Wat is ecologie? Biotische factoren, want door het landbouwgif gaan ook prooidieren van de wolven dood en dieren zijn biotische factoren.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Wat is ecologie? Biotische factoren, want door het landbouwgif gaan ook prooidieren van de wolven dood en dieren zijn biotische factoren."

Transcriptie

1 1 BASISSTOF 2 vwo gymnasium Wat is ecologie? thema 6 Ecologie opdracht 1 Beantwoord de volgende vragen. Gebruik bij de vragen 1 tot en met 3 afbeelding 1 van je handboek. 1 In de twintigste eeuw is op grote schaal landbouwgif gebruikt om gewassen te beschermen. Dit gif doodde niet alleen schadelijke insecten, maar ook veel andere dieren. Volgens sommige onderzoekers is het landbouwgif een van de oorzaken dat de wolf in West-Europa is verdwenen. Zijn door het landbouwgif biotische of abiotische factoren veranderd voor wolven? Leg je antwoord uit. Biotische factoren, want door het landbouwgif gaan ook prooidieren van de wolven dood en dieren zijn biotische factoren. 2 In Nederland worden over verschillende snelwegen ecoducten aangelegd (zie afbeelding 1). Welk probleem dat vooral in de twintigste eeuw is ontstaan wordt hierdoor aangepakt? De versnippering van de natuurgebieden. Afb. 1 Via een ecoduct kunnen dieren een snelweg oversteken. 3 Leg uit dat de aanleg van ecoducten gunstig kan zijn voor de terugkeer van wolven. Doordat er minder versnippering is, kan het aantal grote zoogdieren, zoals herten, toenemen, waardoor er meer voedsel voor wolven beschikbaar is. (Het gebied waar wolven kunnen jagen wordt door de aanleg van ecoducten ook groter.) 4 Het milieu (de regen) heeft invloed op de regenworm. Een regenworm heeft ook invloed op het milieu. Geef hiervan een voorbeeld. Regenwormen maken gangen in de bodem. Hierdoor verandert de hoeveelheid lucht die in de grond aanwezig is. 44

2 BASISSTOF thema 6 Ecologie opdracht 2 Afbeelding 2 is het schema van een wateronderzoek dat door een leerling is uitgevoerd. Beantwoord de volgende vragen over het onderzoek van afbeelding 2. 1 Geef op het ruitjespapier van afbeelding 3 het verband weer tussen het tijdstip van de dag en het zuurstofgehalte van het vijverwater. 2 Lees uit het diagram af welk zuurstofgehalte je zou verwachten bij water in het flesje dat is gevallen. 6,8 mg/l. Afb. 2 Het zuurstofgehalte van het water in een vijver. Probleemstelling Benodigdheden Experiment Hoe verandert het zuurstofgehalte van het water in een vijver gedurende één etmaal? monsterpotjes zuurstofmeter etiketten Op verschillende tijdstippen op de dag neemt hij een monster van het water in de vijver. Iedere keer plakt hij op het flesje met het monster een etiket met daarop het tijdstip waarop het monster is genomen. Hij neemt de potjes mee naar school en meet van ieder potje met een zuurstofmeter het zuurstofgehalte. Resultaat T i j d Zuurstofgehalte (mg/l) 3.30 uur 3, uur 4, uur * uur 8, uur 9, uur 7, uur 5,3 * kon niet worden gemeten, omdat het potje was omgevallen 45

3 BASISSTOF thema 6 Ecologie Afb. 3 zuurstofgehalte (mg/l) tijd van de dag (uur) opdracht Beantwoord de volgende vragen. Gebruik daarbij afbeelding 4. 1 Op Texel en de andere Waddeneilanden leven konijnen. Behoren de konijnen op Texel en op een ander Waddeneiland tot dezelfde populatie? Leg je antwoord uit. Nee, want de konijnen op Texel kunnen zich niet voortplanten met de konijnen op een ander Waddeneiland. 2 Welke factoren vormen de biotoop van het duingebied van Texel? De abiotische factoren, zoals de temperatuur, de bodemgesteldheid en de hoeveelheid water, zout en wind. 3 In het Texelse duingebied komen een aantal meertjes voor. Hierin leven onder andere algen, stekelbaarsjes, waterkevers, waterplanten en watervlooien. Maken deze organismen deel uit van dezelfde populatie? En maken ze deel uit van dezelfde levensgemeenschap? En van hetzelfde ecosysteem? Deze organismen maken geen deel uit van dezelfde populatie, maar wel van dezelfde levensgemeenschap en ook van hetzelfde ecosysteem. 4 Een ecoloog onderzoekt de relatie tussen het aantal driedoornige stekelbaarsjes en het aantal lepelaars op Texel. Op welk niveau doet de ecoloog onderzoek? De ecoloog doet onderzoek op het niveau van populaties. 46

