Master Archeologie. Olivier Van Remoorter. Promotor: dr. W. De Clercq

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Master Archeologie. Olivier Van Remoorter. Promotor: dr. W. De Clercq"

Transcriptie

1 Masterproef Archeologie: Middeleeuws aardewerk te Evergem- Ralingen/Schoonstraat: materiaalstudie van contextnummers 165, 241, 492, 645 en bis/46 (Deel I) Olivier Van Remoorter Promotor: dr. W. De Clercq Academiejaar Master Archeologie

2 1

3 Voorwoord: Deze studie is het resultaat van een doorgedreven technische, vormkundige en vergelijkende studie van de aardewerkgroepen en aardewerkvormen komende uit een aantal waterputten en een dubbele gracht van het site Evergem/Ralingen-Schoonstraat. Deze studie is tot stand gekomen na een aantal maanden intensief werk om door een betrekkelijk grote groep scherven te geraken om zo tot een technische indeling van het lokale en het import aardewerk te komen, vervolgens een functionele indeling te maken, naast een studie van de waterputten zelf. Een volgende stap was het zoeken naar vergelijkbare sites in de regio waarmee het materiaal uit Evergem zelf vergeleken kon worden. Deze sites bevonden zich zowel in de directe nabijheid als op een iets grotere afstand, maar nog steeds in dezelfde geografische/geologische regio, namelijk tussen Brugge en Gent. De resultaten van dit onderzoek zijn deze schriftelijke neerslag geworden die opgebouwd is in twee delen. Een eerste deel is de eigenlijke analyse van alle data, het tweede deel bevat alle foto s, tabellen, tekeningen, kortom, alle bijlagen. De database die van deze studie het resultaat is, is bijgevoegd op een CD-ROM, net als een aantal andere datasets. 2

4 Dankwoord: Bij deze wil ik volgende personen bedanken die geholpen hebben bij de totstandkoming van deze masterproef. Allereerst wil ik dr. Wim De Clercq bedanken voor het aanreiken van het onderwerp van deze masterproef en de begeleiding tijdens het jaar voor de uiteindelijke uitwerking van de materiaalstudie. Daarnaast wil ik ook nog dr. Koen De Groote bedanken voor zijn onschatbare hulp bij het determineren, beschrijven en algemene informatie betreffende het aardewerk van deze materiaalstudie maar ook voor het uitwerken van de basismethodes die in deze studie zijn gehanteerd. Zonder zijn basiswerk zou deze studie veel moeilijker, zoniet praktische onmogelijk zijn geweest. Vervolgens wil ik ook drs. Davy Herremans bedanken voor de hulp bij de eerste stappen van de materiaalstudie te begeleiden en om de technische ondersteuning bij het uittekenen van het diagnostisch materiaal, en de verdere uitwerking van de materiaalstudie. Ook wil ik Lina Cornelis bedanken voor de uitwisseling van informatie en ideeën bij het uitwerken van deze masterproef. Naast deze personen wil ik ook nog de mensen van de KLAD bedanken voor het mogen gebruiken van het door hen ter beschikking gestelde materiaal voor deze masterproef, maar ook in het bijzonder David Vanhee voor de hulp bij het verkrijgen van een aantal rapporten en basisdata die nodig waren voor deze masterproef en ook nog Mieke Van de Vijver voor het beantwoorden van een aantal vragen betreffende de site en de opgraving en het doorsturen van de coupetekeningen en grondplannen. 3

5 Abstracts: This pottery study is the result of several months of an intensive micro and macroscopic study of pottery coming from a number of wells from the archaeological site of Evergem-Ralingen, excavated by the KLAD, for which myself and my fellow student Lina Cornelis were selected. The aim of this study was to study the shards for technical groups, pottery shapes, decoration and to create a typology containing all locally and non-locally made pottery edges and to ascertain the origin of the locally made wares. In total 19 different Technical groups were identified, of which 13 belong to local grey ware, 2 belong to Early red ware, 2 to Meuse valley ware, 1 Rhenish Red Painted ware and one to Paffrath ware. The next step is a good quantification of the pottery, this shows that the local wares make up for 92% of the total. The Minimum Number of Individuals is set at 88 individual pots when counting only the edges of the pots, when doing a qualitative M.N.I. the actual number is situated between 115 and 155 depending on the method used. The following and last step is a brief regional study of the pottery. We came to the conclusion that the regionally made wares probably originated from kilns situated near tertiary clay outcrops in the cuesta region between Bruges and Ghent. Keywords: Pottery, Medieval, Evergem, 12 th Century, KLAD Cette étude céramologique est le résultat de plusieurs mois de travail micro et macroscopique intensive de céramique provenant de quelques puits d eau du site archéologique de Evergem- Ralingen, fouillé par le KLAD, pour laquelle moi-même et ma collègue Lina Cornelis ont été demandé pour faire cette étude. Le but de cette étude était de étudier les pièces de céramique pour définir les groupes techniques, les formes, les décorations et de créer un typologie des bords locales et non-locales et d établir un provenance locale de la céramique locale. En total 19 différentes groupes techniques ont été identifiés, dont 13 appartient à la céramique grise locale, 2 à la céramique rouge, 2 à la céramique de la vallée du Meuse, 1 à la céramique peint rouge de la Rhénanie et 1 à la céramique Paffrath. Le suivant sujet est la quantification de la céramique, qui montre que la groupe gris fine est le plus grands avec 92%. Le nombre d Individus Minimum est 88 pots individuels en comptant seulement les bords des pots, quand on fait un N.I.M. qualitative, le nombre se situe entre 115 et 155. Le dernier sujet est une bref étude régionale. Nous concluons que la céramique régionale/locale est fabriquée probablement chez les potiers près d argile tertiaire du cuesta entre Bruges et Gand. Mots clés: Céramique, Moyen-âge, Evergem, 12ieme siècle, KLAD 4

6 Inhoudsopgave Voorwoord:... 2 Dankwoord:... 3 Abstracts: Inleiding Doelstelling en structuur Het onderzoeksgebied en de geselecteerde vondstcomplexen Methodologie Gegevensdocumentatie Registratie op scherfniveau Kwantificatiemethodes Indeling van het aardewerk Technische kenmerken Inleiding Criteria voor de indeling in technische groepen Verschraling Aard van de verschraling Korrelgrootte Korrelkleur Verspreiding Dichtheid Bakselkleur Hardheid Oppervlaktestructuur Kern Vormkenmerken, versiering & randtypologie Context en chronologische gegevens Technische en typologische indeling van het Lokaal/Regionaal aardewerk Indeling in technische groepen De technische groepen binnen het lokaal/regionaal aardewerk De Aardewerkgroepen Inleiding Gedraaid Fijn Grijs Aardewerk

7 Analyse Synthese Gedraaid Grof Grijs Aardewerk Lokaal Roodbeschilderd Aardewerk Vroegrood Aardewerk Analyse Synthese Morfologische kenmerken Randtypologie Bodemvormen Overige vormelementen Versieringsvormen en techniek Radstempel Vingerindrukken Beschildering Glazuur als decoratie Combinaties Technische en typologische indeling vh Import aardewerk Indeling in technische groepen De Aardewerkgroepen Maaslands aardewerk Analyse Synthese Rijnlands Roodbeschilderd Aardewerk Analyse Synthese Paffrath aardewerk Analyse Synthese Morfologische kenmerken, vormen, versiering Randtypologie Vormkenmerken van het importmateriaal Bodemvormen Overige vormkenmerken

8 Versieringsvormen en technieken Radstempels Beschildering Glazuur Kwantificatie, M.A.E., tafonomie en vergelijking van de waterputten Basistellingen Kwantificatie per waterput M.A.E Standaard M.A.E Kwalitatieve M.A.E M.A.E per aardewerkgroep Tafonomie van de waterputten Vergelijking van de lagen en waterputten onderling Technische groepen per context De lagen binnen de waterputten Vergelijking tussen de waterputten Functionele indeling Problemen Indeling Vormscala Kogelpot Tuitpot Kan Kom Beker Pan Gebruikssporen Vergelijking met de omgeving Vergelijkingsmateriaal: Oedelem en Kemzeke Oedelem Kemzeke Verkeerswisselaar Vergelijking met de omgeving: het Cuestagebied Dudzele/Zeelaan, Brugge Damme/Sijsele, Veldhoekstraat

9 Oostwinkel Veldhoek Zomergem Oostkamp Evergem-Koolstraat Evergem-Steenovenstraat Evergem-Molenhoek Aquafintracé Hansbeke Het Cuestagebied Interpretatie Status Economische mogelijkheden Conclusie Synthese van alle bestudeerde contexten Synthese van de technische groepen Synthese van de aardewerkgroepen Vergelijking van het vormenscala Bibliografie

10 9

11 1. Inleiding Deze masterproef is de schriftelijke neerslag van een grondige aardewerkstudie van een aantal grote contexten van het site te Evergem-Ralingen, voornamelijk waterputten, waarvoor ikzelf en Lina Cornelis gevraagd werden of wij dit wouden doen. Uiteraard gingen wij graag op deze vraag en unieke kans om dit als masterproef te mogen doen in. In deze masterproef is de lijn gevolgd zoals die door dr. Koen De Groote is uitgezet in zijn doctoraatschrift. De opzet van dit werk is een zeer solide basis gebleken voor de verdere studie van het aardewerk waar wij aan moesten beginnen. Het was dan ook een zeer eenvoudig systeem dat door iedereen bijna direct kan worden aangevat, ook als zij maar een basisnotie hebben van wat een aardewerkstudie is, zoals ten dele misschien bij ons het geval was. Het systeem is zo toegepast dat alle deelaspecten van het aardewerk opgenomen zijn, en dan verwerkt konden worden Doelstelling en structuur De belangrijkste doelstelling, en tegelijkertijd de belangrijkste vraagstelling, is hoe kunnen we in de aanwezige aardewerkgroepen de verschillende technische Groepen van elkaar onderscheiden, hoe kunnen we ze in groepen indelen, en wat kunnen we nog meer over deze groepen zeggen qua regionale verspreiding en herkomst. Verder is het productiecentrum van de lokale/regionale aardewerkvormen ook een punt dat verdere aandacht verdient. Om deze vragen te kunnen beantwoorden werden alle scherven systematisch onder de microscoop bekeken, de kenmerken bestudeerd en opgeschreven in een database, waarna er hieruit groeperingen werden gemaakt, die daarna soms nog samen gegooid werden om tot groeperingen te komen die als technische groepen kunnen omschreven worden. Een overzicht van de verschillende technische groepen zal worden gegeven, gevolgd door een bespreking van de aanwezige aardewerksoorten met de daarin aanwezige technische groepen, vormen en randtypologie. Dit zal gebeuren voor zowel het lokaal/regionaal aardewerk als voor de importgroepen. Na deze groepen te hebben gevormd is er overgegaan tot een aantal kwantificaties van het vondstmateriaal, zoals tellingen, vergelijkingen per context en tussen contexten onderling, en dit zowel voor het lokale/regionale aardewerk als voor de importgroepen. 10

12 Een volgende stap zal het vergelijken zijn met de omgeving om tot een beter beeld te kunnen komen over het materiaal dat hier bestudeerd is, en om dit in een breder regionaal, maar ook in een sociaal en economisch kader te zetten Het onderzoeksgebied en de geselecteerde vondstcomplexen Het onderzoeksgebied dat in het vondstmateriaal gerepresenteerd wordt is ten eerste dat van Evergem, maar in een breder kader dat van het cuestagebied tussen Brugge en Gent. Evergem zelf situeert zich ten noordwesten van Gent, in de provincie Oost-Vlaanderen. In 2009 groef de KLAD (Kale-Leie Archeologische Dienst) op te Belzele (Evergem) op het site Evergem-Ralingen/ Schoonstraat (Van de Vijver et al., 2009). Dit site is er een in een overigens archeologisch zeer rijk gebied, dus het aantal sporen is ook hier zeer hoog. Er werden een groot aantal sporen aangetroffen, waaronder een aantal waterputten. Aangezien deze waterputten het leeuwendeel van aardewerk bevatten, werd er gekozen om deze te laten uitwerken door 2 masterstudenten, namelijk Lina Cornelis en mijzelf. In totaal waren er 11 waterputten, maar ook een dubbele gracht met een groot aandeel aan aardewerk die voor deze aardewerkstudie in aanmerking kwamen. De overige contexten zijn niet in aanmerking gekomen voor deze studie omdat het aardewerk niet in die hoge concentraties voorkwamen, of niet meegegeven was. De nadruk ligt echt op de waterputten, met uitzondering van de dubbele gracht 657/657bis-46 De waterputten en de dubbele gracht werden op basis van een basisrapport verdeeld onder mijzelf en Lina in een zodanige manier dat we elk ongeveer evenveel scherven zouden verwerken. Hierdoor zijn we tot volgende verdeling gekomen. Lina Cornelis zou waterputten 45, 189, 243, 428, 553, 641 en 656 bestuderen, terwijl ik de waterputten 165, 241, 492 en 645 en de dubbele grachten 657 en 657bis/46 zou bestuderen. 11

13 2. Methodologie In dit hoofdstuk wordt de gevolgde methodologie beschreven, volgens de welke gewerkt is om de informatie te verkrijgen, verwerken en te bewerken tot bruikbare data. Een eerste belangrijk punt is de gegevensdocumentatie, gevolgd door de technische kenmerken, en als laatste belangrijke stap wordt er gekeken naar de vormkenmerken en de randtypologie 2.1.Gegevensdocumentatie Een eerste stap bij het registeren van de scherven bestond eruit de scherven die nuttige geacht werden voor het onderzoek te nummeren. De selectiecriteria voor deze scherven bestond erin te kijken naar de grootte, en daaruit een selectie te maken. De maatstaaf die hiervoor meestal gehanteerd werd was de grootte van 1cm². Alle stukken kleiner werden meestal geregistreerd als een restgroep, met uitzondering van enkele speciale stukken, zoals fragmentjes van grotere stukken of duidelijk herkenbare groepen, zoals bijvoorbeeld de importgroepen. Na deze selectie te hebben gemaakt werden alle scherven per context genummerd met behulp van een klein stukje papiertape, dit om latere identificatie van de scherven te vergemakkelijken. De nummering gebeurde zonder vast stramien, maar eerst werden de randen, versierde stukken, bodems en andere belangrijke, en dus te tekenen, fragmenten ingevoerd, gevolgd door de wand fragmenten. Om de invoering nog te vergemakkelijken werden vaak ook rode en grijze scherven samen ingevoerd zover dit mogelijk was. Deze werkwijze werd door mijzelf en Lina Cornelis gehanteerd om zo het verwerken van beide contexten te vergemakkelijken om zo elkaar de kans te geven om de scherven onder de microscoop te bekijken terwijl de andere zijn representatieve scherven tekende. Op deze manier kon optimaal van de tijd gebruik gemaakt worden en tegelijk met de verwerking de rest getekend worden Registratie op scherfniveau De registratie op scherfniveau was het basisniveau voor alle verdere berekeningen, grafieken, tabellen, tellingen, Hiervoor was er dus nood aan een duidelijk overzicht, dit om een solide basis te kunnen verzekeren. Om de registratie vlot te laten verlopen is er gekozen om per scherf een database entry te voorzien. Hierbij werd er gekozen voor Microsoft Excel, omdat dit programma het meest geschikt was om deze betrekkelijk kleine groep van data te kunnen verwerken, en ook omdat het opstellen van een echte database in Microsoft Access 12

14 niet handig was, omdat toch alle gegevens naar Microsoft Excel zouden moeten gekopieerd worden om daarna grafieken en tellingen te kunnen maken. De gebruikte werkmappen om de registratie te doen werden aardewerkgegevens en beschrijving scherven genoemd. Dit onderscheid werd gemaakt om een duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen de vormelijke kenmerken, en de technische en meer gedetailleerde materiaal kenmerken. Deze twee werkmappen zijn sterk geënt op de werkwijze die dr. Koen De Groote in zijn doctoraatschrift (De Groote, 2008, 28-29) naar voor heeft gebracht omdat deze werkmethode het eenvoudigst toe te passen was op dit materiaal en omdat deze methode ook de gemakkelijkste manier was om tot degelijke resultaten te komen. De werkmap aardewerkgegevens werd aangemaakt met als volgende kolommen als indelingen: Individueel nr.: het individueel nummer van de scherf in kwestie Datering: dit is opengelaten, aangezien dit allemaal 12 e -eeuws materiaal is, buiten een paar intrusieven Aardewerksoort: benaming aardewerkgroep, zijnde Grijs/Rood/Wit/Roze/Intrusief Herkomst: Lokaal of Import Techniek: de technieknr. Gekoppeld aan de scherf in kwestie Aardewerkvorm: determinatie van de vorm indien dit mogelijk was MAE: het Minimum Aantal Exemplaren Schervenaantal: het aantal getelde scherven die tot hetzelfde individu behoren en onder hetzelfde nummer geregistreerd Fragment: R(and), H(als), S(chouder), W(and), B(odem), O(or), G(ietsneb), T(uit), V(oet), AC(Archeolgisch Compleet), Voll(volledig) R-type: Randtype, overeenkomstig met de Randtypologienummer B-type: L(ens), B(olvormig), S(tandring), V(lak) O-type: B(and), W(orst), G(reep) T-type: I(ngestoken), O(pgeplaatst) F-type: standvinnen: E(nkel) of M(eerledig), L(osstaand) of A(ansluitend) Glazuur: al dan niet aanwezig Glazuurplaats: plaats (zie Fragment)+ I(ntern) en/of E(extern) Glazuursoort:L(ood), T(in), Z(out) Glazuurkleur: BR(uin), R(ood), RB(RoodBruin), GE(el), GR(oen), O(ranje) Gebruikssporen: B(eroet), K(ookresten), S(lijtsporen), D(oorboring) 13

15 Versiering: ja/nee Radstempel: plaats (zie Fragment) Radstempelvorm: D(riehoek), V(ierkant), W(afel); # banden; # rijen/band Stempelfrequentie: het aantal blokjes in een enkele stempelband over 3 cm Vingerindrukken: plaats (zie Fragment) Lijnversiering: plaats (zie Fragment) Rode verf: voor roodbeschilderd aardewerk: plaats (zie Fragment) Verf: plaats van beschildering (zie Fragment) Verfkleur: R(ood), Z(wart) Opmerkingen: varia Tekening: tekeningnummer Foto: vermelding of er een foto is Naast deze werkmap met alle uiterlijke en vormtechnische kenmerken is er ook een werkmap opgesteld met de zogenaamde technische gegevens waarin alle microscopische en macroscopische elementen van de scherf zelf werden opgenomen. Hiervoor werd een vooraf vastgesteld aantal criteria gebruikt om het baksel, de kleur en de verschraling te kunnen beschrijven en te noteren in de werkmap. Op basis van deze gegevens zijn nadien de technische groepen ingedeeld. De werkmap bestond uit volgende indeling: Contextnr.: nummer van de context waartoe de scherf behoord Nr.: volgnummer van de scherf Algemene benaming: reducerend/ oxiderend gedraaid of eventueel handgevormd Technische groep nr.: nummer van de technische groep waartoe de scherf behoord Aardewerksoort: grijs, rood, beige, wit, roze aardewerk of steengoed Aardewerkgroep: GFG (Gedraaid Fijn Grijs), GGG (Gedraaid Grof Grijs), VR (Vroegrood), RRB (Rijnlands Rood Beschilderd), MA (Maaslands), PAFF (Paffrath), Intrusief Aard verschraling:zand, zand en schervengruis, gesteente, Korrelgrootte: zeer fijn, fijn, matig fijn, matig grof, grof, zeer grof, afhankelijk van de korrelgrootte Korrelkleur: kleur van de verschraling Verspreiding: regelmatig of onregelmatig Dichtheid: verspreid, dicht, zeer dicht Bakselkleur kern: beschrijving van de kernkleur 14

16 Bakselkleur buitenkant: beschrijving van de kleur van de buitenkant van de scherf Bakselkleur binnenkant: beschrijving van de kleur van de binnenkant van de scherf Zachtheid: zacht, hard, klinkend hard Oppervlaktestructuur: glad, ruw, korrelig of poreus Kern aflijning: afgelijnd, vaag afgelijnd, geen aflijning Opmerkingen: varia Er werd ook gekozen om de importen nogmaals in een apart werkblad te zetten, om zo eventuele verwijzingen of mogelijke studies hiervan te vergemakkelijken. Ook werden deze scherven die als intrusief moeten aanschouwd worden in een apart werkblad gezet. Beide categorieën werden evenwel niet uit de oorspronkelijke database verwijderd, maar gewoonweg gekopieerd om zo gemakkelijk naar deze categorieën te kunnen kijken Om de verwijzing naar een bepaalde scherf of pot te vergemakkelijken is er gekozen om een verwijzing te geven die opgebouwd is uit twee delen. Het eerste deel van het scherfnummer bestaat uit het algemene contextnummer, dus het spoornummer van de waterput of gracht. Het tweede deel bestaat uit het nummer die de scherf in kwestie heeft gekregen bij de registratie in de database. Zo verwijst bijvoorbeeld 241/220 naar de scherf 220 die te vinden is in de context waterput Kwantificatiemethodes Nadat de basisgegevens ingeven zijn, is overgegaan tot de kwantificatie die nodig waren om deze gegevens duidelijker te kunnen verstaan. Deze tellingen bestonden eruit eerst een algemene kwantificatie per waterput te maken, om aan te tonen welke technische groepen er per waterput aanwezig zijn, gevolgd door een procentuele verdeling van de technische groepen per waterput en over alle contexten heen en dit zowel voor het lokaal/regionaal aardewerk als voor de importen. De telling van het minimum aantal individuen die in de contexten aanwezig zijn is een tweede belangrijk punt in de kwantificatie. Een tweede M.A.E. is een kwalitatieve M.A.E. Dit is gedaan om zo tot een meer genuanceerd beeld te komen van de aanwezige individuen. De tellingen voor de normale MAE zijn gebaseerd op enkel de randen, de kwalitatieve MAE op zowel randen, bodems, oren, tuiten en de wandfragmenten van een voldoende grootte waarvan een redelijke inschatting kan gemaakt worden tot welk vormencomplex ze toebehoren. Vaak werd er geopteerd om te benoemen kogelpot/tuitpot voor de grote wandscherven aangezien de meeste scherven van deze vormtypes afkomstig 15

17 moeten zijn afgaande op de randvormen. Deze tellingen en kwantificaties zullen na de bespreking van de verschillende aardewerkgroepen en technische roepen worden besproken onder hoofdstuk Indeling van het aardewerk De indeling van het aardewerk gebeurde op verschillende niveaus. Een eerste algemeen niveau is dat van de aardewerksoort, een tweede niveau is de aardewerkgroep, en het laagste niveau is dat van de Technische groep. De indeling van het aardewerk gebeurde allereerst heel algemeen volgens aardewerksoort. Deze verdeling berustte op een globale verdeling in zeer algemene groepen van aardewerk, namelijk grijs, rood, wit, roze aardewerk of steengoed. Deze verdeling gebeurde op de kleur van de scherven. Binnen deze aardewerksoorten werden daarna door verdere bestudering op basis van korrelgrootte en type van aardewerk onderverdeeld in de zogenaamde aardewerkgroepen: Gedraaid Fijn Grijs (GFG), Gedraaid Grof Grijs (GGG), Vroegrood (VR), Maaslands (MA), Rijnlands Roodbeschilderd (RRB) en Paffrath (PAFF). De aardewerkgroep Gedraaid Fijn Grijs (GFG) slaat hier op alle technische groepen met een zeer fijne tot matig fijne verschraling, reducerend gebakken en gedraaid aardewerk. Gedraaid Grof Grijs (GGG) slaat op de technische groepen met een grove verschraling die reducerend gebakken en gedraaid zijn. Vroegrood (VR) slaat op alle stukken rood aardewerk in deze contexten, aangezien het hier om een beperkt aandeel rood aardewerk handelt, en de contexten maar een korte tijdsspanne beslaan. Het gaat hier om de deels of volledig oxiderend gebakken, fijn verschraalde baksels binnen het lokaal/regionaal aardewerk. Maaslands (MA) aardewerk beslaat de importgroep van witbakkend en rozigbakkend, fijn verschraald gedraaid aardewerk uit de Maasvallei. Rijnlands Roodbeschilderd (RRB) beslaat een importgroep van roodbeschilderd fijn verschraald, gedraaid, witbakkend aardewerk komende uit het Rijngebied. De aardewerkgroep Paffrath (PAFF) tenslotte, slaat op de reducerend gebakken, fijn verschraalde, handgevormde aardewerksoort uit het Rijnland. Een verdere onderverdeling van deze groepen gebeurde door middel van het onderverdelen van de aardewerkgroepen in de zogenaamde technische groepen (TG). Zo is het grijs aardewerk onderverdeeld in 13 technische groepen. Het Vroegrood aardewerk bestaat uit twee technische groepen. Het importmateriaal bestaat uit vier verschillende technische groepen: 16

