Limburgse Archeologiebalans

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Limburgse Archeologiebalans"

Transcriptie

1 RAAP-RAPPORT 1286 (herziene eindversie) Limburgse Archeologiebalans Maastricht, juni 2006

2 Colofon Opdrachtgever: Provincie Limburg Titel: Limburgse Archeologiebalans: een analyse van 10 jaar archeologische monumentenzorg in Limburg Status: herziene eindversie Datum: mei 2006 Auteurs: drs. W. De aere & dr. A.M. Mientjes estandsnaam: RA1286-LION.qxd Projectcode: LION Projectleider: drs. W. De aere Projectmedewerkers: ir. G.R. Ellenkamp, J.J. Hansen & M.H.M. Ruijters ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: niet van toepassing Autorisatie: drs. W. De aere ISSN: RAAP Archeologisch Adviesbureau.V. telefoon: Zeeburgerdijk 54 telefax: AE Amsterdam Postbus H Amsterdam RAAP Archeologisch Adviesbureau.V., 2006 RAAP Archeologisch adviesbureau.v. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. 2 Limburgse Archeologiebalans

3 Voorwoord Als ik naar de diversiteit van het landschap kijk besef ik in welke bijzondere provincie wij wonen. De historie speelt in ons gebied een actieve rol en dat ervaar ik bijna dagelijks op een aangename manier. Zonder verleden is er immers geen toekomst. Evenals vele archeologische onderzoekers en de inwoners van Limburg vind ik dat bijzonder belangrijk. Om deze reden hebben wij in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg laten opnemen dat bij ruimtelijke ingrepen archeologisch onderzoek verplicht wordt uitgevoerd. Het gevolg is dat de afgelopen jaren zeer veel archeologisch onderzoek is gedaan met bijzondere resultaten. Dat moet zo helder mogelijk worden vertaald in beleid. Vandaar dat wij het noodzakelijk achten op geregelde tijdstippen een overzicht en evaluatie te maken. Het was voor mij dan ook vanzelfsprekend om een balans van alle archeologische onderzoeken in Limburg van de afgelopen 10 jaar op te stellen. RAAP Archeologisch Adviesbureau heeft deze opdracht uitgevoerd en dit heldere overzichtswerk samengesteld. Verrassend dat Limburg daarmee als éérste komt. Op termijn wordt deze balans aangevuld met de rapporten van de vele nu nog onuitgewerkte onderzoeken. eide documenten worden vervolgens gebruikt als basis voor een gefundeerd en verantwoord archeologisch selectiebeleid. Ik verwacht dat deze Archeologiebalans stimulerend en inspirerend werkt voor al diegenen die zich inzetten voor het behoud en ontwikkeling van ons archeologisch erfgoed! Odile Wolfs Gedeputeerde Cultuur 3

4 Laat-Romeinse / Merovingische pot uit Maastricht - Vrijthof, aangetroffen tijdens onderzoek in Provinciaal Depot voor odemvondsten Maastricht 4 Limburgse Archeologiebalans

5 Samenvatting Hoeveel archeologisch onderzoek heeft er de voorbije 10 jaar plaatsgevonden in Limburg? Waar dan? En over welk soort onderzoek spreken we dan? Wat heeft dat vele onderzoek opgeleverd? Welke methoden werden daarbij ingezet? Deze en andere vragen worden gesteld en beantwoord - voor zover mogelijk - in de voorliggende Limburgse Archeologiebalans. Dit rapport, opgesteld in opdracht van de provincie Limburg, beschrijft de resultaten van een gerichte analyse van de rapporten die gedurende de voorbije 10 jaar over de Limburgse archeologische geschiedenis werden geschreven. De ontwikkelingen in de Limburgse archeologie gedurende de voorbije 10 jaar blijken groot en zelfs stormachtig geweest te zijn. Dit blijkt bijvoorbeeld direct uit een van de eerste grafieken in dit rapport (figuur 3): met name de laatste jaren is de hoeveelheid archeologisch onderzoek in Limburg exponentieel toegenomen. In het inleidende deel van het rapport wordt de methodiek toegelicht. Hoe kwam de Limburgse archeologiebalans tot stand? Wat zijn de gelijkenissen en verschillen met bijvoorbeeld de reeds enkele jaren bestaande Nationale Archeologiebalans? De Limburgse archeologiebalans is opgesteld op basis van een analyse van 507 tussen begin 1995 en eind 2004 gepubliceerde rapporten. Welke vragen werden tijdens de analyse van deze rapporten gesteld en waarom? Het grootste deel van het rapport is gewijd aan een presentatie van de resultaten. Deze resultaten worden op 2 manieren voor het voetlicht gehaald. De basis van het rapport wordt gevormd door grafieken, tabellen en kaartmateriaal, onder meer omdat plaatjes sterk aanspreken. Deze visuele informatie wordt aangevuld met tekst waarin in kort bestek de meest opvallende trends worden aangeduid. Het rapport is in een zo begrijpelijk mogelijke taal opgesteld. Dit neemt niet weg dat sommige delen van het rapport iets technischer van aard zijn. Archeologie is immers momenteel zowel een wetenschap als een bedrijfstak geworden, met specifieke procedures en kwaliteitseisen. Het was de bedoeling om niet alleen op de resultaten te focussen, maar ook op de wijze waarop deze resultaten werden behaald. Op basis van welke informatie wordt tot een opgraving besloten en hoe komt deze informatie tot stand? Het rapport sluit af met een overzicht van de meest opvallende resultaten. 5

6 Samengevat gaat het om de volgende resultaten: Er is in Limburg een enorme groei geweest van het aantal onderzoeken, met name bij het vooronderzoek. Op een totaal bestand van 507 rapporten gaan slechts 25 rapporten over opgravingen. De meeste archeologische onderzoeken vinden plaats in de grotere gemeenten. Het betreft meestal relatief kleine plangebieden. Het vrijstellen van kleine plangebieden (kleiner dan 0,25 ha) van de verplichting tot archeologisch vooronderzoek zal tot een flinke vermindering van het aantal archeologische onderzoeken leiden. In het vooronderzoek is in de praktijk een standaard boormethode ontstaan die niet gelinkt is aan een archeologische verwachting, hoewel dit methodisch correcter zou zijn. Oppervlaktekartering (het afspeuren van akkers) - hoewel goed geschikt in grote delen van de provincie - is als methode voor vooronderzoek in de verdrukking geraakt. In Limburg wordt vooral het Neolithicum (letterlijk: nieuwe steentijd = de eerste landbouwers), de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen onderzocht. Resten en sporen van samenlevingen van jager-verzamelaars (Paleolithicum en Mesolithicum) zijn duidelijk minder tot slecht vertegenwoordigd. Meestal worden de resten geklasseerd in de algemene categorie nederzetting. Het is bovendien moeilijk om onderscheid te maken tussen de verschillende archeoregio s, weliswaar met enkele uitzonderingen. Met name in zandgebied oost zijn relatief veel sporen van middeleeuwse nederzettingen en versterkingen aangetroffen. In het Heuvelland zijn - niet zo verwonderlijk - veel sporen uit de Romeinse tijd aangetroffen, met name van nederzettingen maar ook van begravingen en infrastructuur. De gegevens van het Maasdal lijken niet echt opvallend af te wijken van de andere regio s. In het rapport staan nog veel meer andere gegevens. ij deze wordt de lezer van harte uitgenodigd om zelf in de gegevens te duiken. 6 Limburgse Archeologiebalans

7 Inhoud Voorwoord Samenvatting 1 Inleiding 2 Onderzoeksmethoden 2.1 Inleiding 2.2 Methoden 3 Analyse van 10 jaar AMZ-cyclus (Archeologische Monumentenzorg) 3.1 Algemeen 3.2 Archeologische onderzoeken per gemeente 3.3 Archeologische onderzoeken per archeoregio 3.4 Plangebieden en oppervlakten 3.5 Methoden bij vooronderzoek, niet proefsleuven (bureau-, verkennend, karterend en waarderend onderzoek) 3.6 Archeologische verwachtingen 3.7 Gaafheid van het bodemprofiel en archeologische vindplaatsen 3.8 Aanbevelingen tot archeologisch vervolgonderzoek 3.9 Archeologische perioden en complextypen (conform ARCHIS) 4 Meest opmerkelijke resultaten Literatuur Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen ijlage 1: ijlage 2: ijlage 3: Vragenlijsten Perioden en complextypen (conform ARCHIS) ibliografische lijst 7

8 Laat-Romeinse / Merovingische kan uit Maastricht - Vrijthof, aangetroffen tijdens onderzoek in Provinciaal Depot voor odemvondsten Maastricht. 8 Limburgse Archeologiebalans

9 Inleiding In opdracht van de Provincie Limburg heeft RAAP een analyse uitgevoerd van 10 jaar archeologisch onderzoek in Limburg. In het programma van eisen bij de offerte-aanvraag voor de onderzoeksagenda werd gevraagd naar: het opmaken van een archeologiebalans, specifiek voor de provincie Limburg, zoals in 2002 op nationaal niveau door de RO is gedaan. Dit impliceert in eerste instantie een quick-scan van alle uitgevoerde onderzoeken in Limburg. Na overleg met de provincie werd de opdracht deels bijgesteld: De agenda komt tot stand door eerst de archeologische onderzoeksrapporten van de waarderende onderzoeken (ca. 40), de opgravingen (ca. 15) en de archeologische begeleidingen (ca. 30) nauwkeurig te bestuderen en de overige onderzoeken (ca. 320) voor de periode snel te screenen. Onderhavig rapport betreft uiteindelijk een analyse van 507 onderzoeksrapporten, alle gepubliceerd in de periode januari 1995 tot en met december De studie sluit in grote lijnen aan bij de door de Rijksdienst voor Oudheidkundig odemonderzoek (RO) in 2002 opgestelde Nationale Archeologiebalans. Zo werden bij de analyse dezelfde categorieën (archeoregio`s, periodisering, complextypen) gebruikt als in de Nationale Archeologiebalans (Lauwerier e.a., 2002). De Limburgse archeologiebalans verschilt qua opzet in bepaalde aspecten weer van de nationale studie. De Nationale archeologiebalans ambieert een overzicht te bieden van de archeologische kennis en kennislacunes in de verschillende archeoregio s die Nederland rijk is. Deze ambitie werd voor het territorium van de provincie Limburg slechts deels gehaald. De Nationale Archeologiebalans steunt ook op een gerichte enquête onder specialisten in regio s en perioden. Een dergelijke enquête is bij het opstellen van dit document niet gedaan; de Limburgse archeologiebalans betreft alleen een analyse van de gepubliceerde onderzoeksresultaten. Niet alleen de resultaten van het onderzoek werden bekeken, maar ook de wijze waarop het onderzoek tot stand kwam. Naast een zoektocht naar de archeologische kennisleemten in Limburg, werd ook gefocust op 10 jaar archeologische praktijk. De verschillende archeologische onderzoeken uit de afgelopen 10 jaar zijn per regio geordend. Hierbij is uitgegaan van de archeoregio s zoals die gehanteerd zijn in de Nationale Archeologiebalans. Het Maasdal met haar rivierkleigronden (oude en jonge klei) is - op verzoek van de provincie Limburg - als afzonderlijke archeoregio toegevoegd. In het onderstaande overzicht zijn de kennisleemten opgenomen zoals die voorafgaand aan de studie bestonden voor de afzonderlijke archeoregio s. Voor de eerste 3 archeoregio s is hiervoor geput uit de Nationale Archeologiebalans (Lauwerier e.a, 2002): 9

10 1. Limburgs zandgebied ten westen van de Maas, aansluitend bij de rabantse dekzandvlakte. Er is weinig bekend over de laatste fase van de Nieuwe Steentijd tot de Midden ronstijd, over de Late IJzertijd tot de Vroeg Romeinse tijd, over de Laat Romeinse tijd tot de oudste fasen van de Middeleeuwen en over de Nieuwe tijd. 2. Limburgs zandgebied ten oosten van de Maas (stuwwal, dekzand en rivierafzettingen). Met name over het eind van de Nieuwe Steentijd tot de Vroeg Romeinse tijd, de Laat Romeinse tijd en de Middeleeuwen is relatief weinig bekend. 3. Limburgs Heuvelland met löss. Vanuit een nationaal perspectief is de kennis over dit gebied tamelijk groot. Alleen over de laatste fase van de Nieuwe Steentijd tot de Midden IJzertijd is relatief weinig bekend. De kennis over de Nieuwe tijd is gemiddeld, die over alle andere perioden meer dan gemiddeld. Door het onderzoek in de groeve elvédère is dit de enige regio waar meer dan marginale kennis is over de Oude Steentijd (Paleolithicum). De kennis over de meeste thema s (nederzettingen, grafvelden, economie, locatiekeuze en sociaal-politieke organisatie) is meer dan gemiddeld. 4. Maasdal. Het Maasdal werd in de Nationale Archeologiebalans niet als afzonderlijke archeoregio erkend. Hoewel er voor het Maasdal in toenemende mate inzicht ontstaat in de bewoningsgeschiedenis, zijn deze inzichten niet volgens dezelfde systematiek verwoord als in de Nationale Archeologiebalans. Op basis van tot op heden uitgevoerd onderzoek omschreef Stoepker de archeologische verwachting als volgt: De bewoning is in het algemeen te verwachten op de hogere delen. egraving en ander landgebruik bevinden zich op de flanken. Geulen zijn waardevol voor het verkrijgen van inzicht in de vegetatie. De steentijd is nog moeilijk grijpbaar (afdekking en erosie); Neolithicum is in Well-Aijen aangetroffen (zeldzaam!). In diverse gebieden bevindt zich veel onderzoekspotentieel voor de metaaltijden. Voor de Romeinse tijd ligt het onderzoekspotentieel vooral in orgharen en Lomm en bij de brug tussen Cuijk en Middelaar. Onderzoekspotentieel voor de Vroege en Late Middeleeuwen bevindt zich in orgharen en Well-Aijen. Er is een potentieel aan nautische vondsten (uit alle perioden) in verlande geulen (Stoepker, 2005, ongepubliceerd). 10 Limburgse Archeologiebalans

11 2 Onderzoeksmethoden 2.1 INLEIDING Het onderzoek bestond uit een analyse van alle archeologische onderzoeken die de afgelopen 10 jaar zijn uitgevoerd in de provincie Limburg, voor zover die bekend en aanwezig waren bij de provinciale archeologen en/ of in de bibliotheek van RAAP. Het onderzoek gebeurde door archeologische bedrijven en overheidsinstellingen (hoofdzakelijk universiteiten en RO). Alle typen archeologisch onderzoek zijn in de analyse betrokken. Alleen onderzoeken die tot doel hadden een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart op te stellen, zijn niet in de analyse betrokken alsmede sommige specialistische studies, bijvoorbeeld studies gericht op de conservering van bepaalde vondstcategorieën. ij de selectie van de te analyseren rapporten gold de datum van publicatie als criterium (1 januari 1995 tot en met 31 december 2004). Op basis van dit selectiecriterium zijn archeologische onderzoeken die in 1995 zijn gepubliceerd, maar waarvan het veldwerk al voordien was uitgevoerd, betrokken bij de analyse. Anderzijds is het zo dat archeologische onderzoeken waarvan het veldwerk in 2004 is uitgevoerd, maar die pas in 2005 gepubliceerd zijn, niet geraadpleegd zijn. Op deze laatste regel gelden echter 4 uitzonderingen. Op verzoek van de provincie zijn 4 onderzoeken die nog niet formeel gepubliceerd zijn, toch aan het databestand toegevoegd. Het betreft met name grootschalige onderzoeken die in opdracht van het Projectteam Archeologie van de Maaswerken zijn uitgevoerd. Deze 4 onderzoeken zijn niet bij alle individuele analyses betrokken. Een bibliografische lijst met alle geraadpleegde rapporten is als bijlage 4 aan dit rapport toegevoegd. Op deze wijze zijn in totaal 507 archeologische onderzoeken bestudeerd en gedocumenteerd in een database, inclusief de enkele rapporten die uit 2005 dateren. Opmerking: Archeologische Monumentenzorg en terminologie Zoals verder uit dit rapport blijkt, heeft de archeologische monumentenzorg grote ontwikkelingen doorgemaakt tussen 1995 en Deze evolutie ging gepaard met een flinke verschuiving binnen de gebruikte terminologie. Zo was tot het eind van de jaren 90 van de 20e eeuw een letterwoord als AAI nog heel gangbaar. Deze term (aanvullende archeologische inventarisatie) sloeg op archeologische prospectie of vooronderzoek, meestal met behulp van boringen. Momenteel zijn onder invloed van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie nieuwe termen gangbaar, zoals Inventariserend Veldonderzoek. Het Inventariserend Veldonderzoek (IVO) omvat het vooronderzoek: zowel de prospectie als de waardering van een archeologische vindplaats. Op basis van het IVO kan een zogenaamd selectiebesluit worden genomen: de beslissing of een archeologische vindplaats behouden blijft, 11

