ADVIES OVER HET BENCHMARKINGCONVENANT ENERGIE-EFFICIËNTIE IN DE INDUSTRIE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ADVIES OVER HET BENCHMARKINGCONVENANT ENERGIE-EFFICIËNTIE IN DE INDUSTRIE"

Transcriptie

1 ADVIES OVER HET BENCHMARKINGCONVENANT ENERGIE-EFFICIËNTIE IN DE INDUSTRIE Brussel, 21 oktober 2002 PVH/advies benchmarkconvenant INHOUD 1. BELEIDSSAMENVATTING 3 2. INLEIDING 7 3. ALGEMENE BEOORDELING Situering van het benchmarkingconvenant Voor- en nadelen van het benchmarkingconvenant Standpunt van de Raad INBEDDING IN HET KLIMAATBELEID EN AAN VULLENDE MAATREGELEN Invulling bredere beleidskader Voldoende mensen en middelen CO 2 /REG-verplichtingen Innovatiebeleid Decretaal kader voor het afsluiten van energiebeleidsovereenkomsten Mededinggingsbeleid BEMERKINGEN BIJ DE TEKST VAN HET VOORONTWERP Voorafgaandelijke algemene bemerkingen Toepassingsgebied en toetreding (art. 3) Vaststellen afstand tot de Wereldtop (art. 4) Procedure voor de energieplanning (art. 5) Maatregelen en termijnen voor de realisatie van de Wereldtop (art. 6) Monitoring, verslaggeving en sanctionering (art. 7 en art. 19) Verslaggeving en evaluatie (art. 8 en art. 15) Commissie Benchmarking (art. 9) Verificatiebureau (art. 10) Verplichtingen van de sectororganisaties (art. 11) Verplichtingen van het Vlaams gewest (art. 12)...35

2 Openbaarheid en geheimhouding (art. 14, art. 8 ea) Gewijzigde omstandigheden, wijziging en opzegging (art. 16, 17 en 18) BIJLAGE: VOOR- EN NADELEN VAN HET BENCHMARKINGCONVENANT Potentiële voordelen van het benchmarkingconvenant Potentiële nadelen van het benchmarkingconvenant...43

3 3. 1. BELEIDSSAMENVATTING 1. Het benchmarkingconvenant. Het benchmarkingconvenant is een overeenkomst tussen het Vlaams Gewest en grote industriële energiegebruikers, waarin de deelnemende bedrijven zich verbinden om zo snel mogelijk en ten laatste tegen 2012 blijvend tot de wereldtop te behoren inzake energie-efficiëntie. Hiertoe zullen ze samen met een benchmarkingconsultant hun prestaties inzake energie-effiëntie 'benchmarken' of vergelijken met de wereldtop en maatregelen nemen om de afstand tot de wereldtop te overbruggen. De Vlaamse overheid van haar kant verbindt zich ertoe om o.a. geen bijkomende verplichtingen in te voeren voor deze bedrijven op het vlak van energieverbruik of broeikasgasemissies, en om een vrijstelling van energietaks voor deze bedrijven bij de bevoegde federale en Europese overheid te verdedigen. De uitvoering staat onder toezicht van een onafhankelijk bureau, het Verificatiebureau, en wordt gecoördineerd door de Commissie Benchmarking die samengesteld is uit vertegenwoordigers van de overheid en de deelnemende ondernemingen. 2. Akkoord met instrument benchmarkconvenant... De raad ondersteunt het gebruik van benchmarkconvenanten als instrument van het klimaatbeleid. Het Vlaams klimaatbeleid wordt immers al jaren gekenmerkt door hoogdravende verklaringen en ambitieuze doelstellingen die vervolgens niet worden gehaald bij gebrek aan consensus over concrete instrumenten en maatregelen. De raad vindt niet dat nog langer kan worden gewacht. Het uitblijven van een duidelijk beleid is nefast, zowel voor het milieu als voor de economie. Daarom pleit de raad voor een pragmatische houding, waarbij nù alvast de maatregelen worden genomen en instrumenten worden ingezet waarover een voldoende brede consensus bestaat. Het benchmarkingconvenant is in de huidige context het beste instrument om betekenisvolle emissiereducties te realiseren en tezelfdertijd de concurrentiepositie, de ontwikkelingskansen en de werkgelegenheid voor een aantal specifieke bedrijven in Vlaanderen te vrijwaren. 3. Mits twee randvoorwaarden zijn vervuld. De raad vraagt dan ook dat snel met de afsluiting en de verdere operationalisering van de benchmarkingconvenanten wordt gestart. Eenzelfde dringendheid geldt overigens voor de reeds lang aangekondigde auditconvenanten. Voor de raad zijn hieraan wel twee strikte randvoorwaarden gekoppeld. Met name moet aan de in het advies vermelde punten een oplossing worden gegeven door ten eerste een betere inbedding in het klimaatbeleid en het nemen van aanvullende maatregelen, en door ten tweede de modaliteiten van het ontwerpconvenant aan te passen.

4 4. I. INBEDDING IN HET KLIMAATBELEID EN AANVULLENDE MAATREGELEN 4. Vul het bredere beleidskader in. Volgens de raad is er dringend nood aan een betere invulling van het beleidskader, zodat er geen onduidelijkheid bestaat over de inbedding van het benchmarkingconvenant in het volledige klimaatbeleid. Specifiek zorgt de relatie tussen enerzijds de absolute emissieplafonds van het Kyoto-Protocol en anderzijds de relatieve doelstellingen van het benchmarkingconvenant voor ongerustheid en discussie over de wenselijkheid van het benchmarkingconvenant. Vooralsnog zijn er geen redenen om aan te nemen dat tijdens de looptijd van het klimaatbeleidsplan (tot 2005) als gevolg van het benchmarkingconvenant aan andere maatschappelijke sectoren en doelgroepen meer inspanningen zullen worden gevraagd dan gepland. De situatie na de planperiode is minder duidelijk. Voor de raad mag het benchmarkingconvenant in elk geval geen onrechtvaardigheden creëren t.o.v. maatschappelijke sectoren die niet onder het toepassingsgebied van het convenant vallen. 5. Voorzie voldoende mensen en middelen. Voor de raad is het essentieel dat in de uitvoering en opvolging van het convenant, de overheid een voldoende sterke partner is. De Vlaamse regering dient daartoe de nodige mensen en middelen te voorzien. Van groot belang daarbij is dat ook de nodige ervaring en deskundigheid beschikbaar worden gesteld. 6. Werk de geplande CO 2 /REG-verplichtingen uit. Ondernemingen die geen convenant afsluiten of niet naleven zullen REG-verplichtingen opgelegd krijgen. De raad vraagt dat hier snel werk wordt van gemaakt, en dat deze energie-efficiëntieverplichtingen worden geïntegreerd in de bestaande wetgeving en procedures op een zodanige manier dat er een coherente en consistente regelgeving ontstaat en de procedures en de administratieve belasting tot een minimum worden herleid. 7. Activeer het innovatiebeleid. De aanpak van de klimaatproblematiek vereist volgens de raad radicale innovaties en transities op niveau van maatschappelijke systemen (energiesystemen, vervoersystemen, ). De vereiste veranderingsprocessen zijn dusdanig complex van aard, dat deze de reikwijdte en competentie van een individuele onderneming ver te boven gaan. De stimulering van deze transities moet dan ook niet via het convenant gebeuren. Hier heeft het innovatiebeleid een belangrijke taak. 8. Werk het decretaal kader voor energiebeleidsovereenkomsten beter uit. Volgens de raad is de uitwerking van een decretaal kader voor de benchmarkingconvenanten nodig. De regeling opgenomen in het voorontwerp CO 2 /REG-decreet is echter onvolledig en te beperkt. Aan dit voorontwerp moeten bepalingen worden toegevoegd inzake de verhouding tot bestaande en toekomstige regelgeving, inspraak- en openbaarheid bij de opmaak van energiebeleidsovereenkomsten en openbaarheid van energie-informatie.

5 5. 9. Schakel het mededingingsbeleid in. Afspraken over de technologische ontwikkeling op het vlak van energie-efficiëntie tussen bedrijven die behoren tot de wereldtop zijn een mogelijk gevaar. Er is dan ook een belangrijke rol weggelegd voor de Europese en Belgische instanties bevoegd voor de naleving van het mededingingsrecht en met name van de regels in verband met kartelvorming. II. BELANGRIJKSTE BEMERKINGEN BIJ DE TEKST VAN HET VOORONTWERP 10. Coördineer de voorziene vrijstelling van bijkomende maatregelen inzake energiebesparing en/of CO 2 -reductie met de federale overheid. De raad gaat ermee akkoord dat aan het convenant voordelen vanwege het Vlaams gewest worden gekoppeld voor de deelnemende bedrijven. Deze voordelen moeten ook het engagement vanwege het Vlaams gewest inhouden om bij de bevoegde overheden een vrijsteliing van een eventuele federale of Europese energie- of CO 2 -taks te bepleiten. Daarbij dient er over gewaakt te worden dat het Vlaamse, federale en Europese beleid een coherent geheel vormen. De raad wijst erop dat de aantrekkelijkheid van het convenant voor de deelnemende bedrijven staat of valt met de daadwerkelijke realisatie van de beloofde voordelen. Volgens de raad is dan ook coördinatie tussen het Vlaams gewest en de federale overheid een dringende en absolute noodzaak, teneinde de instrumenten die op de verschillende niveaus worden ingezet op mekaar af te stemmen. Dit kan concreet in het kader van het Nationaal klimaatplan gebeuren, waarvan het de bedoeling is dat het de gewestelijke klimaatbeleidsplannen mee integreert. Daartoe is trouwens een samenwerkingsakkoord in voorbereiding. Hierdoor verdwijnt de onzekerheid over de concrete voordelen die aan het benchmarkingconvenant gekoppeld zijn, hetgeen essentieel is voor de deelnemende bedrijven. 11. Zorg voor een goede selectie van methoden voor de vaststelling van de afstand tot de wereldtop. De verschillende methodes voor de vaststelling van de wereldtop zijn niet gelijk in termen van te verwachten energiebesparing. Zo kunnen de best practice methode en de doorlichtingsmethode strengere doelstellingen opleveren dan de decielmethode. Volgens de raad moet de selectie van de toe te passen methode de filosofie van het benchmarkconcept respecteren. Dit impliceert dat het vergelijkingspunt van het convenant de wereldtop is zoals vastgesteld volgens de decielmethode, zoals trouwens voorzien in het convenant. Daarnaast vraagt de raad dat het Verificatiebureau streng zou toezien op het eventuele gebruik van de regiomethode, en de doorlichtingsmethode enkel zou worden gebruikt voor gevallen waarin een vergelijking met andere installaties niet zinvol is. Een goede motivering van de uiteindelijk gehanteerde methode is hoedanook noodzakelijk, zonder dat dit leidt tot overbodige kosten en tijdverlies.