18 twee voor het Maaslands aardewerk, één voor her Rijnlands Roodbeschilderd en één voor het Paffrath aardewerk Technische kenmerken Inleiding Het onderzoek van de contexten gebeurde niet alleen naar de aanwezig vormen en groepen van aardewerk, er werd ook getracht orde te creëren in de chaos van enkele honderden scherven. Door te kijken naar de opbouw van de scherf zelf, en deze volgens een vast stramien te noteren kon er een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende groepen van aardewerk door de zogenaamde Technische groepen. Elke technische groep staat voor een specifieke categorie van aardewerk die volgens een zelfde maakwijze tot stand zijn gekomen of over een zelfde of gelijkaardige samenstelling van klei beschikken. Een ander belangrijk onderscheid is het feit dat de groepen vaak ook een lokale/regionale of import groep vertegenwoordigen. Hierdoor kunnen importgroepen ook gemakkelijker worden onderscheiden van de lokaal vervaardigde producten. De studie van de technische kenmerken is gebeurd op een visuele manier. Op elke scherf werd een verse breuk gemaakt om de zichtbaarheid te optimaliseren, en om contaminatie met de bodem waar de scherf in gevonden was te vermijden. Deze verse breuken werden dan onder de microscoop onderzocht met een lens met 10x vergroting. Omdat een schaallat helaas niet aanwezig was op de lens zijn de korrelgroottes en de oppervlaktes vaak bij benadering gebeurd, maar wel altijd volgens dezelfde maatstaven. Ter controle zijn at random vaak metingen uitgevoerd door een schaallat in millimeters naast de scherf te houden om de accuraatheid van de inschattingen indien het nodig was bij te schaven Criteria voor de indeling in technische groepen De gehandhaafde criteria voor het bestuderen van de baksels zijn een vijftal elementen die gemakkelijk in elke scherf konden worden bestudeerd: namelijk de verschraling, en de daarmee samenhangende onderverdelingen, de bakselkleur, de hardheid, de oppervlaktestructuur en de kernaflijning Verschraling De verschraling van een baksel bestaat uit een aantal bestanddelen die niet van nature in de klei voorkomen, en die zijn toegevoegd om de bakking van een pot mogelijk te maken, 17

19 aangezien de klei door de hoge temperaturen zou kunnen barsten. Door deze vreemde elementen in de klei te beschrijven kan men dus een zicht krijgen op de aard en het type van de verschraling Aard van de verschraling De aard van de verschraling kan in een aantal categorieën ondergebracht worden. Het kan gaan om zand, gesteente, een mengeling van de twee, en zelfs schervengruis. Hiernaast bestaat er ook nog verschraling met schelpengruis, maar dat is in deze contexten niet aangetroffen. De aard van de verschraling werd voornamelijk op het zicht bepaald. Hiervoor werd een simpele maar toch vrij effectieve methode gebruikt. Om het onderscheid te maken tussen zand of gesteente werd gekeken naar de afronding van de korrels. Ronde korrels worden onder zand geklasseerd, hoekige korrels onder gesteente Korrelgrootte De korrelgrootte werd gedetermineerd onder de microscoop om een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen van de samenstelling van de korrelgroottes. De indeling in grootteklassen werd gedaan volgens het volgende indelingsschema: Zeer fijn: deze korrels zijn kleiner dan 0,1 mm Fijn: korrelgrootte tussen 0,1mm en 0,2 mm Matig fijn: korrelgrootte groter dan 0,2 mm en tot 0,5 mm Matig grof: groter dan 0,5 mm en tot 1 mm Grof: groter dan 1 mm en tot 2mm Zeer grof: groter dan 2 mm Korrelkleur In de kolom korrelkleur werden de voornaamste kleuren opgenomen die in de verschraling gedifferentieerd konden worden Verspreiding De verspreiding van de korrels werd bepaald door het bestuderen van een oppervlakte van 2 mm op 2 mm, waarbij er nagegaan werd hoe de korrels zich in het baksel verhouden. Dit werd dan genoteerd als regelmatig of onregelmatig 18

20 Dichtheid De dichtheid van de korrels werd ook bepaald per oppervlakte van 2 mm op 2 mm. Hierbij wordt gekeken naar de hoeveelheid van verschralingkorrels er aanwezig zijn op het totaal van het baksel. De indeling gebeurde volgens verspreid (tot 20% van de korrels bestaan uit verschraling), dicht (tussen de 20% en de 40% bestaan uit verschralingkorrels) en zeer dicht (meer dan 40% bestaat uit verschralingkorrels) Bakselkleur De bakselkleur was een vrij moeilijk gegeven om eenduidig af te lijnen, aangezien er vaak kleurverschillen voorkwamen op de aanwezige individuen door een nog niet gesystematiseerde bakking, door de bewaaromstandigheden of door het gebruik van de pot (De Groote, 2008, 34). Desondanks werd er wel een zo goed mogelijke beschrijving van de bakselkleur gegeven. Deze beschrijving werd in drie delen opgesplitst. Allereerst werd er een beschrijving van de kernkleur gegeven aan de hand van een verse breuk. Daarna werden ook telkens de binnen- en buitenzijde van de scherf apart beschreven Hardheid De hardheid van de scherven werd bepaald door tijdens het registeren een krastest te doen. Indien een vingernagel nog in de scherf kon krassen, dan was de scherf duidelijk zacht gebakken. Als dit niet het geval was, dan waren de scherven zeker al hard gebakken. Indien ze dan niet meer konden gekrast worden door metaal, dan kon men de scherven categoriseren onder klinkend hard. De enige klinkend harde stukken in de aanwezige contexten waren een paar stukken intrusief steengoed en de importen Oppervlaktestructuur De oppervlaktestructuur wordt ook op visuele manier gedetermineerd. Op deze manier zijn er vier categorieën waarin men een oppervlakte kan onderverdelen, namelijk: Glad: algemeen zijn er geen ruwe stukken te bemerken, het oppervlak is effen. Ruw: het oppervlak is oneffen, er zijn korrels die door de oppervlakte steken Korrelig: Een groot aantal korrels steken door de oppervlakte, het uitzicht is vrij zandig Poreus: een aantal holtes doorbreken het oppervlak, wat een kraterlandschap geeft. 19

21 Kern In dit laatste punt wordt gekeken of de kern zich duidelijk afgelijnd aftekent. In de kolom wordt dit dan weergegeven met afgelijnd als er een duidelijke aflijning zichtbaar is, vaag afgelijnd als de aflijning moeilijk zichtbaar is, en niet afgelijnd als er geen aflijning op te merken is Vormkenmerken, versiering & randtypologie Per aardewerkgroep worden de aanwezige vormen besproken die mogelijk tussen het aanwezige vondstmateriaal aanwezig zouden kunnen zijn. Hierop zal er per aardewerksoort een bespreking worden gedaan van de aanwezig vormen. De vormkenmerken zullen ook apart besproken worden onder de vormkenmerken van zowel het lokaal/regionaal aardewerk als bij het import aardewerk. Naast het bespreken van de vormen en de vormkenmerken is er ook een onderdeel versiering opgenomen bij de bespreking van de aardewerkgroepen. De versieringswijzen kunnen een aantal verschillende richtingen uitgaan, van beschildering naar vingerindrukken tot groeflijnen of glazuur. Per aardewerkgroep zullen dus de aanwezige versieringsmethodes besproken worden die in het aanwezige vondstmateriaal aanwezig zijn. Per unieke randvorm is een aparte entry gemaakt bij de randtypologie, dit teneinde een overzicht te geven welke randvormen er op deze site voorkomen binnen het lokaal/regionaal geproduceerd aardewerk. De codering bestaat uit een cijfer dat eventueel gevolgd kan zijn door een letter. Deze letter maakt het onderscheid tussen de verschillende subcategorieën die er bestaan van een basisvorm die steeds vorm Xa wordt genoemd, waarbij de X staat voor het desbetreffende nummer die deze randvorm heeft gekregen. Alle daarop volgende afgeleidde randvormen krijgen dezelfde nummer maar een verschillende letter om het onderscheid te kunnen maken. Aangezien alle randen uit een zelfde tijdsvenster komen, is het dus niet van belang een chronologisch onderscheid te maken binnen de randtypologie. 20

22 3. Context en chronologische gegevens Het site Evergem-Ralingen bevindt zich in Belzele, deelgemeente van Evergem, en is gelegen op een oost-west gerichte zandrug, langs de vallei van de Oude Kale (Van de Vijver et al., 2009, 11). De opgraving vond plaats in 2009, tussen 23 februari en 26 juni. Het opgegraven terrein bevond zich tussen de Schoonstraat, Kermisstraatje en Ralingen (zie afbeelding 1, naar figuur 1 in Van de Vijver et al., 2009, 11). Het geheel van de site bevat een aantal Romeinse sporen, vier brandrestengraven, verspreid over het grondvlak, maar voornamelijk sporen die uit de Volle Middeleeuwen dateren. In totaal zijn er 5 huisplattegronden, 11 waterputten, een heleboel kuilen, een spieker en een wirwar van grachten opgetekend (Van de Vijver et al., 2009, 80-83). Globaal gezien gaat het hier om een groot erf, centraal in het vlak, met een drieschepig gebouw, bijgebouwen en omgrachting, met daarnaast nog een aantal andere hoofdgebouwen met omgrachtingen en waterputten. De site wordt aan de hand van de aardewerkvondsten gedateerd in de 12 e eeuw (Van de Vijver et al., 2009, 85-87). Verspreid over heel dit terrein bevinden zich een groot aantal waterputten, grachten en gebouwsporen. Voor ons zijn enkel de waterputten en een enkele dubbele gracht van belang, aangezien dit de sporen zijn die voor deze studie geselecteerd zijn. Dezen zullen hierna nog verder kort overlopen worden aan de hand van het opgravingverslag. Grachten 657 en 675bis/46 bevinden zich ten noorden van gebouw 4, en liepen volgens een noordoost-zuidwest oriëntatie. De diepte van de sporen varieerde tussen de 22cm en 54 cm. De vulling bestond uit een grijsbruin zand. In totaal werden hieruit 379 scherven gerecupereerd (Van de Vijver et al., 2009, 33). Waterput 165 (afb. 2 naar figuur 46 in Van de Vijver et al., 2009, 50) bestond aan de oppervlakte uit een groot ovaal spoor, ongeveer 6,10m op 9m groot. De kleur van vrij homogeen, met in het zuidoosten een vlek verbrande leem en een vlek houtskool. De rest van de vulling wijst op een zeer langzame opvulling, met verschillende afgetekende lagen. De vulling gaat van donkerbruin, over bruin en beige naar een blauwgrijs op 1,60m diepte (Van de Vijver et al., 2009, 49). Door tijdsdruk werd de rest van de coupe met de graafmachine gezet, zo kon op 1,80m diepte opgemerkt worden dat de bekisting van deze waterput nog aanwezig was, maar specifieke 21

23 opmetingen kon men niet meer doen door het gevaar voor instorting. Wel kon genoteerd worden dat de bekisting uit berkenhout bestond. In totaal werden uit deze waterput 444 scherven gerecupereerd, maar hierbij moet opgemerkt worden dat deze enkel uit de bovenste manueel gegraven deel van de coupes komen (Van de Vijver et al., 2009, 49). Waterput 241 (afb. 3 naar figuur 59 in Van de Vijver et al., 2009, 57) bevind zich in de buurt van waterput 189, en is in diameter 2,96m groot. Het betreft een trechtervormige waterput, met een diepte van 1,70m. de vulling van de waterput bestaat uit bruin tot beige zand met verscheidene bandjes die ook weer wijzen op een geleidelijke opvulling. Uit deze waterput zijn 344 scherven gerecupereerd (Van de Vijver et al., 2009, 57). Waterput 492 (afb. 4 naar figuur 74 in Van de Vijver et al., ) ligt in het zuidwestelijke deel van het opgravingsvlak, in de buurt van waterput 428. In het grondvlak bedraagt de diameter van deze waterput 5m. ook dit spoor heeft een trechtervormig profiel, en is bewaard tot op een diepte van 2,40m. de vulling bestaat uit een homogene bruine laag bovenaan in de waterput die kan wijzen op een stabilisatielaag na het in onbruik raken van de waterput. Hieronder bevinden zich een aantal grijze heterogene lagen met inspoelingsbandjes, en helemaal onderaan bevond zich een laag die bestond uit een 1cm dik bladerpakket. Dit wijst dus ook op een trage opvulling tot het moment dat de waterput gedempt werd met de stabilisatielaag. Uit deze waterput werden 193 scherven gerecupereerd (Van de Vijver et al., 2009, 63). Waterput 645 (afb. 5 naar figuur 89 in Van de Vijver et al., 2009, 70) tenslotte bevond zich in het oosten van het opgravingsvlak. In het grondplan had deze waterput een diameter van 3,86m. de waterput zelf was tot op 1,6m tot 1,70m diep bewaard gebleven. De vulling bestond uit een vrij homogeen grijsbruin zand voor de bovenste lagen, wat wijst op een trage opvulling. Maar onder deze laag bevindt er zich een bleekbeige laag, het gevolg van een snelle demping. Hieronder bevond zich een donkere humeuze laag, met daaronder en laag die bestond uit stukken moederbodem en beigebruin zand. Op 1,30m diepte stootte men op een aantal fragmentjes hout, waarop men een tweede grondvlak aanlegde. Na verdieping van dit grondvlak bleek dat het ging om fragmenten van twee ladders (afb. 6 naar figuur 94 in Van de Vijver et al., 2009, 73). Van beide ladders zijn de zijbalken bewaard, en ook delen van de onderste trede. Het hout waaruit deze trappen zijn vervaardigd is berkenhout. In totaal werden hier 43 scherven gerecupereerd (Van de Vijver et al., 2009, 71). 22

24 4. Technische en typologische indeling van het Lokaal/Regionaal aardewerk 4.1. Indeling in technische groepen In dit hoofdstuk volgt een bespreking van de verschillende facetten van het lokaal/regionaal aardewerk dat binnen de bestudeerde contexten aanwezig is. Het gaat hier in een eerste instantie om een indeling in de verschillende technische groepen die binnen het bestudeerde aardewerk aanwezig waren. Daarnaast is er ook gekeken naar de morfologische en andere aspecten; in het licht van deze categorie is er een randtypologie opgesteld, en is er een bespreking gemaakt van de versiering. Het vormenspectrum zal in een later stadium besproken worden samen met de importgroepen De technische groepen binnen het lokaal/regionaal aardewerk De Technische groepen in deze studie zijn opgesteld nadat al het materiaal bestudeerd was onder de microscoop en is ingedeeld op basis van een aantal microscopische als macroscopische determinerende factoren. Zo was het uitzicht van de kern en de buitenkanten van belang, maar ook het soort verschraling en de korrelgrootte, alsook de hardheid en de oppervlaktestructuur. De indeling is gebeurd eerst volgens aardewerksoorten, en daarna volgens de al eerder vernoemde factoren. In totaal handelt het hier om 15 technische groepen, waarvan er 13 bij het Grijze aardewerk onder te brengen zijn, en 2 bij het Vroegrood aardewerk. Voor de foto s van de baksels verwijzen we naar de punt 2b (Foto s van de technische groepen) in de bijlagen. Technische groep nr. 1 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: type: zand Korrelgrootte: overwegend fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beigebruin, donkere spikkels Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: licht tot donkergrijze kern, soms met lichtgrijze tot donkergrijze buitenkern, licht tot donkergrijze tot donkergrijsbruine buitenkant 23

25 Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad, af en toe korrelig Kern: afgelijnd Opmerkingen: de buitenkant kan af en toe tot donkergrijs-zwart kleuren, kan af en toe een donkere spikkel bevatten Technische groep nr. 2 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: overwegend fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beige, af en toe een donkere spikkel Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: licht tot donker grijsbruine kern, licht grijsbeige binnenkant, donker grijsbeige tot grijsbruine buitenkant Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Technische groep nr. 3 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, zwart Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: lichtgrijze binnenzijde, donkergrijze buitenzijde Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad 24

26 Kern: afgelijnd Technische groep nr. 4 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beigebruin, zwart Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: donkergrijze tot donkergrijsbeige kern, donkergrijsbruine tot lichtgrijsbeige buitenkern, lichtgrijsbeige tot donkergrijsbruine buitenkant Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Technische groep nr. 5 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beigebruin, donkere spikkels Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: lichtgrijze tot donkergrijze kern, soms donkergrijze begrenzing, donkerroodbruine tot donkerrode buitenkern, donkergrijze tot donkergrijsbruine buitenkant Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd 25

27 Technische groep nr. 6 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beigebruin, zwart Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: lichtgrijze kern met soms donkergrijze begrenzing, lichtgrijze tot lichtgrijsbeige buitenkern met af en toe een donkergrijsbruine buitenkern langs de buitenkant, donkergrijsbruine tot lichtgrijze buitenkant Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Opmerkingen: af en toe matig grof verschraald Technische groep nr. 7 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beigebruin, donkere spikkels Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: lichtgrijze tot lichtgrijsbeige kern, soms donkergrijsbruine buitenkern, lichtgrijs-witte tot donkergrijze wanden Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd 26

28 Technische groep nr. 8 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand en schervengruis Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, rood Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: lichtgrijze kern, donker grijsbeige wanden, soms stukken schervengruis duidelijk opmerkbaar Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Technische groep nr. 9 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn tot matig fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beigebruin, donkere spikkels Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: donkergrijsbruine tot donkergrijsbeige kern, soms lichtgrijsbeige binnenkant, donkergrijsbruine tot donkergrijs-zwarte buitenkanten Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad tot af en toe korrelig Kern: afgelijnd 27

29 Technische groep nr. 10 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn tot matig fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, donkere spikkels Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: donker grijs-zwarte kern, donker grijze tot donkergrijsbruine wanden Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: meestal afgelijnd Technische groep nr. 11 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn tot matig fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beigebruin Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: donker roodbruine kern, licht grijsbeige binnenkant, donker grijs-zwarte buitenkant Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd 28

30 Technische groep nr. 12 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: matig fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, zwart, roodbruin Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: donker grijsbruine kern, donkergrijs-zwarte buitenkant, donker grijsbruine tot grijsrode binnenkant Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Opmerkingen: soms niet afgelijnd Technische groep nr. 13 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand en schervengruis Korrelgrootte: fijn tot matig grof Korrelkleur: doorzichtig, wit, rood Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: licht roze kern, beige wanden met af en toe een stukje schervengruis Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: vaag afgelijnd 29

31 Technische groep nr. 14 Oxiderend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Rood Aardewerkgroep: Vroegrood Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: zeer fijn tot fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, donkere spikkels Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: uniforme oranjeachtige breuk Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: geen aflijning Opmerkingen: kan soms geglazuurd zijn Technische groep nr. 15 Oxiderend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Rood Aardewerkgroep: Vroegrood Verschraling: Type: zand en schervengruis Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, rood, donkere spikkels Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: lichtgrijze tot donkergrijze kern tot licht oranjerode kern, soms donkergrijze begrenzing, oranjerode wanden Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Opmerkingen: kan soms geglazuurd zijn 30

32 4.2. De Aardewerkgroepen Inleiding Wat nu volgt is een overzicht ven de verschillende aardewerkgroepen met een bespreking van de technische groepen die zicht binnen deze aardewerkgroepen bevinden. Bij elke groep is er een korte analyse gemaakt van de verschraling en een synthese over de verschillende aardewerkgroepen Gedraaid Fijn Grijs Aardewerk Deze categorie van aardewerk bevat alle technische groepen die op een snelle draaischijf vervaardigd zijn, met een fijne verschraling en die reducerend gebakken zijn. Het Lokaal Roodbeschilderd aardewerk is ook in deze categorieën opgenomen, aangezien het aanwezige materiaal niet in een enkele technische groep onder te brengen was. Het Gedraaid Fijn Grijs aardewerk is de grootste aanwezige groep aardewerk binnen de bestudeerde contexten. In totaal handelt het om 13 verschillende technische groepen die allemaal onder de noemer Gedraaid Fijn Grijs te plaatsen zijn. TG 1 tot en met 13 zijn in het Gedraaid Fijn Grijs onderscheidbaar, en kunnen op basis van verschraling, korrelgrootte en ook bakking van elkaar worden onderscheiden Analyse De verschraling van de technische groepen bestaat over het algemeen genomen een zeer fijne tot matig grove verschraling, die voornamelijk bestaat uit zand, maar ook af en toe schervengruis. Schervengruis is waargenomen als verschraling bij technische groepen nummers 8, 11 en 13. Bij de overige groepen bestond de verschraling meestal uit zand, maar af en toe zijn ook kleine ijzerconcreties waargenomen. De verschraling werd ook op kleur van de korrels bekeken, om zo onderscheid te kunnen maken tussen de verschillende technische groepen, maar hierbij werd geen verdere determinatie gemaakt omwille van de beperkte praktische kennis bij het determineren van de verschillende minerale componenten die waargenomen werden. Wel kan er algemeen gesteld worden dat de component kwarts vaak voorkomt, en in vrijwel alle baksels aanwezig is. Andere componenten kunnen alleen maar als een kleur beschreven worden, zoals een beigebruine, witte, rode of donker/ zwarte spikkel. De meeste van de scherven zijn zacht tot hard gebakken, met enkele uitzonderingen die klinkend hard kunnen bestempeld worden. De meeste groepen bevatten ook enkel maar 31

33 scherven die glad zijn, met uitzondering van groepen 1 en 9, die ook af en toe korrelig kunnen zijn Synthese In de bestudeerde contexten komen een aantal groepen meer voor dan andere. Vooral technische groep 1, 4, 6, 7 en 8 komen in ruimere mate voor dan de andere groepen (zie tabel 1 en 2). Verder is ook nog op te merken dat bepaalde technische groepen in grotere hoeveelheden voorkomen in de ene waterput dan in de andere. Zo vormt technische groep 7 in waterput 645 bijna de helft van het aanwezige materiaal, in waterput 492 is technische groep 1 de grootste groep. In gracht bis/46 komt TG1 ook als een van de dominante groepen voor hoewel deze hier op de tweede plaats komt, na TG4. In waterputten 241 en 165 blijkt TG6 de grootste groep te zijn Gedraaid Grof Grijs Aardewerk Het Gedraaid Grof Grijs aardewerk beslaat die scherven die op een snelle draaischijf vervaardigd zijn met een grove verschraling, die reducerend gebakken zijn. Het Gedraaid Grof Grijs aardewerk komt maar in een heel kleine hoeveelheid voor. Het is daarom niet als aparte technische groepen bestempeld, maar bij de grote Technische groepen van het Gedraaid Fijn Grijs aardewerk waartoe het grof verschraalde aardewerk toe behoord ingedeeld. In totaal handelt het hier om een 45-tal entries op een totaal van 848, het is dus een bijna te verwaarlozen totaal, maar desondanks moet ze nog wel vermeld worden als een bestaande aardewerkgroep binnen de bestudeerde contexten. Meestal is de korrelgrootte van de verschraling te klasseren onder matig grof tot grof, of fijn tot matig grof, waardoor de echt grove verschraling maar zeer weinig voorkomt. Door deze bevindingen in acht te nemen is daarom besloten om de Gedraaid Grof Grijze scherven onder te verdelen bij de Gedraaid Fijn Grijze technische groepen waar zij bij zouden aansluiten Lokaal Roodbeschilderd Aardewerk Het Lokaal Roodbeschilderd Aardewerk beslaat die aardewerkgroep die bestaat uit aardewerkvormen die een rechtstreekse imitatie zijn van het Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk. Deze categorie beslaat een aantal verschillende technische groepen en is daarom ook niet als een aparte groep besproken. Meestal gaat het in de bestudeerde contexten om kopieën van het vormenscala van het Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk. In een 32

34 uitzonderlijk geval is er ook een scherf bewaard met de lokale beschildering. In de tellingen en kwantificaties is deze groep wel als aparte aardewerkgroep opgenomen Vroegrood Aardewerk Het Vroegrood aardewerk beslaat die technische groepen die bestaan uit op een snelle draaischijf vervaardigd, fijn verschraald en oxiderend gebakken aardewerk. Deze categorie vaan aardewerk bestaat uit twee technische groepen: TG 14 en TG Analyse De verschraling van de twee technische groepen die het Vroegrood aardewerk uitmaken is over het algemeen genomen zeer fijn tot fijn van korrelgrootte. Qua verschralingstype gaat het meestal om zand, maar in het geval van TG 15 is er steeds schervengruis aanwezig. Qua verschralingskleur van de korrels is meestal een doorzichtige, witte en donkerbeige korrel waargenomen, met dan ook nog eens de roodbruine kleur van het schervengruis in het geval van TG 15. De scherven zijn algemeen genomen steeds glad qua oppervlaktestructuur, en de kern is in het geval van TG 14 niet aflijnbaar, in tegenstelling tot TG 15, waar de kern duidelijk aflijnbaar is door een donkerbeige tot grijze kern ten opzichte van de rode buitenkanten. Bij deze technische groepen zijn vaak ook sporen van glazuur teruggevonden. Meestal gaat het om een exterieure, vroege loodglazuur die lokaal kan zorgen voor een reducerende werking tijdens de bakking Synthese Bij een procentuele weergave van de aanwezige Vroeg Rode technische groepen binnen de bestudeerde waterputten (Zie tabel 3 en tabel 4) blijkt dat vooral technische groep 15 als de voornaamste groep naar voor komt in alle contexten. Het Vroeg Rode aardewerk komt in alle contexten voor, maar hetzij wel in zeer beperkte mate. Enkel in de grachtcontext bis/46 komt het naar voor als een kwart van alle aanwezige groepen. In de overige contexten gaat het meestal om een percentage tussen de 10 en 20 percent van het totaal aangetroffen aantal scherven. 33

35 4.3. Morfologische kenmerken De bedoeling van dit subhoofdstuk is een overzicht te geven van alle morfologische elementen die binnen het aardewerkrepertoire zijn aangetroffen. De verschillende randtypologieën zullen in een overzicht weergegeven worden, om daarna de bodemvormen en uiteindelijk de overige aanwezige elementen te bespreken Randtypologie Kogelpot en tuitpotvormen: 1a. Eenvoudige uitstaande rand met afgeplatte top 1b. Eenvoudige uitstaande rand met afgeplatte top en licht verdikte en afgeronde buitenkant 1c. Eenvoudige uitstaande rand met afgeplatte top met aan de buitenzijde een licht verdikte lip 1d. Eenvoudige uitstaande rand met afgeplatte top en aan de binnenzijde verdikte lip 1e. Eenvoudige uitstaande rand met afgeronde top 1f. Eenvoudige uitstaande rand met afgeplatte top op een korte hals 2a. Eenvoudige rand met afgeronde en verdikte top op een uitstaande rand 2b. Eenvoudige rand met afgeronde en verdikte top op een uitstaande rand met dekselgeul 34

