BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE ONTHEFFING OP BASIS VAN HOOFDSTUK 3 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

Transcriptie

1 Assen, 26 oktober 2018 Ons kenmerk BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE ONTHEFFING OP BASIS VAN HOOFDSTUK 3 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB) Ontheffinghouder : Actium Activiteit : Spouw- en dakisolatie woningen Locatie : Leliestraat 18-24, 15-25, 27-29, Violenstraat 8-10, 9-37, 39-65, Sperwerstraat 45-63, 50-68, Vredeveldseweg in Assen Deze ontheffing wordt verleend voor de periode vanaf het moment van afgifte tot en met maart Besluit Gedeputeerde Staten van Drenthe (GS) hebben besloten op basis van bijgevoegde motivering (zie bijlage 1) een ontheffing te verlenen aan Actium voor wat betreft de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 2 en artikel 3.5, lid 2 en lid 4 van de Wnb waar het gaat om het beschadigen of vernielen van voortplantings- of rustplaatsen van huismussen, gewone dwergvleermuizen en laatvliegers en het opzettelijk verstoren van gewone dwergvleermuizen en laatvliegers. De ontheffing wordt verleend onder de volgende voorschriften: 1. Algemene voorschriften 1.1 De ontheffing wordt slechts voor de hierboven beschreven verbodsbepalingen en genoemde soorten verleend. 1.2 Deze ontheffing geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd, voor zover in deze ontheffing zelf niet anders is aangegeven. 1.3 De ontheffinghouder dient onverwijld contact op te nemen met de Provincie Drenthe indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als bedoeld in voorschriften 1.1 en 1.2 noodzakelijk zijn. 1.4 Deze ontheffing kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-)personen. De ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers blijven daarbij verantwoordelijk en aansprakelijk voor de juiste naleving van deze ontheffing. 1.5 Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van deze ontheffing en de bijbehorende brief op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek te worden getoond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren. 1.6 De ontheffinghouder dient, zodra de datum van aanvang van de werkzaamheden bekend is, doch uiterlijk 7 dagen van tevoren, hiervan melding te maken bij de Provincie Drenthe. Dit kan door een te sturen naar vth@drenthe.nl. 2. Specifieke voorschriften 2.1 Er dient gewerkt te worden zoals beschreven in het Ecologisch werkprotocol groot onderhoud en isolatie 65 woningen Violenstraat e.o. te Assen (Buro Bakker, 19 oktober 2018), zoals bijgevoegd bij de aanvraag en zover in deze ontheffing niet anders is aangegeven. 2.2 De werkzaamheden dienen gefaseerd plaats te vinden zoals aangegeven in figuur 1 in het Ecologisch werkprotocol (Buro Bakker, 19 oktober 2018) Bij correspondentie verzoeken wij u het zaaknummer te vermelden.

