Studiesucces in de G5

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Studiesucces in de G5"

Transcriptie

1 Studiesucces in de G5 Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes Randstadhogescholen 2015

2 Colofon Titel Studiesucces in de G5 Opbrengsten studiesucces onderzoek door zes Randstadhogescholen Auteurs Rutger Kappe, Marjon Molenkamp, Domien Wijsbroek, Zuke van Ingen, Olof Wiegert, Gerwin Hendriks, Jaap van Zandwijk. Uitgavedatum november 2015 Overname van teksten, ideeën, en resultaten uit deze publicatie is vrij toegestaan, mits met bronvermelding. Kappe, F.R., Molenkamp, M.J.D., Wijsbroek, D.H.J., Wiegert, O., Hendriks, G., van Ingen, J.A., van Zandwijk, J. (2015) G5-onderzoeksteam November 2015 Het G5-onderzoeksteam bestaat uit: Rutger Kappe (Hogeschool Inholland, voorzitter) Marjon Molenkamp (Hogeschool Rotterdam) Domien Wijsbroek (De Haagse Hogeschool) Zuke van Ingen (Hogeschool Inholland) Olof Wiegert (Hogeschool van Amsterdam) Gerwin Hendriks (Hogeschool Utrecht) Jaap van Zandwijk (Hogeschool Leiden)

3 Woord vooraf Opbrengsten studiesucces onderzoek door G5-hogescholen De bestuurders van de vijf grote Randstadhogescholen hebben in 2013 besloten samen te werken op onder meer het gebied van onderzoek naar studiesucces 1. In 2014 heeft Hogeschool Leiden zich aangesloten bij deze G5-samenwerking. Om meer inzicht te krijgen in de studentenpopulatie van onze instellingen heeft de onderzoeksgroep van de G5-hogescholen afgelopen jaar drie doelgroepenstudies uitgevoerd. Gekeken is naar het studiesucces van zogeheten late switchers, de groeiende groep langstudeerders in het hbo en het studiesucces van studenten gerelateerd aan de sociaal-economische status van hun ouders/ verzorgers. Belangrijk aandachtspunt is in hoeverre er sprake is van een zogenaamd Randstadeffect, dat wil zeggen dat wij een steeds grotere groep studenten binnen krijgen die, gezien hun achtergrondkenmerken, minder kans hebben op studiesucces. Uit de studies komt naar voren dat op de Randstadhogescholen dezelfde factoren een rol spelen bij studiesucces als bij andere hogescholen, maar dat er wel sprake is van een Randstad-effect. In die zin dat factoren die negatief samenhangen met studiesucces vaker voorkomen bij de G5-hogescholen. Daarmee is de uitdaging om het studiesucces te verbeteren voor de G5-hogescholen nog groter dan voor de rest van het hbo. Uit de onderzoeken blijkt ook dat de heterogeniteit van onze studentenpopulatie daarbij een belangrijke rol speelt. De veranderende samenstelling van de bevolking in de Randstad is zichtbaar in de toegenomen diversiteit van onze studentengroepen. De diversiteit in de klas uit zich niet alleen in verschillen in vooropleiding of etniciteit, maar ook in verschillen in leeftijd. Dit feit stelt ons voor grotere uitdagingen in de klas en daar zullen we dan ook het verschil moeten maken. De studie over switchgedrag laat zien dat - ook al is er sprake van meer uitval bij de Randstadhogescholen- de studenten, al dan niet na een onderbreking, hun opleiding succesvol vervolgen bij een hogeschool in de regio. Voor de G5-hogescholen is een belangrijke vraag hoe wij - met het oog op studiesucces - de meerwaarde van de diversiteit optimaal in onze onderwijspraktijk kunnen benutten. Voor staat daarom het doen van kwalitatief onderzoek naar best practices in verschillende contexten op de agenda van het G5-onderzoeksteam om van elkaar te leren wat werkt. Ook daarover zullen zij weer publiceren. Ik beveel de studies in dit boek van harte bij u aan! Namens de besturen van de G5-hogescholen, Drs. Huug de Deugd Lid College van Bestuur Hogeschool Inholland 1 Studiesucces in de G5: opbrengsten studiesucces onderzoek door vijf Randstandhogescholen

4 Inhoud 1. Studiesucces van late switch binnen de G5-hogescholen 12 Managementsamenvatting Inleiding Vraagstelling Afbakening en gehanteerde definities Opbouw rapportage Rendementscijfers van late switch Uitval van late switch Switch cijfers van late switch Rendementscijfers: bachelor behaald, nominaal Late switch in kaart Opbouw G5-instroomcohort Aandeel late switch binnen de verschillende clusters Pauzejaren van late switch Verblijfsduur van late switch in hoger onderwijs Achtergrondkenmerken van late switch G Vooropleiding late switch G Late switch G5 naar sector Late switch G5 naar geslacht Late switch G5 naar etniciteit 27 Bijlage 1 Gebruikte definities Langstudeerstudie 30 Managementsamenvatting Inleiding Vraagstelling Gehanteerde definities Opbouw rapportage Langstudeerders in kaart Omvang groep langstudeerders Onderverdeling langstudeerders en uitvallers na 5 jaar Conclusies 39

5 3. Achtergrondkenmerken langstudeerders bij G5-hogescholen Gender Etnische afkomst Vooropleiding Sector opleiding Conclusies Ontwikkeling in rendement na 6, 7 en 8 jaar G5-hogescholen: groep langstudeerders na 6, 7 en 8 jaar Beeld bij de andere hogescholen Conclusies 49 Bijlage I groep langstudeerders Bijlage II tabel Rendement na 5, 6, 7 en 8 jaar bij grote, niet-g5-hogescholen 52 Bijlage III tabel Rendement na 5, 6, 7 en 8 jaar bij hbo-overig Sociaal-economische status 54 Managementsamenvatting Inleiding Vraagstelling Gehanteerde definities Verdere toelichting van het begrip SES Studieresultaten in kaart; G5, hbo groot, hbo overig Studieresultaten en SES bij G5, hbo groot, hbo overig Studieresultaten in het eerste jaar naar inkomensgroep Afstudeerrendement naar inkomensgroep SES bij G5, hbo-groot, hbo-overig Verdeling van de inkomensgroepen bij de hbo-clusters Beschrijving van de inkomensgroepen Regressieanalyses SES als verklaring voor verschillen in studievoortgang tussen de hbo-clusters Conclusies en Discussie Literatuur 82

6 Bestuurlijke duiding van de rapportages van het G5-onderzoeksteam Hogescholen hebben tot taak zoveel mogelijk jongeren zo goed mogelijk op te leiden tot startbekwame, hooggekwalificeerde professionals. Kwaliteit en studiesucces gaan in deze doelstelling hand in hand. De Randstadhogescholen zien zichzelf daarbij voor een bijzondere opgave gesteld. In de dichtbevolkte steden van de Randstad lijkt het behalen van studiesucces net wat minder vanzelfsprekend dan in andere delen van het land. Om nader inzicht te krijgen in de onderliggende factoren zijn de Randstad-hogescholen de onderlinge samenwerking gaan zoeken. (Beleids)onderzoekers van de betrokken hogescholen onderzoeken sinds twee jaar die factoren. Doel daarvan is zo een betere, empirische, basis te verkrijgen voor beleidsinitiatieven rond kwaliteit en studiesucces. De betrokken hogescholen kennen elk doelstellingen ten aanzien van studiesucces, uitval en switchen. Deze doelstellingen hebben de afzonderlijke hogescholen vervat in prestatieafspraken met de minister van OCW. De prestatieafspraken maken duidelijk dat de hogescholen ernaar streven dat het studiesucces gelijk blijft of zelfs verbetert met behoud van kwaliteit. In de afgelopen jaren heeft de nationale dialoog over de noodzaak van het versterken van het eindniveau van de hbo-bachelor ertoe geleid dat de hogescholen ook veel werk hebben gemaakt van dat kwaliteitsthema. De onderzoeksgroep van de G5-hogescholen heeft in zijn tweede bestaansjaar een aantal studies verricht die hieronder voorzien zijn van een bestuurlijke duiding. Het betreft drie doelgroepen studies die inzicht geven in de studentpopulaties van onze instellingen. De onderzoeken bieden nader inzicht in de resultaten van studenten aan de grote Randstadhogescholen in vergelijking met twee andere groepen hogescholen: de grote hogescholen buiten de Randstad en het overig hbo (kleinere multisectorale hogescholen en gespecialiseerde hogescholen). De onderzoeken hebben betrekking op: 1. Het studiesucces van zogeheten late switchers (studenten die na meer dan één jaar de opleiding staken en, al dan niet na een onderbreking, een andere opleiding kiezen). 2. De groeiende groep langstudeerders in het hbo. 3. Het studiesucces van studenten gerelateerd aan de sociaaleconomische status van hun ouders/verzorgers. Alle drie de onderzoeken laten zien dat de relatie van de factoren die samenhangen met studiesucces niet anders zijn voor de Randstadhogescholen dan voor andere hogescholen. Wel lijkt zichtbaar te worden dat factoren die negatief samenhangen met studiesucces vaker voorkomen bij de G5-hogescholen. 6

7 Het aantal studenten dat switcht neemt in de loop van de jaren toe. Bijna 17% van het cohort 2013 switcht (in 2008 was dit ongeveer 13%). Het aandeel studenten dat kiest voor een andere hogeschool ligt bij de Randstadhogescholen hoger dan bij het overig hbo. Dat kan geografisch worden verklaard. Studenten kunnen, anders dan in veel regio s buiten de Randstad, in hun woonplaats en regio kiezen tussen verschillende hogescholen. In de afgelopen jaren hebben de hogescholen ingezet op meer aandacht voor een goede matching tussen student en opleiding. Dat heeft nog niet geleid tot een afname van het aantal late switchers. Pas vanaf cohort 2014 is overigens de Studiekeuzecheck landelijk ingevoerd. De resultaten van dat cohort zullen we daarom met belangstelling volgen. Hoewel de hogescholen streven naar een beperking van de switch, laat het onderzoek zien dat switchen niet per se slecht hoeft te zijn. Veel studenten halen na een switch, al dan niet na een onderbreking van de studie van een jaar of langer, toch nog een getuigschrift. Wel blijkt dat ook na een switch voor studenten het behalen van het eerste studiejaar van de nieuwe opleiding een goede voorspeller is van het behalen van het getuigschrift. Langstuderen neemt toe in het hbo. Daarbij is er nauwelijks verschil tussen grote hogescholen binnen en buiten de Randstad. Hier lijkt het effect zichtbaar van het aanscherpen van het niveau van de bacheloropleidingen. De afgelopen jaren hebben veel opleidingen de lat hoger gelegd, daartoe aangespoord door de hogere eisen vanuit de beroepspraktijk en het geïntensiveerde toezicht van de NVAO hierop. Een groeiende groep studenten lijkt hier moeite mee te hebben. Met name mannen, studenten met een havo-vooropleiding en niet-westerse allochtonen lopen het risico langer over de opleiding te doen. Dit zijn ook de groepen studenten die een hoger risico hebben uit te vallen. Velen in en rond het onderwijs verwachten een positieve samenhang tussen de sociaaleconomische status van studenten en hun ouders en studiesucces. Dit is onderzocht en een dergelijk verband kan niet worden aangetoond. Het onderzoek laat zien dat studenten afkomstig uit gezinnen met een middeninkomen het relatief goed doen: zij behalen betere resultaten dan de andere groepen studenten. Studenten uit hogere inkomensgroepen doen het ook vrij goed. In deze groepen is uitval uit het hbo als gevolg van een overstap naar de universiteit het vaakst aan de orde. Gecorrigeerd voor deze uitval doen zij het bijna even goed als de studenten uit gezinnen met een middeninkomen. Het onderzoek laat wel zien dat groepen met een hoger risico op uitval (niet-westerse allochtonen, mbo-instromers) veel sterker vertegenwoordigd zijn in de lagere inkomensgroepen. De drie onderzoeken gecombineerd leveren een totaalbeeld op waarin verschillende zaken opvallen: - De problematiek van de Randstadhogescholen wijkt in haar aard niet af van die van de overige, grote, hogescholen. Wel is de intensiteit vaak net wat groter. - De onderzoeken laten, net als onderzoek naar studiesucces en uitval in het algemeen, zien dat er groepen zijn met een verhoogd risico op een kink in de kabel: havo-instromers, niet-westerse allochtonen, mannen. Tegelijkertijd zijn zulke relaties niet altijd sterk en zij mogen niet gebruikt worden om te generaliseren. - Bij de G5-hogescholen wordt al jaren heel consistent meer geswitcht dan bij andere hogescholen. De aanwezigheid van andere hogescholen met een alternatief aanbod lijkt hierbij een 7

8 belangrijke rol te spelen. Switchen als zodanig hoeft niet problematisch te zijn: studenten blijven immers binnen het hoger onderwijs en houden perspectief op een getuigschrift. Wel is het zinvol deze studenten intensief te begeleiden, zeker in het eerste jaar van de nieuwe opleiding. - Alle drie de onderzoeken onderstrepen, elk op hun eigen wijze, nog eens de enorme diversiteit in het hbo. De heterogeniteit in de klas wordt niet alleen veroorzaakt door vooropleiding of etniciteit. Veel studenten switchen en komen na een jaar of meer weer terug in het hbo. Ook deze vorm van diversiteit is bij de Randstadhogescholen in sterkere mate aanwezig dan elders. De toegenomen diversiteit van de studentenpopulatie van de Randstadhogescholen weerspiegelt de veranderende samenstelling van de bevolking in de Randstad en representeert ook de grotere keuzevariëteit die studenten vandaag de dag hebben. De Randstedelijke hogescholen zien deze diversiteit als een profileringskenmerk van hun instelling. Zij verwelkomen de diversiteit en willen voor al die verschillende studenten een toegankelijke hogeschool zijn. Zij zien het als hun opdracht om, zoals in de inleiding reeds gesteld, die diverse populatie zo goed mogelijk op te leiden, waarbij de inhoud en het niveau van het onderwijs van onbetwiste kwaliteit is. De onderzoeken roepen wel de vraag op hoe we goed om kunnen gaan met die diversiteit en wat het betekent voor de pedagogiek en didactiek van het hoger beroepsonderwijs. In de komende tijd gaan we dat gezamenlijk onderzoeken, onder meer door best practices te verkennen en van elkaar te leren wat werkt. Studie 1: Studiesucces van late switch Het onderzoeksrapport bevat een nadere analyse van het switchgedrag van G5-studenten. Onze instellingen kenmerken zich ten opzichte van andere hogescholen door relatief veel externe switchers (en een relatief laag aantal interne switchers). Uit de vorige switchstudie (Zicht op een 2e start, 2014) kwam naar voren dat het percentage externe switchers al jaren hoog en stabiel is. Ongeveer 50% van hen kiest voor voortzetting van de studie bij een andere G5-hogeschool. Het beeld dat studenten vooral kiezen voor een studie in de regio wordt dus bevestigd: Na afbreken van de eerste studie wordt het alternatief vooral gezocht bij een andere grote hogeschool in de Randstad. Uit de eerdere switchstudie kwam tevens naar voren dat een grote groep switcht na een periode van meer dan 1 jaar afwezigheid in het hoger onderwijs. Deze studenten breken hun studie dus langer dan een jaar af en besluiten dan toch weer een voltijdse bacheloropleiding op te pakken. Omvang Gekeken is naar de omvang en ontwikkeling van het aantal late switchers. In de onderstaande tabel wordt aangegeven om welke aantallen en percentages het gaat. Cohort N (=100%) aantal late switchers % (van N) ,9% ,5% ,7% ,9% ,8% ,7% 8

9 Het gaat om een jaarlijks groeiend aantal studenten: van in cohort 2008 naar in cohort Ook procentueel gezien gaat het om een jaarlijks groeiend aandeel binnen de cohorten van 13% in 2008 tot inmiddels bijna 17%. Van deze groep is 85% 1 of 2 jaar gestopt alvorens weer een nieuwe studie op te pakken. Studiesucces Er is qua omvang en studiesuccescijfers van de groep late switch een interessante vergelijking gemaakt met de clusters hbo-groot en hbo-overig. Omvang in % Cohort 2013 Uitval % Cohort 2012 Switch% Cohort 2012 Hoofdfase rendement% Cohort 2008 G5 16,7% 34,8% 7,0% 39,1% Hbo-groot 13,5% 21,9% 9,1% 22,5% Hbo-overig 13,4% 20,1% 7,0% 30,2% Geconstateerd kan worden dat: Er bij de G5 relatief meer late switchers zijn (+3%). De G5 biedt vaker dan de overige hboclusters late switchers een tweede (22%) en/of derde kans (44%) op het volgen van een hbo-studie. Dit betekent dus dat deze studenten al twee bekostigingsjaren of een groot gedeelte hiervan hebben verbruikt alvorens zich opnieuw in te schrijven. Binnen de G5 de late switchers vaker alsnog uitvallen (+12%). Het uitvalpercentage van late switchers ten opzichte van HO debutanten is 3% hoger. Zij relatief minder vaak switchen binnen de G5 (-2%). Zij relatief een hoger hoofdfaserendement kennen (+17% t.o.v. Hbo-groot). Let wel dat het hoofdfaserendement van de groep ho-debutanten gemiddeld op 63% ligt voor cohort Wanneer bovenstaande bevindingen gecombineerd worden lijkt het beeld te ontstaan dat studenten in de Randstad vaker een tweede of derde poging wagen (mede doordat er een alternatief in de regio is), zij ook vaak weer eerder stoppen, maar als zij het eerste jaar afmaken, zij het binnen de G5, qua rendement relatief goed doen in vergelijking met de andere hbo-clusters. Doelgroepen Qua doelgroepen kwamen er niet zozeer nieuwe inzichten uit deze studie met uitzondering dat het vooral havisten zijn die vertegenwoordigd in de groep late switch met ruim 40%. En in vergelijking met de groep ho-debutanten wordt de groep late switch gekenmerkt door een relatief hoog aandeel niet-westerse allochtonen. Bij de Studiekeuzecheck is het nuttig om met bovenstaande bevindingen rekening te houden en de achtergrond van de instromende studenten scherp in kaart te hebben om de student goed te kunnen adviseren. Studie 2: een groeiende groep langstudeerders Uit het eerdere onderzoeksrapport over de ontwikkeling van de prestatieafspraken (Monitoring PA: het Randstad-effect) kwam naar voren dat het rendement bij de G5-hogescholen vergelijkbaar is als bij de andere grote hogescholen ondanks dat er relatief meer studenten met een hoger risicoprofiel instromen. Dat is een goede prestatie te noemen. In de toekomst blijft het een uitdaging om die prestatie te handhaven omdat uit die eerdere studie naar voren kwam dat bij de G5-instellingen 9

