Monitoring- en evaluatieprogramma & Monitoringsplan. Bestemmingsplan Maasvlakte 2
|
|
- Christa de Vos
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Monitoring- en evaluatieprogramma & Monitoringsplan Bestemmingsplan Maasvlakte 2
2 Monitoring- en evaluatieprogramma & Monitoringsplan Bestemmingsplan Maasvlakte 2 Auteur :Aldo Bouman, Floor Baan Documentnummer : Afdeling :Expertisecentrum Datum :5 maart 2012 DCMR Milieudienst Rijnmond Parallelweg 1 Postbus AV Schiedam T F E info@dcmr.nl W
3 Inhoud 1 Inleiding Aanleiding Verantwoordelijkheid en betrokken partijen Doel MEP/Monitoringsplan Bestemming MV Monitoring en vervolgbesluiten 1.5 Scope Relaties met andere monitoringprogramma s Nulmeting en vervolgmetingen Leeswijzer 7 2 Afbakening en systematiek Inleiding Afbakening onderwerpen Systematiek monitoring en evaluatie 2.4 Overige uitgangspunten Evaluatie- en rapportagemomenten Opzet Monitoringsplan (MP-B) 12 3 Uitwerking monitoringsthema s Ontwikkelingen op Maasvlakte 2 - Verklarende parameters Bereikbaarheid Luchtkwaliteit Geluidsbelasting Waterkwaliteit Externe veiligheid Verkeersveiligheid Natuur 25 4 Uitvoering monitoring Organisatie Planning Kosten Nulmeting Communicatie 29 Bijlagen 30 blad 3 van 30
4 1 Inleiding 1.1 Aanleiding In het Bestemmingsplan Maasvlakte 2 wordt het gebruik van Maasvlakte 2 geregeld. Maasvlakte 2 heeft netto hectare uitgeefbaar terrein voor havengebonden activiteiten. Ter voorbereiding en onderbouwing van het bestemmingsplan Maasvlakte 2 is de procedure van de milieueffectrapportage doorlopen en is in 2007 het milieueffectrapport (MER) Bestemming Maasvlakte 2 en de bijbehorende Passende Beoordeling (PB) opgesteld. Bij het bepalen van de milieueffecten en de compenserende en mitigerende maatregelen is uitgegaan van de maximale milieueffecten die zich binnen de bandbreedte tussen maximaal 470 hectare chemie, maximaal 720 hectare container op- en overslag en maximaal 230 hectare distributie voordoen. Het zogenoemde voorkeursalternatief uit MER Bestemming is in het bestemmingsplan Maasvlakte 2 vastgelegd. Het Bestemmingsplan Maasvlakte 2 is op 22 mei 2008 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Rotterdam en in december 2008 goedgekeurd door de provincie Zuid-Holland. In november 2009 is het Bestemmingsplan Maasvlakte 2 onherroepelijk geworden. Conform artikel 7.39 van de Wet milieubeheer (Wm) is het bevoegd gezag verplicht om, wanneer de in het besluit voorgenomen activiteit wordt ondernomen, de daadwerkelijk optredende milieugevolgen te onderzoeken. Indien uit dit onderzoek blijkt dat de activiteit in belangrijke mate nadeligere gevolgen heeft voor het milieu dan bij het nemen van het besluit werden verwacht, dan neemt het bevoegd gezag, indien dat naar zijn oordeel nodig is, maatregelen teneinde deze gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken (Wm art 7.42). Bij de vaststelling van het MER-plichtige besluit dient het bevoegd gezag tevens de termijn en wijze waarop dit onderzoek zal worden verricht aan te geven (Wm art. 7.37). De wijze waarop het bevoegd gezag dit invult is door de wetgever vrijgelaten. Aan deze wettelijke verplichting is in eerste instantie invulling gegeven door een zogenaamd raamwerk voor monitoring en evaluatie (Raamwerk MEP 1 ) op te zetten, dat de gemeenteraad in mei 2008 heeft vastgesteld, tegelijk met de vaststelling van het Bestemmingsplan Maasvlakte 2. Daarmee heeft de gemeenteraad een start gemaakt met de evaluatieverplichting. Het Raamwerk MEP Bestemming is vervolgens uitgewerkt in het nu voorliggende MEP/Monitoringsplan Bestemming Maasvlakte 2 (MEP-B en MP-B). Het Monitoringsplan (MP-B) wordt gevormd door de factsheets in de bijlage terwijl het MEP-B bestaat uit de hoofdstukken 1 tot en met 5 (zie figuur 1). Figuur 1. Aanpak monitoring- en evaluatieverplichting Wm MER-plichtig besluit (Bestemmingsplan Maasvlakte 2) MER (voorspelde effecten van ingreep) Raamwerk MEP (2008) Monitoring- en evaluatieprogramma (MEP) (2012) Meet (of monitorings-)plan (2012) 1 MEP staat voor Monitoring- en EvaluatieProgramma blad 4 van 30 MEP/Monitoringsplan MV 2
5 1.2 Verantwoordelijkheid en betrokken partijen De gemeenteraad van Rotterdam is, als bevoegd gezag voor het bestemmingsplan, verantwoordelijk voor de monitoring en evaluatie van de gevolgen en effecten van het gebruik van Maasvlakte 2. De gemeenteraad heeft de opstelling van dit MEP/Monitoringsplan en de feitelijke uitvoering van de monitoring en evaluatie in het kader van het bestemmingsplan opgedragen aan de DCMR. Het voorliggende MEP/Monitoringsplan Bestemming is op 23 februari 2012 vastgesteld door het Directeurenoverleg Maasvlakte 2. Het stuk zal in het eerste trimester van 2012 worden vastgesteld in het College van B&W van Rotterdam en ter kennisname aan de gemeenteraad worden gestuurd. De DCMR heeft dit MEP/Monitoringsplan opgesteld samen met de dienst Stadsontwikkeling van de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam. Stadsontwikkeling heeft de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke sturing op basis van het bestemmingsplan en eventuele planvrijstellingen of - afwijkingen. Het Havenbedrijf is de initiatiefnemer voor de aanleg van Maasvlakte 2 en is verantwoordelijk voor de uitgifte van terreinen in de haven en het beheer en gebruik van de niet uitgeefbare en de nog niet uitgegeven gronden. 1.3 Doel MEP/Monitoringsplan Bestemming MV2 Dit MEP/Monitoringsplan beschrijft de manier waarop de daadwerkelijk optredende milieueffecten van het gebruik van Maasvlakte 2 gevolgd en inzichtelijk gemaakt zullen worden. Doel van de uitvoering van dit MEP/MP-B is inzichtelijk te maken hoe de in het MER Bestemming voorspelde gevolgen en effecten van de inrichting en het gebruik van Maasvlakte 2 zich verhouden tot de daadwerkelijk optredende gevolgen en effecten. De in het MER voorspelde effecten van het voorkeursalternatief vormen daarbij het uitgangspunt en derhalve de vergelijkingsbasis voor de evaluatie van de daadwerkelijk optredende effecten. Het evalueren van MER-plichtig besluiten (zoals het Bestemmingsplan Maasvlakte 2) is in Nederland nog geen gangbare praktijk. Dat betekent dat in het kader van dit MEP veel pionierswerk is verricht. Het MEP/Monitoringplan is zo ontworpen dat het mogelijk wordt om effecten van MV2 te onderscheiden van de effecten van andere / autonome ontwikkelingen. Met het oog op de beperkt beschikbare middelen is een lean and mean programma ontwikkeld. De monitoringsresultaten zullen gebruikt worden bij de beantwoording van de evaluatievragen. Deze evaluatie wordt vervolgens gerapporteerd aan de gemeenteraad van Rotterdam. Op basis van de evaluatierapporten beslist de gemeenteraad van Rotterdam of hij (aanvullende) maatregelen, nader onderzoek en/of tussentijdse bijstelling van het monitoringsplan nodig acht. Omdat de ontwikkelingen (economie, kennis, beschikbare databronnen, wetenschappelijke inzichten etc.) niet stil staan is dit MEP/Monitoringsplan niet statisch: periodiek zal bijstelling plaats moeten vinden aan de hand van nieuwe inzichten en ontwikkelingen. 1.4 Monitoring en vervolgbesluiten Omdat de wetgever heeft willen voorkomen dat, door een combinatie van m.e.r.-plicht op plan- en projectniveau dubbele monitoring- en evaluatieverplichtingen ontstaan, wordt de monitoring- en evaluatieplicht op grond van de wettelijke bepalingen gedeeltelijk verlegd naar m.e.r.-plichtige vervolgbesluiten, indien deze aan de orde zijn. Daarbij kan sprake zijn van een verlegging van de monitoring- en evaluatieplicht naar andere bevoegde gezagen. Zo is het denkbaar dat er m.e.r.- plichtige, milieu- en omgevingsvergunningen nodig zijn voor bedrijven die zich zullen vestigen op Maasvlakte 2, alsook Natuurbeschermingswetvergunningen. Vooralsnog is geen sprake van m.e.r.-plichtige vervolgbesluiten op Maasvlakte 2, voor de vestiging van de twee eerste containerterminals wordt geen m.e.r.-procedure doorlopen. De m.e.r.-plicht zou wel aan de orde kunnen zijn bij de vestiging van chemische industrie en planafwijkingen. Zolang niet duidelijk is of en wanneer nieuwe m.e.r.-plichtige besluiten voor het gebruik van Maasvlakte 2 blad 5 van 30
6 noodzakelijk zijn, wordt dit MEP/ Monitoringsplan Bestemmingsplan Maasvlakte 2 ongewijzigd voortgezet. De gevolgen van eventuele m.e.r.-plichtige vervolgbesluiten voor de verdere aanpak worden bekeken wanneer de situatie zich voordoet. 1.5 Scope Het MEP/Monitoringsplan evalueert niet de effecten van afzonderlijke bedrijven en vervangt daarmee niet de monitoringsverplichting die in het kader van de verschillende vergunningen geformuleerd zullen worden. De informatie die in het kader van de monitoringsverplichting op grond van deze vergunningen wordt verzameld, is wel input voor het voorliggende MEP/monitoringsplan Bestemming. Gegevens van (individuele) bedrijven over bijvoorbeeld modal split zullen in het MEP/MP-B geaggregeerd en geanonimiseerd worden gebruikt. 1.6 Relaties met andere monitoringprogramma s Maasvlakte 2 maakt onderdeel uit van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR). In dit project wil de Nederlandse overheid behalve versterking van de economische positie van de Rotterdamse haven (d.m.v. aanleg Maasvlakte 2) tegelijkertijd ook de kwaliteit van de leefomgeving in de regio Rijnmond verbeteren. In dat kader wordt 750 hectare nieuw natuur- en recreatiegebied aangelegd en wordt het programma Bestaand Rotterdams Gebied (BRG) uitgevoerd. In het kader van PMR en de onderliggende deelprojecten wordt een groot aantal MEP s en voortgangsrapportages (VGR) gemaakt (zie figuur 2). MEP Aanleg, MEP Bestemming, MEP Natuurcompensatie Voordelta en MEP Duinen geven het totaalbeeld van de effecten en compensaties van Maasvlakte 2. MEP Bestemming staat in dit rapport centraal. Figuur 2. Context van monitoring en evaluatie bestemming Maasvlakte 2 MEP s voor PMR MV 2: Landaanwinning en Natuurcompensatie Programma BRG 750 ha PKB PMR Convenant Visie en Vertrouwen MEP Aanleg MEP Natuurcompensatie Voordelta MEP Duinen MEP Bestemming VGR BRG VGR 750 ha evaluatie PKB IR & MEP+ IenM / RWS / EL&I IenM / RWS / EL&I IenM / RWS R DAM R DAM / IenM PZH / Albrandswaard IenM IenM / EL&I / PZH / SR / R DAM / HbR Naast de monitoringtrajecten in het kader van PMR, worden ook een Integrale Rapportage en een MEP+ gemaakt. Dit zijn rapportages die voortvloeien uit afspraken die gemaakt zijn in het kader van het Afsprakenkader Borging; Visie en Vertrouwen. De Integrale Rapportage wordt opgesteld op basis blad 6 van 30 MEP/Monitoringsplan MV 2