36 2c. Eenvoudige rand met afgeronde en verdikte top met een op een punt uitgetrokken binnenlip 2d. Eenvoudige rand met afgeronde en verdikte top op een korte hals 2e. Eenvoudige rand met afgeronde en verdikte top met verdikking van de buitenlip 3a. Zware uitstaande, afgeronde rand met ondersnijding 3b. Zware uitstaande, afgeronde rand met ondersnijding en afgeplatte buitenkant 4a. Manchetrand met afgeronde en afgeplatte top en afgeronde onderlip 4b. Manchetrand met afgeronde top en afgeronde onderlip 4c. Manchetrand met afgeronde top en afgeronde onderlip met dekselgeul 4d. Manchetrand met afgeronde top en puntige onderlip 4e. Weinig geprofileerde manchetrand 5. Trechtervormige afgeronde rand op een uitstaande hals 6. Haaks naar buiten geplooide rand met afgeronde top 35

37 7. Korte sikkelrand met duidelijke dekselgeul en lichte ondersnijding 8. Zware naar buiten geplooide afgeronde rand met afgeplatte top Komvorm: 9. Aan de buitenzijde verdikte opstaande rand Pan: 10. Naar buiten uitstaande rand met afgeplatte top 11. Eenvoudige afgeronde rand met een licht verdikte buitenlip Bekervormen: 12. Eenvoudige afgeronde, naar buiten toe op een punt getrokken rand 13. Eenvoudige rechtopstaande rand met afgeronde top 36

38 Bodemvormen Binnen de bestudeerde contexten zijn er een aantal bodemfragmenten herkend, maar toch zijn er naar alle waarschijnlijkheid een aantal fragmenten van kogelpotbodems die niet als dusdanig herkend zijn, of herkenbaar waren. Daarom zullen enkel de duidelijk herkenbare bodemfragmenten besproken worden. In totaal zijn er 11 duidelijk herkenbare bodemfragmenten aangetroffen. De vlakke bodems maken de hoofdmoot uit van de bodemvormen. De meeste van deze bodems zijn eenvoudige platte bodems zonder verdere bewerking. Bij een aantal vroeg rode bodemfragmenten zijn er een aantal vingerindrukken gevonden, alsook bij de bodem van de nagenoeg complete Vroeg Rode tuitpot 657/483 uit gracht bis/46. Hier zijn ook deze vingerindrukken terug aangetroffen. Waarschijnlijk gaat het hier om een tussenstadium tussen de vlakke/bolle bodem en de standring/standvinnen om de ietwat bollere bodems meer stabiliteit te geven door middel van vingerindrukken te zetten die naar boven toe zijn uitgewreven, om zo de bolle bodems meer grip en steun te geven (K. De Groote, mondelinge informatie). Een ander vaak voorkomend bodemtype is dat van de standring. Er zijn 3 fragmenten van bodems met standringen aangetroffen, waarvan er twee mogelijks een imitatie zijn van het Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk. De andere bodem is een gewoon lokaal vervaardigde bodem met standring. De diameter van deze standringen is gelegen tussen de 10cm en de 14 cm. Een laatste categorie van bodemvormen is deze van de bolle bodem. Hoewel er geen enkel als dusdanig herkend fragment is aangetroffen, mogen we toch veronderstellen aan een aantal vrij volledig bewaarde kogelpotten dat het bolvormige bodemtype ook hier aanwezig was. Van een aantal kogelpotten zijn vrij volledige profielen opgetekend kunnen worden, maar altijd zonder de bodems, maar steeds waren er scherven van eenzelfde baksel en met dezelfde gebruikssporen die niet pasten aan de reeds getekende kogelpot, dat we met enige zekerheid kunnen vermoeden dat er mogelijk bodemfragmenten onder deze scherven zaten, maar door hun vorm zijn deze niet als dusdanig herkend geworden Overige vormelementen De pannensteel is een vormelement dat maar door één vrij compleet exemplaar wordt vertegenwoordigd binnen de bestudeerde contexten, namelijk scherf 492/44 (foto 28 bij de versierde stukken). Deze greep van een pan bestond uit een cilindervormig stuk opgezette klei met een diameter van ongeveer 3cm. Wat er verder nog speciaal aan was is een kleine 37

39 doorboring in de onderzijde van de greep. Een doorboring die een drietal millimeter groot was in diameter, en waarschijnlijk diende voor het vastzetten van een houten steel. Een tweede fragment van waarschijnlijk een steel van een pan is 165/533, dat een vrij ruw gevormd handvat zou zijn met de aanzet naar de eigenlijke pan (foto 29 bij de versierde stukken). Het oor is in de bestudeerde contexten ook een zeldzaamheid, met maar twee gevonden exemplaren binnen het lokaal/regionaal aardewerk. Bij beide oren handelt het om een bandoor dat zeker in het geval van 657/479 een directe imitatie is van het Rijnland Roodbeschilderd aardewerk, en in het geval van 165/522 ook in die richting neigt. Voor het oor van 657/479 (foto 19 bij de versierde stukken) is er een directe parallel aangetroffen in Rijnlands Roodbeschilderd Aardewerk, en de overeenkomsten zijn hier zeer duidelijk te bemerken (zie foto s 18 en 19 van de versierde stukken). Het gaat om een opgezet oor dat met drie vingerindrukken op de schouder is vastgezet en met drie banen versierd is. Het oor heeft een breedte van ongeveer 4 cm en een rechthoekige doorsnede. Het tweede oor, 165/522 (foto 22 bij de versierde stukken) is eveneens in drie banen verdeeld, maar hier gebeurde de indeling door twee incisies in de klei, terwijl dit bij 657/479 gebeurde door het induwen in de klei. Het oor heeft een breedte van ongeveer 3,5 cm en heeft ook een rechthoekige doorsnede, alleen is het oor hier licht concaaf. De tuit is een vormkenmerk dat in deze contexten een viertal keer voorkomt. Twee van de tuiten zitten onmiskenbaar vast op een tuitpot, een derde fragment is naar alle waarschijnlijkheid ook een tuitfragment en een vierde fragment betreft een stuk van de wand met een aanzet tot de tuit en een stuk van het gietkanaal. Bij 492/43 gaat het om een tuittype dat naar buiten toe is uitgeduwd. De diameter van de tuit is bijna 2cm. De hoogte kon niet worden bepaald, aangezien de tuit niet compleet bewaard was. De tweede tuitpot is 657/483. Deze tuit is apart op de pot geplaatst, en daarna is er een opening in de wand gemaakt. De diameter van deze tuit is ongeveer 1.5cm en de totale hoogte van de tuit is bijna 3cm. Een derde tuitpot is die van 165/561. Hier is de aanzet te de tuit aangetroffen, maar buiten het feit dat de tuit hier waarschijnlijk ook apart opgezet is kan men hier verder geen informatie meer uithalen omdat de rest van de tuit simpelweg niet meer bewaard is gebleven. 38

40 Een laatste fragment is dat van 165/673. Het betreft hier een halve tuit, die naar alle waarschijnlijkheid aan apart aangebrachte tuit is. De diameter is ongeveer 1.5cm, en de waarschijnlijke hoogte is ook 3cm Versieringsvormen en techniek Radstempel Stukken met radstempels in lokaal/regionaal aardewerk komen enkel in de waterput 241 voor. Het gaat om een aantal stukken in grijs aardewerk met stempeling op. Het gaat om radstempeling in banden, en in twee van de aanwezige voorbeelden bestaat deze stempeling uit meerdere banden. Een derde fragment bestaat uit een enkele band, maar dit is slechts een klein stukje aardewerk, dus het volledige beeld is hiervan niet bekend. Fragment 241/199 (foto 11 bij de versierde stukken) bestaat uit drie banden, twee hiervan bestaan uit een enkele rij van vierkantjes, driehoeken en rechthoeken, de derde band bestaat uit een aantal rijen, meestal drie maar er zijn ook overlappingen, van dezelfde figuren. Fragment 241/315 (foto 13 bij de versierde stukken) bestaat uit twee banden van telkens twee rijen bestaande uit langwerpige, rechthoekige en korte, driehoekige en vierkante figuren. Deze beide fragmenten zijn slordige uitgevoerd, de figuren zijn vaak niet duidelijk op te tekenen en de indrukken zijn vaak niet al te diep in de klei gedrukt. In contrast met deze slordige patronen staat scherf 241/314 (foto 12 bij de versierde stukken). Deze kleine scherf bevat een mooi ingedrukt, regelmatig patroon van driehoekige, ruitvormige en rechthoekige figuren. De aangetroffen fragmenten zijn waarschijnlijk allemaal afkomstig van kogelpotten, en zijn uitsluitend aangetroffen in het grijs aardewerk zoals al eerder vermeld Vingerindrukken Vingerindrukken komen op verschillende scherven voor, vaak gaat het om bodemfragmenten waarin vingerindrukken bewaard gebleven zijn van vingers die naar buiten toe zijn ingedrukt om zo een meer stabiele bodem te krijgen. Van dit type zijn een aantal voorbeelden beschikbaar. Het beste voorbeeld is dat van 657/483 (foto 20 bij de versierde stukken), maar ook 492/114, 492/ , 492/117, 492/148 (foto s 3, 4, 5, 9 en 10 bij de versierde stukken) vallen onder deze noemer. Bij een aantal van deze scherven is ook glazuur opgemerkt. Of deze al dan niet functioneel, dan wel decoratief is, is niet 39

41 duidelijk. Maar omdat de glazuur zich op de buitenzijde bevindt kan een decoratief gebruik wel vermoed worden. Een andere plaats waar vingerindrukken aangetroffen zijn, zijn een tweetal randfragmenten uit de waterput 165, namelijk 165/672 en 165/674 (foto s 24 en 25 bij de versierde stukken). Hier zijn in de rand van een kogelpot op regelmatige afstand vingerindrukken gemaakt op de top van de rand, waardoor deze af en toe ingedeukt wordt. Een andere scherf vertoont dan weer het gebruik van vingerindrukken in de wand van waarschijnlijk een kogelpot, namelijk scherf 165/679 (foto 26 bij de versierde stukken). Hierin zijn twee vingerindrukken bewaard die op regelmatige afstand lijken te staan. Hetzelfde lijkt het geval te zijn bij scherf 241/365 en 241/366 (foto s 15 en 16 bij de versierde stukken). Ook hier zijn vingerindrukken bewaard, bij 241/365 gewoon ronde indrukken, bij 241/366 gaat het dan weer om langwerpige, bijna ingesneden indrukken. Een laatste voorbeeld waarbij vingerindrukken gebruikt worden is de standring van 645/24 (foto 1 bij de versierde stukken). Hierbij wordt de standring door een aantal vingerindrukken onderverdeeld in verschillende golvende, naar links staande uitlopers. Mogelijk is dit een imitatie van de voet van een Rijnland Roodbeschilderde tuitpot Beschildering Beschildering komt in zeer beperkte mate maar voor. Er is maar één scherf met lokale verf bewaard binnen de bestudeerde contexten, namelijk 165/682 (foto 27 bij de versierde stukken). Op deze kleine scherf is de lokale imitatie van het Rijnlands Roodbeschilderde Aardewerk aangetroffen onder de vorm van een zwarte verf op een scherf grijs aardewerk. Deze zwarte beschildering is het gevolg van de ijzerhoudende verf die onder invloed van de hitte tijdens het bakproces zwart uitslaat Glazuur als decoratie Glazuur komt in de bestudeerde contexten enkel maar voor op het Vroeg Rode aardewerk. Meestal gaat het om een vroege loodglazuur die door de bakking een roodbruine tot oranjegele kleur kreeg. Af en toe zijn er ook soms lokaal groene kleuren op te merken, het zogenaamde reductiegroen. Omdat er niet genoeg zicht is op de functie van het glazuur is er aangenomen dat het glazuur die zich op de buitenkant bevond een meer decoratieve dan functionele betekenis had. Dit betekent dat er een heel deel scherven in Vroegrood aardewerk zijn die een glazuurversiering hebben. 40

42 Combinaties Combinaties van de verschillende aanwezige en besproken versieringstechnieken zijn er niet echt op te merken, buiten de glazuur en de vingerindrukken op de bodemfragmenten van scherven 492/114, 492/ en 492/148 als de vingerindrukken op deze bodemfragmenten als versiering worden beschouwd.. 41

43 5. Technische en typologische indeling vh Import aardewerk 5.1. Indeling in technische groepen Technische groep nr. 16 Oxiderend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: wit aardewerk Aardewerkgroep: Maaslands aardewerk Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: zeer fijn tot fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beige Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: witgele tot witgrijze wanden, licht grijs-witte kern Hardheid: hard Oppervlaktestructuur: glad Kern: niet afgelijnd Opmerkingen: Kan af en toe geglazuurd zijn Technische groep nr. 17 Oxiderend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Roze Aardewerk Aardewerkgroep: Maaslands aardewerk Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: zeer fijn tot fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beige Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: lichtroze tot witgele wanden, lichtroze kern Hardheid: hard Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Opmerkingen: Kan af en toe geglazuurd zijn 42

44 Technische groep nr. 18 Oxiderend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Wit Aardewerk Aardewerkgroep: Rijnlands Roodbeschilderd Aardewerk Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: witgele tot grijs-witte kern en wanden Hardheid: hard Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Technische groep nr. 19 Reducerend gebakken handgevormd aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerk Aardewerkgroep: Paffrath aardewerk Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, zwart Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: licht grijswitte kern, grijsblauwe binnenkant, donkergrijsblauwe metallique buitenkant Hardheid: hard Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd 43

45 5.2. De Aardewerkgroepen Maaslands aardewerk Onder het Maaslands aardewerk kunnen alle scherven van het import aardewerk die uit het Maasland komen gevat worden. Deze groepen bestaan uit op een snelle draaischijf vervaardigde, oxiderend gebakken, zeer fijn tot fijn verschraalde baksels. In de bestudeerde contexten gaat het om twee duidelijk onderscheidbare technische groepen, namelijk TG16 en TG Analyse Het onderscheid tussen de twee technische groepen wordt niet gemaakt op basis van een verschil in verschraling, maar wel op basis van de kleur van het baksel. Bij TG16 gaat het om een wit tot witgelige bakking, terwijl het bij TG17 gaat om een rozig baksel. Voor de rest bestaan de twee technische groepen uit dezelfde bestanddelen. De verschraling bestaat uit zand en kan beschreven worden als doorzichtige, soms witte en beige korrels, en af en toe kan een ijzerconcretie worden opgemerkt. Qua korrelgrootte zit de verschraling tussen de zeer fijn tot fijn. De hardheid kan worden bestempeld als klinkend hard, en de scherven zijn overwegend glad van oppervlaktestructuur. De kern is meestal als niet afgelijnd te bestempelen Synthese Het Maaslands aardewerk komt als meest voorkomende importgroep naar voren, zowel het witbakkende als het rozigbakkende. Hoewel het maar 8 entries in de database kent is het toch de best vertegenwoordigde importgroep. In Waterput 241 bestaat het aanwezige importmateriaal uitsluitend uit in het Maasland vervaardigd aardewerk (Zie tabel 5 en 6). Hierbij moet echter wel opgemerkt worden dan deze hoeveelheden scherven wel naar omhoog worden getrokken door de aanwezigheid van een nagenoeg complete tuitpot in witbakkende klei (241/363). De rest van de hoeveelheden aangetroffen scherven liggen steeds beduidend lager Rijnlands Roodbeschilderd Aardewerk Het Rijnlands Roodbeschilderde Aardewerk beslaat die groep van aardewerk die vervaardigd is op een snelle draaischijf, oxiderend gebakken is en zeer fijn tot fijn verschraald is. Verder zijn vaak nog verfsporen van rode beschildering die op de buitenzijde zijn aangebracht merkbaar. Binnen de bestudeerde contexten gaat het om één technische groep, namelijk TG18 44

46 Analyse TG18 bestaat uit een eveneens met zand verschraalde witbakkende klei. De verschraling bestaat meestal uit doorzichtige of witte korrels, maar kan ook af en toe een ijzerconcretie bevatten. De korrelgrootte bevindt zich tussen zeer fijn en fijn. Het is een hard tot klinkend hard baksel met een meestal duidelijke aflijning Synthese De categorie van Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk is de minst frequent voorkomende groep van de importen. Er zijn slechts vijf entries in heel de database die voor Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk staan. Het gaat om drie wandfragmenten, één randfragment met een bandoor, en één bodemfragment verspreid over drie verschilldende contexten (Zie Tabel 5) Paffrath aardewerk De categorie Paffrath aardewerk beslaat die technische groep van reducerend gebakken fijn verschraald, handgevormd aardewerk dat in het Rijngebied vervaardigd werd. Het betreft één technische groep, TG19, die op zich ook staat voor één individu, 657/ Analyse De klei waarmee de aanwezige Paffrath kogelpot vervaardigd was, was met zand verschraald. De korrelgrootte was fijn, en de korrels kenden een regelmatige verspreiding. De verschraling bestond voornamelijk uit doorzichtige, en heel af en toe zwarte, korrels. Het betreft een hard tot klinkend hard baksel, met een gladde oppervlaktestructuur. De buitenkant vertoont de typische metallique kleur en glans, en de breuk vertoont de typische, maar hier minder uitgesproken, bladerdeegstructuur Synthese Zoals hierboven vermeld bestaat deze technische groep maar uit een enkel exemplaar, 657/474. Hierdoor komt deze technische groep enkel maar voor in de dubbele gracht bis/46. Alle scherven behoren toe tot hetzelfde individu, namelijk een kleine kogelpot (zie Tabel 5). 45

47 5.3. Morfologische kenmerken, vormen, versiering Randtypologie Maaslands Aardewerk 14. Eenvoudige rand met afgeronde, licht verdikte top 15. Rechtopstaande verdikte rand met naar buiten geplooide top met lichte ondersnijding 16. Zware sikkelvormige niet ondersneden rand met lange bovenlip en lichte dekselgeul Rijnlands Roodbeschilderd Aardewerk 17. Blokvormige rand, licht ondersneden Paffrath Aardewerk 18. Eenvoudige rand met afgeronde licht verdikte top De randtypologie bij het import aardewerk is vrij beperkt gebleven aangezien het maar om een klein aandeel van de totale vondsten gaat, namelijk slechts 8%. Desondanks zijn er toch vijf verschillende randvormen naar voor gekomen, waarvan het grootste deel afkomstig is van Maaslands aardewerk. Randtypes 14 en 16 kunnen toegewezen worden aan een tuitpotvorm, terwijl randtype 15 door de geringe grootte van de randdiameter, 5cm, eerder in de richting van een kleine kan of een ander klein recipiënt moet wijzen. Bij het Rijnland Roodbeschilderde aardewerk is er maar één randvorm aangetroffen. Het gaat hier om randvorm 17 die moet toebehoord hebben tot een tuitpot. 46

48 Een laatste randvorm, namelijk randvorm 18, behoort toe aan een kleine kogelpotvorm in Paffrath aardewerk. Dit is het enige type van Paffrath aardewerk dat binnen de bestudeerde contexten is aangetroffen en kan dus als een zeldzaamheid beschouwd worden Vormkenmerken van het importmateriaal Bodemvormen Binnen de bestudeerde contexten zijn er maar twee bodems aangetroffen die onder het importaardewerk kunnen gecategoriseerd worden. Het gaat om een bodem in witbakkend Maaslands Aardewerk en een bodem in Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk. De bodem van tuitpot 241/363 bestaat uit een lensvormige bodem, met een diameter van ongeveer 9 cm. De bodem van 657/487 bestaat uit een bodem op een standring. De standring bestaat uit een eenvoudige platte uitgeknepen ring waarvan de diameter niet te achterhalen was aangezien er onvoldoende van de standring overgebleven was om een schatting te maken Overige vormkenmerken De overige vormkenmerken van de importgroepen beperkt zich tot de oren en de tuit, aangezien er geen andere vormkenmerken binnen het importmateriaal aanwezig zijn. Hier zijn twee oren gekend, en ook ditmaal weer een in witbakkend Maaslands aardewerk en een in Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk. In beide gevallen gaat het om een bandoor. In het geval van 241/363, zijnde het oor dat toebehoort aan een witbakkende Maaslandse tuitpot gaat het om een bandoor van ongeveer 2cm breed met een maximumdikte van ongeveer 0,5 tot 0,75 cm dik. In het geval van het bandoor dat toebehoord aan een Rijnlands Roodbeschilderde tuitpot, 657/456, gaat het om een breed bandoor van ongeveer 5cm breed met een dikte van ongeveer een centimeter dik. Het oor is versierd met drie langwerpige indrukken en bovenaan het oor bij de bevestiging aan de rand bevindt er zich een ovale indruk. Beide oren zijn los op de pot bevestigd en zijn door middel van de oren aan te drukken vast op de rand en de schouder vastgezet. Naast de oren is er ook nog één tuit bewaard in de volledige tuitpot 241/363. Dit is het enige tuitfragment dat bewaard is binnen het importmateriaal maar een tweede tuit zou kunnen verondersteld worden bij 657/456 aangezien de randvorm en de aanwezigheid van een bandoor in deze richting wijzen. 47

49 De aanwezige tuit van 241/363 bestaat uit een apart opgezette tuit van zo n drie centimeter diameter en een hoogte van 2,5 centimeter. De tuit lijkt apart opgezet geweest te zijn door de aanwezigheid van kleistrips langs de buitenkant ter bevestiging van de tuit, en door de aanwezigheid van een duidelijke ring die een op zich gevormde tuit doet vermoeden langs de binnenkant Versieringsvormen en technieken Radstempels De radstempels komen binnen de importgroepen uitsluitend voor op Maaslands aardewerk. Het gaat hier om twee fragmenten uit twee verschillende waterputten, namelijk 492/68 (foto 2 bij de versierde stukken) en 241/377 (foto 17 bij de versierde stukken). In beide gevallen gaat het om een wafelpatroon van ruiten en driehoekjes in een vrij brede band van enkele lijnen dik. In geen enkel van beide gevallen kan worden bepaald uit hoeveel lijnen deze radstempelband exact is opgebouwd. Wat er wel nog gezegd kan worden is dat de stempels bij 241/377 kleiner en meer verspreid zijn dan bij 492/68, waar de stempeling niet alleen groter is maar ook slordiger lijkt, aangezien de stempeling in een paar gevallen dubbel lijkt ingedrukt te zijn Beschildering Beschildering is enkel aan te treffen bij de groep Rijnlands Roodbeschilderd Aardewerk in, zoals de beschrijving het vermeld, in rode verf. Het gaat om vier fragmenten witbakkend aardewerk met de kenmerkende rode beschildering, 241/146, 241/147, 657/456 en 165/541 (foto s 7, 8, 18 en 23 bij de versierde stukken). Het gaat om drie wandfragmenten en het al eerder besproken rand met bandoor fragment. Op alle vier de stukken is er rode verf aangetroffen, hoewel deze soms verkleurd is tot een oranjeachtige tint. In geen enkele van de gevallen was et mogelijk om het grotere patroon te reconstrueren, aangezien de fragmenten te klein waren, en er dus geen groot genoeg beeld te verkrijgen was op het verfpatroon. Wel kan er gezegd worden dat de beschildering in de meeste gevallen met vingertoetsen is aangebracht en daarna open gesmeerd, maar op het fragment 657/456 zijn er ook een aantal zeer fijne verfstrepen die eerder doen vermoeden dat deze door middel van een borsteltje zijn aangebracht. 48

50 Glazuur Glazuur is binnen de importgroepen enkel te vinden bij het Maaslands aardewerk. Zo zijn verschillende fragmenten Maaslands aardewerk met een fijne oranje en geelkleurige glazuur die zich op de buitenkant van de scherven bevind. Zo zijn de radstempels die al eerder werden besproken ook met deze glazuur overdekt. Het type van glazuur is meestal loodglazuur. Wat verder nog ook opvalt, is het feit dat het glazuur het meeste bij TG17 voorkomt, en slechts in twee gevallen bij TG16 voorkomt. Het beste voorbeeld van decoratieve glazuur is de tuitpot 241/363 (foto 14 bij de versierde stukken), waarbij een brede band in gele glazuur op de schouder van de tuitpot is aangebracht. 49

51 6. Kwantificatie, M.A.E., tafonomie en vergelijking van de waterputten 6.1. Basistellingen Een eerste kwantificatie gebeurde op basis van de absolute aantallen van de scherven per aardewerksoort en per technische groep. Vanuit deze eerste cijfers kunnen daarna percentages berekend worden. Deze eerste kwantificatie geeft volgende resultaten in de onderstaande tabel waarbij de gegevens eerst in absolute aantallen per aardewerksoort worden weergegeven, daarna in percentages. Tabel 7 en 8: totaal aantal scherven per aardewerksoort en de procentuele verhoudingen berekend op deze cijfers procentuele verhouding van de totaal aantal scherven per aardewerkgroep aardewerksoorten op basis van de absolute schervenaantallen Aardewerkgroep aantallen Aardewerkgroep percentage GFG 825 GFG 68,6 VR 193 VR 16,0 LRB 82 LRB 6,8 MA 68 MA 5,7 RRB 5 RRB 0,4 PAFF 30 PAFF 2,5 totaal Uit deze eerste gegevens valt allereerst al op dat het aardewerkensemble vooral bestaat uit grijs aardewerk. 68,8% van de scherven worden door de grijze aardewerkgroepen ingenomen, goed voor 907 scherven. Naast de grijze aardewerkgroepen is er ook een vrij grote component Vroegrood aardewerk dat goed is voor 193 scherven, of 16% van het totaal aantal scherven. Het lokaal Roodbeschilderd aardewerk is goed voor 6,8%. Importen zijn er ook nog aanwezig, hier maken ze 8,6% uit van het totaal, wat een vrij grote hoeveelheid is, maar dit moet genuanceerd worden, aangezien er een groot aantal scherven afkomstig zijn van maar enkele individuen. 50