10 steeds iets meer risicostudenten op gebied rendement instromen. Ondanks de beperkte verschillen tussen de G5- en grote hogescholen moeten we constateren dat het rendement daalt. Het doel van de huidige doelgroepenstudie was om meer zicht te krijgen op de kenmerken van de studenten die langer dan 5 jaar over hun studie doen. Omvang en ontwikkeling De groep langstudeerders is een groep met een groeiend aantal studenten in absolute en relatieve termen. Van cohort 2003 was na 5 jaar studenten langstudeerder (16,4%), van cohort 2009 was dit aantal studenten groot (25,7%). Uit de studie blijkt dat de situatie omtrent langstuderen vergelijkbaar is tussen G5 en hbo groot, conform bevindingen uit het bovengenoemde onderzoek. Aandeel langstudeerders van groep herinschrijvers naar hbo-cluster (cohorten ) Wat kenmerkend is voor het hele hbo, is dat vanaf cohort 2003 de groep langstudeerders geleidelijk groeit en dat de cohorten 2008 en 2009 een sterke stijging hebben van het aantal langstudeerders. Dit wijst mogelijk op focus op kwaliteit en niveau afstuderen in breed hbo. Voor alle groepen is de kans om langstudeerder te worden, gestegen. Echter de kans om langer dan vijf jaar te studeren is groter bij: a) mannen dan bij vrouwen, b) studenten van niet-westers allochtone afkomst dan bij studenten van andere afkomst, c) havisten dan mbo ers of vwo ers, d) studenten aan een economische opleiding dan aan een opleiding in een andere sector. Tussen de G5-instellingen (in bijlagen van het rapport) zijn er verschillen in het aandeel langstudeerders. In het kader van de kwalitatieve studie die het G5-onderzoeksteam van plan is komend jaar uit te gaan voeren is het wenselijk om in te zoomen op verschillen in het aandeel langstudeerders tussen opleidingen en te duiden welke interventies werkzaam zijn in het kader van preventie van het aantal langstudeerders en aanpakken om het stuwmeer te reduceren. Hoewel uit de cijfers (tabel 4.2) blijkt dat het aandeel langstudeerders afneemt met elk jaar dat men langer studeert, is wellicht een versnelling mogelijk. 10

11 Studie 3: Sociaal Economische Status (SES) en studievoortgang Uit het eerdere onderzoeksrapport over de ontwikkeling van de prestatieafspraken (Monitoring PA: het Randstad-effect) kwam naar voren dat de uitval van voltijds bachelorstudenten bij de G5-hogescholen hoger is dan bij de andere grote hogescholen, ook als we corrigeren voor achtergrondkenmerken als etniciteit en vooropleiding. Gevraagd is om uit te zoeken of, en in welke mate Sociaal Economische Status (SES) een verklaring kan zijn voor de verschillen in uitval. De SES-studie heeft van vrijwel alle Nederlandse voltijd hbo-studenten een schatting gemaakt van de inkomenspositie van hun ouders en verzorgers op basis van hun adres aan het einde van hun vooropleiding. Op basis van deze schatting zijn de volgende constateringen gedaan: De G5 heeft een relatieve hoge vertegenwoordiging vanuit de hogere inkomensgroepen en een iets hogere vertegenwoordiging vanuit de laagste inkomensgroep. Er is geen lineair verband tussen SES en studiesucces. De middenklasse is meer succesvol dan de hoge of lage inkomensgroepen. Een deel van de geconstateerde 10% hogere uitval uit de G5 instellingen in het eerste studiejaar is in deze studie geduid: o 1,7% hangt samen met de samenstelling van de inkomensgroepen in de G5 o Ook bleek dat 1% is te verklaren doordat de G5 een 1% hogere uitval naar het wo heeft. Deze uitval betreft succesvolle studenten. Verder is in deze studie gebleken dat het Randstad-effect vooral betrekking heeft op studentbeweging binnen het hoger onderwijs. Het aandeel studenten dat zich in hun tweede jaar niet meer inschrijft in het hoger onderwijs is bij de G5 nagenoeg even hoog als bij de grote hogescholen. Een deel van deze studenten zal later terugkeren in het hoger onderwijs, bij dezelfde opleiding of als late switcher. Figuur 2.1 Wat Ho debutanten (geen buitelands diploma) doen direct na afloop van hun eerste jaar hbo. 11

12 Studiesucces van late switch binnen de G5-hogescholen Vervolgstudie op de groep late switchers uit Zicht op een tweede start G5-onderzoeksteam 12

13 Managementsamenvatting Een groep die in de studie Zicht op een 2e start 1 onderbelicht is gebleven is de groep late switchers, ofwel studenten die langer dan een jaar actief waren in het hoger onderwijs voordat zij naar een andere instelling switchten of die niet direct na hun uitval voor een andere opleiding kozen. Deze groep vormt met zo n 17% van de totale jaarlijkse instroom bij de G5-instellingen een aanzienlijk aandeel en deze studenten zijn vanuit bekostigingsperspectief dure studenten. Immers, zolang de student geen graad heeft behaald voor de reguliere bacheloropleiding tellen eerder gevolgde jaren mee in het maximum aantal van vier bekostigingsjaren. De onderzoeksvragen die in deze studie beantwoord worden zijn: Hoe presteert de groep late switch ten opzichte van de debutanten in het hoger onderwijs en studenten die direct (intern- of extern) switchten? Wat zijn de (achtergrond)kenmerken van de groep late switch? Uitval De uitvaltrend van late switch van de laatste cohorten is stijgend. Voor cohort 2012 is het percentage uitval van late switch verder opgelopen van 30% in 2009 naar bijna 35%. Deze groep is al eerder tijdelijk gestopt en valt dus nu opnieuw uit. In vergelijking met bijvoorbeeld ho-debutanten en interne switchers liggen deze cijfers ook (iets) hoger. Switch Van de groep late switchers, switcht na één jaar gemiddeld 6% over de laatste vijf cohorten (2007 t/m 2011) tegenover 10% van de eerste inschrijvers. Er is dus sprake van een relatief laag aandeel switchers na één jaar in vergelijking met ho-debutanten. Gezien de relatief hoge uitvalcijfers van late switch lijkt het er dus op dat zij eerder uitvallen dan dat zij opnieuw van bachelor voltijd opleiding switchen. Hoofdfaserendement Het hoofdfaserendement van late switch ligt met gemiddeld 39% fors lager dan het hoofdfaserendement van de groep eerste inschrijvers, die een gemiddeld rendement van 63% laten zien. Ten opzichte van late switch bij de andere clusters (hbo-groot en hbo-overig) scoort late switch bij G5 relatief goed. De trend in hoofdfaserendement is vooral dalende voor ho-debutanten, en doet zich voor bij alle clusters (G5, hbo-groot en hbo-overig). Bij de groep late switch lijkt het hoofdfaserendement zich te stabiliseren tot bijna 40%. Wat zijn de (achtergrond)kenmerken van de groep late switch? 1 Februari 2014, Zicht op een 2e start, Het externe switchgedrag na 1 jaar van G5-studenten, voor het eerst in kaart gebracht 13

14 Sector Late switch is vooral vertegenwoordigd in de sector economie, gemiddeld 41% over cohort 2009 t/m De trend is echter wel dalende, voor cohort 2013 bedraagt het aandeel 37%. Een opvallende stijging is te zien bij de sector gezondheidszorg van 9% in 2009 tot 12% in De sector gedrag en maatschappij laat een groei zien van 17% in 2009 tot 19% in cohort Verder valt het toenemende aandeel van late switch binnen de sector onderwijs op, 14% voor cohort Vooropleiding van late switch Meer dan 40% van de late switch bestaat uit havisten. Ook de groep mbo ers is met 21% relatief groot en vertoont in de laatste drie cohorten een stijgende lijn in het aandeel. Het aandeel late switch met al een behaalde hbo-propedeuse loopt richting 12%. Verder is het aandeel van vwo ers met ruim 10% opvallend. Een groep die ook een stijgende lijn laat zien is de groep Overig 2. Geslacht en etniciteit van late switch Het geslacht vertoont over meerdere cohorten (cohort 2011 t/m 2013) een vrij stabiel beeld, er zijn meer mannelijke dan vrouwelijke switchers, de verhouding is grofweg Als we vervolgens kijken naar etniciteit dan is er sprake van een jaarlijks stijgend aandeel niet-westerse allochtonen en een stijgend aandeel mannelijke studenten tot inmiddels net iets meer dan de helft (52%) in cohort Verblijfsduur in het hoger onderwijs Over de cohorten 2009 t/m 2013 heeft bijna de helft (gemiddeld 46%) van de late switch voor de derde keer een inschrijving. Dit percentage neemt de laatste cohorten wel licht af en bedraagt in cohort %. Dit betekent dus dat deze studenten al twee bekostigingsjaren of een groot gedeelte hiervan hebben verbruikt alvorens zich opnieuw in te schrijven. De groep die zich voor de tweede keer inschrijft bedraagt gemiddeld 22% overig getuigschriften ; 502 overig buitenlands diploma / Europees baccalaureaat ; 503 overig beschikking College van Bestuur ; 504 overig ministeriële beschikking ; 505 overig toelatingsexamen ; 506 overig colloquium doctum / vooropl. onderzoek / besch. CvB 14

15 1. Inleiding Tot het verschijnen van het rapport Zicht op een 2e start 3 van de G5-onderzoeksgroep was er weinig bekend over het switchgedrag van studenten binnen de G5, het studiesucces van switchers en in het bijzonder het studiesucces van switchers met een bindend studieadvies (BSA). De rapportage van 2013 laat onder meer zien dat de helft van de externe switchers binnen de G5 van instelling switcht en de andere helft (tijdelijk) uitvalt. Verder toont de rapportage aan dat de groep studenten met een negatief bindend studieadvies (NBSA) die overstapt naar eenzelfde opleiding bij een andere instelling zeer klein is. Een groep die in deze studie onderbelicht is gebleven is de groep late switchers, ofwel studenten die langer dan een jaar actief waren in het hoger onderwijs voordat zij naar een andere instelling switchten of niet direct na hun uitval voor een andere opleiding kozen. Deze groep vormt een aanzienlijk deel van de totale jaarlijkse instroom bij de G5-instellingen en deze studenten zijn vanuit bekostigingsperspectief dure studenten. Deze rapportage is het tweede project van de G5-onderzoeksagenda Vraagstelling Het doel van deze studie is om verder in te zoomen op de groep late switchers gezien het relatief grote aandeel in de totale jaarlijkse instroom bij de G5-instellingen. De onderzoeksvragen die beantwoord dienen te worden zijn: Hoe presteert de groep late switch ten opzichte van de debutanten in het hoger onderwijs en studenten die direct (intern- of extern) switchten? Wat zijn de (achtergrond)kenmerken van de groep late switch? 1.2 Afbakening en gehanteerde definities De focus in deze rapportage ligt op de groep late switchers in onderstaande Tabel 1 G5 cohorten naar instroomgroepen, die geïdentificeerd zijn in de eerder uitgevoerde studie Zicht op een 2e start. 3 Februari 2014, Zicht op een 2e start, Het externe switchgedrag na 1 jaar van G5-studenten, voor het eerst in kaart gebracht 15

16 Tabel 1 G5 cohorten naar instroomgroepen Instroomgroepen 2008 (N=48.902) 2009 (N=53.649) 2010 (N=55.216) 2011 (N=54.714) 2012 (N=49.827) 1e Inschrijvers (ho-debutanten in T) 58% 57% 54% 54% 58% Interne NBSA-switch (ho-debutanten in T-1) Interne switch overig (ho-debutanten in T-1) Externe G5-NBSA-switch (ho-debutanten in T-1) 3% 3% 3% 3% 4% 3% 3% 3% 3% 2% 2% 2% 2% 2% 3% Externe G5-switch overig (ho-debutanten in T-1) 2% 2% 2% 2% 2% Externe switch van buiten G5 (ho-debutanten in T-1) 4% 4% 5% 4% 4% Instroom overig (incl. neveninschr.) (ho-debutanten T-1) 9% 8% 9% 9% 3% Instroom late switchers (ho-debutanten in T-2 of eerder) 19% 21% 22% 24% 23% In de studie Zicht op een 2e start is de groep Instroom late switchers gedefinieerd als: Voltijd bachelorstudenten die instromen in een hbo-opleiding en eerder actief zijn geweest in het hbo, echter niet in het studiejaar voor het huidige studiejaar. Naar nu blijkt zitten in deze groep echter ook studenten die in T-1 actief waren en die niet in de voor de switchstudie bepaalde groepen met betrekking tot switch in te delen waren, zoals colloquium doctum en associate-degreestudenten. In deze studie wordt hiervoor gecorrigeerd zodat een zuiverdere definitie van late switch ontstaat. Om de T-2 instroom nader te onderzoeken is gebruik gemaakt van het 1cijferHO bestand wat verder bewerkt is in SPSS. Dit levert een groep late switch op volgens onderstaande definitie: Late switcher: student die ooit is gestart voor een bachelor voltijdopleiding, minimaal één jaar is gestopt en zich vervolgens opnieuw inschrijft voor een andere bachelor voltijdopleiding. Het gebruikte databestand gaat hierbij terug tot Waarbij opgemerkt dient te worden dat een als late switcher aangemerkte student wel in T-1 als deeltijd of duale student ingeschreven kan zijn geweest bij een ho-instelling. In deze groep zitten dus niet de interne- en of externe switchers, geen ho-debutanten, feitelijk betreft het dus eigenlijk een subgroep van de groep instroom late switchers (ho-debutanten in T-2 of eerder) uit de eerder vermelde tabel 1. De gebruikte definities voor het studiesucces met betrekking tot uitval, switch en rendement zijn gelijk aan de definities die door het ministerie van OCW in de prestatieafspraken worden gebruikt. De sectorindeling die gebruikt wordt in deze studie is gelijk aan de door DUO-gehanteerde indeling van opleidingen. Deze indeling kan afwijken van de door hogescholen gemaakte opleidingsindelingen naar domeinen, instituten, academies of schools. Om na te gaan hoe de groep late switch van het cluster van G5-hogescholen presteert wordt enerzijds de vergelijking gemaakt met de groep ho-debutanten (eerste inschrijvers) van de G5. 16

17 Anderzijds wordt de groep late switch vergeleken met de groepen late switch van andere clusters van hogescholen, namelijk hbo-groot en hbo-overig. De vergelijking vindt plaats op de gebieden van de prestatieafspraken uitval, switch en rendement. In de tabellen worden de volgende clusters onderscheiden: 1. G5: de zes Randstadhogescholen. Hogeschool Rotterdam, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Inholland, Hogeschool Leiden, Haagse Hogeschool en Hogeschool Utrecht 2. Hbo-groot: grote niet-g5-hogescholen. Dit zijn de hogescholen met een studentenpopulatie. Hieronder vallen Hogeschool Windesheim, Avans Hogeschool, Saxion Hogeschool, Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en Fontys Hogescholen; 3. Hbo-overig: de kleinere hogescholen zowel binnen als buiten de Randstad. Bij de vergelijking tussen G5 en andere clusters worden de cijfers per cohort of als een gemiddelde over een aantal cohorten gepresenteerd. Van een aantal tabellen is de ontwikkeling per afzonderlijke G5-instelling ook weergegeven, deze zijn opgenomen in de bijlagen. 1.3 Opbouw rapportage Hoofdstuk 2 heeft betrekking op het studiesucces van late switch op de gebieden uitval, switch en rendement. In hoofdstuk 3 komen de omvang en ontwikkeling van de groep late switch aan de orde. In hoofdstuk 4 tot slot wordt gekeken naar de (achtergrond)kenmerken van deze groep. 17

18 2. Rendementscijfers van late switch 2.1 Uitval van late switch De gemiddelde uitval van late switchers over de cohorten 2007 t/m 2011 bedraagt 30,1% (Tabel 2). Deze groep is al eerder tijdelijk gestopt en valt dus nu opnieuw uit. In vergelijking tot de andere clusters zoals ho-debutanten is dit percentage vergelijkbaar. Opvallend is dat de groep externe switch (van buiten G5) relatief laag scoort op uitval met 22%. Deze groep doet het dus na geswitcht te zijn relatief goed bij een G5-instelling. Tabel 2 Gemiddeld uitval uit de instelling (cohort 2007 t/m 2011) Uitval gemiddelde uitval cohort 2007 t/m 2011 Instroomgroepen G5 hbo-groot hbo-overig Debutanten in het ho 30,2% 19,7% 19,2% Interne switch 29,1% Externe switch (van binnen G5) 31,7% 28,2% 26,2% Externe switch (van buiten G5) 21,6% 18,3% 18,1% Overige instroom - late switch* 30,1% 21,3% 19,8% Overige instroom - restgroep 36,6% 25,2% 26,0% *Late switch: ho-debutant T-2 of eerder met tijdelijke stop, T-1 niet in ho actief als vt student De uitvaltrend van de laatste cohorten is stijgend. Voor cohort 2012 is het percentage uitval van late switch verder opgelopen van 30,1%, naar bijna 35%. Ook de andere groepen laten een (lichte) stijging zien (Tabel 3). Tabel 3 Uitval uit de instelling (cohort 2012) Uitval cohort 2012 Instroomgroepen G5 hbo-groot hbo-overig Debutanten in het ho 31,2% 19,6% 18,3% Interne switch 31,9% Externe switch (van binnen G5) 35,3% 26,8% 22,0% Externe switch (van buiten G5) 23,5% 18,2% 18,0% Overige instroom - late switch* 34,8% 21,9% 20,1% Overige instroom - restgroep 38,7% 24,3% 24,9% *Late switch: ho-debutant T-2 of eerder met tijdelijke stop, T-1 niet in ho actief als vt student 2.2 Switch cijfers van late switch Van de groep late switchers, switcht na één jaar gemiddeld 6% over de laatste 5 cohorten ( ) tegenover 10% van de eerste inschrijvers. Er is dus sprake van een relatief aandeel lage switch na één jaar in vergelijking met bijvoorbeeld ho-debutanten. Aangezien de uitvalcijfers van late switch ook hoger liggen lijkt het er dus op dat late switchers eerder uitvallen dan dat zij opnieuw van bachelor voltijdopleiding gaan switchen. 18