7 van data uit andere MEP s en VGR s door de DCMR. Het MEP+ wordt gemaakt op initiatief van het Havenbedrijf Rotterdam en valt niet onder verantwoordelijkheid van een bevoegd gezag. De effecten van het gebruik van Maasvlakte 2 op Natura2000-gebieden én de werking van de duincompensatie worden op grond van de UWO Landaanwinning gemonitord door het Rijk (MEP Duinen). De gegevens die in het kader van dit MEP Duinen worden verzameld vormen tevens input voor de evaluatie van de effecten van het gebruik Maasvlakte 2, in het kader van dit MEP-B. 1.7 Nulmeting en vervolgmetingen De effecten van het gebruik van MV2 treden op zijn vroegst op vanaf 2014, wanneer de eerste twee containerterminals in gebruik genomen worden. Voorafgaand aan het meten van (mogelijke) effecten van het gebruik van MV2 zal een volledige nulmeting plaatsvinden. In 2012 wordt gestart met pilot nulmeting over het jaar 2011, met name om de werking van het monitoringsplan te toetsen. Met het uitvoeren van een nulmeting vóórdat de bedrijven zich vestigen, wordt het mogelijk gemaakt om bij latere vervolgmetingen eventuele effecten van bedrijven op MV2 te onderscheiden van autonome en andere ontwikkelingen. Het MEP/Monitoringplan loopt in beginsel door totdat de hele Maasvlakte 2 in gebruik genomen is. Periodiek wordt het programma geëvalueerd op nut en noodzaak. Op het moment dat m.e.r.-plichtige vervolgbesluiten aan de orde zijn, zoals bij de herziening van het bestemmingsplan in 2018, zal getoetst worden of het meetprogramma nog steeds lean and mean is. 1.8 Leeswijzer Dit rapport is als volgt op gebouwd. Na deze inleiding volgt in hoofdstuk 2 een toelichting op de principes en uitgangspunten zoals gehanteerd bij de opstelling van dit MEP/Monitoringsplan Bestemming. In hoofdstuk 2 wordt ook toegelicht welke onderwerpen meegenomen worden bij de evaluatie. In hoofdstuk 3 worden deze thema s toegelicht aan de hand van de te beantwoorden evaluatievragen en de in hoofdstuk 2 beschreven systematiek. Hoofdstuk 4 bevat een voorstel voor de daadwerkelijke uitvoering van de monitoring (planning, organisatie, rapportagemomenten). De eerste 4 hoofdstukken van dit rapport vormen samen het MEP (Monitoring- en Evaluatieprogramma). De factsheets zoals opgenomen in de bijlage vormen samen het Monitoringsplan. blad 7 van 30
8 2 Afbakening en systematiek 2.1 Inleiding Maasvlakte 2 zal in de periode van 2014 tot 2033 tot ontwikkeling komen. De precieze ontwikkeling van Maasvlakte 2 en haar omgeving liggen nog niet vast en het bestemmingsplan maakt meerdere ontwikkelingsrichtingen mogelijk. De effecten van het gebruik van Maasvlakte 2 worden daarom in MEP-B gemonitord en geëvalueerd op planniveau. De (milieu)aspecten waar Maasvlakte 2 mogelijk effect op heeft (zoals geluid en luchtkwaliteit) worden voor een (groot) deel door andere ontwikkelingen binnen en buiten de regio bepaald. Eén van de opgaven van MEP/Monitoringsplan is dan ook de effecten van Maasvlakte 2 te onderscheiden van die van andere ontwikkelingen. Bij de uitwerking van dit MEP/Monitoringsplan is een meetstrategie ontwikkeld, die erop gericht is om gemeten veranderingen in doelparameters met een zo groot mogelijke nauwkeurigheid toe te kunnen rekenen aan oorzaken. Dit om zoveel als mogelijk te voorkomen dat eventueel waargenomen effecten aan verkeerde oorzaken worden toegerekend. De bij het onderhavige MEP/monitoringsplan behorende factsheets geven inzicht in de ingreepeffectrelaties, die van belang zijn voor het vaststellen van en inzicht verwerven in causale verbanden. Bij het onderbouwen van een mogelijk causaal verband speelt de verificatie van de uitgangspunten en aannames die in het MER Bestemming en het bestemmingsplan zijn gedaan een belangrijke rol. 2.2 Afbakening onderwerpen Het Raamwerk MEP Bestemming vormt de basis voor het onderhavige MEP/Monitoringsplan Bestemming en geeft de monitorings- en evaluatieonderwerpen weer. De onderwerpen die in dit MEP/monitoringsplan worden uitgewerkt, zijn: bereikbaarheid, luchtkwaliteit, geluidsbelasting, waterkwaliteit, externe veiligheid, verkeersveiligheid en een aantal verklarende parameters (ruimteverdeling, modal split, beladingsgraad en ruimteproductiviteit). Onderwerp Natuur In het Raamwerk was ook het onderwerp natuur (i.c. duinen) opgenomen. In het kader van MER Bestemming en de Passende Beoordeling waren namelijk significante effecten op de Natura2000- gebieden Voornes Duin en Solleveld & Kapittelduinen voorspeld, als gevolg van verhoging van de uitstoot van stikstof door (toekomstige) bedrijvigheid op Maasvlakte 2. Voor deze effecten zijn compensatieafspraken gemaakt. In het kader van deze duincompensatie is in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat het MEP Duinen opgesteld. In dit MEP/Monitoringsplan Bestemming zijn de evaluatievragen uit het MEP Duinen overgenomen. De wijze van gegevensverzameling is reeds uitgewerkt in het MEP Duinen (Plan van Aanpak Meetstrategie Duinen, 2009). Inmiddels zijn de inzichten echter gewijzigd. Mogelijk strekken de effecten zich uit over een groter gebied en betreft het andere vegetatietypen. Voor het meest kwetsbare vegetatietype in het effectgebied (meer specifiek: Voornes Duin) geldt dat compensatie gezien de specifieke landschapsecologische context geen reële optie is; beheermaatregelen ter vergroting en verbetering van de kwaliteit van het vegetatietype zijn dat wel. Deze maatregelen zullen in het kader van het Beheerplan Voornes Duin worden getroffen. Voor de evaluatie van de mogelijke effecten van MV2 zal daarom ook gebruik gemaakt worden van de monitoring in het kader van de beheerplannen voor deze gebieden. Overige wijzigingen ten opzichte van het Raamwerk Daarnaast is in het Raamwerk een aantal thema s opgenomen die niet in dit MEP/Monitoringsplan Bestemming zijn uitgewerkt. Het gaat om recreatie, laagfrequent geluid, co-siting & clustering, duurzaamheid, faunaslachtoffers en trekroutes. De redenen om deze onderwerpen niet uit te werken zijn dat er over de onderwerpen reeds in andere kaders (zie figuur 2) wordt gerapporteerd (recreatie, co-siting), dat de onderwerpen zich niet lenen voor reguliere monitoring (laag frequent geluid blad 8 van 30 MEP/Monitoringsplan MV 2
9 analyse pas zinvol bij optreden klachten) of dat het voor de onderwerpen pas relevant wordt om de monitoring uit te werken op het moment dat er vervolgbesluiten genomen zijn (faunaslachtoffers in relatie tot windmolens). 2.3 Systematiek monitoring en evaluatie Belangrijk is om onderscheid te maken tussen monitoring en evaluatie. Monitoring behelst het verzamelen en bewerken van gegevens en vindt in principe jaarlijks plaats. Monitoringgegevens worden opgenomen in een datarapport. Een dergelijk rapport bevat een overzicht van de verzamelde data en conclusies op hoofdlijnen en is voor intern gebruik. Onder evaluatie wordt verstaan de verdiepende analyse waarbij de trends en ontwikkelingen in de monitoringresultaten beschouwd worden. De vraag naar de bijdrage van Maasvlakte 2 staat hierin centraal. Een dergelijke evaluatie vindt eens in de vijf jaar plaats, en het resultaat wordt vastgelegd in een evaluatierapport dat wordt vastgesteld door het bevoegd gezag. Het evaluatierapport vormt de basis voor eventuele bijstelling van maatregelen. Bij de evaluatie gaat het erom te bepalen of de milieueffecten die veroorzaakt worden door het gebruik van Maasvlakte 2 binnen de in het MER Bestemming voorspelde bandbreedte van gevolgen en effecten blijven. Daarbij worden twee sporen gevolgd: - Spoor 1: Monitoringsspoor Maasvlakte 2: We monitoren de ontwikkelingen van de belangrijkste milieudrukverklarende parameters en toetsen of deze binnen de uitgangspunten en aannames uit het MER Bestemming blijven. Belangrijke parameters in dat kader zijn de daadwerkelijke activiteiten op Maasvlakte 2 en de daarmee samenhangende verkeersintensiteiten. - Spoor 2: Monitoringsspoor Regionale milieukwaliteit: We monitoren de ontwikkelingen in de kwaliteit van de omgeving, in relatie tot de in het MER voorspelde ontwikkelingen en de daarin gesignaleerde knelpunten. Bij deze monitoring horen ook verklaringen voor deze ontwikkelingen. De monitoring zoals beschreven in dit MEP/Monitoringsplan richt zich vooral op het eerste spoor: de bepaling of de bijdrage van Maasvlakte 2 past binnen de verwachting in het MER Bestemming. Voor het tweede spoor geldt dat het in de meeste gevallen gaat om monitoringsgegevens die al in diverse rapportages beschikbaar zijn. Voor het tweede spoor worden derhalve geen nieuwe metingen verricht, maar wordt aangesloten bij bestaande metingen. In het nu voorliggende monitoringsplan (i.c. de factsheets) is vermeld waar die gegevens te vinden zijn en hoe deze worden verkregen. Deze aanpak is in de hiernavolgende figuur schematisch weergegeven. blad 9 van 30
10 Figuur 3. Systematiek monitoring en evaluatie Maasvlakte 2 Spoor 1 Monitoringsspoor Maasvlakte 2 - activiteitsgegevens - milieueffecten Spoor 2 Monitoringsspoor Regionale Milieukwaliteit Evaluatie Bestemmingsplan / MER Maasvlakte 2 A. Milieueffect Maasvlakte 2 Milieueffect MER-B geen maatregelen nodig B. Milieueffect Maasvlakte 2 > Milieueffect MER-B afhankelijk van ontwikkeling regionale milieukwaliteit nadere analyse en (mogelijk) maatregelen nodig. Als uit de monitoringsgegevens uit het eerste spoor blijkt dat de bijdrage van Maasvlakte 2 groter is dan in het MER aangenomen (bijvoorbeeld Maasvlakte 2 genereert meer verkeer dan voorspeld), dan volgt een verdiepingsslag. Deze verdieping heeft een breed karakter, omdat knelpunten vrijwel nooit alleen door Maasvlakte 2 worden veroorzaakt. Afhankelijk van geconstateerde knelpunten kunnen aanvullende maatregelen nodig zijn. Indien het milieueffect van Maasvlakte 2 kleiner is dan in het MER voorspeld, maar er treden wel knelpunten in de regionale omgevingskwaliteit op, zal er wel een verdiepingsslag plaats moeten vinden, maar niet primair in het kader van dit MEP. Ook deze analyse van knelpunten zal een breed karakter moeten hebben Een dergelijke analyse zal daarom ook al in andere kaders geagendeerd zijn. De stapsgewijze verdiepingsslagen zijn, voor zo ver dat mogelijk is, vermeld in de zogenaamde factsheets die horen bij de specifieke onderwerpen. In onderstaand voorbeeld, waarbij ingegaan wordt op de monitoring van de effecten van het vrachtverkeer op de luchtkwaliteit, wordt een en ander geïllustreerd: Spoor 1: Monitoringsspoor Maasvlakte 2 2 In dit monitoringsspoor wordt de intensiteit van het vrachtverkeer van en naar de Maasvlakte bepaald. Dit gebeurt op basis van tellussen in het wegdek. Tevens wordt de samenstelling van het vrachtverkeer bepaald, onderverdeeld naar de verschillende Euroklassen. Dit gebeurt op basis van een steekproefsgewijze telling. Uit de literatuur worden de emissiefactor voor de Euroklassen ontleend. Hieruit is de specifieke emissie te berekenen van het MV2 vrachtverkeer, uitgedrukt in gram emissie per kilometer afgelegde weg. Ook uit de gegevens van het MER en de actualisatieonderzoeken Lucht is deze specifieke emissie af te leiden. 2 N.B. voor het onderdeel luchtkwaliteit zijn specifieke maatregelen opgenomen om het effect van Maasvlakte 2 in knelpuntgebieden weg te nemen. In dit voorbeeld is dit niet verder uitgewerkt, maar komt in het MEP/MP verder wel aan de orde. blad 10 van 30 MEP/Monitoringsplan MV 2