52 Kwantificatie per waterput Een volgende stap in de kwantificatie is het kijken naar de verdeling per waterput in welke hoeveelheden er scherven voorkomen van een bepaalde aardewerkgroep. Deze tellingen zijn ook in twee tabellen opgenomen, één met de absolute gegevens en de tweede met de gegevens in percentages omgerekend en verder ook in grafiek 2 en 3 die dezelfde opbouw hebben. Het is ook belangrijk op te merken dat enkel de determineerbare en duidelijk als ceramiek herkenbare scherven zijn opgenomen in de tellingen. De restgroepen die zo zijn ontstaan zijn niet in de tellingen opgenomen maar deze zijn wel in de tellingen per technische groep vermeld als een restgroep die ook niet in de tellingen zijn opgenomen (zie tabel 11). Hieronder zijn tabellen 9 en 10 opgenomen om de verdeling in aardewerksoorten per waterput te illustreren, deze gegevens zijn ook grafisch uitgezet in grafiek 2 in de bijlagen. Tabel 9: Aantal scherven per aardewerkgroep per waterput Aantal GR Aantal VR Aantal MA Aantal RRB Aantal PAFF totaal # Tabel 10: Procentuele verhoudingen van de aardewerkgroepen per waterput Aantal GR 74,3 80,3 76,6 62,7 85,2 Aantal VR 25,7 15,0 5,8 27,9 12,7 Aantal MA 0,0 3,5 17,6 0,3 1,8 Aantal RRB 0,0 1,2 0,0 0,6 0,3 Aantal PAFF 0,0 0,0 0,0 8,5 0,0 Totaal in % 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Uit deze gegevens blijkt dat het grijs aardewerk in alle contexten voorkomt, en dat het de meerderheid van alle aardewerksoorten uitmaakt. Het Grijs aardewerk maakt meestal ongeveer 75% uit van alle scherven. Het Vroeg Rode aardewerk komt ook in alle contexten voor, en maakt meestal ronde de 15% uit van de totale hoeveelheid scherven. Vooral voor de importen zijn deze tabellen handig, aangezien ze laten zien dat er veel scherven aangetroffen zijn in context 241 voor het Maaslands, maar deze zijn bijna allemaal afkomstige van dezelfde tuitpot (241/363). Hetzelfde kan gezegd worden van het Paffrath aardewerk dat in context 657 aangetroffen is. Dit is ook allemaal afkomstig van één kleine kogelpot (657/474). Dit is een duidelijk voorbeeld dat een gecombineerd beeld moet worden gebruikt van en kwantificatie 51

53 en een goede M.A.E. om zo een genuanceerd beeld van de aanwezige individuen en verdelingen in aardewerksoorten te krijgen. De verhoudingen van het lokaal/regionaal aardewerk tegenover het importmateriaal kan gezien worden in tabel 27 en grafiek 7 in de bijlagen. Er kan op het eerste zicht opgemerkt worden dat het import aardewerk vooral een kleine groep is. Het lokale aardewerk is nog steeds de grootste groep, en het grijs aardewerk in het bijzonder. Kwantificatie per technische groep is de volgende stap in de tellingen. Een eerste telling is de gewone telling van het aantal scherven per technische groep. Deze tellingen zijn te zien in Tabel 12 en grafiek 1 van de bijlagen. In deze tabel zijn ook de aantallen van intrusieven en van de restgroep opgenomen bij de tellingen van het totaal aantal scherven en fragmenten. Bij een tweede grondigere telling is per technische groep per context een telling gemaakt om zo een verspreiding van de technische groepen te kunnen maken. De volgende tellingen zijn per aardewerksoort gemaakt om zo het overzicht te vergemakkelijken. De tabellen zijn te vinden in de bijlagen onder tabellen 12 tot 13. Allereerst zullen we kijken per aardewerksoort, daarna algemeen over alle contexten heen. Een eerste aardewerksoort is direct de belangrijkste, namelijk die van het Grijs aardewerk, in casu, het Gedraaid Fijn Grijs aardewerk. Zoals al eerder vermeld bestaat het grijs aardewerk uit 13 verschillende technische groepen. Binnen deze technische groepen zijn er uiteraard groepen die veel meer of minder dan andere voorkomen, en zo zijn er ook verschillen op te merken tussen de waterputten onderling. Hiervoor verwijs ik naar de tabellen 1 en 2 in de bijlagen. Uit deze tabellen kunnen we al opmaken dat vooral TG 1, TG4, TG6 en TG8 als grootste technische groepen voorkomen. TG9, TG10 en TG11 daarentegen komen het minst vaak voor. Algemeen kan gesteld worden dat TG 1, TG4, TG6 en TG8 in vrijwel alle contexten voorkomen, en dat er geen enkele technische groep is die maar in één context voorkomt. Meestal komen de technische groepen in twee of meerdere contexten voor. Wat het Vroegrood Aardewerk betreft kunnen we zeggen dat vooral TG15 de grootste groep is met vaak meer dan 2/3 van de totale aanwezigheid van het Vroegrood ten opzichte van TG14. deze trend zet zich voort over alle contexten zoals te zien is in tabellen 3 en 4. Het importmateriaal is een moeilijkere groep om te beschrijven. Algemeen genomen zijn vooral TG 16 en TG17 de grootste groepen, maar dan vooral in Waterputten 492 en 165, en het vormt de volledige importgroep in Waterput 241. In waterput 645 komt geen importmateriaal voor, en in gracht 657 komt het Paffrath als belangrijkste groep naar voor 52

54 onder TG19. Het Rijnlands Roodbeschilderde Aardewerk heeft algemeen gezien geen al te grote betekenis op deze sites (zie tabellen 5 en 6) M.A.E. Om het Minimum Aantal Exemplaren (M.A.E.) te kunnen bepalen is volgens een aantal methodes geteld. De eerste manier om tot een M.A.E. te komen is een basistelling op basis van enkel de randen te tellen, standaard de meest gebruikte methode. Maar uit noodzaak is er ook geteld op een kwalitatieve meer betrouwbare methode. Volgens deze tweede methode is er ook nog rekening gehouden met de versierde elementen, de overige vormelementen zoals grepen, oren, tuiten en bodems. In een derde methode van tellen zijn ook de grote stukken van wandscherven in rekening gebracht waarvan de vorm redelijkerwijs kon worden ingeschat Standaard M.A.E. Zoals hierboven vermeld is er bij de standaard M.A.E. enkel rekening gehouden met de randfragmenten die in de bestudeerde contexten zijn aangetroffen. De 88 verschillende randvormen zijn op basis van vergelijkingmateriaal in de randtypologieën die door dr. K. De Groote zijn opgesteld in zijn doctoraatstudie (De Groote, 2008, ) ingedeeld in verschillende vormcategorieën. Op basis van de 88 verschillende randscherven die zo aangetroffen zijn kan dus de telling op 88 verschillende individuen gezet worden die zowel het import als lokaal/regionaal aardewerk beslaan (zie tabel 15 en grafiek 5) Kwalitatieve M.A.E. Bij het bekijken van het materiaal is gebleken dat de standaard M.A.E. op een zeker vlak tekort schiet bij het accuraat naar voor brengen van het werkelijk aantal aanwezig individuen. Die viel vooral op bij versierde stukken. Zo worden er bij het Rijnlands Roodbeschilderd Aardewerk maar één individu weergegeven op basis van de randen, terwijl er als we moeten afgaan op de beschilderde stukken zeker drie verschillende individuen moeten geweest zijn. Afgaande op deze vaststellingen is er geopteerd om ook een kwalitatieve M.A.E. door te voeren om een meer realistischere benadering te krijgen van het werkelijk aantal individuen. Voor deze tellingen zijn niet alleen de versierde elementen opgenomen, maar ook de overige vormelementen zoals de bodems, de grepen, oren en tuiten. Zo komen we tot een M.A.E. die ten minste 115 individuen vertoont, 27 individuen meer dan als men enkel de randen zou tellen en die men anders zou missen (zie tabel 22 en grafiek 9). 53

55 In een derde telling zijn ook de wandfragmenten die voldoende groot waren om een indruk te krijgen tot welke vorm ze toebehoorden. Vaak ging het om enkele grote fragmenten, en in enkele gevallen gaat het om grote stukken die uit aan elkaar gepuzzelde stukken bestaan. In de meeste gevallen ging het om een bolvormige vorm die zou moeten liggen in de Kogelpot/tuitpot categorie. We moeten hierbij wel opmerken dat deze telling waarschijnlijk de minst juiste is dan de drie telmethodes, maar om de volledigheid te tonen, is deze hierbij toch opgenomen. Als we de telling van de wandfragmenten hierbij nog opnemen komen we uit op een totaal van 155 individuen (zie tabel 23 en grafiek 10). Deze hoeveelheid exemplaren lijkt veel, maar kan eventueel wel. De echte hoeveelheid exemplaren zal waarschijnlijk tussen deze derde telmethode en de kwalitatieve M.A.E. liggen. Als het gemiddelde van de verschillende telmethodes voor het M.A.E. wordt genomen dan komen we uit op een gemiddelde van 119 exemplaren, wat waarschijnlijk wel in de juiste richting zal wijzen M.A.E per aardewerkgroep Een laatste indeling van het M.A.E. gebeurt op basis van de aardewerksoorten. Dit geeft onderstaande tabel (tabel 15 en grafiek 5 in de bijlagen). Wat hieruit afgeleid kan worden is dat het grijs aardewerk de dominante factor is binnen het aardewerkspectrum met 67 individuen. Het Vroegrood aardewerk maakt toch een belangrijke component uit van het geheel met 13 individuen. Het Lokaal Roodbeschilderd aardewerk telt 3 individuen De importgroepen vormen een kleine groep met 5 individuen die geteld worden op basis van enkel de randen. Tabel 15: totaal aantal individuen per aardewerkgroep o.b.v. M.A.E GFG 67 LRB 3 VR 13 MA 3 RRB 1 PAFF 1 54

56 6.3. Tafonomie van de waterputten In dit punt wordt dieper ingegaan op de tafonomie van de waterputten, met een diepere kijk op de opvulling van de waterputten, met een poging om een link te leggen tussen de verschillende waterputten en lagen. De bemerkingen die hier gemaakt worden zijn gebaseerd op de coupetekeningen en deels op de beschrijving in het basisrapport van de opgraving. Waterput 165 (afb. 2 naar figuur 46 in Van de Vijver et al., 2009, 50) bestond aan de oppervlakte uit een groot ovaal spoor, ongeveer 6,10m op 9m groot. De kleur van vrij homogeen, met in het zuidoosten een vlek verbrande leem en een vlek houtskool. De rest van de vulling wijst op een zeer langzame opvulling, met verschillende afgetekende lagen. De vulling gaat van donkerbruin, over bruin en beige naar een blauwgrijs op 1,60m diepte. Op een diepte van 1,80m werden er resten van de bekisting aangetroffen, waarna de rest van de coupe machinaal gezet werd (Van de Vijver et al., 2009, 49). De vorm van de kuil met een vrij vlakke kant en een steile kant doet een functie als drenkkuil vermoeden. De opvullingslagen doen vermoeden dat deze waterput geleidelijk aan is opgevuld met een aantal fijne laagjes. In een aantal lagen is er ook sprake van organische resten, een ervan is een laag die zich midden in de waterput zelf bevindt, de tweede laag is een laag die zich over heel de coupe heel strekt, met een afzetting van organische materiaal, waarschijnlijk een verzameling van organisch materiaal dat in de depressie die door de waterput veroorzaakt werd terecht gekomen is, en daarna afgedekt is geraakt door deze laag. Globaal gezien kan de opvulling van deze waterput als volgt omschreven worden: na de opgave van de waterput lijken er een aantal laagjes zich gevormd te hebben in de koker van de waterput zelf. Hierna werden er een paar lagen dun afgezet over heel de waterput heel, waarschijnlijk volgens de vorm van de depressie van deze waterput. Na verloop van tijd is deze depressie opgevuld met een opvullingslaag donkerbruin zand, vermengd met verbrand leem. Waterput 241 (afb. 3 naar figuur 59 in Van de Vijver et al., 2009, 57) bevind zich in de buurt van waterput 189, en is in diameter 2,96m groot. Het betreft een trechtervormige waterput, met een diepte van 1,70m. de vulling van de waterput bestaat uit bruin tot beige zand met verscheidene bandjes die ook weer wijzen op een geleidelijke opvulling (Van de Vijver et al., 2009, 57). Net als in waterput 165 gaat het ook hier om een geleidelijke opvulling. Een heel aantal lagen vertoont bandje van ingespoeld materiaal, en fijne laagjes. Bovenop deze lagen komt ook blijkbaar een egalisatielaag om deze depressie in het landschap te dempen. Ook 55

57 komt hier een houtskoolrijke laag voor met dierlijk bot en verbrand aardewerk en een beetje verbrande leem. Dit kan misschien gebeurd zijn na de opgave van de waterput om als soort van dempingslaag te dienen. Waterput 492 (afb. 4 naar figuur 74 in Van de Vijver et al., ) ligt in het zuidwestelijke deel van het opgravingsvlak, in de buurt van waterput 428. In het grondvlak bedraagt de diameter van deze waterput 5m. ook dit spoor heeft een trechtervormig profiel, en is bewaard tot op een diepte van 2,40m. De vulling bestaat uit een homogene bruine laag bovenaan in de waterput die kan wijzen op een stabilisatielaag na het in onbruik raken van de waterput. Hieronder bevinden zich een aantal grijze heterogene lagen met inspoelingsbandjes, en helemaal onderaan bevond zich een laag die bestond uit een 1cm dik bladerpakket. Dit wijst dus ook op een trage opvulling tot het moment dat de waterput gedempt werd met de stabilisatielaag. (Van de Vijver et al., 2009, 63). Zoals hiervoor al geschreven, deze waterput heeft ook een trage opvulling gekend na de opgave ervan. Een groot aantal lagen vertonen intern gelaagdheid, inspoelingsbandjes of vlekken, allemaal sporen die er op wijzen dat de opvulling van de waterput zeer geleidelijk aan is gebeurd. Onderaan de waterput en verder nog op verschillende plaatsen geleidelijk aan meer naar de oppervlakte toe bevatten ook soms resten van organisch materiaal. Één laag bestaat uit een dikke laag organisch materiaal dat daar over een periode van geruime tijd moet zijn verzameld eer het afgedekt is geworden. Deze afdekking gebeurde ook over langere tijd, aangezien ook deze afdekking een interne gelaagdheid vertoont. Na deze laatste afdekking kwam er een homogene een stabilisatielaag, die alles egaliseerde. Waterput 645 (afb. 5 naar figuur 89 in Van de Vijver et al., 2009, 70) bevond zich in het oosten van het opgravingsvlak. In het grondplan had deze waterput een diameter van 3,86m. de waterput zelf was tot op 1,6m tot 1,70m diep bewaard gebleven. De vulling bestond uit een vrij homogeen grijsbruin zand voor de bovenste lagen, wat wijst op een trage opvulling. Maar onder deze laag bevindt er zich een bleekbeige laag, het gevolg van een snelle demping. Hieronder bevond zich een donkere humeuze laag, met daaronder en laag die bestond uit stukken moederbodem en beigebruin zand. Op 1,30m diepte stootte men op een aantal fragmentjes hout, waarop men een tweede grondvlak aanlegde. Na verdieping van dit grondvlak bleek dat het ging om fragmenten van twee ladders (afb. 6 naar figuur 94 in Van de Vijver et al., 2009, 73). De opvulling van deze waterput na de opgave ervan lijkt ook geleidelijk aan gebeurd te zijn. Na de opgave van de 56

58 waterput hebben er zich een aantal lagen gevormd in de vroegere put. Deze lagen zijn daarna afgedekt geworden door een drietal dempingslagen, vermoedelijk om de ontstane depressie in het landschap, gevormd door deze waterput te kunnen dempen Vergelijking van de lagen en waterputten onderling Technische groepen per context De verspreiding van de technische groepen binnen de bestudeerde waterputten is geen gelijkmatig iets. Er is heel wat variatie binnen de verschillende waterputten. Deze variatie is heel goed te zien in de tabellen 16 tot 20. In deze tabellen worden de aanwezige technische groepen per waterput weergegeven. Uit deze tabellen blijkt dat vooral TG 1, 6, 7, 8 en 15 in alle contexten voorkomen, en vaak nog als vrij grote groepen. De overige technische groepen komen veel minder voor, of komen zelfs niet voor in bepaalde contexten De lagen binnen de waterputten Het vergelijken van materiaal uit verschillende lagen van een waterput met een andere laag uit een andere waterput blijkt nogal problematisch te zijn. Een eerste probleem waarop gestoten werd is het feit dat scherven vaak per coupe werden ingezameld, zonder echt onderscheid te maken tussen de verschillende lagen. Op deze manier is een vergelijken tussen de verschillende waterputten op basis van lagen niet echt mogelijk. Een goed voorbeeld van deze problematiek is het voorkomen van enkele intrusieven, zoals stukken steengoed, tussen het materiaal uit de 12 e eeuw. Dit wijst al op het lang blijven openliggen van de opgegeven waterputten, maar ook op een fundamentele fout in het inzamelen van de scherven zonder in acht name van de stratigrafie. Er zijn uiteraard uitzonderingen waarbij er wel informatie opgeschreven is op de vondstzakjes waaruit toch een deel van de scherven aan een bepaalde laag of diepte in de coupe konden worden toegeschreven. Helaas konden geen verdere links gelegd worden tussen de verschillende binnen één waterput, of tussen verschillende waterputten Vergelijking tussen de waterputten Er zijn een aantal fragmenten van aardewerk die tot hetzelfde individu behoren. Zo zijn er enkele scherven van een Vroegrood individu die verspreid zijn geraakt over een aantal contexten: 492/117, 241/450, 657/251 en 657/485 behoren allemaal tot hetzelfde individu. Hetzelfde komt voor tussen een wandfragment (492/110) en de tuitpot 657/

59 Een andere overeenkomst is deze van twee randfragmenten. Het ene werd gevonden in waterput 492, terwijl het andere in waterput 165 aangetroffen werd. Omdat het een fragment was dat het eerst in waterput 492 werd geregistreerd, is het daar met twee scherven ondergebracht onder het nummer 492/145. Er kan dus wel gezegd worden dat er stukken van een individu bij verschillende waterputten kunnen terechtkomen. Dit is nu dus bewezen voor waterputten 492 en 165, maar ook voor 492 en gracht 657/657bis-46. Uiteraard zijn er ook stukken binnen dezelfde waterputten, zij het wel in verschillende coupes, die aan elkaar passen. Zo bijvoorbeeld bij Waterput 492, in coupe DA bevind zich een randfragment van tuitpot 492/43, terwijl de wand met de tuit zich in coupe CA bevond. Een derde wandfragment bevond zich ook in deze laatste coupe. Dit is ook het geval met stukken Naast echt passende stukken zijn er ook stukken die tot hetzelfde individu zullen behoren, maar niet aan elkaar kunnen gepast worden. Voor een aantal stukken is dit het geval, het gaat hier om een aantal waarschijnlijke bodemfragmenten (492/114, 492/ , 492/117, 492/148) met vingerindrukken die gedeeltelijk aan elkaar passen, en in dezelfde waterput aangetroffen zijn, maar wel in verschillende coupes. 58

60 7. Functionele indeling 7.1. Problemen Een traditionele functionele indeling is in dit geval vrij moeilijk gebleken wegens de geringe variatie van het vormenspectrum. Ook was er binnen de aanwezige vormen ook het probleem om sommige randvormen met zekerheid aan een bepaald vormtype toe te wijzen. Hierdoor ontstond een overlappende groep die in dit geval de groep kogelpot/tuitpot beslaat. Het onderscheid hiertussen maken bleek niet altijd even gemakkelijk. Desondanks is er toch een poging ondernomen om een functionele indeling te maken op basis van de gegevens die voorhanden waren Indeling De indeling in functionele groepen gebeurde op basis van het indelen van bepaalde vormsoorten in een functionele groep. Deze functionele groepen waren kookgerei, tafelwaar en bereiding. Onder kookgerei werden deze aardewerkvormen geressorteerd die gebruikt werden om voedsel in te koken en te bewaren. Dit waren voornamelijk de kogelpotten en de pannen. De tafelwaar bestond uit de tuitpotten, samen met de bekers en kan/kruikvormen. De bereiding tenslotte wordt gevormd door de komvormen. Deze data werden dan samen gezet en in een schijfdiagram gegoten, grafiek 11 en tabel 19 in de bijlagen. In totaal kunnen 69 vormen/individuen tot het kookgerei gerekend worden, 17 individuen tot het tafelwaar, één exemplaar voor de bereiding en twee individuen konden niet met zekerheid aan één bepaalde categorie worden toegeschreven. Deze laatsten zijn dan ook opgenomen in het schijfdiagram als niet determineerbare individuen, zodat alle individuen die op basis van het standaard M.A.E. zijn gedetermineerd ook opgenomen werden in de functionele indeling. Uit de percentages die uit deze aantallen berekend zijn komt naar voor dat 78% van da individuen als kookgerei heeft gediend. Verder is de tafelwaar de tweede grootste groep met 19%, de bereiding is een groep die maar 1% heeft, dit omdat er ook maar 1 individu in deze categorie kon geplaatst worden. De 2% die door de categorie niet toewijsbaar ingenomen wordt zou nog bij zowel het kookgerei als bij de tafelwaar kunnen ingedeeld worden, aangezien deze categorie is opgebouwd uit individuen die tot de categorie kogelpot/tuitpot behoren. 59

61 7.3. Vormscala Zoals al eerder vermeld is het vormscala eerder beperkt wat de hoeveelheid verschillende vormen betreft. In onderstaande tabellen zijn de verschillende vormen opgenomen met telkens een vermelding van het aantal individuen die tot deze vorm behoren. De eerste tabel is op basis van het standaard M.A.E. opgesteld, dus enkel op basis van de randen. De tweede tabel is opgesteld op basis van de kwalitatieve M.A.E. en is dus waarschijnlijk meer compleet. Er moet hierbij opgemerkt worden dat deze tabellen zowel het import als het lokale aardewerk in rekening hebben gebracht. Tabel 21 en 22: vormen en hun relatieve aantallen op basis van resp. het standaard M.A.E. en het kwalitatief M.A.E. beker 2 kan 1 kogelpot 64 kogelpot/tuitpot 2 kom 1 pan 4 tuitpot beker 2 kan/kruik 2 kogelpot 74 kogelpot/tuitpot 3 kom 2 pan 4 tuitpot 26 voorraadpot 1 totaal 114 Uit deze twee tabellen blijkt dat zoals ook al eerder aangehaald de kogelpot de meest voorkomende vorm is binnen de bestudeerde contexten. Een tweede vaak voorkomende vorm is deze van de tuitpotten. Samen met de categorie kogelpot/tuitpot maken deze drie vormgroepen ongeveer 90% uit van het totale aantal individuen. De overige 10% wordt ingenomen door vier verschillende vormen in de eerste tabel, en vijf verschillende vormen in de tweede tabel. De vier vormen in de eerste tabel zijn de beker, waarvan er twee verschillende randen zijn, de kan, waarvan er één rand is in Maaslands aardewerk, de kom, waar er ook één rand van is, en de pan, waarvan er vier randen opgemerkt zijn, waarvan één met de steel. De vijf vormen in de tweede tabel zijn dezelfde als in de eerste tabel met uitzondering van de mogelijke voorraadpot die door één bodem wordt gevormd. 60

62 Al deze gegevens zijn visueel samengevat in twee taartdiagrammen en één grafiek, grafiek X en grafiek X in de bijlagen. Voor elke aardewerksoort is het vormenspectrum in een tabel gegoten, met het aantal individuen dat tot deze categorie behoord. De grootste aardewerksoort, het Gedraaid Fijn Grijs aardewerk, bevat natuurlijk de meeste vormsoorten. Hierin zijn er vijf verschillende vormen: de kogelpot, de tuitpot, de pan, de beker en de kogelpot/tuitpot. Het Vroegrood aardewerk is goed voor vier verschillende vormen: de kogelpot, de tuitpot, de kom en de kogelpot/tuitpot. In het Maaslands aardewerk komen twee vormen voor: de kan en de tuitpot. In zowel het Rijnland Roodbeschilderd aardewerk als in het Paffrath aardewerk komt telkens maar één aardewerkvorm voor. In het geval van het Rijnlands Roodbeschilderd is dit de tuitpot. In het geval van het Paffrath is dit de kogelpot. Tabel 25: Aardewerkvormen per aardewerksoort aardewerkvormen GFG VR LRB ML(Roze) ML(Wit) RRB PAFF kogelpot beker kogelpot/tuitpot pan tuitpot Kom kan Kogelpot De kogelpot is de meest voorkomende vorm binnen het aardewerkassemblage. In totaal kunnen er op basis van het M.A.E. 56 kogelpotten geteld worden bij het grijze aardewerk. In totaal kunnen deze randen tot 14 randtypes worden herleid: 1a tot 1f, 2a tot 2e, 5, 6, 8. Deze randtypes zijn evenwel niet exclusief voorbehouden voor de kogelpotten. Ook bij de tuitpotten komen er randtypes voor die in dezelfde randtypes als deze van de kogelpotten vallen voor. Maar voor de kogelpotten an sich komen deze randtypes wel als enige vormen binnen de bestudeerde contexten voor. De Kogelpotten in Vroegrood aardewerk komen er zes kogelpotten voor die dezelfde randtypes vertonen als deze in het Grijs aardewerk. Verder 61