19 Tabel 4 Switchcijfers groep late switch (gemiddelde cohort 2007 t/m 2011) Switch Gemiddelde cohort 2007 t/m 2011 Instroomgroepen G5 hbo-groot Hbo-overig Debutanten in het ho 9,7% 17,0% 10,5% Interne switch 9,8% Externe switch (van binnen G5) 7,3% 8,6% 5,0% Externe switch (van buiten G5) 4,0% 11,9% 9,2% Overige instroom - late switch 5,8% 8,0% 5,2% Overige instroom - restgroep 8,2% 12,6% 7,7% Late switch:hoo-debutant T-2 of eerder met tijdelijke stop, T-1 niet in H actief als vt-student Tabel 5 Switchcijfers groep late switch (cohort 2012) Switch Cohort 2012 Instroomgroepen G5 hbo-groot hbo-overig Debutanten in het ho 11,5% 17,6% 11,0% Interne switch 10,7% Externe switch (van binnen G5) 9,3% 11,9% 5,8% Externe switch (van buiten G5) 4,9% 13,2% 10,1% Overige instroom - late switch 7,0% 9,1% 7,0% Overige instroom - restgroep 7,1% 15,0% 13,0% Late switch: ho-debutant T-2 of eerder met tijdelijke stop, T-1 niet in ho actief als vt-student 2.3 Rendementscijfers: bachelor behaald, nominaal+1 Als gekeken wordt naar het hoofdfaserendement van late switch, dan valt af te lezen in tabel 6 dat het gemiddelde rendement van deze groep met 43% fors lager ligt dan het hoofdfaserendement van de groep eerste inschrijvers, die een gemiddeld rendement van 63% laten zien. Dit valt enigszins te verklaren door het feit dat volgens de DUO definitie voor de groep eerste inschrijvers geldt dat zij ook geswitcht mogen zijn binnen de instelling exclusief de uitval na één jaar. Hierdoor is dus niet echt sprake van een zuivere vergelijking maar het geeft wel een goede indicatie. Ten opzichte van de andere hbo-clusters scoort late switch bij G5 nog relatief goed. 19

20 Tabel 6 hoofdfaserendement van late switch (gemiddelde cohort 2003 t/m 2007) Hoofdfaserendement Gemiddelde cohort 2003 t/m 2007 Instroomgroepen G5 hbo-groot hbo-overig Debutanten 63,3% 64,9% 71,3% Interne switch Externe switch (van binnen G5) 48,5% 51,1% 63,7% Externe switch (van buiten G5) 62,1% Overige instroom - late switch 43,0%* 25,4%* 33,6%* Overige instroom - restgroep 47,2% 23,3% 36,2% Definities: Hoofdfaserendement: diploma herinschrijvers na 4 jaar (n+1). Late switch: ho-debutant T-2 of eerder met tijdelijke stop, T-1 niet in ho actief als vt-student. *Cohort 2004 t/m cijfers niet beschikbaar voor deze groep volgens de gebruikte definitie. De trend in hoofdfaserendement is vooral dalende voor ho-debutanten, voor alle clusters. Bij de groep late switch lijkt het hoofdfaserendement zich te stabiliseren rond 40% (tabel 7). Tabel 7 hoofdfaserendement van late switch, cohort 2008 Hoofdfaserendement Cohort 2008 Instroomgroepen G5 hbo-groot hbo-overig Debutanten 57,9% 61,0% 66,6% Interne switch Externe switch (van binnen G5) 39,7% 48,7% 62,5% Externe switch (van buiten G5) 58,9% Overige instroom - late switch 39,1% 22,5% 30,2% Overige instroom - restgroep 38,8% 18,3% 8,0% Definities: Hoofdfaserendement: Diploma herinschrijvers na 4 jaar (n+1). Late switch: ho-debutant T-2 of eerder met tijdelijke stop, T-1 niet in ho actief als vt student. --- cijfers niet beschikbaar voor deze groep volgens de gebruikte definitie. 20

21 3. Late switch in kaart In tabel 8 is per instroomcohort het totaal aantal studenten en de aantallen late switch weergegeven. Het gaat om een jaarlijks groeiend aantal studenten: van in cohort 2008 naar in cohort Ook procentueel gezien gaat het om een jaarlijks groeiend aandeel binnen de cohorten van 13% tot inmiddels bijna 17%. Tabel 8 Aandeel en aantal late switch binnen G5-cohorten Cohort N (=100%) aantal late switchers % (van N) ,9% ,5% ,7% ,9% ,8% ,7% Bron: 1CijferHO, bewerking: G5-ozgroep 3.1 Opbouw G5-instroomcohort 2013 In onderstaande figuur 1 is de samenstelling van G5-instroomcohort 2013 weergegeven in absolute aantallen en in percentages. De samenstelling naar de verschillende instroomgroepen van cohort 2013 komt in grote lijnen overeen met die van voorafgaande cohorten: een grote meerderheid, bijna 65%, bestaat uit ho-debutanten, gevolgd door een jaarlijks licht toenemend aandeel late switchers rond de 17 procent, ongeveer 7% vroege interne switchers en rond de 9% vroege externe switchers (studenten die een jaar na hun ho-debuut van instelling zijn gewisseld, binnen of buiten de G5). Figuur 1: Samenstelling G5-instroomcohort 2013, Bron: 1CijferHO bestanden G5-hogescholen, bewerking: G5-ozgroep. 21

22 3.2 Aandeel late switch binnen de verschillende clusters In onderstaande figuur 2 is het aandeel late switch G5 binnen de cohorten over de periode 2011 t/m 2013 vergeleken met late switch binnen de andere hboclusters. Uit de figuur valt af te lezen dat binnen de G5 de groep late switch relatief gezien het grootst is met bijna 17% in Dit geldt ook als gekeken wordt naar de absolute aantallen (Cohort 2013: G5, N=8.896, hbo-groot, N=6.577 en hbo-overig, N=3.233). Figuur 2: Aandeel late switch G5 vergeleken met late switch binnen de andere clusters. 3.3 Pauzejaren van late switch Uit onderstaande figuur 3 is af te lezen dat het grootste gedeelte van de late switch, namelijk meer dan 60%, na één jaar tijdelijke stop weer terugkeert als voltijd bachelorstudent. Ook de groep die twee jaar niet ingeschreven heeft gestaan is met bijna 25% nog vrij groot. Meer dan 85% van de late switch is dus één of twee jaar gestopt alvorens zich opnieuw in te schrijven voor een bachelor voltijdopleiding. Er is ook nog een redelijk aantal studenten, zeven procent, die drie jaar niet ingeschreven hebben gestaan, alvorens zich opnieuw in te schrijven. Daarna lopen de percentages snel terug. 22

23 Figuur 3: Aantal jaren na laatste ho-inschrijving tot huidige inschrijving. 3.4 Verblijfsduur van late switch in hoger onderwijs Als gekeken wordt naar de verblijfsduur van late switch, dan blijkt in een eerste analyse dat het grootste gedeelte voor de derde keer een inschrijving heeft. Dit geldt voor gemiddeld 46% van de late switch over de cohorten 2009 t/m Dit percentage neemt de laatste cohorten wel licht af en bedraagt 44% in cohort De groep die zich voor de tweede keer inschrijft bedraagt gemiddeld 22% en in cohort ,5%. Over de genoemde periode is het percentage vrij stabiel. Dit betekent dus dat van de groep late switch zo n 65% al een of twee bekostigingsjaren of een groot gedeelte hiervan heeft verbruikt alvorens zich opnieuw in te schrijven voor een bachelor voltijdopleiding. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat in deze groep ook studenten kunnen zitten die in hun tweede jaar ingeschreven staan tot het moment dat zij hun propedeuse behaald hebben of studenten die zich voor 1 februari weer uitschrijven. In een eventuele vervolgstudie kan dieper worden ingegaan op de precieze achtergronden van de verblijfsduur. 23

24 4. Achtergrondkenmerken van late switch G5 In dit hoofdstuk wordt verder ingezoomd op de groep late switch G5 aan de hand van onderstaande indeling: Vooropleiding Mbo, havo, vwo, hbo-p, hbo--overig, wo-p, wo-overig, overig Belangrijkste sectoren Gezondheidszorg, gedrag & maatschappij, economie onderwijs techniek Etnische afkomst Autochtoon, nietwesterse allochtoon Geslacht Vrouw, man 4.1 Vooropleiding late switch G5 Als gekeken wordt naar de hoogst genoten vooropleiding waarvoor een diploma is behaald dan valt uit figuur af te lezen dat meer dan 40% van de late switch bestaat uit havisten. Ook de groep mbo ers is met 21% relatief groot en vertoont in de laatste drie cohorten een stijgende lijn in het aandeel. Het aandeel late switch met al een behaalde propedeuse loopt weer richting 12%, net zoals in Figuur 4: vooropleiding late switch uitgesplitst naar de belangrijkste categorieën. Een groep die ook een stijgende lijn laat zien is de groep overig 4. Binnen deze groep zijn het vooral de studenten met een overig buitenlands diploma / Europees baccalaureaat (rond de 70%) en de studenten met een colloquium doctum/vooropl. onderzoek/besch. CvB (rond de 25%) die voor de groei zorgen overig getuigschriften ; 502 overig buitenlands diploma / Europees baccalaureaat ; 503 overig beschikking College van Bestuur ; 504 overig ministeriële beschikking ; 505 overig toelatingsexamen ; 506 overig colloquium doctum / vooropl. onderzoek / besch. CvB 24

25 Als we vervolgens deze cijfers afzetten tegen de aandelen van de hoogst behaalde vooropleiding van de groep eerste inschrijvers dan volgt daar logischerwijs de verklaring uit voor het grote aandeel mbo ers en havisten. Opvallend hierbij is dat de groep vwo ers bij de eerste groep inschrijvers met zo n 6% relatief klein is terwijl bij de late switch dit aandeel ruim 10% is. Figuur 5: vooropleiding eerste inschrijvers uitgesplitst naar de belangrijkste categorieën. 4.2 Late switch G5 naar sector In figuur 6 is het aandeel van late switch binnen de belangrijkste sectoren te zien. Late switch is vooral vertegenwoordigd in de sector economie, echter de trend van de laatste cohorten is dalende. Een opvallende stijging is te zien bij de sector gezondheidszorg, van 9% in 2009 tot 12% in Ook de sector gedrag en maatschappij laat een groei zien, van 17% in 2009 tot 19% in cohort Verder valt het stijgende aandeel van late switch binnen de sector onderwijs op tot 14% in cohort 2013, zeker als gekeken wordt naar de verdeling van ho-debutanten over de sector onderwijs, dat de laatste cohorten gemiddeld 9% bedraagt. 25

26 Figuur 6: late switch uitgesplitst naar de belangrijkste sectoren. Figuur 7: Ho-debutanten uitgesplitst naar de belangrijkste sectoren. 4.3 Late switch G5 naar geslacht Het geslacht vertoont over meerdere cohorten (cohort 2011 t/m 2013) een vrij stabiel beeld, er zijn meer mannelijke dan vrouwelijke switchers, de verhouding is grofweg In onderstaande figuur 8 zijn de aantallen voor cohort 2013 weergegeven. 26

27 Figuur 8: Man/vrouw-verhouding van late switch G5 voor cohort Dit grotere aandeel mannelijke studenten zien we ook terug bij de andere hbo-clusters. Opvallend is dat bij het cluster hbo-groot het aandeel mannen met 64% (cohort 2013) fors hoger ligt dan bij de G5 en het cluster hbo-overig (tabel 9). Tabel 9 Man/vrouw-verhouding van late switch cohort 2011 t/m M V M V M V G5 57,0% 43,0% 57,0% 43,0% 58,0% 42,0% Hbo-groot 62,0% 38,0% 63,0% 37,0% 64,0% 36,0% Hbo- overig 56,0% 44,0% 56,0% 44,0% 55,0% 45,0% In bijlage 2 zijn de tabellen voor late switch van de verschillende G5-instellingen opgenomen, in vergelijking tot de groep ho-debutanten. 4.4 Late switch G5 naar etniciteit In onderstaande figuur 9 is de etniciteit van de groepen late switch en eerste inschrijvers weergegeven voor cohort In vergelijking met de groep eerste inschrijvers wordt de groep late switch gekenmerkt door een relatief hoog aandeel niet-westerse allochtonen van 37%. Deze groep vertoont jaarlijks een groei, zo bedroeg het aandeel in cohort 2009 nog 28% en is dus in een aantal jaar verder toegenomen met bijna 10 procentpunten. 27

28 Figuur 9: G5 late switch en 1e inschrijvers uitgesplitst naar etniciteit, cohort Binnen dit jaarlijks stijgende aandeel van niet-westerse allochtonen is er ook sprake van een oplopend aandeel mannelijke studenten. Voor cohort 2013 is dit inmiddels opgelopen tot iets meer dan de helft, namelijk 52%. 28

29 Bijlage 1 Gebruikte definities In deze rapportage is een aantal analysegroepen samengesteld, zoals eerste inschrijvers zonder enige hoger onderwijservaring (ho-debutanten), interne- en externe switchers en late switch. Voor de verschillende analysegroepen worden de volgende definities gehanteerd. Ho-debutanten: Dit is de groep de eerste inschrijvers ho, ofwel alle studenten die eerstejaars ho zijn en zich als voltijd hbo-bachelorstudent hebben ingeschreven. Bij studenten die zowel een hoofd- als neveninschrijving hebben, wordt alleen de hoofdinschrijving meegeteld. Daarnaast is de hoogste opleiding voor het ho gelijk aan de hoogste vooropleiding. Deze definitie is gelijk aan de door DUO-gehanteerde definitie van 1e inschrijvers. Het jaar van eerste inschrijving ho is het cohortjaar. Interne switch: Alle studenten die zich in hun tweede inschrijvingsjaar ho voor een andere opleiding aan dezelfde instelling als voltijdstudent hebben ingeschreven als in het cohortjaar, of dezelfde opleiding op dezelfde instelling niet als voltijdstudent voortzetten. Externe switch (van binnen G5): Alle G5-studenten die zich in hun tweede inschrijvingsjaar ho hebben ingeschreven aan een andere G5-instelling als in het cohortjaar. Externe switch (van buiten G5): Alle studenten die zich in hun tweede inschrijvingsjaar ho hebben ingeschreven aan een G5-instelling maar in hun eerste jaar niet bij een G5-instelling ingeschreven stonden. Overige instroom - late switch: student die ooit is gestart voor een bachelor voltijdopleiding, minimaal één jaar is gestopt en zich vervolgens opnieuw inschrijft voor een andere bachelor voltijdopleiding. Het gebruikte databestand gaat hierbij terug tot Waarbij opgemerkt dient te worden dat een als late switcher aangemerkte student wel in T-1 als deeltijd of duale student ingeschreven kan zijn geweest bij een ho-instelling. De gebruikte sectorindeling in deze rapportage is gelijk aan de door DUO-gehanteerde indeling van opleidingen. Deze kan afwijken van de door hogescholen gemaakte opleidingsindelingen (zoals in instituten, academies, schools of domeinen). In het kader van vergelijkbaarheid van studentenpopulaties van hogescholen is hiervoor gekozen. 29

30 Een groeiende groep langstudeerders Vergelijkende analyse in het kader van de prestatieafspraken op het gebied van rendement na 5 jaar, van cohort 2003 tot en met cohort 2009 G5-onderzoeksteam 30

31 Managementsamenvatting Zicht op de steeds groter wordende groep studenten die langer dan 5 jaar studeert Voor de groep studenten die langer dan nominaal plus één jaar studeert, de zogenaamde langstudeerders, is al vele jaren aandacht binnen het hoger onderwijs. Door de sterke daling van het rendement is er sprake van hernieuwde aandacht voor deze groep. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de samenstelling van deze groep studenten, én in de ontwikkeling van de omvang van de groep langstudeerders. Dit onderzoek maakt deel uit van de derde onderzoekslijn in de G5-onderzoeksagenda In deze lijn Jaarlijkse monitoring prestatieafspraken wordt gedurende enkele jaren de ontwikkeling op het gebied van de prestatieafspraken met betrekking tot de studiesucces-indicatoren uitval, switch en rendement gemonitord. In augustus 2015 is het onderzoek geactualiseerd met de gegevens van het 1CijferHO-bestand tot en met cohort Onderzoeksvragen In de analyse zijn drie onderzoeksvragen onderzocht. Deze komen hieronder aan bod inclusief de belangrijkste bevindingen. 1. Hoe groot is de groep langstudeerders bij de G5-hogescholen, bij de grote niet-g5 hogescholen en bij de overige hogescholen? Welke trends zijn in de ontwikkeling van de groep langstudeerders te onderscheiden? Het aantal langstudeerders stijgt bij alle hogescholen. Bij de G5-hogescholen was 16% van cohort 2003 na 5 jaar nog aan het studeren. Bij cohort 2009 was de groep gegroeid tot 26%. Bij de grote, niet-g5-hogescholen ging het om 17% bij cohort 2003 die is toegenomen tot 24% bij cohort Bij de overige hogescholen nam de groep langstudeerders toe van 11% bij cohort 2003 tot 17% bij cohort Van cohort 2003 tot en met cohort 2007 is de stijging geleidelijk. De cohorten 2008 en 2009 laten een veel sterkere stijging zien. Landelijk is de stijging in deze twee jaren 4,5%. De G5-hogescholen wijken bij de ontwikkeling van de groep langstudeerders nauwelijks af van de andere onderscheiden clusters van hogescholen. 2. Wat zijn kenmerken van de groep langstudeerders bij de G5-hogescholen? Voor alle groepen is de kans om langstudeerder te worden, gestegen. Maar de kans om langer dan 5 jaar te studeren is groter bij: - mannen dan bij vrouwen; - studenten van niet-westerse allochtone afkomst dan bij studenten van andere afkomst; - havisten dan mbo ers of vwo ers; - studenten aan een economische opleiding dan aan een opleiding in een andere sector. Naast kans bepaalt de grootte van de groep in het cohort hoe de groep langstudeerders is samengesteld. Voor de geanalyseerde cohorten bestaat de groep langstudeerders voor het merendeel uit mannen, studenten van autochtone afkomst, havisten en studenten aan een economische opleiding. 31

32 3. Wat is de ontwikkeling in het rendement na 6, 7 of 8 jaar studeren bij de G5-hogescholen en de andere hogescholen? De stijging van het rendement leidt tot evenredige vermindering van de groep langstudeerders. De uitval uit de instelling is na 8 jaar nauwelijks hoger dan na 5 jaar. Voor de cohorten 2003 tot en met 2006 van de grote hogescholen (G5 en niet-g5) is na 8 jaar studeren van de groep langstudeerders nog 20% over. Een jaar langer studeren geeft steeds weer een groep studenten de kans om hun opleiding met een diploma af te ronden. 32