2 2 2.3 Voorafgaand aan de werkzaamheden dient door een deskundige vast gesteld te zijn dat er geen beschermde soorten in de te renoveren woningen aanwezig zijn. Huismus 2.4 De werkzaamheden aan de woningen aan de Leliestraat 15 t/m 29 en 18 t/m 24, Violenstraat 8 en 10 en Sperwerstraat dienen buiten de kwetsbare periode (maart t/m augustus en periode van vorst) van de huismus plaats te vinden. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kan deze periode langer of korter zijn. De periode voor het uitvoeren van deze werkzaamheden dient daarom afgestemd te worden met een deskundige op het gebied van de huismus. 2.5 De werkzaamheden aan de Sperwerstraat 50 t/m 68 vinden plaats binnen het broedseizoen van de huismus. Deze woningen dienen voorafgaand aan het broedseizoen ongeschikt gemaakt te worden voor de huismus zodat verstoring tijdens het broedseizoen wordt voorkomen. Voordat deze woningen ongeschikt gemaakt worden dienen de woningen aan de Leliestraat en de Violenstraat 8 en 10 al geschikt gemaakt te zijn voor de huismus. 2.6 Na afloop van de werkzaamheden dienen alle gerenoveerde woningen voorzien te zijn van vogelvides (in totaal zijn dit 860 nestlocaties). Het groen in de tuinen dient intact te worden gehouden. Laatvlieger 2.7 De werkzaamheden aan de Sperwerstraat 45 t/m 63 vinden plaats buiten de kraam- en zomerperiode van de laatvlieger. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kan deze periode langer of korter zijn. De periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient daarom afgestemd te worden met een deskundige op het gebied van de laatvlieger. 2.8 Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt door een ecologisch deskundige gecontroleerd of er laatvliegers in de woningen aanwezig zijn. Indien dit het geval is dienen de woningen eerst ongeschikt gemaakt te worden voor de vleermuizen voordat de werkzaamheden kunnen plaatsvinden. Het ongeschikt maken dient te gebeuren onder gunstige weersomstandigheden opdat de vleermuizen in staat zijn om een andere verblijfplaats op te zoeken. Het ongeschikt maken dient plaats te vinden onder ecologische begeleiding. 2.9 Na afloop van de werkzaamheden dient het dak van de woningen aan de Sperwerstraat 45 t/m 63 weer geschikt te zijn voor de laatvliegers conform paragraaf 3.1 van het Ecologisch werkprotocol (Buro Bakker, 19 oktober 2018) De maatwerkoplossing voor de verblijven van de laatvliegers genoemd in voorwaarde 2.9 dient door een ecologische deskundige gemonitord te worden voor een periode van drie jaar conform paragraaf 4 van het Ecologisch werkprotocol (Buro Bakker, 19 oktober 2018). De resultaten van deze monitoring worden jaarlijks gedeeld met de Provincie Drenthe (vth@drenthe.nl). Gewone dwergvleermuis 2.10 De ontheffinghouder dient bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met de kwetsbare perioden van de gewone dwergvleermuis. Gezien de functie van het plangebied, namelijk zomerverblijfplaatsen, loopt deze periode globaal van april tot half november. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kan deze periode langer of korter zijn. De periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient daarom afgestemd te worden met een deskundige op het gebied van de gewone dwergvleermuis. Indien de werkzaamheden niet buiten het kwetsbare seizoen van de gewone dwergvleermuis uitgevoerd kunnen worden, dienen de woningen voorafgaand aan het kwetsbare seizoen ongeschikt gemaakt te worden zodat er geen verstoring plaatsvindt van de gewone dwergvleermuis tijdens de werkzaamheden.