12 vrijgegeven wordt, opgegraven wordt dan wel dat er een archeologische begeleiding plaatsvindt van de geplande graafwerkzaamheden (zie figuur 1). innen het vooronderzoek werd dan ook, aansluitend bij de oudere terminologie, een onderscheid gemaakt dat verder gaat dan hetgeen tegenwoordig gebruikelijk is. Zo werd nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen vooronderzoek door middel van proefsleuven en vooronderzoek door middel van andere technieken (meestal bureauonderzoek, boringen en oppervlaktekartering). De volgende typen archeologisch onderzoek worden onderscheiden: bureauonderzoek; inventariserend veldonderzoek, verkennend (niet proefsleuven); inventariserend veldonderzoek, karterend (niet proefsleuven); inventariserend veldonderzoek, waarderend (niet proefsleuven); inventariserend veldonderzoek, waarderend (proefsleuven); archeologische begeleiding; opgraving. ureauonderzoek (opstellen verwachtingsmodel) Inventariserend veldonderzoek Verkennende fase (indien relevant) Karterende fase Waarderende fase Selectiebesluit door de overheid op basis van de resultaten van het onderzoek Einde archeologisch onderzoek Vrijgeven (evt. onder voorwaarde) van het terrein voor de grondwerkzaamheden eschermen eschermen van de archeologische resten in de grond door planaanpassing of planinpassing Opgraving Opgraven van de archeologische resten. Daarna vrijgeven van het terrein Archeologische begeleiding egeleiden van de grondwerkzaamheden door archeologen Figuur 1 De AMZ-cyclus 12 Limburgse Archeologiebalans

13 2.2 METHODEN Inleiding Alle archeologische onderzoeken (figuur 2) zijn geraadpleegd met behulp van lijsten met gedetailleerde vragen (zie bijlage 1). ij de analyse van de onderzoeksrapporten is een hoofdindeling gemaakt waarbij onderscheid is gemaakt tussen: vooronderzoek zonder proefsleuven; proefsleuven; archeologische begeleiding; opgravingen. innen de categorie vooronderzoek zonder proefsleuven werd, ook als veld in Acces, een verdere onderverdeling gemaakt tussen: verkenningen; karteringen; waarderingen Percentage ,5 Arcadis ARC AIVU ADC AAC ARON ARCHOL Archeomedia Archeologische Werkgroep Echt 1,4 1,8 1,8 0,2 0,4 1,2 0,2 5,9 Maastricht Syntegra Stichting Leudal SO RO RAAP Peel, maas en Kempen Oranjewoud NISA Grontmij ilan ecker en Van de Graaf 0,6 4,2 2,4 0,2 0,6 0,2 3,4 1,6 0,4 7,9 Vestigia Universiteit van Gent Universiteit Leiden TNO 0,2 0,2 0,2 0,2 2,6 Uitvoerder Figuur 2 Percentages van archeologische onderzoeken door archeologische bedrijven en overheidsinstellingen in de provincie Limburg gedurende de afgelopen 10 jaar (totaal 507). Van één archeologisch onderzoek is de uitvoerder onbekend. Marktwerking met vele uitvoerders is een relatief recent gegeven. Dit is een verklaring voor het hoge percentage van RAAP. 13

14 Naast een aantal basisgegevens is informatie verzameld betreffende de volgende onderwerpen: Toegepaste methoden, waarbij vooral gekeken is naar boormethoden en oppervlaktekartering tijdens de karterende fase zoals het boortype, de vondstzichtbaarheid tijdens de oppervlaktekartering, etc. Archeologische verwachting zoals opgesteld in de rapportages. Deze is meestal primair gebaseerd op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW; RO, 2001). De verwachting is ook vaak verder uitgewerkt tijdens het bureauonderzoek (voorafgaand aan het veldonderzoek) aan de hand van bekende archeologische vindplaatsen (ARCHIS-waarnemingen en andere archeologische informatie) binnen of in de omgeving van het desbetreffende plangebied alsmede de geomorfologische en bodemkundige kenmerken van het plangebied. Datering(en) en complextype(n) van aangetroffen archeologische resten (conform ARCHIS; zie bijlage 2). Gaafheid van de (natuurlijke) bodem en de archeologische resten. Tevens is onderzocht of de onderzoeken de gaafheid besproken hebben ten aanzien van archeologische vindplaatsen, het volledige plangebied en/of de wijdere landschappelijke omgeving. Soorten aanbevelingen, waarbij onderscheid is gemaakt tussen vrijgeven, archeologische begeleiding, proefsleuvenonderzoek, definitieve opgraving en planaanpassing (bij de laatste optie is behoud in situ van archeologische resten een reële optie). De verkregen wetenschappelijke informatie (thematisch) bij proefsleuvenonderzoek en opgravingen. Hierbij is de Archeologiebalans 2002 als leidraad gehanteerd, die de wetenschappelijke informatie aan de hand van kennisthema s definieert (Lauwerier & Lotte, 2002; zie tabel 1). Andere informatie die van belang is gebleken bij de analyses, zijn de archeoregio s en gemeenten waarin de archeologische onderzoeken zijn uitgevoerd. Daarnaast waren zowel de datum als de omvang van plangebieden wezenlijke soorten van informatie. 14 Limburgse Archeologiebalans

15 Tabel 1. Kennisthema s conform de Nationale Archeologiebalans Paleogeografie Nederzettingen Grafvelden Economie en landgebruik Locatiekeuze Sociaal-politieke organisatie Religie en cultus Processen fysisch landschap (o.m. bodem) natuurlijke omgeving (flora en wilde fauna) cultuurlandschap ruimtelijke spreiding structuurtype (huis, schuur, etc.) interne organisatie typen nederzettingen hiërarchie in nederzettingen ruimtelijke spreiding interne organisatie demografie (lokaal) jacht, visvangst en verzamelen plantaardig materiaal landbouw/voedseleconomie (o.a. akkerbouw en veeteelt) technologie, ambacht (ook specialisatie) grondstofwinning handel en uitwisseling infrastructuur nederzettingen grafvelden landbouwgronden sacrale plaatsen (water)wegen aard van sociale organisatie demografie (regionaal) defensieve structuren (in)stabiliteit (oorlog, vrede) grafritueel depots sacrale plaatsen (heiligdom, kerk) continuïteit/discontinuïteit interactie/acculturatie 15

16 2.2.2 Database en spreadsheets (RAAPDS V2, 48b; Access 2000; Excell 2000) De gegevens uit de archeologische onderzoeken zijn gedocumenteerd in een database (Access) die als een digitaal bestand aan de opdrachtgever is bezorgd. De Access database is oorspronkelijk ontworpen door RAAP voor het documenteren van proefsleuvenonderzoeken en opgravingen, maar is aangepast voor de doeleinden van het opstellen van onderhavige Limburgse Archeologiebalans (RAAPDS 2005; auteur: Wouter oasson). Deze database is gebruikt om de onderzoeksgegevens te registreren. De analyses zijn uitgevoerd met behulp van een standaard Excell spreadsheet en Access database programma s. De digitale gegevens worden als bijlage bij dit rapport aan de opdrachtgever aangeleverd Analyse van archeologische onderzoeken (database) De analyses zijn met behulp van een gedetailleerde lijst van vragen uitgevoerd. Deze vragen werden op voorhand vastgelegd, na overleg met de provincie (tabel 2). Merovingisch mes uit Posterholt - Achterste Voorst, aangetroffen tijdens onderzoek in Provinciaal Depot voor odemvondsten te Maastricht. 16 Limburgse Archeologiebalans

17 Tabel 2. Overzicht van de vragen die in het kader van de analyse zijn gesteld. Algemeen - Hoeveel rapporten zijn gepubliceerd in de afgelopen 10 jaar? - Hoeveel rapporten zijn per type archeologisch onderzoek gepubliceerd in de afgelopen 10 jaar? - Welke archeologische perioden zijn aangetroffen? - Welke perioden zijn per Archeoregio aangetroffen? - Welke complextypes zijn aangetroffen? - Welke complextypes zijn per Archeoregio aangetroffen? - Welke complextypes zijn per periode per Archeoregio aangetroffen? - Hoe heeft zich het aantal archeologische onderzoeken over de jaren ontwikkeld? - Hoe heeft zich het aantal typen archeologische onderzoeken over de jaren ontwikkeld? - Wat is het aantal archeologische onderzoeken per gemeente? - Wat is de ontwikkeling van het aantal archeologische onderzoeken per gemeente over de jaren? - Hoeveel proefsleuven en opgravingen hebben plaatsgevonden per Archeoregio in de afgelopen 10 jaar? Vooronderzoek, niet proefsleuven (bureauonderzoek en verkennend, karterend en waarderend inventariserend onderzoek) - Hoe verhouden zich de karteringen over de Archeoregio s? - Wat zijn de aanbevelingen? - Op welke criteria zijn de aanbevelingen gebaseerd? (archeologische vindplaatsen, archeologische verwachtingen en/of gaafheid van (natuurlijke) bodemprofiel)? - Is er informatie over complextypen? - Wat zijn de methoden per Archeoregio? - Hoe vaak is welke boormethode gehanteerd? - Wat is de relatie tussen gehanteerde methode en opgestelde archeologische verwachting? - Wordt de gaafheid van het (natuurlijke) bodemprofiel en als gevolg archeologische vindplaatsen besproken? - Op welk niveau wordt de gaafheid besproken, op het niveau van de archeologische vindplaats(en), het plangebied en/of de wijdere landschappelijke omgeving? - Is een archeologische verwachting opgesteld voorafgaande aan het veldonderzoek? - Hoe evolueert de oppervlakte van de plangebieden over de jaren? - Is er een relatie tussen de oppervlakte van plangebieden en het aantreffen van archeologische vindplaatsen? Proefsleuven - Is het proefsleuvenonderzoek voorafgegaan door een kartering? - Welk type kartering heeft plaatsgevonden, dat wil zeggen welke methode(n) zijn toegepast? - Wordt de archeologische verwachting van de kartering door het proefsleuvenonderzoek beantwoord? - Wat is de aanbeveling? Opgravingen - Wat zijn de opgegraven perioden per Archeoregio? - Wat zijn de opgegraven complextypen per Archeoregio? - Hoe verhoudt zich het aantal uitgevoerde opgravingen ten aanzien van het aantal aanbevelingen voor een opgraving? 17

18 Fragment van een tinnen beeldje uit ergen - leijenbeek, aangetroffen tijdens onderzoek in Provinciaal Depot voor odemvondsten te Maastricht. 18 Limburgse Archeologiebalans

19 3 Analyse van 10 jaar AMZ-cyclus (Archeologische Monumentenzorg) 3.1 ALGEMEEN Uit de analyse volgt direct een eerste opvallende vaststelling: het aantal archeologische onderzoeken binnen ieder stadium van de AMZ-cyclus is de afgelopen 10 jaar sterk toegenomen (figuren 3 en 5). Met name na 2002 is een drastische toename van het aantal archeologische onderzoeken waarneembaar. Circa 57% van alle archeologische onderzoeken uitgevoerd sinds 1995 vond plaats in 2003 en Verreweg het merendeel hiervan bestond uit inventariserend archeologisch onderzoek, karterende fase (figuur 4) Totaal Aantal Figuur 3 Aantallen onderzoeken over de afgelopen 10 jaar. Vier archeologische onderzoeken uit 2005 zijn niet betrokken bij analyse. Het zijn concept-rapporten die niet in de bibliografische lijst zijn opgenomen. Het betreft de volgende onderzoeken, waarbij met name de eerste een foute datering betreft die echter pas werd vastgesteld na de uitvoering van alle analyses (deze fout heeft echter geen invloed op de algemene resultaten): 1 = RO, eek, luchthaven opgraving; 2 = ecker & Van de Graaf, Ambt Monfort, Rijksweg 73-zuid, wegvak G en H proefsleuven; 3 = ecker & Van de Graaf, Maastricht, orgharen-daalderveld (3 deelgebieden) proefsleuven; 4 = ecker & Van de Graaf, Maastricht, Itteren Voulwames-Emmaus proefsleuven. 19

20 ureau onderzoek Inventariserend veldonderzoek (karterend) 284 Inventariserend veldonderzoek (verkennend) 92 Inventariserend veldonderzoek (waarderend; d.m.v. boringen) Proefsleuven Opgraving Archeologische begeleiding Figuur 4 Aantallen per type onderzoek (4 archeologische onderzoeken uit 2005 niet betrokken in analyse). 80 ureauonderzoek IVO verkennend IVO karterend Aantal IVO waarderend Proefsleuven Opgraving Archeologische begeleiding Figuur 5 Aantallen per type onderzoek gedurende de afgelopen 10 jaar. Naast de 4 archeologische onderzoeken uit 2005 zijn ook 3 niet gedefinieerde archeologische onderzoeken weggelaten bij de analyse. Het gaat om: 1 = E. Lohof, Omleiding N273 Haelen; een archeologisch kartering (RAAP); 2 & 3 = A.D. Vos, Resten van Romeinse bruggen in de Maas te Maastricht, RO/NISA (deze werd foutief 2x in de database ingevoerd: eenmaal onder RO en eenmaal onder NISA, hetgeen een onderdeel is van de RO. De fouten werden vastgesteld bij controle, na het uitvoeren van de analyse). 20 Limburgse Archeologiebalans