6 Start onverwijld het debat over de inzet van flexibiliteitsmechanismen. Indien een onderneming met de rendabele en minder rendabele maatregelen de wereldtop niet tegen 2008 kan bereiken, bestaat vanaf 2008 de mogelijkheid om flexibiliteitsmechanismen in te zetten (Joint Implementation, Clean Development Mechanism en emissiehandel) en dus te investeren in installaties van een ander bedrijf binnen of buiten Vlaanderen. Het voordeel hiervan is dat hierdoor al te hoge kosten of technisch onhaalbare emissiereducties worden vermeden. Aan de andere kant bestaat het gevaar dat de afstand tot de wereldtop steeds groter wordt en de situatie op termijn onhoudbaar wordt doordat onvoldoende werd geïnvesteerd in de modernisering van de installaties in Vlaanderen. Dit debat kan en moet naar het oordeel van de raad echter niet in de context van het voorliggende convenant gebeuren, maar veel ruimer. De raad staat dan ook achter de tekst van het convenant, die expliciet voorziet dat de inzet van flexibiliteitsmechanismen pas kan, nadat de toepassingsmodaliteiten in het Vlaams Gewest zijn vastgelegd. 13. Herbekijk de rol van de Commissie Benchmarking. De raad ondersteunt de oprichting en voorziene samenstelling van de Commissie Benchmarking, indien deze enkel een algemene coördinerende en adviserende rol heeft en geen beslissingsbevoegdheid. Bovendien mag de Commissie zich volgens de Raad niet inlaten met individuele dossiers, tenzij als bemiddelaar in geval van conflicten. 14. Voeg informatierechten voor werknemers toe. Het energie- en klimaatbeleid van een bedrijf wordt steeds meer een strategisch thema, van belang voor de tewerkstelling en het voortbestaan van het bedrijf. Daarom vraagt de raad dat in het convenant informatierechten voor de ondernemingsraad (en bij ontstentenis de andere organen) in de deelnemende bedrijven worden vastgelegd: informatie over het afsluiten van de convenant; informatie over de bepaling van de afstand tot de wereldtop en de resultaten van het bedrijf terzake; en informatie over de investeringen die zullen gebeuren en over het verloop van die investeringen; alsmede een bespreking in de ondernemingsraad m.b.t. de eventuele vrijstelling van heffing of andere voordelen van de overheid. 15. Zorg voor een meer volledige en duidelijke tekst. Los van de concrete inhoud, vergt het convenant een grondige redactioneel nazicht en herwerking. Het voorontwerp bevat immers nog talrijke onduidelijkheden, hiaten en tegenstrijdigheden. Ook is de dwingendheid van het convenant te beperkt gezien de afwezigheid van bepalingen inzake controle, de summiere regeling van sancties en de soepele opzeggingsregeling.

7 7. 2. INLEIDING De Raad werd door de Minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie op 26 augustus 2002 om advies gevraagd over het voorontwerp van benchmarkingconvenant over energieefficiëntie in de industrie. Dit convenant werd al in 1998 aangekondigd en de onderhandelingen werden reeds lange tijd geleden opgestart. Zij hebben begin 2002 geleid tot voorliggende ontwerptekst. Tegelijk werd in het voorontwerp van CO 2 /REG-decreet een juridische basis voorzien voor het convenant. Het benchmarkingconvenant is een overeenkomst tussen het Vlaams Gewest en grote industriële energiegebruikers. Daaronder worden alle bedrijven (vestigingen) verstaan waarvan het jaarlijks energieverbruik minstens 0,5 Petajoule bedraagt. Omgerekend betekent dit een verbruik van ±15 miljoen m3 aardgas, afhankelijk van het soort aardgas, van 13,9 miljoen liter gasolie of van 55,5 miljoen kwh (teruggerekend naar primaire energie). In deze categorie vallen in Vlaanderen ongeveer 105 bedrijven die samen 74% van het industrieel energieverbruik vertegenwoordigen. Sectorfederaties kunnen eveneens toetreden, maar vervullen slechts een informerende en sensibiliserende rol. De toetreding van een sectorfederatie verbindt de federatie niet op het gebied van energieefficiëntieresultaten van zijn leden, en verbindt evenmin de leden van de federatie. In het convenant verbinden de betrokken bedrijven zich om zo snel mogelijk en ten laatste tegen 2012 blijvend tot de wereldtop te behoren inzake energie-efficiëntie. Hiertoe zullen ze samen met een benchmarkingconsultant hun prestaties inzake energie-effiëntie 'benchmarken' of vergelijken met de wereldtop. Als uit dit onderzoek blijkt dat een bedrijf nog een afstand tot de wereldtop heeft te overbruggen, verplicht het bedrijf zich om daartoe maatregelen te nemen. Deze worden opgenomen in een energiebesparingsplan. De Vlaamse overheid van haar kant verbindt zich ertoe om o.a. geen bijkomende verplichtingen in te voeren voor deze bedrijven op het vlak van energieverbruik of broeikasgasemissies, en om een vrijstelling van energietaks voor deze bedrijven bij de bevoegde federale en Europese overheid te verdedigen. De uitvoering staat onder toezicht van een onafhankelijk bureau, het zgn. Verificatiebureau, en wordt gecoördineerd door de zgn. Commissie Benchmarking die samengesteld is uit vertegenwoordigers van de overheid en de deelnemende ondernemingen. Hierna geeft de raad in deel 3 zijn algemene beoordeling van het convenant. Hieruit zal blijken dat de raad de afsluiting het convenant ondersteunt, mits aan twee randvoorwaarden wordt voldaan. Ten eerste is een betere inbedding in het klimaatbeleid nodig. Ten tweede dient het ontwerpconvenant op een aantal plaatsen aangepast te worden. Deze beide voorwaarden worden in deel 4 resp. deel 5 van dit advies verder uitgewerkt.

8 8. 3. ALGEMENE BEOORDELING 3.1 Situering van het benchmarkingconvenant De afsluiting van benchmarkingconvenanten met grote industriële energieverbruikers was reeds als strategisch project opgenomen in de Beleidsnota , en kadert in de doelstelling van de Vlaamse overheid om de energie-efficiëntie te verhogen in de industrie en de tertiaire sector. Ook het ontwerp Vlaams Klimaatplan ziet benchmarkingconvenanten als een centraal beleidsinstrument in het klimaatbeleid. Voor de industrie formuleert het ontwerp Vlaams Klimaatplan als beleidsdoelstelling namelijk een continue verbetering van de energieefficiëntie, d.i. een continue vermindering van hoeveelheid energie die nodig is om een bepaalde hoeveelheid product te maken (bv. GJ/ton product). Volgens de Vlaamse regering is het echter niet goed mogelijk om onmiddellijk een streefcijfer aan deze efficiëntieverbetering te verbinden. De hoeveelheid energie per eenheid product dat een bepaald bedrijf dient te besparen, hangt namelijk mee af van fysische, technische en economische beperkingen. Men wil immers geen lineaire maatregelen invoeren of doelstellingen opleggen die onrealistisch zijn. Tegelijk wil men de lat voldoende hoog leggen zodat het maximum haalbare resultaat wordt gerealiseerd op het vlak van de verbetering van de energie-efficiëntie in de industrie. Daarom wil de Vlaamse overheid een bepaalde methode toepassen om op een geobjectiveerde wijze en met respect voor de eigenheid van elk bedrijf energieefficiëntienormen te kunnen opleggen aan de energie-intensieve industrie. De methode die werd gekozen voor de grote energie-intensieve bedrijven noemt men benchmarken. Benchmarking is het onderling vergelijken van de prestaties van soortgelijke procesinstallaties. Het houdt in dat grote energieverbruikers hun eigen prestatie op het vlak van energie-efficiëntie periodiek laten toetsen aan die van vergelijkbare andere bedrijven. Zij dienen vervolgens zo snel mogelijk, en uiterlijk in 2012, blijvend tot de wereldtop in energieefficiëntie te behoren. Voor bedrijven met een kleiner energiegebruik (jaarlijks minder dan 0,5 PJ) wordt de kostprijs voor het berekenen van een benchmark te hoog geacht, en werd als methode een audit(convenant) in het vooruitzicht gesteld. Dit houdt in dat deze bedrijven periodiek hun besparingspotentieel laten bepalen d.m.v. een audit. Zij dienen vervolgens alle maatregelen en investeringen uit te voeren die economisch rendabel zijn (terugverdientijd van vijf jaar of minder). Omwille van de grote diversiteit binnen de industrie werd dus gekozen voor een andere methode om energie-efficiëntiedoelstellingen voor de industrie vast te leggen in vergelijking met het vastleggen van soortgelijke doelstellingen voor bijvoorbeeld gezinnen en de tertiaire

9 9. (bv. energieprestatienormen voor gebouwen) en de transportsector (bv. energieefficiëntienormen voor voertuigen) waar de processen en installaties homogener zijn. Niet alleen de methode verschilt, ook het instrument waarmee de doelstellingen worden opgelegd. In het geval van de energie-intensieve industrie zal dit gebeuren via convenanten (benchmarkingconvenant of auditconvenant). In het geval van andere doelgroepen gebeurt dit via traditionele wettelijke instrumenten (wet of decreet en besluit van de Vlaamse of federale regering, milieuvergunning, ). Belangrijke verschillen tussen beide soorten instrumenten zijn o.a. de vrijwillige toetreding tot convenanten vs. het algemeen verplicht karakter van wet- en regelgeving, en de tegenprestatie van de overheid bij convenanten in ruil voor de engagementen van de tegenpartij vs. het eenzijdig normerend karakter van weten regelgeving. O.a. in Nederland, Finland, Denemarken, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Australië, Canada en de Verenigde Staten hebben soortgelijk convenanten intussen vaste vorm aangenomen in het klimaatbeleid. De concrete regeling van het Vlaams benchmarkconvenant is vooral geïnspireerd op de Nederlandse ervaring. 3.2 Voor- en nadelen van het benchmarkingconvenant Er zijn een aantal potentiële voordelen verbonden aan het gebruik van het benchmarkingconvenant ten opzichte van andere mogelijke instrumenten voor de doelgroep van de grote energie-intensieve bedrijven. Naast mogelijke voordelen zijn er echter ook een aantal potentiële nadelen. De belangrijkste werden samengevat in onderstaande tabel en worden in bijlage uitvoeriger toegelicht. Tabel 1: Potentiële voor- en nadelen van het benchmarkconvenant Potentiële voordelen Milieuresultaten op korte termijn Benutting win-win opportuniteiten Continue verbetering Stimulering technologiediffusie Leereffecten Stimulering eigen verantwoordelijkheid Vrijwaring economische ontwikkeling en internationale concurrentiepositie Erkenning van historische inspanningen Flexibiliteit Lagere uitvoeringskosten voor de overheid Potentiële nadelen Onvoldoende verregaand Te grote invloed op het beleid ( regulatory capture ) Geen stok achter de deur Onzekere emissiereducties Kartelvorming m.b.t. de stand van de wereldtop Relatieve verplichtingen vs. absolute doelstellingen Scheve lastenverdeling Slechte kosteneffectiviteit Beperkte bijdrage tot fundamentele innovaties Beperkte impact op de relatieve prijzen ( allocatieve efficiëntie ) Gebrek aan inspraak en openbaarheid Niet energie-, maar koolstofefficiëntie is van belang