3 De ontheffinghouder dient, voorafgaand aan de renovatie, minimaal 16 wandschalen en 4 kraamkasten geschikt voor de gewone dwergvleermuis in of in de directe omgeving van het plangebied te realiseren. Deze verblijven dienen ook na de werkzaamheden beschikbaar te blijven voor de gewone dwergvleermuis Na afloop van de werkzaamheden dient de ruimte onder de dakpannen en het dakbeschot van de woningen weer toegankelijk en geschikt te zijn voor de gewone dwergvleermuis. 3. Overige voorschriften 3.1 Een deskundige op het gebied van de soorten waarvoor ontheffing is verleend dient ten minste aanwezig te zijn op de volgende momenten: a) bij het ongeschikt maken van het gebouw voor de huismus, laatvlieger en gewone dwergvleermuis, voorafgaand aan de renovatie b) tijdens het aanbrengen of het bepalen van de exacte locaties van de alternatieve (zowel de tijdelijke als de permanente) verblijfplaatsen op geschikte locaties c) bij de monitoring van de woningen aan de Sperwerstraat op geschiktheid voor de laatvliegers 3.2 Het kan voorkomen dat de in de ontheffing gestelde termijn niet voldoende is om de werkzaamheden waarop de ontheffing betrekking heeft uit te voeren. In dat geval dient de ontheffinghouder, minimaal vier maanden voor het verstrijken van deze termijn een nieuwe aanvraag in te dienen. Dit voorkomt onnodige vertraging van het project. 4. Zorgplicht 4.1 De ontheffinghouder dient voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Activiteiten of werkzaamheden die leiden tot negatieve effecten op plant- of diersoorten dienen achterwege gelaten te worden, of zo uitgevoerd te worden waardoor de effecten beperkt of ongedaan gemaakt worden. Gedeputeerde Staten voornoemd, namens dezen,. A. Venekamp, teamleider Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Afschrift aan: - ontheffinghouder - het College van Burgemeester en Wethouders van Assen (digitaal) Bezwaar Belanghebbenden die het niet eens zijn met dit definitieve besluit, kunnen binnen zes weken na de dag van verzending van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij het College van Gedeputeerde Staten van Drenthe. Voor meer informatie over de bezwaarprocedure zie

4 4 BIJLAGE 1: MOTIVERING BIJ BESLUIT 1. Aanvraag en procesverloop Op 7 augustus 2018 heeft Actium (hierna: ontheffinghouder) een aanvraag gedaan voor een ontheffing van de Wnb. Op 16 augustus 2018 en 20 september 2018 heeft de ontheffinghouder ons aanvullende informatie toegestuurd. Het project betreft groot onderhoud en isolatie van woningen aan de Leliestraat, Violenstraat, Sperwerstraat en Vredeveldseweg in Assen (zie figuur 1). De ontheffinghouder heeft een ontheffing aangevraagd voor de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 2 en artikel 3.5, lid 2 en lid 4 van de Wnb voor de volgende soorten: huismus, laatvlieger en gewone dwergvleermuis. Figuur 1: plangebied, met roodomrand de woningen die gerenoveerd gaan worden. 2. Wettelijk kader 2.1 Vogelrichtlijn De huismus is een beschermde inheemse vogelsoort als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. - Op grond van artikel 3.1, lid 2, van de Wnb is het verboden opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels als bedoeld in het eerste lid te vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen. Het nest van een vogel, zoals bedoeld in artikel 3.1, lid 2 van de Wnb is de plaats die een vogel gebruikt voor het leggen en uitbroeden van de eieren en het grootbrengen van de jongen, voor zover het geen nestvlieder betreft. Ook de inhoud en de functionele omgeving van het nest moeten worden beschermd voor zover het broedsucces hiervan afhankelijk is. Artikel 3.1, lid 2 van de Wnb is gedurende het broedseizoen van toepassing op alle in gebruik zijnde nesten van vogels. Nesten van de huismus zijn op basis van vaste jurisprudentie bovendien jaarrond beschermd. Dit houdt in dat ook buiten het broedseizoen de nesten beschermd zijn en niet mogen worden vernield of weggehaald.