21 Verhelderend is met name een beschouwing van de evolutie in aantal en aard van de onderzoeken per jaar (figuur 5). Sinds 2002 is het totale pakket van het inventariserend veldonderzoek spectaculair toegenomen. Met name het karterende vooronderzoek, het bureauonderzoek en - weliswaar qua absolute aantallen een stuk minder - de proefsleuven. De verklaring hiervoor dient waarschijnlijk gezocht te worden bij de voortschrijdende implementatie van het verdrag van Malta, die in Limburg met name gestalte heeft gekregen via de bepalingen in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). Volgens het POL wordt in bepaalde gevallen archeologisch vooronderzoek verplicht gesteld. ovendien varen ook sommige gemeenten een analoge voortvarende koers. Het uitvoeren van archeologisch vooronderzoek is in de laatste paar jaar binnen de ruimtelijke planvorming steeds meer gemeengoed geworden. Archeologisch vooronderzoek is niet meer beperkt tot alleen grootschalige planologische projecten zoals in het kader van de Maaswerken, die vooral zijn uitgevoerd tot circa Opvallend is tegelijk dat de grote toename in het vooronderzoek, inclusief de proefsleuven, slechts in beperkte mate heeft geleid tot een gelijkaardige toename in vervolgonderzoek in de vorm van opgravingen of archeologische begeleidingen. Er kan een toename worden vastgesteld, maar die is zeker niet zo groot als in de andere domeinen van archeologisch onderzoek. In 2004 werden bijvoorbeeld 10 opgravingen gerapporteerd (40% van het totale aantal opgravingen in 10 jaar; figuren 4 en 5). De reden van dit hiaat tussen het grote aantal vooronderzoeken en het slechts beperkte aantal vervolgonderzoeken, kan niet uit de cijfers worden afgeleid. Een andere frappante vaststelling betreft de spectaculaire toename van het aantal bureauonderzoeken: de evolutie gaat van geen enkel bureauonderzoek in 1999 tot meer dan 50 in De reden hiervoor kan deels gezocht worden in de totstandkoming van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) die voorafgaand aan elk onderzoek een degelijk bureauonderzoek vereist. ovendien is er een duidelijke toename te bespeuren van onderzoek in stedelijke kernen. In stedelijke kernen is bureauonderzoek vaak de enige methode die toegepast kan worden omdat de aanwezige bebouwing - zonder voorafgaand te slopen - andere vormen van onderzoek uitsluit. 3.2 ARCHEOLOGISCHE ONDERZOEKEN PER GEMEENTEN De analyse van het aantal archeologische onderzoeken per gemeente gedurende de afgelopen 10 jaar toont een opvallende tendens (tabel 3 en figuur 6). De meeste archeologische onderzoeken hebben plaatsgevonden in de gemeenten Roermond, Venlo en Sittard-Geleen. Andere gemeenten waar veel archeologische onderzoeken werden uitgevoerd, zijn Echt-Susteren, Horst aan de Maas, Maastricht, Venray en Weert. Een 21

22 425 legenda aantal onderzoeken per gemeente in kleur Provincie Limburg en hoger 50 tot tot tot tot tot tot tot tot tot 15 5 tot 10 0 tot 5 aantal per gemeente Mook en Middelaar 2 Gennep 7 gemeentegrens 400 ergen Venray Meerlo- Wanssum 6 21 Horst aan de Maas 10 Arcen en Velden Sevenum Meijel 2 Helden 10 Maasbree 6 Venlo Nederweert Roggel en Neer Kessel 0 10 eesel Weert 19 Heythuysen 9 Haelen 8 Swalmen 12 Hunsel 12 8 Heel Roermond Thorn 1 Roerdalen Maasbracht Ambt Montfort Echt-Susteren 32 Sittard-Geleen Stein Onderbanken 4 4 Schinnen 5 runssum 6 5 eek Landgraaf 6 Nuth Heerlen Meerssen Voerendaal 14 Valkenburg 7 Kerkrade Maastricht aan de Geul Eijsden Margraten 11 Gulpen-Wittem 3 Simpelveld 0 Vaals km 1: Figuur 61: regionale verspreiding van onderzoeken van onderzoeken in Limburg in (januari Limburg 1995 (januari - december ). - december 2004). Aantal onderzoeken per gemeente 2006 Lion_ml.wor 22 Limburgse Archeologiebalans

23 kleine kanttekening is dat in Maastricht veel archeologische onderzoeken door de eigen Stadsarcheologische dienst zijn uitgevoerd en dat niet altijd alle rapporten bij de provincie terecht zijn gekomen. Dit geeft een deels vertekend beeld. De economische druk om bouwgronden te ontwikkelen, is in een stad veel groter dan in een kleine landelijke gemeente. Het aantal archeologisch onderzoeken lift hierbij mee met bredere ruimtelijke ontwikkelingen. Tabel 3. Aantallen onderzoeken per gemeente. gemeenten (indeling 2005) totaal gemeenten (indeling 2005) totaal Ambt Montfort 2 Margraten 11 Arcen en Velden 10 Meerlo-Wanssum 6 eek 6 Meerssen 6 eesel 10 Meijel 2 elfeld 1 Mook en Middelaar 2 ergen (L) 7 Nederweert 16 runssum 5 Nuth 1 Echt-Susteren 23 Onderbanken 4 Eijsden 1 Roerdalen 7 Gennep 7 Roermond 58 Gulpen-Wittem 3 Roggel en Neer 11 Haelen 8 Schinnen 5 Heel 8 Sevenum 1 Heerlen 16 Sittard-Geleen 32 Helden 10 Stein 4 Heythuysen 9 Swalmen 12 Horst Aan De Maas 21 Thorn 1 Hunsel 12 Vaals 2 Kerkrade 14 Valkenburg a/d Geul 3 Landgraaf 14 Venlo 53 Maasbracht 8 Venray 19 Maasbree 6 Voerendaal 7 Maastricht 24 Weert 19 Eindtotaal

24 Uit het grote aantal archeologische onderzoeken in de gemeenten Roermond, Venlo en Sittard-Geleen blijkt tevens dat veel archeologische onderzoeken in de regio ten oosten van de Maas en in mindere mate in het Limburgs Heuvelland met löss (gemeente Sittard-Geleen) hebben plaatsgevonden. De regionale spreiding van archeologische onderzoeken wordt nader bekeken in ARCHEOLOGISCHE ONDERZOEKEN PER ARCHEOREGIO In de verschillende archeoregio s evolueert het aantal onderzoeken in een gelijkaardige stijgende lijn als in heel Limburg (figuur 7; zie ook figuur 3). In overeenstemming met de spreiding van het aantal archeologische onderzoeken over de individuele Limburgse gemeenten, blijkt uit de grafiek dat het merendeel van de archeologische onderzoeken (totaal 200) is uitgevoerd in het zandgebied ten oosten van de Maas (figuur 7). Dit heeft te maken met de ligging van een aantal grotere gemeentes ten oosten van de Maas (zie 3.2). Ook de verhouding tussen de verschillende vormen van archeologisch vooronderzoek en vervolgonderzoek evolueert op een parallelle wijze in 3 van de 4 archeoregio s (zandgebied West, zandgebied Oost en Heuvelland; figuren 8a, 9a, 9b en 9c). De onderlinge verschillen zijn beperkt en lijken niet op verschillende trends te duiden. Uit de grafieken blijkt ook duidelijk het reeds vermelde overwicht van vooronderzoek ten opzichte van vervolgonderzoek Aantal Zandgebied west Zandgebied oost Heuvelland Maasdal Figuur 7 Aantallen archeologische onderzoeken in 4 archeoregio s gedurende de afgelopen 10 jaar (4 archeologische onderzoeken uit 2005 zijn niet betrokken in analyse). Van niet alle onderzoeken konden de precieze coördinaten worden bepaald, bijvoorbeeld bij lijnelementen, vandaar de kleine verschillen met figuur Limburgse Archeologiebalans

25 Het onderzoek in het Maasdal springt er uit. Opvallend is de afwezigheid van bureauonderzoeken in het Maasdal en het relatief hoge aantal proefsleuven (figuren 8, 9d en 10). Dit kan gelinkt worden aan de specifieke aard van het onderzoek dat hier in het kader van de Maaswerken heeft plaatsgevonden: grootschalig booronderzoek gevolgd door waarderende proefsleuven. 3.4 PLANGEIEDEN EN OPPERVLAKTEN De oppervlakte van plangebieden verschaft ook inzicht in verschillende aspecten van de AMZ-cyclus (Archeologische Monumentenzorg) gedurende de afgelopen 10 jaar. Er is een aantal vragen gesteld in relatie tot de oppervlakte van plangebieden: Wat is de omvang van de plangebieden die onderzocht werden gedurende de afgelopen 10 jaar? Is er een ontwikkeling waar te nemen over de jaren qua oppervlakte van archeologisch onderzochte plangebieden? Is er een relatie tussen de plangebieden qua oppervlakte en de 4 archeoregio s? Is er een relatie tussen de oppervlakte (omvang) van plangebieden en de trefkans van archeologische vindplaatsen? Voorburcht Huis ter Horst 25

26 Aantal Archeologische begeleiding Opgraving Proefsleuven Vooronderzoek, niet proefsl Zandgebied west Zandgebied oost Heuvelland Maasdal Archeoregio IVO waarderend IVO karterend Aantal IVO verkennend ureauonderzoek Zandgebied west Zandgebied oost Heuvelland Maasdal Archeoregio Figuur 8 Aantal en type archeologische onderzoeken in de 4 archeoregio s. oven: alle gegevens; onder: opsplitsing van vooronderzoek niet proefsleuven (vier archeologische onderzoeken uit 2005 niet betrokken in analyse). 26 Limburgse Archeologiebalans

27 ureau onderzoek IVO verkennend IVO karterend Aantal IVO waarderend Proefsleuven Opgraving Archeologische begeleiding ureau onderzoek IVO verkennend Aantal IVO karterend IVO waarderend Proefsleuven Opgraving Archeologische begeleiding Figuur 9 Ontwikkeling van typen archeologische onderzoeken over de afgelopen 10 jaar in de 4 archeoregio s (4 archeologische onderzoeken uit 2005 en 3 niet gedefinieerde archeologische onderzoeken zijn weggelaten uit analyse). 9a: zandgebied west (boven) en 9b: zandgebied oost (onder). 27

28 Aantal ureau onderzoek IVO verkennend IVO karterend IVO waarderend Proefsleuven Opgraving Archeologische begeleiding 3, ,5 ureau onderzoek IVO verkennend Aantal 2 1,5 2 2 IVO karterend IVO waarderend Proefsleuven Opgraving 0,5 Archeologische begeleiding Figuur 9 Ontwikkeling van typen archeologische onderzoeken over de afgelopen 10 jaar in de 4 archeoregio s (4 archeologische onderzoeken uit 2005 en 3 niet gedefinieerde archeologische onderzoeken zijn weggelaten uit analyse). 9c: Heuvelland (boven) en 9d: Maasdal (onder). 28 Limburgse Archeologiebalans

29 legenda proefsleuf Provincie Limburg 425 archeologische begeleiding opgraving overig onderzoek gemeentegrens km 1: Figuur 10 Regionale verspreiding van onderzoeken in Limburg (januari december 2004) - overzicht van locaties waarbij proefsleuven, begeleidingen en opgravingen afzonderlijk werden aangeduid. Lion_ml.wor 29

30 De oppervlakten van de plangebieden zijn verdeeld in 8 standaardcategorieën om een systematische analyse mogelijk te maken (tabel 4). Een toegevoegde categorie (categorie 0) is gehanteerd om archeologische onderzoeken aan te geven waarvan de oppervlakte van het plangebied onbekend is (niet vermeld in de desbetreffende rapportage). Tabel 4. Relatie tussen de oppervlakte van de plangebieden en de gehanteerde categorieën. categorie oppervlakte categorie 0 oppervlakte onbekend 1 < 0,25 hectare 2 0,25-1 hectare hectare hectare hectare hectare hectare 8 > 100 hectare Ook plangebieden kleiner dan 0,25 hectare zijn in de analyse betrokken (categorie 1). Sinds 2004 zijn plangebieden kleiner dan 0,25 hectare door de provincie Limburg onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van archeologisch onderzoek. In de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg, Ordening en ontwikkeling in balans (Provincie Limburg, juli 2004) staat dit als volgt omschreven: Plangebieden, die kleiner zijn dan 2500 m 2 en op minimaal 50 m afstand gelegen zijn van een archeologische vindplaats, zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Deze bepaling geldt dus niet voor het grootste deel van onderhavige onderzoeksperiode. In de afgelopen 10 jaar zijn merendeels relatief kleine plangebieden onderzocht. Circa 57% van de archeologisch onderzochte plangebieden is kleiner dan 5 hectare (figuur 11). Circa 12% van deze groep plangebieden is kleiner dan 0,25 hectare. Het aantal archeologisch onderzochte plangebieden met een oppervlakte tussen 1 en 5 hectare zijn ook het sterkst toegenomen in de laatste 3 jaar. Uitgaande van de archeoregio s kan geconcludeerd worden dat in de 4 archeoregio s hoofdzakelijk plangebieden kleiner dan 5 hectare onderzocht zijn. Het aandeel van plangebieden kleiner dan 0,25 hectare is ook aanzienlijk in alle 4 archeoregio s. Het vrijstellen onder bepaalde voorwaarden van plangebieden kleiner dan 0,25 hectare sinds 2004 leidt derhalve naar verwachting tot een aanzienlijke reductie van het aantal archeologische onderzoeken in de provincie Limburg. 30 Limburgse Archeologiebalans

31 Het merendeel van de grote plangebieden (groter dan 5 hectare) is onderzocht in het kader van inventariserend archeologisch onderzoek, karterende fase en in mindere mate bureauonderzoek. Andere typen archeologisch onderzoek lijken zich voornamelijk op kleine plangebieden te richten. Uit figuur 12 kan bovendien worden afgeleid dat naast de stijging in absolute aantallen van de kleinere plangebieden, zich ook een tendens aftekent dat steeds minder archeologisch onderzoek plaatsvindt in grotere gebieden (10 ha en meer). Er kan geen significante verschuiving in omvang van de plangebieden worden vastgesteld tussen de 4 archeoregio s, met uitzondering van het feit dat in zandgebied oost het merendeel van de archeologische onderzoeken plaatsvindt (figuur 13). Proefsleuven, begeleidingen en opgravingen vinden grotendeels plaats in plangebieden kleiner dan 5 ha en nauwelijks in grotere gebieden. Dit is niet zo verwonderlijk: voorafgaand aan deze onderzoeksmethoden heeft immers (op basis van het vooronderzoek) in de regel een selectiebesluit plaatsgevonden waarbij de omvang van het vervolgonderzoek beperkt werd. Vooronderzoek door andere technieken dan proefsleuven overheerst in alle oppervlakte-categorieën (figuur 14). Tot slot is de relatie tussen de oppervlakte van plangebieden en de aanwezigheid van archeologische resten onderzocht. De aanname was dat de trefkans op archeologische vindplaatsen zou toenemen met de oppervlakte van het plangebied. De analyse toonde aan dat er geen relatie is Aantal ha 0,25-1 ha < 0,25 ha onbekend > 100 ha ha ha ha 5-10 ha Figuur 11 Aantallen onderzoeken in functie van de oppervlakte. Oppervlakte categorie 31

32 70 Onbekend J < 0,25 ha 50 0,25-1 ha Aantal J J J6 5 J 67 5 J J 4 J 4 1 J J1 J2 1 J J 1-5 ha 5-10 ha ha ha ha > 100 ha Figuur 12 Ontwikkeling van de oppervlakte van archeologisch onderzochte plangebieden over de jaren (4 archeologische onderzoeken uit 2005 zijn niet betrokken bij de analyse) Zandgebied west Aantal Zandgebied oost Heuvelland > 100 ha ha ha ha 5-10 ha 1-5 ha 0,25-1 ha < 0,25 ha onbekend Maasdal Figuur 13 Relatie tussen de 4 archeoregio s en de oppervlakte van plangebieden. 32 Limburgse Archeologiebalans

33 Vooronderzoek, niet proefsl. Proefsleuven Aantal Opgraving Archeologische begeleiding < 0,25 ha Onbekend < 1 ha < 5 ha > 100 ha < 100 ha < 50 ha < 25 ha < 10 ha Figuur 14 Relatie tussen oppervlakten en typen archeologisch onderzoek (3 onduidelijke onderzoekstypen niet betrokken in analyse) Aantal /20 30/4030/50 25/30 25/4030 m 30/ m 25/2025/25 15/30 20/2020/25 10 m 10/1015/20 1/5/10 m /25 m /40 m 40/30 m m 50/ m 40/50 m geen grid anders: m 15 m4 25/50 per ha: zuigboor E8 E7 E6 E5 E20 E15 E12 E10 Figuur 15 oormethoden, boorgrid en aantallen onderzoeken 33