33 1. Inleiding De trendmatige daling van de diplomarendementen in de afgelopen jaren vormt een indicatie voor een groeiende groep studenten die om welke reden dan ook tijdens de studie vertraging oploopt. De oorzaken voor studievertraging zijn divers. Zo kan gedacht worden aan de groeiende groep studenten die switcht van opleiding en daardoor minder kans heeft om een diploma binnen 5 jaar te halen. Maar ook lopen studenten vertraging op die tijdelijk met hun studie stoppen. Zoals studenten die gaan zwemmen wanneer keuzemogelijkheden worden aangeboden zonder voldoende studieloopbaanbegeleiding 1 en studenten die bij terugkomst van een (buitenlandse) stage moeite hebben om hun studie weer op te pakken. Een andere mogelijke verklaring voor de daling van het studiesucces is de groeiende onbalans tussen beschikbare, de feitelijk bestede tijd en benodigde studietijd. Bijbanen naast de studie of andere activiteiten leiden ertoe dat de feitelijk bestede tijd en de geconcentreerdheid op de studie kunnen afnemen 2. Terwijl de tijd die studenten nodig hebben voor hun studie de laatste jaren is toegenomen door verhoging van het (eind)niveau van de opleidingen. Maar ook de slechtere economische omstandigheden kunnen een factor zijn, waardoor studenten de keuze maken om langer te blijven studeren in plaats van zich aan te bieden op de arbeidsmarkt. Kortom: een zeer diverse verzameling van oorzaken die belemmerend werkt op uitstroom met een diploma. Voor de groep studenten die langer dan 5 jaar studeert, de zogenaamde langstudeerders, is al vele jaren aandacht binnen het hoger onderwijs. Met het niet doorgaan van de langstudeerboete is de brede belangstelling voor deze groep studenten tijdelijk afgenomen. Echter door de sterke daling van het rendement (volgens de definitie van de prestatieafspraak) is nu weer sprake van hernieuwde aandacht. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de samenstelling van deze groep studenten, én in de ontwikkeling van de omvang van de groep langstudeerders. In 2013 is door de G5-onderzoeksgroep een onderzoek gedaan met de titel het Randstad-effect. Het onderzoek gaf inzicht in de risico- en succesgroepen voor uitval, switch en studierendement. De verwachting is dat de risicogroepen van switch en rendement grotendeels overeenkomen met de samenstelling van de groep langstudeerders. Dit onderzoek naar langstudeerders maakt deel uit van de derde onderzoekslijn in de G5-onderzoeksagenda Deze lijn heet Jaarlijkse monitoring prestatieafspraken en in deze lijn wordt gedurende enkele jaren de ontwikkeling op het gebied van de prestatieafspraken gemonitord, met betrekking tot de studiesuccesindicatoren uitval, switch en rendement. Dit onderzoek heeft gebruikgemaakt van het 1CijferHO-bestand tot en met cohort Vraagstelling De onderzoeksvragen van deze studie zijn als volgt geformuleerd: 1. Hoe groot is de groep langstudeerders bij de G5-hogescholen, bij de grote niet-g5-hogescholen en bij de overige hogescholen? Welke trends zijn in de ontwikkeling van de groep langstudeerders te onderscheiden? 1 Onderwijsinspectie, Werken aan een beter rendement, mei 2009, blz v. Asselt, Analyse en mogelijke verklaringen van de dalingen van de studiesuccessen van mbo-ers en havo ers na 5 jaar voltijd hbo-studie, januari 2014, blz

34 2. Wat zijn kenmerken van de groep langstudeerders bij de G5-hogescholen? 3. Wat is de ontwikkeling in het rendement na 6, 7 of 8 jaar studeren bij de G5-hogescholen en de andere hogescholen? Door het in kaart brengen van de groep langstudeerders en de groep studenten die na 5 jaar een diploma heeft behaald, wordt ook de groep studenten die binnen 5 jaar is uitgevallen zichtbaar. In deze studie wordt gerapporteerd op het G5-brede niveau. 1.2 Gehanteerde definities In deze studie is een aantal analysegroepen gebruikt. Voor deze analysegroepen zijn de volgende definities gebruikt: Ho-debutanten: de groep eerste inschrijvers hoger onderwijs (ho) voor een voltijd bacheloropleiding. Bij studenten die zowel een hoofd- als neveninschrijving hebben, wordt alleen de hoofdinschrijving meegeteld. Daarnaast is de hoogste opleiding voor het ho gelijk aan de hoogste vooropleiding. Deze definitie is gelijk aan de door DUO-gehanteerde definitie van eerste inschrijvers. Het jaar van eerste inschrijving ho is het cohortjaar. Herinschrijvers: alle ho-debutanten die zich in hun tweede inschrijvingsjaar ho als voltijdstudent hebben ingeschreven bij dezelfde instelling als voltijdstudent als in het cohortjaar. Langstudeerders: alle herinschrijvers van de cohorten 2003 tot en met 2009 die na 5 jaar nog geen diploma hebben behaald aan de instelling van hun cohortjaar maar nog wel staan ingeschreven als voltijdstudent bij deze instelling. Langstudeerders na switch: alle herinschrijvers bij de instelling die na 5 jaar nog geen diploma hebben behaald en niet meer staan ingeschreven bij dezelfde opleiding als in het cohortjaar maar nog wel staan ingeschreven bij dezelfde instelling als in het cohortjaar. Langstudeerders in dezelfde opleiding: alle herinschrijvers bij de instelling die na 5 jaar nog geen diploma hebben behaald maar nog wel staan ingeschreven bij dezelfde opleiding en instelling als in het cohortjaar. Rendement: is het aandeel herinschrijvers dat binnen de nominale studietijd + één jaar bij dezelfde instelling het bachelorsdiploma behaalt. Uitvallers uit ho: alle herinschrijvers die na 5 jaar niet meer ingeschreven staan in het ho. Uitvallers uit instelling: alle herinschrijvers die na 5 jaar niet meer ingeschreven staan bij de instelling van eerste inschrijving maar staan ingeschreven bij een andere ho-instelling. Deze definities zijn gelijk aan de definities die door het ministerie van OCW in de prestatie afspraken worden gebruikt. Dit betekent dat de onderzoekspopulatie van deze studie een stuk kleiner is dan de gehele groep studenten op de G5-hogescholen. 34

35 De sectorindeling die gebruikt wordt in deze studie is gelijk aan de door DUO-gehanteerde indeling van opleidingen. Deze indeling kan afwijken van de door hogescholen gemaakte opleidings indelingen naar domeinen, instituten, academies en/of schools. Om na te gaan hoe het cluster van G5-hogescholen presteert ten opzichte van andere hogescholen, zijn de G5-ontwikkelingen vergeleken met de volgende clusters: 1. Grote niet-g5-hogescholen: dit zijn de hogescholen met de studentenpopulatie te weten Hogeschool Windesheim, Avans Hogeschool, Saxion Hogeschool, Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en Fontys Hogescholen; 2. Hbo-overig: de kleinere hogescholen zowel binnen als buiten de Randstad. Bij de vergelijking tussen de G5-hogescholen en de andere hbo-clusters worden de cijfers per cohort gepresenteerd. 1.3 Opbouw rapportage In hoofdstuk 2 komen de omvang en de ontwikkeling van de groep langstudeerders bij de G5-hogescholen en de andere hogescholen aan de orde. Hoofdstuk 3 brengt de achtergrondkenmerken van de groep langstudeerders bij de G5-hogescholen in beeld. Hoofdstuk 4 laat de ontwikkeling van het rendement na 6, 7 en 8 jaar zien van de langstudeerders bij de G5-hogescholen en bij de andere grote hogescholen. 35

36 2. Langstudeerders in kaart Dit hoofdstuk gaat in op deelvraag 1 en brengt het aantal langstudeerders in kaart. In tabel 2.1 is per instroomcohort aangegeven hoeveel langstudeerders de G5-hogescholen hebben. Daar deze studie uitgaat van de definities in de prestatieafspraken is deze groep beperkt qua aantallen studenten. Alleen de langstudeerders die gestart zijn als ho-debutant in een voltijdopleiding en na 5 jaar nog studeren bij dezelfde instelling als waar zij gestart zijn, zijn als langstudeerder geteld. In de dagelijkse praktijk beschouwen de opleidingen alle studenten als langstudeerder, die langer dan nominaal plus 1 jaar studeren. Dus ook studenten die niet als ho-debutant bij een opleiding zijn gestart maar intern switcher zijn of al bij eerder bij een andere hogeschool hebben gestudeerd, worden geteld als langstudeerder als zij langer dan 5 jaar studeren. 2.1 Omvang groep langstudeerders De groep langstudeerders is een groep met een groeiend aantal studenten. Van cohort 2003 waren studenten na 5 jaar langstudeerder, van cohort 2009 was dit aantal studenten groot. Ook procentueel stijgt de groep langstudeerders jaarlijks. In tabel 2.1 is deze ontwikkeling per instroomcohort aangegeven. Tabel 2.1 Aantal langstudeerders bij G5-hogescholen cohort aantal eerstejaars aantal herinschrijvers aantal langstudeerders % langstudeerders van herinschrijvers ,4% ,2% ,3% ,8% ,0% ,1% ,7% Tabel 2.1 geeft het beeld van de gezamenlijke G5-hogescholen. In figuur 2.1. is een onderscheid gemaakt naar hbo-cluster te weten de G5-hogescholen, de grote niet-g5-hogescholen en de overige hogescholen. Figuur 2.1 Aandeel langstudeerders van groep herinschrijvers naar hbo-cluster (cohorten ) 36

37 De hogescholen laten allemaal eenzelfde ontwikkeling zien, te weten dat vanaf cohort 2003 de groep langstudeerders geleidelijk groeit en dat de cohorten 2008 en 2009 een sterke stijging hebben van het aantal langstudeerders. Dit hangt waarschijnlijk samen met de vergrote maatschappelijke aandacht voor de kwaliteit van hbo-opleidingen en specifiek het afstudeerwerk vanaf De G5-hogescholen en grote hogescholen wijken nauwelijks van elkaar af. De overige hogescholen hebben een kleinere groep langstudeerders dan de grote hogescholen. Na herinschrijving in het tweede jaar zijn er vanuit het perspectief van een instelling drie mogelijkheden na 5 jaar studie, te weten: - een student heeft een diploma; - een student is nog ingeschreven bij de opleiding; - een student is uitgevallen. Figuur 2.2. laat dit beeld voor de G5-hogescholen zien. Figuur 2.2 Aandeel groep afgestudeerden, langstudeerders en uitvallers G5-hogescholen (cohorten ) Het figuur laat zien dat vanaf cohort 2003 het aandeel afgestudeerden in gelijke mate afnam als het aantal langstudeerders toenam ten opzichte van cohort Tegelijkertijd bleef het aandeel uitvallers nagenoeg gelijk. De studenten zijn dus langer over hun studie gaan doen. Hoe ziet de ontwikkeling van de langstudeerders en het diplomarendement bij de andere grote niet- G5-hogescholen en overige hogescholen eruit? Is daar een vergelijkbare ontwikkeling te zien? In figuur 2.3 wordt deze ontwikkeling getoond. 37

38 Figuur 2.3 Aandeel groep afgestudeerden en langstudeerders bij grote niet-g5- hogescholen en hbo-overig (cohorten ) Ook bij de overige instellingen is de afname van het rendement waarneembaar terwijl tegelijkertijd eveneens het aandeel langstudeerders toenam. 2.2 Onderverdeling langstudeerders en uitvallers na 5 jaar De groep studenten die na 5 jaar bij de instelling nog geen diploma heeft, kan worden onderverdeeld in 4 subgroepen: 1. Langstudeerders die nog bij hun oorspronkelijke opleiding zitten; 2. Langstudeerders die tussentijds van opleiding zijn geswitcht; 3. Uitvallers uit het hoger onderwijs; 4. Uitvallers uit de instelling. Als de verdeling van deze subgroepen bij de G5-hogescholen wordt vergeleken met de verdeling bij de grote, niet-g5-hogescholen voor cohort 2009, dan blijken de verschillen beperkt. Figuur 2.4 Verdeling studentpopulatie na 5 jaar studie: cohort 2009 van G5 en andere grote, niet-g5 hogescholen De verdeling over de verschillende subgroepen komt in grote lijnen overeen met die van voorafgaande cohorten. 38

39 Figuur 2.1 gaf aan dat in 2009 de groep langstudeerders bij de G5-hogescholen net groter is dan bij de andere grote, niet-g5 hogescholen te weten 26% versus 24%. De verdeling over de subgroepen is wel verschillend. Bij de G5-hogescholen is de groep langstudeerders die bij dezelfde opleiding is gebleven groter dan bij de andere grote niet-g5 hogescholen (19% versus 13%). Bij de andere grote, niet-g5 hogescholen bestaat een groter deel van de langstudeerders uit studenten die bij of na hun herinschrijving zijn geswitcht van opleiding (11% versus 7%). Tussen de G5-hogescholen en de grote, niet-g5 hogescholen is nauwelijks verschil in de omvang van de groep uitvallers uit het ho. Er is voor de onderzochte cohorten wel een constant, klein verschil in de groep studenten die kiest voor een opleiding bij een andere instelling. De uitvallers van de G5-hogescholen kiezen iets vaker voor een opleiding bij een andere hogeschool (studiewisselaars). Dit onderscheid is ook geconstateerd in de G5-studie naar de prestatieafspraken 3 en wel bij uitval en switch na 1 jaar. 2.3 Conclusies Dit hoofdstuk levert de volgende inzichten op: Voor alle hogescholen is het rendement na 5 jaar gedaald tussen cohort 2003 en cohort De uitval is vrijwel niet gestegen. Dit heeft dus tot gevolg dat voor alle hogescholen de groep langstudeerders in omvang is toegenomen; Van cohort 2003 tot en met cohort 2007 was er een geleidelijke groei van zo n 1% per jaar van de groep langstudeerders. De cohorten 2008 en 2009 laten een veel sterkere stijging zien. Landelijk is de stijging in deze twee jaren 4,5%; Het cluster G5-hogescholen wijkt in de trendmatige ontwikkeling van de groep langstudeerders nauwelijks af van de andere onderscheiden clusters van hogescholen. 3 Het Randstad-effect, monitoring prestatieafspraken 2013, november

40 3. Achtergrondkenmerken langstudeerders bij G5-hogescholen Dit hoofdstuk gaat in op deelvraag 2 en brengt de achtergrondkenmerken van de groep langstudeerders in kaart. In het G5-rapport Monitoring Prestatieafspraken 2013 zijn risico- en succesgroepen onderscheiden op de indicatoren uitval, switch en rendement. De verwachting is dat de risicogroepen van switch en rendement grotendeels overeenkomen met de samenstelling van de groep langstudeerders. Om tot aanvullende inzichten te komen over de groep langstudeerders zal niet opnieuw worden uitgegaan van de risico- en succesgroepen maar zal op basis van de achtergrondkenmerken gender, afkomst, vooropleiding en sector naar kansen op langstuderen worden gekeken. In de tabellen waarin de verdeling van de groep langstudeerders is aangegeven op basis van deze achtergrondkenmerken zijn de cohorten 2003 en 2009 naast elkaar gezet. Uit de figuren van hoofdstuk 2 is duidelijk geworden dat de groei van de groep langstudeerders een stijgende lijn is vanaf cohort 2003 naar cohort In bijlage I is de verdeling van de groep langstudeerders over de overige cohorten opgenomen. 3.1 Gender Figuur 3.1 geeft aan het aandeel van de heringeschreven mannen en het aandeel van de heringeschreven vrouwen dat na 5 jaar nog studeert aan de instelling van het cohortjaar. Figuur 3.1 Kans op langstuderen voor mannen en vrouwen (cohort ) Van cohort 2003 was 21% van de mannen aan de G5-hogescholen na 5 jaar nog aan het studeren. Voor cohort 2009 is dit percentage opgelopen naar 32%. Ook voor vrouwen is de kans om langstudeerder te worden in de loop van de jaren toegenomen van 12% in 2003 naar 20% in

41 Tabel 3.1 Aandeel mannen en vrouwen in de groep herinschrijvers en langstudeerders (cohort 2003 en 2009) herinschrijver langstudeerder 2003 man 47% 61% vrouw 53% 39% 2009 man 46% 57% vrouw 54% 43% Tabel 3.1 geeft de verdeling aan van de groep langstudeerders verdeeld naar mannen en vrouwen. Als de groep wordt geanalyseerd dan blijkt dat er in de doorstroom nauwelijks veranderingen zijn opgetreden tussen cohort 2003 en cohort Het percentage mannen in de groep langstudeerders is gedaald van 61% naar 57%. Voor een deel wordt dit verklaard door de daling van de groep mannen bij de herinschrijvers. Hoewel de groep vrouwen in de groep langstudeerders is toegenomen, blijft het merendeel van de langstudeerders man. Dit gold voor cohort 2003 en dat geldt voor cohort 2009 ook nog steeds. 3.2 Etnische afkomst Figuur 3.2 geeft aan het aandeel van de herinschrijvers dat na 5 jaar nog studeert, uitgesplitst naar autochtone -, niet-westerse allochtone - en westerse allochtone afkomst. Figuur 3.2 Kans op langstuderen uitgesplitst naar afkomst (cohort ) Uit het figuur 3.2 is af te lezen dat voor alle drie de groepen de kans om langstudeerder te worden vanaf cohort 2003 is toegenomen. De sterke stijging van cohort 2008 is vooral bij de groep nwallochtone studenten te zien maar ook voor de groep autochtone studenten zit hier een trendbreuk. 41

42 Tabel 3.2 Groep herinschrijvers en langstudeerders van cohort 2003 en 2009 uitgesplitst naar afkomst herinschrijver langstudeerder 2003 autochtoon 70% 60% westerse allochtoon 10% 10% niet-westerse allochtoon 20% 29% 2009 autochtoon 68% 59% westerse allochtoon 8% 8% niet-westerse allochtoon 24% 33% Tabel 3.2 laat de verdeling van de groep langstudeerders over deze drie groepen zien. De groep autochtone studenten is de grootste groep bij herinschrijving en is ook de grootste groep binnen de groep langstudeerders. Door hun grote kans om langstudeerder te worden, is de groep nw-allochtone studenten binnen de groep langstudeerders procentueel toegenomen. Van de groep langstudeerders van cohort 2009 is 33% van de groep van nw-allochtone afkomst. Dat is 4% meer dan van de groep langstudeerders van cohort Vooropleiding Figuur 3.3. geeft voor de instroomcohorten 2003 tot en met cohort 2009 aan hoeveel procent van de herinschrijvers na 5 jaar studie langstudeerder is geworden. De gegevens zijn uitgesplitst naar de vooropleidingen mbo, havo en vwo. Bij de verdeling zijn de categorieën buitenlands diploma, onbekend en overig niet meegenomen. Deze groep is gemiddeld 8% van de studentenpopulatie van de onderzochte cohorten. 42

43 Figuur 3.3 Kans op langstuderen uitgesplitst naar vooropleiding (cohort ) Studenten met een havo-vooropleiding hebben de grootste kans om langstudeerder te worden en deze kans is voor cohort % groter dan voor havisten uit cohort De kansen van mbo ers om langstudeerder te worden laat eenzelfde ontwikkeling zien tussen de cohorten 2003 en Ook het aandeel van studenten met een vwo-vooropleiding dat binnen 5 jaar een diploma haalt, is afgenomen. Van cohort 2009 was 14% van de herinschrijvers met een vwo-vooropleiding langstudeerder. Tabel 3.3 Groep herinschrijvers en langstudeerders van cohort 2003 en 2009 uitgesplitst naar vooropleiding herinschrijver langstudeerder 2003 mbo 29% 26% havo 61% 69% vwo 9% 5% 2009 mbo 33% 30% havo 59% 65% vwo 8% 4% Uit tabel 3.3. blijkt dat studenten met een havo-vooropleiding de grootste groep vormen binnen de groep herinschrijvers. Door hun grote kans om langstudeerder te worden, hebben deze studenten een nog groter aandeel in de groep langstudeerders. Dit geldt zowel voor cohort 2003 als voor cohort

