***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2011/0327(COD)

Transcriptie

1 EUROPEES PARLEMENT Commissie vervoer en toerisme /0327(COD) ***I ONTWERPVERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot rijbewijzen waarin de functies van een bestuurderskaart zijn geïntegreerd (COM(2011)0710 C7-0400/ /0327(COD)) Commissie vervoer en toerisme Rapporteur: Silvia-Adriana Ţicău PR\ doc PE v02-00 In verscheidenheid verenigd

2 PR_COD_1rej Verklaring van de gebruikte tekens * Raadplegingsprocedure *** Goedkeuringsprocedure ***I Gewone wetgevingsprocedure (eerste lezing) ***II Gewone wetgevingsprocedure (tweede lezing) ***III Gewone wetgevingsprocedure (derde lezing) (De aangeduide procedure is gebaseerd op de in de ontwerptekst voorgestelde rechtsgrond.) Amendementen op een ontwerptekst Door het Parlement aangebrachte wijzigingen op de ontwerptekst worden in vet cursief aangegeven. De markering in mager cursief is een aanwijzing voor de technische diensten en betreft passages in de ontwerptekst waarvoor een correctie wordt voorgesteld met het oog op de uiteindelijke tekst (bijvoorbeeld aperte fouten of weglatingen in een taalversie). Dergelijke correcties moeten worden goedgekeurd door de betrokken technische diensten. In de koptekst van een amendement op een bestaande tekst, waarvoor in de ontwerptekst wijzigingen worden voorgesteld, wordt op respectievelijk de derde en vierde regel verwezen naar de bestaande tekst en naar de bepaling in kwestie. Tekstdelen die worden overgenomen uit een bepaling van een bestaande tekst die in de ontwerptekst niet is gewijzigd, maar door het Parlement wordt geamendeerd, worden in vet gemarkeerd. Een eventuele schrapping van dergelijke tekstdelen wordt als volgt aangegeven: [...]. PE v /8 PR\ doc

3 INHOUD ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT...5 TOELICHTING...6 Blz. PR\ doc 3/8 PE v02-00

4 PE v /8 PR\ doc

5 ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot rijbewijzen waarin de functies van een bestuurderskaart zijn geïntegreerd (COM(2011)0710 C7-0400/ /0327(COD)) (Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing) Het Europees Parlement, gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0710), gezien artikel 294, lid 2, en artikel 91 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0400/2011), gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 22 februari , na raadpleging van het Comité van de Regio's, gezien artikel 55 van zijn Reglement, gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0000/2013), 1. verwerpt het Commissievoorstel; 2. verzoekt de Commissie haar voorstel in te trekken en pas een nieuw voorstel in te dienen, nadat er een effectbeoordeling is uitgevoerd over de haalbaarheid en de voordelen van samenvoeging van alle door beroepschauffeurs gebruikte kaarten, met name die van de bestuurderskaart en het rijbewijs, teneinde het aantal gevallen van kaartfraude te verminderen; verzoekt de Commissie om in het bijzonder alle beschikbare technische oplossingen, compatibiliteitsproblemen met kaarten en aan gegevensbescherming gerelateerde kwesties te onderzoeken; 3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen. 1 PB C 143 van , blz PR\ doc 5/8 PE v02-00