34 Aantal Zandgebied west Zandgebied oost Heuvelland Maasdal Archeoregio 1,5 cm 3 cm 5 cm E12 E20 E6 E7 E8 zuigboor 2 cm 4 cm E10 E15 E5 Figuur 16 oortypen (diameter van boren) toegepast bij karteringen (de kleinste diameteres betreffen zogenaamde gutsboringen). Merovingische glaskralen uit Gennep - Venzelderheide, aangetroffen tijdens onderzoek in Provinciaal Depot voor odemvondsten Maastricht. 34 Limburgse Archeologiebalans

35 3.5 METHODEN IJ VOORONDERZOEK, NIET PROEFSLEUVEN (UREAU-, VERKENNEND, KARTE- REND EN WAARDEREND ONDERZOEK) Een analyse van bij archeologisch onderzoek gedurende de laatste 10 jaar toegepaste methoden werd op voorhand als een belangrijk onderdeel van de analyse beschouwd. De overtuiging was dat de analyse van methodische kwaliteit van archeologische onderzoeken en de daaruit voortvloeiende aanbevelingen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het provinciale archeologiebeleid in de nabije toekomst. Toenemende kwaliteit van archeologisch onderzoek draagt bij tot een efficiëntere en meer doeltreffende Archeologische Monumentenzorg in Limburg. De analyse heeft zich gericht op karteringen en dan met name op booronderzoek en oppervlaktekarteringen. Deze methoden worden gehanteerd in de eerste fase van de Archeologische Monumentenzorg. Ze kunnen als cruciaal worden beschouwd, omdat ze de basis leggen voor de selectie van plangebieden die in aanmerking komen voor (vaak veel duurder) vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven, archeologische begeleidingen en/of definitieve opgravingen. Om tot een goed overzicht te komen van de toegepaste methoden is een aantal gedetailleerde vragen gesteld: Wat zijn de meest toegepaste typen van boorgrid? Wat zijn de meest gebruikte boordiameters? Variëren de methoden per Archeoregio? Variëren de boordiameters per Archeoregio? Onder welke vondstzichtbaarheidsomstandigheden worden oppervlaktekarteringen uitgevoerd? Welke loopafstanden worden voornamelijk bij oppervlaktekarteringen toegepast? ooronderzoek In Limburg wordt vaak een boormethode gehanteerd die uit de praktijk is gegroeid: boringen in een boorgrid van 40/50 m (dit wil zeggen dat de raaien met boringen op een onderlinge afstand van 40 m liggen, terwijl opeenvolgende boringen binnen een raai om de 50 m worden gezet) met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm (E15). Uit de analyse blijkt dat verreweg de meeste karteringen deze boormethode als standaard hanteren (figuur 15). Tijdens veel karteringen zijn ook boringen gezet in een boorgrid van 40/50 meter met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm (E7). In veel van de geraadpleegde onderzoeken is het mogelijk dat dit bodemkundige boringen zijn die in aanvulling op de oppervlaktekartering verricht zijn. Het doel van deze boringen is om de opbouw van het bodemprofiel en mogelijke verstoringen hiervan te bestuderen. Een Edelmanboor met 35

36 een diameter van 7 cm is slechts onder bepaalde omstandigheden geschikt om archeologische resten op te sporen. Tijdens een relatief groot aantal onderzoeken (28) is een boorgrid van 30/40 m gehanteerd en een Edelmanboor met een diameter van 12 cm (E 12). Een dergelijke boormethode is aan te bevelen in gebieden waar de bodem uit löss of rivierklei bestaat, oftewel in de archeoregio s Heuvelland of het Maasdal. Uit de analyse blijkt dat de desbetreffende boormethode (en met name het gebruik van de Edelmanboor met een diameter van 12 cm) vooral in deze 2 archeoregio s is toegepast (figuur 16). De stevigheid van de bodems (dus praktische reden) in grote delen van deze 2 archeoregio s verklaart het gebruik van een Edelmanboor met een diameter van 12 cm (E12). Tijdens een groot aantal booronderzoeken is geen boorgrid gehanteerd of is het soort boorgrid niet aangegeven (figuur 17). In deze onderzoeken zijn Edelmanboren met diameters van 7, 12 of 15 cm gebruikt. Het grote aantal onderzoeken waarbij geen boorgrid is gehanteerd, kan onder meer verklaard worden door de kleine omvang van plangebieden en/of de aanwezigheid van bebouwing en/of oppervlakteverharding Aantal /5 40/2540/30 30/20 30/4030/50 25/40 25/5130 m 30/12,5 20/20 20/2525 m 25/20 25/2525/30 10 m 15/2015/30 1/5/10 m /40 40/5050 m 50/ m geen grid anders m30/100 per ha oorgrid Figuur 17 Overzicht van de verschillende boorgrids bij karteringen. 36 Limburgse Archeologiebalans

37 Oppervlaktekartering ij circa een kwart van alle vooronderzoeken die geen proefsleuven zijn, werd oppervlaktekartering als prospectieve methode ingezet (figuur 18). Er bestaan geen afwijkende tendensen betreffende oppervlaktekarteringen en booronderzoeken voor de 4 verschillende archeoregio s. Tenzij in het Maasdal, maar daar is het absolute aantal onderzoeken te klein om sluitende conclusies te kunnen trekken Aantal ooronderzoek Oppervlaktekartering Zandgebied west Zandgebied oost Heuvelland Maasdal Archeoregio Figuur 18 Verdeling booronderzoek en oppervlaktekartering over 4 archeoregio s. 37

38 Het mag wel opmerkelijk genoemd worden dat oppervlaktekartering weinig als methode wordt toegepast. Onder bepaalde bodemkundige, geologische en andere omstandigheden valt oppervlaktekartering te prefereren boven booronderzoek. Enerzijds is oppervlaktekartering een methode die een hoge trefkans op archeologische vindplaatsen mogelijk maakt en anderzijds is oppervlaktekartering een snellere, meer adequate en derhalve goedkopere methode dan booronderzoek. Om een goede oppervlaktekartering uit te voeren, dient aan twee voorwaarden voldaan te worden: 1. De archeologische resten moet zich aan of direct onder het maaiveld bevinden. Met andere woorden: archeologisch interessante lagen moeten zich binnen het bereik van de ploeg (in de bouwvoor) bevinden (binnen circa 50 cm -Mv). In pleistoceen Nederland, waartoe Limburg behoort, is dit meestal het geval. 2. Er dient een goede vondzichtbaarheid te zijn, dat wil zeggen dat de te onderzoeken gebieden niet begroeid zijn. In de praktijk betekent dit dat pas geploegde akkers de beste vondstzichtbaarheid bieden. Veel gebieden binnen de 4 archeoregio s beantwoorden aan deze 2 voorwaarden. In het Maasdal of rond historische (dorps-)kernen kunnen grote aaneengesloten gebieden aanwezig zijn waar archeologische resten diep begraven zijn door fluviatiele afzettingen (bijvoorbeeld jonge klei) of door de ontwikkeling van esdekken sinds de Late Middeleeuwen. In deze laatste gebieden kunnen archeologische vindplaatsen alleen gekarteerd worden middels booronderzoek of proefsleuven. Desalniettemin kan geconcludeerd worden dat grote delen van Limburg geschikt zijn voor het uitvoeren van een oppervlaktekartering. Tabel 5. Toegepaste loopafstand tussen raaien bij oppervlaktekartering. ij sommige onderzoeken werd de loopafstand niet beschreven. loopafstand aantal 3 m 9 5 m m m 20 totaal 99 ij de analyse van karteringen die uitgevoerd zijn met behulp van een oppervlaktekartering zijn 2 aspecten nader onderzocht, namelijk de afstand tussen de raaien en de vondstzichtbaarheid tijdens het onderzoek. In verreweg de meeste gevallen is in het veld gelopen met een afstand van 5 m tussen de raaien (tabel 5). Een afstand van 5 m of minder tussen loopraaien is de standaard en op dit vlak is er geen reden methodische ver- 38 Limburgse Archeologiebalans

39 beteringen voor te stellen. Ook is duidelijk dat oppervlaktekarteringen merendeels in gebieden met een goede vondstzichtbaarheid zijn uitgevoerd (figuur 19). Opmerkelijk is echter wel dat in de rapportages over karteringen die middels een oppervlaktekartering zijn uitgevoerd, in 50% van de gevallen de vondstzichtbaarheid niet besproken wordt. Dit vraagt om een grotere nauwkeurigheid tijdens de rapportage. Vondstzichtbaarheid hangt namelijk niet alleen van het type gebied af (bijvoorbeeld woonkern, landbouwgrond, rivierafzettingen, etc.), maar ook van het tijdstip van het jaar. Een pas geploegde akker heeft een goede vondstzichtbaarheid, maar dezelfde akker kan bij het opschieten van de gewassen een matige of slechte vondstzichtbaarheid hebben. Tijdsdruk bij de uitvoering van opdrachten kan tot gevolg hebben dat gebieden onderzocht worden - die in principe uiterst geschikt zijn voor oppervlaktekartering - op een tijdstip dat er (deels) al gewassen op groeien. Het is dus van groot belang dat de vondstzichtbaarheid op het moment van het uitvoeren van een oppervlaktekartering gedetailleerd wordt beschreven. 73 goed 42 matig slecht niet Figuur 19 Verdeling van soorten vondstzichtbaarheid bij oppervlaktekartering. 39

40 3.6 ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGEN In recente jaren is het, onder meer onder invloed van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, gemeengoed geworden om een archeologische verwachting op te stellen voorafgaand aan het veldonderzoek. Het opstellen van een archeologische verwachting levert een inhoudelijke basis aan: het selecteren van gebieden waar veldonderzoek nodig is; de keuze van de onderzoeksmethoden in het veld; het opstellen van aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Het belang van een archeologische verwachting wordt vooral onderstreept door de aanzienlijke hoeveelheid onderzoeken waarbij op basis van een hoge archeologische verwachting vervolgonderzoek (proefsleuven, archeologische begeleidingen en definitieve opgravingen) wordt aanbevolen. Hierbij zijn ook onderzoeken die vervolgonderzoek aanbevelen zonder dat archeologische vindplaatsen in het veld zijn aangetroffen. Een goed voorbeeld van deze laatste onderzoeken zijn bureauonderzoeken uitgevoerd in historische stadskernen. De meeste archeologische bedrijven en overheidsinstellingen stellen een archeologische verwachting op aan de hand van de nationale Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW; RO, 2001). Deze verwachting wordt vaak aangescherpt met behulp van bekende archeologische vindplaatsen in of nabij het plangebied (ARCHIS-waarnemingen en/of andere archeologische gegevens) en/of aan de hand van de geomorfologische en bodemkundige kenmerken van het desbetreffende plangebied. Voor dekzandruggen met hoge zwarte enkeerdgronden (esdekken) geldt bijvoorbeeld altijd een hoge archeologische verwachting. Uit de analyse blijkt dat de meeste archeologische vooronderzoeken, niet proefsleuven in gebieden met een hoge archeologische verwachting zijn uitgevoerd (circa 39%; figuur 20). In circa 22% is geen archeologische verwachting opgesteld. Vooral in veel oudere onderzoeken (2000 en eerder) werd geen archeologische verwachting opgesteld, hetgeen duidt op het minder gangbaar zijn van het opstellen van archeologische verwachtingen in deze jaren. Daarnaast zijn ook veel plangebieden in bebouwde gebieden (inclusief historische kernen) als niet gekarteerd weergegeven op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden. Dit maakt het opstellen van een archeologische verwachting lastig. Archeologische onderzoeken binnen bebouwde kommen hebben daarom de neiging om alleen bekende archeologische vindplaatsen in of in de nabijheid van het plangebied te beschrijven zonder hieruit een archeologische verwachting te destilleren. 40 Limburgse Archeologiebalans

41 Tenslotte is het opmerkelijk dat bijna nooit een relatie wordt gelegd tussen de archeologische verwachting en de veldmethode, met name wanneer een booronderzoek uitgevoerd zal worden. Slechts 30 rapporten (vooronderzoek, geen proefsleuven) leggen een link tussen de archeologische verwachting en de gehanteerde methode. In 310 rapporten is dit niet het geval. De gewoonlijk gebruikte boormethode in de provincie Limburg is een 40/50 m boorgrid met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm. De methode zou echter aanzienlijk variëren indien specifieke archeologische verwachtingen in termen van perioden en complextypen in al hun consequenties toegepast zouden worden (Tol e.a., 2004; Groenewoudt, 1994). Een cruciaal verschil hierbij is die tussen jager-verzamelaars (Paleolithicum t/m Vroeg Neolithicum) en landbouwers (Neolithicum t/m Nieuwe tijd). Jager-verzamelaars verblijven (tijdelijk) in kleine kampementen, terwijl landbouwers in individuele boerderijen of volledige nederzettingen woonden. De boormethode met boringen in een 40/50 grid met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm is geschikt om nederzettingen van landbouwers in kaart te brengen. In het geval van jager-verzamelaars bestaat er echter een zeer reële kans dat hun kampementen gemist worden Aantal zeer lage trefkans lage trefkans middelhoge trefkans hoge trefkans niet gekarteerd Verwachting Figuur 20 Typen archeologische verwachting bij archeologisch vooronderzoek (geen proefsleuven). 41

42 Tijdens geen enkel karterend booronderzoek in plangebieden waarvoor een hoge archeologische verwachting geldt voor vindplaatsen (kampementen van jager-verzamelaars) uit de periode Paleolithicum t/m Vroeg Neolithicum, is een verdicht boorgrid toegepast. In sommige onderzoeken wordt vermeld dat men zich bewust is van deze problematiek, maar heeft dit geen effect op de boormethode. Duidelijk is dat de concurrerende omgeving waarin archeologische bedrijven moeten functioneren het aanzienlijk verdichten van een boorgrid naar aanleiding van een opgestelde verwachting meestal niet mogelijk maakt. 3.7 GAAFHEID VAN HET ODEMPROFIEL EN ARCHEOLOGISCHE VINDPLAATSEN Naast de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen in een plangebied is de gaafheid van archeologische vindplaatsen een belangrijk criterium bij selectiemomenten in AMZ-cyclus (Archeologische Monumentenzorg). Ook in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie is gaafheid een belangrijk waarderingscriterium (Voorbereidingscommissie Kwaliteitszorg Archeologie, 2001). In de KNA is gaafheid als volgt gespecificeerd: aanwezigheid sporen; gaafheid sporen; ruimtelijke gaafheid; stratigrafie intact; mobilia in situ; ruimtelijke relatie tussen mobilia onderling; ruimtelijke relatie tussen mobilia en sporen; aanwezigheid antropogeen biochemisch residu; stabiliteit van de natuurlijke omgeving. In de praktijk wordt gaafheid van archeologische vindplaatsen hoofdzakelijk bestudeerd in termen van gaafheid van het (natuurlijke) bodemprofiel. Gaafheid geeft een indicatie in hoeverre archeologische resten zich nog in situ bevinden. Gaafheid doet dus geen uitspraak over de conservering van archeologische resten. Conservering (van bijvoorbeeld organische resten in natte omstandigheden) is een onafhankelijk waarderingscriterium (ook in de KNA) en is niet bestudeerd tijdens onderhavig onderzoek. Menselijke activiteiten die de gaafheid van archeologische vindplaatsen (ernstig) aantasten, zijn onder meer woningbouw, industrie, infrastructurele werken (bijvoorbeeld wegen) en de landbouw (diepploegen, egalisaties en erosie als gevolg van landbouwactiviteiten). Archeologische vindplaatsen kunnen dermate aangetast 42 Limburgse Archeologiebalans