63 komen er ook twee kogelpotten voor in Lokaal Roodbeschilderd aardewerk, waarvan er een met het randtype 3b is. Een laatste kogelpot komt voor in Paffrath aardewerk en deze zorgt voor randtype 18. De kogelpot is de meest voorkomende vorm, en deze kent een aantal verschillende groottes van inhoud. Hoewel het moeilijk was om volledige exemplaren te kunnen samenpuzzelen is er toch een indeling gemaakt op basis van de randdiameter in verschillende volumeklassen. De indeling in verschillende vormklassen gebeurd door de het toevoegen van een hoofdletter in alfabetische volgorde. Er zijn vier verschillende volumeklassen op te merken: Volumeklasse A bestaat uit die individuen met een randdiameter tussen de 100 en 120mm. Volumeklasse B omvat de individuen met een randdiameter tussen de 130 en de 150mm. Volumeklasse C omvat de individuen met randdiameter tussen 160 en 180mm, en Volumeklasse D bestaat uit randdiameters boven de 180mm. Deze indeling geeft volgende resultaten qua aantallen per vormklasse. Tabel 26: aantallen kogelpotten per volumeklasse op basis van het M.A.E. voor alle aardewerksoorten. A 11 B 19 C 18 D 4 onbekend 14 Bij drie exemplaren was er voldoende van de kogelpot overgebleven om een ruwe schatting te maken van de inhoud. Hiervoor werd volgende berekening gebruikt om een schatting te kunnen maken van de inhoud: 4/3 x π x r³, zoals deze ook bij Koen De Groote (De Groote, 2008, 211, naar Verhoeven, 1998, 97) gebruikt is. De straal is in dit geval de maximale diameter van de buik. Als deze berekeningen uitgevoerd worden dan komen we tot de volgende uitkomsten. Kogelpot 474 heeft een maximale buikdiameter van 18,5 cm, dit geeft bij de berekeningen een inhoud van 764cm³ of 0,76 l. Kogelpot 480 heeft een maximale buikdiameter van 26,4 cm, dit geeft een inhoud van 1089,8 cm³ of bijna 1,1 l. 62

64 Kogelpot 484 heeft een maximale buikdiameter van 25,2 cm, dit geeft een inhoud van 1040,2 cm³ of iets meer dan één liter. Het gaat hierbij wel maar om drie exemplaren waarbij dit gedaan kon worden, dus deze gegevens moeten eerder als anekdotisch worden beschouwd dan als een representatief voorbeeld voor de rest van de site. De versiering van kogelpotten kan in twee categorieën worden ondergebracht, namelijk de radstempels en de vingerindrukken. Deze versieringsvormen zijn al eerder opgenomen onder het puntje versieringsvormen en techniek. Hier mag nog wel opgemerkt worden dat de radstempels niet uitsluitend op de kogelpotten voorkomen, maar ook op de tuitpotten, zij het dan wel op tuitpotten in Maaslands aardewerk, terwijl de radstempels op kogelpotten enkel in Grijs aardewerk voorkomen. Vingerindrukken komen zowel in grijs als in rood aardewerk voor. Vingerindrukken op de rand komen enkel in grijs aardewerk voor, en zijn beperkt tot de kogelpotten. Vingerindrukken elders, zoals op de bodem, komen zowel op kogelpotten als tuitpotten voor Tuitpot De tuitpot is een vorm die in vrijwel alle aardewerksoorten voorkomt, behalve in het Paffrath aardewerk. In totaal zijn er 2 in het Gedraaid Fijn Grijs aardewerk, 7 in het Vroegrood, 1 in Lokaal Roodbeschilderd aardewerk, 2 in het Maaslands en 1 in Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk. De tuitpot was een lastige categorie om in te delen, door de sterke gelijkenis met de kogelpot. Enkel op basis van duidelijk herkenbare randvormen en tuitelementen of volledige exemplaren kon een indeling in de categorie tuitpot mogelijk zijn. Bij mogelijke twijfelgevallen werd de randvorm ingedeeld bij de categorie kogelpot/tuitpot. De kogelpotten kunnen ingedeeld worden in twee verschillende groepen. De kogelpotvormige tuitpotten, en de tuitpotten met manchetrand. De kogelpotvormige tuitpotten zijn licht in de minderheid. De exemplaren in Grijs aardewerk, Rijnlands Roodbeschilderd en één exemplaar zijn kogelpotvormige tuitpotten. De Vroegrode en de andere Maaslandse tuitpot zijn bij de tuitpotten met manchetrand in te delen. De versiering van deze tuitpotten is velerlei, van randstempels, vingerindrukken, over glazuur tot beschildering. In het Maaslands aardewerk komen zoals al eerder vermeld, bij de tuitpotten enkel radstempels en glazuur als decoratie voor. In het Grijs aardewerk zijn er geen versieringen op te merken. Bij het Rijnlands Roodbeschilderd zijn er zoals de naam het al zegt 63

65 rode beschilderde stukken. Bij het Rode aardewerk zijn er zowel vingerindrukken als een vroege loodglazuur op te merken Kan De kan komt slechts met één exemplaar voor, in een rozigbakkende klei van Maaslandse productie. Het betreft een kleine kan met een randdiameter van slechts vijf centimeter. Over de algemene vorm kan helaas niets meer gezegd worden door het verder ontbreken van enige andere stukken die tot deze aardewerkvorm en dit individuen kunnen behoren. Het randfragment is wel van een glazuurlaag voorzien aan zowel de binnen als buitenkant Kom Van de kom is er ook maar één individu aangetroffen. Het betreft een open vorm met een randdiameter van 12 cm gemaakt in Vroegrood aardewerk. Het stuk kent geen glazuur maar wel gebruikssporen in de vorm van roetsporen Beker De beker is een vorm die maar door twee randen vertegenwoordigd wordt. Helaas is er bij beide stukken geen randdiameter opmeetbaar. Veel meer kan helaas niet over deze vormen gezegd worden aangezien er maat twee kleine stukken van de rand bewaard zijn gebleven Pan De pan is de laatste vorm die aangetroffen wordt binnen het aardewerkensemble. Er zijn enkel pannen aangetroffen op basis van de randfragmenten en een greep. De overige delen zijn helaas niet als dusdanig herkend geworden. De pannen worden enkel in grijs aardewerk aangetroffen. De randdiameter van de pannen zelf is tussen de 24 en 26 cm. Twee andere fragmenten zijn stukken van de grepen. Hierbij is de randdiameter niet optekenbaar geweest. Wat de eigenlijke vorm van de pan was, is door de slechte bewaring en de slechte zichtbaarheid en herkenbaarheid tussen de kogelpotfragmenten niet vastgesteld kunnen worden. 64

66 7.4. Gebruikssporen Op verschillende van de scherven zijn gebruikssporen teruggevonden. Meestal gaat het om beroeting, kookresten of ingekookt kookvocht dat zo een specifiek patroon achterlaat. Op ten minste 50 scherven zijn roetsporen teruggevonden die mogelijk op een gebruik dicht bij een vuur kunnen wijzen. Waarschijnlijk gaat het dan om recipiënten waar in gekookt werd zoals kogelpotten of pannen. Een aantal scherven en min of meer complete individuen vertonen kookresten of sporen van kookvocht (foto 30 bij de versierde stukken). Vaak zijn deze resten ook gecombineerd met beroeting. Dit is voor 5 scherven het geval. Er zijn ook enkele scherven waar alleen kookresten of kookvocht op zijn aangetroffen. Dit is meestal het geval op kogelpotten. Het gaat hier om 2 individuen. 65

67 8. Vergelijking met de omgeving De vergelijking met de omgeving is de laatste stap in het bestuderen en begrijpen van deze contexten. Deze vergelijking is tweeledig opgebouwd, een eerste deel bestaat uit een vergelijking met materiaal uit andere opgravingen, een tweede deel bestaat uit een kort literatuuronderzoek Vergelijkingsmateriaal: Oedelem en Kemzeke Het vergelijkingsmateriaal bestond uit een aantal representatieve scherven uit twee verschillende contexten, beide gevuld met pottenbakkersafval, de eerste was Oedelem-3K, de tweede was Kemzeke-Verkeerswisselaar. Deze scherven werden door Dr. Wim De Clercq ter beschikking gesteld om zo mogelijke vergelijkingspunten te zoeken tussen het materiaal uit deze twee sites en het eigen bestudeerde materiaal. Van beide sites is geweten dat de kleien die gebruikt zijn, afkomstig zijn van dagzomende tertiaire kleiopduikingen in en rond het cuestagebied tussen Gent en Brugge, maar ook rond de Wase cuesta Oedelem Het site te Oedelem Drie Koningen werd opgegraven naar aanleiding van een aantal cirkelvormige structuren die opgemerkt waren in het landschap. Naast de twee grafcirkelstructuren werd er ook een aantal middeleeuwse sporen aangetroffen. Een van deze kuilen die tussen de middeleeuwse sporen werd aangetroffen werd grondig onderzocht. Het aardewerk dat hier uit kwam werd in de 12 e -13 e eeuw gedateerd (Ampe et al., 1995, ) Tussen het vergelijkingsmateriaal van Oedelem-3K werden twee mogelijke overeenkomsten gevonden tussen de scherven die er beschikking waren gesteld en de scherven uit de eigen contexten. Het gaat om een overeenkomstig baksel dat goed te vergelijken is met TG11 en TG5. Het eerste baksel bevat ook vrij veel grovere bestanddelen en een verschraling die niet alleen uit zand, maar ook uit schervengruis, de zogenaamde chamotte, bestaat. Bij de vergelijking met TG5 is er eenzelfde soort van kleur, korrelgrootte en type van verschraling aangetroffen tussen het materiaal van Oedelem en dat van Evergem Kemzeke Verkeerswisselaar Het site te Kemzeke Verkeerswisselaar werd het eerst in de jaren aangesneden bij de aanleg van een kruispunt van de N49 en de N403. hierbij werden grote hoeveelheden 66

68 pottenbakkersafval aangetroffen in de zone ten zuiden van de N49. Een eerste datering werd gezet in de 14 e eeuw ( Van Roeyen, 2000, 4). In 1999 vond een tweede onderzoek in dezelfde zone plaats, dit maal opnieuw in de pottenbakkerszone. De opgravingen hier waren ditmaal veel beter uitgevoerd, en konden zelfs resten van twee ovens blootleggen, samen met een enorme hoeveelheid aan materiaal. Het schervenmateriaal werd in de late 13 e eeuw gesitueerd (Van Roeyen, 2000, 4-6). De aangetroffen ovens vertonen overigens veel overeenkomsten met de Gallo-Romeinse types die ook in de streek zijn aangetroffen (Van Roeyen, 2000, 6) Het aangetroffen materiaal vertoont gelijkenissen met een aantal technische groepen. Er zijn drie overeenkomsten gevonden, het gaat hier om TG1( scherf 492/43), TG6 (scherf 241/440) en TG7 (scherf 241/337). De vergelijking is gemaakt op basis van de kleur, de grootte en de verspreiding van de korrelgroottes. Het gaat hier om een zeer kwartsrijke verschraling met een fijne tot matig fijne korrelgrootte en vrij dicht verspreid. Hierdoor zijn een aantal vergelijkingspunten gevonden tussen de scherven die van deze site komen en deze van het site te Evergem die hierboven vermeld zijn Vergelijking met de omgeving: het Cuestagebied Dudzele/Zeelaan, Brugge Bij het graven van de sleuf voor de pijpleiding werd tussen de N31 en de Stationsweg een volmiddeleeuwse nederzetting aangetroffen. De sporen die aangetroffen zijn, zijn van verschillende aard. Er werden een aantal grachten, greppels en kuilen aangetroffen, maar een woonstructuur lijkt niet aangesneden geweest te zijn (In t Ven, 2005,13 in De Clercq, 2005 deel 2). Het aardewerk bestaat uit een component vroegmiddeleeuws materiaal, en voor ons van groter belang, volmiddeleeuws materiaal. Helaas zijn hier geen kwantificaties op toegepast, dus de vergelijking berust geheel op de tekeningen van het aardewerk. Wel kan er gezegd worden dat de component lokaal aardewerk de hoofdmoot uitmaakt van het ensemble, maar dat er ook een aantal fragmenten van geïmporteerd aardewerk zijn aangetroffen, het betreft hier Paffrath, Rijnland Roodbeschilderd en Maaslands aardewerk. Bij de vergelijking met de tekening zijn er overeenkomstige randvormen gevonden die dezelfde vorm vertonen als randtype 1b, 1c en 2b (afb. 7, naar figuur 4 in: In t Ven, 2005,16 in De Clercq, 2005 deel 2). Wat de verschraling betreft, er is sprake van een zandverschraling van fijne tot grove korrelgrootte met een korrelkleur van licht tot donkerbruin tot zwart. 67

69 Damme/Sijsele, Veldhoekstraat Te Damme/Sijsele ter hoogte van de Veldhoekstraat kwam een kleine volmiddeleeuwse nederzetting aan het licht. Er kon slechts één onvolledige plattegrond opgetekend worden naast de vele grachten, greppels en kuilen. Waarschijnlijk gaat het hier om een Einzelhof, een alleenstaande boerderij in een vrij leeg landschap. Wat deze woning speciaal maakt is dat het mogelijk om een bootvormig huis gaat, hoewel de plattegrond niet volledig kan worden opgetekend (In t Ven, 2005, in De Clercq, 2005 deel 2). Voor ons van groter belang is het aardewerk dat hier aangetroffen is. De verschraling is hier ook zand, met korrelgroottes tussen grof en fijn. Er zijn twee soorten baksels waargenomen. Een eerste is poreuzer en zanderiger, het tweede is harder gebakken en iets gladder. Mogelijk is het tweede baksel van een latere datum dan het eerste (In t Ven, 2005, 79 in De Clercq, 2005 deel 2). Qua vormenspectrum maken vooral kogelpotten het merendeel van het ensemble uit. Naast de kogelpotten zijn er ook nog een aantal open vormen zoals pannen, kommen en schotels. Ook hier ontbreekt een kwantificatie, maar er is wel een vergelijking mogelijk op basis van het getekende aardewerk. Een aantal randen vertoonden gelijkenis met randtype 1d, deze randen zijn 5, 8, 11 en 16. Rand 8 vertoont ook een mogelijke overeenkomst met randtype 2c. rand 17 vertoonde dan weer overeenkomsten met randtype 5 (afb. 8, naar figuur 5a en 5b in: In t Ven, 2005, in De Clercq, 2005 deel 2). Het aardewerk wordt op basis van vergelijkingsmateriaal in de 12 e -vroege 13 e eeuw geplaatst, maar door de afwezigheid van Vroegrood of proto-steengoed moet de datering zeker voor 1200 liggen (In t Ven, 2005, 82 in De Clercq, 2005 deel 2) Oostwinkel Veldhoek Hoewel deze site in de 13 e eeuw wordt gedateerd is er op basis van de tellingen en de tekeningen toch enige continuïteit te zien tussen de bestudeerde contexten van Evergem en deze site in Oostwinkel. Het gaat op deze site om een greppel met aardewerkdump die parallel aan een groter grachtensysteem loopt (De Clercq & De Groote, 2005, 120 in De Clercq, 2005 deel 2). In dit dumppakket werden 13 exemplaren aangetroffen. Waarvan er 12 reducerend waren gebakken, en 1 oxiderend. Bij de reducerend gebakken exemplaren viel op dat een aantal onderbakken waren, en dus zeer zacht waren. Bij de functionele indeling valt op dat van de 13 individuen er 10 kogelpotten zijn. De overige vormen zijn de pan en de kan waarvan er respectievelijk 1 en 2 exemplaren zijn aangetroffen. 68

70 Qua randvormen komen de randvormen 1 en 4 van figuur 3 overeen met randtypes 7 en 1b. van figuur 4 komt randvorm 2 overeen met randtype 5 (afb. 9, naar figuren 3 en 4 in De Clercq & De Groote, 2005, in De Clercq, 2005 deel 2) Zomergem Het site te Zomergem bevond zich in de buurt van de gehuchten Nekke en Rijvers, gelegen bij een tertiaire kleiopduiking aan de Bauwerwaan. Het site werd opgegraven omdat het bedreigd werd door de aanleg van een pijpleiding (De Clercq, 2000, 192). Op deze plaats kwamen een aantal grondsporen tevoorschijn, evenals een kronkelende gracht die later een leeggehaalde kleiader bleek te zijn (De Clercq, 2000, 192). Deze klei is kenmerkend voor het glauconiet dat in de klei vervat zit (De Clercq, 2000, 192). Alle sporen kenden een vulling van misbaksels die waarschijnlijk te plaatse werden geproduceerd. Qua vormtypes kende het materiaal er maar drie, namelijk de kogelpot, de tuitpot en de braadpan (De Clercq, 2000, 192). Op basis van het getekende materiaal konden toch een aantal overeenkomsten gevonden worden. Deze betreffen een overeenkomst met de randtypes 1a, 1b, 2a, 4d, 4e en 5 (afb. 10 en 11, naar figuren 8 en 9 in De Clercq, 2000, 195). Het gaat hier voornamelijk om kogelpotten en tuitpotten. Met de braadpannen is geen overeenkomst aangetroffen, maar hier is ook maar één randtype van de randen afgebeeld, wat de mogelijkheden nogal inperkt (De Clercq, 2000, 195). Als men de vondsten in een ruimer perspectief plaatst, dan kan men bemerken dat de toenmalige bekende sites met 12 e eeuws pottenbakkersafval in de regio, zijnde Oostwinkel en Oedelem vooral gesitueerd waren op dezelfde rug met tertiaire klei. Oostwinkel en Zomergem liggen dicht bij Gent, terwijl Oedelem dicht bij Brugge ligt, er zou dus mogelijk een band tussen de steden en de rurale productiecentra bestaan die mogelijks voor de steden hebben geproduceerd. Hun ligging zou in deze richting kunnen wijzen (De Clercq, 2000, 196) Oostkamp Door de bouw van een ambachtelijke zone net ten zuiden van de spoorlijn Brugge-Gent werd het terrein in Oostkamp bedreigd met verwoesting van het archeologische potentieel. Daardoor werd het IAP ingeschakeld om het terrein aan een proefsleuvenonderzoek te onderwerpen (Hollevoet, 1994, 205). Na het verkennend onderzoek werd besloten een zone van een halve hectare vlakdekkend op te graven. Het onderzoek kon echter niet heel systematisch worden uitgevoerd (Hollevoet, 1994, 206). De aangetroffen sporen wijzen op een enkele boerderij in een anderszins leeg landschap, een zogenaamd Einzelhof (Hollevoet, 1994, 208). 69

71 Door de snelheid waarin het onderzoek moest gebeuren zijn er niet veel vondsten ingezameld. Toch werden 1500 scherven ingezameld, waarvan het M.A.E. op 134 individuen ligt. Wat de verdeling van de aardewerksoorten betreft, kan gezegd worden dan ongeveer 95% van de scherven tot het Grijs aardewerk toebehoren. De overige vijf procent kan toegeschreven worden aan het Vroegrood aardewerk, het Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk, Maaslands en Paffrath aardewerk (afb. 12 naar Hollevoet, 1994, 212. Ook is er één scherf Artesisch- Picardisch aardewerk aangetroffen, maar deze vondstcategorie is voor deze vergelijking niet van belang (Hollevoet, 1994, ). Wat het vormenspectrum betreft, de meeste potten zijn kogelpotten, hoewel er ook een aantal tuitpotten moeten geweest zijn. Op basis van het aardewerk wordt de site in de 11 e -12 e eeuw gedateerd (Hollevoet, 1994, 213). Wat moet opgemerkt worden is dat de site Oedelem Drie Koningen zich maar op geringe afstand van de site in Oostkamp bevindt. Op basis van de tekeningen van het aardewerk kunnen er enkele vergelijkingen gevonden worden met de randen die in de bestudeerde contexten zijn aangetroffen. Zo is er een overeenkomst met randtype 1a (afb. 13, naar tekening 2 en 3: fig. 10 in Hollevoet, 1994, 214), randtype 1d of 2c (afb. 13, naar tekening 4: fig. 10 in Hollevoet, 1994, 214) Evergem-Koolstraat Het site Evergem-Koolstraat bevindt zich op een 500m van het site Evergem-Ralingen. Hier werden door de bedreiging van de aanleg van een verkaveling eerst in juni 2008 proefsleuven getrokken, die gevolgd werden door een vlakdekkende opgraving in oktober 2008 (De Logi, 2009, 11-12). Het grootste deel van de sporen wijzen op een Romeinse bewoning, maar toch kon ook een volmiddeleeuwse bewoning vastgesteld worden. Er werden sporen van grachten, waterputten en twee gebouwplattegronden aangetroffen. Wat het aardewerk betreft, domineert de groep van de lokale aardewerksoorten. Importen komen maar heel weinig voor, en als ze al voorkomen zijn het voornamelijk scherven Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk (De Logi, 2009, ). In gebouw 11 werden 24 scherven aangetroffen. 20 hiervan zijn reducerend gebakken scherven, waarvan er 8 toebehoren aan een exemplaar met een bandvormig oor, 3 behoren tot het oxiderend gebakken aardewerk, de laatste scherf behoort tot het Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk (De Logi, 2009, 147). Gebouw 12 leverde veel meer materiaal op. In totaal werden e -eeuwse scherven gerecupereerd. Het gaat hier om scherven van kogelpotten. Eén rand in oxiderend gebakken aardewerk met spaarzame glazuur werd ook aangetroffen (De Logi, 2009, 150). 70

72 De waterputten en de grachten leverden ook heel wat materiaal. In totaal werden 116 middeleeuwse scherven in de waterputten en grachten gevonden. Het merendeel bestond ook hier uit reducerend gebakken scherven. In totaal maakt deze categorie 89% uit van het totaal aantal scherven. Naast het grijze aardewerk is de meest voorkomende categorie deze van het Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk met 9%, oftewel 10 scherven. Het Vroegrode aardewerk komt op deze site maar in heel beperkte mate voor, 2 scherven, goed voor 2%. Als we de getekende randen (afb. 14, naar figuur 206 in De Logi, 2009, 149) vergelijken dan zijn er overeenkomsten tussen een aantal randen uit sporen 455/456, 454, 438/439 met randtypes 1e, 2b, 1a. Op basis van het materiaal werd de site in het tweede en derde kwart van de 12 e eeuw gedateerd (De Logi, 2009, 164) Evergem-Steenovenstraat De opgraving te Evergem-Steenovenstraat werd uitgevoerd ook omwille van de bedreiging door een verkavelingsproject. Hiervoor voerde de KLAD een eerste prospectie uit op de daarvoor gekozen terreinen. Op basis hiervan werden zes zones afgebakend die vlakdekkend zouden worden afgegraven. (De Logi & Schynkel, 2008, 11). De werken zouden van 7 april tot 22 augustus 2008 duren. In de verschillende zones werden 12 e -eeuwse aardewerkfragmenten aangetroffen. In Zone I werden in spoor30 een aantal grijze scherven van kogelpotten aangetroffen, samen met een aantal rode scherven die de datering in de 2 e helft 12 e - begin 13 e eeuw zetten (De Logi & Schynkel, 2008,19). Hetzelfde geldt voor de grachten waarin ook een groot deel scherven uit die periode zijn aangetroffen (De Logi & Schynkel, 2008,20). Het gaar hier ook om GFG scherven van kogelpotten, samen met een aantal rode scherven met vroege loodglazuur. In de gebouwplattegronden werden ook heel wat scherven gerecupereerd. Ook hier gaat het om GFG en een aantal scherven rood aardewerk. In een van de waterputten, waterput 92, zijn ook voldoende aardewerkvondsten gedaan om een datering in de 2 e helft 12 e - begin 13 e eeuw mogelijk te maken. Ook hier gaat het om een groot deel grijs aardewerk met een aantal scherven rood aardewerk (De Logi & Schynkel, 2008,24). In een aantal kuilen werden ook een heel deel scherven gerecupereerd, voornamelijk grijs aardewerk, maar ook één scherf Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk. Zone II geeft ook een groot aantal 12 e -eeuwse scherven prijs. Uit gracht 20 kwam een volledige kogelpot en een aantal randfragmenten. Hierbij zijn er overeenkomsten met randtypes 1c en 2c (figuur 22 in De Logi & Schynkel, 2008,28). Ook in andere sporen over 71

73 heel de zone werden scherven aangetroffen die in de 2 e helft 12 e - begin 13 e eeuw konden gedateerd worden(de Logi & Schynkel, 2008,29-31). Zone III toont ook een groot aantal 12 e -eeuwse scherven. Uit de grachten komen een deel randen die gelijkenissen vertonen met randtypes 1a, 1b en 2a (figuur 33 in De Logi & Schynkel, 2008, 33). Uit deze grachten komen meer dan 100 scherven, vooral grijs, maar ook een paar rode scherven. Datering is wederom 2 e helft 12 e - begin 13 e eeuw In gracht 77 werden ook een groot aantal scherven gevonden, ook hier domineert het grijs aardewerk, maar hier werden ook een paar scherven importaardewerk aangetroffen. Het betreft scherven van Maaslands en Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk. Ook hier is de datering 2 e helft 12 e - begin 13 e eeuw (De Logi & Schynkel, 2008, 33). De overige sporen konden allemaal ook in dezelfde periode geplaatst worden. In Zone V komen dezelfde sporen terug, grachten, gebouwen en waterputten, en ook deze kunnen globaal op basis van het aardewerk in de 2 e helft 12 e - begin 13 e eeuw gedateerd worden. Op basis van het getekende aardewerk kunnen er overeenkomsten gevonden worden met randtypes 1e, 2a en 9 (afb. 15, naar figuur 48 in De Logi & Schynkel, 2008, 41). Op basis van de tekeningen van het aardewerk uit het zaalgebouw in Zone V kunnen er ook heel wat vergelijkingen met de eigen randtypes gemaakt worden. Zo zijn er overeenkomsten met randtypes 1a, 1b, 1c, 1e, 3b, 4b en 5 (afb. 16, naar figuur 54 in De Logi & Schynkel, 2008, 44) Evergem-Molenhoek Het site te Evergem-Molenhoek werd opgegraven als een aanvulling van de opgraving van Evergem-Steenovenstraat. De opgraving gebeurde van 1 oktober tot 23 december het gebied werd wel eerst met proefsleuven onderzocht, en kon daarna tot een gebied van 0,8 ha worden herleid dat effectief zou worden opgegraven (Schynkel & Urmel, 2008, 12-13). Hoewel het site voornamelijk Romeinse sporen bevatte, werden er toch nog een aantal Middeleeuwse sporen aangetroffen. Het betreft hier ook een middeleeuws erf zoals deze tijdens de opgravingen van Evergem-Steenovenstraat werden aangetroffen. Ook hier werden een groot aantal sporen aangetroffen. Het betreft grachten, gebouwplattegronden en waterputten. In de grachten werden een aantal scherven aangetroffen. Het gaat hierbij voornamelijk om grijs aardewerk, maar ook drie wandfragmenten in Rijnlands Roodbeschilderd Aardewerk (Schynkel & Urmel, 2008, 47). Ook in de gebouwplattegronden werden een aantal scherven aangetroffen, het gaat ook hier om grijs aardewerk samen met een aantal scherven Rijnlans Roodbeschilderd aardewerk, maar hier zijn er ook een aantal 72