4 BASISSTOF thema 6 Ecologie 5 Welke abiotische factor (factoren) in het milieu van driedoornige stekelbaarsjes wordt (worden) genoemd in afbeelding 4? Zout water, zoet water. 6 Welke biotische factor (factoren) in het milieu van driedoornige stekelbaarsjes wordt (worden) genoemd in afbeelding 4? Lepelaars. Afb. 4 Texel Esmee en Lianne zijn een week op vakantie op Texel. Elke dag maken ze een wandeling door de duinen. In het bezoekerscentrum hebben ze gelezen dat het duingebied van Texel een afwisselend landschap is met veel natte duinvalleien tussen droge duinen, bossen, heidevelden, kwelders en een uitgestrekte strandvlakte. Veel verschillende soorten planten en dieren hebben in dit gebied een plek gevonden. Ze lezen ook dat er in de Texelse Moksloot een vistrap is aangelegd (zie de afbeelding). Om overstroming tegen te gaan is er op Texel een dijk aangelegd. Hierdoor nam het aantal stekelbaarsjes af. Via de vistrap stroomt weer zoet water naar zee. Daar komen grote hoeveelheden stekelbaarsjes op af die van zout naar zoet water trekken. Ze zijn het geliefde voedsel van lepelaars. Deze vogels overwinteren in Afrika en trekken in het voorjaar terug naar Texel. een vistrap keuze-opdracht 4 Maak een woordweb van factoren die van invloed zijn op organismen. Gebruik daarbij de volgende woorden: abiotische factoren biotische factoren bodemgesteldheid licht roofdieren soortgenoten struikgewas temperatuur voedsel water wind ziekteverwekkers zuurstofgehalte van de lucht. zuurstofgehalte van de lucht bodemgesteldheid ziekteverwekkers licht roofdieren temperatuur abiotische factoren organismen biotische factoren struikgewas water wind soortgenoten voedsel HB BASISSTOF 2 BLZ

5 2 Voedselrelaties opdracht 5 Beantwoord de volgende vragen. 1 Wat is een voedselketen? Een reeks soorten, waarbij elke soort voedselbron is voor de volgende soort. 2 Waarmee begint een voedselketen altijd? Met een plantensoort. 3 Wat is een voedselweb? Het geheel van voedselrelaties in een ecosysteem. In het voedselweb van afbeelding 6 van je handboek kun je verschillende voedselketens onderscheiden. De kortste voedselketen bestaat uit drie schakels, de langste uit zeven schakels. 4 Noteer twee voedselketens van afbeelding 6 die uit slechts drie schakels bestaan. Bijvoorbeeld: gras konijn vos; lijsterbes merel havik. 5 Noteer ook de voedselketen van afbeelding 6 die uit zeven schakels bestaat. Lijsterbes bladluis lieveheersbeestje libel kikker slang havik. 6 Welk dier in afbeelding 6 is een alleseter? Leg je antwoord uit. De merel, want die eet zowel planten (lijsterbes) als dieren (lieveheersbeestjes). BASISSTOF 2 vwo gymnasium thema 6 Ecologie opdracht 6 In 2014 werd de Slag om Arnhem herdacht met luchtlandingen van parachutisten op de Ginkelse Heide bij Ede (zie afbeelding 5). De Ginkelse Heide is een voorbeeld van een ecosysteem. Er leven onder andere de volgende organismen: h a a s hommel jeneverbes kikker ringslang slechtvalk struikheide v o s. Maak met deze organismen twee voedselketens. Gebruik daarbij alle organismen één keer. 1 Jeneverbes hommel kikker ringslang slechtvalk. 2 Struikheide haas vos. Afb. 5 Parachutisten landen op de Ginkelse Heide. 48

6 BASISSTOF thema 6 Ecologie opdracht 7 Afbeelding 6 is een artikel over een volkstuintje. In het artikel worden verschillende organismen genoemd. Afb. 6 E e n v o l k s t u i n t j e Johan heeft een volkstuintje. In het volkstuintje kweekt hij graag sla. Om zijn tuintje heeft Johan wel een hek van gaas, maar toch weten de konijnen soms zijn slaplantjes te vinden. Vaak ziet hij ook molshopen. De mollen eten regenwormen, die de grond in het tuintje luchtig houden. Engerlingen, de rupsen van de meikever, doen zich graag tegoed aan wortels, bijvoorbeeld van gras. Regenwormen leven vooral van dode resten van het gras. In de lijsterbessen die verderop staan, fluiten in het voorjaar veel merels. Johan weet dat een sperwer hoog in de bomen een nest heeft en heel af en toe ziet Johan als hij bij zijn tuintje komt een vos tussen de bomen wegglippen. Maak in het vak een voedselweb van de organismen van afbeelding 6. Johan hoef je niet op te nemen. vos sperwer konijn sla mol regenworm gras merel engerling lijsterbes HB PRODUCENTEN, CONSUMENTEN EN REDUCENTEN BLZ