44 3.4 Sector opleiding Figuur 3.4 laat de kans zien om een langstudeerder te worden verdeeld naar de sector van de opleiding. Voor deze verdeling zijn de sectoren onderwijs, techniek, gezondheidszorg, economie en gedrag & maatschappij in de analyse meegenomen. De sectoren taal & kunst en agrarisch zijn buiten beschouwing gelaten, gezien het beperkt aantal studenten in de opleidingen van deze sectoren bij de G5-hogescholen. De kans van studenten om een langstudeerder te worden is het grootst bij een opleiding in de economische sector. Dit is niet verwonderlijk want de studenten van deze opleidingen zijn verhoudingsgewijs veelal studenten met een havo-vooropleiding, van het mannelijk geslacht en van niet-westerse allochtone afkomst. Deze groepen hebben een grotere kans dan gemiddeld om langstudeerder te worden. Figuur 3.4 Kans op langstuderen uitgesplitst naar opleidingssector (cohort ) De sector onderwijs is de sector die de grootste stijging in kans op langstudeerder laat zien tussen cohort 2003 en cohort Studenten van cohort 2003 hadden 13% kans om langstudeerder te worden. Voor cohort 2009 is deze kans opgelopen naar 23%. Alle sectoren laten een stijging zien vanaf cohort

45 Tabel 3.4 Groep herinschrijvers en langstudeerders van cohort 2003 en 2009 uitgesplitst naar opleidingssector herinschrijver langstudeerder 2003 onderwijs 13% 10% techniek 21% 25% gezondheidszorg 12% 6% economie 27% 49% gedrag en maatschappij 28% 10% 2009 onderwijs 9% 8% techniek 19% 19% gezondheidszorg 11% 6% economie 36% 55% gedrag en maatschappij 24% 12% Tabel 3.4 laat zien dat bij de verdeling van de herinschrijvers over de verschillende sectoren voor cohort 2003 de sectoren economie, gedrag & maatschappij en techniek de grootste groepen studenten hebben. Bij de verdeling van de langstudeerders van cohort 2003 hebben de economische opleidingen bijna de helft van de langstudeerders. Het aantal studenten van cohort 2009 dat een economische opleiding volgt, is sterk gestegen. Samen met de grote kans om langstudeerder te worden, verklaart dit het grote aandeel van studenten van economische opleidingen in de groep langstudeerders van cohort Opvallend is het beperkte aandeel van de studenten aan de opleidingen in de sector gedrag & maatschappij in de groep langstudeerders ten opzichte van hun aandeel in de groep herinschrijvers. 3.5 Conclusies Dit hoofdstuk levert de volgende inzichten op: Uit de analyse van de achtergrondkenmerken blijkt dat voor alle onderscheiden kenmerken de kans om langstudeerder te worden is toegenomen tussen cohort 2003 en cohort Grotendeels zijn de risicogroepen voor switch en rendement, zoals onderscheiden in het G5-rapport Monitoring Prestatieafspraken 2013, terug te vinden in de achtergrondkenmerken die een grote kans geven op langstuderen. De samenstelling van de groep herinschrijvers is anders dan van de groep langstudeerders. Dit wordt bepaald door de kansen van verschillende groepen om langstudeerder te worden. Op basis van verdere analyses van deze verschillende kansen en de nu bekende samenstelling van de groep herinschrijvers tot en met cohort 2014 is het mogelijk om voorspellingen te doen over de samenstelling en omvang van de toekomstige groep langstudeerders. 45

46 4 Ontwikkeling in rendement na 6, 7 en 8 jaar In dit hoofdstuk wordt deelvraag 3 beantwoord. De deelvraag is wat is de ontwikkeling in het rendement na 6, 7 of 8 jaar studeren bij de G5-hogescholen en de andere hogescholen? In de vorige hoofdstukken is gekeken naar langstudeerders van de cohorten 2003 t/m cohort Cohort 2009 is het meest recente cohort waarvan de rendementgegevens na 5 jaar bekend zijn. Voor het beantwoorden van deelvraag 3 wordt van deze zelfde cohorten uitgegaan. Dit betekent dat alleen voor cohort 2003 tot en met cohort 2006 de rendementsgegevens na 8 jaar bekend zijn. Voor de daarop volgende cohorten is dit steeds een jaar korter. 4.1 G5-hogescholen: groep langstudeerders na 6, 7 en 8 jaar Om het beeld te schetsen van de ontwikkeling van het rendement na 6, 7 of 8 jaar studeren is gebruik gemaakt van de gegevens van cohorten 2003 tot en met 2006 en zijn de ontbrekende gegevens van de cohorten 2007 tot en met cohort 2009 geschat op basis van gemiddelde doorstroomgegevens. Dit geeft het volgende beeld bij de G5-hogescholen: Tabel 4.1 Rendement na 5, 6, 7 en 8 jaar bij G5-hogescholen Cohort 5 jr 6 jr 7 jr 8 jr ,5% 6,3% 71,8% 2,9% 74,7% 1,5% 76,2% ,5% 6,6% 71,1% 2,7% 73,8% 2,0% 75,8% ,7% 6,3% 70,1% 3,6% 73,7% 1,4% 75,1% ,8% 7,5% 69,4% 2,8% 72,2% 1,6% 73,8% ,7% 6,1% 66,8% 3,4% 70,2% 1,6% 71,8% ,9% 7,6% 65,5% 3,1% 68,5% 1,6% 70,2% ,6% 6,7% 61,3% 3,1% 64,4% 1,6% 66,0% De rode percentages zijn de doorstroomgegevens. Dus het verschil in rendement van cohort 2003 na 6 jaar is 6,3% hoger dan na 5 jaar. De blauw gearceerde gegevens zijn geschat op basis van de gemiddelde doorstroompercentages in de voorgaande cohorten. Deze percentages geven de volgende grafiek. 46

47 Figuur 4.1 Aandeel diploma s bij G5-hogescholen na 5, 6, 7 en 8 jaar voor cohort De doorgetrokken lijn geeft de werkelijke rendementswaarden weer. Het gestippelde deel van de lijn geeft de geschatte rendementswaarden weer. Deze grafiek geeft een goed inzicht in hoe de rendementen na de verschillende jaren zich tot elkaar verhouden en in de ontwikkeling van de rendementen. De blauwe lijn geeft het rendement na 5 jaar weer, dit rendement is in de vorige hoofdstukken besproken. Het is opvallend dat de ontwikkeling van het rendement na 6, 7 en 8 jaar eenzelfde trend vertoont als na 5 jaar. Het was mogelijk geweest dat het rendement na 5 jaar daalt maar dat een groter deel van de langstudeerders toch na 6 jaar een diploma haalt. Dit is niet het geval. Ook is het verloop zodanig negatief dat het verschil tussen rendement na 5 jaar en rendement na 6 jaar tussen 2003 en 2008 overbrugd is. Zo lag het rendement van cohort 2003 na 5 jaar op 65,5%. Precies ditzelfde rendementspercentage wordt door cohort 2008 gehaald na 6 jaar studie. Hoe ontwikkelt de groep langstudeerders zich na 5 jaar studeren? Leidt de stijging van het rendement ook tot een evenredige daling van de groep langstudeerders? Tabel 4.2 laat de samenstelling van het cohort 2003 zien na 5, 6, 7 en 8 jaar sinds de start van de studie. Tabel 4.2 G5-hogescholen: aandeel afgestudeerden, langstudeerders en uitgevallen na 5, 6, 7 en 8 jaar cohort afgestudeerd langstudeerder uitgevallen na 5 jr 65,5% 16,4% 18,1% na 6 jr 71,8% 9,4% 18,7% na 7 jr 74,7% 6,0% 19,4% na 8 jr 76,2% 3,5% 20,3% Het rendement van cohort 2003 loopt op van 65,5% na 5 jaar studeren tot 76,2% na 8 jaar studeren. De groep langstudeerders daalt navenant mee. Voor de cohorten 2004 t/m 2006 zijn deze percentages nauwelijks anders. De toename van het rendement leidt tot een evenredige daling van de groep langstudeerders. 47

48 4.2 Beeld bij de andere hogescholen In de vorige paragraaf is het beeld geschetst bij de G5-hogescholen. Komt dit beeld overeen met de ontwikkeling bij de andere grote, niet-g5 hogescholen? Grafiek 4.2 geeft de rendementen na 5, 6, 7 en 8 jaar weer voor de grote, niet G5-hogescholen. Deze grafiek is gebaseerd op dezelfde aannames als grafiek 3.1. Zie bijlage II voor de onderliggende cijfers. Figuur 4.1 Aandeel diploma s bij grote, niet-g5-hogescholen na 5, 6, 7 en 8 jaar voor cohort Net als bij de G5-hogescholen is voor dit cluster hogescholen eenzelfde ontwikkeling te zien in het rendement na 6, 7 en 8 jaar. Hoe groot is de omvang van de groep langstudeerders na 6, 7 of 8 jaar na de start van de studie? Tabel 4.3 laat de samenstelling van het cohort 2003 zien. Tabel 4.3 Grote, niet-g5-hogescholen: aandeel afgestudeerden, langstudeerders en uitgevallen studenten na 5, 6, 7 en 8 jaar cohort afgestudeerd langstudeerder uitgevallen na 5 jr 68,5% 16,8% 14,8% na 6 jr 75,5% 9,8% 14,7% na 7 jr 79,3% 6,2% 14,6% na 8 jr 81,0% 4,0% 15,0% Ook bij deze groep hogescholen is te zien dat de stijging van het rendement na 8 jaar studeren de groep langstudeerders evenredig kleiner heeft gemaakt en de groep uitvallers nauwelijks heeft vergroot. In bijlage III zijn de tabel en de grafiek opgenomen voor het cluster hogescholen dat behoort tot hbo-overig. Ook dit cluster laat eenzelfde beeld zien. 48

49 4.3 Conclusies Dit hoofdstuk levert de volgende inzichten op: De stijging van het rendement na 6, 7 en 8 jaar leidt een evenredige verkleining van de groep langstudeerders. De uitval uit de instelling is na 8 jaar nauwelijks hoger dan na 5 jaar. Een jaar langer studeren geeft steeds weer een groep studenten die met een diploma hun studie afrondt. Het is opvallend dat de verhoging van het rendement na een jaar langer studeren door de jaren heen zo stabiel blijft. De verwachting dat de verlaging van rendement na 5 jaar zou worden gecompenseerd door een verhoging van het rendement na 6 jaar, is niet uitgekomen. 49

50 Bijlage I groep langstudeerders Tabel I.1 Aandeel mannen in de groep herinschrijvers en langstudeerders van de cohorten 2003 tot en met 2008 Herinschrijvers G5 man Langstudeerder G5 man % 61% % 62% % 60% % 58% % 59% % 58% % 57% Tabel I.2 Groep herinschrijvers en langstudeerders van de cohorten 2003 tot en met 2009 uitgesplitst naar afkomst Herinschrijvers G5 Langstudeerders G5 autochtoon w-allochtoon nw-allochtoon autochtoon w-allochtoon nw-allochtoon % 10% 20% 60% 10% 29% % 9% 22% 58% 10% 32% % 8% 22% 59% 9% 32% % 8% 23% 56% 10% 34% % 8% 24% 56% 10% 34% % 9% 24% 56% 8% 36% % 8% 24% 59% 8% 33% Tabel I.3 Groep herinschrijvers en langstudeerders van de cohorten 2003 tot en met 2009 uitgesplitst naar vooropleiding Herinschrijvers G5 Langstudeerders G5 mbo havo vwo mbo havo vwo % 61% 9% 26% 69% 5% % 61% 8% 25% 62% 4% % 59% 8% 27% 62% 4% % 58% 7% 27% 61% 3% % 59% 8% 28% 72% 4% % 60% 8% 31% 65% 4% % 59% 8% 30% 65% 4% 50

51 Tabel I.4 Groep herinschrijvers en langstudeerders van de cohorten 2003 tot en met 2009 uitgesplitst naar sector opleiding herinschrijver onderwijs 13% 12% 12% 12% 11% 10% 9% techniek 22% 20% 21% 19% 19% 19% 19% gezondheidszorg 12% 11% 11% 11% 11% 12% 11% economie 27% 29% 32% 35% 38% 38% 36% gedrag en maatschappij 27% 27% 24% 23% 23% 22% 24% langstudeerder onderwijs 10% 11% 11% 9% 8% 8% 8% techniek 25% 23% 22% 20% 18% 19% 19% gezondheidszorg 6% 5% 5% 6% 5% 5% 6% economie 49% 52% 51% 54% 57% 56% 55% gedrag en maatschappij 10% 9% 11% 11% 11% 11% 12% 51

52 Bijlage II tabel Rendement na 5, 6, 7 en 8 jaar bij grote, niet-g5 hogescholen cohort 5 jr 6 jr 7 jr 8 jr ,5% 7,0% 75,5% 3,8% 79,3% 1,8% 81,0% ,8% 7,4% 74,2% 3,7% 77,8% 2,2% 80,0% ,5% 7,9% 71,4% 4,2% 75,6% 1,8% 77,4% ,4% 8,7% 71,2% 3,4% 74,5% 2,2% 76,7% ,3% 7,4% 70,7% 4,3% 75,0% 2,0% 77,0% ,0% 8,6% 69,6% 3,9% 73,4% 2,0% 75,4% ,6% 7,8% 66,5% 3,9% 70,3% 2,0% 72,3% 52

53 Bijlage III tabel Rendement na 5, 6, 7 en 8 jaar bij hbo-overig cohort 5 jr 6 jr 7 jr 8 jr ,4% 6,2% 78,6% 2,7% 81,3% 1,5% 82,8% ,8% 6,4% 78,3% 2,9% 81,2% 1,8% 82,9% ,3% 6,4% 77,8% 3,3% 81,1% 1,2% 82,3% ,1% 7,2% 77,3% 2,7% 80,0% 1,3% 81,3% ,6% 5,8% 76,4% 3,1% 79,5% 1,4% 81,0% ,9% 7,1% 74,0% 2,9% 77,0% 1,4% 78,4% ,1% 6,5% 71,6% 2,9% 74,5% 1,4% 76,0% Figuur III.1 Diplomarendement bij hbo-overig na 5, 6, 7 en 8 jaar voor cohort

54 Sociaal Economische Status en studievoortgang, een eerste verkenning Het inkomensniveau van het gezin waar een student in opgroeit heeft enige invloed op studiesucces. Succes in de studie concentreert zich in de middengroepen. Arme en rijke studenten blijven achter. Een deel van het Randstad-effect in het eerste studiejaar wordt verklaard door het inkomensniveaus van de ouders. G5-studenten komen vaker uit gezinnen met hogere inkomens dan studenten van andere hogescholen. 54

55 Managementsamenvatting Sociaal Economische Status en studievoortgang De onderzoeksgroep G5 signaleerde in een eerdere studie het zogenaamde Randstad-effect: meer uitval en minder intern switchen bij G5-hogescholen dan bij andere hogescholen (in het eerste studiejaar). De oorzaak lijkt de nabijheid van andere hogescholen. Maar wellicht zijn er ook nog andere verklaringen voor dit verschil in uitval en switch. In deze studie wordt de rol van Sociaal Economische Status (SES) belicht voor studiesucces en keuzes die studenten maken in hun studieloopbaan. SES is een diffuus concept. In deze eerste verkenning is gekozen voor een operationalisatie die onderzoek bij alle studenten mogelijk maakt, helder is, en is gebaseerd op vrij beschikbare gegevens. Het inkomen van ouders is geschat door een koppeling te maken tussen hun adresgegevens en het gemiddeld inkomen per postcode. Dit maakt het mogelijk een aantal vragen te beantwoorden maar is ook beperkt. Het betreft namelijk geen exacte, individuele data en slechts één indicator van het concept SES. Het aanschaffen van individuele data via de MicrodataServices van het CBS is waarschijnlijk mogelijk, maar brengt administratie en een prijskaartje met zich mee. Dit onderzoek maakt deel uit van de derde onderzoekslijn in de G5-onderzoeksagenda In deze lijn Jaarlijkse monitoring prestatieafspraken wordt gedurende enkele jaren de ontwikkeling gemonitord op het gebied van de prestatieafspraken voor de studiesucces-indicatoren uitval, switch en rendement. Onderzoeksvragen 1. Hoe verloopt de studievoortgang van studenten uit verschillende SES-groepen bij de G5, bij grote hogescholen (niet G5) en bij overige hogescholen? De uitval uit de instelling in het eerste jaar is groter bij de lage én de hoge inkomens. Switchen binnen de instelling komt vooral voor bij de grote hogescholen (niet G5) en is hier niet gerelateerd aan inkomen. Bij de G5 wordt vaker geswitcht bij de lagere inkomensgroepen en iets vaker bij de hoge inkomens. G5-studenten gaan na het eerste jaar vaker studeren bij een universiteit dan andere hbostudenten. G5-studenten uit gezinnen met hogere inkomens maken vaker deze overstap. Zowel bij de G5, bij hbo-groot als bij hbo-overig blijkt bij aanvang van het tweede jaar ongeveer 15,8% van de studenten uitgevallen uit het systeem van hoger onderwijs. Deze uitval is het laagst bij de middengroepen. Het afstudeerrendement van herinschrijvers na vijf jaar studie is bij G5 en andere grote hogescholen vrijwel gelijk, maar bij de G5 scoren de lagere inkomensgroepen slechter en de hogere inkomensgroepen beter dan bij hbo-groot. 55

56 2. Hoe zijn de verschillende SES-groepen vertegenwoordigd in de populatie van eerstejaarsstudenten G5 en andere hogescholen en hoe zien deze groepen er uit? G5-studenten zijn ondervertegenwoordigd in de lagere inkomensgroepen en oververtegenwoordigd in de hoogste en hogere inkomensgroepen, maar ook in de allerlaagste inkomensgroep. Mannen uit de lagere inkomensgroepen zijn bij de G5 en hbo-groot ondervertegenwoordigd in de eerstejaars studentenpopulatie. Bij de G5 zijn er bij alle inkomensgroepen (behalve de hoogste) meer vrouwen dan mannen. Bij de lagere inkomensgroepen zijn studenten met een mbo-achtergrond sterk oververtegenwoordigd. Dit effect doet zich sterker voor bij de G5 dan bij de andere hogescholen. Studenten uit de lagere inkomensgroepen hebben vaker een niet-westerse achtergrond. Dit effect doet zich vooral voor bij de G5 waar de laagste inkomensgroep voor 90% bestaat uit deze groep terwijl de hoogste inkomensgroep voor 80% bestaat uit autochtonen. Westerse allochtonen zijn bij alle inkomensgroepen ongeveer gelijk vertegenwoordigd. 3. Hoe sterk is de relatie tussen SES en studiesucces? Uit niet-lineaire logistische regressies blijkt dat de inkomensgroep maar een beperkt deel van de variantie in de diverse studiesuccesindicatoren verklaart. 4. In hoeverre biedt SES een verklaring voor verschillen in de DUO-indicatoren uitval, switch en rendement tussen de G5, hbo-groot en hbo-overig? Het Randstad-effect blijkt dan voor een deel samen te hangen met inkomens: Door de inkomenssamenstelling konden G5-hogescholen in 2012 bijna een procent meer uitval verwachten, hbo-groot kon juist een half procent minder uitval verwachten. Een ongeveer half zo groot maar omgekeerd effect is er bij switchen. Voor het DUO-rendement zijn de inkomens nauwelijks van belang. Deze eerste verkenning roept ook vervolgvragen op, zowel inhoudelijk als methodologisch. Een voorbeeld is de vraag in hoeverre de instroom bij een instelling een afspiegeling vormt van de diverse inkomensgroepen in de stad of regio. 56