5 5 2.2 Habitatrichtlijn, bijlage II van verdrag van Bern en Bijlage I van verdrag van Bonn De gewone dwergvleermuis en de laatvlieger zijn beschermde inheemse diersoorten als bedoeld in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn. De laatvlieger is ook beschermd volgens bijlage II van het verdrag van Bern. Zodoende zijn de soorten beschermd op grond van artikel 3.5 van de Wnb. - Op grond van artikel 3.5, lid 2, van de Wnb is het verboden om dieren als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren. - Op grond van artikel 3.5, lid 4, van de Wnb is het verboden om de voorplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in het eerste lid te beschadigen of te vernielen. Onder voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van vleermuizen als bedoeld in artikel 3.5, lid 4 van de Wnb vallen o.a. kraamverblijven, zomerverblijven, paarverblijven en winterverblijven maar ook essentiële vliegroutes en foerageergebieden die van belang zijn voor de instandhouding van de voortplantingsplaats of rustplaats worden hieronder gerekend. Tijdelijke, seizoensgebonden, verblijfplaatsen als holen die van belang zijn voor de gunstige staat van instandhouding van een soort op populatieniveau of per individu zijn ook beschermd door artikel 3.5, lid 4 van de Wnb. Naast artikel 3.5 lid 4 van de Wnb is ontheffing gevraagd voor artikel 3.5 lid 2 van de Wnb. Gelet op de werkzaamheden valt niet uit te sluiten dat er sprake is van mogelijk opzettelijke verstoring van de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger, daarom is ontheffing van de verbodsbepaling genoemd in artikel 3.5 lid 2 van de Wnb noodzakelijk. 2.3 Beoordelingsgronden ontheffing verlening Op grond van artikel 1.10, lid 3, van de Wnb dienen wij bij het afgeven van een ontheffing op grond van de Wnb rekening te houden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied en de regionale en lokale bijzonderheden. In dit geval zien wij, deze belangen in acht genomen, geen reden om de ontheffing anders vorm te geven. Daarnaast blijkt uit de relevante wet- en regelgeving dat de aangevraagde ontheffing alleen kan worden verleend als er geen andere bevredigende oplossing bestaat, de ontheffing aangevraagd wordt onder een aangewezen belang en de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in het geding is. De ontheffinghouder heeft aangegeven te voldoen aan de voorwaarden zoals deze worden gesteld in artikel 3.3, lid 4 en artikel 3.8 lid 5 van de Wnb. 3. Overwegingen De ontheffinghouder is voornemens groot onderhoud en isolatiewerkzaamheden uit te voeren aan woningen in de Leliestraat, Violenstraat, Sperwerstraat en Vredeveldseweg in Assen. Deze werkzaamheden bestaan uit: - Opbouwen van steigers, aan- en afvoer van de bouwplaats inrichting - Verwijderen oude dakpannen, aanbrengen isolatie en aanbrengen nieuwe dakpannen - Het aanvullen van de isolatie in de spouwmuren door middel van het boren van gaten in de voegen van de gevel op de begane grond, waarin het isolatiemateriaal gespoten wordt. Na het afronden van de werkzaamheden zijn de woningen opgeknapt en goed geïsoleerd. Uitgevoerd onderzoek Op 8 augustus 2017 is door ecologische Buro Bakker een Quickscan uitgevoerd waarbij een inschatting is gemaakt van de geschiktheid van de woningen als verblijfplaats of leefgebied voor beschermde soorten. Naar aanleiding van deze Quickscan is aanvullend onderzoek gedaan gericht op huismus, gierzwaluw en vleermuizen. De onderzoeken zijn uitgevoerd volgens de richtlijnen gegeven

6 6 door de kennisdocumenten (BIJ12) en het vleermuisprotocol (NGB, 2017). Er zijn tijdens de onderzoeken geen gierzwaluwnesten aangetroffen. Wel zijn 21 nesten van huismussen aangetroffen. Daarnaast zijn er drie verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis waargenomen. Een zomerverblijf en twee paarverblijven. Tot slot zijn er nog drie verblijfplaatsen van de laatvlieger aangetroffen. Het gaat hier om een kraamverblijfplaats en twee zomerverblijfplaatsen. Omdat voor de laatvlieger geen standaardmaatregelen bekend zijn, is er door Actium samen met Buro Bakker een voorstel gedaan voor het geschikt houden van de woningen voor de laatvliegers. Deze maatregelen zullen worden gemonitord zodat de hierdoor verkregen kennis in de toekomst mogelijk toegepast kan worden in vergelijkbare situaties. 