7 BASISSTOF thema 6 Ecologie opdracht 8 Beantwoord de volgende vragen. 1 Een bepaalde groep bacteriën, de cyanobacteriën, kan met behulp van zonlicht glucose maken uit koolstofdioxide en water. De glucose gebruiken de bacteriën onder andere om allerlei andere stoffen te maken. Behoren de cyanobacteriën tot de consumenten, of reducenten? Leg je antwoord uit. Tot de, want ze zijn in staat zelf voedingsstoffen te maken. 2 Kan een mens een consument van de eerste orde zijn? En van de tweede orde? Leg je antwoord uit. Een mens kan zowel consument van de eerste als van de tweede orde zijn, want mensen zijn alleseters (ze eten zowel plantaardige als dierlijke voedingsmiddelen). 3 Een jaguar is een roofdier (zie afbeelding 7). In welke schakels van een voedselketen kan een jaguar voorkomen? In de derde, vierde, vijfde, enzovoort schakel. Afb. 7 Jaguar. 4 Een bepaalde afvaleter komt in de tweede schakel van een voedselketen voor. Leeft deze afvaleter van afval van dieren, van afval van planten, van afval van schimmels of is dit niet te zeggen? Van afval van planten, want in de tweede schakel van een voedselketen staan de planteneters. 5 Leg uit dat door reducenten een kringloop van stoffen ontstaat. Reducenten zetten de stoffen waaruit de dode resten van organismen bestaan om in stoffen die weer door planten gebruikt kunnen worden. opdracht 9 Beantwoord de volgende vragen. In afbeelding 8 is een deel van een voedselweb van de Noordzee getekend. De pijlen naar het schip geven aan dat er ook organismen door de mens worden gevangen en gegeten. De Noordzee is nogal troebel. Dat wordt veroorzaakt door de grote hoeveelheden plankton. Plankton bestaat uit microscopisch kleine organismen die in het water zweven. Plankton kan dierlijk of plantaardig zijn. 1 Welke organismen behoren tot de? Het plantaardige plankton. 2 Noteer een voedselketen uit afbeelding 8 die uit drie schakels bestaat en waarvan de mens deel uitmaakt. Plantaardig plankton haring mens. 50

8 BASISSTOF thema 6 Ecologie Afb. 8 Een voedselweb in de Noordzee. zeehond haring plantaardig plankton dierlijk plankton kabeljauw mossel schol 3 Noteer twee voedselketens die uit vijf schakels bestaan en waarvan de mens g e e n deel uitmaakt. Plantaardig plankton dierlijk plankton haring kabeljauw zeehond. Plantaardig plankton dierlijk plankton mossel schol zeehond. 4 Welke dieren zijn omnivoren? De mossel en de haring. 5 Tot welke orden van de consumenten kan een zeehond horen? Tot de tweede, de derde of de vierde orde. opdracht 10 In afbeelding 9 zie je een kringloop van stoffen, waarin de pijlen ontbreken. Teken de pijlen in deze afbeelding, Afb. 9 gras sprinkhaan muis torenvalk schimmels en bacteriën voedingsstoffen in de bodem 51

9 BASISSTOF thema 6 Ecologie opdracht 11 Zet een kruisje in de juiste kolom. Autotroof Heterotroof 1 Producenten zijn X 2 Consumenten zijn X 3 Organismen die in staat zijn tot fotosynthese zijn X 4 Organismen waarbij in de cellen verbranding plaatsvindt, zijn X X 5 Organismen die uit energiearme stoffen energierijke stoffen maken. X 6 Organismen die andere organismen als voedsel nodig hebben. X HB BASISSTOF 3 BLZ

10 3 Kringlopen opdracht 12 Beantwoord de volgende vragen. 1 Noteer twee functies van water in een organisme. Laten plaatsvinden van scheikundige reacties; vervoeren van stoffen. 2 Je moet regelmatig de hoeveelheid vocht in je lichaam aanvullen, omdat je water verliest. Op welke manieren kan je lichaam water kwijtraken? Door te plassen (met de urine); door te poepen (met de ontlasting); door uit te ademen; door te zweten. 3 Welke gebeurtenis in de kringloop van water vindt vooral plaats in de oceanen en zeeën? De verdamping van water. 4 Wat gebeurt er bij de condensatie van water? Waterdamp verandert in waterdruppels. (Condensatie is het overgaan van de gasvormige naar de vloeibare toestand van een stof.) 5 Noteer drie manieren waarop het water dat is verdampt uit de oceanen en zeeën terugkeert naar het aardoppervlak. Als regen; als sneeuw; als hagel. BASISSTOF 2 vwo gymnasium thema 6 Ecologie HB DE KRINGLOOP VAN KOOLSTOF BLZ. 82 opdracht 13 In afbeelding 10 is een deel van de kringloop van koolstof schematisch getekend. Bij een boom en een olifant staan zeven vakken. Noteer in het juiste vak: energierijke stoffen (3 ) fotosynthese glucose koolstofdioxide verbranding (3 ). Afb. 10 glucose energierijke ergierijk stoffen koolstofdioxide koolstofdioxide fotosynthese verbranding verbranding verbranding energierijke ergierijk stoffen energierijke ergierijk stoffen 53

11 BASISSTOF thema 6 Ecologie opdracht 14 Beantwoord de volgende vragen. 1 Welk gas in de lucht maakt deel uit van de koolstofkringloop? Koolstofdioxide. 2 Een mestkever is een afvaleter. Het lichaam van een mestkever bestaat onder andere uit koolhydraten. De koolstofatomen in de koolhydraten zijn afkomstig van koolstofdioxide dat in de lucht heeft gezeten. Beschrijf hoe de koolstofatomen van koolstofdioxide terechtkomen in de koolhydraten in het lichaam van een mestkever. Tijdens de fotosynthese komen koolstofatomen uit koolstofdioxide in glucose en vervolgens in andere energierijke stoffen in planten (zoals eiwitten, koolhydraten en vetten). Een planteneter eet de planten. Een deel van de planten wordt niet verteerd en komt in de mest. De mestkever voedt zich met deze mest. In de darmen van de mestkever verteren de eiwitten, koolhydraten en vetten. De stoffen die ontstaan komen in het bloed van de mestkever. Vervolgens maakt de mestkever daar weer eiwitten, koolhydraten en vetten van, die onder andere koolstofatomen bevatten. 3 Welke functies hebben bacteriën en schimmels in de koolstofkringloop? Bacteriën en schimmels ruimen dode resten van organismen op en brengen de koolstof uit deze dode resten weer terug in de lucht. 4 Waarvoor heeft een plant stikstofzouten nodig? Een plant heeft stikstofzouten nodig om eiwitten te maken. 5 Welke functies hebben bacteriën en schimmels in de stikstofkringloop? Bacteriën en schimmels breken eiwitten af, waardoor stikstofzouten ontstaan die door planten opgenomen kunnen worden. HB BASISSTOF 4 BLZ