10 10. Een discussie of stellingname die enkel gebaseerd is op dergelijke opsomming van potentiële voor- en nadelen leidt echter niet zelden tot een weinig vruchtbaar en abstract debat waarbij afhankelijk van de vooringenomenheid ten opzichte van benchmarkingconvenanten de nadruk wordt gelegd op voor- dan wel de nadelen. Immers, Het beeld is nooit volledig. Tegenover vrijwel elk voor- en nadeel kunnen tegenargumenten worden geplaatst. Veel hangt af van de concrete modaliteiten. De potentiële voor- en nadelen zullen zich pas in praktijk voordoen als de omstandigheden zich daartoe lenen. Dit betekent dat voor de meeste van de opgesomde nadelen een oplossing kunnen worden gevonden in de keuze van toepassingsmodaliteiten en in aanvullende maatregelen. Omgekeerd kunnen vele van de opgesomde voordelen zich ook bij andere soorten instrumenten voordoen, afhankelijk van de concrete modaliteiten en omstandigheden. Het is belangrijk waarmee vergeleken wordt. Voor- en nadelen zijn steeds relatief, d.w.z. zij gelden t.o.v. een alternatieve aanpak. Men moet dan ook opletten dat de vergelijking op een gelijkwaardige basis gebeurt en niet met een ideaaltypische situatie of reguleringsvorm. 3.3 Standpunt van de Raad De raad ondersteunt het gebruik van benchmarkconvenanten als instrument van het klimaatbeleid, mits voor de verder in dit advies besproken punten een oplossing wordt gevonden door een betere inbedding in het klimaatbeleid en het nemen van aanvullende maatregelen enerzijds en door de modaliteiten van het ontwerpconvenant aan te passen anderzijds. Het Vlaams klimaatbeleid wordt immers al jaren gekenmerkt door hoogdravende verklaringen en ambitieuze doelstellingen die vervolgens niet worden gehaald bij gebrek aan consensus over concrete instrumenten en maatregelen. De raad vindt niet dat nog langer kan worden gewacht. Het uitblijven van een duidelijk beleid is nefast, zowel voor het milieu als voor de economie 1. Daarom pleit de raad voor een pragmatische houding, waarbij nù alvast de maatregelen worden genomen en instrumenten worden ingezet waarover een voldoende brede consensus bestaat. Het benchmarkingconvenant is in de huidige context het beste instrument om betekenisvolle emissiereducties te realiseren en tezelfdertijd de concurrentiepositie, de ontwikkelingskansen en de werkgelegenheid voor een aantal specifieke bedrijven in Vlaanderen te vrijwaren. 1 Zo stelt de raad vast dat de beleidsonzekerheid er nu reeds toe leidt dat bepaalde bedrijfsinvesteringen, ook in energiebesparing, worden uitgesteld.

11 11. De raad vraagt dan ook dat snel met de afsluiting en de verdere operationalisering van de benchmarkingconvenanten wordt gestart. Eenzelfde dringendheid geldt overigens voor de reeds lang aangekondigde auditconvenanten. Voor de raad zijn hieraan wel twee strikte randvoorwaarden gekoppeld. Met name moet aan de hierna vermelde punten een oplossing worden gegeven door ten eerste een betere inbedding in het klimaatbeleid en het nemen van aanvullende maatregelen, en door ten tweede de modaliteiten van het ontwerpconvenant aan te passen. Het vervolg van dit advies is volledig gewijd aan de nadere concretisering van deze beide randvoorwaarden. Eerst wordt ingegaan op de noodzakelijke aanvullende maatregelen. Daarna wordt stil gestaan bij de noodzakelijke aanpassingen aan de ontwerptekst van het convenant zelf.

12 INBEDDING IN HET KLIMAATBELEID EN AANVULLENDE MAATREGELEN In dit deel van het advies gaat de raad in op de noodzakelijke inbedding in het klimaatbeleid en de noodzakelijke aanvullende maatregelen. Deel 5 behandelt de noodzakelijke wijzigingen aan de tekst van het convenant zelf. 4.1 Invulling bredere beleidskader Algemeen Noch de nota aan de Vlaamse regering bij het convenant, noch het ontwerp klimaatbeleidsplan verschaffen voldoende duidelijkheid over de inbedding van het benchmarkingconvenant in het volledige klimaatbeleid. Zij geven immers geen antwoorden op de cruciale vragen in het te voeren klimaatbeleid. Zo is het onduidelijk hoe Vlaanderen zijn doelstellingen denkt te zullen realiseren, of er verdeling van de reductie-inspanningen tussen maatschappelijke sectoren zal gebeuren, hoe dit zal gebeuren en hoe deze eruit zal zien, op welke wijze de flexibiliteitsmechanismen aangewend zullen worden om de doelstellingen te realiseren, wie de kosten zal dragen, etc. Volgens de raad is er dringend nood aan meer duidelijkheid en een betere invulling van het beleidskader. In die context dient ook aandacht te gaan naar de vermindering bij de deelnemende bedrijven, van de broeikasgasemissies die niet onder het toepassingsgebied van het benchmarkingconvenant vallen (andere emissiebronnen van CO 2 die geen verband houden met de energie-efficiëntie van de procesinstallaties bv. van het transport van en naar het bedrijf en andere broeikasgassen dan CO 2 ). Specifiek wat de relatie tussen absolute en relatieve doelstellingen betreft Enerzijds heeft de Vlaamse regering zich verbonden tot het naleven van de internationale Kyoto-verplichtingen die uitgedrukt zijn als absolute emissieplafonds. Zij heeft zichzelf ook tot doel gesteld de emissies van broeikasgassen te stabiliseren tegen 2005 op het niveau van Anderzijds stelt de Vlaamse regering voor om voor de energie-intensieve industrie benchmarkingconvenanten te gebruiken met relatieve energieefficiëntiedoelstellingen. Een stijging van de productie zou dus - ondanks een hogere energie-efficiëntie eventueel kunnen leiden tot een toename van de emissies. Men mag dan ook van de Vlaamse regering verwachten dat zij aangeeft hoe zij de verhouding tussen beide beslissingen ziet. Het ontbreken van duidelijkheid hierover zorgt voor ongerustheid en discussie over de wenselijkheid van het benchmarkingconvenant. De vrees bestaat dat de convenanten onvoldoende emissiereducties opleveren, zelfs wanneer de doelstellingen van het convenant worden gehaald, en dat van andere maatschappelijke sectoren meer

13 13. inspanningen zullen worden gevraagd om alsnog de Vlaamse (absolute) reductiedoelstellingen te halen; inspanningen die misschien niet haalbaar zijn, niet kosteneffectief zijn of om sociale redenen niet wenselijk zijn. Vooralsnog zijn er geen redenen om aan te nemen dat tijdens de looptijd van het klimaatbeleidsplan (tot 2005) als gevolg van het benchmarkingconvenant aan andere maatschappelijke sectoren en doelgroepen meer inspanningen zullen worden gevraagd dan gepland. Ook voor de andere maatschappelijke sectoren worden immers geen absolute emissieplafonds opgelegd aan de verschillende doelgroepen, maar relatieve verplichtingen (bv. energieprestatienormen voor gebouwen, energie-efficiëntienormen voor voertuigen, REG-verplichtingen netbeheerders elektriciteit en gas, ) en maatregelen en investeringen die een bepaalde terugverdientijd of economisch rendement hebben (bv. auditconvenant voor bedrijven met een jaarlijks energieverbruik van minder dan 0,5 PJ, energieverplichtingen in milieuvergunningen, ) 2. De situatie na de planperiode is minder duidelijk. Voor de raad mag het benchmarkingconvenant in elk geval geen onrechtvaardigheden creëren t.o.v. maatschappelijke sectoren die niet onder het toepassingsgebied van het convenant vallen. Aan sectoren en doelgroepen die niet onder het toepassingsgebied van het benchmarkingconvenant vallen maar vergelijkbare inspanningen leveren, dienen ook vergelijkbare voordelen te worden gegeven. 4.2 Voldoende mensen en middelen Voor de raad is het essentieel dat in de uitvoering en opvolging van het convenant, de overheid een voldoende sterke partner is. De Vlaamse regering dient daartoe dan ook de nodige mensen en middelen te voorzien. Van groot belang daarbij is dat ook de nodige ervaring en deskundigheid beschikbaar worden gesteld. Dit geldt voor de personen belast met de coördinatie en opvolging van het benchmarkingconvenant en in het bijzonder voor de vertegenwoordigers van de overheid in de Commissie Benchmarking. Deze Commissie is immers verantwoordelijk voor de opvolging van de uitvoering van het convenant. Het is dan ook noodzakelijk dat de overheid in deze commissie voldoende expertise en gezag inbrengt. 2 Bovendien is het helemaal niet duidelijk welke maatregelen er zullen volgen indien blijkt dat de gerealiseerde emissiereducties achterblijven op het gewenste tempo. Wordt gekozen voor extra emissiereducties in eigen land of voor een grotere inzet van flexibiliteitsmechanismen? Waar worden eventuele extra emissiereducties gerealiseerd? In die zin is het evenzeer mogelijk dat besloten wordt om de prestatienorm van het benchmarkconvenant aan te scherpen op grond van art. 15 van het convenant en andere maatschappelijke sectoren ongemoeid te laten.