11 Spoor 2: Monitoringsspoor Regionale milieukwaliteit In dit monitoringsspoor wordt de regionale luchtkwaliteit gemonitord. Dit is een reguliere activiteit waarover jaarlijks wordt gerapporteerd op grond van de Wet milieubeheer (hoofdstuk luchtkwaliteitseisen) en het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL). Uit deze monitoring volgen de ontwikkelingen van de regionale luchtkwaliteit en de eventuele knelpunten (overschrijdingen) ten aanzien van de grenswaarden. Ontwikkelingen die ten grondslag liggen aan deze knelpunten zullen in deze monitoring worden meegenomen. Evaluatie Bij de evaluatie worden de gegevens van de monitoring vergeleken met de gegevens uit het MER en de bij het bestemmingsplan behorende luchtonderzoeken. Als uit die vergelijking komt dat de specifieke emissie van het vrachtverkeer lager is dan de specifieke emissie uit het MER kan worden geconcludeerd dat de bijdrage van Maasvlakte 2 minder is dan verwacht in het MER. Er zijn dan geen aanvullende maatregelen nodig. Indien de specifieke emissie echter groter is dan kan dit aanleiding zijn tot een grotere bijdrage aan de luchtkwaliteit. Er zal onderzocht moeten worden hoe het Maasvlakte 2-verkeer bijdraagt aan de lokale luchtkwaliteit. Of er aanvullende maatregelen nodig zijn hangt verder vooral af of er knelpunten zijn in de regionale luchtkwaliteit en de relatieve bijdrage van het Maasvlakte 2-verkeer. Overigens zal er in het geval van het optreden van knelpunten ook los van dit MEP/MP voor Maasvlakte 2 onderzocht worden hoe deze knelpunten kunnen worden weggenomen, bijvoorbeeld in het kader van het NSL en de Overeenkomst Luchtkwaliteit. Daarbij speelt niet alleen de bijdrage van Maasvlakte 2 een rol maar ook de bijdrage van andere bronnen. Figuur 4. Illustratie aanpak monitoring en evaluatie Spoor 1 Monitoringsspoor Maasvlakte 2 - Intensiteit vrachtverkeer MV (tellingen; I) - Emissiefactor vrachtverkeer (Literatuur; Ef) - Indicator: specifieke emissie = I*Ef (g per km) Spoor 2 Monitoringsspoor Regionale Milieukwaliteit - Monitoring luchtkwaliteit (NO 2 en PM 10) - Analyse van knelpunten Evaluatie Bestemmingsplan / MER Maasvlakte 2: Vergelijk gemonitorde specifieke emissie (x g/km) met de specifieke emissie MER-B/actualisatierapport lucht (y g/km) A. Als x y: Geen analyse of maatregelen nodig. B. Als x > y en er zijn nog knelpunten in de luchtkwaliteit: Nadere analyse (bijvoorbeeld modelberekening met RVMK en modellering luchtkwaliteit. Aanbeveling voor het vervolg, waaronder mogelijk maatregelen. blad 11 van 30
12 Bij de evaluatie is het belangrijk om vast te stellen: in hoeverre de activiteiten en de daarmee samenhangende effecten (lees milieubijdragen ) afwijken van de in het MER Bestemming aangenomen en voorspelde ontwikkeling van activiteiten en effecten en in hoeverre er knelpunten of effecten (lees gevolgen voor mens en natuur ) zijn of ontstaan in de regio In hoeverre er een causaal (oorzaak-gevolg) verband is tussen het gebruik van Maasvlakte 2 en het optredende knelpunt of effect (gevolg voor mens en natuur) is niet altijd makkelijk te bepalen. Immers, gelijktijdig met Maasvlakte 2 vinden binnen én buiten het beïnvloedingsgebied van Maasvlakte 2 ook andere ontwikkelingen plaats met effecten (milieubijdragen) in hetzelfde gebied. Wel kan op basis van de monitoring worden bepaald wat de bijdrage van Maasvlakte 2 aan het optredende knelpunt is. 2.4 Overige uitgangspunten Deze paragraaf beschrijft de overige uitgangspunten die gehanteerd zullen worden bij de monitoring en evaluatie van de effecten van het gebruik van Maasvlakte 2. Het MEP/Monitoringsplan sluit wat betreft parameters zoveel mogelijk aan op de in het MER gehanteerde parameters. Daarmee wordt een eenduidige vergelijking tussen voorspelde en optredende effecten mogelijk. Ter illustratie: het onderwerp 'bereikbaarheid wordt geëvalueerd met behulp van de parameter I/C-verhouding (intensiteit / capaciteit) zoals in het MER gebruikt voor de voorspelling van knelpunten. Het gebied waarbinnen de effecten gemonitord en geëvalueerd worden is gelijk aan het studiegebied van het betreffende onderwerp in de MER Bestemming, waarin de effecten voorspeld zijn. Bij de uitvoering van de monitoring wordt zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van reeds bestaande meet- en registratiesystemen (zie 2.6 Informatiebronnen en beschikbaarheid ). Bij het modelleren cq meten van parameters zal gebruik gemaakt worden van actuele rekenmodellen, meetwijzen en emissiefactoren. Dit om er voor te zorgen dat de resultaten een actuele geldigheid hebben. Bovendien is het vaak praktisch niet mogelijk met oude modellen te rekenen. Dit impliceert wel dat een geconstateerd verschil mede het gevolg kan zijn van een modelherziening of een geactualiseerde emissiefactor. Dit wordt meegenomen bij de analyse. 2.5 Evaluatie- en rapportagemomenten In beginsel wordt eenmaal per vijf jaar een evaluatierapportage opgesteld. Conform het Raamwerk MEP zijn de evaluatiemomenten gekoppeld aan de besluiten rond het bestemmingsplan. De evaluatiemomenten zijn waar mogelijk gelijkgeschakeld met de andere monitorings- en evaluatieprogramma s die in het kader van PMR worden uitgevoerd (zie 1.6). De nulmeting MEP-B wordt opgeleverd in 2014, tegelijk met de eerste evaluatie-rapporten MEP-Aanleg en MEP-Duinen. De evaluatierapportages zijn gebaseerd op monitoringdata die jaarlijks verzameld worden. Deze (jaarlijkse) monitoringactiviteiten worden jaarlijks voor eigen gebruik door het bevoegd gezag vastgelegd in een datarapport (zie verder 4.2). Het meetprogramma zelf zal ook periodiek geëvalueerd worden: zijn alle metingen nog nodig, en zo ja, zijn ze toereikend? Een eerste herijking van het meetprogramma is voorzien in 2017, gekoppeld aan de eerste herziening van het bestemmingsplan Maasvlakte 2 in Opzet Monitoringsplan (MP-B) Het Monitoringsplan wordt gevormd door de factsheets. De factsheets beschrijven in detail welke metingen wanneer en door wie verricht moeten worden, teneinde de evaluatievragen te kunnen beantwoorden. De factsheets zijn volgens een bepaalde standaard opgebouwd: blad 12 van 30 MEP/Monitoringsplan MV 2
13 Onderwerp, Thema, Subthema en Laatste wijziging (Administratieve) duiding van de betreffende factsheet. Inleiding Een toelichting op de relevantie van het in het factsheet behandelde onderwerp, de overall aanpak (waaronder de twee sporen-aanpak toegepast op het betreffende onderwerp), de inhoud van de factsheet en de onderwerpen die een relatie hebben met het betreffende onderwerp. Evaluatievragen De evaluatievragen vormen de kern van het MEP (zie hoofdstuk 3). De evaluatievragen zijn de vragen over eventueel optredende effecten van het gebruik van Maasvlakte 2 op de omgeving die het bevoegd gezag straks moet kunnen beantwoorden. De antwoorden op de evaluatievragen kunnen leiden tot het al dan niet formuleren dan wel aanpassen van mitigerende en compenserende maatregelen. Monitoringsvragen Voor een aantal onderwerpen is er geen formele toetsvraag geformuleerd. Over deze onderwerpen wordt informatie verzameld die gebruikt wordt bij de analyse van de milieu-effecten van Maasvlakte 2. Deze informatie wordt bij de analyse van verschillende onderwerpen gebruikt. In de factsheets zijn deze aspecten daarom gebundeld onder de noemer verklarende parameters. Onderliggende vragen De evaluatievragen zijn waar nodig opgesplitst in een aantal onderliggende vragen. De onderliggende vragen moeten beantwoord worden om een antwoord op de evaluatievraag te kunnen geven. Bij de onderliggende vragen is het onderscheid tussen de twee hierboven beschreven sporen van belang (zie 2.3). Informatie uit het MER Onder deze kop is voor elk onderwerp een korte samenvatting gegeven van de hoofdconclusies uit het MER, de gevolgde benaderingswijze en de gehanteerde uitgangspunten en parameters. Beoordelingskader De informatie uit het MER vormt tevens het toetskader aan de hand waarvan de met behulp van de monitoring vastgestelde ontwikkelingen worden beoordeeld. Afbakening onderzoeksgebied Betreft de afbakening van het gebied waarop de monitoring zich richt. Nulmeting Onder de kop nulmeting wordt beschreven of en hoe een eventuele nulmeting voor het betreffende onderwerp gedaan gaat worden. Meetstrategie (wat is er nodig?) In beeld is gebracht welke informatie cq. gegevens nodig zijn om de onderliggende vragen te kunnen beantwoorden. Hieronder wordt ook ingegaan op de wijze waarop de informatie vergaard kan worden. Aspecten die hierbij aan de orde komen zijn o.a. of er gemeten gaat worden of gerekend met behulp van modellen, welke bronnen als input gebruikt worden en hoeveel meetpunten nodig zijn. Informatiebronnen en beschikbaarheid (wat is er al?) Er wordt zoveel mogelijk aangesloten op bestaande meetprogramma s en rapportagestromen, om zo min mogelijk extra metingen op te hoeven tuigen. Wat ontbreekt nog? Uit de vergelijking tussen wat er al is en wat er nodig is volgt het overzicht van de nog ontbrekende meetinspanning. Meetperiode en frequentie blad 13 van 30
14 Informatie over meetperiode en meetfrequenties. Gegevensbeheerder Organisatie van de verantwoordelijke gegevensbeheerder. blad 14 van 30 MEP/Monitoringsplan MV 2
15 3 Uitwerking monitoringsthema s In dit hoofdstuk worden de verschillende te monitoren thema s en onderwerpen toegelicht. De beschrijving volgt de volgorde en opzet van de factsheets (zie bijlage I). Bij de bepaling wat en hoe gemonitord zal worden, staan de te beantwoorden evaluatievragen centraal. 3.1 Ontwikkelingen op Maasvlakte 2 - Verklarende parameters Inleiding De werkelijke ontwikkeling van het gebruik van Maasvlakte 2 is een belangrijke monitoringsparameter om optredende effecten te kunnen verklaren. In het Bestemmingsplan en MER is er van uitgegaan dat de te vestigen bedrijfssectoren zullen bestaan uit chemie, container en distributie. In paragraaf is dit verder uitgewerkt. Voor effecten op de achterlandverbindingen is vooral de ontwikkeling van de container- en distributiesector van belang. In het MER is voor de containersector voor een aantal effectbepalende parameters een verwachte ontwikkeling gehanteerd. Monitoring van deze gegevens is eveneens van belang om optredende effecten te kunnen verklaren ( toets op aannames MER ). Het gaat daarbij om de ontwikkeling van: Ruimteproductiviteit; Modal Split; Beladingsgraad. In paragraaf 3.1.3, en is de monitoring van deze gegevens verder uitgewerkt Ontwikkeling gebruik Maasvlakte 2 en verdeling over de sectoren (zie factsheet 1.1) Voor de monitoring van de effecten van Maasvlakte 2 is het van belang de ontwikkeling van het gebruik van Maasvlakte 2 te monitoren. De hier uit volgende gegevens dienen tevens als verklarende parameters voor de optredende milieueffecten. Monitoringsvragen die centraal staan zijn: Wat is het oppervlak wat op Maasvlakte 2 in gebruik is? Welke bedrijfssectoren nemen dit oppervlak in gebruik? De monitoringsgegevens worden vergeleken met de verwachte ontwikkeling zoals opgenomen in het Bestemmingsplan Maasvlakte 2 en het MER-B. Eventueel optredende milieueffecten worden geanalyseerd in het licht van de gerealiseerde vulling van Maasvlakte Ruimteproductiviteit containersector (zie factsheet 1.2) De ruimteproductiviteit geeft een indicatie van de efficiëntie waarmee de terreinen op Maasvlakte 2 worden gebruikt. In het bestemmingsplan is in de toelichting het onderwerp ruimteproductiviteit opgenomen als één van de aspecten op grond waarvan duurzaamheid zal worden bevorderd. Het begrip ruimteproductiviteit van een containerterminal wordt gedefinieerd als de kadedoorzet (aantal containers uitgedrukt in TEU) per jaar gedeeld door het totale oppervlak van het terrein van de container terminal. Ruimteproductiviteit wordt uitgedrukt in TEU per ha per jaar. Gebaseerd op beschikbare gegevens over de gemiddelde ruimteproductiviteit van Europese containerterminals en op schattingen over de groei hiervan, is in het MER aangenomen dat vanaf 2020 een maximale ruimteproductiviteit kan worden behaald op Maasvlakte 2 van gemiddeld TEU per ha per jaar. In de praktijk zal een containerterminal bij een bezettingsgraad van 85% op zijn volle capaciteit draaien. In het kader van de monitoring gaat het om de ruimteproductiviteit van de containerterminals op Maasvlakte 2. De eerste terreinen van containerbedrijven zullen naar verwachting in 2014 in gebruik blad 15 van 30