43 zijn door recente menselijke activiteiten dat geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen na de verkennende en/of karterende fase. Uit de analyse blijkt dat tijdens het merendeel van de archeologische onderzoeken de gaafheid van het bodemprofiel (en derhalve van archeologische vindplaatsen) wordt onderzocht, geanalyseerd en bediscussieerd in relatie tot aanbevelingen voor vervolgonderzoek (circa 75%; tabel 6). Tevens is duidelijk dat gaafheid van de (natuurlijke) bodem en derhalve archeologische vindplaatsen vooral besproken wordt bij karteringen (tabel 7). Tenslotte wordt gaafheid van de (natuurlijke) bodem hoofdzakelijk onderzocht op het niveau van het plangebied en in mindere mate voor individuele archeologische vindplaatsen (tabel 8). De gaafheid en ensemblewaarde ten opzichte van de wijdere landschappelijke omgeving wordt nooit betrokken bij het archeologisch onderzoek. Met andere woorden: het archeologisch onderzoek begint en eindigt bij de grenzen van het plangebied.. Tabel 6. Algehele aandacht voor gaafheid van de (natuurlijke) bodem bij archeologisch onderzoek gaafheid besproken gaafheid niet besproken totaal Tabel 7. Algehele aandacht voor gaafheid van de (natuurlijke) bodem bij verschillende typen archeologisch onderzoek (4 onduidelijke onderzoekstypen niet betrokken in analyse). bureauonderzoek type onderzoek gaafheid besproken gaafheid niet besproken totaal Inventariserend Veldonderzoek, karterende fase Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase Inventariserend Veldonderzoek, waarderende fase proefsleuven archeologische begeleiding opgraving totaal

44 Tabel 8. Gaafheid van de (natuurlijke) bodem op verschillend niveau. De velden konden niet steeds worden ingevuld: vandaar het verschil met tabel 7. gaafheid besproken (niveau) vindplaatsniveau 44 plangebiedniveau 301 landschapsniveau 0 totaal AANEVELINGEN TOT ARCHEOLOGISCH VERVOLGONDERZOEK ijna elk archeologisch onderzoek binnen de AMZ-cyclus (Archeologische Monumentenzorg) zal resulteren in een aanbeveling met betrekking tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of het vrijgeven van het plangebied. De enige uitzondering zijn opgravingen. Een analyse van het type aanbevelingen per type onderzoek gedurende de afgelopen 10 jaar geeft een evenwichtig beeld. ij karterend vooronderzoek, niet proefsleuven zijn de aanbevelingen vrijgeven of vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven of archeologische begeleiding relatief in balans. In het algemeen resulteren karteringen vaker in het aanbevelen van vervolgonderzoek dan vrijgeven. ij bureauonderzoeken valt op dat relatief veel plangebieden worden vrijgegeven. Een goede verklaring ontbreekt voor deze tendens. Mogelijk wordt het als een groter risico beschouwd om vervolgonderzoek te adviseren bij bureauonderzoeken dan bij inventariserend archeologisch onderzoek, karterende fase. ij bureauonderzoek is het niet mogelijk om door middel van veldwerk de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen in het plangebied aan te tonen. ij proefsleuvenonderzoek tenslotte is het aantal aanbevelingen voor vervolgonderzoek in de vorm van een opgraving en het vrijgeven van het plangebied in balans. In 13 rapporten over proefsleuven wordt een opgraving aanbevolen, in 12 rapporten over proefsleuven wordt geadviseerd om het plangebied vrij te geven voor verder onderzoek. In 9 gevallen wordt een archeologische begeleiding aanbevolen. Opmerkelijk is wel het kleine aantal adviezen om het proefsleuvenonderzoek uit te breiden. Het is praktischer om de mogelijkheid tot uitbreiden al in het eerste proefsleuvenonderzoek te incorporeren. Tevens wordt gewezen op de - in tegenstelling tot de aanbevelingen onevenwichtigheid in de samenstelling van het bestand aan archeologische rapporten. Hoewel bijvoorbeeld 123 keer een rapport werd afgesloten met de aanbeveling proefsleuven, werden slechts 57 rapporten over proefsleuven gevonden (figuur 21; 44 Limburgse Archeologiebalans

45 zie ook figuur 4). Op een totaal bestand van 507 onderzochte rapporten werden slechts 25 rapporten over opgravingen gevonden. Ergens hapert er iets bij de overgang van de opeenvolgende stappen van de archeologische monumentenzorg. De reden hiervoor kan op basis van de rapporten niet worden achterhaald Aantal ureauonderzoek Verkennend, niet proefsl. Karterend, niet proefsl. Waarderend, niet proefsl. Proefsleuven Archeologische begeleiding ureauonderzoe k Opgraving Verkennend, niet proefsl. Karterend, nietonderzoekstype Waarderend, niet Proefsleuven proefsl. proefsl. Planaanpassing Verdichten boorgrid Archeologis begeleidin Vrijgeven Archeologische begeleiding Proefsleuven Figuur 21 Aanbevelingen per type archeologisch onderzoek (onderzoeken waarin geen duidelijke aanbevelingen worden gedaan, zijn buiten de analyse gelaten). 45

46 3.9 ARCHEOLOGISCHE PERIODEN EN COMPLEXTYPEN (CONFORM ARCHIS) De resultaten van de archeologische onderzoeken van de voorbije 10 jaar zijn ook qua resultaten bekeken. Er is gekeken naar onderzochte archeologische perioden en complextypen, zoals kampementen van jager-verzamelaars, urnenvelden, kastelen, etc. (zie bijlage 2 voor uitputtende lijsten met categorieën van perioden en complextypen). De complextypen zijn ingedeeld in een hoofdgroep en hierbinnen in specifieke complextypen. Alleen de hoofdgroepen worden in dit rapport belicht, nadere analyse is mogelijk op basis van de digitale bestanden. De analyse is uitgevoerd voor zowel alle onderzoeken gezamenlijk als voor de verschillende typen archeologisch onderzoek. De vragen die gesteld werden, golden voor de perioden en complextypen die veel en weinig onderzocht zijn, zowel in de provincie Limburg als geheel als in de 4 afzonderlijke archeoregio s. Drinkbeker (steengoed) uit orn - Kasteelboerderij, aangetroffen tijdens onderzoek in Provinciaal Depot voor odemvondsten Maastricht. 46 Limburgse Archeologiebalans

47 Aantal Onbekend PALEO ROM ME Onbekend egraving Economie Infrastructuur Nederzetting Religie Versterking Complex Onbekend MESO NEO 150 RONS IJZ Onbekend egraving PALEO Economie Infrastructuur Religie Nederzetting Versterking ROM ME Complex Figuur 22 Complextypen en perioden voor de verschillende fasen van de archeologische monumentenzorg: bureauonderzoek (boven), vooronderzoek niet proefsleuven(onder), proefsleuven, archeologische begeleiding en opgraving. 47

48 Aantal Onbekend egraving Economie 4 Infrastructuur Religie Nederzetting Versterking Onbekend PALEO MESO NEO RONS IJZ ROM ME NT RECENT Complex Onbekend MESO NEO 12 ROM Aantal 10 8 ME NT Onbekend egraving Economie Infrastructuur Nederzetting Religie Versterking Complex Figuur 22 Complextypen en perioden voor de verschillende fasen van de archeologische monumentenzorg: bureauonderzoek, vooronderzoek niet proefsleuven, proefsleuven (boven), archeologische begeleiding (onder) en opgraving. 48 Limburgse Archeologiebalans

49 Onbekend MESO NEO Aantal RONS IJZ ROM 3 ME NT Onbekend egraving Economie Infrastructuur Nederzetting Religie Versterking Complex Figuur 22 Complextypen en perioden voor de verschillende fasen van de archeologische monumentenzorg: bureauonderzoek, vooronderzoek niet proefsleuven, proefsleuven, archeologische begeleiding en opgraving (boven). Provincie Limburg als geheel De 4 archeologische perioden die veelvuldig onderzocht zijn in de provincie Limburg, zijn het Neolithicum, de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen. Wat minder onderzocht, maar nog steeds redelijk bestudeerde perioden in de provincie Limburg zijn het Mesolithicum, de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd (figuur 22). Met betrekking tot de complextypen blijkt dat voornamelijk nederzettingen zijn aangetroffen, vaak zonder dat onderscheid wordt gemaakt tussen bijvoorbeeld een kampement van jager-verzamelaars en nederzettingen van landbouwers. Op een verre tweede plaats volgen menselijke begravingen en versterkingen. Archeologisch onderzoek naar vindplaatsen die met economische activiteiten samenhangen (zoals groeven, veldbrandovens, etc.), met infrastructuur (bijvoorbeeld wegen) en religieuze activiteiten is zwaar ondervertegenwoordigd. Er bestaat een duidelijke kennisleemte met betrekking tot deze laatstgenoemde complextypen (figuur 22). 49

50 Perioden en complextypen in afzonderlijke archeoregio s Dezelfde archeologische perioden als voor de provincie Limburg als geheel zijn goed onderzocht in de vier individuele archeoregio s, namelijk het Neolithicum, de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen (figuur 23). Opvallend is dat de Late Middeleeuwen vooral goed is onderzocht in het zandgebied ten oosten van de Maas. De Romeinse periode daarentegen is, niet zo verwonderlijk, vooral goed onderzocht in het Limburgse Heuvelland. Perioden die in alle archeoregio s merendeels onderbelicht zijn gebleven bij archeologisch onderzoek, zijn het Paleolithicum, het Mesolithicum, de ronstijd en de (Vroege) Middeleeuwen (figuur 24) Aantal Zandgebied west Zandgebied oost Heuvelland Maasdal Archeoregio Paleolithicum Neolithicum IJzertijd Middeleeuwen Onbekend Mesolithicum ronstijd Romeinse tijd Nieuwe tijd - nu Figuur 23 Verdeling van onderzochte archeologische perioden in 4 archeoregio s (individuele archeologische onderzoeken kunnen vindplaatsen uit meerdere perioden hebben opgeleverd, waardoor het eindtotaal boven de 507 individuele onderzoeken ligt). 50 Limburgse Archeologiebalans

51 IJzertijd ronstijd Neolithicum Mesolithicum Paleolithicum Onbekend Nieuwe tijd - nu Middeleeuwen Romeinse tijd Periode Figuur 24 Aantal archeologische perioden onderzocht in de provincie Limburg gedurende de afgelopen 10 jaar (individuele archeologische onderzoeken kunnen vindplaatsen uit meerdere perioden hebben opgeleverd, waardoor het eindtotaal boven de 507 individuele onderzoeken ligt). Romeinse riemverdeler uit Voerendaal - Ten Hove, aangetroffen tijdens onderzoek in Provinciaal Depot voor odemvondsten Maastricht. 51

52 Tabel 9. Een overzicht per archeoregio van de relatie tussen periode en complextype. zandgebied Onbekend egraving Economie Infrastructuur Nederzetting Religie Versterking west Onbekend PALEO 3 2 MESO 5 8 NEO 28 3 RONS 5 2 IJZ 8 7 ME ROM 16 1 NT Totaal zandgebied Onbekend egraving Economie Infrastructuur Nederzetting Religie Versterking west Onbekend PALEO 5 MESO 9 5 NEO 28 6 RONS 12 2 IJZ ROM ME NT RECENT 1 Totaal zandgebied Onbekend egraving Economie Infrastructuur Nederzetting Religie Versterking west Onbekend 94 3 PALEO 6 1 MESO 6 NEO 21 4 RONS 4 IJZ 6 1 ROM ME NT 2 1 Totaal zandgebied Onbekend egraving Economie Infrastructuur Nederzetting Religie Versterking west Onbekend 10 PALEO 3 MESO 6 NEO 19 2 RONS 1 2 IJZ ROM ME NT 8 1 Totaal Limburgse Archeologiebalans

53 Aantal Zandgebied west Zandgebied oost Heuvelland Maasdal Archeoregio 1 egraving Infrastructuur Nederzetting Religie Versterking Onbekend Economie Figuur 25. Relatie tussen complextypen en 4 archeoregio s (onderzoeken waarin het complextype niet wordt aangegeven, zijn buiten de analyse gelaten). Uit de analyse blijkt verder dat vooral in het zandgebied ten oosten van de Maas een iets grotere diversiteit aan complextypen is onderzocht. De menselijke begravingen en versterkingen die archeologisch onderzocht zijn, liggen hoofdzakelijk in het zandgebied ten oosten van de Maas. De complextypen die in de andere 3 archeoregio s onderzocht zijn, behoren haast alle tot de categorie nederzetting (figuur 25). De beide variabelen periode en complextype kunnen ook gezamenlijk worden beschouwd, per archeoregio. De vraag die daarbij centraal staat is of er een verband bestaat tussen bijvoorbeeld het voorkomen van nederzettingen uit de IJzertijd en een archeoregio als het Maasdal. Het bleek moeilijk om deze informatie op een visueel aantrekkelijke wijze in een grafiek te presenteren, vandaar de volgende tabel (tabel 9). 53

54 De analyse van tabel 9 levert echter geen echt opzienbarende resultaten op. Met uitzondering van de vaststelling dat in ongeveer de helft van de onderzoeken tegelijk zowel de periode als het complextype onbekend is: 133 voor zandgebied west, 156 voor zandgebied oost en 94 voor het Heuvelland, hetgeen overeenkomt met respectievelijk 50%, 44% en 47%. In het Maasdal kon, in tegenstelling tot de andere 3 archeoregio s, het merendeel van de vindplaatsen wel degelijk worden toegewezen aan een periode of een complextype. Mogelijk kan dit gelinkt worden aan het intensieve karakter van het onderzoek in deze archeoregio, met omvangrijk vooronderzoek en proefsleuven. Opmerkelijk is bovendien het feit dat het merendeel van de cellen in tabel 9 volledig leeg is. Het is moeilijk om uit tabel 9 echt opvallende verschillen tussen de 4 archeoregio s te distilleren. Nederzettingen blijken in alle regio s hoog te scoren. Met name in zandgebied oost kan binnen de complextypen nederzetting en versterking een relatief hoge score voor de Middeleeuwen worden vastgesteld, waarschijnlijk te linken aan het hoge aantal stadskernonderzoeken in deze archeoregio. Op de relatief hoge score voor het Heuvelland voor Romeinse tijd is al eerder gewezen. Met betrekking tot de Romeinse tijd zijn in het Heuvelland sporen aangetroffen van nederzettingen, maar ook van begravingen en infrastructuur. De gegevens van het Maasdal lijken niet echt opvallend af te wijken van die van de andere regio s. Laat-Romeins / Merovingische lanspunt uit Posterholt - Achterste Voorst, aangetroffen tijdens onderzoek in Provinciaal Depot voor odemvondsten Maastricht. 54 Limburgse Archeologiebalans

55 Aantal egraving Economie Infrastructuur Religie Nederzetting Onbekend Versterking Complextypen Opgraving Vooronderzoek, niet proefsl. Proefsleuven Archeologische begeleiding Figuur 26 Relatie complextypen en typen archeologisch onderzoek (onderzoeken waarin het complextype niet wordt aangegeven, zijn buiten de analyse gelaten). Perioden en complextypen per soort archeologisch onderzoek Tijdens opgravingen werden vooral sporen uit het Neolithicum en uit de IJzertijd aangetroffen, in mindere mate sporen en resten uit het Mesolithicum, de ronstijd en de Middeleeuwen. Tegelijk blijft ook bij opgravingen de score voor onbekende periode opvallend hoog. Als complextype scoort de categorie nederzetting hoog, gevolgd door begraving (figuur 26). Ook bij proefsleuven worden vooral nederzettingen herkend. De categorie onbekend is echter veel belangrijker. Met name sporen uit de Middeleeuwen worden aangetroffen, gevolgd door sporen uit de Metaaltijden en de Romeinse tijd. Aanwijzingen voor bewoning tijdens het Paleolithicum en het Mesolithicum sluiten het rijtje af. 55