14 CO 2 /REG-verplichtingen De Vlaamse regering voorziet twee strategieën om ondernemingen aan te sporen om een benchmarkconvenant af te sluiten en te laten naleven c.q. te sanctioneren (stok achter de deur). Enerzijds worden er een aantal voordelen gekoppeld aan het afsluiten van een convenant (zie verder onder 5.11). Anderzijds zullen ondernemingen die geen convenant afsluiten of niet naleven REG-verplichtingen opgelegd krijgen 3. De raad vraagt dat hier snel werk wordt van gemaakt. Zonder zich op dit moment inhoudelijk te willen uitspreken over de concrete energieverplichtingen die moeten worden voorzien, wijst de raad op enkele belangrijke aandachtspunten: Bij de uitwerking van de energie-efficiëntieverplichtingen dient erover gewaakt te worden dat de energie-efficiëntieverplichtingen worden geïntegreerd in de bestaande wetgeving en procedures, op een zodanige manier dat er een coherente en consistente regelgeving ontstaat en de procedures en de administratieve belasting tot een minimum worden herleid. Specifiek vraagt de raad dat wordt aangesloten bij de principes van het voorontwerp van decreet inzake milieuvoorwaarden en bij het SERV-advies terzake 4. De verhouding van benchmarkconvenanten tot bestaande en toekomstige regelgeving moet duidelijk geregeld worden. Dit gebeurt best in het kader van het voorontwerp van CO 2 /REG-decreet (zie verder onder 4.5). Volgens de raad kan het in bepaalde omstandigheden wenselijk zijn om sommige onderdelen van de overeenkomsten op te nemen in de regelgeving of om bijvoorbeeld de inhoud van milieuvergunningen mee af te stemmen op hetgeen in het convenant werd overeengekomen. De raad vraagt dat de mogelijkheden en te volgen stappen nader worden bekeken. 4.4 Innovatiebeleid Het benchmarkingconvenant bevat weinig stimulansen voor fundamentele technologische innovaties en maatschappelijke transities. Volgens de raad zijn dergelijke stimulansen nochtans noodzakelijk, maar dienen deze in het kader van het innovatiebeleid te worden voorzien. Dit moet niet via het convenant gebeuren. 3 De Vlaamse regering heeft aangekondigd dat in uitvoering van het CO2/REG-decreet en het milieuvergunningsdecreet een uitvoeringsbesluit zal worden uitgewerkt dat minimale energieefficiëntieverplichtingen oplegt. Ook zou een koppeling tussen deze uitvoeringsbesluiten en het benchmarkconvenant worden voorzien. Voor meer informatie, zie de memorie van toelichting bij het voorontwerp van CO2/REG-decreet.

15 15. Het realiseren van radicale innovaties in de huidige milieubelastende productieprocessen en consumptiepatronen vergt immers transities of innovaties op niveau van maatschappelijke systemen (energiesystemen, vervoersystemen, ). De vereiste veranderingsprocessen zijn dusdanig complex van aard, dat deze de reikwijdte en competentie van een individuele onderneming ver te boven gaan. Daarom zullen deze veranderingsprocessen alleen op gang komen met actieve steun van alle partijen die de gevolgen ervan zullen ondervinden. De industrie kan en moet hieraan een belangrijke bijdrage leveren, maar zeker niet als enige maatschappelijke partij. Het is niet mogelijk om de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de noodzakelijke systeeminnovaties geheel bij het bedrijfsleven te leggen. Het vergt een collectieve aanpak, waarbij diverse partijen gezamenlijk tot verdergaande vernieuwing komen. De raad dringt dan ook aan op een innovatiebeleid gericht op het stimuleren van veranderingsprocessen. Zoals voorgesteld in het SERV- advies over het milieubeleidsplan kan een startpunt daarvoor de formulering van speerpuntplannen zijn: domeinoverschrijdende toekomstplannen op een beperkt aantal speerpunten voor een duurzame samenleving. Concreet kan onder meer worden gedacht aan een plan voor een koolstofarme energiehuishouding en een plan voor een duurzaam verkeer en vervoerssysteem. In aanvulling hierop vraagt de raad dat specifieke maatregelen ter bevordering van de energie-efficiëntie worden uitgewerkt binnen het innovatiebeleid voor Vlaamse bedrijven die koploper zijn op wereldvlak, ter ondersteuning van innovaties inzake energie-efficiëntie die verder gaan dan de wereldtop vereist. 4.5 Decretaal kader voor het afsluiten van energiebeleidsovereenkomsten Volgens de raad is de uitwerking van een decretaal kader voor het afsluiten van benchmarkingconvenanten nodig. De regeling opgenomen in het voorontwerp CO 2 /REGdecreet is echter onvolledig en te beperkt. In zijn advies van 9 oktober 2002 over dit voorontwerp, heeft de raad gevraagd dat aan het voorontwerp de volgende bepalingen worden toegevoegd: De verhouding tot bestaande en toekomstige regelgeving. Dit moet duidelijk geregeld worden: een energiebeleidsovereenkomst mag niet in minder strenge zin afwijken van bestaande wet- en regelgeving, en de Vlaamse Regering mag in principe geen uitvoeringsbesluiten uitvaardigen die, met betrekking tot de door de 4 Cf. het advies van 11 september 2002 over het voorontwerp van decreet inzake milieuvoorwaarden.

16 16. energiebeleidsovereenkomst behandelde punten, verplichtingen opleggen strenger dan de bepalingen van de energiebeleidsovereenkomst (behalve in geval van dringende noodzaak of wanneer dit nodig is om te voldoen aan internationaal- of Europeesrechtelijke verplichtingen; in dat geval moet het Gewest vooraf overleg plegen met de andere partijen van de energiebeleidsovereenkomst). Inspraak- en openbaarheid bij de opmaak van energiebeleidsovereenkomsten. De raad vraagt geen analoge procedure zoals voor milieubeleidsovereenkomsten, die naar het oordeel van de SERV te zwaar is. Toch moeten ook inspraak- en openbaarheidsregels worden gerespecteerd. Concreet suggereert de raad de procedure die geldt voor ontwerpbesluiten van de Vlaamse regering in uitvoering van het elektriciteitsdecreet en het aardgasdecreet: verplichte advisering door SERV en MiNa-Raad, en publicatie van de definitieve overeenkomst in het Belgisch Staatsblad. Openbaarheid van energie-informatie. De bestaande regelgeving bevat een aantal bepalingen waardoor de werknemers informatierechten hebben inzake milieu-informatie. Zo dient bijvoorbeeld het comité voor de preventie en bescherming op het werk, desgevallend de ondernemingsraad en bij ontstentenis van beide organen de vakbondsafvaardiging, in uitvoering van Vlarem I onder meer een exemplaar van het vergunningsaanvraagdossier en van de vergunningsbeslissing te ontvangen, en moeten ook alle documenten en gegevens die in toepassing van Vlarem II moeten bezorgd worden aan de overheid ter beschikking worden gesteld. De raad vraagt dat in het kader van energiebeleidsovereenkomsten een gelijkwaardig niveau van informatieverstrekking aan de werknemers wordt voorzien (zie ook verder onder 5.12). 4.6 Mededinggingsbeleid Voor het vermijden van mogelijke afspraken over de technologische ontwikkeling op het vlak van energie-efficiëntie tussen bedrijven die behoren tot de wereldtop, is volgens de raad een rol weggelegd voor de Europese en Belgische instanties bevoegd voor de naleving van het mededingingsrecht en met name van de regels in verband met kartelvorming. Zowel de Europese 5 als de Belgische wetgeving 6 stellen immers dat overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemingsverenigingen en onderling op elkaar afgestemde feitelijke gedragingen die (o.a.) de technologische ontwikkeling of de investeringen beperken of controleren, in principe 7 verboden zijn. 5 artikel 85 EU-Verdrag. 6 Wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging. 7 Overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen kunnen immers ontsnappen aan het algemene kartelverbod uit art. 85 als zij aan bepaalde voorwaarden voldoen.

17 BEMERKINGEN BIJ DE TEKST VAN HET VOORONTWERP Hierna geeft de raad zijn bemerkingen bij de verschillende onderdelen van het ontwerpconvenant. Daarbij wordt de structuur van het convenant gevolgd. Naast een inhoudelijke beoordeling heeft de raad het ontwerp ook vormelijk-redactioneel getoetst op basis van de checklist die hij ook gebruikt bij de beoordeling van ontwerp milieubeleidsovereenkomsten 8. De resultaten van deze toetsing werden in de hierna volgende bespreking geïntegreerd. 5.1 Voorafgaandelijke algemene bemerkingen Voorbereiding van het convenant Het convenant is een vrijwillige overeenkomst tussen overheid en ondernemingen, waarbij beide partijen een aantal rechten en plichten afspreken. Daarbij is o.m. de keuze van partijen waarmee de besprekingen gebeuren van belang, alsook een zekere openheid van het onderhandelingsproces 9. Voor de totstandkoming en goede uitvoering van dergelijke afspraken is het essentieel dat er vertrouwen wordt gecreëerd en een breed draagvlak wordt gezocht. Dit laatste is onvoldoende gebeurd. Geen heldere, toegankelijke tekst Vormelijk-redactioneel is het convenant een slechte tekst. Het voorontwerp is niet steeds helder en logisch van opbouw 10 ; de titels van de verschillende artikels stroken niet steeds met de inhoud ervan 11 ; de verschillende artikels bevatten begripsomschrijvingen die beter onder de definities zouden worden opgenomen 12 ; de tekst bevat verschillende hiaten 13, tegenstrijdigheden 14, enz. Los van een beoordeling van de concrete inhoud van de betrokken artikelen, vergt het convenant dus een grondige redactioneel nazicht en herwerking. De checklist zoals opgenomen in het SERV-rapport van 9 juli 1997 over milieubeleidsovereenkomsten kan hierbij een nuttige leidraad zijn. 8 Rapport van 9 juli 1997 over milieubeleidsovereenkomsten. 9 Rapport van 9 juli 1997 over milieubeleidsovereenkomsten. 10 De tekst bevat verschillende vage begrippen die voor interpretatie vatbaar zijn. Een voorbeeld daarvan is de bepaling van art. 13 dat het Vlaams Gewest de kosten draagt van de vaste staf van de Commissie Benchmarking. Waarom wordt niet gewoon gesproken van de werkingskosten van de Commissie? Voor andere voorbeelden, zie verder. 11 Bv. art. 3 zou beter worden gesplitst in een artikel over het toepassingsgebied en een artikel over toetreding. 12 Voorbeelden hiervan zijn doorlichting (art. 4 lid 4), bedrijfseconomisch rendabele maatregelen (art. 6 lid 2), bedrijfseconomisch minder rendabele maatregelen (art. 6 lid 3), maatregelen (art. 6 lid 7), 13 Een voorbeeld is het ontbreken van controlebevoegdheden van de overheid. Voor meer voorbeelden, zie verder. 14 Art. 10 stelt bijvoorbeeld dat het Verificatiebureau de enige instantie is die over individuele gevallen oordeelt, terwijl art. 4, art. 5 en art. 9 aan de Commissie Benchmarking de taak geeft om ook in individuele gevallen te oordelen over o.a. uitstel voor het opmaken van een energieplan en onderbouwingen van afwijkingen op de methoden tot vaststelling van de wereldtop. Voor andere voorbeelden, zie verder.