16 genomen worden. Er zullen gegevens worden verzameld over de jaarlijkse kadedoorzet in TEU en totaal haventerrein van containeroverslagbedrijven op Maasvlakte 2 (factsheet 1.1). De containerterminals zullen in gevolge de vergunning jaarlijks informatie leveren over de jaarlijkse kadedoorzet. Deze wordt geanonimiseerd verwerkt in de rapportages Modal Split containersector (zie factsheet 1.3) De modal split is gedefinieerd als de verdeling van het vervoer van containers per spoor, over de weg en via de binnenvaart. De modal split in combinatie met de doorzet naar het achterland resulteert in intensiteiten voor spoor-, weg- en binnenvaartverkeer. Informatie over de modal split geeft een nadere verklaring als de verkeersintensiteit op aanvoerende wegen anders is dan voorspeld. De informatie wordt tevens gebruikt bij de duiding van gemeten of anderszins gesignaleerde milieueffecten die gerelateerd zijn aan Maasvlakte 2 vervoerstromen. De modal split voor 2020 is in het MER bepaald door de trend van de modal shift (=verandering in modal split) tussen 1995 en 2003 naar de toekomst door te trekken en door het effect van ontwikkelingen in spoor- en binnenvaarttransport op de modal split in te schatten. De ontwikkeling van de modal split tussen 2003 en 2020 is doorgetrokken naar het jaar Voor het jaar 2033 is gewerkt met een bandbreedte die ruimer is dan de bandbreedte die voor 2020 gehanteerd is. Het aandeel wegvervoer daalt naar verwachting van 45% (2015), naar 42% (2020) tot 35% (2033). In de contracten van container terminals op Maasvlakte 2 is een maximum aandeel van 35% wegvervoer in 2033 opgenomen. Het gaat bij de monitoring om de modal split van containervervoer van de huidige Maasvlakte en Maasvlakte 2 naar het achterland en vice versa. Het verkeer van Maasvlakte 1 en 2 is moeilijk te scheiden en bovendien zijn in het MER Bestemming, Maasvlakte 1 en Maasvlakte 2 als één gebied beschouwd waar de lading naartoe gaat. Alleen het verkeer naar het achterland is van belang. De modal split van het achterlandtransport zal worden gemonitord, uitgedrukt in de verdeling van transportvolumes in TEU over de vervoersmodaliteiten (weg, spoor en binnenvaart) Beladingsgraad containersector (zie factsheet 1.4) De beladingsgraad van vrachtwagens, als indicator voor de efficiency van deze vorm van achterlandtransport, bepaalt mede de omvang van de vrachtverkeersstromen. Naarmate de beladingsgraad toeneemt zal de intensiteit van verkeer afnemen. Beladingsgraad (of call size) wordt in dit verband gedefinieerd als het gemiddelde aantal TEU (Twenty foot Equivalent Unit) dat een vrachtwagen per bezoek aan de Maasvlakte laadt en lost. In het MER is verwacht dat door schaalvergroting efficiënter gebruik gemaakt kan worden van de verschillende achterlandmodaliteiten, wat naar verwachting zal leiden tot een hogere beladingsgraad van vrachtwagens. De beladingsgraad van vrachtwagens verloopt naar verwachting van 2,3 in 2003 naar 2,8 TEU per bezoek (heen en terug) in Het gaat bij de monitoring om de beladingsgraad van vrachtwagens voor containertransport van en naar de Maasvlakte (1 en 2). Periodiek zal het gemiddelde aantal TEU worden gemeten dat een vrachtwagen van en naar de Maasvlakte vervoert. Er zal niet worden gemonitord of de container vol of leeg is, omdat dit voor de gehanteerde definitie van de beladingsgraad niet relevant is. De metingen of tellingen (passerende TEU s en containertrucks) zullen plaatsvinden op en strategische locatie op de route van en naar de Maasvlakte te weten het Stenen Baakplein. Er is geen onderscheid nodig voor de huidige Maasvlakte en Maasvlakte 2, omdat in het MER Bestemming Maasvlakte 1 en Maasvlakte 2 als één gebied zijn beschouwd waar de lading naartoe gaat. Alleen het verkeer naar het achterland is van belang. blad 16 van 30 MEP/Monitoringsplan MV 2
17 3.2 Bereikbaarheid Inleiding De bereikbaarheid is, net als bij de verkeersveiligheid, verdeeld in drie factsheets: één voor iedere transportroute (weg, spoorweg en water). De belangrijkste gezamenlijke aspecten en overwegingen worden in deze inleiding besproken. Voor alle onderdelen zijn de centrale evaluatievragen: Is de bijdrage als gevolg van het gebruik van Maasvlakte 2 groter of kleiner dan verwacht in het MER Bestemming en hoe ontwikkelt de doorstroming zich in het achterland? Het eerste onderdeel van de onderzoeksvraag, de bijdrage aan de vervoersstromen als gevolg van het gebruik van de Maasvlakte 2, is niet alleen van belang voor de bepaling van de ontwikkeling van de bereikbaarheid maar is tevens input voor berekeningen ten aanzien van met name de lucht- en geluidkwaliteit. Bij de berekeningen zoals deze voor het MER zijn uitgevoerd is uitgegaan van de variant waarin de maximale vervoersintensiteit wordt bereikt, namelijk het zogenaamde containermaxscenario. Omdat verkeer van Maasvlakte 2 niet of nauwelijks te onderscheiden binnen de verkeersstroom die van Maasvlakte 1 en 2 samen afkomt is het van belang de ontwikkeling van het verkeer ook te monitoren voorafgaand aan de ingebruikname van Maasvlakte 2 door middel van de nulmeting (zie hiervoor paragraaf 4.4). Doorstromingsknelpunten worden door vele factoren bepaald naast de algemene ontwikkelingen in vervoersstromen, zoals ruimtelijke vulling van het gebied (Maasvlakte 2, grote woning- en kantorennieuwbouwlocaties, e.d.), maar ook door demografische, technologische en infrastructurele ontwikkelingen. Het criterium voor de doorstroming is de I/C-verhouding (verhouding tussen intensiteit en capaciteit). In het MER worden per modaliteit steeds drie klassen in de I/C verhouding gehanteerd die aangeven of er knelpunten te verwachten zijn. Het onderzoeksgebied is voor alle modaliteiten gelijk gehouden aan het gebied dat is onderzocht voor het opstellen van het MER Bestemming Monitoringsspoor Maasvlakte 2 Doorstroming wegverkeer (zie factsheet 2.1) Het aantal personenauto s en vrachtwagens dat van/naar Maasvlakte 2 rijdt op een gemiddelde werkdag is in het MER voorspeld. Om de verkeersproductie van Maasvlakte 2 hieraan te toetsen dient een onderverdeling Maasvlakte 1/Maasvlakte 2 gemaakt te worden van het verkeer op het Stenen Baakplein. Dit is naar verwachting te bepalen op basis van de doorzet in TEU/ton van bedrijven. Doorstroming spoorwegverkeer (zie factsheet 2.2) In het MER is voor diverse peiljaren een verwachting gegeven van het aantal treinen dat op een gemiddelde werkdag de Maasvlakte 2 bezoekt. Het daadwerkelijk aantal bezoeken moet via een opgave van de terminals verkregen worden. Om de verkeersproductie van MV2 te bepalen dient een onderverdeling MV1/MV2 gemaakt te worden van het verkeer op één telpunt. Dit is, analoog aan de aanpak bij het wegverkeer, naar verwachting mogelijk op basis van de doorzet in TEU/ton van bedrijven. Het telpunt ligt tevens bij het Stenen Baakplein. Doorstroming op vaarwegen (zie factsheet 2.3) In het MER is voor 2020 en 2033 een verwachting gegeven van het aantal binnenvaartschepen dat op een gemiddelde werkdag de Maasvlakte 2 bezoekt, namelijk 68 respectievelijk 118. Het daadwerkelijk aantal bezoeken moet via een opgave van de terminals verkregen worden. blad 17 van 30
18 3.2.3 Monitoringsspoor Regionale doorstroming Doorstroming wegverkeer (zie factsheet 2.1) De afhankelijkheid van de vele factoren bij het ontstaan van een doorstromingsknelpunt maakt het direct koppelen aan Maasvlakte 2 niet mogelijk. De benodigde informatie voor de berekening en controle van de I/C-verhouding kan voor de intensiteiten worden verkregen uit Roportis (havenwegen), tellingen Provincie Zuid-Holland (voor de provinciale wegen), NDW (N57) en RWS (hoofdwegennet). De capaciteit van de wegvakken is reeds bepaald in het MER of kan, bij veranderingen, gebaseerd worden op de RVMK (Regionale Verkeers- en MilieuKaart). De controle van de berekende verhouding doorstromingsknelpunten met de daadwerkelijk optredende files wordt gebaseerd op o.a. het fileoverzicht Rijkswegen van Rijkswaterstaat. Overigens is er ook zonder de ontwikkeling van de Maasvlakte 2 sprake van filevorming op de wegen in het onderzoeksgebied. Doorstroming spoorwegverkeer (zie factsheet 2.2) Zowel de intensiteit als de capaciteit die nodig zijn voor de berekening van de I/C-verhouding kunnen verkregen worden van Keyrail. Doorstroming op vaarwegen (zie factsheet 2.3) Voor de bepaling van de I/C-verhouding op de Nieuwe Waterweg, de Nieuwe Maas en het Calandkanaal kan de capaciteit gebaseerd worden op de waarden zoals deze gebruik zijn. De intensiteit kan verkregen worden via bij voorkeur het AIS-systeem (vanaf 2012 of 2013 verplicht voor binnenvaartschepen die Rotterdamse haven aandoen) of anders via radartracks, waarbij echter alle scheepvaart wordt meegenomen. 3.3 Luchtkwaliteit Inleiding De activiteiten op Maasvlakte 2 en de met Maasvlakte 2 samenhangende transportstromen veroorzaken emissies naar de lucht en beïnvloeden daarmee de lokale luchtkwaliteit. Tevens komt een deel van de emissie als depositie terecht op de bodem. Uit het MER Bestemming is gebleken dat NO 2 (stikstofdioxide) en PM 10 (fijn stof) de bepalende stoffen zijn. Voor de overige stoffen blijkt dat (vrijwel) nergens de grenswaarden worden overschreden en dat de bijdrage van Maasvlakte 2 aan deze stoffen beperkt is. De monitoring richt zich dan ook op deze stoffen. Ten aanzien van fijn stof wordt met het oog op de ontwikkeling van de regelgeving naast PM 10 ook PM 2,5 meegenomen. Het onderzoeksgebied is gelijk gehouden aan het studiegebied van het MER Bestemming. Daarnaast is depositie van voornamelijk stikstofverbindingen van invloed op de natuurgebieden Voornes Duin en Solleveld & Kapittelduinen. Bij de monitoring wordt aansluiting gezocht bij het onderzoeksprogramma MEP Duinen. In dit MEP-B wordt de depositie als gevolg van de activiteiten van Maasvlakte 2 bepaald. Dit is uitgewerkt bij het onderwerp Natuur ( 3.8), in paragraaf De evaluatievraag voor het thema luchtkwaliteit luidt: Hoe ontwikkelt de luchtkwaliteit zich, als gevolg van het gebruik van Maasvlakte 2 en transportbewegingen van en naar Maasvlakte 2? De monitoring is conform de systematiek uit paragraaf 2.3 uitgewerkt langs twee sporen. Ook worden in de monitoring de maatregelen die naar aanleiding van de Overeenkomst Luchtkwaliteit worden genomen meegenomen. Vanwege het belang van dit onderwerp is het spoor regionale luchtkwaliteit uitgewerkt in een apart factsheet (3.1.6 luchtkwaliteit algemeen). In deze factsheet is tevens de beschrijving opgenomen van de nader uit te voeren analyse wanneer het milieueffect van Maasvlakte 2 groter is dan het voorspelde effect (zie ook figuur 3). blad 18 van 30 MEP/Monitoringsplan MV 2