56 ij archeologische begeleidingen (waarbij niet altijd optimaal waarnemingen kunnen worden verricht) neemt niet toevallig de categorie onbekend nog meer toe, zowel qua periode als qua complextype. ij vooronderzoek, niet proefsleuven is dit nog opvallender: in weinig rapporten wordt een complextype toegewezen, tenzij nu en dan de categorie nederzetting. De algemene teneur van deze resultaten lijkt te zijn dat het inzicht in het complextype en de periode van een vindplaats toeneemt naarmate het proces van de archeologische monumentenzorg verder vordert, hetgeen op zich natuurlijk niet zo verwonderlijk is. Opmerkelijk blijft wel het feit dat dit met name leidt tot veel hits voor het algemene complextype nederzetting (die helemaal bovenaan staat), op verre afstand gevolgd door het complextype begraving. Qua perioden is het moeilijk om een duidelijke lijn te zien, tenzij de algemene vaststelling dat de landbouwperioden duidelijk goed vertegenwoordigd zijn in alle fasen van het onderzoek, met de (Late) Middeleeuwen op kop. Resten en sporen van jager-verzamelaars samenlevingen (Paleolithicum en Mesolithicum) zijn duidelijk minder tot slecht vertegenwoordigd in alle fasen van het onderzoek. Algemeen: complextypen en perioden Uit een algemene analyse blijkt dat circa 62% van alle complextypen onderzocht in de provincie Limburg als geheel behoort tot de categorie nederzetting. Als zodanig kan de archeologiebeoefening in de provincie Limburg gedurende de afgelopen 10 jaar als nederzettingsarcheologie beschouwd worden en niet de landschapsarcheologie die vele professionele en amateur-archeologen ambiëren. Veldpatronen, wegennetten, religieuze plaatsen in het landschap, etc. zijn allemaal nog duidelijke blanco pagina s in de archeologische kennis van de provincie Limburg. 56 Limburgse Archeologiebalans

57 4 Meest opmerkelijke resultaten De analyse van 10 jaar archeologische monumentenzorg in Limburg heeft tot een aantal opmerkelijke resultaten geleid, die tot op heden weliswaar door velen in de sector deels instinctief werden aangevoeld, maar die tot op heden nog nooit werden geëxpliciteerd. De resultaten zijn met name frappant als ze in onderlinge samenhang worden bekeken. Hieronder volgen de voornaamste resultaten. 1. Er is de laatste jaren een enorme, exponentiële groei vast te stellen in het aantal archeologische onderzoeken. Deze groei is met name vast te stellen in de eerste fase van de archeologische monumentenzorg: het archeologisch vooronderzoek. Opvallend is tegelijk dat de grote toename van het vooronderzoek slechts in beperkte mate heeft geleid tot een gelijkaardige toename in vervolgonderzoek in de vorm van opgravingen of archeologische begeleidingen. 2. De verhouding tussen de verschillende onderzoeksmethoden en hun evoluties door de tijd zijn grotendeels gelijk in de verschillende archeoregio s: het zandgebied ten westen van de Maas, het zandgebied ten oosten van de Maas, het Heuvelland en het dal van de Maas. 3. De meeste archeologische onderzoeken hebben plaatsgevonden in de gemeenten Roermond, Venlo en Sittard-Geleen. Andere gemeenten waar veel archeologische onderzoeken werden uitgevoerd, zijn Echt- Susteren, Horst aan de Maas, Maastricht, Venray en Weert. 4. In de afgelopen 10 jaar zijn merendeels relatief kleine plangebieden onderzocht. Circa 12% van deze groep plangebieden is kleiner dan 0,25 hectare. Het aantal archeologisch onderzochte plangebieden met een oppervlakte tussen 1 en 5 hectare zijn het sterkst toegenomen in de laatste 3 jaar. Het vrijstellen onder bepaalde voorwaarden van plangebieden kleiner dan 0,25 hectare sinds 2004 zou derhalve tot een aanzienlijke reductie van het aantal archeologische onderzoeken in de provincie Limburg moeten leiden. Tegelijk tekent zich ook een tendens af dat steeds minder archeologisch onderzoek plaatsvindt in grotere gebieden (10 ha en meer). 5. ovendien is de relatie tussen de oppervlakte van plangebieden en de aanwezigheid van archeologische resten onderzocht. De aanname was dat de trefkans op archeologische vindplaatsen zou toenemen met de oppervlakte van het plangebied. Uit de analyse blijkt dat er geen relatie is. 57

58 6. In Limburg wordt vaak een boormethode gehanteerd die uit de praktijk is gegroeid: een boorgrid van 40/50 meter met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm. Tijdens verreweg de meeste karteringen is deze boormethode als standaard gehanteerd. 7. Oppervlaktekartering wordt duidelijk minder vaak gebruikt dan boringen. Dit is opmerkelijk, aangezien veel delen van Limburg zich, mits onder de goede omstandigheden, uitstekend lenen voor deze methode die vaak sneller, goedkoper en beter is dan booronderzoek. ij rapportages over oppervlaktekartering wordt slechts in 50% van de gevallen de vondstzichtbaarheid besproken, hoewel dit criterium heel belangrijk is bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderzoek. 8. ijna nooit wordt een relatie gelegd tussen de archeologische verwachting en de veldmethode, met name wanneer een booronderzoek uitgevoerd zal worden. 9. Tijdens geen enkel karterend booronderzoek in plangebieden waarvoor een hoge archeologische verwachting geldt voor vindplaatsen (kampementen van jager-verzamelaars) uit de periode Paleolithicum t/m Vroeg Neolithicum, is een verdicht boorgrid toegepast. In sommige onderzoeken wordt vermeld dat men zich bewust is van deze problematiek, maar heeft dit geen effect op de boormethode. Duidelijk is dat de concurrerende omgeving waarin archeologische bedrijven moeten functioneren het aanzienlijk verdichten van een boorgrid naar aanleiding van een opgestelde verwachting meestal niet mogelijk maakt. 10. Uit de analyse blijkt dat tijdens het merendeel van de archeologische onderzoeken de gaafheid van het bodemprofiel (en derhalve van archeologische vindplaatsen) wordt onderzocht, geanalyseerd en bediscussieerd in relatie tot aanbevelingen voor vervolgonderzoek. De gaafheid en ensemblewaarde ten opzichte van de wijdere landschappelijke omgeving wordt nooit betrokken bij het archeologisch onderzoek. In andere woorden: het archeologisch onderzoek begint en eindigt bij de grenzen van het plangebied. 11. ij karterend vooronderzoek, niet proefsleuven zijn de aanbevelingen vrijgeven of vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven of archeologische begeleiding relatief in balans: beide aanbevelingen komen ongeveer even vaak voor. 58 Limburgse Archeologiebalans

59 12. Tevens wordt gewezen op de - in tegenstelling tot de aanbevelingen - onevenwichtigheid in de samenstelling van het bestand aan archeologische rapporten. Hoewel bijvoorbeeld 123 keer een rapport werd afgesloten met de aanbeveling proefsleuven zijn slechts 57 rapporten over proefsleuven gevonden. Op een totaal bestand van 507 onderzochte rapporten zijn slechts 25 rapporten van opgravingen gevonden. Ergens hapert er iets bij de overgang van de opeenvolgende stappen van de archeologische monumentenzorg. De reden hiervoor kan op basis van de rapporten niet worden achterhaald. 13. De 4 archeologische perioden die veelvuldig onderzocht zijn in de provincie Limburg, zijn het Neolithicum, de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen. Er werden voornamelijk nederzettingen aangetroffen, vaak zonder dat onderscheid wordt gemaakt tussen bijvoorbeeld een kampement van jager-verzamelaars en nederzettingen van landbouwers. 14. Dezelfde archeologische perioden die voor de provincie Limburg als geheel goed zijn onderzocht, zijn dat ook in de 4 afzonderlijke archeoregio s (nl. het Neolithicum, de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen). Opvallend is dat de Late Middeleeuwen vooral goed is onderzocht in het zandgebied ten oosten van de Maas. De Romeinse periode daarentegen is, niet zo verwonderlijk, vooral goed onderzocht in het Limburgse Heuvelland. 15. ij deze laatste resultaten betreffende de perioden en complextypen past echter een belangrijke bedenking. Circa 62% van alle complextypen onderzocht in de provincie Limburg als geheel behoort tot de categorie nederzetting. Als zodanig kan de archeologiebeoefening in de provincie Limburg gedurende de afgelopen 10 jaar als een nederzettingsarcheologie beschouwd worden en niet de landschapsarcheologie die vele professionele en amateur-archeologen ambiëren. 16. Het aantal opgravingen is bijna verwaarloosbaar: namelijk 25 in totaal gedurende de afgelopen 10 jaar. Dat betekent minder dan 5% van alle onderzoeken die van begin 1995 tot eind 2004 werden gepubliceerd. 17. Het inzicht in het complextype en de periode van een vindplaats neemt toe naarmate het proces van de archeologische monumentenzorg verder vordert, hetgeen op zich natuurlijk niet zo verwonderlijk is. Opmerkelijk blijft wel het feit dat dit met name leidt tot veel hits voor het algemene complextype ne- 59

60 derzetting ; dit complextype staat helemaal bovenaan, op verre afstand gevolgd door het complextype begraving. Qua perioden is het moeilijk om een duidelijke lijn te zien, met uitzondering van de algemene vaststelling dat de landbouwperioden duidelijk goed vertegenwoordigd zijn in alle fases van het onderzoek, met de (Late) Middeleeuwen op kop. Resten en sporen van jager-verzamelaars samenlevingen (Paleolithicum en Mesolithicum) zijn duidelijk minder tot slecht vertegenwoordigd in alle fasen van het onderzoek. 60 Limburgse Archeologiebalans

61 Literatuur Groenewoudt,.J., Prospectie, waardering en selectie van archeologische vindplaatsen: een beleidsgerichte verkenning van middelen en mogelijkheden. NAR 17. RO, Amersfoort. Lauwerier, R.C.G.M. & R.M. Lotte (red.), Archeologiebalans Rijksdienst voor het Oudheidkundig odemonderzoek, Amersfoort. RO, Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) 2e generatie. Globale Archeologische Kaart van het continentale Plat. Archeologische Monumentenkaart. Rijksdienst voor het Oudheidkundig odemonderzoek, Amersfoort (cd-rom). Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen, A. orsboom & M. Verbruggen, Prospectief boren; een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie. RAAP-rapport RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Voorbereidingscommissie Kwaliteitszorg Archeologie, Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Eindrapport van de Voorbereidingscommissie Kwaliteitszorg Archeologie. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Den Haag. 61

62 Romeinse pot uit Echt - Diergaarde, aangetroffen tijdens onderzoek in Provinciaal Depot voor odemvondsten Maastricht. 62 Limburgse Archeologiebalans

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop Plan van Aanpak Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek Opdrachtgever: Van Wengerden en Visser B.V. Plangebied: Dorpsstraat 63 / Vijverhofpad 4 in Nieuwkoop, gemeente Nieuwkoop

Nadere informatie

Eenheid Limburg. Reactietijden politie spoedmeldingen

Eenheid Limburg. Reactietijden politie spoedmeldingen Eenheid Limburg Reactietijden politie Eenheid Limburg Beek Beesel Bergen (L) Brunssum Echt-Susteren Eijsden-Margraten Gennep Gulpen-Wittem Heerlen Horst aan de Maas Kerkrade Landgraaf Leudal Maasgouw Maastricht

Nadere informatie

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap Adviesdocument 768 Project: Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht Projectcode: HOOM2 Opdrachtgever: Brabants Landschap Datum: 12 juni 2015 1 ARCHEOLOGIE & DE ORANJERIE MATTEMBURGH Inleiding

Nadere informatie

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas QUICKSCAN ARCHEOLOGIE KLAVER 8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente 8 2017 Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas 20 APRIL 2017 20 APRIL 2017 Contactpersonen KOOS MOL Arcadis Nederland B.V.

Nadere informatie

Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat het besluit neemt of de vergunning verleent.

Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat het besluit neemt of de vergunning verleent. Archeologische Monumentenzorg stapsgewijs Proces Archeologische Monumentenzorg (AMZ) Het opsporen en waarderen van archeologische vindplaatsen in het kader van ruimtelijke ingrepen vindt plaats in stappen.

Nadere informatie

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART BAAC rapport GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART BAAC rapport V-09.0172 januari 2010 Status definitief Auteur(s) drs. A. Buesink drs. M.A. Tolboom H.M.M. Geerts ARCHEOLOGIE

Nadere informatie

Neimed Krimpbericht. Veel Westerse en weinig niet-westerse allochtonen in Limburg SEPTEMBER 2015

Neimed Krimpbericht. Veel Westerse en weinig niet-westerse allochtonen in Limburg SEPTEMBER 2015 SEPTEMBER 2015 Neimed Krimpbericht Veel Westerse en weinig niet-westerse allochtonen in Limburg In Limburg wonen relatief veel Westerse allochtonen en weinig niet-westerse allochtonen. Evenals landelijk

Nadere informatie

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. Honderdland Ontwikkelingscombinatie cv Honderdland, fase2

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. Honderdland Ontwikkelingscombinatie cv Honderdland, fase2 Plan van Aanpak Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek Opdrachtgever: Plangebied: Honderdland Ontwikkelingscombinatie cv Honderdland, fase2 Datum: Opsteller PvA: Autorisatie

Nadere informatie

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899 1. ALGEMENE GEGEVENS Titel Auteur(s) Autorisatie Gemeente Plaats Toponiem / Straat Onderzoekskader Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam,

Nadere informatie

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning ARCHEOLOGIE CHECKLIST Beoordeling standaard rapport IVO-verkennend Algemene vragen 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Nadere informatie

PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek

PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek 11-8-2010 Pagina 1 van 5 PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek LOCATIE Haelen, Wienboomweg PROJECT 2010/383 OPSTELLER Projectleider Medeopstellers drs. A.J. Wullink Postbus 66, 4190 CB Geldermalsen

Nadere informatie

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1. 1. ALGEMENE GEGEVENS Titel Auteur(s) Autorisatie Gemeente Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.0) H.

Nadere informatie

4 Archeologisch onderzoek

4 Archeologisch onderzoek 4 Archeologisch onderzoek 99044462 Inhoudsopgave ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK 1 Inleiding... 2 1.1 Algemeen... 2 1.2 Aanleiding en doelstelling... 2 2 Bureauonderzoek... 3 2.1 Werkwijze... 3 2.2 Resultaten

Nadere informatie

Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek

Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek Plan van Aanpak Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek Opdrachtgever: SAB Plangebied: Plangebied Plantageweg 35 Datum: 13 februari 2015 Opsteller PvA: Autorisatie: Projectcode:

Nadere informatie

6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4478 Plangebied Noorderweg 27 te Noordwijk 3750 voor Chr. Gemeente Marum Archeologisch vooronderzoek: een verkennend veldo

6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4478 Plangebied Noorderweg 27 te Noordwijk 3750 voor Chr. Gemeente Marum Archeologisch vooronderzoek: een verkennend veldo 6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4478 Plangebied Noorderweg 27 te Noordwijk 3750 voor Chr. Gemeente Marum Archeologisch vooronderzoek: een verkennend veldonderzoek 2200 voor Chr. 700 voor Chr. 150 na Chr. 320

Nadere informatie

CHECKLIST. Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend

CHECKLIST. Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend ARCHEOLOGIE CHECKLIST Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend Algemene punten 1. Het IVO-waarderend (voorzover proefsleuven- of booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt

Nadere informatie

Neimed Krimpbericht. Ontgroening in Limburg. Maart 2014

Neimed Krimpbericht. Ontgroening in Limburg. Maart 2014 Maart 2014 Neimed Krimpbericht Ontgroening in Limburg Het aantal kinderen dat geboren wordt, is de afgelopen 50 jaar aanzienlijk gedaald, in Limburg in veel sterkere mate dan landelijk. Dat komt omdat

Nadere informatie

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport Gemeente Haarlem Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport Om archeologisch erfgoed te beschermen, kan bij een vergunningsaanvraag een waardestellend

Nadere informatie

Quickscan Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg (gem. Peel en Maas) Quickscan en Advies Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg gemeente Peel en Maas

Quickscan Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg (gem. Peel en Maas) Quickscan en Advies Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg gemeente Peel en Maas Quickscan en Advies Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg gemeente Peel en Maas Pagina 1 van 7 Projectnummer: P11155 Datum: 5 augustus 2011 Plan: bouwplan voor de uitbreiding van een varkensbedrijf op het

Nadere informatie

Archeologische MonumentenZorg

Archeologische MonumentenZorg Provincie NoordBrabant Archeologische MonumentenZorg 1. EINDOORDEEL ADVIES Onderwerp Waalwijk, Sprang, Plangebied Aansluiting Bevrijdingsweg, N261 locatie B te Sprang, N261 archeologisch onderzoek. Aan

Nadere informatie

Dennenstraat te Eksel (gem. Hechtel-Eksel) Programma van Maatregelen

Dennenstraat te Eksel (gem. Hechtel-Eksel) Programma van Maatregelen Dennenstraat te Eksel (gem. Hechtel-Eksel) Programma van Maatregelen G. De Nutte, T. Deville en S. Houbrechts ArcheoPro Rapporten 371 1. Inhoudsopgave 1. Inhoudsopgave...1 2. Programma van Maatregelen

Nadere informatie

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke) RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke) Bureauonderzoek 2016I81 Landschappelijk booronderzoek 2016I121 Nazareth 2016 Colofon Opdrachtgever: Waterwegen

Nadere informatie

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan Quickscan Kenmerk Betreft 1 Inleiding Provincie Noord-Holland heeft het voornemen om de provinciale weg N244 tussen de A7 bij Purmerend en de N247 bij Edam-Volendam op te waarderen tot een regionale weg.