18 18. Afwezigheid van een toelichting De raad betreurt de afwezigheid van een goede toelichting bij het ontwerpconvenant, waarin de overeenkomst afdoende wordt gesitueerd ten opzichte van de ruimere beleidscontext, en waarin uitleg wordt gegeven bij de rechten en plichten van de partijen. De nota aan de Vlaamse regering over het benchmarkingconvenant is immers zeer beperkt. Dit bemoeilijkt de interpretatie van het voorontwerp en de maatschappelijke advisering ervan, en kan ook bij de uitvoering van het convenant problemen opleveren. Toelichtingsbrochures en handleidingen De SERV waardeert dat er bij het convenant een brochure met gedetailleerde toelichtingsfiches worden voorbereid, en beschikbaar zullen worden gesteld via een daartoe opgerichte website ( ). Uit de teksten die daar momenteel beschikbaar zijn, is meestal wel de bedoeling van de verschillende bepalingen van het convenant duidelijk. Maar uiteindelijk is het de convenanttekst die telt. Deze moet ook zonder de (niet bindende) toelichtingsfiches duidelijk zijn en dus geen aanleiding kunnen geven tot verschillende interpretaties. Problematisch is bovendien dat deze toelichtingsfiches soms zaken vermelden die belangrijk zijn maar niet in het convenant staan 15. De raad vraagt dan ook dat de convenanttekst duidelijk en volledig is. Data en termijnen In het benchmarkconvenant worden data voorzien waartegen een aantal maatregelen moeten zijn genomen. De tekst van het convenant is echter nog afgestemd op de initiële planning, die ervan uitging dat het convenant begin 2002 zou worden opgestart. Intussen werd vertraging opgelopen, waardoor de data en termijnen in het convenant moeten worden herzien 16. Rol van de Commissie Benchmarking De raad ondersteunt de oprichting van een Commissie Benchmarking, bestaande uit vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid en de relevante sectoren. Deze Commissie dient volgens de raad belast te worden met de algemene coördinatie, opvolging en evaluatie van de uitvoering van het convenant. De Commissie heeft dus in de visie van de raad een coördinerende en adviserende rol, geen beslissingsbevoegdheid. De beslissingsbevoegdheid dient volgens de raad bij de overheid te liggen, voor beslissingen over aspecten met gevolgen voor andere delen van het klimaatbeleid (bv. toetreding), en bij het Verificatiebureau, voor een aantal technisch- 15 Bijvoorbeeld dat de keuze van de consultant(s) bedoeld in art. 4.1 moet worden voorgelegd aan het Verificatiebureau. Dit is niet in het convenant opgenomen, en is dus ook niet afdwingbaar. Voor andere voorbeelden, zie verder.

19 19. operationele zaken (bv. goedkeuring van de te hanteren vaststellingsmethode voor het bepalen van de wereldtop). Dit vergt een aanpassing van het convenant (zie verder). Bovendien mag de Commissie zich volgens de Raad niet inlaten met individuele dossiers. Dit wordt bevestigd door art. 10.1, waarin wordt gesteld dat het Verficatiebureau de enige instantie is die over individuele gevallen oordeelt. In andere artikelen worden echter aan de Commissie Benchmarking opdrachten bevoegdheden gegeven die betrekking hebben op individuele dossiers 17. Dit is niet wenselijk. De enige rol voor de Commissie bij individuele dossiers, is volgens de raad bemiddeling in geval van conflicten tussen partijen of tussen ondernemingen en het Verificatiebureau. 5.2 Toepassingsgebied en toetreding (art. 3) Toepassingsgebied: 0,5 PJ-ondergrens Art. 3.7 bevat een ondergrens van 0,5 PJ energieverbruik per jaar voor het toepassingsgebied van het convenant. Er zijn echter bedrijven met een absoluut energieverbruik dat iets lager ligt dan 0,5 PJ per jaar, die wèl energie-intensief 18 zijn en waarvoor processen wèl internationaal vergelijkbaar zijn. Deze bedrijven zouden volgens de SERV wel tot het benchmarkconvenant moeten kunnen toetreden (zie procedure hierna). Art voorziet deze mogelijkheid echter énkel voor vestigingen van ondernemingen die één of meer vestigingen hebben met een energieverbruik groter dan 0,5 PJ per jaar. Bovendien is van belang of processen internationaal vergelijkbaar zijn, niet (zoals in art. 3.7) of de producten en het functioneren op de wereldmarkt vergelijkbaar zijn met andere grote energie-intensieve bedrijven. Verder bevat art geen procedure noch criteria voor de toetreding van dergelijke vestigingen of bedrijven. Er staat enkel dat de onderneming een verzoek kan indienen bij de Commissie, niet of en hoe dit verzoek zal behandeld worden. Het toepassingsgebied van het convenant is ook te vaag geformuleerd in art. 3.7, waardoor onduidelijkheden kunnen ontstaan. Zo is het onduidelijk of ook transportbedrijven met een energieverbruik van meer dan 0,5 PJ per jaar onder het toepassingsgebied van het convenant ressorteren. Toetreding: procedure Volgens het convenant dient de Commissie Benchmarking te toetsen of de rechtspersoon die wenst toe te treden, voldoet aan alle eisen (art. 3.3.). Daartoe is in het convenant een toetredingsprocedure voorzien. Het enige criterium dat moet worden getoetst is of de 16 Een voorbeeld daarvan is de timing die art. 5 lid 1 voorziet voor de energieplanning. Als deze termijnen worden opgeteld (1,5 jaar + 12 weken + 12 weken), is het duidelijk dat het Verificatiebureau onmogelijk kan voldoen aan art. 8 lid De bedoelde bevoegdheden worden samengevat in art. 9.6, nrs. g), i), j) en k). 18 Energie-intensiteit is een relatief begrip dat botst met de absolute grens van 0,5 PJ.

20 20. ondernemingen en sectororganisaties de verplichtingen die voortvloeien uit het convenant zonder voorbehoud aanvaarden (art. 3.1). De raad gaat niet akkoord met deze procedure. De raad stelt voor een onderscheid te maken tussen vestigingen met een jaarlijks energieverbruik groter dan 0,5 PJ enerzijds en vestigingen met een lager energieverbruik per jaar dan 0,5 PJ. Voor de eerste categorie is geen nadere toetsing voorafgaand aan de toetreding nodig. Of de ondernemingen en sectororganisaties de verplichtingen die voortvloeien uit het convenant zonder voorbehoud aanvaarden, hoeft immers niet te worden getoetst, maar kan eenvoudig gebeuren met een verklaring van deelname waarin dit wordt bevestigd. Volgens de raad is het evenwel wenselijk dat elk deelnemend bedrijf na het verzenden van de verklaring van deelname een door henzelf en de bevoegde minister(s) ondertekend exemplaar van het convenant ontvangt. Voor de categorie vestigingen met een jaarlijks energieverbruik kleiner dan 0,5 PJ, kan volgens de raad wél een toetsing gebeuren, met name van de internationale vergelijkbaarheid van processen (cf. art van het convenant). De toelating tot toetreding mag volgens de raad niet gegeven worden door de Commissie Benchmarking zoals in het convenant is voorzien. Deze commissie mag volgens de raad immers niet oordelen over individuele dossiers (cf. supra). Bovendien is het gezien de aard van de voordelen verbonden aan het convenant wenselijk dat een politieke overheid, in casu de bevoegde minister (bij wijze van delegatie door Vlaamse regering) de beslissing neemt. Wel is het volgens de raad wenselijk dat deze beslissing wordt ondersteund door een advies van het Verificatiebureau. Tot slot is het ook hier wenselijk dat elk deelnemend bedrijf na de goedkeuring van deelname een door henzelf en de bevoegde minister(s) ondertekend exemplaar van het convenant ontvangt. De tekst van het convenant creëert daarnaast verwarring rond de begrippen ondertekening en toetreding. Een aantal verplichtingen geldt immers binnen een bepaalde termijn na de na toetreding (art. 3), andere na ondertekening (bv. art. 5 lid 1). Wordt hiermee de ondertekening van het convenant door de Vlaamse regering bedoeld, of de latere verklaring tot deelname? Nieuwe vestigingen Art. 3.6 stelt dat een Onderneming die een nieuwe vestiging opstart tijdens de looptijd van het convenant, alsnog kan toetreden voor die vestiging, indien zij ( ) binnen één jaar vanaf de opstart een onderzoek naar de wereldtop laat verrichten en een energieplan voorlegt. De verdere voorwaarden van het convenant dienen vervuld te worden vanaf twee jaar na de opstart. Volgens de raad is deze strengere regeling voor nieuwe vestigingen van bedrijven

21 21. die reeds zijn toegetreden tot het convenant 19 terecht. Zij hebben immers reeds ervaring met het benchmarkproces, waardoor het voor deze nieuwe vestigingen inderdaad mogelijk moet zijn om reeds na één jaar in plaats van na anderhalf jaar (art. 5.1) een energieplan voor te leggen. Wel vraagt de raad dat wordt verduidelijkt waarom het noodzakelijk is dat de andere voorwaarden van het convenant pas gelden twee jaar na de opstart van de nieuwe vestiging. Dit lijkt logisch voor bijvoorbeeld de monitoring en verslaggeving (art. 7), maar niet voor de fasering van maatregelen (art. 6), de kostenverdeling (art. 13), de openbaarheid en geheimhouding (art; 14), en de opzegging (art. 18). 5.3 Vaststellen afstand tot de Wereldtop (art. 4) 5.3.1Nadere toelichting bij de verschillende methoden In deze paragraaf geeft de raad nadere toelichting bij de verschillende methoden. Deze uitleg 20 is gebaseerd op de toelichtingsbrochure op en op de informatie die de raad tijdens de voorbereiding van dit advies heeft ontvangen. De opmerkingen van de SERV zijn in paragraaf opgenomen. Drie methoden Voor het bepalen van de wereldtop worden in het convenant drie methoden genoemd: (1) Benchmarking, via deciel- of regiomethode; (2) Best practice ; (3) Doorlichting. Het is niet de bedoeling dat hieruit willekeurig mag worden gekozen. Gestart moet worden met methode 1 (deciel- of regiomethode). Als blijkt dat dit (aantoonbaar) niet mogelijk is, kan worden overgegaan naar methode 2 (best practice). Als blijkt dat ook dit (aantoonbaar) niet mogelijk is, rest alleen methode 3 (doorlichting). Op de toegetreden ondernemingen rust een inspanningsverplichting om deze volgorde in acht te nemen en te onderbouwen waarom een methode niet gebruikt kan worden 21. Als methode 1 niet kan worden toegepast, heeft het bedrijf bovendien de verplichting om na te gaan of methode 1 in de toekomst wel kan worden toegepast, bijvoorbeeld bij een volgende ronde. Onderbouwing van de keuze is een belangrijke stap in het benchmarkproces en dient de goedkeuring te hebben van het Verificatiebureau. 19 Een onderneming wordt in art. 1 immers gedefinieerd als een al dan niet in Vlaanderen gevestigde rechtspersoon die tot dit convenant is toegetreden, ten aanzien van een of meer van haar vestigingen in Vlaanderen. 20 Alsook de opgenomen figuren. 21 De onderbouwing kan bestaan uit een opsomming van redenen, bijvoorbeeld omdat de installatie uniek is of de gegevens van andere bedrijven in de wereld niet beschikbaar zijn. Het hoeft dus niet zo te zijn dat eerst een methode uitputtend is geprobeerd en mislukt als vooraf beredeneerd kon worden dat deze methode niet bruikbaar zou zijn.