19 3.3.2 Monitoringsspoor Maasvlakte 2 In dit monitoringsspoor worden de activiteiten en emissies van de activiteiten op Maasvlakte 2 en daarmee samenhangend transport gemonitord. Bij de monitoring worden de daarvoor benodigde aanvullende gegevens (bronkarakteristieken genaamd) meegenomen. Emissies vaste bronnen (zie factsheet 3.1.1) Emissies vanuit bedrijven op Maasvlakte 2 zullen vooral bepaald worden door de emissies vanuit de chemische sector. Deze industrie kenmerkt zich door een relatief hoog energieverbruik, waardoor de daaraan gerelateerde NO x - en PM 10 - emissies ook relatief hoog zijn. Voor de container- en distributiesector worden de emissies binnen de inrichtingen vooral bepaald door emissies van voertuigen en werktuigen op het terrein van de inrichting. Bepaalde bedrijven zijn verplicht hun emissies te melden in hun milieujaarverslag (chemie, raffinaderijen). De gegevens van deze bedrijven worden uit deze milieujaarverslagen overgenomen. Dit dekt het grootste deel van de emissies van de zogenaamde vaste bronnen. Bij de container- en distributiebedrijven is in vergunningvoorschriften vastgelegd dat deze bedrijven verplicht zijn de emissies of het brandstofverbruik op te geven. Op basis van deze gegevens kan een schatting worden gemaakt van de emissies van deze bedrijven. Ten aanzien van de bedrijven die niet onder de vergunningplicht vallen wordt de emissie geraamd op basis van methodieken van de landelijke Emissieregistratie. Emissies wegverkeer (zie factsheet 3.1.2) De emissies van het wegverkeer zijn in het MER Bestemming bepaald op basis van verwachte voertuigintensiteiten, afgelegde kilometers en emissiefactoren (g/km/voertuig). De verkeersintensiteiten zijn gemodelleerd met de Regionale Verkeersmilieukaart (RVMK). Voor wat betreft de emissiefactoren is in het MER aangesloten bij de emissiefactoren zoals die in Nederland worden gehanteerd. De monitoring richt zich primair op de verkeersintensiteiten en typen voertuigen die door de Maasvlakte worden gegenereerd. Samen met de landelijke emissiefactoren voor de verschillende typen voertuigen en de verspreiding van het verkeer zoals weergegeven door de RVMK kan het effect van Maasvlakte 2 worden berekend. Emissies scheepvaartverkeer (zie factsheet 3.1.3) De emissies van het scheepvaartverkeer zijn, net als bij het wegverkeer, in het MER Bestemming bepaald op basis van verwachte vervoersintensiteiten, afgelegde kilometers en emissiefactoren (g/km/vaartuig). Voor zowel de binnenvaart als de zeevaart geldt dat de monitoring zich primair richt op de intensiteit en typering (scheepsgrootte, type schip, vaarmodus e.d.) van de zeevaart- en binnenvaartbewegingen. Deze gegevens worden gekoppeld aan de landelijke gegevens over brandstofverbruik en emissiefactoren voor de verschillende typen vaartuigen. Bij de monitoring wordt aangesloten bij het EMS-protocol (Emissieregistratie en Monitoring Scheepvaart) en de landelijke monitoring van zeevaartemissies EMS op basis van AIS-gegevens (intensiteiten). Emissies spoorwegverkeer (zie factsheet 3.1.4) De emissie van het spoorwegverkeer wordt op een vergelijkbare wijze als bij het scheepvaartverkeer en het wegverkeer bepaald. Ten aanzien van de emissiefactoren van de treinen is het van belang ook inzicht te hebben in het aandeel dieseltreinen. Voor het spoorwegverkeer is namelijk in het MER er vanuit gegaan dat de Havenspoorlijn en Betuwelijn (ondanks de gehele elektrificatie) deels gebruikt zullen worden door dieseltreinen. Bij de doorrekening is het noodzakelijk deze aannames te toetsen. blad 19 van 30
20 3.3.3 Monitoringsspoor Regionale luchtkwaliteit (zie factsheet 3.1.6) De ontwikkeling van de regionale luchtkwaliteit voor de genoemde stoffen wordt gemonitord met behulp van bestaande meet- en monitoringprogramma s. Jaarlijks wordt in het kader van Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) een monitoringsrapportage opgesteld. Hierin wordt met behulp van de monitoringstool voor alle relevante wegvakken berekend of er overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen voor NO 2 en fijn stof optreden. Deze rapportage komt jaarlijks beschikbaar. Daarnaast beschikken de DCMR en het RIVM over een luchtkwaliteitsmeetnet dat een zeer goed overzicht geeft van de luchtkwaliteit in het onderzoeksgebied. Ook deze informatie komt jaarlijks beschikbaar. Deze bestaande programma s worden gebruikt om in beeld te brengen of en waar er knelpunten luchtkwaliteit in de regio optreden. Indien deze knelpunten optreden volgt zo nodig een nadere analyse (verdiepingsslag) om te bepalen of de bijdrage van Maasvlakte 2 aan deze knelpunten binnen de MER-voorspellingen blijft. De wijze waarop deze analyse wordt uitgevoerd is identiek aan de in het MER gehanteerde werkwijze, deze is samengevat in het factsheet OVL-maatregelen (zie factsheet 3.1.5) Bij de vaststelling van het bestemmingsplan voor Maasvlakte 2 is geconstateerd dat de ontwikkelingen die met het plan mogelijk gemaakt worden op een aantal overschrijdingslocaties ( knelpunten ) leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit (NO 2 en PM 10 ). Naar aanleiding hiervan is op 22 mei 2008 de Overeenkomst Luchtkwaliteit (OVL) gesloten tussen het Ministerie van V&W, het Ministerie van VROM, de gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf Rotterdam en de Havenmeester van Rotterdam, waarin de te nemen genoemd worden die gezamenlijk de voornoemde verslechtering van de luchtkwaliteit wegnemen. In de OVL hebben partijen besloten om elke 5 jaar, met ingang van 2010, een effectprognose op te stellen. In deze prognose wordt een overzicht gegeven van alle relevante feiten en ontwikkelingen met betrekking tot luchtkwaliteit en de eerder genoemde knelpunten. De effectprognose wordt tevens gebruikt om de effectiviteit van de maatregelen in de OVL te beoordelen. 3.4 Geluidsbelasting Inleiding De activiteiten op Maasvlakte 2 en de met Maasvlakte 2 samenhangende transportstromen veroorzaken geluidemissies en beïnvloeden daarmee de lokale geluidkwaliteit. Het toetsingskader voor de geluidsbelasting is de Wet geluidhinder. Om de geluidsbelasting te bepalen zijn geprognotiseerde verkeersintensiteiten gehanteerd in het MER. Voor het voorkeursalternatief (VKA) dat in het MER is uitgewerkt zijn een drietal scenario s gebruikt. Het voorkeursalternatief is hierbij gebaseerd op een worstcase benadering dat inhoudt dat het aantal vervoersbewegingen uitgaat van het container scenario en dat de invulling van Maasvlakte 2 is doorgerekend conform het chemie scenario. Er zijn voor geluid vier factsheets opgesteld. Het gaat om geluidsbelasting van vaste bronnen (bedrijven), geluidsbelasting wegverkeer, geluidsbelasting railverkeer en geluidsbelasting scheepvaartverkeer. De centrale evaluatievraag voor het thema geluid luidt: Hoe ontwikkelt zich de geluidsbelasting op gevoelige bestemmingen en stiltegebieden als gevolg van het gebruik van Maasvlakte 2 en de transportbewegingen van en naar Maasvlakte 2? De monitoring is conform de systematiek uit paragraaf 2.3 uitgewerkt langs twee sporen. blad 20 van 30 MEP/Monitoringsplan MV 2
Raamwerk Monitoring en Evaluatie Programma. MER Havenbestemmingsplannen
Raamwerk Monitoring en Evaluatie Programma MER Havenbestemmingsplannen DCMR Milieudienst Rijnmond s-gravelandseweg 565 Postbus 843 3100 AV Schiedam T 010-246 80 00 F 010-246 82 83 E info@dcmr.nl W www.dcmr.nl
Nadere informatieRaamwerk Monitoring en evaluatie programma
Raamwerk Monitoring en evaluatie programma MER Bestemmingsplan Maasvlakte 2 Artist impression Maasvlakte 2 Raamwerk Monitoring en evaluatie programma MER Bestemmingsplan Maasvlakte 2 Auteur :M. Mul Documentnummer
Nadere informatieGemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010
Gemeente Ridderkerk Rapportage Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Monitoring 3 1.2 Berekenen versus meten 3 1.3 NO 2 en PM 10 3 1.4 Tot slot 3 2 Berekende
Nadere informatieGemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009
Gemeente Ridderkerk Rapportage Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Monitoring 3 1.2 Berekenen versus meten 3 1.3 NO 2 en PM 10 3 1.4 Tot slot 3 2 Berekende
Nadere informatieNotitie Vergelijking Plateau- en Klagenfurtalternatief Rijksweg 74 ten aanzien van luchtkwaliteit
Notitie Vergelijking Plateau- en lagenfurt RWS Limburg juli 2007 1 1. Samenvatting en conclusies Rijkswaterstaat heeft in samenwerking met TNO de effecten in en rond Venlo van Rijksweg 74 op luchtkwaliteit
Nadere informatieAanleg parallelweg N248
Aanleg parallelweg N248 Onderzoek luchtkwaliteit Definitief Provincie Noord-Holland Grontmij Nederland B.V. De Bilt, 14 juli 2014 Verantwoording Titel : Aanleg parallelweg N248 Subtitel : Onderzoek luchtkwaliteit
Nadere informatiePlan-MER Bestemmingsplannen Sloegebied. Achtergronddocument Verkeerslawaai
Plan-MER Bestemmingsplannen Sloegebied Achtergronddocument Verkeerslawaai Plan-MER Bestemmingsplannen Sloegebied Achtergronddocument Verkeerslawaai Datum 31 maart 2016 Versie Eindconcept Pagina 2 van 14
Nadere informatieEvaluatieprogramma MER Ellerveld Pagina 1 van 6
Evaluatieprogramma MER Ellerveld 1-12-2009 Pagina 1 van 6 Evaluatieprogramma MER Ellerveld Gemeente Dronten, november 2009 1. Inleiding Ten behoeve van de realisatie van een evenemententerrein, een recreatiebungalowpark
Nadere informatie1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4
Rapport Luchtkwaliteit 2012 Doetinchem Oktober 2013 INHOUD 1. Inleiding... 4 2. Algemeen... 5 2.1 Wet luchtkwaliteit... 5 2.2 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit... 5 2.3 Bronnen van luchtverontreiniging...