74 scherven rood aardewerk met vroege loodglazuur (Schynkel & Urmel, 2008,48-53). Op basis van het getekende materiaal kan er een vergelijking gemaakt worden met randtypes 1a, 1c en 1e (afb. 17, naar figuren 74 en 75 in Schynkel & Urmel, 2008, 53). In de waterputten werden ook een deel scherven gevonden, waaronder ook een aantal scherven Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk. Een randfragment met een bandoor vertoont veel gelijkenissen met 657/456, dat ook een soortgelijk bandoor heeft (afb. 17, naar figuur 81 in Schynkel & Urmel, 2008, 56) Aquafintracé Hansbeke Dit site is het gevolg van de opvolging van het leggen van een nieuwe pijpleiding. De opgraving van een aantal zones in dit tracé werden gedaan in februari Er werden vijf zones afgebakend, waarvan enkel Zone V middeleeuwse sporen vertoonde (Hoorne et al., 2009, 9-11). In deze zone werden sporen gevonden die van de Vroege Middeleeuwen tot de postmiddeleeuwen kunnen gedateerd worden. Mogelijk is er wel een gedeeltelijke gebouwplattegrond aangetroffen die in de lijn licht van de andere plattegronden zoals deze al elders werden aangetroffen zoals in Knessalare-Kouter en Evergem (Hoorne et al., 2009, 29-31). De enige randen die getekend zijn vertonen allemaal een overeenkomstig randtype in de eigen opgestelde randtypologie. Tekening 1 komt overeen met randtype 2a, rand 2 met randtype 2c, rand 3 met 1a en rand 4 met randtype 1b (afb. 18, naar figuur 33 in Hoorne et al. 2009, 32) Het Cuestagebied Het gebied dat ter het beste past voor vergelijking met de onze contexten en de hierboven besproken contexten is het cuestagebied tussen Gent en Brugge, en in extremis met de Wase cuesta die eigenlijk dezelfde eigenschappen vertoont dan het cuestagebied tussen Gent en Brugge (zie kaart, afb. 19 in de bijlagen). De cuesta is eigenlijk een opduiking in het landschap waar tertiaire klei dagzoomt, en dit op verschillende plaatsen in het landschap. Het is op deze plaatsen waar de klei ontgonnen is of waar de klei op geringe diepte kan ontgonnen worden en dit vaak gewoon onder de ploeglaag om met deze klei de lokale aardewerkproductie te kunnen doen werken. Deze dagzomende klei is al van in de Romeinse periode gebruikt en gezocht geweest en zal ook in de middeleeuwen een continu gebruik kennen (De Clercq, 2000, 196). 73

75 Geologisch gezien zijn de sites van Zomergem, Oostwinkel en Oedelem op dezelfde geologische formatie gelegen, namelijk het Lid van Asse. Deze sites gebruiken dus dezelfde klei, en kennen naast dezelfde klei ook nog eens een zelfde vormenspectrum. Er kan dus verondersteld worden dan de productie van het lokale aardewerk daar een aantal van haar productiecentra moet gekend hebben. Naast de pottenbakkersovens in Zomergem en Oedelem is er ook nog aardewerkproductie in Kemzeke aangetroffen. Ook hier worden tertiaire kleien ontgonnen voor de productie van het lokale aardewerk. Hier gaat het ook om klei die op een geringe diepte of op dagzomende locaties kan ontgonnen worden. Gezien de gelijkenissen in de kleien en de verschraling tussen een aantal technische groepen en de ter beschikking gestelde scherven kan ook een daar gesitueerde productie aardewerk geleverd hebben aan de site te Evergem-Ralingen. Maar gezien de ligging van Zomergem en Oedelem zal eerder deze productie de overhand hebben gehad bij de aanwezigheid in het aardewerkensemble. Helaas zijn deze bevindingen zonder een verdere studie niet mogelijk hard te maken, en blijft dit maar een hypothese. Maar afgaande op de overeenkomsten in de baksels tussen het vergelijkingsmateriaal en de eigen contexten is het toch wel met enige zekerheid te zeggen dat het lokale/regionale aardewerk uit deze regio komt. 74

76 9. Interpretatie 9.1. Status Het achterhalen van de functie van een bepaald individu is al moeilijk genoeg, maar iets als status achterhalen op basis van alleen scherven is quasi onmogelijk. Het aardewerk maakt maar een deel uit van het hele ensemble dat op een site aanwezig is, maar omdat het een goede bewaring kent, is dit de meest aangetroffen vondstcategorie. Het aantreffen van een import aardewerk kan niet alleen wijzen op een hogere status, want het gehele spectrum van vondsten is niet gekend. Kortom status is een van de moeilijkst te achterhalen dingen op basis van aardewerk alleen (Orton, Tyers & Vince, 1993, 29-30). Hoewel status niet eenduidig kan achterhaald worden, valt het toch op dat bijna 10% van alle scherven een import betreffen. In absolute aantallen van individuen zijn dit 5 van de 88 individuen, dus maar 6%. Maar toch ligt het aantal importen in deze contexten iets hoger of gelijk aan andere bestudeerde contexten in de vergelijking met de omgeving (zie hierboven) Economische mogelijkheden De economische mogelijkheden van deze site zijn ook een moeilijk punt om te reconstrueren. Wat we kunnen zeggen op basis van het aardewerk is dat de vroegere bewoners op deze site toch een zekere rol hebben gespeeld binnen het uitwisselingssysteem in de Middeleeuwen. Ze beschikten allereerst over contacten met de lokale pottenbakkerscentra, al dan niet direct, en konden zo in hun noden aan aardewerk voorzien. Het lokaal geproduceerd aardewerk zal naar alle waarschijnlijkheid uit de omgeving van het cuestagebied tussen Gent en Brugge zijn gekomen. Naast de lokale productie is er ook nog de component importaardewerk. Uit deze component kan worden afgelezen van hoe ver de aardewerksoorten soms moesten komen om tot bij hun uiteindelijke gebruiker te komen. In het geval van deze site komen de importen allemaal uit oostelijke richting tussen het Maas en Rijngebied. Er is witbakkend en rozigbakkend aardewerk uit het Maasland, Roodbeschilderd aardewerk uit het Rijnland, en Paffrath aardewerk dat ook uit het Rijnland komt. Hoe deze individuen verworven zijn is niet meer af te leiden, maar er kan wel enige marktwerking vermoed worden. Hoe dan ook, door deze aardewerksoorten in ogenschouw te nemen kan wel een beeld gevormd worden van de rol van deze site in een marktwerking waar de site zelf als consument optreedt. 75

77 10. Conclusie Wat hier volgt is een samenvatting van heel het onderzoek van de al eerder vermelde contexten. De waterputten en de dubbele gracht hebben heel wat scherven opgeleverd, en uit deze scherven is een heleboel informatie gedistilleerd. Een allereerste verdeling van het aardewerk gebeurde op basis van de bakking, en op basis van het feit of het gaat om lokaal/regionaal vervaardigd aardewerk of een importmateriaal. Op deze manier werd het aardewerk verdeeld in de groepen Grijs aardewerk, Vroegrood aardewerk, en het importmateriaal De volgende indeling is dan gebeurd op basis van de korrelgrootte om zo tot een indeling te komen in de zogenaamde aardewerkgroepen. Deze aardewerkgroepen zijn een niveau lager dan de aardewerksoorten en zijn vaak ingedeeld volgens baksels, korrelgrootte en uitzicht. In de gevallen hier zijn de aardewerkgroepen vooral op kleur en korrelgrootte gesorteerd. Het Grijs aardewerk werd zo ingedeeld in Gedraaid Fijn Grijs aardewerk, dat tegelijkertijd ook de scherven bevatte die onder de noemer Gedraaid Grof Grijs zouden vallen, maar die om hun geringe voorkomen bij de categorie Gedraaid Fijn Grijs ingedeeld. Het rode aardewerk werd onder dezelfde noemer als de aardewerksoort ingedeeld, namelijk Vroegrood aardewerk. Een volgende groep die zowel Grijs als Vroegrood aardewerk bevat is deze van het Lokaal Roodbeschilderd aardewerk, een lokale imitatie van het Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk. Het importmateriaal valt uiteen in drie aardewerk groepen waarvan er een twee verschillende baksels omvat. Het Maaslands aardewerk bevat namelijk een witbakkende en een rozigbakkende variant. Naast het Maaslands is er nog het al eerder Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk, en de enige grijze importsoort, namelijk het Paffrath aardewerk. De scherven zijn vervolgens één voor één onder de microscoop onderzocht op hun technische kenmerken, en zorgvuldig beschreven in een database. Op basis van deze beschrijvingen, samen met de verschraling, de korrelgrootte en de korrelkleur is een indeling gebeurd van het aardewerk. Deze indeling gebeurde zowel voor het lokaal/regionaal aardewerk als voor het importmateriaal. In totaal konden 19 technische groepen worden onderscheiden. Van deze 19 groepen behoren en 13 tot het Gedraaid Fijn Grijs aardewerk, twee tot het Vroegrood aardewerk en vier behoren toe tot het importmateriaal. Twee hiervan vallen onder het Maaslands, een voor elk baksel, één voor het Rijnlands Roodbeschilderd en één voor het Paffrath aardewerk. 76

78 Naast deze indeling in de verschillende technische groepen is er ook een studie gemaakt van de vormkenmerken, de versiering en de andere eigenschappen die per aardewerkgroep kunnen opgemerkt worden. Naast de versiering en andere vormkenmerken is er ook een randtypologie opgestald van zowel de lokale als van de importen voor de hier bestudeerde contexten. In totaal zijn er 18 verschillende randtypes, waarvan er een aantal in verschillende vormen onderverdeeld zijn door middel van een letter die toegevoegd is. Globaal zijn er dus 32 verschillende randtypes die over alle contexten heel aangetroffen zijn. 27 hiervan behoren toe aan het lokale aardewerk, 5 bij het importaardewerk. De volgende stap in de studie van het aardewerk is de kwantificatie. Deze kwantificatie gebeurde volgens een aantal stappen. De eerste stap is deze van de telling van het aardewerk per aardewerkgroep. Deze telling gebeurde zowel in absolute aantallen als in percentages. Uit deze cijfers blijkt dat het grijs aardewerk veruit de grootste groep vormt binnen het aanwezige materiaal, en ongeveer goed is voor bijna 70% van alle scherven. De tweede grootste groep is deze van het Vroegrood aardewerk, dat ondanks het vroege voorkomen van deze aardewerksoort, toch een grote groep vormt binnen het aardewerkensemble met 16%. De laatste groep van het lokaal/regionaal aardewerk is deze van het lokaal Roodbeschilderd aardewerk met iets minder dan 7%, wat toch ook nog een betrekkelijk hoog aantal is. Wat de importen betreft, hieruit kan worden opgemaakt dat het Maaslandse aardewerk de belangrijkste importgroep is met 6%. Het Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk komt hier als kleinste groep naar voor, met amper 0,5%, terwijl de andere groep van het Paffrath met 2,5% zelfs een grotere groep lijkt dan het Rijnlands Roodbeschilderd. De volgende telling gebeurde dan per waterput, waarbij per waterput het aantal scherven per aardewerkgroep geteld werden, en weergegeven werden in een aantal tabellen, zowel in absolute aantallen als in percentages. Het GFG aardewerk kan hier wel als de dominante groep omschreven worden, aangezien het meestal 70 tot 80% van het totale aardewerk in de contexten uitmaakt. Net als het GFG komt ook het Vroegrood aardewerk in alle contexten voor en het maakt meestal ook een vrij grote groep uit, ongeveer 15-20% gemiddeld per context. Ook de verspreiding van andere aardewerkgroepen is blijkbaar soms vrij gelokaliseerd in een enkele waterput. Zo komt het merendeel van het Maaslandse aardewerk voor in waterput 241 en het Paffrath komt enkel voor in grachten 657/657bis-46. Een laatste telling is deze van de aantallen scherven per technische groep per waterput. Uit deze gegevens kan worden afgeleid dat sommige groepen meer voorkomen dan anderen, zo 77

79 komen TG 1, 6, 7, 8 en 15 voor het lokaal/regionaal aardewerk het meeste voor, voor de importmaterialen is dit TG 16, het witbakkende Maaslands aardewerk. Een volgende stap in het onderzoek is het bepalen van het M.A.E. In totaal zijn op drie verschillende manieren geteld geweest. Een eerste manier is de standaard manier van enkel de randen te tellen. Op basis van deze telling komen we op een aantal individuen van 88. De tweede tellingsmethode is gebaseerd op alle vormkenmerken zoals de bodems, oren en de versierde elementen. In deze telling komt het aantal individuen uit op 115. Volgens een derde en laatste telmethode die gebaseerd is op de vorige, maar met toevoeging van de wandscherven die groot genoeg waren om een vorm uit te kunnen afleiden. Volgens deze telmethode komen we uit op 155 individuen. Gebaseerd op deze cijfers is er een M.A.E. per aardewerkgroep gemaakt. Ook hier is de grootste groep deze van het Gedraaid Fijn Grijs aardewerk met 67 van de 88 individuen. Het Vroegrood telt 13 individuen, de overige groepen komen slechts voor met 3 voor Lokaal Roodbeschilderd, 3 voor ML, 1 voor Rijnlands Roodbeschilderd en 1 voor Paffrath. Naast het M.A.E. is een volgende stap in deze studie het bepalen van het vormenscala. Het vormenscala wordt vooral gedomineerd door kogelpotten. Meer dan driekwart van alle individuen gebaseerd op het M.A.E. op basis van de randen bestaat uit kogelpotten. In het geval van de bestudeerde contexten zijn dit 64 kogelpotten. De tweede grootste groep naast de kogelpotten is deze van de tuitpotten. Deze is goed voor 16% van het totaal, goed voor 14 tuitpotten. De overige vormen die voorkomen in de bestudeerde contexten zijn de pan, de kan, de kom en de beker. Van de pan zijn er 4 individuen, goed voor 5%. De beker is goed voor 2 individuen of 2%. De kom en de kan komen elk maar met één individu voor, wat dus goed is voor elk 1%. Naast de duidelijk definieerbare groepen is er ook nog de groep van kogelpotten/tuitpotten, waartoe deze randen behoren die niet met zekerheid tot een vorm kunnen toegewezen worden. Deze groep bestaat uit 2 individuen, of 2% van het totaal. De volgende stap in het werken met het M.A.E was het bepalen van welke aardewerkvormen er per aardewerkgroep voorkwamen met hun aantallen erbij, gebaseerd op het M.A.E. Deze telling is opgenomen in een tabel die al eerder vermeld is geworden bij de functionele indeling. De Functionele indeling tenslotte is een van de laatste punten die in deze studie bekeken wordt op basis van de analyse van het aardewerk zelf. Op basis van de indeling van de aardewerkvormen in verschillende functies kon deze indeling gemaakt worden. Zo konden er 78

80 drie functionele groepen onderscheiden worden, deze van het kookgerei, de grootse, de bereiding, de kleinste, en de tafelwaar, de tweedegrootste. Het kookgerei is goed voor 78% van het totaal, de tafelwaar beslaat 19%, en de bereiding 1%. Er is ook nog de groep niet toewijsbaar, die goed is voor 2%. De vergelijking met regio is de laatste stap in deze studie. Hierbij werden een aantal sites uit de omgeving tussen Brugge en Gent bestudeerd die mogelijk dezelfde herkomst qua aardewerk hadden als het site te Evergem-Ralingen. In deze studie werd vooral gekeken naar het aardewerk, de aanwezige randtypologie en de eventuele kwantificatie. Wat opviel is dat er met betrekking tot het publiceren en het kwantificeren van het aardewerk vrijwel geen vaststaande regels zijn. Het is dus niet echt te verwonderen dat er voor een doorgedreven analyse verschillende moeilijkheden werden ondervonden om tot een goede vergelijking te komen. Desondanks is er toch getracht een vergelijking te maken op basis van de gegevens die voorhanden waren. het valt op dat een groot deel van de sites vergelijkbare randtypes vertonen en ongeveer de zelfde verhoudingen kennen qua verdeling van de aardewerkgroepen. Door vergelijking met de stalen uit Oedelem-3K en Kemzeke- Verkeerswisselaar is er ook een directe vergelijking kunnen gemaakt worden tussen het eigen materiaal en het materiaal dat van deze sites kwam, en dus ook een directe vergelijking met het materiaal dat uit klei is gemaakt afkomstig van de cuesta tussen Brugge en Gent. Daarom is het ook mogelijk om te stellen dat het lokaal/regionaal aardewerk uit deze klei is gemaakt, waarschijnlijk ergens in de buurt van de dagzomende klei, ergens in een van de lokale pottenbakkerscentra in Zomergem, Oedelem, Kemzeke of een ander nog niet ontdekt centrum. Als we bovenstaande gegevens kort samenvatten dan bekomen we dit beeld van de bestudeerde contexten. In de bestudeerde contexten bestaat het aardewerkensemble voornamelijk uit Gedraaid Fijn Grijs aardewerk, met een vrij grote fractie aan Vroegrood aardewerk. Het importmateriaal is hier vooral aanwezig onder de vorm van Maaslands aardewerk, een kleinere groep Paffrath aardewerk en ook een fractie Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk. In totaal zijn er 19 technische groepen, waarvan er 13 tot het Gedraaid Fijn Grijs behoren, twee tot het Vroegrood, twee tot het Maaslands, één tot het Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk en één tot het Paffrath aardewerk. Het aantal individuen dat geteld werd op basis van het M.A.E ligt op 88, maar waarschijnlijk moet dit aantal veel hoger liggen, eerder tussen de 115 en 155 afgaande op de twee andere tellingen. 79

81 De kogelpot is veruit de belangrijkste vorm, gevolgd door de tuitpot, met daarnaast nog enkele andere minder belangrijke vormen. Hierdoor ligt de nadruk ook op het kookgerei en de tafelwaar bij de functionele indeling. Het materiaal zelf, en hier gaat het dan om het lokaal/regionaal aardewerk, moet naar alle waarschijnlijkheid uit de zogenaamde cuesta komen tussen Brugge en Gent, afgaande op de vergelijking tussen materiaal gemaakt in klei uit de cuesta en het eigen schervenmateriaal. 80

82 11. Synthese van alle bestudeerde contexten Hieronder volgt een korte synthese van alle door mijzelf en door Lina Cornelis bestudeerde contexten. Dit wordt gedaan om het globale beeld over heel de site mogelijk te maken. Er zal hier een synthese van de technische groepen, de aardewerkgroepen en het vormenscala Synthese van de technische groepen Bij vergelijking tussen de verschillende technische groepen werden een aantal overeenkomstige groepen in beide studies aangetroffen, dit is ook logisch aangezien het om dezelfde site gaat, met dezelfde oorsprong voor het lokale aardewerk. Maar tussen beide studies zijn er ook een aantal verschillen tussen de technische groepen aangetroffen. In onderstaande tabel zijn de overeenkomstige technische groep nummers opgenomen. In de eerste kolom zijn de technische groep nummers zoals zij door Lina Cornelis zijn opgesteld. In de tweede kolom volgen de overeenkomstige technische groep nummers zoals zij door mijzelf zijn opgesteld. Tabel 28: de overeenkomstige technische groep nummers tussen beide studies. TG nr. TG nr. Lina Olivier Een verdere telling van het aantal scherven per technische groep is niet gemaakt aangezien er een deel van de technische groepen niet is kunnen samengevoegd worden met een 81

83 overeenkomstige technische groep uit de andere studie. Daarom is besloten om geen tellingen per technische groepen te maken, om zo geen eindeloze kolom te maken. De tellingen per technische groep zijn wel te vinden bij de tellingen bij beide studies Synthese van de aardewerkgroepen De aardewerkgroepen zijn de volgende stap die in deze synthese worden vergeleken. De aantallen van beide studies voor de verschillende aardewerkgroepen zijn samengebracht om zo een telling te kunnen maken van de verschillende aardewerkgroepen op het niveau van alle bestudeerde contexten. In tabelvorm geeft dit onderstaande tabel. Tabel 29: absolute aantallen scherven per aardewerkgroep geteld per studie. Aardewerkgroep aantallen Lina Aantallen Olivier totaal GFG VR LRB MA RRB PAFF totaal Dit geeft ook volgende grafiek, grafiek 12 in de bijlagen, waarbij duidelijk kan gezien worden dan het grijs aardewerk driekwart van alle aardewerk aanwezig in de bestudeerde contexten inneemt. Het Vroegrood aardewerk komt met 15% ook goed aan bod binnen de bestudeerde contexten. Het Lokaal Roodbeschilderde aardewerk is met een vrij beperkte hoeveelheid aanwezig, maar het is tegelijkertijd de kleinste groep van het lokaal/regionaal aardewerk. De importsoorten zijn zelf ook vrij klein van aantallen, vooral het Maaslands aardewerk maakt de hoofdmaat uit van het import materiaal, met 3,3 %. Paffrath is de tweede grootste groep met 1,1% en het Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk tenslotte is de kleinste groep, zowel van het import als van het bestudeerde aardewerk algemeen met maar 0,4%. 82

84 De verschillen tussen lokaal/regionaal en het importmateriaal komen ook hier goed naar voor, het merendeel van de scherven zijn van lokale afkomst en maar een klein aantal scherven is geïmporteerd. Dit geeft onderstaande tabel als alle absolute aantallen scherven samengevoegd worden. Tabel 30: absolute aantallen scherven lokaal/regionaal vs. Import, en in percentages van het totaal aantal scherven Lina Olivier totaal totaal in percentages lokaal ,2 import ,8 Op basis van het M.A.E. kan er ook vergeleken worden. Er zijn twee vergelijkingen gebeurd, een eerste was de vergelijking van het M.A.E. op basis van de scherven die tot een bepaalde vorm konden worden toegeschreven. Een tweede vergelijking gebeurde op basis van het standaard M.A.E. Bij de vergelijking valt op dat op basis van de scherven alleen de contexten die door Lina Cornelis zijn bestudeerd beduidend meer individuen bevatten dan de door mij bestudeerde contexten (zie tabel 31en 32 in de bijlagen). Bij het vergelijken van het M.A.E. op basis van enkel de randen liggen de cijfers veel dichter bij elkaar (zie tabel 33) Vergelijking van het vormenscala Om de vergelijking tussen beide studies mogelijk te maken is er geopteerd om de categorie kogelvormige potten in te voeren om zo alle tuitpotten, kogelpotten en kogelpot/tuitpot vormen in onder te brengen, om zo de tellingen vrij eenvoudig te houden. Ook hier is er weer geteld op alle scherven als enkel de randen. Deze tellingen zijn terug te vinden in de bijlagen onder tabel 31 en 32. Hetgeen wel opgemerkt kan worden is het feit dat vrijwel alle vormen in beide contexten voorkomen. Het gaat hier dan om kommen, kruiken en kogelvormige potten. De beker en de pan komen enkel in de door mij bestudeerde contexten voor, net als een mogelijke voorraadpot. 83

85 12. Bibliografie AMPE, C., BOURGEOIS, J. et al., 1995, Cirkels in het land, een inventaris van cirkelvormige structuren in de provincies Oost- en West-Vlaanderen, I, Gent, Archeologische Inventaris Vlaanderen DE CLERCQ, W., 2000, Zomergem, Bauwerwaan: sporen van 12 de -eeuwse kleiwinning en pottenbakkersactiviteit, Monumentenzorg en cultuurpatrimonium. Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen 2000, Gent, DE CLERCQ, W. & IN T VEN, I., 2005, Een lijn door het landschap, archeologie en het vtn project , Archeologie in Vlaanderen, V, 2 delen, Brussel, Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed DE GROOTE, K., 2008, Middeleeuws aardewerk in Vlaanderen, Techniek, typologie, chronologie van het gebruiksgoed in de regio Oudenaarde in de volle en late Middeleeuwen 10 e -16 e eeuw, Relicta Monografieën, 2 delen, Brussel, Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed DE LOGI, A. & SCHYNKEL, E., 2008, Archeologisch Onderzoek Evergem-Steenovenstraat. 7 april tot 22 augustus 2008, KLAD Rapport, 7, Aalter, Kale-Leie Archeologische Dienst DE LOGI, A. et al., 2009, Evergem-Koolstraat, 1oktober 2008 tot 10 juni 2009, KLAD Rapport, 15, Aalter, Kale-Leie Archeologische Dienst HOLLEVOET, Y., 1994, Opgravingen in t Zwart Gat. Een landelijke bewoningskern uit de volle middeleeuwen te Oostkamp (prov. West-Vlaanderen), Archeologie in Vlaanderen, IV, Brussel, Instituut voor het Archeologische Patrimonium, HOORNE, J., TAELMAN, E., VANHEE, D., 2009, Archeologische opvolging Aquafintracé Hansbeke. Januari-februari 2009., KLAD Rapport, 13, Aalter, Kale-Leie Archeologische Dienst. 84