57 1. Inleiding In Monitoring Prestatieafspraken Het Randstad-Effect, een eerdere rapportage van de G5-onderzoeksgroep, werden verschillen in studiesucces tussen G5-hogescholen en andere hogescholen onderzocht en geduid. Er zou sprake zijn van een Randstad-effect: vooral een hogere uitval en minder interne switchers na afloop van het eerste studiejaar bij de G5-hogescholen dan bij andere hbo s. De redenen voor dit Randstad-effect lijken met name de nabijheid van andere instellingen voor hoger onderwijs. Maar speelt de Sociaal Economische Status (SES) van de ouders of het gezin waarin de student opgroeide ook een rol in studiesucces en de keuzes van studenten in hun studieloopbaan? Het begrip SES is een diffuus concept. Er zijn verschillende definities in omloop 1 waarbij vaak wordt gewezen op: 1. Inkomen en/of status van het beroep van de ouders; 2. Het opleidingsniveau van de ouders of moeder; 3. Sociaal en cultureel kapitaal dat de student van huis uit meekrijgt. In deze studie kiezen we voor inkomen (zie paragraaf 1.3 voor een motivatie hiervoor). Vaak wordt gesteld dat hbo-studenten uit gezinnen met een lagere SES minder studiesucces behalen. Hierbij zouden meerdere processen een rol kunnen spelen, al was het maar omdat er vaker gewerkt wordt naast de opleiding. Een hoge SES zou juist bevorderlijk zijn voor studieresultaten.anderzijds zijn er theorieën die er op wijzen dat SES op het niveau van het hoger onderwijs weinig invloed heeft omdat de student al door meerdere selectiefilters in het onderwijssysteem heen is gekomen 2. Los van de invloed van SES op studiesucces wordt vaak gedacht dat er in de Randstad vaker sprake is van hbo-studenten uit gezinnen met een lage(re) SES. Een grote metastudie van John Hattie 3 ziet een beperkte relatie tussen SES en studiesucces. Factoren die te maken hebben met onderwijs zelf (processen in de collegezaal, klas of werkgroep) blijken in deze metastudies belangrijker voor studiesucces. Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verwerven in de rol van SES in de studievoortgang van hbo-studenten in de G5-hogescholen en daarbuiten. Dit onderzoek maakt deel uit van Jaarlijkse monitoring prestatieafspraken, de derde onderzoekslijn in de G5-onderzoeksagenda In deze lijn worden gedurende enkele jaren de ontwikkelingen gemonitord op het gebied van de prestatie- afspraken voor de studiesucces-indicatoren uitval, switch en rendement. De gebruikte literatuur is genummerd. De bijbehorende bronvermeldingen zijn te vinden in het laatste hoofdstuk. 57

58 1.1 Vraagstelling De onderzoeksvragen van deze studie zijn als volgt geformuleerd: 1. Hoe verloopt de studie van studenten uit de diverse SES-groepen bij de G5 en bij andere hogescholen (hbo-groot en hbo-overig)? 2. Hoe zijn de verschillende SES-groepen vertegenwoordigd bij de G5 en andere hogescholen en hoe zien deze groepen er uit? 3. Hoe sterk is de relatie tussen SES en studiesucces? 4. In hoeverre biedt SES een verklaring voor verschillen in uitval, switch en rendement tussen de G5, hbo-groot en hbo-overig? 1.2 Gehanteerde definities In deze studie is een aantal groepen gedefinieerd. Voor deze analysegroepen zijn de volgende definities gebruikt: Ho-debutanten: de groep eerste inschrijvers in het hoger onderwijs voor een voltijd bachelorsopleiding. Bij studenten die zowel een hoofd- als neveninschrijving hebben, wordt alleen de hoofdinschrijving meegeteld. Deze definitie is gelijk aan de door DUO-gehanteerde definitie van eerste inschrijvers. Het jaar van eerste inschrijving ho is het cohortjaar. Uitvallers uit de instelling (totaal): Ho-debutanten die na hun eerste jaar niet meer ingeschreven staan bij de instelling van eerste inschrijving. Herinschrijvers: alle ho-debutanten die zich in hun tweede inschrijvingsjaar ho als voltijdstudent hebben ingeschreven bij dezelfde instelling als in het cohortjaar. Rendement: Rendement is het aandeel van de herinschrijvers dat in de nominale studietijd + één jaar (n +1) bij dezelfde instelling het bachelorsdiploma behaalt. Interne switchers: Ho-debutanten die zich in hun tweede inschrijvingsjaar ho weer als voltijdstudent in hebben geschreven bij de instelling van eerste inschrijving, maar bij een andere (hoofd)opleiding. Bovenstaande definities zijn gelijk aan de definities die door het ministerie van OCW in de prestatieafspraken worden gebruikt. Dit betekent dat de onderzoekspopulatie van deze studie een stuk kleiner is dan de gehele groep studenten op de G5-hogescholen. In deze studie worden verder gebruikt: Uitvallers uit ho: Ho-debutanten die na hun eerste jaar ten minste één jaar niet meer ingeschreven staan in het HO. Sommigen zullen ooit verder gaan met een studie. Uitval naar wo: Ho-debutanten die zich in hun tweede inschrijfjaar HO inschrijven bij een universiteit. 58

59 Door met opleiding: Ho-debutanten die zich in hun tweede inschrijfjaar HO inschrijven bij dezelfde instelling en opleiding. Inkomensgroep (als proxy voor SES): Het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in de wijk (vier cijfer postcode) waar de student woonde gedurende zijn opleiding die voorafging aan de studie in het ho bepaalt de inkomensgroep waarin een student wordt ingedeeld (dit is in de regel het ouderlijk huis). Inkomensgroep 1: <15000 Inkomensgroep 2: tot Inkomensgroep 3: tot Inkomensgroep 4: tot Inkomensgroep 5: tot Inkomensgroep 6: tot Inkomensgroep 7: tot Inkomensgroep 8: >= Het gemiddeld inkomen per hoofd in een wijk is vastgesteld door het CBS op basis van het persoonlijk inkomen van alle personen in de wijk. Dit omvat de volgende bestanddelen van het bruto-inkomen van een persoon: - inkomen uit arbeid; - inkomen uit eigen onderneming; - uitkering inkomensverzekeringen; - uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag). Het gaat hier om het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon. De genoemde bedragen zijn afgerond op duizendtallen met één cijfer achter de komma, dus bijvoorbeeld een waarde van 14,9 moet worden gelezen als 14,9 duizend euro. De waarde is vermeld bij minimaal 200 inwoners per buurt. Clusters van hogescholen. Er wordt gebruik gemaakt van de volgende drie clusters: G5: Haagse Hogeschool, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Leiden, Hogeschool Rotterdam, Hogeschool Utrecht, Hogeschool Inholland. Hbo-groot: Hogeschool Windesheim, Avans Hogeschool, Saxion Hogeschool, Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Fontys Hogescholen. Hbo-overig: dit zijn de overige, kleinere hogescholen in of buiten de Randstad. 1.3 Verdere toelichting van het begrip SES In de inleiding werd aangegeven dat SES een diffuus concept is met de volgende aspecten: 1. De inkomenssituatie en/of de status van het beroep van de ouders; 2. Het opleidingsniveau van de ouders of moeder; 3. Het sociaal en cultureel kapitaal dat de student van huis uit meekrijgt. 59

60 Voorbeeld van cultureel kapitaal is de vraag of de student de mores in het hoger onderwijs begrijpt, zich er thuis voelt en studeren (en werk) op het niveau van hoger onderwijs heel normaal vindt. Sociaal kapitaal betreft vooral relevante sociale netwerken, bijvoorbeeld voor het vinden van een stageplaats of het verkrijgen van een beroepsbeeld. Gegevens over het derde aspect, dat gebaseerd is op de analyse van de rol van sociaal en cultureel kapitaal in sociale reproductiesystemen die Bordieu 4 beschrijft, is voor deze studie niet beschikbaar. Omdat dit ook bij andere studies vaak het geval is, wordt in onderzoek naar SES en hoger onderwijs in de regel gekozen voor de eerste en/of tweede factor 5. In het primair onderwijs (po) wordt van elke leerling vastgesteld of er sprake is van een laag opleidingsniveau van de ouders, zoals bij de zogenaamde gewichtenleerling. Het ministerie stelt aan de hand van het aantal gewichtenleerlingen vast welke cito-score van een po-school te verwachten valt. Deze waarde wordt afgezet tegen de gerealiseerde cito-scores om de kwaliteit van een school te beoordelen. Deze gegevens van alle po-scholen zijn openbaar beschikbaar op een website 6. Het opleidingsniveau van de ouders komt ook in verschillende studies naar studiesucces in het hoger onderwijs naar voren. Van onze studenten is het opleidingsniveau van de ouders niet (vrij) beschikbaar. Ook gegevens over inkomens zijn niet (vrij) beschikbaar. In de studentenmonitor ( is studenten gevraagd naar inkomen, beroep, opleiding en status van de ouders, maar dit betreft een steekproef. Deze studie wil bij voorkeur inzicht geven in verschillen tussen G5 en andere instellingen op basis van gegevens over álle hbo-studenten (dus geen steekproef). Onze eigen ervaring met studentvragenlijsten is verder dat studenten vragen over bijvoorbeeld inkomen van ouders beperkt in kunnen of willen vullen. Gelukkig zijn er wel bronnen die een schatting van de SES per student mogelijk maken via koppeling met het adres van de student tijdens de vooropleiding. Het gaat om drie bestanden: 1. Gegevens van het CBS met het inkomen per wijk. Dit is om te rekenen naar het inkomen per postcodegebied (vier cijfers); 2. Een bestand van het SCP met een SES-score per postcode (vier cijfers). Deze SES-indicator is samengesteld uit meerdere variabelen (het gemiddelde inkomen in een wijk, het percentage mensen met een laag inkomen, het percentage laag opgeleiden en het percentage mensen dat niet werkt); 3. Een bestand van RIGO dat de basis vormt van de leefbaarometer ( De leefbaarometer geeft van elke postcode (vier cijfers) de zogenaamde leefbaarheid weer, dit is een samengestelde indicator die beleidsinformatie geeft over de situatie van alle wijken (postcodes) in Nederland. Deze indicator zelf is niet geschikt omdat er ook gegevens inzitten over bijvoorbeeld voorzieningen en winkels in de buurt. Er is wel een samengestelde deelindicator over de inwoners van de wijken. 60

61 Deze bestanden (bij de leefbaarometer is het deelbestand over inwoners genomen) kennen een middelmatige tot hoge onderlinge correlatie die steeds hoger is dan 0,6. Professor Dronkers concludeert in een diepgaande methodologische internetdiscussie dat het gebruik van samengestelde indicatoren vaak problematisch is 7, waardoor bestand twee en drie wegvallen. Dan blijven alleen de gemiddelde inkomensgegevens per postcode van het CBS over als eenduidige en heldere indicator voor SES. We hebben de beschikking over de postcode van studenten in het laatste jaar van hun vooropleiding. In de regel is dit de postcode van het gezin waarin zij opgroeiden. Door deze postcode te koppelen aan het gemiddelde inkomen in het betreffende postcodegebied uit het CBS-bestand ontstaat een schatting van het inkomen van het gezin waarin de student opgroeide. We benadrukken dat het gaat om schatting van het inkomen, niet het exacte gezinsinkomen. Het is aantrekkelijk om op een vergelijkbare manier te werken met opleidingsniveau. Er zijn helaas geen gegevens beschikbaar over het gemiddelde opleidingsniveau naar postcode (alleen het percentage laag opgeleiden wordt per postcode bijgehouden). Individuele gegevens over inkomen en opleiding van ouders van hbo-studenten zijn hoogst waarschijnlijk bij het CBS aanwezig in de vorm van zogenoemde microdata, maar dit is kostbaar voor een explorerende studie en brengt een administratieve workload met zich mee. Hiervoor is bij deze verkennende studie niet gekozen. In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de implicaties van de keuze voor inkomen en voor postcodekoppeling. 61

62 2. Studieresultaten in kaart: G5, hbo-groot, hbo-overig In deze studie worden twee figuren als basis gebruikt. In de eerste figuur (Figuur 2.1) zien we wat hbo-eerstejaars direct na hun eerste jaar doen. Dit betreft de ho-debutanten van cohorten 2009 tot en met Van deze studenten is bekend bij welk hbo-cluster ze studeren. Ze studeren bij een G5-instelling, een grote hbo-instelling met meer dan studenten (niet G5) of bij overige hbo-instellingen. Bij de definitie van deze hbo-clusters sluiten we aan bij eerdere G5-rapporten: G5: Haagse Hogeschool, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Leiden, Hogeschool Rotterdam Hogeschool Utrecht, Hogeschool Inholland. Hbo-groot: Hogeschool Windesheim, Avans Hogeschool, Saxion Hogeschool, Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Fontys Hogescholen. Hbo-overig: dit zijn de kleinere hogescholen in of buiten de randstad Figuur 2.1 Wat ho-debutanten (geen buitenlands diploma) doen direct na afloop van hun eerste jaar hbo. In deze studie zijn studenten met een buitenlands diploma als vooropleiding uitgesloten. Van deze studenten is in principe geen postcode beschikbaar waarmee hun inkomensgroep kan worden geschat. Het is mogelijk dat er hierdoor kleine verschillen ontstaan met gegevens die alle studenten betreffen. 62

63 In figuur 2.1 gaat het om de volgende aantallen studenten. Cohort G5 Hbo-groot Hbo-overig Nederland Ho-debutanten (geen buitenlands diploma) In figuur 2.1 is de uitval uit de instelling (totaal) uitgesplitst naar uitval uit het hoger onderwijs, uitval naar universiteiten (wo), en uitval uit de instelling. Het Randstad-effect is duidelijk te zien: waar studenten in hbo-groot vooral intern switchen, verruilen G5-studenten vaker van instelling. Grofweg 84% (100-16%) van de studenten gaat verder met een opleiding in het hoger onderwijs. Dit cijfer is bij alle hbo-clusters hetzelfde. G5-studenten gebruiken hun hbo-propedeuse vaker als springplank naar het wo. Studenten van de G5 gaan minder vaak verder met de opleiding waarmee ze starten. Het beeld ontstaat dat G5-studenten in hun eerste jaar vooral meer bewegen. Figuur 2.2. Het afstudeerrendement van herinschrijvers in n+1 (vijf) jaren inschrijving, studenten zonder buitenlandse vooropleiding. Figuur 2.2 betreft de studiesuccesindicator afstudeerrendement volgens de DUO-definitie. Hiervoor zijn ho-debutanten van cohort geselecteerd die herinschrijver zijn en geen buitenlands diploma als vooropleiding hebben. Het gaat hierbij om de volgende aantallen studenten. Cohort G5 Hbo-groot Hbo-overig Nederland Ho-debutanten (geen buitenlands diploma) Herinschrijvers (geen buitenlands diploma) Er blijken weinig verschillen in rendement tussen G5 en hbo-groot (zie figuur 2.2). Studenten bij hbo-overig studeren vaker (tijdig) af. 63

64 3. Studieresultaten en SES bij G5, hbo-groot, hbo-overig In dit hoofdstuk worden de basisfiguren uit het vorige hoofdstuk per inkomensgroep weergegeven. Figuur 3.1 tot en met 3.3 zijn bedoeld als overzicht van de situatie van studenten direct na het eerste jaar per inkomensgroep in de G5 (figuur 3.1), bij hbo-groot (figuur 3.2) en bij hbo-overig (figuur 3.3). Hierna worden deze figuren in detail besproken. Als laatste wordt het afstudeerrendement naar inkomensgroep bekeken. 3.1 Studieresultaten in het eerste jaar naar inkomensgroep De acht inkomensgroepen zijn vastgesteld door een schatting van het inkomen van het gezin waar de student uit komt. Deze schatting is gemaakt door de postcode van de student in het laatste jaar van zijn vooropleiding (in de regel de postcode van zijn ouderlijk huis) te koppelen aan het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in zijn postcodegebied (zie definities in hoofdstuk 1). Niet van alle studenten (ho-debutanten zonder buitenlandse vooropleiding) is een postcode of het gemiddelde inkomen in de postcode bekend. Van ongeveer 93% van de studenten is een schatting van de inkomensgroep wel mogelijk. Het gaat bij de resultaten van het eerste jaar om de volgende aantallen studenten (de studenten met een gekoppelde inkomensschatting). Cohort G5 hbo-groot hbo-overig Nederland Ho-debutant zonder buitenlands diploma Idem met gekoppelde inkomensschatting Het aantal studenten per inkomensgroep bedraagt: Cohort IG 1 IG 2 IG 3 IG 4 IG 5 IG 6 IG 7 IG 8 totaal G Hbo-groot Hbo-overig

65 Figuur 3.1. Wat ho-debutanten G5 diect na afloop van hun eerste studiejaar doen per inkomensgroep (IG) Figuur 3.2. Wat ho-debutanten hbo-groot direct na afloop van hun eerste studiejaar doen per inkomensgroep (IG) 65

66 Figuur 3.3. Wat ho-debutanten hbo-overig direct na afloop van hun eerste studiejaar doen per inkomensgroep (IG) Het cluster dat het meest vergelijkbaar is met de G5 is hbo-groot. Verder blijkt dat er bij hbo-overig, om redenen die ons niet bekend zijn, dusdanig grote verschillen in studiesucces tussen studenten mét en studenten zónder postcode zijn dat het beeld van het hele cluster vertekend wordt (niet weergegeven in figuren, effect wel te zien bij figuur 3.8). We hebben besloten om de gegevens van het cluster hbo-overig daarom verder in grijs weer te geven. In de rest van dit hoofdstuk worden figuur 3.1 t/m 3.3 per studiesuccesindicator belicht en komt het rendement aan bod. Aansluitend op eerdere studies van de G5-onderzoeksgroep, met name Monitoring prestatieafspraken 2013 Het Randstad-Effect, wordt eerst ingezoomd op de totale uitval uit de instelling. In figuur 3.4 zien we de uitval uit de instelling (totaal) naar inkomensgroep en hbo-cluster. 66