Nadere informatieNOTITIE 1 INLEIDING 2 WETTELIJK KADER. Luchtkwaliteitsonderzoek. Rotonde N212 - N463 Woerden WD69-1 WD69-1/ R.
NOTITIE Onderwerp Luchtkwaliteitsonderzoek Project Rotonde N212 - N463 Woerden Opdrachtgever Provincie Utrecht Projectcode WD69-1 Status Concept 01 Datum 27 maart 2017 Referentie WD69-1/17-004.444 Auteur(s)
Nadere informatieLUCHTKWALITEITSONDERZOEK ONTWIKKELING LOCATIE AALVANGER EN UITBREIDING GEMEENTEHUIS TE HASSELT GEMEENTE ZWARTEWATERLAND. Auteurs : mro b.v.
LUCHTKWALITEITSONDERZOEK ONTWIKKELING LOCATIE AALVANGER EN UITBREIDING GEMEENTEHUIS TE HASSELT GEMEENTE ZWARTEWATERLAND Auteurs : mro b.v. Opdrachtnummer : 023.14 Datum : november 2007 Versie : 1 2 INHOUDSOPGAVE
Nadere informatieHerinrichting Neherkade Den Haag
Herinrichting Neherkade Den Haag Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 24 mei 2013 / rapportnummer 2486 66 1. Oordeel over het milieueffectrapport MER De gemeente Den Haag heeft het voornemen de
Nadere informatieJANSEN RAADGEVEND INGENIEURSBUREAU
JANSEN RAADGEVEND INGENIEURSBUREAU INDUSTRIËLE LAWAAIBEHEERSING / PLANOLOGISCHE AKOESTIEK / BOUW- EN ZAALAKOESTIEK / BOUWFYSICA / VERGUNNINGEN Postbus 5047 Stationsweg 2 Tel: 073-6133141 www.jri.nl 5201
Nadere informatieN204 - reconstructie ter hoogte van Linschoten. Luchtkwaliteitsonderzoek
N204 - reconstructie ter hoogte van Linschoten Luchtkwaliteitsonderzoek N204 - reconstructie ter hoogte van Linschoten Luchtkwaliteitsonderzoek Rapportnummer: 20155031.R04.V01 Document: 14067 Status: definitief
Nadere informatieNotitie. Luchtkwaliteit Paleis het Loo. 1 Inleiding. 2 Werkwijze en uitgangspunten
Notitie Contactpersoon Sander Kamp Datum 7 februari 2017 Kenmerk N001-1233768KMS-evp-V03-NL Luchtkwaliteit Paleis het Loo 1 Inleiding Paleis het Loo is voornemens uit te breiden en een groei te realiseren
Nadere informatieMilieukwaliteit Vlaardingen. Overzicht geluid en luchtkwaliteit
Overzicht geluid en luchtkwaliteit Overzicht geluid en luchtkwaliteit Kwaliteitstoets Paraaf Autorisatie Paraaf Naam Ameling Rob Maat, Michael Naam Functie Leefomgeving Boukje van der Lecq Bureauhoofd
Nadere informatieDatum Referentie Uw referentie Behandeld door 2 november 2012 20121559-02 M. Souren
Notitie 20121559-02 Brede Maatschappelijke Voorzieningen (BMV) Molenberg Beoordeling luchtkwaliteitsaspecten Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 2 november 2012 20121559-02 M. Souren 1 Inleiding
Nadere informatieProject Mainportontwikkeling Rotterdam Procedurewijzer
Project Mainportontwikkeling Rotterdam Procedurewijzer meer ruimte voor haven verbetering kwaliteit leefomgeving 2 Projecten voor haven en leefomgeving procedures voor de uitvoering Het Project Mainportontwikkeling
Nadere informatie24 uurgemiddelden, mag max. 35 maal per kalenderjaar overschreden worden
Logo MEMO Aan : Rob Kramer, DHV Van : Harrie van Lieshout, Alex Bouthoorn, DHV Dossier : BA6360-101-100 Project : N219A Nieuwerkerk a/d IJssel Betreft : Toets luchtkwaliteit Ons kenmerk : HL.BA6360.M02,
Nadere informatieS A U S R R A O E. Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen
S R L G S A H R R U T Y O U A E E D R A F O R A S Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen Eolus Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen Het programma Eolus beantwoordt
Nadere informatieRBOI-Rotterdam B.V. Stikstofdepositieonderzoek. bedrijventerrein Oosteind
RBOI-Rotterdam B.V. Stikstofdepositieonderzoek bedrijventerrein Oosteind INHOUDSOPGAVE blz. 1. ACHTERGROND 1 2. UITGANGSPUNTEN 3 2.1. Beoordelingsmethode 3 2.2. Beoordelingslocaties 5 3. RESULTATEN
Nadere informatieAkoestisch onderzoek bestemmingsplan. (v5) Geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer en industrie
Akoestisch onderzoek bestemmingsplan De Haven (v5) Geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer en industrie Akoestisch onderzoek bestemmingsplan De Haven (v5) Geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer
Nadere informatieMilieukundig onderzoek RWS-kavel Forepark
Milieukundig onderzoek RWS-kavel Forepark Milieukundig onderzoek RWS-kavel Forepark Onderzoek naar de invloed op de luchtkwaliteit Status versie Definitief datum 9 december 2015 projectnummer 95017858
Nadere informatieProvinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1
Provinciale weg N231 Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit Afdeling Openbare Werken/VROM drs. M.P. Woerden ir. H.M. van de Wiel Januari 2006 Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en
Nadere informatieReconstructie N226 ter hoogte van de Hertekop. Luchtkwaliteitsonderzoek
Reconstructie N226 ter hoogte van de Hertekop Luchtkwaliteitsonderzoek Reconstructie N226 ter hoogte van de Hertekop Luchtkwaliteitsonderzoek Rapportnummer: 20165415.R02.V01 Document: 14209 Status: definitief
Nadere informatieI informatieoverzicht melding
3 1 Schoemakerstraat 97 Postbus 5044 2600 GA Delft T (088) 798 2 222 dvsloket@rws.nl http://www.rijkswaterstaat.nl/d Contactpersoon Werenfried Spit T 088 7982 361 I informatieoverzicht melding 1. Inleiding
Nadere informatieLuchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht
Luchtvervuiling in Nederland in kaart Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht Hoofdpunten uit de GCN/GDN-rapportage 2013 Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht Hoofdpunten uit de GCN/GDN-rapportage
Nadere informatieProjectteam Overnachtingshaven Lobith. Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith. stikstofdepositie
Projectteam Overnachtingshaven Lobith Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith stikstofdepositie INHOUDSOPGAVE blz. 1. KADERS 1 1.1. Wettelijk kader 1 1.2. Beleidskader 1
Nadere informatiekoppeling met NSL maatregelen (OTB/ Saldo 0) referentiepunten BBV koppeling met NSL
Om een goede afspiegeling te geven van de hele omgeving van de BBV waar mogelijk verslechtering van luchtkwaliteit is te verwachten, zijn door de regiopartijen voor de Saldo 0 benadering speciale referentiepunten
Nadere informatieLuchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer. parkeren Spoorzone
Luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer parkeren Spoorzone te Winterswijk Versie 2 december 2008 opdrachtnummer 08-159lucht datum 2 december 2008 opdrachtgever Gemeente Winterswijk Postbus 101 7100 AC Winterswijk
Nadere informatiememo INLEIDING WETTELIJK KADER aan: Johan van der Burg datum: 26 maart 2013 Luchtkwaliteit parkeerterrein Fort Pannerden project: 110189.
memo aan: van: Johan van der Burg datum: 26 maart 2013 betreft: Luchtkwaliteit parkeerterrein Fort Pannerden project: 110189.01 INLEIDING De ministeriële regeling NIBM bevat geen kwantitatieve uitwerking
Nadere informatieContainertransferium Alblasserdam
Containertransferium Alblasserdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 13 januari 2011 / rapportnummer 2329 99 1. Oordeel over het MER Het Havenbedrijf Rotterdam wil op bedrijventerrein Nieuwland
Nadere informatieNationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Rapportage 2011. Samenvatting Amsterdam
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Rapportage 2011 Samenvatting Amsterdam 2 3 Stand van zaken luchtkwaliteit 2011 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) In 2015 moet Nederland
Nadere informatieInleiding De gemeenteraad van Alblasserdam heeft op 21 januari 2013 een motie aangenomen die luidt:
Notitie Aan Ester Kardienaal (gemeente Alblasserdam) Kopie aan Datum Documentnummer Project Auteur 18 maart 2013 21539712 13-058 ir. J.W.T. Voerman en ir. P.B. van Breugel Onderwerp Fijnstofmetingen in
Nadere informatieZeetoegang IJmond. Aanvullend advies over reikwijdte en detailniveau van de Milieutoets. 3 november 2011 / rapportnummer
Zeetoegang IJmond Aanvullend advies over reikwijdte en detailniveau van de Milieutoets 3 november 2011 / rapportnummer 2525 85 1. Voorgeschiedenis en stand van zaken Rijkswaterstaat (RWS) heeft het voornemen
Nadere informatiememo Luchtkwaliteit Rijksweg 20-1 te Drempt 100968
memo aan: van: Gemeente Bronckhorst Johan van der Burg datum: 8 juni 2011 betreft: Project: Luchtkwaliteit Rijksweg 20-1 te Drempt 100968 INLEIDING Op het perceel Rijksweg 20-1 te Drempt (gemeente Bronkhorst)
Nadere informatieDatum Referentie Uw referentie Behandeld door 12 februari 2014 20102687-06v3 M. Blankvoort
Wilhelm Röntgenstraat 4 8013 NE Zwolle Postbus 1590 8001 BN Zwolle T +31 (0)38-4221411 F +31 (0)38-4223197 E Zwolle@chri.nl www.chri.nl Notitie 20102687-06v3 Clarissenhof te Vianen Beoordeling luchtkwaliteitseisen
Nadere informatieBeoordeling luchtkwaliteit Wilhelminalaan e.o.