12 4 Piramides opdracht 15 1 Heeft een piramide van aantallen altijd een piramidevorm? Leg je antwoord uit. Nee, want het aantal bomen in een bos is bijvoorbeeld kleiner dan het aantal planteneters. 2 Wat gebeurt er met de biomassa in de opeenvolgende schakels van een voedselketen? In iedere schakel neemt de biomassa af. 3 In een voedselketen vergelijken we de consumenten van de eerste orde met de consumenten van de tweede orde. Welke van deze schakels heeft de grootste biomassa? De consumenten van de eerste orde. BASISSTOF 2 vwo gymnasium thema 6 Ecologie opdracht 16 In een rivier in het Amazoneregenwoud leeft een piranhasoort in grote groepen. Als er weinig ander voedsel beschikbaar is, vallen ze soms waterzwijnen aan (zie afbeelding 11). Waterzwijnen zijn tien tot twintig keer zo zwaar als piranha s. Waterzwijnen leven van waterplanten. Afb. 11 Waterzwijn of capibara ( Hydrochoerus hydrochaeris L. ). Maak in het vak een schematische tekening van een piramide van aantallen van deze voedselketen. Schrijf de namen van de organismen bij de schakels. piranha s waterzwijnen waterplanten Maak in het vak een schematische tekening van een piramide van biomassa van deze voedselketen. Schrijf de namen van de organismen bij de schakels A2 piranha s waterzwijnen waterplanten 55

13 BASISSTOF thema 6 Ecologie opdracht 17 Een groep onderzoekers heeft een stuk grasland onderzocht. Er komen in dat stuk planten, planteneters, vleeseters en drie roofvogels voor. In afbeelding 12 zie je grafiekpapier. Maak met behulp van deze gegevens een piramide van aantallen. De vierde trede van de voedselpiramide mag je weergeven als een verticaal lijntje. De hoogte van iedere trede is 1 cm. Gebruik als schaal 1 cm = organismen. Noteer de namen bij de schakels:. Afb. 12 Na het tellen van de organismen hebben de onderzoekers de gemiddelde biomassa van een organisme bepaald (zie de tabel). Bereken de totale biomassa van de en de consumenten van de eerste, tweede en derde orde. Noteer deze getallen in de tabel. Groepen organismen Aantallen organismen Gemiddelde biomassa van een organisme (g) Totale biomassa (kg) Producenten , Consumenten 1e orde , Consumenten 2e orde , Consumenten 3e orde ,7 Maak met behulp van de gegevens in de tabel in afbeelding 13 een piramide van biomassa. De hoogte van iedere trede is 1 cm. Gebruik als schaal 1 cm = 300 kg. Afb. 13 Noteer de namen van de vier schakels van de voedselketen. HB BASISSTOF 5 BLZ

14 5 BASISSTOF 2 vwo gymnasium Energiestroom in een ecosysteem thema 6 Ecologie opdracht 18 Beantwoord de volgende vragen. 1 In welk(e) trofisch(e) niveau(s) kan fotosynthese plaatsvinden? Alleen in het eerste trofische niveau. 2 In een ecosysteem is voor organismen op het derde trofische niveau minder energie beschikbaar dan voor organismen op het tweede trofische niveau. Leg uit waardoor dit komt. Organismen op het tweede trofische niveau gebruiken een deel van de beschikbare energie voor hun stofwisseling. 3 Reducenten maken energie vrij door de afbraak van energierijke stoffen in dode resten van en consumenten. Welke energierijke stoffen worden in ieder geval door reducenten afgebroken? DNA, eiwitten, koolhydraten en vetten. 4 In arme landen moeten mensen vaak leven van een klein stukje grond. Op welke manier kunnen ze het meeste voedsel van hun stukje grond krijgen, door er gewassen op te verbouwen of door er vee op te laten grazen? Door er gewassen op te verbouwen. 5 Twee derde van de wereldbevolking lijdt honger. Sommige mensen beweren dat er geen honger geleden hoeft te worden als iedereen vegetariër zou worden. Leg dat uit. Wanneer iemand plantaardig voedsel eet, wordt meer van de energie die is vastgelegd bij de fotosynthese benut dan wanneer iemand dierlijk voedsel eet. Daardoor kunnen er meer mensen leven van een stuk grond als daarop gewassen worden verbouwd dan als daar vee op wordt gehouden. 6 Om 1 kg rundvlees te produceren is ongeveer 30 kg voer nodig. Voor de productie van 1 kg eetbaar insectenvlees is dat maar ongeveer 3 kg. Waardoor hebben insecten om zwaarder te worden minder energierijke stoffen nodig dan runderen? Insecten zijn koudbloedig en hoeven daardoor geen energierijke stoffen te verbranden om warm te blijven. opdracht 19 Een koe krijgt energierijke stoffen binnen als ze gras eet. In afbeelding 14 is in een cirkeldiagram weergegeven wat er met deze energierijke stoffen gebeurt. Beantwoord de volgende vragen over dit diagram. 1 Bij één punt van het cirkeldiagram is niet aangegeven wat ermee gebeurt. Wat geeft dit deel van het diagram aan? Het geeft het deel van de koe aan dat we niet eten (zoals de botten, de huid, sommige organen). Afb. 14 uitwerpselen vlees? warmte en beweging 57