86 ORTON, C., TYERS, P. & VINCE, A., 1993, Pottery in Archaeology, Cambridge manuals in Archaeology, Cambridge, Cambrigde University Press SCHYNKEL., E. & URMEL, L., 2008, Archeologisch onderzoek Evergem-Molenhoek. 1 oktober tot 23 december 2008, KLAD Rapport, 11, Aalter, Kale-Leie Archeologische Dienst VAN DE VIJVER, M. et al., 2009, Archeologisch onderzoek Evergem-Ralingen/Schoolstraat 23 februari tot 26 juni 2009, KLAD Rapport, 14, Aalter, Kale-Leie Archeologische Dienst VAN ROEYEN, J.-P., 2000, Jaarverslag , deel 2, Sint Niklaas, Archeologische Dienst Waasland 85

87 Masterproef Archeologie: Middeleeuws aardewerk te Evergem- Ralingen/Schoonstraat: Materiaalstudie van contextnummers 165, 241, 492, 645 en bis/46 (Deel II: Bijlagen) Olivier Van Remoorter Promotor: dr. W. De Clercq Academiejaar Master Archeologie

88 Inhoudsopgave: 1. Afbeeldingen, foto s en kaarten... 2 a. Lijst van afbeeldingen... 2 b. Versierde elementen en bijzondere vormkenmerken Lijst van illustraties: Technische groepen a. Technische Groepen b. Foto s van technische groepen Kwantificatie: Lijst van tabellen en grafieken: Tabellen: Grafieken: Tabellen Grafieken Randtypologie Lijst van getekende stukken: vondstencatalogus bijlage op CD-Rom

89 1. afbeeldingen, foto s en kaarten a. Lijst van afbeeldingen 1. grondplan van het site Evergem-Ralingen op het kadasterplan, naar figuur 1 in Van de Vijver et al., 2009, coupe tekening en grondplan van waterput 165, figuur 46 in Van de Vijver et al., 2009, coupe tekening en grondplan van waterput 241, figuur 59 in Van de Vijver et al., 2009, coupe tekening en grondplan van waterput 492, figuur 74 in Van de Vijver et al., 2009, coupe tekening en grondplan van waterput 645, figuur 89 in Van de Vijver et al., 2009, Foto van resten van trap in waterput 645 naar figuur 94 in Van de Vijver et al., 2009, Overeenkomstige randen te Brugge/Dudzele, naar figuur 4, in De Clercq, 2005, overeenkomstige randen Damme/Sijsele, naar figuur 5 in De Clercq, 2005, overeenkomstige randen Oostwinkel, naar figuren 3 en 4 in De Clercq, 2005, overeenkomstige randen Zomergem, naar figuur 8 in De Clercq, 2000, overeenkomstige randen Zomergem, naar figuur 9 in De Clercq, 2000, verdeling van de aardewerksoorten te Oostkamp, figuur 8 in Hollevoet, 1994, overeenkomstige randen Oostkamp, naar figuur 10 in Hollevoet, 1994, overeenkomstige randen Evergem-Koolstraat, naar figuur 206 in De Logi et al, 2008, Overeenkomstige randen Evergem-Steenovenstraat, naar figuren 6, 22, 33, 48 in De Logi, 2008, 19, 18, 33, Overeenkomstige randen Evergem-Steenovenstraat, naar figuur 54 in De Logi, 2008, Overeenkomstige randen Evergem-Molenhoek, naar figuren 75 en 81 in Schynkel, 2008, 53, overeenkomstige randen Nevele-Hansbeke, naar figuur 33 in Hoorne et al., 2009, bodemkaart met aanduiding ven het tertiair, hoogtelijnen en aanduiding van de besproken sites, retrieved from 2

90 b. afbeeldingen

91

92

93

94

95

96

97

98 19. 11

99 b. Versierde elementen en bijzondere vormkenmerken Lijst van illustraties: 1. Bodemfragment met standring met vingerindrukken: fragment 645/24 2. wandfragment met radstempel in Maaslands aardewerk: fragment 492/64 3. bodemfragment met vingerindrukken en glazuur: fragment 492/ bodemfragment met vingerindrukken en glazuur: fragment 492/ bodemfragment met vingerindrukken en glazuur: fragment 492/ bodemfragment met vingerindrukken: fragment 492/ wandfragment in Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk: fragment 492/ wandfragment in Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk: fragment: 492/ bodemfragment met vingerindrukken en glazuur: fragment 492/ bodemfragment met vingerindrukken en glazuur: fragment 492/ wandfragment met radstempels: fragment 241/ wandfragment met radstempel: fragment 241/ wandfragment met radstempels: fragment 241/ tuitpot met decoratieve glazuurband in Maaslands aardewerk: 241/ wandfragment met vingerindrukken: fragment 241/ wandfragment met vingerindrukken: fragment 241/ wandfragment met radstempels in Maaslands aardewerk: fragment 241/ Bandoor in Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk: fragment 657/ bandoor in lokaal roodbeschilderd aardewerk: fragment 657/ bodem met vinderindrukken: fragment 657/ tuitpot in Vroegrood: fragment 657/ bandoor in grijs aardewerk: fragment 165/ wandscherf in Rijnlands Roodbeschilderd aardewerk: fragment 165/ randfragment met vingerindrukken: fragment 165/ randfragment met vingerindrukken: fragment 165/ wandfragment met vingerindrukken: fragment 165/ wandfragment lokaal roodbeschilderd aardewerk: fragment 165/ greep van pan: fragment 492/ greep van pan: fragment 165/ foto van kookresten op kogelpot 657/

100 13

101 14

102 15

103 16

104 2. Technische groepen a. Technische Groepen Technische groep nr. 1 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: type: zand Korrelgrootte: overwegend fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beigebruin, donkere spikkels Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: licht tot donkergrijze kern, soms met lichtgrijze tot donkergrijze buitenkern, licht tot donkergrijze tot donkergrijsbruine buitenkant Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad, af en toe korrelig Kern: afgelijnd Opmerkingen: de buitenkant kan af en toe tot donkergrijs-zwart kleuren, kan af en toe een donkere spikkel bevatten Technische groep nr. 2 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: overwegend fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beige, af en toe een donkere spikkel Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: licht tot donker grijsbruine kern, licht grijsbeige binnenkant, donker grijsbeige tot grijsbruine buitenkant Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd 17

105 Technische groep nr. 3 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, zwart Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: lichtgrijze binnenzijde, donkergrijze buitenzijde Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Technische groep nr. 4 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beigebruin, zwart Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: donkergrijze tot donkergrijsbeige kern, donkergrijsbruine tot lichtgrijsbeige buitenkern, lichtgrijsbeige tot donkergrijsbruine buitenkant Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd 18

106 Technische groep nr. 5 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beigebruin, donkere spikkels Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: lichtgrijze tot donkergrijze kern, soms donkergrijze begrenzing, donkerroodbruine tot donkerrode buitenkern, donkergrijze tot donkergrijsbruine buitenkant Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Technische groep nr. 6 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beigebruin, zwart Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: lichtgrijze kern met soms donkergrijze begrenzing, lichtgrijze tot lichtgrijsbeige buitenkern met af en toe een donkergrijsbruine buitenkern langs de buitenkant, donkergrijsbruine tot lichtgrijze buitenkant Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Opmerkingen: af en toe matig grof verschraald 19

107 Technische groep nr. 7 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beigebruin, donkere spikkels Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: lichtgrijze tot lichtgrijsbeige kern, soms donkergrijsbruine buitenkern, lichtgrijs-witte tot donkergrijze wanden Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Technische groep nr. 8 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand en schervengruis Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, rood Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: lichtgrijze kern, donker grijsbeige wanden, soms stukken schervengruis duidelijk opmerkbaar Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd 20

108 Technische groep nr. 9 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn tot matig fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beigebruin, donkere spikkels Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: donkergrijsbruine tot donkergrijsbeige kern, soms lichtgrijsbeige binnenkant, donkergrijsbruine tot donkergrijs-zwarte buitenkanten Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad tot af en toe korrelig Kern: afgelijnd Technische groep nr. 10 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn tot matig fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, donkere spikkels Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: donker grijs-zwarte kern, donker grijze tot donkergrijsbruine wanden Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: meestal afgelijnd 21

109 Technische groep nr. 11 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn tot matig fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beigebruin Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: donker roodbruine kern, licht grijsbeige binnenkant, donker grijs-zwarte buitenkant Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Technische groep nr. 12 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: matig fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, zwart, roodbruin Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: donker grijsbruine kern, donkergrijs-zwarte buitenkant, donker grijsbruine tot grijsrode binnenkant Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Opmerkingen: soms niet afgelijnd 22

110 Technische groep nr. 13 Reducerend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerkgroep: Gedraaid Fijn Grijs Verschraling: Type: zand en schervengruis Korrelgrootte: fijn tot matig grof Korrelkleur: doorzichtig, wit, rood Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: licht roze kern, beige wanden met af en toe een stukje schervengruis Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: vaag afgelijnd Technische groep nr. 14 Oxiderend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Rood Aardewerkgroep: Vroegrood Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: zeer fijn tot fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, donkere spikkels Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: uniforme oranjeachtige breuk Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: geen aflijning Opmerkingen: kan soms geglazuurd zijn 23

111 Technische groep nr. 15 Oxiderend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Rood Aardewerkgroep: Vroegrood Verschraling: Type: zand en schervengruis Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, rood, donkere spikkels Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: lichtgrijze tot donkergrijze kern tot licht oranjerode kern, soms donkergrijze begrenzing, oranjerode wanden Hardheid: zacht Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Opmerkingen: kan soms geglazuurd zijn Technische groep nr. 16 Oxiderend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: wit aardewerk Aardewerkgroep: Maaslands aardewerk Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: zeer fijn tot fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beige Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: witgele tot witgrijze wanden, licht grijs-witte kern Hardheid: hard Oppervlaktestructuur: glad Kern: niet afgelijnd Opmerkingen: Kan af en toe geglazuurd zijn 24

112 Technische groep nr. 17 Oxiderend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Roze Aardewerk Aardewerkgroep: Maaslands aardewerk Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: zeer fijn tot fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit, beige Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: lichtroze tot witgele wanden, lichtroze kern Hardheid: hard Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd Opmerkingen: Kan af en toe geglazuurd zijn Technische groep nr. 18 Oxiderend gebakken gedraaid aardewerk Aardewerksoort: Wit Aardewerk Aardewerkgroep: Rijnlands Roodbeschilderd Aardewerk Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, wit Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: witgele tot grijs-witte kern en wanden Hardheid: hard Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd 25

113 Technische groep nr. 19 Reducerend gebakken handgevormd aardewerk Aardewerksoort: Grijs Aardewerk Aardewerkgroep: Paffrath aardewerk Verschraling: Type: zand Korrelgrootte: fijn Korrelkleur: doorzichtig, zwart Verspreiding: regelmatig Dichtheid: dicht Kleur: licht grijswitte kern, grijsblauwe binnenkant, donkergrijsblauwe metallique buitenkant Hardheid: hard Oppervlaktestructuur: glad Kern: afgelijnd 26

114 b. Foto s van technische groepen TG1: vergroting X10 X20 TG2: vergroting X10 X20 TG3: vergroting X10 X20 TG4: vergroting X10 X20 27

115 TG5: vergroting X10 X20 TG6: vergroting X10 X20 TG7: vergroting X10 X20 TG8: vergroting X10 X20 28

116 TG9: vergroting X10 X20 TG10: vergroting X10 X20 TG11: vergroting X10 X20 TG12: vergroting X10 X20 29

117 TG13: vergroting X10 X20 TG14: vergroting X10 X20 TG15: vergroting X10 X20 30

118 TG16: vergroting X10 X20 TG17: vergroting X10 X20 TG18: vergroting X10 X20 TG19: vergroting X10 X20 31

Aardewerk te Evergem (Ralingen/Schoonstraat), Oost-Vlaanderen: analyse van volmiddeleeuws aardewerk uit elf waterputten en een dubbele gracht

Aardewerk te Evergem (Ralingen/Schoonstraat), Oost-Vlaanderen: analyse van volmiddeleeuws aardewerk uit elf waterputten en een dubbele gracht Aardewerk te Evergem (Ralingen/Schoonstraat), Oost-Vlaanderen: analyse van volmiddeleeuws aardewerk uit elf waterputten en een dubbele gracht This article briefly presents the results of detailed analysis

Nadere informatie

MASTERPROEF OPLEIDING ARCHEOLOGIE

MASTERPROEF OPLEIDING ARCHEOLOGIE Lina Cornelis 00603099 MASTERPROEF OPLEIDING ARCHEOLOGIE Aardewerk te Evergem (Ralingen/Schoonstraat): Analyse van het Volmiddeleeuwse aardewerk uit waterputten 45, 189, 243, 428, 553, 641 en 656 DEEL

Nadere informatie

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen 6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen 6.3.1. Algemeen In totaal werden er tijdens het vlakdekkend onderzoek 31 sporen geregistreerd in het vlak. Vijf ervan kwamen ook reeds tijdens het vooronderzoek

Nadere informatie

ADDENDUM 10. Werkput 5

ADDENDUM 10. Werkput 5 Asse-Kalkoven, / en /3 Rapporten Agilas vzw / ADDENDUM. Werkput.. Inleiding Enkele dagen na het indienen van het conceptrapport, deelden de nutsmaatschappijen mee dat de sleuven voor de aansluiting van

Nadere informatie

Archeologisch vooronderzoek van de loten 15 t.e.m. 22 in het kader van de verkaveling De Waterhoeve aan de Schoolstraat te Brecht

Archeologisch vooronderzoek van de loten 15 t.e.m. 22 in het kader van de verkaveling De Waterhoeve aan de Schoolstraat te Brecht Archeologisch vooronderzoek van de loten 15 t.e.m. 22 in het kader van de verkaveling De Waterhoeve Opdrachtgever: Familie Neut Maart-April 2008 Caroline Vandegehuchte (bouwhistorica) Charlotte Fexer (kunsthistorica)

Nadere informatie

7. BESCHRIJVING VAN DE VONDSTEN

7. BESCHRIJVING VAN DE VONDSTEN 91 7. BESCHRIJVING VAN DE VONDSTEN Hieronder wordt een chronologisch overzicht gegeven van de aangetroffen ceramiek op de Borchtsite. Ceramiek is doorgaans het voornaamste dateringsmiddel bij archeologisch

Nadere informatie

Asse-Kalkoven, 2014/080 en 2014/346 Rapporten Agilas vzw 2014/2

Asse-Kalkoven, 2014/080 en 2014/346 Rapporten Agilas vzw 2014/2 ANNEX 9. Bijlagen 9.1. Analoge bijlagen 9.1.1. Bijlage 1: Grondplan A. Algemeen grondplan (vooronderzoek 2012 en vlakdekkend onderzoek 2014) B. Vlakdekkend onderzoek, algemeen overzicht C. Vlakdekkend

Nadere informatie

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek 58915 Sevenum-Beatrixstraat IVO-P

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek 58915 Sevenum-Beatrixstraat IVO-P Postbus 297 6900 AG Zevenaar Ringbaan Zuid 8a 6905 DB Zevenaar tel. 0316-581130 fax 0316-343406 info@archeodienst.nl www.archeodienst.nl Archeodienst BV, Postbus 297, 6900 AG Zevenaar Evaluatiebrief Archeologisch

Nadere informatie

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Archeologie Deventer Briefrapport 27 November 2013 Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Briefrapport Controleboringen Cellarius / De Hullu, Colmschate (project 494) Behorende bij bureaustudie

Nadere informatie

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek Watou Oude Provenstraat Archeologisch onderzoek 1. Inleiding Begin november 2014 werd een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd langs de Oude Provenstraat in Watou ter voorbereiding van de toekomstige

Nadere informatie

Figuur 319: Fase 4 met aanwijzingen voor bewoning op de overgang naar de late middeleeuwen (midden 12 de -13 de eeuw)

Figuur 319: Fase 4 met aanwijzingen voor bewoning op de overgang naar de late middeleeuwen (midden 12 de -13 de eeuw) 1 1 226 DL&H-Rapport 8 en N0561/N0562/N0611 die zich er ten zuiden en zuidwesten van bevinden. Misschien waren deze grachten de grenzen van het erf in de eerste en tweede fase. Er kan echter niet worden

Nadere informatie

Kale - Leie Archeologische Dienst. J a a r v e r s l a g K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t

Kale - Leie Archeologische Dienst. J a a r v e r s l a g K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t Kale - Leie Archeologische Dienst J a a r v e r s l a g 2 0 0 7 K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t 2 Jaarverslag 2007 COLOFON 2008 Kale - Leie Archeologische Dienst, individuele

Nadere informatie

WWW. Damme (Sijsele) Antwerpse Heirweg 38. Frederik Roelens. Stefan Decraemer

WWW. Damme (Sijsele) Antwerpse Heirweg 38. Frederik Roelens. Stefan Decraemer 2013 13 WWW. Damme (Sijsele) Antwerpse Heirweg 38 Frederik Roelens Stefan Decraemer Opdrachtgever: Dhr. Patrick Zwaenepoel Antwerpse Heirweg 38, 8340 Sijsele (Damme) Titel: Antwerpse Heirweg 38, 8340 Sijsele

Nadere informatie

Beschrijving schaal van Oegstgeest. Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen.

Beschrijving schaal van Oegstgeest. Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen. Beschrijving schaal van Oegstgeest Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen. Figure 2: Onderaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen. De schaal heeft een diameter van 21 centimeter

Nadere informatie

Kale - Leie Archeologische Dienst. J a a r v e r s l a g K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t

Kale - Leie Archeologische Dienst. J a a r v e r s l a g K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t Kale - Leie Archeologische Dienst J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t 2 Jaarverslag 2008 COLOFON 2009 Kale - Leie Archeologische Dienst, D. Vanhee tenzij

Nadere informatie

Intern OE-rapport. Ename Lijnwaadmarkt 48 Beknopt prospectieverslag.

Intern OE-rapport. Ename Lijnwaadmarkt 48 Beknopt prospectieverslag. Intern OE-rapport Ename Lijnwaadmarkt 48 Beknopt prospectieverslag. Terreinwerk & rapportage Vera Ameels Brussel, 2013 Administratieve gegevens: Provincie: Oost-Vlaanderen Gemeente: Oudenaarde - Ename

Nadere informatie

Conclusies van het bakselonderzoek en de betekenis daarvan voor Romeins Halder

Conclusies van het bakselonderzoek en de betekenis daarvan voor Romeins Halder Conclusies van het bakselonderzoek en de betekenis daarvan voor Romeins Halder Roos Wijnen-Jackson Inleiding In 1973 is op Halder een aardewerkoven uit de Romeinse tijd opgegraven. De opgraving is indertijd

Nadere informatie

D ENGELSCHE BOOMGAERT 6.123 HET AARDEWERK UIT EEN MIDDELEEUWSE KASTEELGRACHT A. KANEDA, R. VAN GENABEEK EN T. DE RIDDER (RED.)

D ENGELSCHE BOOMGAERT 6.123 HET AARDEWERK UIT EEN MIDDELEEUWSE KASTEELGRACHT A. KANEDA, R. VAN GENABEEK EN T. DE RIDDER (RED.) VLAK-VERSLAG 4.4 D ENGELSCHE BOOMGAERT 6.123 HET AARDEWERK UIT EEN MIDDELEEUWSE KASTEELGRACHT A. KANEDA, R. VAN GENABEEK EN T. DE RIDDER (RED.) DIENST WELZIJN, VLAK VLAARDINGEN, OKTOBER 2002 VLAK-verslag

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Archeologische begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Definitief ISSN 1573-5710

Nadere informatie

Middeleeuws aardewerk in Vlaanderen

Middeleeuws aardewerk in Vlaanderen Middeleeuws aardewerk in Vlaanderen Techniek, typologie, chronologie en evolutie van het gebruiksgoed in de regio Oudenaarde in de volle en late middeleeuwen (10de-16de eeuw) Relicta Monografieën 1 Archeologie,

Nadere informatie

: Archeologische begeleiding in Katwijk, Tweede Mientlaan

: Archeologische begeleiding in Katwijk, Tweede Mientlaan Bodemshop Dhr. Roosendaal s-gravendijckseweg 45 A 2201 CZ Noordwijk Noordwijk, 16 juni 2008 Kenmerk : 09840508/29047 Contactpersoon : drs. Edwin Hoven E-mail : ehoven@beckerenvandegraaf.nl Betreft : Archeologische

Nadere informatie

Hogeweg 135. Archeologisch onderzoek in Gent 2012, (Stadsarcheologie. Bodem en monument in Gent, reeks 2 nr. 6), Gent, 2012, p

Hogeweg 135. Archeologisch onderzoek in Gent 2012, (Stadsarcheologie. Bodem en monument in Gent, reeks 2 nr. 6), Gent, 2012, p Hogeweg 135 Gunter Stoops & Georges Antheunis OVERDRUK UIT: Archeologisch onderzoek in Gent 2012, (Stadsarcheologie. Bodem en monument in Gent, reeks 2 nr. 6), Gent, 2012, p. 38-41. HOGEWEG 135 Gunter

Nadere informatie

Een grape van Hafnerwaar. Hafner werd grotendeels geproduceerd in Keulen.

Een grape van Hafnerwaar. Hafner werd grotendeels geproduceerd in Keulen. Servies uit de periode 1400 tot 1600 uit de waterput de families Reintgen Ophaevens of Gerrit ten Holler of Jacob Armtzen. s-heerenberg Kellenstraat. 51 52 30.38 N 6 C14 39.38 O Hoogte Nap. 18 m Een Hafnerwaar.

Nadere informatie

Op het spoor van Spillegem? Een nederzetting uit de volle middeleeuwen te Ronse De Stadstuin (O.-Vl.)

Op het spoor van Spillegem? Een nederzetting uit de volle middeleeuwen te Ronse De Stadstuin (O.-Vl.) Op het spoor van Spillegem? Een nederzetting uit de volle middeleeuwen te Ronse De Stadstuin (O.-Vl.) De realisatie van een stads- en woonproject te Ronse op een braakliggend terrein net ten oosten van

Nadere informatie

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Archol S. Baas 435 Archol Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Sven Baas Colofon Archol Rapport 435 Een oppervlaktekartering in

Nadere informatie

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken.

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken. Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken. In de vroege zomer van 2017 heeft Archeologie West-Friesland een opgraving uitgevoerd tussen de Davidstraat, Romeinstraat en Korte

Nadere informatie

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND)

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND) AWP-VERSLAG-WAARNEMING (PURMEREND) Locatie 11 Nieuwstraat Purmerend ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat 11 1441 KT Purmerend Project AWP Purmerend Locatie onderzoeksgebied Administratieve gegevens

Nadere informatie

Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin

Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin Inleiding De toestemming van het bestuur van het Dienstencentrum maakte het

Nadere informatie

Archeologische opgraving. Waregem (Beveren-Leie) - Roestraat

Archeologische opgraving. Waregem (Beveren-Leie) - Roestraat Archeologische opgraving Waregem (Beveren-Leie) - Roestraat Bvba BAAC Baarledorpstraat 31 A 9031 Drongen info@baac.be 0474/82.92.44 BAAC Vlaanderen Rapport 21 Titel Archeologische opgraving, Waregem (Beveren-Leie)

Nadere informatie

UITVOEREN BORINGEN IN HET KADER VAN ONDERZOEK NAAR ONDIEPE KLEILAAG. Gemeente Beerse

UITVOEREN BORINGEN IN HET KADER VAN ONDERZOEK NAAR ONDIEPE KLEILAAG. Gemeente Beerse UITVOEREN BORINGEN IN HET KADER VAN ONDERZOEK NAAR ONDIEPE KLEILAAG Gemeente Beerse Opdrachtgever: Gemeente Beerse contactpersoon: Hilde Huysmans Bisschopslaan 56 Tel. 14/61.19.71 234 Beerse email: Hilde.Huysmans@beerse.be

Nadere informatie

Profielen van het Mallegat en geologische profielen aan de Pr. Hendrikkade in Katwijk D. Parlevliet, D. van der Kooy, mei 2003

Profielen van het Mallegat en geologische profielen aan de Pr. Hendrikkade in Katwijk D. Parlevliet, D. van der Kooy, mei 2003 Profielen van het Mallegat en geologische profielen aan de Pr. Hendrikkade in Katwijk D. Parlevliet, D. van der Kooy, mei 2003 Een bouwput tussen de Pr. Hendrikkade en de Tramstraat doorsneed het voormalige

Nadere informatie

Archeo-rapport 4 Archeologisch vooronderzoek aan de Oude Tramweg te Munsterbilzen

Archeo-rapport 4 Archeologisch vooronderzoek aan de Oude Tramweg te Munsterbilzen Archeo-rapport 4 Archeologisch vooronderzoek aan de Oude Tramweg te Munsterbilzen Kessel-Lo, 2009 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 4 Archeologisch vooronderzoek aan de Oude Tramweg te Munsterbilzen

Nadere informatie

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat) (28 en 29 oktober 2009) Oudenburg, 2009 Colofon Archeologisch Rapport Oudenburg 4 Waarderend archeologisch Onderzoek te

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK GEMEENTE URK WIJK 4-46

ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK GEMEENTE URK WIJK 4-46 ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK GEMEENTE URK WIJK 4-46 AWN AFDELING 21 RAPPORT nr. 2006-2 Legenda ii". WA.Vf'lEl.INGi'N ~ \/arosnaf!.oingfh ;mel O «c)tdn) h;3'l~ W b... t-- " l '~. ~~fij b lwdl ~ :;;.... - t.à:;ij

Nadere informatie

Archeologisch vooronderzoek met explosieve resultaten langs de Koedreef te Wetteren (O.-Vl.) maart Ruben Pede & Mieke Van de Vijver

Archeologisch vooronderzoek met explosieve resultaten langs de Koedreef te Wetteren (O.-Vl.) maart Ruben Pede & Mieke Van de Vijver Archeologisch vooronderzoek met explosieve resultaten langs de Koedreef te Wetteren (O.-Vl.) 13-16 maart 2007 Ruben Pede & Mieke Van de Vijver 2 Rapport archeologisch vooronderzoek Wetteren Koedreef Colofon

Nadere informatie

Het archeologische vooronderzoek aan de Karthuizersstraat te Holsbeek. Inhoudstafel p. 1. Hoofdstuk 1: Inleiding en situering p. 2

Het archeologische vooronderzoek aan de Karthuizersstraat te Holsbeek. Inhoudstafel p. 1. Hoofdstuk 1: Inleiding en situering p. 2 Inhoudstafel Inhoudstafel p. 1 Hoofdstuk 1: Inleiding en situering p. 2 Hoofdstuk 2: Bodemkundige aspecten p. 4 Hoofdstuk 3: Werkmethode en resultaten p. 5 Hoofdstuk 4: Besluit p. 8 Bijlagen Bijlage 1:

Nadere informatie

Figuur 1. Resultaten onderzoek geprojecteerd op het Actueel Hoggtebestand Nederland (AHN).