www.utrecht.nl Milieu en Mobiliteit Expertise Milieu 030-286 00 00 Beoordeling luchtkwaliteit Wilhelminalaan e.o. Resultaten van een nul-onderzoek rapport van de afdeling Expertise Milieu 11 februari 2016
Nadere informatieOntwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort
Ontwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort Voorlopig toetsingsadvies over het milieueffectrapport 7april 2011 / rapportnummer 2281 61-1- 1. Voorlopig oordeel over het MER De gemeente Amersfoort en woningcorporatie
Nadere informatieN34 WITTE PAAL - DRENTSE GRENS LUCHTKWALITEITSONDERZOEK
N34 WITTE PAAL - DRENTSE GRENS LUCHTKWALITEITSONDERZOEK PROVINCIE OVERIJSSEL 24 augustus 2015 078483231:C - Definitief B03203.000003.0600 Inhoud 1 Inleiding... 2 2 Wet- en regelgeving luchtkwaliteit...
Nadere informatieLuchtkwaliteit aansluiting. 2 rotondes Hamelandweg
aansluiting 2 rotondes Hamelandweg te Lichtenvoorde Versie opdrachtgever Gemeente Oost Gelre Postbus 17 7130 AA Lichtenvoorde auteur drs. A.D. Postma INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... I SAMENVATTING... 1
Nadere informatieMEMO DHV B.V. Logo. : De heer P.T. Westra : Ramon Nieborg, Alex Bouthoorn : Ceciel Overgoor
Logo MEMO Aan : De heer P.T. Westra Van : Ramon Nieborg, Alex Bouthoorn Kopie : Ceciel Overgoor Dossier : BA4962-100-100 Project : Milieuonderzoeken bedrijventerrein de Flier Nijkerk Betreft : Onderzoek
Nadere informatieActualisatie Toets luchtkwaliteit bestemmingsplan Spijkvoorder Enk
Gemeente Deventer Actualisatie Toets luchtkwaliteit bestemmingsplan Spijkvoorder Enk Datum 31 augustus 2009 DVT352/Cps/1543 Kenmerk Eerste versie 1 Inleiding De gemeente Deventer is bezig met de planvorming
Nadere informatieMemo INLEIDING. 1 Toets NIBM; 2 Toets grenswaarden in het kader van goede ruimtelijke ordening. WETTELIJK KADER. Gemeente West Maas en Waal
Memo aan: van: Gemeente West Maas en Waal Paul Kerckhoffs datum: 25 maart 2015 betreft: Luchtkwaliteit Gouden Ham/De Schans project: 90249 INLEIDING In het recreatiegebied De Gouden Ham is men voornemens
Nadere informatieDatum Referentie Uw referentie Behandeld door 26 april J. van Rooij
Notitie 20120520-03 Ontwikkeling hotelzone Maastricht Aachen Airport Beoordeling luchtkwaliteitsaspecten Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 26 april 2012 20120520-03 J. van Rooij 1 Inleiding
Nadere informatieUitbreiding opslagcapaciteit Maasvlakte Olie Terminal, Maasvlakte Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport
Uitbreiding opslagcapaciteit Maasvlakte Olie Terminal, Maasvlakte Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 15 juli 2008 / rapportnummer 1995-62 1. OORDEEL OVER HET MER Maasvlakte Olie Terminal
Nadere informatiememo INLEIDING 1 Toets NIBM; 2 Toets grenswaarden in het kader van goede ruimtelijke ordening. WETTELIJK KADER
memo aan: van: Gemeente De Ronde Venen en De Stichtse Vecht Johan van der Burg datum: 28 augustus 2014 betreft: Luchtkwaliteit Fietsbrug bij Nigtevecht project: 130530 INLEIDING Aan de zuidzijde van Nigtevecht
Nadere informatiememo INLEIDING 1 Toets NIBM; 2 Toets grenswaarden in het kader van goede ruimtelijke ordening; WETTELIJK KADER Bogor projectontwikkeling
memo aan: van: Bogor projectontwikkeling SAB datum: 4 februari 2015 betreft: Luchtkwaliteit Plantageweg 35 Alblasserdam project: 140479 INLEIDING Het gebied tussen de Plantageweg, de Cornelis Smitstraat,
Nadere informatieOp 20 februari 2015 hebben wij van u het verzoek ontvangen om de haalbaarheid van een containerterminal op Sluiseiland te beoordelen.
Afdeling Expertise B. Wachelder T 088-5450473 bwachelder@odmh.nl Gemeente Gouda t.a.v. de heer D. Wissel Postbus 1086 2800 BB Gouda Postbus 45 2800 AA Gouda T 088 545 00 00 www.odmh.nl Besluitdatum Verzenddatum
Nadere informatieContainertransferium Alblasserdam
Containertransferium Alblasserdam Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport 8 december 2009 / rapportnummer 2329-39 1. HOOFDPUNTEN VAN HET MER Havenbedrijf Rotterdam N.V. heeft het voornemen
Nadere informatieLuchtkwaliteit Maarsbergen Haarbosch
Luchtkwaliteit Maarsbergen Haarbosch Luchtkwaliteit Maarsbergen Haarbosch 19 april 2011 Projectnummer 264.14.50.00.00 Overzichtskaart Gemeente Utrechtse Heuvelrug, bron: Topografische Dienst I n h o
Nadere informatieAanpak fijn stof bij veehouderijen
Aanpak fijn stof bij veehouderijen Ministerie van Infrastructuur en Milieu 13 december 2011 1. Inleiding In het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is in 2009 en 2010 onderzoek
Nadere informatiememo INLEIDING 1 Toets NIBM; 2 Toets grenswaarden in het kader van goede ruimtelijke ordening; WETTELIJK KADER Gemeente Tiel Johan van der Burg
memo aan: van: Gemeente Tiel Johan van der Burg datum: 3 september 2012 betreft: Luchtkwaliteit Tuincentrum Hamsche Biezen project: 110281 INLEIDING In Wadenoijen (gemeente Tiel) is het tuincentrum Life
Nadere informatieProjectnummer: D03041.000085.0100. Opgesteld door: ing. P. Hartskeerl. Ons kenmerk: 076724696:A. Kopieën aan: Ton Geerlings (ARCADIS)
MEMO ARCADIS NEDERLAND BV Beaulieustraat 22 Postbus 264 6800 AG Arnhem Tel 026 3778 911 Fax 026 3515 235 www.arcadis.nl Onderwerp: Vergewisplicht: vormvrije m.e.r.-beoordeling Decathlon op de Harga Noord
Nadere informatieOnderzoek luchtkwaliteit parkeerterrein Hoorn. Onderzoek luchtkwaliteit parkeerterrein stadsstrand Hoorn
Onderzoek luchtkwaliteit parkeerterrein stadsstrand Hoorn Status definitief Versie 002 Rapport M.2016.1428.00.R001 Datum 19 oktober 2017 Colofon Opdrachtgever Contactpersoon Gemeente Hoorn postbus 603
Nadere informatieLuchtkwaliteitonderzoek Zuidelijke rondweg Breda. Toetsing aan NIBM-criterium
Luchtkwaliteitonderzoek Zuidelijke rondweg Breda Toetsing aan NIBM-criterium 10 mei 2017 Verantwoording Titel Luchtkwaliteitonderzoek Zuidelijke rondweg Breda Opdrachtgever Gemeente Breda Projectleider
Nadere informatieLuchtkwaliteitonderzoek Lelystad bestemmingsplan De Velden
Notitie Contactpersoon Maaike Teunissen Datum 13 oktober 2008 Kenmerk N011-4522917MTU-evp-V01-NL Luchtkwaliteitonderzoek Lelystad bestemmingsplan De Velden 1 Achtergrond en opzet onderzoek In opdracht
Nadere informatiebestemmingsplan Ambachtsezoom e.o. BIJLAGE 7 Onderzoek Luchtkwaliteit OD 205 SL stedenbouw + landschap 103
bestemmingsplan Ambachtsezoom e.o. BIJLAGE 7 Onderzoek Luchtkwaliteit OD 205 SL stedenbouw + landschap 103 Rapport Dossier 22793 Zaaknummer 0109847 Kenmerk 2013002405 / CHK Opsteller mevrouw A. Celik-Ozbek
Nadere informatieNotitie. Stadsontwikkeling Rotterdam
Notitie Aan Stadsontwikkeling Rotterdam Kopie aan Datum Documentnummer Project Auteur 1 augustus 2017 22188119 MZ Rotterdam S.M. Davison J.W.T. Voerman M. Ameling J.H.H. van den Elshout Onderwerp Effect
Nadere informatieUitbreiding Euro Tank Terminal B.V. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport
Uitbreiding Euro Tank Terminal B.V. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 27 januari 2010 / rapportnummer 2149-72 1. OORDEEL OVER HET MER Euro Tank Terminal B.V. (ETT) heeft het voornemen om de
Nadere informatieDatum Referentie Uw referentie Behandeld door 29 maart M. Souren
Notitie 20122367-09 Wijzigingsbevoegdheid voor de bestemming spoorwegdoeleinden Beoordeling bedrijven & milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid Datum Referentie Uw referentie Behandeld door
Nadere informatieBASISNETTOOL. Welke ruimte geeft het Basisnet? 21 november 2016
BASISNETTOOL Welke ruimte geeft het Basisnet? 21 november 2016 Geen Maatschappelijke acceptatie giftreinen CEFIC: Basic-net? Will I be allowed to transport my dangerous goods at all? BASISNET HAVENBREED
Nadere informatieDoelstelling Voldoen aan het wettelijk kader, verbeteren van de luchtkwaliteit en daarmee de volksgezondheid.
