coördinaten hart bouwkast in RD (conform WION nauwkeurigheidseisen) als opmerking op het TGA formulier vermeld zijn. Bij definitieve invoering van de aansluiting in het aan te sluiten object dienen de oorspronkelijke gegevens van de bouwaansluiting overgezet te worden op de definitieve schets. De maten dienen hierbij ter plekke teruggezet en weer ingemeten te worden conform de nieuwe situatie. Demontage. De maten en gegevens van de aftak/eindmof vast meten aan in het topografische bestand aanwezige ondergrond. Eventuele achtergebleven aansluitleiding (buiten bedrijf) dienen op de schets aangegeven te worden. Bijzondere aansluiting. Dit zijn de rioolgemalen e.d., hier altijd hart van het aangesloten object inmeten. Stijgleidingen bij hoogbouw. De hoogbouw dient men op te leveren als een Isometrische tekening in CAD, met daarbij een schets op een TGA formulier van de invoering van de hoofdleiding naar het hoogbouwkoppelpunt. ( Cogas maakt zijn eigen hoogbouwtekening) Zie Bijlage Voorbeeld van een Isometrische tekening in CAD Leveringsoverzicht per opdrachtgever Zie bijlage leveringsoverzicht revisie aansluitingen per opdrachtgever Maart

19 BIJLAGEN Maart

20 Bijlage Symboliek meest voorkomende leidingcomponenten Schaal 1: 500 volgens Nen 3116 Maart

21 Bijlage Voorbeeld levering van lengteprofiel in NAP Maart

22 Bijlage Voorbeelden van vastleggen leiding aan topografie Vastlegging leidingen aan harde topografie. Maatvoering uit het verlengde van een gevel mag in principe nooit langer dan 3 maal de gevellengte zijn. Dit geldt voor alle topografische objecten die doorverlengd worden. Aangebouwde muren (carports / overkappingen, windschermen, bloembakken, e.d.) nooit gebruiken om maatvoering aan te koppelen. Dit geldt eveneens voor trottoirs behorende bij bebouwing. Maart

23 Indien het nulpunt voor maatvoering niet eenduidig is (bijv. t.g.v. beer, pilaar) dan altijd de gehele zijgevel meten. Kunstwerken alleen uit buitenbegrenzing meten. Maart

24 Vastlegging leidingen aan zachte topografie. Opstaande randen nooit gebruiken voor vastlegging. Hierboven staat in dwarsprofielvorm aangegeven wat onder kant verharding wordt verstaan Maart

25 Vastlegging van leidingen aan waterwegen Sloot smaller dan 2 meter. Sloot breder dan 2 meter. Sloot breder dan 2m, insteek sloot gebruiken. Sloot smaller dan 2 m, hart sloot gebruiken. Maart

26 Bij maatvoering die aan een dam is gekoppeld moet deze altijd uit het hart van de dam genomen worden. Sloot smaller dan 2 meter. Sloot breder dan 2 meter. Vastlegging leidingen aan overige topografie. Maart

27 Bijlage Overzichtsveldwerk grondslag Maart

28 Bijlage Voorbeeld plot bij digitale levering Maart

29 Bijlage Levering revisie hoofdinfra per opdrachtgever Maart

30 Bijlage Voorbeelden aansluitschetsen Maart

31 Maart

32 NB Het is hier in Rood aangegeven dat deze waarden in dit voorbeeld ingevuld moeten worden. Dit hoort met zwart ingevuld te worden. Maart

33 Voorbeeld schetsen (Haaks inmeten) Bouwkast Rioolgemaal Maart

34 Bijlage Voorbeeld van een isometrische tekening in CAD Maart

35 Bijlage Levering revisie aansluitingen per opdrachtgever Maart