15 BASISSTOF thema 6 Ecologie 2 Hoeveel procent van de energierijke stoffen wordt helemaal niet door de koe gebruikt? 55%. 3 Hoeveel procent wordt als brandstoffen verbruikt? 31%. 4 Een bepaald weiland levert ongeveer kg gras per jaar op. Zullen koeien per jaar kg zwaarder kunnen worden, als ze alleen leven van het gras van dit weiland? Leg je antwoord uit. Nee, want niet al het gras wordt verteerd en van het opgenomen voedsel gebruikt de koe een deel voor verbranding. HB BASISSTOF 6 BLZ

16 6 Populaties opdracht 20 Beantwoord de volgende vragen. Gebruik hierbij afbeelding 22 van je handboek. 1 Voor de veranderingen in het natuurgebied heersten in het meertje optimale omstandigheden voor snoeken. Hun aantal groeide echter niet. W a a r d o o r k w a m d i t? Dit kwam doordat de populatie al zijn maximale omvang had (er heerste een biologisch evenwicht). 2 Maken zoetwatermosselen deel uit van dezelfde voedselketen als bittervoorns? Leg je antwoord uit. Nee, want bittervoorns eten geen zoetwatermosselen. 3 Bevatte het schone water dat enige tijd door het meertje stroomde veel of weinig mineralen? Het schone water bevatte weinig mineralen, waardoor er weinig voedsel was voor de algen en hun aantal afnam. 4 Na de aanpassingen en het schoonmaken bleek het meer weer ongeveer evenveel planten te bevatten als voor de aanpassing. Is de biomassa van de voorns en snoeken dan ook ongeveer even groot als voor de aanpassing? Leg je antwoord uit. Ja, want de beschikbare hoeveelheid voedsel is gelijk gebleven. BASISSTOF 2 vwo gymnasium thema 6 Ecologie opdracht 21 Beantwoord de volgende vragen. Een guppy is een zoetwatervis die veel in aquaria wordt gehouden (zie afbeelding 15). In afbeelding 16 is het verband tussen de milieutemperatuur en de groei- en voortplantingskansen van guppy s weergegeven in een diagram. Afb. 15 Guppy. Afb. 16 groei- en voortplantingskansen 1 Wat is de minimumtemperatuur voor guppy s? 5 C milieutemperatuur ( C) 2 Omschrijf wat het begrip minimumtemperatuur inhoudt voor guppy s. De minimumtemperatuur is de laagste temperatuur waarbij een guppy in leven kan blijven

17 BASISSTOF thema 6 Ecologie 3 Bij welke temperatuur kan een viskweker het beste guppy s kweken? Leg je antwoord uit. Bij 22 C, want dit is de optimumtemperatuur voor guppy s (bij deze temperatuur groeien ze het best). 4 Leg uit dat het niet verstandig is een aquarium met guppy s op een warme dag in de zon te zetten. Door de zon kan de temperatuur van het water boven de maximum temperatuur komen, waardoor de guppy s doodgaan. opdracht 22 Beantwoord de volgende vragen. In afbeelding 17 is het verband tussen de milieutemperatuur en de ontwikkelingskansen van de eieren van een forel en van een kikker weergegeven in een diagram. Afb. 17 ontwikkelingskansen van eierenn forel kikker temperatuur ( C) 1 Wat is de optimumtemperatuur voor de ontwikkeling van de eieren van een forel? 4 C. 2 En wat is de optimumtemperatuur voor de ontwikkeling van de eieren van een kikker? 22 C. 3 Welke van beide soorten zet zijn eieren in de meest noordelijk gelegen wateren af? De forel. In een bepaald ecosysteem schommelt de watertemperatuur regelmatig tussen 5 C en 15 C. 4 Zullen de eieren van een forel zich in dit ecosysteem kunnen ontwikkelen? Leg je antwoord uit. Nee, want de maximumtemperatuur voor de ontwikkeling van de eieren van een forel is 12 C. Bij temperaturen tussen 12 C en 15 C zullen de eieren sterven. 5 Zullen de eieren van een kikker zich in dit ecosysteem kunnen ontwikkelen? Leg je antwoord uit. Ja, want de maximumtemperatuur voor de ontwikkeling van de eieren van een kikker is 30 C en de minimumtemperatuur is 2 C. 60

18 BASISSTOF thema 6 Ecologie keuze-opdracht 23 Poolvossen hebben eigenschappen waardoor ze in een koude omgeving met veel sneeuw kunnen overleven, terwijl woestijnvossen eigenschappen hebben waardoor ze in een woestijn kunnen overleven (zie afbeelding 18). Afb poolvos (wit, weegt 4-6 kg) 2 woestijnvos (lichtbruin, weegt 1 tot 1,5 kg) Maak een schema waarin je de vachtkleur, dikte van de vacht, grootte van de oren en lichaamsgrootte vergelijkt tussen een poolvos en een woestijnvos. Noteer telkens waardoor deze eigenschap de overlevingskans van de populatie vergroot. Voorbeeld van een schema Eigenschap Poolvos Woestijnvos Vachtkleur licht: valt niet op in de sneeuw donker: valt niet op in het zand Dikte van de vacht dik: isoleert waardoor de vos minder warmte dun: kan makkelijker warmte afgeven verliest Grote van de oren klein: minder warmte- groot: oren kunnen Lichaamsgrootte verlies groot: minder warmteverlies warmte afstaan klein: kan makkelijk wegkruipen HB BASISSTOF 7 BLZ