67 Figuur 3.4. Totale uitval uit instelling direct na afloop van het eerste jaar naar inkomensgroep (IG) De stelling dat een lage SES leidt tot problemen met studieuitval, terwijl een hoge SES juist leidt tot een hoger studiesucces blijkt niet te kloppen. Juist de middengroepen kennen de minste totale uitval uit de instelling. Opvallend is dat het verschil in totale uitval tussen G5 en hbo-groot bij inkomensgroepen 2 t/m 4 het grootst is. Figuur 3.5. interne switch direct na afloop van het eerste jaar naar inkomensgroep (IG) 67

68 De interne switch die vooral optreedt bij het cluster hbo-groot blijkt bij dit cluster, met uitzondering van de hele kleine groep met het laagste inkomen, niet gerelateerd aan de inkomensgroep. Bij de G5 is bij inkomensgroepen 1 en 2 meer sprake van intern switchen. De overzichtsfiguren laten zien dat totale uitval en switch maar een deel van het verhaal vertellen. Wanneer we kijken naar het percentage van de studenten dat na het eerste jaar doorgaat met hun opleiding (figuur 3.6), blijken het weer de middengroepen die het best presteren. Is studiesucces vooral iets voor de middengroepen? De redenen hiervoor weten we niet. Kennen de lage en hoge inkomensgroepen ieder hun eigen krachten die zorgen voor een verlaagd studiesucces? Figuur 3.6. Herinschrijving na afloop van eerste jaar bij zelfde opleiding en instelling naar inkomensgroep (IG). Eén van de redenen voor uitval is doorstroom naar het wo (zie figuur 3.7). Het betreft succesvolle studenten die uitvallen om hun ambities waar te kunnen maken. Dit lijkt vaker bij G5-studenten het geval en bij deze studenten in hogere mate voor de hoogste inkomensgroep en in mindere mate voor de inkomensgroepen 1 en 2. 68

69 Figuur 3.7. Uitval uit hbo naar universiteit direct na afloop van eerste jaar, naar inkomensgroep (IG). Als laatste bekijken we de uitval uit het ho (zie figuur 3.8). Er resteert ook zonder de succesvolle uitvallers naar het wo (zij vallen immers niet uit het systeem van hoger onderwijs) een effect waarin studiesucces in hogere mate voor de middengroepen bereikbaar is dan voor de lagere en hogere inkomensgroepen. In deze grafiek is ook goed te zien waarom we hebben gekozen om de gegevens van hbo-overig in het grijs weer te geven. Als we alle studenten nemen (zoals in figuur 2.1) is de uitval uit het hoger onderwijs gelijk voor alle soorten hbo. Wanneer alleen de studenten worden meegenomen die gekoppeld konden worden aan inkomensgegevens (zoals in figuur 3.8) ontstaat bij het cluster hbo-overig een ander, veel optimistischer beeld. 69

70 Figuur 3.8. Uitval uit het hoger onderwijs direct na afloop van het eerste jaar naar inkomensgroep (IG). 3.2 Afstudeerrendement naar inkomensgroep In figuur 3.9 komt het rendement volgens de DUO-definitie aan bod. Het gaat om het afstudeerrendement van herinschrijvers (zonder buitenlands diploma) die met hun ho-studie in het hbo starten in 2006, 2007 en 2008 en waarvan een koppeling met de postcode leidt tot een vaststelling van de inkomensgroep. Het gaat om de volgende aantallen studenten: Cohort G5 Hbo-groot Hbo-overig Nederland Ho-debutant met gekoppelde inkomensschatting Herinschrijver met gekoppelde inkomensschatting

71 Figuur 3.9. Rendement herinschrijvers (definitie duo) naar inkomensgroep (IG) In figuur 3.9 zien we dat de middengroepen ook op het gebied van afstudeerrendement beter presteren. Bij de lagere inkomensgroepen doet de G5 het minder goed dan de grote hbo s, bij inkomensgroepen 5, 6 en 8 doet de G5 het juist wat beter. De G5-hogescholen hebben relatief weinig herinschrijvers omdat het aandeel switchers in/na het eerste jaar (die bijna per definitie enige studievertraging hebben opgelopen) lager is dan bij de grote hogescholen en de uitval in/na het eerste jaar juist hoger. Rendementen vanaf de start van de opleiding (zie figuur 3.10), dus het binnen vijf jaar afstuderen van ho-debutanten binnen de instelling van eerste inschrijving, vallen ongunstiger uit voor de G5 omdat hier veel vaker sprake is van uitval uit de instelling na het eerste jaar (Randstad-effect). 71

72 Figuur Afstuderen van ho-debutanten bij de instelling van eerste inschrijving binnen 5 jaar na eerste inschrijving. Alle studiesuccesgegevens van dit hoofdstuk zijn ook berekend met de indicator Sociaal Economische Status van het SCP in plaats van inkomen per hoofd van de bevolking (voor toelichting van deze indicatoren zie paragraaf 1.3). Dan blijkt dat alle figuren vergelijkbaar zijn. De enige afwijking betreft een iets kleiner verschil in het studiesucces tussen de middengroepen en de hogere inkomens/ses-groepen. Bij het SCP krijgen rijke wijken met relatief veel inwoners met een lagere opleiding een minder hoge score dan wat op basis van alleen het inkomen valt te verwachten. Helaas kunnen we de relatie tussen opleiding van ouders en studiesucces niet op dezelfde wijze in kaart brengen als bij inkomen. Er zijn immers geen gegevens van opleidingsniveau per wijk beschikbaar. 72

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs Leer- en Innovatiecentrum Breda, 's-hertogenbosch, Tilburg NOTITIE ons kenmerk IR24052017 contactpersoon Daniël Rijckborst telefoon 0610359505 onderwerp Factsheet Vereniging Hogescholen e-mail d.rijckborst@avans.nl

Nadere informatie

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs, Studenten sector Onderwijs vallen vaker uit... 2 Veel uitval bij 2 e graads hbo... 3 Meer uitval van pabo studenten met mbo-achtergrond... 5 Steeds meer mannen vallen uit bij pabo... 7 Studenten met niet-westerse

Nadere informatie

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs Leer- en Innovatiecentrum Breda, 's-hertogenbosch, Tilburg NOTITIE ons kenmerk IR06062016 contactpersoon Daniël Rijckborst datum 06-06-2016 telefoon 0610359505 onderwerp Factsheet Vereniging Hogescholen

Nadere informatie

Factsheet. Samenvatting

Factsheet. Samenvatting Studiesucces en uitval 2018 Deze factsheet bevat de belangrijkste ontwikkelingen in het hbo op het gebied van studiesucces, studieduur, uitval en studiewissel van voltijd bachelorstudenten uitgesplitst

Nadere informatie

Studiesucces in de G5

Studiesucces in de G5 Studiesucces in de G5 Opbrengsten studiesucces onderzoek door vijf Randstadhogescholen 1 Colofon Titel Auteurs Studiesucces in de G5 Opbrengsten studiesucces onderzoek door vijf Randstadhogescholen Rutger

Nadere informatie

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s.

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s. Na nominaal plus 1 jaar 45 procent een diploma... 2 Rendement wo stijgt, hbo-rendement daalt... 4 Hbo-ontwerpopleidingen laagste rendement van de sector... 6 Hoger rendement wo biologie, scheikunde en

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. mei 2010

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. mei 2010 Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs mei 2010 1 Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs Inleiding Deze factsheet geeft informatie

Nadere informatie

Uitval en studiesucces van Avans studenten vergeleken met de landelijke cijfers in 2017

Uitval en studiesucces van Avans studenten vergeleken met de landelijke cijfers in 2017 Leer- en Innovatiecentrum Breda, 's-hertogenbosch, Tilburg NOTITIE ons kenmerk IR21062018 contactpersoon Daniël Rijckborst datum 21-06-2018 telefoon 0610359505 onderwerp Factsheet Vereniging Hogescholen

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. April 2016

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. April 2016 Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs April 2016 Feiten en cijfers 2 Het algemene beeld Start van de studie uitval en wisselaars Tal van inspanningen bij hogescholen

Nadere informatie

Veranderen van opleiding

Veranderen van opleiding Totale switch na stijging weer op 20 procent... 3 Switchers pabo oorzaak stijging in 2012 en 2013... 4 Meer switch van mbo ers in sector Onderwijs in 2013... 5 Bij tweedegraads lerarenopleidingen meer

Nadere informatie

Instroom en inschrijvingen

Instroom en inschrijvingen Instroom en inschrijvingen Minder studenten beginnen aan opleidingen in de sector Onderwijs... 2 Instroom pabo keldert in 2015 maar herstelt zich deels in 2016... 3 Minder mbo ers naar sector Onderwijs...

Nadere informatie

Factsheet. Samenvatting

Factsheet. Samenvatting Afgestudeerden en uitvallers 2017 In deze factsheet staan de belangrijkste kengetallen en ontwikkelingen met betrekking tot uitval, studiewissel en studiesucces. Alle cijfers betreffen voltijd hbo-bachelorstudenten

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2011

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2011 Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs juni 2011 2 Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs Meer dan zeven op de tien studenten

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers April 2017 Inhoud 1 Het algemene beeld 2 2 Start van de studie: uitvallers 4 3 Start van de studie: wisselaars 5 4 Afsluiting van de studie: studiesucces

Nadere informatie

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s.

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s. Na vijf jaar 38 procent met hbo-diploma Onderwijs... 2 Hbo-rendement tot voor kort dalend... 3 Wo-rendement stijgt... 4 Mbo ers in Onderwijs hoger rendement dan havisten... 6 Vrouwen halen hoger rendement

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. Mei 2015

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. Mei 2015 Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs Mei 2015 Feiten en cijfers 2 Inleiding Op 19 mei 2015 hebben de hogescholen hun strategische agenda #hbo2025: wendbaar & weerbaar1

Nadere informatie

Instroom en Inschrijvingen

Instroom en Inschrijvingen Instroom en Inschrijvingen Meer instroom van studenten in de sector Techniek... 2 Veel instroom in ontwerp-opleidingen... 3 Meer havisten en minder mbo ers in hbo-bacheloropleidingen... 5 Groeiende instroom

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2008

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2008 Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs juni 2008 Meer gedetailleerde informatie kunt u vinden op de website www.hbo-raad.nl, via Feiten en Cijfers. Deze webpagina

Nadere informatie

Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten Hogeschool Utrecht

Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten Hogeschool Utrecht Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten Hogeschool Utrecht Utrecht, 24 augustus 2009 In dit convenant worden de principeafspraken van het convenant Meer studiesucces voor allochtone studenten

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2008

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2008 Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs juni 2008 1 Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs Inleiding Deze factsheet geeft informatie

Nadere informatie

Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden

Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden Groei bij gezondheidszorg, aantal studenten in het hbo stabiliseert, aandeel allochtonen blijft groeien, 5% groei in diploma s, aantal Ad-studenten

Nadere informatie

Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten Hogeschool Rotterdam

Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten Hogeschool Rotterdam Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten Hogeschool Rotterdam Utrecht, 24 augustus 2009 In dit convenant worden de principeafspraken van het convenant Meer studiesucces voor allochtone studenten

Nadere informatie

Subsector geografie. Sectorbeeld Gedrag & Maatschappij, Inspectie van het Onderwijs,

Subsector geografie. Sectorbeeld Gedrag & Maatschappij, Inspectie van het Onderwijs, Samenvatting... 2 Minst aantal opleidingen... 2 Minst aantal studenten... 3 Instroom neemt af... 3 Laagste uitval... 3 Lager diplomarendement... 3 Daling in switch... 3 Twee nieuwe opleidingen... 4 Weinig

Nadere informatie

1,4% ten opzichte van studiejaar

1,4% ten opzichte van studiejaar 1 februari 2018 Feiten & Cijfers Stijgende lijn in instroom, inschrijvingen en aantal gediplomeerden hbo houdt stand. Grote toename instroom associate degrees. De instroom in het hbo in studiejaar 2017-2018

Nadere informatie

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1 Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1 Inleiding Hoeveel en welke studenten (autochtoon/allochtoon) schrijven zich in voor de pabo (lerarenopleiding basisonderwijs) en blijven na

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO 1 - Onderwijs in Kaart 2018-hbo.docx - 16-6-2017 Transvorm Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Hbo Gezondheidszorg en Sociale Studies

Nadere informatie

Monitor beleidsmaatregelen 2014. Anja van den Broek

Monitor beleidsmaatregelen 2014. Anja van den Broek Monitor beleidsmaatregelen 2014 Anja van den Broek Maatregelen, vraagstelling en data Beleidsmaatregelen Collegegeldsystematiek tweede studies uit de Wet Versterking besturing inclusief uitzonderingen

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. mei 2009

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. mei 2009 Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs mei 2009 1 Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs Inleiding Deze factsheet geeft informatie

Nadere informatie

Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten Hogeschool van Amsterdam

Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten Hogeschool van Amsterdam Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten Hogeschool van Amsterdam Utrecht, 24 augustus 2009 In dit convenant worden de principeafspraken van het convenant Meer studiesucces voor allochtone

Nadere informatie

Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden

Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden Groei bij gezondheidszorg, aantal studenten in het hbo stabiliseert, aandeel allochtonen blijft groeien, 5% groei in diploma s, aantal Ad-studenten

Nadere informatie

FACTSHEET. Instroom en succes in de opleiding tot leerkracht. Platform Beleidsinformatie Mei 2013

FACTSHEET. Instroom en succes in de opleiding tot leerkracht. Platform Beleidsinformatie Mei 2013 FACTSHEET Instroom en succes in de opleiding tot leerkracht Platform Beleidsinformatie Mei 2013 Samenstelling: Pauline Thoolen (OCW/Kennis) Rozemarijn Missler (OCW/Kennis) Erik Fleur (DUO/IP) Arrian Rutten

Nadere informatie

Eerstegraads lerarenopleidingen kunst/lichamelijke opvoeding

Eerstegraads lerarenopleidingen kunst/lichamelijke opvoeding Eerstegraads lerarenopleidingen kunst/lichamelijke opvoeding Samenvatting en conclusies... 3 Inleiding... 4 De eerstegraadslerarenopleidingen kunst/lichamelijke opvoeding... 8 Inschrijvingen aan de eerstegraads

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs Feiten en cijfers Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs 2010 1 Feiten en cijfers Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs 2010 Ten opzichte van 2009 is de instroom stabiel: -0,3 procent

Nadere informatie

SELECTIE EN TOEGANKELIJKHEID VAN HET HOGER ONDERWIJS SAMENVATTING EERSTE 2 RAPPORTEN:

SELECTIE EN TOEGANKELIJKHEID VAN HET HOGER ONDERWIJS SAMENVATTING EERSTE 2 RAPPORTEN: SELECTIE EN TOEGANKELIJKHEID VAN HET HOGER ONDERWIJS SAMENVATTING EERSTE 2 RAPPORTEN: A. VERKENNING NAAR MAATREGELEN ROND IN- EN DOORSTROOM IN HET BACHELORONDERWIJS B. VERSCHILLEN EN ONTWIKKELINGEN IN

Nadere informatie

NOTITIE. De onderstaande figuren geven informatie weer over: Uitval in jaar 1; Het behalen van de propedeuse, in jaar 1 en 2; Het bachelorrendement.

NOTITIE. De onderstaande figuren geven informatie weer over: Uitval in jaar 1; Het behalen van de propedeuse, in jaar 1 en 2; Het bachelorrendement. Leer- en Innovatie Centrum Breda, 's-hertogenbosch, Tilburg NOTITIE datum 7 maart 2017 onderwerp Verwante en niet verwante Mbo-instroom van Etienne van Nuland contactpersoon Etienne van Nuland telefoon

Nadere informatie

Studenten aan lerarenopleidingen

Studenten aan lerarenopleidingen Studenten aan lerarenopleidingen Factsheet januari 219 In de afgelopen vijf jaar is het aantal Amsterdamse studenten dat een lerarenopleiding volgt met ruim 9% afgenomen. Deze daling is het sterkst voor

Nadere informatie

Factsheet. Totale hbo-instroom, inschrijvingen en diploma s

Factsheet. Totale hbo-instroom, inschrijvingen en diploma s Instroom, inschrijvingen en diploma s 2018/19 De instroom in het hbo is dit studiejaar toegenomen met 3,4% tot 110.307 eerstejaars aan een associate degree, bachelor of masteropleiding. Dit is de hoogste

Nadere informatie

Subsector maatschappelijke hulp en dienstverlening

Subsector maatschappelijke hulp en dienstverlening Subsector maatschappelijke hulp en dienstverlening Samenvatting... Grootste subsector... Gemiddeld meer studenten per opleiding... 3 Weinig instroom in relatief veel deeltijdopleidingen... 3 Mbo-instroom

Nadere informatie

Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten De Haagse Hogeschool

Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten De Haagse Hogeschool Meerjarenafspraken studiesucces allochtone studenten De Haagse Hogeschool Utrecht, 24 augustus 2009 In dit convenant worden de principeafspraken van het convenant Meer studiesucces voor allochtone studenten

Nadere informatie

nog nooit zo allochtoon gevoeld als op de universiteit.

nog nooit zo allochtoon gevoeld als op de universiteit. nog nooit zo allochtoon gevoeld als op de universiteit. Onderzoek naar sociale hulpbronnen als studiesuccesfactor voor niet-westerse allochtone studenten in het Nederlandse hoger onderwijs Lunchbijeenkomst

Nadere informatie

Analyse instroom

Analyse instroom Instroomontwikkeling 2016 2017 In 2016 was er een instroomtoename van 5,5% bij de hbo-bachelor- en ad-opleidingen, opgebouwd uit: Een toename van de directe doorstroom vanuit havo, mbo en vwo met 1,0%

Nadere informatie

Analyse van instroom en rendement in hogescholen in de GS5 en in de overige Nederlandse hogescholen

Analyse van instroom en rendement in hogescholen in de GS5 en in de overige Nederlandse hogescholen Bijlage bij hoofdstuk 2 Analyse van instroom en rendement in hogescholen in de GS en in de overige Nederlandse hogescholen Instroom, uitval- en rendementcijfers In figuur 1 is te zien hoe groot het aandeel

Nadere informatie

Subsector sociale wetenschappen

Subsector sociale wetenschappen Samenvatting... 2 Weinig opleidingen... 2 Kleinste aantal instromende studenten... 3 Uitval lager... 3 Veel switch... 3 Diplomarendement beter dan sector, slechter dan totaal ho... 3 Accreditaties met

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

Inschrijvingen en Instroom

Inschrijvingen en Instroom Veel studenten... 2 Minder studenten beginnen aan deeltijdopleiding... 3 Behoorlijk minder hbo-masterstudenten bij deeltijdopleidingen... 4 Veel instroom in maatschappelijke hulp en dienstverlening...