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIEN EN ENERGIE EN DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: -

Nadere informatie

Commissie Benchmarking Vlaanderen

Commissie Benchmarking Vlaanderen Commissie Benchmarking Vlaanderen 023-0180 TOELICHTING 18 OMGAAN MET ECONOMISCHE CRISIS Interpretatie van het convenant en de toelichtingen in het kader van de economische crisis In de huidige economische

Nadere informatie

Brussel, 24 juni _Advies uniek loket bouw- en milieuvergunning. Advies. Uniek loket bouw- en milieuvergunning

Brussel, 24 juni _Advies uniek loket bouw- en milieuvergunning. Advies. Uniek loket bouw- en milieuvergunning Brussel, 24 juni 2008 082406_Advies uniek loket bouw- en milieuvergunning Advies Uniek loket bouw- en milieuvergunning 1. Inleiding De SERV werd op 29 mei door de Vlaamse minister van Openbare werken,

Nadere informatie

Commissie Benchmarking Vlaanderen

Commissie Benchmarking Vlaanderen Commissie Benchmarking Vlaanderen 023-0170 TOELICHTING 17 ART. 6.4 VAN HET BENCHMARKINGCONVENANT HET GEBRUIK VAN ALTERNATIEVE MAATREGELEN 1. Inleiding Art. 6.4 van het benchmarkingconvenant biedt de mogelijkheid

Nadere informatie

Bijlage E: samenvatting convenanten energie efficiency

Bijlage E: samenvatting convenanten energie efficiency Bijlage E: samenvatting convenanten energie efficiency 1. Het Convenant Benchmarking energie efficiency Op 6 juli 1999 sloot de Nederlandse overheid met de industrie het Convenant Benchmarking energieefficiency.

Nadere informatie

Infoblad Energieplanning

Infoblad Energieplanning Infoblad Energieplanning Waarover gaat het? Bedrijven met een groot energieverbruik worden van overheidswege verplicht maatregelen te nemen om rationeel om te gaan met energie en dit te rapporteren aan

Nadere informatie

VR DOC.0432/1

VR DOC.0432/1 VR 2018 0405 DOC.0432/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED EN DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, MEDIA, JEUGD EN BRUSSEL NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Definitieve goedkeuring

Nadere informatie

De behaalde resultaten in de Belgische voedingsindustrie. Energieeffizienz in der belgischen Industrie BRÜSSEL, 12. MAI 2009

De behaalde resultaten in de Belgische voedingsindustrie. Energieeffizienz in der belgischen Industrie BRÜSSEL, 12. MAI 2009 De behaalde resultaten in de Belgische voedingsindustrie Energieeffizienz in der belgischen Industrie BRÜSSEL, 12. MAI 2009 FEVIA 450 leden-bedrijven + 26 ledengroepering 25 medewerkers Drie actie-domeinen

Nadere informatie

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet ingediend op 452 (2014-2015) Nr. 1 30 juli 2015 (2014-2015) Ontwerp van decreet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en IJsland, anderzijds, betreffende

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 23 mei

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 23 mei A D V I E S Nr. 2.036 ------------------------------ Zitting van dinsdag 23 mei 2017 ------------------------------------------ Activerend beleid bij herstructureringen Wijziging van het KB van 9 maart

Nadere informatie

Toelichting voor de verlenging van de energiebeleidsovereenkomsten en voor de tweede ronde van de energiebeleidsovereenkomsten

Toelichting voor de verlenging van de energiebeleidsovereenkomsten en voor de tweede ronde van de energiebeleidsovereenkomsten COMMISSIE ENERGIEBELEIDSOVEREENKOMST Toelichting 09 Toelichting voor de verlenging van de energiebeleidsovereenkomsten en voor de tweede ronde van de energiebeleidsovereenkomsten 1 Inleiding In deze toelichting

Nadere informatie

Advies. Besluit micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen

Advies. Besluit micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen Brussel, 10 september 2008 100908 Advies besluit micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen Advies Besluit micro-warmtekrachtinstallaties en warmtepompen Inhoud 1. Situering... 3 2. Algemene beoordeling...

Nadere informatie

ANALYSE ENERGIEAUDIT GROTE ONDERNEMINGEN 26/11/2018

ANALYSE ENERGIEAUDIT GROTE ONDERNEMINGEN 26/11/2018 //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// ANALYSE ENERGIEAUDIT GROTE ONDERNEMINGEN

Nadere informatie

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen Brussel, 10 september 2003 091003_AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen Advies Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding...3 2. Krachtlijnen van het advies... 3 3. Advies...4 3.1.

Nadere informatie

Brussel, 15 december _Aanbeveling Brussels Airport. Aanbeveling. ontwerp actieplan omgevingslawaai voor de luchthaven Brussels Airport

Brussel, 15 december _Aanbeveling Brussels Airport. Aanbeveling. ontwerp actieplan omgevingslawaai voor de luchthaven Brussels Airport Brussel, 15 december 2009 20091215_Aanbeveling Brussels Airport Aanbeveling ontwerp actieplan omgevingslawaai voor de luchthaven Brussels Airport Inhoud 1. Situering... 3 2. Strategische overwegingen...

Nadere informatie

Commissie Benchmarking Vlaanderen

Commissie Benchmarking Vlaanderen Commissie Benchmarking Vlaanderen 023-0143 TOELICHTING 14 AFTOPPING 1 Convenant tekst In Artikel 6, lid 6 van het convenant wordt gesteld: Indien de in de leden 2, 3 en 4 genoemde maatregelen tot gevolgen

Nadere informatie

TITEL I OPRICHTING VAN EEN INTERN VERZELFSTANDIGD AGENTSCHAP "INTERNE AUDIT VAN DE VLAAMSE ADMINISTRATIE"

TITEL I OPRICHTING VAN EEN INTERN VERZELFSTANDIGD AGENTSCHAP INTERNE AUDIT VAN DE VLAAMSE ADMINISTRATIE Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Interne Audit van de Vlaamse Administratie en tot omvorming van het auditcomité van de Vlaamse Gemeenschap tot het

Nadere informatie

Commissie Benchmarking Vlaanderen

Commissie Benchmarking Vlaanderen Commissie Benchmarking Vlaanderen 023-0171 TOELICHTING 17 ART. 6.4 VAN HET BENCHMARKINGCONVENANT HET GEBRUIK VAN ALTERNATIEVE MAATREGELEN & EINDAFREKENING BENCHMARKINGCONVENANT 1. Inleiding Art. 6.4 van

Nadere informatie

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2011/2 over de aanpassing van het Decreet ouderenbeleidsparticipatie

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2011/2 over de aanpassing van het Decreet ouderenbeleidsparticipatie VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2011/2 over de aanpassing van het Decreet ouderenbeleidsparticipatie Vlaamse Ouderenraad vzw 26 augustus 2011 Koloniënstraat 18-24 bus 7 1000 Brussel VLAAMSE OUDERENRAAD Advies

Nadere informatie

Toelichting 01: Praktische richtlijnen voor de uitvoering van de energiebeleidsovereenkomsten

Toelichting 01: Praktische richtlijnen voor de uitvoering van de energiebeleidsovereenkomsten COMMISSIE ENERGIEBELEIDSOVEREENKOMST Toelichting 01: Praktische richtlijnen voor de uitvoering van de energiebeleidsovereenkomsten 1 Inleiding De energiebeleidsovereenkomst (kortweg EBO) voor VER-bedrijven

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: ontwerpbesluit tot regeling van steun aan projecten van collectief O&O en collectieve kennisverspreiding

Nadere informatie

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. ------

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. ------ MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. ------ Advies nr. 1 van 18 november 1996 met betrekking tot het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging

Nadere informatie

Advies. Proefproject LZV s. Brussel, 24 juni Mobiliteitsraad

Advies. Proefproject LZV s. Brussel, 24 juni Mobiliteitsraad Advies Proefproject LZV s Brussel, 24 juni 2011 Mobiliteitsraad Wetstraat 34-36 1040 Brussel T +32 2 209 01 25 F +32 2 217 70 08 info@mobiliteitsraad.be www.mobiliteitsraad.be Adviesvraag: Proefproject

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 63.710/3 van 11 juli 2018 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 tot uitvoering

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2016

Nadere informatie

BIJLAGE Samenvatting klimaatbeleid industrie buurlanden

BIJLAGE Samenvatting klimaatbeleid industrie buurlanden BIJLAGE Samenvatting klimaatbeleid industrie buurlanden 1 2 INLEIDING Deze nota bevat een synthese van maatregelen uit het klimaatbeleid ten aanzien van de industrie in onze buurlanden. Maatregelen naar

Nadere informatie

Milieubeleidsovereenkomst met essenscia V.Z.W. betreffende de reductie van de NO x -emissies van haar leden in Vlaanderen

Milieubeleidsovereenkomst met essenscia V.Z.W. betreffende de reductie van de NO x -emissies van haar leden in Vlaanderen Milieubeleidsovereenkomst met essenscia V.Z.W. betreffende de reductie van de NO x -emissies van haar leden in Vlaanderen Gelet op het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomsten;

Nadere informatie

De staatshervorming in vogelvlucht: stand van zaken. (West4work 3/11/2015)

De staatshervorming in vogelvlucht: stand van zaken. (West4work 3/11/2015) De staatshervorming in vogelvlucht: stand van zaken (West4work 3/11/2015) Controle en sanctionering Visie activeringsbeleid en inkanteling controle Bemiddelen(*) = dé centrale opdracht voor VDAB (en partners)

Nadere informatie

*** ONTWERPAANBEVELING

*** ONTWERPAANBEVELING Europees Parlement 2014-2019 Commissie internationale handel 2016/0383(E) 9.6.2017 *** ONTWERPAANBEVELING over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de

Nadere informatie

Advies. Subsidiebesluit. Brussel, 12 december SERV_ADV_ _algemeneregelssubsidies.docx

Advies. Subsidiebesluit. Brussel, 12 december SERV_ADV_ _algemeneregelssubsidies.docx Advies Subsidiebesluit Brussel, 12 december 2012 SERV_ADV_20121212_algemeneregelssubsidies.docx Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217 70 08

Nadere informatie

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk ------ Advies nr. 17 van 16 oktober 1998 met betrekking tot een ontwerp van koninklijk besluit en een

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 63.845/1/V van 16 augustus 2018 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013

Nadere informatie

Advies. Besluit haalbaarheidsstudie alternatieve energiesystemen

Advies. Besluit haalbaarheidsstudie alternatieve energiesystemen Brussel, 12 september 2007 091207 Advies besluit haalbaarheidsstudie alternatieve energie Advies Besluit haalbaarheidsstudie alternatieve energiesystemen Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding en krachtlijnen...