3.1 Alternatievenafweging De renovatiewerkzaamheden zijn gebonden aan deze woningen en dus aan deze locatie. De werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het landelijk energieakkoord. Indien de werkzaamheden niet worden uitgevoerd, worden de doelstellingen uit het energieakkoord niet gehaald. De technische staat van de woningen voldoet bovendien niet meer aan de eisen van de ze tijd. Er treedt veel energieverlies op en er is sprake van vocht en tocht. Indien de werkzaamheden niet plaatsvinden zullen de woningen op termijn onbewoonbaar worden. Dit zal resulteren in sloop en nieuwbouw waarbij de verblijfplaatsen van huismus, gewone dwergvleermuis en laatvlieger ook worden aangetast. Het is niet mogelijk om de woning met het kraamverblijf van de laatvliegers in oorspronkelijke staat te houden omdat de dakpannen die nu op de woning liggen te zwaar zijn voor de dakconstructie. De dakpannen moet vervangen worden en kan nu gecombineerd worden met het isoleren van de woning. Door voldoende alternatieve verblijfplaatsen aan te bieden voor huismus, gewone dwergvleermuis en laatvlieger en te werken buiten de kwetsbare perioden van deze soorten wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met aanwezige beschermde soorten en worden effecten zoveel als mogelijk beperkt. Voor de ingreep bestaat geen andere bevredigende oplossing. 3.2 Belangenafweging De ontheffinghouder geeft in de aanvraag aan te werken in het belang van volksgezondheid of openbare veiligheid en ter bescherming van flora of fauna, genoemd in artikel 3.3, lid 4 sub b van de Wnb. Daarnaast wordt aangegeven te werken in het belang van de bescherming van de wilde flora of fauna, of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats en in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten genoemd in artikel 3.8, lid 5 sub b van de Wnb. Volksgezondheid of openbare veiligheid (of andere dwingende redenen van groot openbaar belang) In de te slopen woningen is sprake van tocht, vocht en schimmelproblemen. Dit kan leiden tot gezondheidsklachten en geuroverlast. Met name de schimmel leidt al enige tijd tot problemen voor de gezondheid van de bewoners van de woningen. De te renoveren woningen zullen energielabel A hebben. Door de renovatiewerkzaamheden wordt gewerkt aan de afspraken die op landelijk niveau zijn vastgelegd in het Energieconvenant (2012). Het uitgangspunt van het Energieconvenant is dat in 2020 alle woningen een gemiddelde Energie Index van 1,25 hebben (gemiddeld energielabel B). Daarnaast heeft Nederland zich gecommitteerd aan het Klimaatakkoord van Parijs. Het Parijs-akkoord betekent voor Nederland een beperking van de uitstoot van broeikasgassen met 80% of meer in ( De te bouwen woningen die vallen onder deze ontheffingsaanvraag zijn hier een klein

7 7 onderdeel van maar dit is op zijn beurt weer onderdeel van de energieprestaties van alle huurwoningen in Nederland. Bescherming flora en fauna Er worden in het plangebied een groot aantal permanente alternatieve verblijfplaatsen voor huismussen en vleermuizen gerealiseerd. Voor de huismus worden er 860 potentiele verblijfplaatsen gerealiseerd waar er 21 verblijfplaatsen verloren gaan. Voor de gewone dwergvleermuizen worden er 16 wandschalen en vier kraamkasten opgehangen naast het feit dat de woningen na de werkzaamheden ook weer toegankelijk zijn voor de vleermuizen. Ook de ruimte onder het dak van de woningen aan de Sperwerstraat zullen weer bereikbaar zijn voor de laatvliegers. Wij kunnen instemmen met de in de aanvraag beschreven belangen. De genoemde belangen vormen een voldoende onderbouwing om het optreden van (beperkte) negatieve effecten op de aangevraagde soorten te rechtvaardigen. 3.3 Staat van instandhouding Huismus De staat van instandhouding van de huismus is beoordeeld als matig ongunstig waar het gaat om populatie en verspreiding. Het leefgebied en toekomstperspectief van de huismus is wel gunstig. De laatste jaren vertoond de populatie een kleine toename ( In de Leliestraat en de Sperwerstraat komt de huismus talrijk voor. In de omgeving zijn verder geen grote aantallen huismussen waargenomen. Op basis hiervan wordt de lokale staat van instandhouding als ongunstig beoordeeld. Door te werken buiten de kwetsbare perioden, de woningen gefaseerd (blok voor blok) ongeschikt te maken wordt