Nadere informatie

Subsector overig. Subsector overig

Subsector overig. Subsector overig Subsector overig Samenvatting... Grote subsector... 2 Veel switchende studenten... 3 Hoge uitval onder mbo ers... 4 Hoog wo-diplomarendement... 4 Minste studenten van hbo naar wo... 4 8 accreditaties na

Nadere informatie

Investeren in kwaliteit Kansrijk op arbeidsmarkt. Onderzoek met impact. Hbo als emancipatiemotor. Hbo in vogelvlucht. #hbocijfers

Investeren in kwaliteit Kansrijk op arbeidsmarkt. Onderzoek met impact. Hbo als emancipatiemotor. Hbo in vogelvlucht. #hbocijfers Investeren in kwaliteit Kansrijk op arbeidsmarkt Hbo als emancipatiemotor Onderzoek met impact Hbo in vogelvlucht #hbocijfers Februari 2018 Hbo als emancipatiemotor 453.354 Ingeschreven studenten in studiejaar

Nadere informatie

Technisch rapport Studentenstromen en selecterende opleidingen

Technisch rapport Studentenstromen en selecterende opleidingen Technisch rapport Studentenstromen en selecterende opleidingen Technisch rapport Studentenstromen en selecterende opleidingen De hoofdlijnen Na een jarenlange daling stabiliseert de totale doorstroom vanuit

Nadere informatie

Subsector politicologie en bestuurskundige opleidingen

Subsector politicologie en bestuurskundige opleidingen Subsector politicologie en bestuurskundige Samenvatting... 2 Weinig deeltijd... 2 Wo-instroom... 3 Weinig uitval iets toegenomen... 3 Veel switch... 3 Vier in herstel... 3 Veel studenten raden opleiding

Nadere informatie

Factsheet Toelatingstoets PABO

Factsheet Toelatingstoets PABO Pabo-opleidingen zitten in de lift De pabo s hebben de afgelopen jaren veel stappen gezet om de kwaliteit verder te versterken, onder meer door de invoering van de toelatingstoetsen. Deze maatregelen betalen

Nadere informatie

Figuur 1: aandeel mannelijke studenten in instroom bij de pabo s in 2010 (bron: HBO-Raad, bewerking sbo)

Figuur 1: aandeel mannelijke studenten in instroom bij de pabo s in 2010 (bron: HBO-Raad, bewerking sbo) Analyse: mannelijke studenten op de pabo Mannelijke studenten zijn ondervertegenwoordigd op de pabo s. Bovendien vallen relatief meer mannen uit dan vrouwen. In 2009 was ongeveer 13 procent van de gediplomeerde

Nadere informatie

De Studiekeuzecheck: voor wie werkt het?

De Studiekeuzecheck: voor wie werkt het? De Studiekeuzecheck: voor wie werkt het? Onderzoek naar SKC bij de Randstad hogescholen Dr. F. Rutger Kappe 17 maart, Utrecht rutger.kappe@inholland.nl Opzet Landelijk overzicht SKC in het hbo Resultaten

Nadere informatie

Erratum. In dit artikel zijn helaas enkele onnauwkeurigheden geslopen.

Erratum. In dit artikel zijn helaas enkele onnauwkeurigheden geslopen. Erratum In dit artikel zijn helaas enkele onnauwkeurigheden geslopen. In figuur 1, pagina 19, is de legenda onjuist weergegeven, waardoor de categorieën en verwisseld zijn. De juiste grafiek is hieronder

Nadere informatie

Veranderen van opleiding

Veranderen van opleiding Switch in het wo neemt toe... 2 Soorten switch... 4 Mbo ers switchen minder vaak... 5 Naar een opleiding in de sector Economie of Natuur... 6 studenten minder vaak van hbo naar wo... 7 Studenten wiskunde,

Nadere informatie

Als studenten na één jaar studie niet meer staan ingeschreven in het bekostigd hoger onderwijs worden zij gerekend tot de groep van uitvallers.

Als studenten na één jaar studie niet meer staan ingeschreven in het bekostigd hoger onderwijs worden zij gerekend tot de groep van uitvallers. Uitval studenten... 2 Hbo ers in vallen minder uit... 3 Uitval in technische wo-masters lager... 5 Studenten met mbo-vooropleiding vallen minder uit... 6 Als studenten na één jaar studie niet meer staan

Nadere informatie

Subsector psychologie

Subsector psychologie Samenvatting... 2 Gemiddeld qua aantallen opleidingen... 2 Groot aantal studenten... 3 Grotendeels wo-subsector... 3 Weinig mbo-instroom in hbo-bachelor... 3 Weinig uitval... 3 Minste switch... 3 Diplomarendement

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs. februari 2010

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs. februari 2010 Feiten en cijfers Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs februari 2010 1 Feiten en cijfers Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs Inleiding Deze factsheet geeft informatie over het

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Prestatie-indicatoren uit 1 cijfer ho en het algemeen studentenoordeel over de opleiding (nse).

Prestatie-indicatoren uit 1 cijfer ho en het algemeen studentenoordeel over de opleiding (nse). pagina: 1 (v6) Nummer instelling Naam instelling Plaats instelling : 21CW : HAS Hogeschool : S HERTOGENBOSCH Aantal opleidingen vt/dt/du, aantal unieke opleidingen, aantal hoofd- en neveninschrijvingen

Nadere informatie

Prestatie-indicatoren uit 1 cijfer ho en het algemeen studentenoordeel over de opleiding (nse).

Prestatie-indicatoren uit 1 cijfer ho en het algemeen studentenoordeel over de opleiding (nse). pagina: 1 (V10) Nummer instelling Naam instelling Plaats instelling : 21CW : HAS Hogeschool : S HERTOGENBOSCH Aantal opleidingen vt/dt/du, aantal unieke opleidingen, aantal hoofd- en neveninschrijvingen

Nadere informatie

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden HBO-Monitor 2018 De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden Managementsamenvatting In deze factsheet staat de arbeidsmarktpositie van de hbo-afgestudeerden uit studiejaar 2016-2017 centraal. Eind 2018,

Nadere informatie

Benchmark Hogescholen In opdracht van Platform Bètatechniek Ten behoeve van bestuurlijk overleg met hogescholen

Benchmark Hogescholen In opdracht van Platform Bètatechniek Ten behoeve van bestuurlijk overleg met hogescholen Benchmark Hogescholen In opdracht van Platform Bètatechniek Ten behoeve van bestuurlijk overleg met hogescholen Auteur: ir.ing. R.M.F. Brennenraedts Datum: mei 2007 Projectnummer: 2007.039 Achtergrond

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs. februari 2009

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs. februari 2009 Feiten en cijfers Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs februari 2009 1 Feiten en cijfers Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs Inleiding Deze factsheet geeft informatie over het

Nadere informatie

Factsheet. Instroom hbo toegenomen, lichte groei aantal inschrijvingen en aantal gediplomeerden neemt gestaag toe.

Factsheet. Instroom hbo toegenomen, lichte groei aantal inschrijvingen en aantal gediplomeerden neemt gestaag toe. 30 januari 2017 Feiten & Cijfers Instroom hbo toegenomen, lichte groei aantal inschrijvingen en aantal gediplomeerden neemt gestaag toe. Het aantal beginnende studenten in het hbo is in 2016-17 gegroeid

Nadere informatie

Benchmark Axisopleidingen

Benchmark Axisopleidingen Benchmark Axisopleidingen In opdracht van: Platform Bèta Techniek In samenwerking met Ministerie van OCW HBO-raad Project: 2008.104 Datum: Utrecht, 22 december 2008 Auteurs: Guido Ongena, MSc. drs. Rob

Nadere informatie

Biologie, scheikunde en medische opleidingen

Biologie, scheikunde en medische opleidingen Biologie, scheikunde en medische opleidingen... 2 Wiskunde, natuurkunde en informatica... 2 Bouwkunde en civiele techniek... 3 Ontwerpopleidingen... 4 Techniek en maatschappij... 4 Biologie, scheikunde

Nadere informatie

Basisgegevens opleidingsbeoordelingen Indicatoren en definities. 19 februari 2015

Basisgegevens opleidingsbeoordelingen Indicatoren en definities. 19 februari 2015 Basisgegevens opleidingsbeoordelingen Indicatoren en definities 19 februari 2015 Inhoud 1 Inleiding 3 2 Basisgegevens hbo-bacheloropleidingen 4 2.1 Voltijd hbo-ba 4 2.2 Deeltijd en duaal hbo-ba 5 3 Basisgegevens

Nadere informatie

Subsector pedagogische opleidingen

Subsector pedagogische opleidingen Samenvatting... 2 Gemiddeld in aantal en inschrijvingen... 2 Meeste instroom in hbo-... 3 Weinig uitval... 3 Relatief minder switchers... 3 Hoog rendement in hbo-bachelor en wo-master... 3 Accreditatie-uitkomsten:

Nadere informatie

Achtergrondinformatie

Achtergrondinformatie BIJLAGE 3 Achtergrondinformatie Diplomarendement Daling diplomarendement voltijd hbo-bacheloropleidingen De trend die de Inspectie van het Onderwijs de afgelopen jaren signaleerde in het hbo zet door:

Nadere informatie

Veranderen van opleiding

Veranderen van opleiding Veranderen van opleiding Veel hbo-psychologie studenten door naar een wo-opleiding... 2 Havisten in Gedrag & Maatschappij stappen vaker over naar wo... 3 Mbo ers en havisten in psychologie-opleidingen

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013 Fact sheet nummer 5 maart 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Er zijn ruim 133.000 jongeren van 15 tot en met 26 jaar in Amsterdam (januari 2012). Met de meeste jongeren gaat het goed in het onderwijs

Nadere informatie

Aantal instromende studenten tussen 2010 2014 gedaald. Figuur 1: Ontwikkeling instroom lerarenopleidingen 2010 2014. 1

Aantal instromende studenten tussen 2010 2014 gedaald. Figuur 1: Ontwikkeling instroom lerarenopleidingen 2010 2014. 1 Het aantal studenten dat start met een opleiding tot leraar basisonderwijs, leraar speciaal onderwijs of leraar voortgezet onderwijs is tussen en afgenomen. Bij de tweedegraads en eerstegraads hbo-lerarenopleidingen

Nadere informatie

Bron en definities studentenaantallen Vereniging Hogescholen

Bron en definities studentenaantallen Vereniging Hogescholen Bron en definities studentenaantallen Versie 0.1 (voorlopig) Laatst gewijzigd: 8-2-2018 Pagina 1 van 10 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Wijzigingen deze versie... 3 Met ingang van 1cijferHO2017... 3 1cijferHO...

Nadere informatie

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2014: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. April 2015

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2014: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. April 2015 Feiten en cijfers HBO-Monitor 2014: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo April 2015 Feiten en cijfers 2 Inleiding In deze factsheet staan de arbeidsmarktresultaten van hbo-afgestudeerden

Nadere informatie

informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/werken-in-het-onderwijs/vraag-en-antwoord/welkeonderwijsbevoegdheden-zijn-er

informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/werken-in-het-onderwijs/vraag-en-antwoord/welkeonderwijsbevoegdheden-zijn-er Pabo Samenvatting en conclusies... 2 De... 4 Inschrijvingen aan de... 6 Ontwikkelingen binnen de... 7 Onderwijskwaliteit: accreditaties... 9 Onderwijskwaliteit: conclusies van de NVAO...10 Tevredenheid:

Nadere informatie

Stromen door het onderwijs

Stromen door het onderwijs Stromen door het onderwijs Vanuit het derde leerjaar van het vo 2003/2004 Erik Fleur DUO/IP Juni 2013 1. Inleiding In schooljaar 2003/2004 zaten bijna 200 duizend leerlingen in het derde leerjaar van het

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Fact sheet nummer 9 juli 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Er zijn in Amsterdam bijna 135.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2013). Veel jongeren volgen een opleiding of

Nadere informatie

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden HBO-Monitor 2017 De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden Managementsamenvatting In deze factsheet staat de arbeidsmarktpositie van de hbo-afgestudeerden uit studiejaar 2015-2016 centraal. Eind 2017,

Nadere informatie

Diploma behaald. Sectorbeeld Gedrag & Maatschappij, Inspectie van het Onderwijs,

Diploma behaald. Sectorbeeld Gedrag & Maatschappij, Inspectie van het Onderwijs, Mbo ers doen het beter dan havisten... 2 55 procent behaald -diploma na vijf jaar... 2 62 procent behaald -diploma na vier jaar... 3 Wo psychologie heeft bovengemiddeld rendement... 4 Rendement van master

Nadere informatie

Bron Definities Onderwerpen

Bron Definities Onderwerpen Bron De kengetallen van de HBO-raad over studenten zijn gebaseerd op een extract uit het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO) dat de IB-groep in de eerste week van december 2010 heeft

Nadere informatie

TECHNISCH RAPPORT HOOFDSTUK 1 - DE LERAAR. De Staat van het Onderwijs 2015/2016. April 2017

TECHNISCH RAPPORT HOOFDSTUK 1 - DE LERAAR. De Staat van het Onderwijs 2015/2016. April 2017 TECHNISCH RAPPORT HOOFDSTUK 1 - DE LERAAR De Staat van het Onderwijs 2015/2016 April 2017 1 2 Inleiding Dit is het technische rapport dat ten grondslag ligt aan de paragraaf over de leraar van de Staat

Nadere informatie

Cijfermatige achtergrondinformatie ten behoeve van Slotconferentie HO-tour

Cijfermatige achtergrondinformatie ten behoeve van Slotconferentie HO-tour Cijfermatige achtergrondinformatie ten behoeve van Slotconferentie HO-tour In deze bijlage zijn feiten en cijfers opgenomen over het hoger onderwijs die illustratief kunnen zijn voor de discussies in de

Nadere informatie

Analyse instroomontwikkeling 2015/2016 Op basis van trends uit het verleden en de definitieve studentgegevens

Analyse instroomontwikkeling 2015/2016 Op basis van trends uit het verleden en de definitieve studentgegevens Bladnummer 1 Analyse instroomontwikkeling 2015/2016 Op basis van trends uit het verleden en de definitieve studentgegevens Inleiding De instroom in hbo-bachelor- en ad-opleidingen is dit studiejaar met

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Nominaal = Normaal aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de (mogelijke) invloed op instroom en studiesucces van (subgroepen) studenten

Nominaal = Normaal aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de (mogelijke) invloed op instroom en studiesucces van (subgroepen) studenten Nominaal = Normaal aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de (mogelijke) invloed op instroom en studiesucces van (subgroepen) studenten Dr. Gerard Baars, drs. Paul van Wensveen, ing. Peter Hermus Aanleiding

Nadere informatie

Verslag Commissie Persoonlijke Omstandigheden over studiejaar met conclusies en aanbevelingen. Sept 18

Verslag Commissie Persoonlijke Omstandigheden over studiejaar met conclusies en aanbevelingen. Sept 18 Verslag Commissie Persoonlijke Omstandigheden over studiejaar 17-18 met conclusies en aanbevelingen. Sept 18 In dit korte verslag vindt u een overzicht van de activiteiten van de CPO over afgelopen studiejaar

Nadere informatie

TUSSENBERICHT SELECTIE VAN VOLTIJD MASTEROPLEIDINGEN IN HET WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS EN STUDENTENSTROMEN

TUSSENBERICHT SELECTIE VAN VOLTIJD MASTEROPLEIDINGEN IN HET WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS EN STUDENTENSTROMEN TUSSENBERICHT SELECTIE VAN VOLTIJD MASTEROPLEIDINGEN IN HET WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS EN STUDENTENSTROMEN December 2016 In de wet Kwaliteit in Verscheidenheid is met ingang van het studiejaar 2014/2015

Nadere informatie

Figuur: Procentuele uitval studenten hbo lerarenopleidingen na het eerste studiejaar (instroomjaren 2004 tot en met 2008)

Figuur: Procentuele uitval studenten hbo lerarenopleidingen na het eerste studiejaar (instroomjaren 2004 tot en met 2008) Uitval van studenten aan lerarenopleidingen Bij de verschillende hbo lerarenopleidingen vallen in het algemeen minder studenten uit dan in het totale hbo. Bij de talenopleidingen vallen relatief veel studenten

Nadere informatie

céáíéå=éå=åáàñéêë= HBO-Monitor 2012: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2013

céáíéå=éå=åáàñéêë= HBO-Monitor 2012: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2013 céáíéå=éå=åáàñéêë= HBO-Monitor 2012: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2013 céáíéå=éå=åáàñéêë 2 Inleiding In deze factsheet staan de arbeidsmarktresultaten van hbo-afgestudeerden

Nadere informatie

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden HBO-Monitor 2016 De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden Managementsamenvatting In deze factsheet staat de arbeidsmarktpositie van de hbo-afgestudeerden uit studiejaar 2014/2015 centraal. Eind 2016,

Nadere informatie

Ondernemerschap binnen Avans Hogeschool. Collegejaar

Ondernemerschap binnen Avans Hogeschool. Collegejaar Ondernemerschap binnen Avans Hogeschool Collegejaar 2016-2017 Pagina: 2 van 30 Colofon datum 7-11-2016 auteur versie 1.0 status Definitief Pagina: 3 van 30 Inhoudsopgave Samenvatting 4 1 Inleiding 5 2

Nadere informatie

Aanbod van opleidingen

Aanbod van opleidingen Onderwijs de grootste sector... 2 Minder tweedegraads- en universitaire lerarenopleidingen... 4 Ruim 900 opleidingsvarianten... 5 Nieuwe opleidingsvarianten in sector Onderwijs... 7 Ontwikkelingen in voltijd-

Nadere informatie

Contextschets Techniek

Contextschets Techniek Contextschets Techniek Nationaal Techniekpact 2020... 2 Welke activiteiten ondernemen de hbo-instellingen?... 2 Welke activiteiten ondernemen de universiteiten?... 3 Welke activiteiten onderneemt de 3TU?...

Nadere informatie

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK HOGER ONDERWIJS. De Staat van het Onderwijs 2014/2015. April 2016

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK HOGER ONDERWIJS. De Staat van het Onderwijs 2014/2015. April 2016 TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK HOGER ONDERWIJS De Staat van het Onderwijs 2014/2015 April 2016 INHOUD Inleiding 3 Belangrijkste bevindingen en aandachtspunten 4 1 Databronnen en definities 5 1.1 Databronnen

Nadere informatie

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Aantal vooraanmeldingen voor 2 e graads opleiding stijgt, 1 e graads daalt en pabo blijft gelijk juni 2010 Inleiding Om de (toekomstige) leraartekorten

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2015: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. Juni 2016

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2015: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. Juni 2016 Feiten en cijfers HBO-Monitor 2015: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo Juni 2016 Feiten en cijfers 2 Inleiding In deze factsheet staan de arbeidsmarktresultaten van hbo-afgestudeerden

Nadere informatie

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2013: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juni 2014

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2013: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juni 2014 Feiten en cijfers HBO-Monitor 2013: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2014 Honderden Feiten en cijfers 2 Inleiding In deze factsheet staan de arbeidsmarktresultaten van hbo-afgestudeerden

Nadere informatie

De Studiekeuzecheck: voor wie werkt het?

De Studiekeuzecheck: voor wie werkt het? De Studiekeuzecheck: voor wie werkt het? Show & Share 2016 Haarlem, 15 juni 2016 Dr. F. Rutger Kappe, Carlijn Knuiman MSc, Eline Vis, lectoraat studiesucces Inholland Opzet SKC in het hbo Resultaten SKC

Nadere informatie