Nadere informatie

ADVIES. 24 april 2019

ADVIES. 24 april 2019 ADVIES Voorontwerp van ordonnantie betreffende de invoering van een impactanalyse van het gewestelijke beleid op kleine, middelgrote en micro-ondernemingen («KMO-test») 24 april 2019 Economische en Sociale

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING

MEMORIE VAN TOELICHTING ONTWERP VAN DECREET HOUDENDE WIJZIGING VAN ARTIKEL 339 VAN DE PROGRAMMAWET (I) VAN 24 DECEMBER 2002 MEMORIE VAN TOELICHTING A. Algemene toelichting 1. Samenvatting Het decreet van 4 maart 2016 houdende

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIEN EN ENERGIE EN DE VLAAMSE MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE KANSEN EN ARMOEDEBESTRIJDING NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: -

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ADVIES (BRUGEL-ADVIES-201801205-275) Betreffende het Federaal ontwikkelingsplan van Elia voor de periode 2020-2030 en het bijbehorende

Nadere informatie

Doel van het formulier

Doel van het formulier TOELICHTING BIJ HET INVULLEN VAN HET FORMULIER VOOR HET VERZOEK TOT BIJSTELLING OF DE VRAAG TOT AFWIJKING VAN DE MILIEUVOORWAARDEN DIE GELDEN VOOR EEN INGEDEELDE INRICHTING OF ACTIVITEIT Dit document geeft

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord. Leeswijzer 7. 1 Toelichting op het benchmark-convenant 9. 2 Stappenplan bevoegd gezag 11

Inhoud. Voorwoord. Leeswijzer 7. 1 Toelichting op het benchmark-convenant 9. 2 Stappenplan bevoegd gezag 11 Inhoud Voorwoord Leeswijzer 7 1 Toelichting op het benchmark-convenant 9 2 Stappenplan bevoegd gezag 11 3 Vergunningverlening bij convenantbedrijven 17 4 Vergunningverlening bij bedrijven die niet deelnemen

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING

MEMORIE VAN TOELICHTING VOORONTWERP VAN DECREET HOUDENDE INSTEMMING MET HET SAMENWERKINGSAKKOORD VAN (DATUM) TUSSEN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, DE FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE EN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMSSIE MET BETREKKING

Nadere informatie

ADVIES OVER HET WIJZIGINGSBESLUIT GROENE STROOM

ADVIES OVER HET WIJZIGINGSBESLUIT GROENE STROOM ADVIES OVER HET WIJZIGINGSBESLUIT GROENE STROOM Brussel, 12 maart 2003 031203_Advies_Groene_stroom 1. INLEIDING Op 24 februari 2003 heeft de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 21 december

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 21 december A D V I E S Nr. 1.539 ----------------------------- Zitting van woensdag 21 december 2005 ------------------------------------------------------- Ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat,

Nadere informatie

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie houdende de oprichting van een «stedelijke vrijhandelszone» 17 april 2013

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie houdende de oprichting van een «stedelijke vrijhandelszone» 17 april 2013 ADVIES Voorontwerp van ordonnantie houdende de oprichting van een «stedelijke vrijhandelszone» 17 april 2013 Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Bischoffsheimlaan 26 1000

Nadere informatie

Advies. Voorontwerp van Brusseldecreet. Brussel, 17 september 2018

Advies. Voorontwerp van Brusseldecreet. Brussel, 17 september 2018 Advies Voorontwerp van Brusseldecreet Brussel, 17 september 2018 SERV_20180917_Brusseldecreet_ADV_.docx Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 info@serv.be

Nadere informatie

Verplichte energieaudit voor grote ondernemingen

Verplichte energieaudit voor grote ondernemingen Januari 15 Verplichte energieaudit voor grote ondernemingen Alle bedrijven, zonder ISO 14.001 en/of ISO 50.001 en/of MJA/MEE convenant, die niet voldoen aan de definitie kleine en middelgrote ondernemingen

Nadere informatie

Vlaamse overheid Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35, bus 10 1030 Brussel

Vlaamse overheid Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35, bus 10 1030 Brussel Evaluatie van beleid en beleidsinstrumenten Protocol tussen de entiteit 1 verantwoordelijk voor de (aansturing van de) evaluatie en (de instelling verantwoordelijk voor) het beleidsinstrument Vlaamse overheid

Nadere informatie

Ronde Tafel in kader van voorbereiding Vlaams Klimaatbeleidsplan 2013-2020. Doelgroep: niet-ver industrie

Ronde Tafel in kader van voorbereiding Vlaams Klimaatbeleidsplan 2013-2020. Doelgroep: niet-ver industrie Ronde Tafel in kader van voorbereiding Vlaams Klimaatbeleidsplan 2013-2020 Doelgroep: niet-ver industrie Beknopt overzicht van bestaande energiemaatregelen 8 mei 2012 Inhoud 0,1PJ 0,5PJ Auditconvenant

Nadere informatie

Mededeling Vlaamse Regering. Vlaams statistisch programma: samenstelling en goedkeuringsproces

Mededeling Vlaamse Regering. Vlaams statistisch programma: samenstelling en goedkeuringsproces Mededeling Vlaamse Regering Vlaams statistisch programma: samenstelling en goedkeuringsproces 1. Context Na het leggen van de grondvesten van een nieuw systeem van Vlaamse openbare statistieken door de

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 30 september

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 30 september A D V I E S Nr. 1.912 ------------------------------- Zitting van dinsdag 30 september 2014 ------------------------------------------------------ Voorontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de Federale

Nadere informatie

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Voorontwerp van decreet houdende de instemming met het samenwerkingsakkoord van (datum) tussen

Nadere informatie

Betreft: Advies op eigen initiatief inzake het decreet betreffende de Vlaamse sociale bescherming

Betreft: Advies op eigen initiatief inzake het decreet betreffende de Vlaamse sociale bescherming Vlaamse Toezichtcommissie voor het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer Advies VTC nr. 07/2012 van 26 september 2012 Betreft: Advies op eigen initiatief inzake het decreet betreffende de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES RvV 516 RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES Over het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken

Nadere informatie

N Mensenrechten A Brussel, 15 december 2015 MH/JC/AS ADVIES. over HET VOORONTWERP VAN NATIONAAL ACTIEPLAN BEDRIJVEN EN MENSENRECHTEN

N Mensenrechten A Brussel, 15 december 2015 MH/JC/AS ADVIES. over HET VOORONTWERP VAN NATIONAAL ACTIEPLAN BEDRIJVEN EN MENSENRECHTEN N Mensenrechten A Brussel, 15 december 2015 MH/JC/AS 740-2015 ADVIES over HET VOORONTWERP VAN NATIONAAL ACTIEPLAN BEDRIJVEN EN MENSENRECHTEN Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO WTC III (17 e verd.)

Nadere informatie

I. Toetsing van het voorliggend ontwerp van decreet aan het advies van de Raad voor de Kunsten van 3 maart 2004

I. Toetsing van het voorliggend ontwerp van decreet aan het advies van de Raad voor de Kunsten van 3 maart 2004 Raad voor de Kunsten Advies bij het ontwerp van decreet houdende opheffing van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van de Vlaamse Opera en tot regeling van de rechtsopvolging. I. Toetsing van het

Nadere informatie

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk ------ Advies nr. 16 van 16 oktober 1998 met betrekking tot een ontwerp van koninklijk besluit betreffende

Nadere informatie

Minister Didier Gosuin. Aanvraag behandeld door Commissie Economie-Werkgelegenheid- Fiscaliteit-Financiën

Minister Didier Gosuin. Aanvraag behandeld door Commissie Economie-Werkgelegenheid- Fiscaliteit-Financiën ADVIES Ministerieel besluit tot vaststelling van de modaliteiten voor de indiening en de behandeling van de aanvragen tot bijkomende indexaanpassingen in het kader van de dienstencheques 15 juni 2017 Economische

Nadere informatie

Verplichte energieaudit voor grote ondernemingen

Verplichte energieaudit voor grote ondernemingen November 16 Verplichte energieaudit voor grote ondernemingen Alle bedrijven, met uitzondering van KMO s, moesten tegen 1 december 2015 een energieaudit laten uitvoeren. Wat als u nog geen verplichte energieaudit

Nadere informatie

Advies over het voorontwerp van decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs

Advies over het voorontwerp van decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs Algemene Raad 25 november 2010 AR-AR-GDR-ADV-006 Advies over het voorontwerp van decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs Vlaamse Onderwijsraad Kunstlaan 6 bus

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 60.417/3 van 12 november 2016 over een voorontwerp van decreet van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest houdende instemming met 1 de overeenkomst tussen

Nadere informatie

Milieu-actualiteit NON-ETS. 3 mei 2018

Milieu-actualiteit NON-ETS. 3 mei 2018 Milieu-actualiteit NON-ETS 3 mei 2018 Europees beleid NON-ETS sectoren (effort sharing regulation) Welke doelstellingen 2021-2030? Europese doelstellingen 2030 (tov 2005) - 40 % BKG emissies - 30 % voor

Nadere informatie

Decr. Vl. R. 15 juni 1994 betreffende de milleubeleidsovereenkomsten (B.S., 8 juli 1994)

Decr. Vl. R. 15 juni 1994 betreffende de milleubeleidsovereenkomsten (B.S., 8 juli 1994) Decr. Vl. R. 15 juni 1994 betreffende de milleubeleidsovereenkomsten (B.S., 8 juli 1994) Art. 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet. Art. 2. Een milieubeleidsovereenkomst

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet houdende wijziging van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd

Voorontwerp van decreet houdende wijziging van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd Advies Voorontwerp van decreet houdende wijziging van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn,

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Federale adviesverleningsprocedure inzake het voorontwerp van wet betreffende

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 64.560/1 van 27 november 2018 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot financiering van sommige sociale akkoorden in bepaalde gezondheidsinrichtingen

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 september 2017

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 september 2017 A D V I E S Nr. 2.051 ------------------------------ Zitting van dinsdag 26 september 2017 ---------------------------------------------------- Ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van een aantal