6 1. Achtergrond van het voorstel TOELICHTING Dit voorstel tot wijziging van Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad ("de rijbewijsrichtlijn") sluit aan bij het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3821/85 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer ("de tachograafverordening") en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad, dat de Commissie op 19 juli 2011 heeft aangenomen. De twee voorstellen werden gepresenteerd als een wetgevingspakket dat tot doel heeft de sociale regels in het wegvervoer beter te handhaven en de fraude en de administratieve lasten terug te dringen door ontwikkeling van een aantal technische aspecten en verbetering van de efficiëntie van de tachograaf. Artikel 27 van het voorstel van de Commissie tot wijziging van de tachograafverordening bepaalt dat bestuurderskaarten tot 18 januari 2018 worden afgegeven overeenkomstig de bepalingen van de tachograafverordening. Voorts is in dat artikel bepaald dat bestuurderskaarten vanaf 19 januari 2018 in het rijbewijs worden geïntegreerd en afgegeven, vernieuwd, geruild en vervangen overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2006/126/EG. Tijdens de interinstitutionele onderhandelingen over het tachograafvoorstel kwamen de Raad en het Parlement overeen om dit artikel te schrappen. 2. Verwerping van het voorstel van de Commissie De rapporteur is van mening dat het Commissievoorstel is ingediend met een effectbeoordeling waarin geen rekening wordt gehouden met alle gevolgen van de integratie van bestuurderskaarten en rijbewijzen, en die derhalve in de huidige vorm niet het vereiste gunstige effect zal hebben op de handhaving van de sociale regels in het wegvervoer en op het terugdringen van fraude en administratieve lasten. Op grond hiervan stelt de rapporteur voor het Commissievoorstel te verwerpen en verzoekt hij de Commissie haar inspanningen met name te richten op het opstellen van een effectbeoordeling over de haalbaarheid en voordelen van integratie van alle door beroepschauffeurs gebruikte kaarten, met name die van de bestuurderskaart en het rijbewijs, teneinde het aantal gevallen van kaartfraude te verminderen. De Commissie moet met name alle beschikbare technische oplossingen, compatibiliteitsproblemen met kaarten en aan gegevensbescherming gerelateerde kwesties onderzoeken. Tijdens de voorbereidingen van het Parlement van de eerste lezing over het tachograafvoorstel werd deze aanpak door een grote meerderheid van de TRAN-leden ondersteund. 3. Tekortkomingen van het voorstel In de huidige, door de Commissie uitgevoerde effectbeoordeling 1 wordt benadrukt dat de integratie van de bestuurderskaart en het rijbewijs tijdens het raadplegen van de betrokken partijen is gedetermineerd als oplossing voor het verminderen van fraudemogelijkheden, waarbij tegelijkertijd kosten worden bespaard (afgeven en aanschaffen van een in plaats van twee documenten). 1 SEC(2011)948 PE v /8 PR\ doc

7 Rijbewijzen en bestuurderskaarten hebben allebei een kredietkaartformaat en bevatten nagenoeg dezelfde informatie (gegevens en foto van de bestuurder, enz.). De rijbewijsrichtlijn voorziet reeds in de mogelijkheid om een microchip op te nemen in het gestandaardiseerde rijbewijsformaat. Bovendien hebben beide kaarten een beperkte geldigheidsduur van vijf jaar aangezien in de rijbewijsrichtlijn is bepaald dat rijbewijzen van autobus- en vrachtwagenbestuurders met ingang van 19 januari 2013 vijf jaar geldig zijn. Het certificaat voor de basisopleiding en bijscholing van beroepschauffeurs, dat eveneens voor een periode van vijf jaar wordt afgegeven, kan eveneens in dit document worden geïntegreerd, zodat nog meer kosten kunnen worden bespaard. Sommige lidstaten hebben al een combinatie van het vakbekwaamheidsdiploma voor chauffeurs en het rijbewijs. Voor de integratie van de kaarten hoeft de geldigheidsduur van de huidige tachograafkaart derhalve niet te worden gewijzigd. Volgens de Commissie kan dankzij de integratie van rijbewijs en bestuurderskaart gemakkelijker worden achterhaald of een bestuurder een kaart gebruikt die niet van hem is. De rapporteur is van mening dat, aangezien opsporing hiervan al mogelijk is, het effect van de integratie op dit vlak onbetekenend is. De berekening door de Commissie van het standaardkostenmodel en van de terugdringing van de administratieve lasten is gebaseerd op de volgende veronderstellingen: 1. Indien elk voertuig is voorzien van een digitale tachograaf, dient elke bestuurder om de vijf jaar een bestuurderskaart aan te vragen en aan te schaffen; 2. Aangenomen wordt dat een bestuurder in totaal twee uur bezig is met de aanvraagprocedure (formulier invullen, foto toevoegen, ophalen van de kaart, enz.); 3. Het gewogen uurtarief voor een bestuurder in de EU werd vastgesteld op 15,50 EUR en de gewogen gemiddelde prijs van een bestuurderskaart op 53 EUR; 4. Zelfs als de prijs van het rijbewijs zou stijgen vanwege de toevoeging van de functies van de bestuurderskaart, zouden de totale kosten voor de bestuurders omlaag gaan; 5. Deze maatregel zou hierdoor leiden tot een afname van de administratieve lasten van 100 miljoen EUR. De rapporteur is echter van mening dat Commissie niet volledig in aanmerking heeft genomen wat voor de lidstaten de kosten en gevolgen zullen zijn van de integratie en het gezamenlijke gebruik van twee aparte systemen, die momenteel in veel lidstaten onder de verantwoordelijkheid van verschillende instanties vallen. Ofschoon het vanuit technisch oogpunt haalbaar is, zijn voor deze integratie wellicht een langetermijnkader en aanzienlijke financiële hulpbronnen vereist, alsmede passende aandacht voor kwesties inzake gegevensbescherming (recht op toegang tot persoonsgegevens). Vanuit dit oogpunt heeft de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) in zijn advies 2 verklaard dat de voorgestelde integratie gevolgen kan hebben voor de huidige mate van bescherming die aan bestuurdersgegevens wordt toegekend. Volgens de EDPS is de bestuurderskaart meer dan een simpele identiteitskaart waarmee wordt aangetoond dat de persoon een beroepschauffeur is, gelet op de mogelijke gegevens die ermee kunnen worden / C 139/01 PR\ doc 7/8 PE v02-00