Factsheet Onderwerp Luchtkwaliteit over het jaar 2013 Inleiding Op 16 december 2014 is de vijfde rapportage over de voortgang van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit aan de voorzitter van
Nadere informatieDatum Referentie Uw referentie Behandeld door 21 april 2011 20110073-02 211x04850 J. van Rooij
Notitie 20110073-02 Bouwplan Ringbaan West 15 te Weert Inventarisatie luchtkwaliteitsaspecten Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 21 april 2011 20110073-02 211x04850 J. van Rooij 1 Inleiding
Nadere informatieNoordelijke Randweg Voorhout en omleiding Leidsevaart
Noordelijke Randweg Voorhout en omleiding Leidsevaart Onderzoek luchtkwaliteit Gemeente Teylingen oktober 2014 Noordelijke Randweg Voorhout en omleiding Leidsevaart Onderzoek luchtkwaliteit dossier : BC6342
Nadere informatieLuchtkwaliteit ontwikkeling. spoorzone te Winterswijk
Luchtkwaliteit ontwikkeling spoorzone te Winterswijk Versie 23 juni 2016 opdrachtnummer 16-106 datum 23 juni 2016 opdrachtgever Gemeente Winterswijk Postbus 101 7100 AC WInterswijk auteur drs. A.D. Postma
Nadere informatieRapportage luchtkwaliteit Ambachtsmark 3
Rapportage luchtkwaliteit Ambachtsmark 3 Gemeente Almere Dienst Stedelijke Ontwikkeling Team Ruimte&Wonen A. Sjauw Telefoon (036) 5484057 Fax (036) 5399920 Stadhuisplein 1 Postbus 200 1300 AE Almere Telefoon
Nadere informatieVleeskuikenhouderij Spijk-Kolholsterweg 14, gemeente Delfzijl
Vleeskuikenhouderij Spijk-Kolholsterweg 14, gemeente Delfzijl Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 27 december 2016 / projectnummer: 3159 1. Oordeel over het milieueffectrapport (MER) De familie
Nadere informatieOnderzoek luchtkwaliteit. Woontoren Bètaplein. Gemeente Leiden. Datum: 12 juni 2015 Projectnummer:
Onderzoek luchtkwaliteit Woontoren Bètaplein Gemeente Leiden Datum: 12 juni 2015 Projectnummer: 120728 SAB Postbus 479 6800 AL Arnhem tel: 026-357 69 11 fax: 026-357 66 11 Auteur: Johan van der Burg Projectleider:
Nadere informatieHet Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) Anneke Smilde
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) Anneke Smilde 3 december 2014 Inhoud Het probleem. De oplossing: NSL. Totstandkoming en werking NSL. Belangrijke peilers: Maatregelen Monitoring
Nadere informatieDeelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling
Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie Postbus 299-4600 AG Bergen op Zoom + 31 (0)164 212 800 nieuwesluisterneuzen@vnsc.eu www.nieuwesluisterneuzen.eu Rapport Vlaams
Nadere informatiememo INLEIDING WETTELIJK KADER aan: Johan van der Burg datum: 7 maart 2012 Luchtkwaliteit heemtuin in Gorsel project: 70922.01
memo aan: van: Johan van der Burg datum: 7 maart 2012 betreft: Luchtkwaliteit heemtuin in Gorsel project: 70922.01 INLEIDING In Gorssel (Gemeente Lochem) is aan de Molenweg het herstel van de heemtuin
Nadere informatie1 INLEIDING 2 2 WETTELIJK KADER 3 3 LUCHTKWALITEIT LANGS DE RELEVANTE WEGEN IN HET PLANGEBIED 4 4 CONCLUSIES 8
INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 2 2 WETTELIJK KADER 3 3 LUCHTKWALITEIT LANGS DE RELEVANTE WEGEN IN HET PLANGEBIED 4 3.1 Verkeersgegevens 4 3.2 Verkeersgeneratie van het plan 4 3.3 Verdeling verkeersgeneratie
Nadere informatiememo INLEIDING 1 Toets NIBM; 2 Toets grenswaarden in het kader van goede ruimtelijke ordening; WETTELIJK KADER Gemeente Leiden Johan van der Burg
memo aan: van: Gemeente Leiden Johan van der Burg datum: 3 december 2013 betreft: Luchtkwaliteit Greentower te Leiden project: 120728 INLEIDING Op de kantorenlocatie aan het Kanaalpark, ten oosten van
Nadere informatieFactsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014
Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014 Achtergrondinformatie Fijnstof is een vorm van luchtverontreiniging die een negatief effect kan hebben op de gezondheid van de mens. Kortstondige blootstelling
Nadere informatieStaatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 158 Besluit van 29 april 2008, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet
Nadere informatieNotitie. : Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam : P.R. Beaujean Datum : 12 oktober 2007 : M. Zieltjens Onze referentie : 9S6248.01/N0003/902610/Nijm
Notitie Aan : Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam Van : P.R. Beaujean Datum : 12 oktober 2007 Kopie : M. Zieltjens Onze referentie : 9S6248.01/N0003/902610/Nijm Betreft : Luchtkwaliteitsonderzoek Tiendhove
Nadere informatieEen gezonde omgeving in Binnenstad
Een gezonde omgeving in Binnenstad Utrecht Gemeente en inwoners kunnen samen een gezonde leefomgeving creëren. Een gezonde leefomgeving is van belang om een gezonde leefstijl te bevorderen en risico s
Nadere informatieWet luchtkwaliteit. Woningbouwlocatie locatie Boterbogten te Steensel
Wet luchtkwaliteit Woningbouwlocatie locatie Boterbogten te Steensel Wet luchtkwaliteit Woningbouwlocatie aan de Boterbogten te Steensel In opdracht van Opgesteld door Auteur Gemeente Eersel SRE Milieudienst
Nadere informatieBijlage 4 - Onderzoek luchtkwaliteit
Bijlage 4 - Onderzoek luchtkwaliteit 1 Aanleiding In verband met het in procedure brengen van het bestemmingsplan Buitengebied, dient in het kader van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, te worden gekeken
Nadere informatieA28 Hoevelaken - Holkerveen
Geluid en luchtkwaliteit A28 Hoevelaken - Holkerveen Twee problemen: Geluidhinder Grotere geluidsbelasting ineens sinds de komst van het Vathorst scherm en vrees voor een grotere geluidsbelasting bij Corlaer
Nadere informatieLUCHTKWALITEITONDERZOEK BESTEMMINGSPLAN SCHOOLSTRAAT-OOST GAMEREN
LUCHTKWALITEITONDERZOEK BESTEMMINGSPLAN SCHOOLSTRAAT-OOST GAMEREN WAALWAARDWONEN 30 september 2011 075989560:0.4 B01055.000230.0120 Inhoud 1 Luchtkwaliteitonderzoek 2 1.1 Inleiding 2 1.1.1 Huidige situatie
Nadere informatieAfbeelding 1.1. Situering emplacement Rouaanstraat 2. TOETSINGSKADER
Afbeelding 1.1. Situering emplacement Rouaanstraat 2. TOETSINGSKADER In de Wet milieubeheer titel 5.2 ( Wet luchtkwaliteit ) zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen voor luchtverontreinigende stoffen in de
Nadere informatieGezondVerkeer. Een minimale afstand tot de weg voor nieuwe gevoelige bestemmingen. Verkenning van de effecten op de luchtkwaliteit
Een minimale afstand tot de weg voor nieuwe gevoelige bestemmingen Verkenning van de effecten op de luchtkwaliteit Den Haag November 2007 Opgesteld door ir. Diederik Metz Een minimale afstand tot de weg
Nadere informatieONDERZOEK LUCHTKWALITEIT
ONDERZOEK LUCHTKWALITEIT 1 december 2008 Algemeen Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Vanaf dat moment zijn in de Wet milieubeheer
Nadere informatieRapport RAPPORTAGE LUCHTKWALITEIT VOORONTWERP- BESTEMMINGSPLAN HAVEN ZUID VOOR DE GEMEENTE ALBLASSERDAM. F.R. van Gaalen. Luchtkwaliteit Haven Zuid
Rapport Dossier Project AL 07.6503 Kenmerk Opsteller F.R. van Gaalen Datum 14-4-2008 Onderwerp Titel Luchtkwaliteit Haven Zuid RAPPORTAGE LUCHTKWALITEIT VOORONTWERP- BESTEMMINGSPLAN HAVEN ZUID VOOR DE
Nadere informatieMemo. In totaal worden er maximaal 110 woningen gerealiseerd. Dit kunnen zowel grondgebonden woningen zijn alsook gestapeld woningen.
Memo aan: van: Gemeente Arnhem SAB datum: 18 maart 2015 betreft: Luchtkwaliteit Schuytgraaf Arnhem project: 150131 INLEIDING Het voornemen bestaat om veld 13 van de in aanbouw zijnde woonwijk Schuytgraaf
Nadere informatieLuchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016
Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam Jaarrapportage 2016 Colofon Raad van Accreditatie De DCMR Milieudienst Rijnmond is door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerd voor de NEN-EN-ISO/IEC 17025:2005
Nadere informatiedatum 17 februari 2016 project ACT Milieuneutrale verandering Grimaldischip vestiging Den Haag Vergelijking luchtemissies uw kenmerk -
ACT: Behandeling RoRo-schip Grimaldi Lines datum 17 februari 2016 project ACT Milieuneutrale verandering Grimaldischip vestiging Den Haag betreft Vergelijking luchtemissies uw kenmerk - versie 001 ons
Nadere informatieBijlage I Verklarende woordenlijst
Bijlage I Verklarende woordenlijst Aansluiting De plaats waar een weg van het onderliggend wegennet aansluit op een weg van het hoofdwegennet. Door middel van toe- en afritten van de aansluiting kan de
Nadere informatieLuchtkwaliteitonderzoek. Provinciaal inpassingsplan N629
definitief revisie 2.0 27 september 2017 Inhoudsopgave Blz. 1 Inleiding 1 2 Wettelijk kader 2 2.1 Grenswaarden 2 2.2 Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 3 2.3 Toepasbaarheidsbeginsel en blootstellingscriterium
Nadere informatieUitbreiding. Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Planning & Strategy
Notitie / Memo Aan: De heer J. Twigt Van: Ramon Nieborg Datum: 10-Dec-15 Kopie: De heer A.J.M. Kroon Ons kenmerk: P&SBD6831-100-151N001F01 Classificatie: Open HaskoningDHV Nederland B.V. Planning & Strategy
Nadere informatiememo INLEIDING 1 Toets NIBM; 2 Toets grenswaarden in het kader van goede ruimtelijke ordening; Gemeente Hof van Twente Johan van der Burg
memo aan: van: Gemeente Hof van Twente Johan van der Burg datum: 20 februari 2014 betreft: Luchtkwaliteit Hengevelde, Marke III project: 120218 INLEIDING Aan de zuidwestzijde van de kern van Hengevelde
Nadere informatieWat ging vooraf? Dit is gedaan aan de hand van het beoordelingskader uit de NRD (zie hiernaast).
Proces en procedure Wat ging vooraf? Na de publicatie van de Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) in december 2017 zijn: Wegontwerpen gemaakt van de alternatieven Smart Mobility-maatregelen vertaald
Nadere informatieEmissieontwikkeling op onderliggend wegennet ten gevolge van realisatie Tweede Coentunnel en Westrandweg
Notitie Laan van Westenenk 501 Postbus 342 7300 AH Apeldoorn Aan RWS Noord Holland ir. E. Tenkink Van Ir. P.W.H.G. Coenen Kopie aan www.tno.nl T 055 549 34 93 F 055 541 98 37 Onderwerp Emissie ontwikkeling
Nadere informatieTabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet luchtkwaliteit stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide (NO 2 )
Luchtkwaliteit 1.1. Toetsingskader Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen De Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide
Nadere informatieDe voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG
Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Plesmanweg 1-6 2597 JG Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456 0000
Nadere informatieTB Verdubbeling N33 Stikstofdepositieonderzoek
TB Verdubbeling N33 Stikstofdepositieonderzoek Stikstofdepositie Rijkswaterstaat directie Noord-Nederland april 2012 Definitief TB Verdubbeling N33 Stikstofdepositieonderzoek Stikstofdepositie dossier
Nadere informatieProject Mainportontwikkeling Rotterdam. Zienswijzer
Project Mainportontwikkeling Rotterdam Zienswijzer Project Mainportontwikkeling Rotterdam Zienswijzer Mogelijkheden voor inbreng in procedures Maasvlakte 2 Ontwerp-besluiten voor aanleg Maasvlakte 2 mogelijkheid
Nadere informatieEisenhowerlaan 112, Postbus 82223 NL-2508 EE Den Haag T +31 (0)70 350 39 99 F +31 (0)70 358 47 52
Rapport V.2010.0073.00.R001 Onderzoek naar de luchtkwaliteit ten gevolge van wegverkeer Status: DEFINITIEF Adviseurs voor bouw, industrie, verkeer, milieu en software info@dgmr.nl www.dgmr.nl Van Pallandtstraat
Nadere informatie