19 7 Successie opdracht 24 Beantwoord de volgende vragen. 1 Geef twee voorbeelden van terreinen waarop een pionierecosysteem kan ontstaan. Bijvoorbeeld: een afgraving, een omgeploegd stuk land, een drooggevallen polder, een opgespoten terrein. 2 Korstmos is vaak de eerste vegetatie op rotsen. Door de aanwezigheid van de korstmossen veranderen abiotische factoren, waardoor na verloop van tijd planten kunnen groeien. Noteer twee abiotische factoren die door de korstmossen gunstiger worden voor plantengroei. Bijvoorbeeld: de bodem (door de korstmossen ontstaat er een laagje bodem waarin plantenwortels kunnen groeien); de hoeveelheid vocht (de rotsen worden vochtiger doordat het water minder snel wegstroomt); de temperatuur (door de aanwezigheid van de korstmossen worden de rotsen minder koud en minder heet). 3 Afbeelding 19 is een deel van een artikel over de ruige klaproos. In welk stadium van successie zul je de ruige klaproos in de vegetatie kunnen aantreffen? Leg je antwoord uit. In een pioniersvegetatie, want de ruige klaproos heeft kenmerken van pioniersplanten (groeit snel, is eenjarig). BASISSTOF 2 vwo gymnasium thema 6 Ecologie Afb. 19 De ruige klaproos ( Papaver argemone ) is een eenjarige plant uit de papaverfamilie (Papaveraceae). De soortaanduiding argemone is afgeleid van Argus, dat snel zien betekent en te maken heeft met de snelle groei. De plant groeit tussen graan op zandgronden en in spoorwegbermen. 62

20 BASISSTOF thema 6 Ecologie 4 Heidegebieden in Nederland zijn ontstaan door schapen te laten grazen. Ze grazen jonge boompjes en struikjes weg. In een heidegebied leven onder andere zandhagedissen. Wat verwacht je dat in Nederland zal gebeuren met een heidegebied als er geen schapen meer grazen? Als de schapen weg zijn, kunnen struiken en jonge boompjes gaan groeien. Er vindt successie plaats en uiteindelijk zal een loofbos ontstaan. 5 Een koraalrif bestaat uit de kalkskeletjes van koraaldiertjes. Er leven veel verschillende soorten dieren zoals slakken, schelpen, kreeftachtigen en vissen. Samen met de algen vormen ze een uitgebreid voedselweb. Hoewel een koraalrif bestand is tegen verschillende invloeden en niet snel verandert, verdwijnen de riffen in snel tempo door vervuiling en recreatie. Noteer drie eigenschappen van een koraalrif waaruit blijkt dat het een climaxecosysteem is. Er leven veel soorten; er is een ingewikkeld voedselweb; er treden geen veranderingen op. 6 Waardoor kan op een onbegroeide hoop zand niet meteen een climaxecosysteem ontstaan? Doordat in een onbegroeide hoop zand vaak weinig of geen humus aanwezig is. opdracht 25 Maak in het schema een vergelijking tussen een pionierecosysteem en een climaxecosysteem. Geef bij elk kenmerk het verschil aan. Kenmerken Pionierecosysteem Climaxecosysteem Abiotische factoren wisselen sterk zijn min of meer constant Humus in de bodem Aantal soorten Aantal individuen per soort weinig humus (humusarm) weinig verschillende soorten (soortenarm) veel individuen van elke soort veel humus (humusrijk) veel verschillende soorten (soortenrijk) weinig individuen van elke soort Voedselweb eenvoudig ingewikkeld HB BASISSTOF 8 BLZ

21 BASISSTOF 8 2 vwo gymnasium Aanpassingen bij dieren thema 6 Ecologie opdracht 26 Beantwoord de volgende vragen. 1 Een mol leeft onder de grond (zie afbeelding 20). Leg uit dat voor een mol een gestroomlijnd lichaam van belang is. Een mol ondervindt weerstand als hij door gangen in de grond kruipt. Een gestroomlijnd lichaam zorgt ervoor dat deze weerstand laag blijft. 2 De eigenschap gestroomlijnd lichaam is door evolutie ontstaan uit een minder gestroomlijnde voorouder. Het is een aanpassing aan de plek in een ecosysteem waar de mol leeft. Hoe noem je zo n plek in een ecosysteem? De habitat. 3 Bij mollen kun je ook andere adaptaties aan hun levenswijze zien. Noteer één zo n adaptatie. Zoek eventueel op internet of in andere informatiebronnen de eigenschappen van een mol op. Voorbeelden van goede antwoorden: De mol heeft grote, brede voorpoten waarmee hij gangen kan graven. Mollen zijn bijna blind, maar hebben goed ontwikkelde tastharen. Onder de grond is het donker en is goed zicht niet erg belangrijk. Door hun tastharen kunnen ze voelen waar voedsel is. HEB JE ANDERE ANTWOORDEN? LAAT JE DOCENT DEZE DAN CONTROLEREN. Afb. 20 M o l (Talpa europaea ). De vragen 4 en 5 gaan over de blauwe vinvis (zie afbeelding 21). Afb. 21 De blauwe vinvis Het grootste dier dat ooit heeft geleefd, is de blauwe vinvis (Balaenoptera musculus). Dit dier is veel groter dan de grootste dinosaurus. Een blauwe vinvis is een zoogdier. Een blauwe vinvis heeft een zeer dikke vetlaag onder de huid. Ook andere zoogdieren die in het water leven, hebben zo n dikke vetlaag (bijvoorbeeld zeehonden en walrussen). 64