Nadere informatie

RAAP-NOTITIE 1378. Plangebied Weideveld. Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding

RAAP-NOTITIE 1378. Plangebied Weideveld. Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding RAAP-NOTITIE 1378 Plangebied Weideveld Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding Colofon Opdrachtgever: gemeente Bodegraven Titel: Plangebied Weideveld, gemeente Bodegraven; een archeologische

Nadere informatie

Bijlage 5a. De AMZ-cyclus op land

Bijlage 5a. De AMZ-cyclus op land Bijlage 5a. De AMZ-cyclus op land Inleiding De AMZ-cyclus omvat de volgende fasen: - Bureauonderzoek en opstellen van PvE s; - Inventariserend veldonderzoek (verkennende/karterende/waarderende fase); -

Nadere informatie

Afbeelding 1.1. Luchtfoto van de locaties (rood=alternatief, blauw=bestaand)

Afbeelding 1.1. Luchtfoto van de locaties (rood=alternatief, blauw=bestaand) Afbeelding.. Luchtfoto van de locaties (rood=alternatief, blauw=bestaand). WET- EN REGELGEVING Rijksbeleid Archeologie Monumentenwet (Rijk, 988, gewijzigd 007) Het Verdrag van Malta werd in 99 ondertekend

Nadere informatie

Plangebied kapschuur aan de Holte 17 te Onstwedde

Plangebied kapschuur aan de Holte 17 te Onstwedde 6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 5121 3750 voor Chr. 37. Plangebied kapschuur aan de Holte 17 te Onstwedde Gemeente Stadskanaal Archeologisch vooronderzoek: een karterend booronderzoek 2200 voor Chr. 700 voor

Nadere informatie

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Archol S. Baas 435 Archol Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Sven Baas Colofon Archol Rapport 435 Een oppervlaktekartering in

Nadere informatie

Verkennend archeologisch onderzoek IVO Vorstenbosch-Bergakkers fase 2. R. Jansen, L.G.L. van Hoof

Verkennend archeologisch onderzoek IVO Vorstenbosch-Bergakkers fase 2. R. Jansen, L.G.L. van Hoof Verkennend archeologisch onderzoek IVO Vorstenbosch-Bergakkers fase 2 R. Jansen, L.G.L. van Hoof Colofon Archol Rapport nummer 41 Verkennend archeologisch onderzoek Vorstenbosch-Bergakkers fase 2 Uitvoering:

Nadere informatie

MEMO. Projectgegevens

MEMO. Projectgegevens MEMO Van : W.J. Weerheijm (Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie) Aan : Dhr. W. Nouwens (Amerpoort) Onderwerp : Archeologisch onderzoek Mariaoordlaan Baarn Datum : 23 juli 2013 Ons kenmerk : V13-29344/2677/WW

Nadere informatie

Limburgse Archeologiebalans 2012

Limburgse Archeologiebalans 2012 Limburgse Archeologiebalans 2012 Colofon Uitgave Provincie Limburg bezoekadres: Limburglaan 10 te Maastricht postadres: Postbus 5700, 6202 MA Maastricht tel.: +31 (0)43 389 99 99 e-mail: postbus@prvlimburg.nl

Nadere informatie

Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie

Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie Provincie Gelderland 10 december 2010 Definitief Documenttitel Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie Verkorte documenttitel Verkenning N345 Voorst Status

Nadere informatie

Kamerstraat te Hechtel (gem. Hechtel- Eksel) Programma van Maatregelen

Kamerstraat te Hechtel (gem. Hechtel- Eksel) Programma van Maatregelen ArcheoPro Rapporten 249 Kamerstraat te Hechtel (gem. Hechtel- Eksel) Programma van Maatregelen G. De Nutte en T. Deville 1. Inhoudsopgave 1. Inhoudsopgave...1 2. Programma van Maatregelen voor vrijgave...2

Nadere informatie

Social media gebruik en potentie voor gemeenten in Limburg

Social media gebruik en potentie voor gemeenten in Limburg Social media gebruik en potentie voor gemeenten in Limburg Een onderzoeksrapport van Social Dutch The new media agency Heutzstraat 16, 5913 AK Venlo juli 2013 www.socialdutch.com facebook.com/socialdutch

Nadere informatie

De opkomst van structurele bevolkingsdaling

De opkomst van structurele bevolkingsdaling Dit is het laatste Neimed Krimpbericht van de hand van Wim Derks. Na twee jaar komt er een einde aan de boeiende serie van deze auteur. De serie verscheen maandelijks op de website van Neimed. De hele

Nadere informatie

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Opsteller: B. van Sprew Opdrachtgever: H. de Jongh (H. de Jongh Advies) Datum: 22-8-2012 Aanleiding en doelstelling

Nadere informatie

Heesch - Beellandstraat

Heesch - Beellandstraat Archeologische Quickscan Heesch - Beellandstraat Gemeente Bernheze 1 Steller Drs. A.A. Kerkhoven Versie Concept 1.0 Projectcode 12110023 Datum 22-11-2012 Opdrachtgever LWM Ewislaan 12 1852 GN Heiloo Uitvoerder

Nadere informatie

RISICO-INVENTARISATIE DE WEID TE CASTRICUM

RISICO-INVENTARISATIE DE WEID TE CASTRICUM RISICO-INVENTARISATIE DE WEID TE CASTRICUM LUPGENS EN PARTNERS (STICHTING SIG) 13 augustus 2012 076558654:0.4 - Concept B01043.200918.0100 Inhoud Samenvatting... 3 1 Inleiding en Doel Onderzoek... 4 1.1

Nadere informatie

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand 18 november 2010 Inleiding Het plangebied ligt ten westen van de bebouwde kom van Kaatsheuvel in de gemeente Loon op Zand (afb. 1). De

Nadere informatie

Adviesdocument 644. Project: Quickscan sluitstukkaden Maasdal; projectlocatie Geulle aan de Maas. Projectcode: 20402MAASL5

Adviesdocument 644. Project: Quickscan sluitstukkaden Maasdal; projectlocatie Geulle aan de Maas. Projectcode: 20402MAASL5 Adviesdocument 644 Project: Quickscan sluitstukkaden Maasdal; projectlocatie Geulle aan de Maas Projectcode: 20402MAASL5 Auteurs: M.H.P.M. Ruijters MA & ir. G.R. Ellenkamp Opdrachtgever: Waterschap Roer

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCHE BEGELEIDING VAN DE SANERING VAN ZINKASSEN HEIJERSTRAAT 26 TE WESTERHOVEN GEMEENTE BERGEIJK

ARCHEOLOGISCHE BEGELEIDING VAN DE SANERING VAN ZINKASSEN HEIJERSTRAAT 26 TE WESTERHOVEN GEMEENTE BERGEIJK ARCHEOLOGISCHE BEGELEIDING VAN DE SANERING VAN ZINKASSEN HEIJERSTRAAT 26 TE WESTERHOVEN GEMEENTE BERGEIJK Archeologische begeleiding van de sanering van zinkassen Heijerstraat 26 te Westerhoven in de gemeente

Nadere informatie

Dordrecht Ondergronds Waarneming 2 DORDRECHT, SPUIBOULEVARD

Dordrecht Ondergronds Waarneming 2 DORDRECHT, SPUIBOULEVARD DORDRECHT, SPUIBOULEVARD 273-287 Waarneming van een deel van de stadsmuur M.C. Dorst De stadsmuur met de Beulstoren op een tekening van Schouman uit 1747 (Erfgoedcentrum DIEP, inventarisnr. 551_30093).

Nadere informatie

CHECKLIST. vooronderzoek. Omdat ook voor archeologische opgravingen een PvE verplicht is, is

CHECKLIST. vooronderzoek. Omdat ook voor archeologische opgravingen een PvE verplicht is, is ARCHEOLOGIE CHECKLIST Programma van Eisen (PvE) Toelichting De handreikingen en checklists richten zich in eerste instantie op het archeologisch vooronderzoek. Omdat ook voor archeologische opgravingen

Nadere informatie

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand 12 augustus 2010 Inleiding Het plangebied ligt in het noorden van de bebouwde kom van Kaatsheuvel in de

Nadere informatie

Advies Archeologie Plangebied Smidsvuurke 5, (gemeente Veldhoven)

Advies Archeologie Plangebied Smidsvuurke 5, (gemeente Veldhoven) Administratieve gegevens Advies Archeologie NAW-gegevens plan: Plan: Oppervlakteplangebied: RO-procedure: Smidsvuurke 5 te Veldhoven Realisatie van een woning. De totale oppervlakte van het plangebied/perceel

Nadere informatie

Boerderijstraat, Venetiëlaan, Spoor- Wegstraat en Politieke gevangenenstraat (gem. Harelbeke) Programma van maatregelen

Boerderijstraat, Venetiëlaan, Spoor- Wegstraat en Politieke gevangenenstraat (gem. Harelbeke) Programma van maatregelen Boerderijstraat, Venetiëlaan, Spoor- Wegstraat en Politieke gevangenenstraat (gem. Harelbeke) Programma van maatregelen R. Simons, T. Deville en S. Houbrechts ArcheoPro Rapporten 254 1. Inhoudsopgave 1.

Nadere informatie

Bureauonderzoek Archeologie

Bureauonderzoek Archeologie Bijlage 9 Bureauonderzoek Archeologie (voorontwerp) Ommen Oost NL.IMRO.0175.20131005003-VO01 197-236 !"#$%&&""%'$!"( )#*"( -( "( -%*0(!( )%"( +, +., /* 12 3 4 30#5! 657 7$58 9": 5 "%:$:%"%%;&$:%%%% %"$5$:$%:#'%$5%%%&0%#$

Nadere informatie

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.) Laagland Archeologie Rapport 11 Inventariserend veldonderzoek karterende fase Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.) Opdrachtgever: gemeente Steenwijkerland april 2016 Versie 1 Inventariserend

Nadere informatie

RAAP-NOTITIE 2891. Plangebied Burloseweg Gemeente Winterswijk Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

RAAP-NOTITIE 2891. Plangebied Burloseweg Gemeente Winterswijk Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek RAAP-NOTITIE 2891 Plangebied Burloseweg Gemeente Winterswijk Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Colofon Opdrachtgever: NIBAG Milieu Advies Titel: Plangebied Burloseweg,

Nadere informatie

Bijlage 25 Notitie Archeologie Windpark Greenport Venlo

Bijlage 25 Notitie Archeologie Windpark Greenport Venlo Bijlage 25 Notitie Archeologie Windpark Greenport Venlo Kenmerk: 079485465 Versie: B Auteur: Arcadis Nederland B.V. ONDERWERP Bijlage 25 Notitie Archeologie DATUM 7-7-2017 PROJECTNUMMER C05057.000103.0400

Nadere informatie

Archeologieparagraaf Wetgeving omtrent archeologie Gemeentelijk beleid omtrent archeologie Procedure

Archeologieparagraaf Wetgeving omtrent archeologie Gemeentelijk beleid omtrent archeologie Procedure Archeologieparagraaf Wetgeving omtrent archeologie Met de ondertekening van het Verdrag van Malta in 1992 door bijna alle Europese landen (waaronder Nederland), werd archeologie steeds meer een onderdeel

Nadere informatie

Plangebied Visvijvers te Gendt

Plangebied Visvijvers te Gendt RAAP-NOTITIE 1540 Plangebied Visvijvers te Gendt Gemeente Lingewaard Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Colofon Opdrachtgever: Gemeente Lingewaard Titel: Plangebied

Nadere informatie

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Limburg, december 2016

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Limburg, december 2016 Nieuwsflits Arbeidsmarkt Limburg, december 2016 Daling WW-uitkeringen in Limburg Het aantal lopende WW-uitkeringen in Limburg is in december 2016 ruim 10% lager dan een jaar geleden. Eind december 2016

Nadere informatie

CHECKLIST. en Wetenschap aan instellingen die hebben aangetoond bekwaam te zijn tot het doen van

CHECKLIST. en Wetenschap aan instellingen die hebben aangetoond bekwaam te zijn tot het doen van ARCHEOLOGIE CHECKLIST Beoordeling standaard rapport IVO-karterend Algemene vragen 1. Het IVO-karterend (voorzover booronderzoek en proefsleuven) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt

Nadere informatie

Inleiding. Vigerend beleid en bevoegd gezag. Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn. Utrecht, 25 november 2012

Inleiding. Vigerend beleid en bevoegd gezag. Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn. Utrecht, 25 november 2012 Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn Utrecht, 25 november 2012 Inleiding De provincie heeft voornemens om de zuidwestelijke oever van de kruising van de Oude Rijn met

Nadere informatie

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013 NAW plan: Plan: Opp plangebied: RO-procedure: Opsteller: Aanvrager: Inrichting openbare ruimte plangebied Pantarhei aanleg ontsluitingsweg, parkeergelegenheid, openbaar groen ca. 5000 m² (locatie Pantarhei);

Nadere informatie

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN AARTSELAAR LINDENBOSLAAN

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN AARTSELAAR LINDENBOSLAAN PROGRAMMA VAN MAATREGELEN BIJ ARCHEOLOGIENOTA 2016-055 PROGRAMMA VAN MAATREGELEN AARTSELAAR LINDENBOSLAAN J. CLAESEN, B. VAN GENECHTEN & G. VERBEELEN DECEMBER 2016 PROJECTCODE BUREAUONDERZOEK 2016K461

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554 Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554 NOTITIE TML554 Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht, (gemeente Zuidplas).

Nadere informatie

Sluitstukken Maasdal. RAAP-adviesdocument 594

Sluitstukken Maasdal. RAAP-adviesdocument 594 RAAP-adviesdocument 594 Sluitstukken Maasdal Gemeenten Roermond, Maasgouw, -, -,,, en - Een archeologische quickscan. Versie 6.2 Colofon Opdrachtgever: Waterschap Roer en Overmaas Titel: Sluitstukken Maasdal;

Nadere informatie

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek 39 Bijlage 4 Archeologisch onderzoek Wijzigingsplan "Emmastraat Pijnacker" (vastgesteld) Wijzigingsplan "Emmastraat Pijnacker" (vastgesteld) 40 Bodemverstoringsvergu nning Archeologie Plangebied: Gemeente:

Nadere informatie

Dordrecht Ondergronds 33

Dordrecht Ondergronds 33 Dordrecht Ondergronds 33 Plangebied Vest 90-92 Gemeente Dordrecht Waarneming van de stadsmuur en de Nonnentoren M.C. Dorst 2012 Gemeente Dordrecht Stadsontwikkeling/Ruimtelijke Realisatie/Archeologie Colofon

Nadere informatie

Landgoed de Heihorsten. Plan van Aanpak archeologie.