Figuur 1. Resultaten onderzoek geprojecteerd op het Actueel Hoggtebestand Nederland (AHN). 1 9 8 4 5 6 7 3 2 5750 90 90 9500 9500 5750 6000 6000 60 60 8750 8750 9000 9000 met archeologische indicator (aardewerk/puin) boring boornummer grens ontwikkelingsgebied grens onderzoeksgebied 3 legenda

Nadere informatie

Het in Halder gefabriceerde aardewerk

Het in Halder gefabriceerde aardewerk Het in Halder gefabriceerde aardewerk Joop van der Groen Nadat de pottenbakkersoven in Halder buiten gebruik was gesteld, is de ovenput gebruikt als afvalkuil. Bij het gevonden afval waren ook wat misbaksels,

Nadere informatie

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand 12 augustus 2010 Inleiding Het plangebied ligt in het noorden van de bebouwde kom van Kaatsheuvel in de

Nadere informatie

Oostakker, Oostakkerdorp 38

Oostakker, Oostakkerdorp 38 Oostakker, Oostakkerdorp 38 Gunter Stoops OVERDRUK UIT: Archeologisch onderzoek in Gent 2002-2011, (Stadsarcheologie. Bodem en monument in Gent, reeks 2 nr. 5), Gent, 2011, p. 172-175. Oostakker, Oostakkerdorp

Nadere informatie

Kale - Leie Archeologische Dienst. J a a r v e r s l a g K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t

Kale - Leie Archeologische Dienst. J a a r v e r s l a g K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t Kale - Leie Archeologische Dienst J a a r v e r s l a g 2 0 0 8 K a l e - L e i e A r c h e o l o g i s c h e D i e n s t 2 Jaarverslag 2008 COLOFON 2009 Kale - Leie Archeologische Dienst, D. Vanhee tenzij

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat T.D. Hamburg Archol briefrapport 15 Inleiding In opdracht van de gemeente Oss heeft Archeologische Onderzoek Leiden (Archol bv) op maandag 26 augustus een

Nadere informatie

AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND)

AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND) AWP-VERSLAG-WAARNEMING 2010-01-OCB (PURMEREND) Locatie 15 Westerstraat Purmerend ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat 11 1441 KT Purmerend Project AWP Purmerend 2010-01-OCB Locatie onderzoeksgebied

Nadere informatie

Archeologisch vooronderzoek te Hoogstraten - 'Leemstraat- 's Boschstraat'

Archeologisch vooronderzoek te Hoogstraten - 'Leemstraat- 's Boschstraat' Archeologisch vooronderzoek te Hoogstraten - 'Leemstraat- 's Boschstraat' De Vriendt B., Verwerft D. AS - Rapportage 2009-13 Opdrachtgever: Vastgoed C.W. Vrijheid 147 2320 Hoogstraten 2 Archeologisch vooronderzoek

Nadere informatie

Nevele - Merendree Kouterslag

Nevele - Merendree Kouterslag Archeologisch Vooronderzoek Nevele - Merendree Kouterslag - 22 juli 20 David Vanhee 2 Kale-Leie Archeologische Dienst 20, KLAD-Rapport 5 I. Voorwoord Dit rapport vormt de weergave van het archeologische

Nadere informatie

4orange Connect. 4orange, 2015. Hogehilweg 24 1101 CD Amsterdam Zuidoost www.4orange.nl

4orange Connect. 4orange, 2015. Hogehilweg 24 1101 CD Amsterdam Zuidoost www.4orange.nl 4orange Connect 4orange, 2015 Hogehilweg 24 1101 CD Amsterdam Zuidoost www.4orange.nl 2 Inhoud Inhoud... 2 1. Achtergrond... 3 2) Browsen... 4 3) Scheduler... 4 4) Frequenties en kruistabellen... 4 5)

Nadere informatie

Masterproef: Aardewerkstudie van de tweede beerput te Oudenburg-Hoogstraat. Academiejaar DANKWOORD

Masterproef: Aardewerkstudie van de tweede beerput te Oudenburg-Hoogstraat. Academiejaar DANKWOORD DANKWOORD Eerst en vooral wens ik mijn promotor, Wim De Clercq, te bedanken voor zijn raad en vriendelijkheid. Ten tweede mijn co-promotor, Davy Herremans, voor de tips. Ook Wouter D Haeze ben ik enorm

Nadere informatie

Boring: A01 04-11-2009 Boring: A02 04-11-2009 0,50 1,00 1,50 A B C D -0,50-1,00 matig humeus, geen olie-water reactie, donkerbruin zwakke olie-water reactie, lichtbruin zwakke olie-water reactie, bruingrijs

Nadere informatie

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan.

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan. Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan. Medio 2015 heeft een graafmachine een grote kuil gegraven onderaan het talud op de hoek van de Groen van Prinstererlaan en de Thorbeckelaan (zie onderstaande

Nadere informatie

2 Archeologisch vooronderzoek Sint-Denijs-Westrem - Flanders Expo Zone 3

2 Archeologisch vooronderzoek Sint-Denijs-Westrem - Flanders Expo Zone 3 Sint-Denijs-Westrem - Flanders Expo Zone 3 / Immpact & Natha: Archeologisch vooronderzoek van 16 tot 18 februari 2009 (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen) Liesbeth Messiaen & Tom Boncquet Natha 2 Archeologisch

Nadere informatie

Archeo-rapport 6 Archeologisch vooronderzoek aan de Kleine Amer te Puurs

Archeo-rapport 6 Archeologisch vooronderzoek aan de Kleine Amer te Puurs Archeo-rapport 6 Kessel-Lo, 2009 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 6 Kessel-Lo, 2009 Studiebureau Archeologie bvba Colofon Archeo-rapport 6 Opdrachtgever: Projectleiding: Uitvoering veldwerk:

Nadere informatie

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein 2012 Archol bv Ivo van Wijk Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat

Nadere informatie

Amandinestraat (Oostende, West-Vlaanderen)

Amandinestraat (Oostende, West-Vlaanderen) Amandinestraat (Oostende, West-Vlaanderen) Projectcode: 2017G95 september 2017 ARCHEOLOGIENOTA PROGRAMMA VAN MAATREGELEN voorafgaand: verslag van resultaten bureauonderzoek (2017B373), verslag van resultaten

Nadere informatie

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag Mirjam Brouwer Goedkeuring evaluatieverslag Jos van der Weerden Locatie.

Nadere informatie

Het archeologisch vooronderzoek (fase 1) van de gracht van het Hof van Hoen te Rummen (gem. Geetbets)

Het archeologisch vooronderzoek (fase 1) van de gracht van het Hof van Hoen te Rummen (gem. Geetbets) Het archeologisch vooronderzoek (fase 1) van de gracht van het Hof van Hoen te Rummen (gem. Geetbets) Opdrachtgever: De Beekhoeve bvba Oktober 2008 Caroline Vandegehuchte (bouwhistorica) Charlotte Fexer

Nadere informatie

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND)

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND) AWP-VERSLAG-WAARNEMING (PURMEREND) Locatie 9 Nieuwstraat Purmerend ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP PURMEREND Neckerstraat 11 1441 KT Purmerend Project AWP Purmerend Locatie onderzoeksgebied Administratieve gegevens

Nadere informatie

Verslag onderzoek van door leden van de Amateur Tuindervereniging Arentsburgh verzamelde scherven

Verslag onderzoek van door leden van de Amateur Tuindervereniging Arentsburgh verzamelde scherven Verslag onderzoek van door leden van de Amateur Tuindervereniging Arentsburgh verzamelde scherven Vondsten uit de grond van de ATV Arentsburgh De grond van deze vereniging ligt in de directe omgeving van

Nadere informatie

RESULTATEN ARCHEOLOGISCHE VERKENNING ST.-TRUDO

RESULTATEN ARCHEOLOGISCHE VERKENNING ST.-TRUDO RESULTATEN ARCHEOLOGISCHE VERKENNING ST.-TRUDO Op zaterdag 21 oktober zijn we met enkele nieuwsgierige bewoners van St.-Trudo, kinderen, kleinkinderen en zelfs buren op archeologische verkenning gegaan.

Nadere informatie

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België)

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 621 27 NOVEMBER 2012 D. LENTJES & S. LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 621 Houtskoolanalyse van

Nadere informatie

Raakvlak Rapport Archeologisch onderzoek op het Hof van Praet te Oedelem

Raakvlak Rapport Archeologisch onderzoek op het Hof van Praet te Oedelem Pakhuizen Komvest 45 8000 Brugge www.raakvlak.be info@raakvlak.be Raakvlak Rapport Archeologisch onderzoek op het Hof van Praet te Oedelem Brugge 2009 1 Inleiding: Het hof van Praet is vandaag gelegen

Nadere informatie

Sint-Denijs-Westrem Flanders Expo Zone 3 / IKEA : Archeologisch onderzoek van 2 januari tot 15 februari 2008 (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen)

Sint-Denijs-Westrem Flanders Expo Zone 3 / IKEA : Archeologisch onderzoek van 2 januari tot 15 februari 2008 (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen) Sint-Denijs-Westrem Flanders Expo Zone 3 / IKEA : Archeologisch onderzoek van 2 januari tot 15 februari 2008 (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen) Johan Hoorne, Evelyn Schynkel, Bart De Smaele & Bart

Nadere informatie

Hoofdstuk 17: Grafieken en diagrammen: waarom

Hoofdstuk 17: Grafieken en diagrammen: waarom Hoofdstuk 17: Grafieken en diagrammen: waarom 17.0 Inleiding In Hoofdstuk 16: Grafieken en diagrammen - gids, bekeken we hoe we diagrammen invoegen, bewerken en opmaken. In dit hoofdstuk zullen we de principes

Nadere informatie

IEPER KLEINE POEZELSTRAAT

IEPER KLEINE POEZELSTRAAT Archeologisch vooronderzoek IEPER KLEINE POEZELSTRAAT De archeologische site situeert zich te Boezinge, een deelgemeente van de stad Ieper. De terreinen bevinden zich tussen de Kleine Poezelstraat, de

Nadere informatie

Archeo-rapport 17 De archeologische begeleiding en opgraving in het kader van de collectorwerken Mombeek fase 4 te Kortessem en Borgloon

Archeo-rapport 17 De archeologische begeleiding en opgraving in het kader van de collectorwerken Mombeek fase 4 te Kortessem en Borgloon Archeo-rapport 17 De archeologische begeleiding en opgraving in het kader van de collectorwerken Mombeek fase 4 te Kortessem en Borgloon Kessel-Lo, 2009 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 17

Nadere informatie

Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat

Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat Rapportage vondstmelding Koksijde, Vandammestraat I. Verslaggevers: *Naam, adres, contactgegevens, functie van de opstellers van het rapport en datum melding. Marc Dewilde, Stadenstraat 39, 8610 Kortemark

Nadere informatie

t Overlaar in de buurtschap Zwiep

t Overlaar in de buurtschap Zwiep Onderzoek voormalige havesathe, 29 maart 2005 t Overlaar in de buurtschap Zwiep Ben de Graaf In deze bijdrage doet amateurarcheoloog Ben de Graaf verslag van een onderzoek, dat op 29 maart 2005 werd uitgevoerd

Nadere informatie

Rapportage vondstmelding. Leopold-III laan Ieper (West-Vlaanderen) 01/03/ /03/2011

Rapportage vondstmelding. Leopold-III laan Ieper (West-Vlaanderen) 01/03/ /03/2011 Rapportage vondstmelding Leopold-III laan Ieper (West-Vlaanderen) 01/03/2011 10/03/2011 Zarren, september 2011 Rapportage vondstmelding Ieper, Leopold III-Laan I. Verslaggevers: *Naam, adres, contactgegevens,

Nadere informatie

Archeologisch vooronderzoek aan de Mersenhovenstraat te Kortessem

Archeologisch vooronderzoek aan de Mersenhovenstraat te Kortessem Archeologisch vooronderzoek aan de Mersenhovenstraat te Kortessem Opdrachtgever: Kolmont Woonprojecten NV September 2008 Caroline Vandegehuchte (bouwhistorica) Charlotte Fexer (kunsthistorica) Maarten

Nadere informatie

Archeologisch vooronderzoek aan de Siggertstraat in Achel (Hamont-Achel)

Archeologisch vooronderzoek aan de Siggertstraat in Achel (Hamont-Achel) Opdrachtgever: Stad Hamont-Achel Maart 2007 Caroline Vandegehuchte (bouwhistorica) Charlotte Fexer (kunsthistorica) Maarten Smeets (archeoloog) INHOUDSTAFEL Inhoudstafel p. 1 Hoofdstuk 1: Opgravingsmethode

Nadere informatie

Archeo-rapport 48 Het archeologische vooronderzoek aan de Spurkerweg te Bilzen

Archeo-rapport 48 Het archeologische vooronderzoek aan de Spurkerweg te Bilzen Archeo-rapport 48 Het archeologische vooronderzoek aan de Spurkerweg te Bilzen Kessel-Lo, 2010 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 48 Het archeologische vooronderzoek aan de Spurkerweg te Bilzen

Nadere informatie

Handleiding bij het invullen van het registratiesjabloon ter deponering in het onroerenderfgoeddepot van SOLVA

Handleiding bij het invullen van het registratiesjabloon ter deponering in het onroerenderfgoeddepot van SOLVA Handleiding bij het invullen van het registratiesjabloon ter deponering in het onroerenderfgoeddepot van SOLVA Deze handleiding heeft tot doel duiding te geven bij het registratiesjabloon ter deponering

Nadere informatie

CASUS BEZWAAR EN BEROEP Verzoek om teruggaaf na CNI

CASUS BEZWAAR EN BEROEP Verzoek om teruggaaf na CNI CASUS BEZWAAR EN BEROEP Verzoek om teruggaaf na CNI Casus Je werkt bij een douane-expediteur genaamd E.Xpediteur B.V. Voor de importeur genaamd M.Okken B.V. maak je een aantal douaneaangiften ten invoer.

Nadere informatie

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel Programma van Maatregelen Auteur: J.A.G. van Rooij (veldwerkleider) Autorisatie: P. Hazen (OE/ERK/Archeoloog/2015/00072) 1 Inleiding Op het terrein van het OPZ in Geel, is een vijftal nieuwe gebouwen gepland,

Nadere informatie

Figuur 258: Terreinopname vanuit de zuidwestelijke hoek van zone N, met zicht op gracht N0003/N0182/N0233

Figuur 258: Terreinopname vanuit de zuidwestelijke hoek van zone N, met zicht op gracht N0003/N0182/N0233 1 1 192 DL&H-Rapport 8 0 100m Figuur 257: Algemeen grondplan met de volmiddeleeuwse sporen donkergrijs ingekleurd. Lichtgrijs gekleurd zijn de algemeen middeleeuws gedateerde sporen aangesneden bij vroeger

Nadere informatie

Verslag proefonderzoek Noorddijkerweg 32. Dinsdag

Verslag proefonderzoek Noorddijkerweg 32. Dinsdag Verslag proefonderzoek Noorddijkerweg 32 Dinsdag 20.2.2007 Aanwezig: gemeente Groningen: Gert Kortekaas en Marcel Verkerk Fam. Scholten (eigenaren) Cor Holstein (architect) Doel van het vooronderzoek:

Nadere informatie

6. Materiaalonderzoek

6. Materiaalonderzoek MATERIAALONDERZOEK 57 6. Materiaalonderzoek 6.1 Het aardewerk (S. Arnoldussen) 6.1.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het aardewerk besproken dat gevonden is tijdens het archeologisch onderzoek te Rhenen

Nadere informatie

Archeo-rapport 44 De archeologische begeleiding aan het kruispunt N78 en Hoogbaan te Dilsen-Stokkem

Archeo-rapport 44 De archeologische begeleiding aan het kruispunt N78 en Hoogbaan te Dilsen-Stokkem Archeo-rapport 44 De archeologische begeleiding aan het kruispunt N78 en Hoogbaan te Dilsen-Stokkem Kessel-Lo, 2010 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 44 De archeologische begeleiding aan het

Nadere informatie

Archeo-rapport 44 De archeologische begeleiding aan het kruispunt N78 en Hoogbaan te Dilsen-Stokkem

Archeo-rapport 44 De archeologische begeleiding aan het kruispunt N78 en Hoogbaan te Dilsen-Stokkem Archeo-rapport 44 De archeologische begeleiding aan het kruispunt N78 en Hoogbaan te Dilsen-Stokkem Kessel-Lo, 2010 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 44 De archeologische begeleiding aan het

Nadere informatie

RAAP-rapport Resultaten geofysisch onderzoek

RAAP-rapport Resultaten geofysisch onderzoek verkavelingspatronen, graven en andere zeer lokale archeologische resten in kaart te brengen. 122 De boringen zijn uitgezet in enkele losse punten en een tweetal raaien langs de oostelijke en noordelijke

Nadere informatie

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Publiekssamenvatting Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Catastrofale overstromingen kwamen vaak voor in de geschiedenis van Pannerden, wat met de ligging in de driehoek tussen de rivieren

Nadere informatie

Archeo-rapport 27 Het archeologische vooronderzoek aan De Dry Croonen te Zoutleeuw

Archeo-rapport 27 Het archeologische vooronderzoek aan De Dry Croonen te Zoutleeuw Archeo-rapport 27 Het archeologische vooronderzoek aan De Dry Croonen te Zoutleeuw Kessel-Lo, 2010 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 27 Het archeologische vooronderzoek aan De Dry Croonen te

Nadere informatie

Steentijdvondsten langsheen de Winter- en Vleterbeek te Poperinge - Boescheepseweg (Lijssenthoek, B)

Steentijdvondsten langsheen de Winter- en Vleterbeek te Poperinge - Boescheepseweg (Lijssenthoek, B) Samenvatting Steentijdvondsten langsheen de Winter- en Vleterbeek te Poperinge - Boescheepseweg (Lijssenthoek, B) Maarten BRACKE Tijdens het archeologisch onderzoek in Poperinge - Boescheepseweg (Lijssenthoek)

Nadere informatie

Thema Op reis. De reis van de archeologische voorwerpen van Baduhenna

Thema Op reis. De reis van de archeologische voorwerpen van Baduhenna Thema Op reis De reis van de archeologische voorwerpen van Baduhenna 4 vuurstenen sikkels afkomstig uit Helgoland, Denemarken 1 bronzen sikkel uit Mikene, Griekenland Gevonden rond 1930 aan de Krommelaan

Nadere informatie

Archeo-rapport 50 Het archeologische vooronderzoek aan de Deerlijksesteenweg te Harelbeke

Archeo-rapport 50 Het archeologische vooronderzoek aan de Deerlijksesteenweg te Harelbeke Archeo-rapport 50 Het archeologische vooronderzoek aan de Deerlijksesteenweg te Harelbeke Kessel-Lo, 2010 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 50 Het archeologische vooronderzoek aan de Deerlijksesteenweg

Nadere informatie

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE- HEIST KRAAIENNESTPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) VERSLAG VAN RESULTATEN BUREAUONDERZOEK

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE- HEIST KRAAIENNESTPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) VERSLAG VAN RESULTATEN BUREAUONDERZOEK ARCHEOLOGIENOTA KNOKKE- HEIST KRAAIENNESTPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) VERSLAG VAN RESULTATEN BUREAUONDERZOEK Auteurs: Bart BARTHOLOMIEUX, Gwendy WYNS Monument Vandekerckhove nv Oostrozebekestraat 54 8770

Nadere informatie

Verslag vondstmelding: Eiermarkt 12 (Café Pick), 8000 Brugge

Verslag vondstmelding: Eiermarkt 12 (Café Pick), 8000 Brugge Verslag vondstmelding: Eiermarkt 12 (Café Pick), 8000 Brugge Tijdens verbouwingswerken aan het café Pick aan de Eiermarkt 12 te Brugge werd op 13 januari 2010 een vondstmelding gedaan van een oude riolering.

Nadere informatie

Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen

Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen Kessel-Lo, 2009 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen

Nadere informatie

Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden

Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden Hieronder worden de resultaten van de archeologische toets per deelgebied weergegeven. Drieschouwen Binnen de grenzen van het deelgebied Drieschouwen

Nadere informatie

Boni pastoris est tondere pecus, non deglubere*

Boni pastoris est tondere pecus, non deglubere* Boni pastoris est tondere pecus, non deglubere* Bewoning uit de prehistorie, Romeinse tijd en middeleeuwen te Lieshout, Nieuwenhof-Noord J.F. van der Weerden M.C. Brouwer met bijdragen van: S. van Daalen,

Nadere informatie

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld 2015 Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol) Postbus 9515 2300 RA Leiden (071) 527 33 13 www.archol.nl Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld Voorlopig evaluatierapport, Archol BV Opgraving Hengelo Winkelskamp

Nadere informatie

1 2 1 151 18 IJzer Werktuig/ gereedschap (onderdeel) - Nieuwe tijd C Recent uitgeselecteerd

1 2 1 151 18 IJzer Werktuig/ gereedschap (onderdeel) - Nieuwe tijd C Recent uitgeselecteerd 1 2 1 151 18 IJzer Werktuig/ gereedschap (onderdeel) - Nieuwe tijd C Recent uitgeselecteerd 2 2 1 151 18 IJzer Werktuig/ gereedschap (onderdeel) - Nieuwe tijd C Recent uitgeselecteerd 3 2 1 2001 16 IJzer

Nadere informatie

GERAARDSBERGEN- DUYTSENKOUTER

GERAARDSBERGEN- DUYTSENKOUTER GERAARDSBERGEN- DUYTSENKOUTER Archeologienota Deel 3 : Programma van maatregelen 2016K8 Jasmine CRYNS Pieter LALOO Ghent Archaeological Team bvba Dorpsstraat 73 8450 Bredene Project: 2016K8 - Geraardsbergen-Duytsenkouter

Nadere informatie

Hoofdstuk 16: Grafieken en diagrammen: hoe

Hoofdstuk 16: Grafieken en diagrammen: hoe Hoofdstuk 16: Grafieken en diagrammen: hoe 16.0 Inleiding Wanneer je de betekenis van een serie nummers in een presentatie wilt weergeven, zal je ondervinden dat een diagram de meest effectieve manier

Nadere informatie

Opgraving Sint-Truiden - Ursulinenstraat

Opgraving Sint-Truiden - Ursulinenstraat Opgraving Sint-Truiden - Ursulinenstraat miel schurmans met bijdrage van: mara wesdorp Zuidnederlandse Archeologische Notities 342 Amsterdam 2015 VUhbs archeologie De serie Zuidnederlandse Archeologische

Nadere informatie

Archeologisch vooronderzoek Rotselaar, Winterdijk langs de Demer

Archeologisch vooronderzoek Rotselaar, Winterdijk langs de Demer Archeologisch vooronderzoek Rotselaar, Winterdijk langs de Demer COLOFON Opdracht: Archeologisch vooronderzoek te Rotselaar, Winterdijk langs de Demer Opdrachtgever: NV Waterwegen en Zeekanaal, Zeeschelde

Nadere informatie

CONDITIEBESCHRIJVING

CONDITIEBESCHRIJVING Drs. Maud Schermer Karel Doormanlaan 220 3572 NZ Utrecht 06 10 79 48 75 maud_schermer@hotmail.com www.schermer-restauratie.nl Porselein Aardewerk Glas Steen Emaille CONDITIEBESCHRIJVING Administratieve

Nadere informatie

WEST-VLAAMSE ARCHEOKRANT

WEST-VLAAMSE ARCHEOKRANT V.O.B.o.W. nr. 78 mei 2013 België-Belgique P.B. 8800 Roeselare 1 BC 6675 P 409155 WEST-VLAAMSE ARCHEOKRANT West-Vlaamse Archeokrant: Driemaandelijks tijdschrift, jaargang 21, afgiftekantoor Roeselare,

Nadere informatie

Gegevens terrein 74 Id. Excel database 228, 227 en 226

Gegevens terrein 74 Id. Excel database 228, 227 en 226 Gegevens terrein 74 Id. Excel database 228, 227 en 226 Gemeentecode KSL Sectie G Perceelnummer 167, 166 en 165 Locatieadres abij Keizersbaan 7 te Kessel Totale oppervlakte (ha.) 3 Onderzochte oppervlakte

Nadere informatie

Drempt. Rapport Ned. 52. Gld. 4.

Drempt. Rapport Ned. 52. Gld. 4. Drempt. Rapport Ned. 52. Gld. 4. Vraagstelling. Wat zijn de maten, versieringen en vorm van de van de kerk van Drempt (kaart afb. 1) gerapporteerde grafplaat uit de (ruim te nemen) 12 e eeuw? Wat is zijn

Nadere informatie

Archeo-rapport 19 Het archeologische vooronderzoek aan de Herstappelstraat te Lauw

Archeo-rapport 19 Het archeologische vooronderzoek aan de Herstappelstraat te Lauw Archeo-rapport 19 Het archeologische vooronderzoek aan de Herstappelstraat te Lauw Kessel-Lo, 2009 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 19 Het archeologische vooronderzoek aan de Herstappelstraat

Nadere informatie