22 BASISSTOF thema 6 Ecologie 4 Leg uit dat in het water veel grotere dieren kunnen voorkomen dan op het land. Waterdieren worden als het ware door het water gedragen. Landdieren hebben aanpassingen nodig om hun eigen gewicht te kunnen dragen. Daardoor kunnen in het water grotere dieren voorkomen dan op het land. 5 Vissen zijn koudbloedig. Hebben vissen ook een dikke vetlaag onder de huid? Nee. HB DE POTEN VAN LANDZOOGDIEREN BLZ. 93 opdracht 27 Beantwoord de volgende vragen. 1 Bij welke zoogdieren is de weerstand van de ondergrond het kleinst, bij zoolgangers, teengangers of topgangers? Bij topgangers. 2 Welke zoogdieren leven vooral op harde bodems, zoolgangers, teengangers of topgangers? Leg je antwoord uit. Topgangers, want zij ondervinden de minste weerstand van de ondergrond, doordat slechts een klein deel van de voet de grond raakt. 3 Welke zoogdieren leven vooral op drassige bodems, zoolgangers, teengangers of topgangers? Leg je antwoord uit. Zoolgangers, want zij zakken minder gauw weg in de zachte ondergrond. 4 In afbeelding 22 zie je het skelet van een olifant. Is een olifant een teenganger, een topganger of een zoolganger? Leg je antwoord uit. Een zoolganger, want hij loopt op zijn hele voeten (de voet wordt ondersteund door een dik kussen van vet). Afb

23 BASISSTOF thema 6 Ecologie 5 In afbeelding 23 zie je twee verschillende soorten kikkers. Welke van beide soorten leeft vooral in bomen? Leg je antwoord uit. Soort 1, want deze soort heeft een lichtere lichaamsbouw en poten die geschikt zijn om in bomen te klimmen (zonder zwemvliezen tussen de tenen). HEB JE ANDERE ANTWOORDEN? LAAT JE DOCENT DEZE DAN CONTROLEREN. Afb. 23 Kikkers. soort 1 soort 2 HB DE POTEN VAN VOGELS BLZ. 93 opdracht 28 Vul het schema in. Gebruik de woorden op de briefjes van afbeelding 24 en informatiebronnen om de bouw van de vogels op te zoeken. Afb. 24 haaksnavel kegelsnavel pincetsnavel priemsnavel zeefsnavel bodemdiertjes insecten muizen plankton zaden b omenrij bos heg uiterwaarden Veluwemeer Vogelsoort Snaveltype Soort voedsel Milieu Boompieper pincetsnavel insecten bomenrij Mus kegelsnavel zaden heg Oehoe haaksnavel muizen bos Scholekster priemsnavel bodemdiertjes uiterwaarden Smient zeefsnavel plankton Veluwemeer 66

24 BASISSTOF thema 6 Ecologie opdracht 29 Beantwoord de volgende vragen. 1 Bij de meeste zoogdieren zitten alle tenen aan dezelfde kant van de voet. Bij de meeste vogels niet. Welk voordeel heeft dit voor de vogels? Hierdoor kunnen de meeste vogels zich met hun tenen vastklemmen aan de takken van bomen. 2 Loopvogels hebben geen teen die naar achteren staat. Welk voordeel heeft dit voor deze vogels? Hierdoor raakt slechts een klein deel van de voet de grond, zodat de weerstand van de ondergrond zo laag mogelijk is. Loopvogels kunnen hierdoor hard lopen. 3 Bij welke andere groep vogels heeft de teen die naar achteren staat geen functie? Bij watervogels. 4 Leg uit dat het voor zaadetende zangvogels een voordeel is om een korte snavel te hebben. Een zaadetende vogel moet met de snavel veel kracht kunnen zetten bij het kraken van harde zaden. Met een korte snavel kan meer kracht worden gezet. Afbeelding 25 is een artikel over spechten. Gebruik dit artikel bij de vragen 5 en 6. Afb. 25 Spechten Landvogels, zeer speciaal aangepast voor het klimmen tegen bomen. Jagen op insecten in de schors en het rotte hout. Maken ook nestholen. De staart is meestal stijf en wordt gebruikt als steun bij het klimmen tegen boomstammen. Heeft klimvoeten: twee tenen naar voren en twee naar achteren. Poten kort, snavel meestal krachtig en tong zeer lang. Staart rechthoekig, lijkt vaak gevorkt als hij als steun tegen een boom wordt gedrukt. Mannetjes gewoonlijk met rode vlek op de kop. Vlucht opvallend golvend. Altijd in de nabijheid van bomen, maar er zijn ook soorten die regelmatig op de grond voedsel zoeken. 5 Welke adaptatie aan de levenswijze hebben de poten van een specht? Licht je antwoord toe met het voordeel dat de specht hiervan heeft. Bij de poot van een specht staan twee tenen naar achteren en twee tenen naar voren. Hierdoor heeft een specht veel houvast aan een boomstam. 6 Er zijn nog meer kenmerken van de lichaamsbouw van een specht die passen bij het voedselzoekgedrag. Noteer nog twee van zulke kenmerken. De snavel is meestal krachtig en de tong is zeer lang. De staart is meestal stijf. HEB JE ANDERE ANTWOORDEN? LAAT JE DOCENT DEZE DAN CONTROLEREN. HB BASISSTOF 9 BLZ