Landgoed de Heihorsten. Plan van Aanpak archeologie. Landgoed de Heihorsten. Plan van Aanpak archeologie. Inleiding In het kader van de regeling nieuwe landgoederen van de provincie Noord-Brabant worden voorbereidingen getroffen voor de realisatie van het

Nadere informatie

Ezaart 147 te Ezaart (gem. Mol) Programma van Maatregelen

Ezaart 147 te Ezaart (gem. Mol) Programma van Maatregelen Ezaart 147 te Ezaart (gem. Mol) Programma van Maatregelen G. De Nutte en T. Deville ArcheoPro Rapporten 347 1. Inhoudsopgave 1. Inhoudsopgave...1 2. Programma van Maatregelen voor vrijgave...2 2.1. Administratieve

Nadere informatie

Richtlijn uitvoering archeologisch onderzoek gemeente Utrechtse Heuvelrug september 2013, versie 1.0

Richtlijn uitvoering archeologisch onderzoek gemeente Utrechtse Heuvelrug september 2013, versie 1.0 Richtlijn uitvoering archeologisch onderzoek gemeente Utrechtse Heuvelrug september 2013, versie 1.0 Voor het archeologisch onderzoek dat wordt uitgevoerd in de gemeente Utrechtse Heuvelrug geldt dat er

Nadere informatie

248103 PIP Buitenring Parkstad Limburg - Oplegnotitie deelrapport 7 thema Archeologie

248103 PIP Buitenring Parkstad Limburg - Oplegnotitie deelrapport 7 thema Archeologie PIP Buitenring Parkstad Limburg Oplegnotitie deelrapport 7 thema Archeologie nummer 248103 PIP Buitenring Parkstad Limburg - Oplegnotitie deelrapport 7 thema Archeologie datum 21 juni 2012 versie definitief

Nadere informatie

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag. Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag. projectnr. 405215.01 revisie 01 15 oktober 2015 auteur M. Arkema Opdrachtgever BDP

Nadere informatie

Transect-rapport 608. N348 Raalte-Ommen, Fase 1 en 2. Gemeente Raalte/Ommen (Ov.) Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek (IVO; karterende fase)

Transect-rapport 608. N348 Raalte-Ommen, Fase 1 en 2. Gemeente Raalte/Ommen (Ov.) Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek (IVO; karterende fase) Transect-rapport 608 N348 Raalte-Ommen, Fase 1 en 2 Gemeente Raalte/Ommen (Ov.) Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek (IVO; karterende fase) Auteur Drs. A.J. Wullink Versie Concept 1.0 Projectcode

Nadere informatie

Belastingoverzicht 2015

Belastingoverzicht 2015 Belastingoverzicht 2015 Tarieven en lastendruk van OZB, rioolheffing, afvalstoffenheffing van de Limburgse gemeenten en de waterschapsheffingen in Limburg Provincie Limburg, 31 maart 2015 Samensteller

Nadere informatie

Archeologietoets. locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle

Archeologietoets. locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle Archeologietoets locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle Archeologietoets Locatie Kerkstraat 57, Riel projectleider: B. van Spréw Datum: 13 oktober 2006 Uitgevoerd in opdracht van SAB Eindhoven contactpersoon:

Nadere informatie

Bevolkingsontwikkeling in 2014: krimp en groei in Limburg

Bevolkingsontwikkeling in 2014: krimp en groei in Limburg Maart 2015 Neimed Krimpbericht Bevolkingsontwikkeling in 2014: krimp en groei in Landelijk is de groei van het aantal in 2014 wat toegenomen. Een gelijksoortige ontwikkeling, maar dan in de vorm van een

Nadere informatie

Plangebied Amanietlaan-Varenlaan- Drieerweg Gemeente Ermelo Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

Plangebied Amanietlaan-Varenlaan- Drieerweg Gemeente Ermelo Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek RAAP-NOTITIE 2494 Plangebied Amanietlaan-Varenlaan- Drieerweg Gemeente Ermelo Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Colofon Opdrachtgever: Gemeente Ermelo Titel: Plangebied

Nadere informatie

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek Administratieve gegevens provincie: gemeente: plaats: Groningen Slochteren Slochteren toponiem: Hoofdweg 39 bevoegd gezag:

Nadere informatie

RAAP-NOTITIE Plangebied De Botter te Hallum Gemeente Ferwerderadiel Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

RAAP-NOTITIE Plangebied De Botter te Hallum Gemeente Ferwerderadiel Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek RAAP-NOTITIE 1658 Plangebied De Botter te Hallum Gemeente Ferwerderadiel Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Colofon Opdrachtgever: Buro Vijn Titel: Plangebied De

Nadere informatie

Aldi-Kattestraat te Sint-Truiden (gem. Sint-Truiden) Programma van Maatregelen

Aldi-Kattestraat te Sint-Truiden (gem. Sint-Truiden) Programma van Maatregelen Aldi-Kattestraat te Sint-Truiden (gem. Sint-Truiden) Programma van Maatregelen G. De Nutte en T. Deville ArcheoPro Rapporten 257 1. Inhoudsopgave 1. Inhoudsopgave...1 2. Programma van Maatregelen voor

Nadere informatie

Quickscan Archeologie

Quickscan Archeologie Quickscan Archeologie Project : Emplacement Enschede Projectleider : F. Bakermans Versie : EDMS nr. : xxx Status : Concept Inhoud INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Doel- en vraagstelling van het onderzoek 1.3

Nadere informatie

Ik heb op 30 juni 2016 een verzoek op grond van artikel 41b van de Woningwet ontvangen namens 33 gemeenten, te weten

Ik heb op 30 juni 2016 een verzoek op grond van artikel 41b van de Woningwet ontvangen namens 33 gemeenten, te weten Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties DG Bestuur en Wonen Datum Ik heb op 30 juni 2016 een verzoek op grond van artikel 41b van de Woningwet ontvangen namens 33 gemeenten, te weten Beek,

Nadere informatie

WOZ-monitor Limburg 2009

WOZ-monitor Limburg 2009 WOZ-monitor Limburg 2009 Maastricht, 23 november 2009 Colofon Provincie Limburg Postbus 5700 6202 MA Maastricht Tel.: +31 (0)43 389 99 99 Fax.: +31 (0)43 361 80 99 E-mail: postbus@prvlimburg.nl Internet:

Nadere informatie

Bijlage 3 De AMZ-procedure

Bijlage 3 De AMZ-procedure Bijlage 3 De AMZ-procedure In de archeologische monumentenzorg wordt het feitelijke beheer van het gemeentelijk bodemarchief gerealiseerd in stappen. Elke stap eindigt met de afweging of er voldoende informatie

Nadere informatie

Gemeente Deventer Toelichting Bestemmingsplan Eikendal 2014 eerste uitwerking

Gemeente Deventer Toelichting Bestemmingsplan Eikendal 2014 eerste uitwerking Gemeente Deventer, archeologisch beleidsadvies 839 Gemeente Deventer Toelichting Bestemmingsplan Eikendal 2014 eerste uitwerking Auteur: Bevoegd gezag: R.E. Buitenhuis drs. B. Vermeulen (Gemeentelijk Archeoloog)

Nadere informatie

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld 2015 Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol) Postbus 9515 2300 RA Leiden (071) 527 33 13 www.archol.nl Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld Voorlopig evaluatierapport, Archol BV Opgraving Hengelo Winkelskamp

Nadere informatie

1 Hoe gaan we om met archeologie in de gemeente Oss? U heeft een omgevingsvergunning aangevraagd.voordat we een vergunning kunnen verlenen,

1 Hoe gaan we om met archeologie in de gemeente Oss? U heeft een omgevingsvergunning aangevraagd.voordat we een vergunning kunnen verlenen, Sinds 2010 heeft de gemeente Oss een archeologiebeleid. Vanaf 1 januari 2013 geldt dit voor het gehele grondgebied van de nieuwe gemeente Oss, inclusief Lith dus. Deze brochure is voor iedereen bedoeld

Nadere informatie

4 Conclusies en aanbevelingen

4 Conclusies en aanbevelingen 4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied op een hoger gelegen rivierduin ten zuiden van de Maas ligt. Vanwege de aanwezigheid van gradiëntsituaties

Nadere informatie

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan Document: Archeologische Quickscan versie 2 Plangebied: Polderpark, Oudesluis, gemeente Schagen Adviesnummer: 16185 Opsteller: drs. C.M. Soonius (senior archeoloog) & drs. S. Gerritsen (senior archeoloog)

Nadere informatie

Nota archeologie gemeente Roermond 2011

Nota archeologie gemeente Roermond 2011 Inleiding In opdracht van de gemeente Roermond is in de periode 2006 2008 een archeologieatlas voor de gehele gemeente vervaardigd. Deze atlas vormt de basis voor het Roermondse archeologiebeleid dat transparant

Nadere informatie

Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat 88-126 (QSnr 14-036) Stadsdeel: Centrum Adres: Eerste Oosterparkstraat 88-126

Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat 88-126 (QSnr 14-036) Stadsdeel: Centrum Adres: Eerste Oosterparkstraat 88-126 OMnummer: 61324 Datum: 23-04-2014 Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat 88-126 (QSnr 14-036) Opdrachtgever (LS01) Naam / organisatie: Stadsdeel Oost Contactpersoon: Robbert Leenstra Postbus:

Nadere informatie

Vragen en antwoorden over de Wensbus. Gemeenten Limburg per Mook en Middelaar. Gennep. Bergen. Venray. Horst a/d Maas. Venlo.

Vragen en antwoorden over de Wensbus. Gemeenten Limburg per Mook en Middelaar. Gennep. Bergen. Venray. Horst a/d Maas. Venlo. Gemeenten Limburg per 1-1-2011 Mook en Middelaar Gennep Bergen Vragen en antwoorden over de Wensbus Nederweert Venray Horst a/d Maas Peel en Maas Beesel Venlo Weert Leudal Roermond Maasgouw Roerdalen Echt-Susteren

Nadere informatie

Archeologische Begeleiding

Archeologische Begeleiding Protocol 4007 Archeologische Begeleiding Dit protocol maakt onderdeel uit van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie. Deze Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.3), is op 09-12-2013

Nadere informatie

Heemsteedsekanaaldijk/Overeindse weg

Heemsteedsekanaaldijk/Overeindse weg RAAP-NOTITIE *nummer* Heemsteedsekanaaldijk/Overeindse weg Gemeente Nieuwegein Archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (karterende fase) Versie 6.4 Colofon Opdrachtgever: De gemeente

Nadere informatie

Advies Archeologische Monumentenzorg 2010-nr. 92

Advies Archeologische Monumentenzorg 2010-nr. 92 Keizer Karel V Singel 8 Postbus 435 5600 AK Eindhov en Fax: 040 2594510 Website: www.milieudienst.sre.nl Advies Archeologische Monumentenzorg 2010-nr. 92 Deel 1) Concept selectiebesluit archeologie Deel

Nadere informatie

Bijlagen toelichting bestemmingsplan Kerkrade Oost II

Bijlagen toelichting bestemmingsplan Kerkrade Oost II Bijlagen toelichting bestemmingsplan Kerkrade Oost II Bijlage 1: Eindverslag inspraakprocedure voorontwerpbestemmingsplan, maart 2010 Bijlage 2: Schriftelijke reacties i.k.v. overleg ex art. 3.1.1 Bro,

Nadere informatie

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan Document Archeologische Quickscan Plangebied Bestemmingsplan Burgerfarm, Middenweg 56, Dirkshorn, gemeente Schagen Adviesnummer 17059 Opsteller drs. C.M. Soonius (regio-archeoloog) Datum 31-03-2017 Advies

Nadere informatie

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen Bijlage 3 bij Nota van Uitgangspunten Strijpsche Kampen Definitief Gemeente Oirschot Grontmij Nederland bv Eindhoven, 11 mei 2007 Verantwoording Titel :

Nadere informatie

VOORONTWERP BESTEMMINGSPLAN CHEMELOT SITTARD-GELEEN VERKENNEND ARCHEOLOGISCH EN CULTUURHISTORISCH ONDERZOEK

VOORONTWERP BESTEMMINGSPLAN CHEMELOT SITTARD-GELEEN VERKENNEND ARCHEOLOGISCH EN CULTUURHISTORISCH ONDERZOEK VOORONTWERP BESTEMMINGSPLAN CHEMELOT SITTARD-GELEEN VERKENNEND ARCHEOLOGISCH EN CULTUURHISTORISCH ONDERZOEK 1. Wettelijk kader In 1992 werd het Verdrag van Valletta ( Malta ) opgesteld. Dit Verdrag stelt

Nadere informatie

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen Quickscan Archeologie Bedrijfsunits te Deil Opdrachtgever: Van Es architecten Hazenberg AMZ-publicaties 2009-12 Auteur Datum Versie Status dr. W.K. Vos 24 juli 2009 1.1 Definitief Contactgegevens Hazenberg

Nadere informatie

Onderzoeksgebied Klaver 5 in Sevenum

Onderzoeksgebied Klaver 5 in Sevenum 6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 5937 Onderzoeksgebied Klaver 5 in Sevenum 3750 voor Chr.. Gemeente Horst aan de Maas Archeologisch onderzoek: een verkennend booronderzoek en een oppervlaktekartering 2200 voor

Nadere informatie

Overgedragen bevoegdheden. bevoegdheden van het

Overgedragen bevoegdheden. bevoegdheden van het Register van gemeenschappelijke regelingen als bedoeld in artikel2t van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr), waaraan de gemeente Weert deelneemt. L. Naam Wijziging Gemeenscha ppelijke regeling Omnibuzz,

Nadere informatie

Bijlage 3. Vrijstellingen

Bijlage 3. Vrijstellingen Bijlage 3. Vrijstellingen Terreinen van hoge archeologische waarde: provinciaal monument (AWG categorie 1) De West-Friese Omringdijk is een provinciaal monument. Vergunning verloopt via de provincie Noord-

Nadere informatie

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1 Gemeente Breda Ruimtelijke Ontwikkeling Bureau Cultureel Erfgoed Erfgoedbesluit 2009-22 V&L Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1 Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg Ruimtelijke Ontwikkeling Controle

Nadere informatie

Adviesdocument 495. Project: Toelichting archeologische beleidskaart gemeente De Ronde Venen. Projectcode: 16093RVBE5

Adviesdocument 495. Project: Toelichting archeologische beleidskaart gemeente De Ronde Venen. Projectcode: 16093RVBE5 Adviesdocument 495 Project: Toelichting archeologische beleidskaart gemeente De Ronde Venen Projectcode: 16093RVBE5 Opdrachtgever: Gemeente De Ronde Venen Datum: 23 juni 2011 Adviesdocument RAAP Archeologisch

Nadere informatie

Adviesdocument 583. Archeologisch vooronderzoek, plangebied Kloosterbosch te Houthem, gemeente Valkenburg 18382HOUKL

Adviesdocument 583. Archeologisch vooronderzoek, plangebied Kloosterbosch te Houthem, gemeente Valkenburg 18382HOUKL Adviesdocument 583 Opdrachtgever: Bosgroep Zuid Nederland Project: Archeologisch vooronderzoek, plangebied Kloosterbosch te Houthem, gemeente Valkenburg Datum: 2 mei 2012 Opsteller document: ir. G.R. Ellenkamp

Nadere informatie