8 opgeslagen met betrekking tot de activiteiten en verblijfplaats van de bestuurder (zoals datum, tijd, afstand, geo-localisering, snelheid, enz.). Omdat de kaart tot doel heeft te controleren of een persoon de sociale regels op het gebied van het wegvervoer naleeft, kan deze derhalve op het punt van databescherming als een grotere inbreuk worden gezien. De EDPS was daardoor van mening dat de gevolgen van het verwerken van de integratie en van het gebruik van een microchip in het nieuwe geïntegreerde rijbewijs grondig dienen te worden onderzocht: er moet worden verduidelijkt voor welke doeleinden en onder welke omstandigheden de gegevens mogen worden ingezien en door wie. Er moet duidelijk worden aangegeven dat het inzien van de gegevens op de microchip alleen is toegestaan voor officiële en duidelijk vastgestelde doeleinden, maar niet voor andere (commerciële of nietcommerciële) doeleinden. Bovendien dient duidelijk te worden vastgesteld wie bevoegd is om welke gegevens van de microchip uit te lezen (bijv. beroepsrijbewijs, bestuurdersgegevens, privérijbewijs) en onder welke omstandigheden, omdat het samenvoegen van de twee juridische instrumenten op dit gebied tot onzekerheid kan leiden. De EDPS gaf derhalve het advies om de integratie van de bestuurderskaart en het rijbewijs pas in gang te zetten na de uitvoering van een effectbeoordeling op het gebied van privacy en veiligheid. Verder was de EDPS van mening dat er onduidelijkheid bestond over de manier waarop alle aan beroepschauffeurs gerelateerde bestuurdersdocumenten zouden worden geïntegreerd, en of het nieuwe geïntegreerde rijbewijs ook gegevens zou bevatten over de vaardigheden van bestuurders wat betreft het voor privédoeleinden besturen van andere voertuigtypen. Indien dit het geval is, dienen er duidelijke mechanismen te worden ontwikkeld om te waarborgen dat ieder onderdeel van de kaart uitsluitend kan worden uitgelezen door de personen die daarvoor bevoegd zijn. Tot slot wijken de specificaties van een chip voor de bestuurderskaart af van die voor het rijbewijs. Verder is de regelgeving voor de intrekking van een bestuurderskaart anders dan voor die van een rijbewijs. Deze regels zijn vastgelegd in zowel communautaire als nationale wetgeving en zijn dus moeilijk te harmoniseren. 4. Conclusie De rapporteur verzoekt de Raad derhalve om geen gemeenschappelijk standpunt in te nemen en roept de Commissie op om het huidige voorstel in te trekken en om pas een nieuw voorstel in te dienen nadat er een effectbeoordeling is uitgevoerd over de haalbaarheid en voordelen van samenvoeging van alle door beroepschauffeurs gebruikte kaarten, met name die van de bestuurderskaart en het rijbewijs, met inachtneming van alle hierboven vermelde tekortkomingen van het huidige voorstel. Overeenkomstig de eerste lezing van het Parlement betreffende de tachograafverordening verzoekt de rapporteur de Commissie om deze effectbeoordeling vóór december 2015 uit te voeren, en haar bevindingen vóór juni 2016 aan het Europees Parlement te rapporteren. PE v /8 PR\ doc