verstoring zoveel mogelijk voorkomen. In de toekomstige situatie zullen alle woningen worden voorzien van vogelvides waardoor op elke meter twee huismus-nestlocaties worden gerealiseerd. Dit biedt kansen voor de lokale staat van instandhouding om zich gunstig te ontwikkelen. Negatieve effecten op de staat van instandhouding worden daarom niet verwacht. Gewone dwergvleermuis De gewone dwergvleermuis is in Nederland de meest algemeen voorkomende vleermuizensoort. De populatie wordt geschat op tot individuen (Ottenburg & Van Swaay, red., 2014). Er zijn geen aanduidingen dat de landelijke populatie in haar staat van instandhouding wordt bedreigd. De twee gewone dwergvleermuizen die in de zomer aan de Sperwerstraat verblijven maken onderdeel uit van een grotere populatie. Gezien de leefwijze van de soort mag worden aangenomen dat er in de omgeving een netwerk aan verblijfplaatsen aanwezig is. In de omgeving van het plangebied zijn voldoende alternatieven voor zomer-, paar- en winterverblijven beschikbaar om naar uit te wijden. Daarnaast zijn er extra alternatieve verblijfplaatsen opgehangen in de vorm van 16 wandschalen en vier kraamkasten. Door de genomen maatregelen en het feit dat er gewerkt wordt buiten de kwetsbare periode zorgt ervoor dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op de staat van instandhouding van de gewone dwergvleermuis. Laatvlieger De populatie van laavliegers wordt geschat op tot individuen en er wordt vanuit gegaan dat de Nederlandse populatie als één geheel kan worden gezien. De soort komt verspreid door het land voor (Ottenburg & Van Swaay, red., 2014) en omdat de soort erg mobiel is kunnen

8 8 verblijfplaatsen ver uit elkaar liggen. In de omgeving van het plangebied is volop foerageergebied aanwezig maar de meeste woningen lijken ongeschikt voor de laatvliegers vanwege het ontbreken van grote kieren in de kopgevels. De woningen aan de Sperwerstraat zijn daarom van belang voor het in standhouden van de lokale populatie laatvliegers. Door te werken buiten de kraamperiode van de laatvliegers, de te nemen maatregelen waardoor de daken op eenzelfde manier door de laatvliegers bereikt kunnen worden wordt verwacht dat er geen negatieve effecten op de staat van instandhouding van de laatvliegers plaatsvinden. Omdat de te nemen maatregelen nog niet eerder zijn toegepast, zal er monitoring plaatsvinden zodat kan worden beoordeeld in hoeverre er effecten optreden. 3.4 Zorgplicht en broedseizoen Naast de soorten waarvoor de ontheffinghouder de ontheffing heeft aangevraagd kunnen ook andere soorten worden aangetroffen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Artikel 1.11 van de Wnb gebiedt eenieder voldoende zorg in acht te nemen voor Natura gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende planten en hun directe leefomgeving. Activiteiten of werkzaamheden die leiden tot negatieve effecten op gebieden of specifieke plant- of diersoorten dienen achterwege gelaten te worden, of zo uitgevoerd te worden waardoor de effecten worden beperkt of ongedaan gemaakt. Naast de zorgplicht dient de ontheffinghouder ook rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Werkzaamheden die een negatief effect kunnen hebben op het broedsucces van vogels dienen uitgesteld te worden. Over het algemeen wordt voor het broedseizoen van vogels een periode aangehouden van 15 maart t/m 15 juli. Echter, dit kan in de praktijk per vogelsoort en per individu verschillen. Een deskundige dient vast te stellen dat het broedseizoen voor de op het plangebied aanwezige soorten ten einde is. 3.5 Gebiedsbescherming Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura gebied. Tevens zijn er geen ecologische relaties tussen het plangebied en Natura 2000 gebieden in de omgeving. Werkzaamheden die binnen het plangebied vallen hebben daarmee geen effecten op beschermde natuurgebieden in de omgeving. 4. Conclusie Gelet op vorenstaande besluiten wij ontheffing van de Wnb te verlenen. Aan deze ontheffing zijn de voorschriften verbonden zoals vermeld in het besluit.