Nadere informatie

ADVIES OVER HET ONTWERP VAN DECREET BETREFFENDE DE OPENBAARHEID VAN BESTUUR

ADVIES OVER HET ONTWERP VAN DECREET BETREFFENDE DE OPENBAARHEID VAN BESTUUR ADVIES OVER HET ONTWERP VAN DECREET BETREFFENDE DE OPENBAARHEID VAN BESTUUR Brussel, 25 juni 2002 AXM_advies 2. ADVIES 1. INLEIDING De SERV werd op 13 juni 2002 om advies gevraagd over het ontwerp van

Nadere informatie

Verslag over de juridische aspecten van energie-efficiëntie in de textielindustrie

Verslag over de juridische aspecten van energie-efficiëntie in de textielindustrie Verslag over de juridische aspecten van energie-efficiëntie in de textielindustrie Overzicht van legale aspecten betreffende energie-efficiëntie in Vlaanderen die van belang zijn voor de textielindustrie

Nadere informatie

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING DE MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED DE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS DE VICEMINISTER-PRESIDENT

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 61.528/3 van 15 juni 2017 over een voorontwerp van decreet van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest houdende instemming met 1 de overeenkomst tussen de

Nadere informatie

Briefadvies. Complex Project Tussennota Complex Project Havengebied Antwerpen. Brussel, 24 juli 2018

Briefadvies. Complex Project Tussennota Complex Project Havengebied Antwerpen. Brussel, 24 juli 2018 Briefadvies Complex Project Tussennota Complex Project Havengebied Antwerpen Brussel, 24 juli 2018 Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 info@salv.be

Nadere informatie

Monitoring 2008. Rapportering definitieve resultaten

Monitoring 2008. Rapportering definitieve resultaten Monitoring 2008 Rapportering definitieve resultaten februari 2010 Voorwoord Zoals afgesproken tijdens de Auditcommissie van 29 september 2009 heeft het Verificatiebureau een aanvullend rapport voor de

Nadere informatie

Functiefamilie ET Thematische experten

Functiefamilie ET Thematische experten Functiefamilie ET Thematische experten DOEL Expertise in een materie* en verstrekken aan de administratieve en politieke instanties teneinde hen te ondersteunen bij de besluitvorming en de uitvoering van

Nadere informatie

Brussel, 5 februari _Advies_Huizen_van_het_Nederlands. Advies. over het voorontwerp van decreet betreffende de Huizen van het Nederlands

Brussel, 5 februari _Advies_Huizen_van_het_Nederlands. Advies. over het voorontwerp van decreet betreffende de Huizen van het Nederlands Brussel, 5 februari 2004 020504_Advies_Huizen_van_het_Nederlands Advies over het voorontwerp van decreet betreffende de Huizen van het Nederlands 1. Inleiding Op 26 januari 2004 heeft de raad van de Vlaams

Nadere informatie

Strategie en bijzonderheden op het vlak van energie in het Vlaamse Gewest. Milieuvriendelijk investeren brengt u geld op

Strategie en bijzonderheden op het vlak van energie in het Vlaamse Gewest. Milieuvriendelijk investeren brengt u geld op Strategie en bijzonderheden op het vlak van energie in het Vlaamse Gewest Milieuvriendelijk investeren brengt u geld op Jan Vereecke Vlaams Energieagentschap Energiecongres 2007 Assises de l énergie -

Nadere informatie

N HAND PRAK - Biociden A2 Brussel, 26 juli 2013 MH/AB/AS 709-2013 ADVIES. over

N HAND PRAK - Biociden A2 Brussel, 26 juli 2013 MH/AB/AS 709-2013 ADVIES. over N HAND PRAK - Biociden A2 Brussel, 26 juli 2013 MH/AB/AS 709-2013 ADVIES over EEN VOORONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE HET OP DE MARKT AANBIEDEN EN HET GEBRUIKEN VAN BIOCIDEN (goedgekeurd door

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op... (datum);

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op... (datum); Voorontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van artikel 2 en artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 betreffende bevolkingsonderzoek in het kader van ziektepreventie

Nadere informatie

INTERN REGLEMENT VAN HET AUDITCOMITÉ VAN DE FEDERALE PARTICIPATIE- EN INVESTERINGSMAATSCHAPPIJ ( FPIM )

INTERN REGLEMENT VAN HET AUDITCOMITÉ VAN DE FEDERALE PARTICIPATIE- EN INVESTERINGSMAATSCHAPPIJ ( FPIM ) INTERN REGLEMENT VAN HET AUDITCOMITÉ VAN DE FEDERALE PARTICIPATIE- EN INVESTERINGSMAATSCHAPPIJ ( FPIM ) Artikel 1 - Comité Krachtens artikel 3bis, 17 van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale

Nadere informatie

Opeenvolgende dagcontracten: argumentarium + checklist

Opeenvolgende dagcontracten: argumentarium + checklist 20190345/AV/mdbr Datum: 11/02/2019 Comm.: UZA Contact: de juridische dienst Opeenvolgende dagcontracten: argumentarium + checklist 1. Waarom dit document? Op 24 juli 2018 hebben de vertegenwoordigers van

Nadere informatie

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. ------ Advies nr. 37 van 12 oktober 2001 met betrekking tot de modellen van jaarverslag van de externe

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ADVIES (BRUGEL-ADVIES-20140620-191) betreffende de Klantendienst in de nabijheid van de afnemers - Implementatie Opgesteld op basis

Nadere informatie

VR DOC.0365/1BIS

VR DOC.0365/1BIS VR 2017 2104 DOC.0365/1BIS DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, MEDIA, JEUGD EN BRUSSEL BIS - NOTA VOOR DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende diverse uitvoeringsbepalingen

Nadere informatie

Brussel, 10 december _Advies_accreditatieverdrag. Advies. Accreditatieverdrag met Nederland

Brussel, 10 december _Advies_accreditatieverdrag. Advies. Accreditatieverdrag met Nederland Brussel, 10 december 2003 111903_Advies_accreditatieverdrag Advies Accreditatieverdrag met Nederland Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding en situering adviesvraag... 3 2. Samenvatting... 4 3. Advies...5 2 1.

Nadere informatie

Brussel, 11 januari 2006. 011103_advies_besluit_WKK. Advies. Besluit warmtekrachtkoppeling

Brussel, 11 januari 2006. 011103_advies_besluit_WKK. Advies. Besluit warmtekrachtkoppeling Brussel, 11 januari 2006 011103_advies_besluit_WKK Advies Besluit warmtekrachtkoppeling Inhoud 1. Krachtlijnen van het advies... 3 2. Situering van de adviesvraag... 4 3. Codificatie in één WKK-besluit

Nadere informatie

Advies. Voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende het provinciale mobiliteitscharter

Advies. Voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende het provinciale mobiliteitscharter Brussel, 24 april 2009 042409_Advies provinciale mobiliteitscharter Advies Voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende het provinciale mobiliteitscharter Situering en inhoud voorontwerp

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 14 juli

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 14 juli A D V I E S Nr. 1.953 ------------------------------- Zitting van dinsdag 14 juli 2015 ------------------------------------------- Verplichting tot inschrijving als werkzoekende Kennisgeving van deze verplichting

Nadere informatie

TITEL I TOEPASSINGSGEBIED

TITEL I TOEPASSINGSGEBIED 1/6 Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 maart 2014, gesloten in de schoot van het Paritair Comité voor het Glasbedrijf, betreffende de arbeids en loonvoorwaarden in 2013 en 2014 Artikel 1. TITEL I TOEPASSINGSGEBIED

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED EN DE VLAAMSE MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Principiële goedkeuring van het voorontwerp

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk.

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. ------ Advies nr. 125 van 18 april 2008 over het ontwerp van koninklijk besluit

Nadere informatie

VR DOC.0510/1BIS

VR DOC.0510/1BIS VR 2017 1905 DOC.0510/1BIS VR 2017 1905 DOC.0510/1BIS DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Standpuntbepaling

Nadere informatie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED EN DE VLAAMSE MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Principiële goedkeuring van het voorontwerp

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, BESLUIT: De Vlaamse minister

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 15 december

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 15 december A D V I E S Nr. 1.965 ----------------------------- Zitting van dinsdag 15 december 2015 ---------------------------------------------------- Wijziging van het grensbedrag voor de aanwezigheidsregistratie

Nadere informatie

Advies. Voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid

Advies. Voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid Brussel, 9 november 2005 091105_ Advies Voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding... 3 2. Advies...

Nadere informatie

Advies van 18 juli 2005 uitgebracht op grond van artikel 133, tiende lid van het Wetboek van vennootschappen

Advies van 18 juli 2005 uitgebracht op grond van artikel 133, tiende lid van het Wetboek van vennootschappen ADVIES- EN CONTROLECOMITE OP DE ONAFHANKELIJKHEID VAN DE COMMISSARIS Ref: Accom ADVIES 2005/1 Advies van 18 juli 2005 uitgebracht op grond van artikel 133, tiende lid van het Wetboek van vennootschappen

Nadere informatie

Brussel, 8 juli 2009 07082009_SERV-advies projecten VSDO. Advies. Projecten Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling

Brussel, 8 juli 2009 07082009_SERV-advies projecten VSDO. Advies. Projecten Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling Brussel, 8 juli 2009 07082009_SERV-advies projecten VSDO Advies Projecten Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling 1. Inleiding Op 8 juni 2009 werd de SERV om advies gevraagd over de fiches ter invulling

Nadere informatie

Functiefamilie MI Bemiddelaars

Functiefamilie MI Bemiddelaars Functiefamilie MI Bemiddelaars DOEL De bemiddeling en/of de onderhandeling tussen verschillende partijen coördineren teneinde te komen tot een standpunt dat aanvaardbaar is voor alle partijen. RESULTAATGEBIEDEN

Nadere informatie

Verplichte energieaudit voor grote ondernemingen

Verplichte energieaudit voor grote ondernemingen Verplichte energieaudit voor grote ondernemingen Grote ondernemingen die geen ISO 14.001 of ISO 50.001-certificaat hebben en niet zijn toegetreden tot een energiebeleidsovereenkomst (MEE / MJA3) moeten

Nadere informatie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 51 VAN 10 FEBRUARI 1992 BETREFFENDE OUTPLACEMENT

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 51 VAN 10 FEBRUARI 1992 BETREFFENDE OUTPLACEMENT COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 51 VAN 10 FEBRUARI 1992 BETREFFENDE OUTPLACEMENT ------------------------ Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving VR 2016 2110 DOC.1147/5 RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 60.043/1 van 7 oktober 2016 over een voorontwerp van decreet van het Vlaamse Gewest tot overname van de personeelsleden van de vzw Plan

Nadere informatie

Advies. Besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen

Advies. Besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop en verhuur van niet-residentiële gebouwen Brussel, 10 september 2008 Advies besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop Advies Besluit energieprestatiecertificaat bij verkoop Inhoud 1. Situering... 3 2. Advies... 4 2.1. Neem maatregelen om

Nadere informatie