25 9 BASISSTOF 2 vwo gymnasium Aanpassingen bij planten thema 6 Ecologie opdracht 30 Beantwoord de volgende vragen. In afbeelding 34 van je handboek worden eigenschappen van een paardenbloem beschreven. De vragen 1 en 2 gaan over de paardenbloem. 1 Is de paardenbloem een pioniersplant? Licht je antwoord toe. Nee, want paardenbloemen zijn meerjarig (paardenbloemen groeien in graslanden waar al een humuslaag aanwezig is). 2 Noteer twee eigenschappen van paardenbloemen waardoor ze in een grasland met grazers kunnen overleven. Doordat de bladeren dicht bij de grond liggen kunnen grazers ze moeilijk pakken. Doordat een paardenbloem reservestoffen in de wortel opslaat, kan hij opnieuw uitlopen als hij zijn bladeren verliest. 3 Afbeelding 26 is een foto van een gatenplant ( Monstera deliciosa ). Is een gatenplant een zonplant of een schaduwplant? Leg je antwoord uit. Een schaduwplant, want de bladeren zijn groot, dun en donkergroen (ze hebben veel bladgroen). Afb. 26 Gatenplant ( Monstera deliciosa ). 4 Sommige planten groeien als bodembegroeiing in een loofbos. Waardoor bloeien deze planten vaak in het voorjaar en niet in de zomer? Doordat de hoeveelheid licht op de bodem van een bos in het voorjaar groter is dan in de zomer. In de zomer dragen de bomen bladeren. 68

26 BASISSTOF thema 6 Ecologie In afbeelding 27 is een onderzoek weergegeven naar de invloed van licht op de intensiteit van de fotosynthese bij twee verschillende planten. De intensiteit van de fotosynthese is een maat voor de groeisnelheid van planten. De vragen 5 tot en met 7 gaan over dit onderzoek. 5 Groeien planten van type A of van type B het beste op de bodem van een bos? Planten van type B. 6 Welke conclusie kun je uit dit onderzoek trekken? Uit dit onderzoek blijkt dat bij sommige planten (planten op die op de bodem van een bos groeien) de intensiteit van de fotosynthese afneemt bij een toename van de hoeveelheid licht; bij planten op open plekken neemt de fotosynthese wel steeds verder toe. 7 Een tuinder kweekt in een kas bepaalde schaduwplanten. Vooral in de winter gebruikt hij lampen voor de groei van zijn planten. Welk belang heeft deze tuinder bij dit onderzoek? Door dit onderzoek weet de tuinder dat hij de planten niet te veel licht moet geven, omdat de groei van de planten dan afneemt. Afb. 27 De invloed van licht op de intensiteit van de fotosynthese. Probleemstelling Experiment Resultaat Neemt de intensiteit van de fotosynthese bij een grotere hoeveelheid licht altijd toe? Bij een groep zonplanten wordt bij verschillende hoeveelheden licht de intensiteit van de fotosynthese gemeten. Dit wordt herhaald met een vergelijkbare groep schaduwplanten. De meetgegevens worden uitgezet in een diagram. intensiteit van de fotosynthese plant B plant A hoeveelheid licht 8 In Zeeland kun je langs de kust zeekraal aantreffen (zie afbeelding 28). Zeekraal is een plantje dat groeit in een zout milieu. Is de bouw van zeekraal vergelijkbaar met die van landplanten uit een droog milieu of met die van landplanten uit een vochtig milieu? Leg uit waaraan dit in de foto te zien is. De bouw van zeekraal is vergelijkbaar met die van landplanten uit een droog milieu. Dit is in de foto te zien aan de kleine, dikke bladeren (de bouw lijkt op de bouw van een cactus of vetplant). Afb. 28 Zeekraal. 69

27 BASISSTOF thema 6 Ecologie opdracht 31 Beantwoord de volgende vragen met behulp van het artikel over cactussen van afbeelding 29. Afb. 29 Cactussen Cactussen zijn planten die langdurige droogte kunnen overleven. Ze komen voor in warmere gebieden. Talloze soorten, vooral de kleinere, worden gekweekt als kamerplant. Cactussen hebben een breed uitgegroeid wortelstelsel. De stengels zijn dik en bevatten speciale weefsels waarin water wordt opgeslagen. De bladeren hebben de vorm van stekels of harde haren. Tussen de stekels of haren kunnen bloemen ontstaan. 1 Een cactus vertoont verschillende aanpassingen aan zijn biotoop. Welke aanpassing bezit een cactus om verdamping van water uit de bladeren tegen te gaan? Een cactus bezit bladeren in de vorm van stekels of harde haren. Daardoor kan er uit de bladeren (vrijwel) geen water verdampen. 2 In woestijnen regent het zeer zelden. Welke aanpassing bezit een cactus om maximaal te profiteren van een regenbui? Een cactus bezit een breed uitgegroeid wortelstelsel, zodat na een regenbui snel zoveel mogelijk water kan worden opgenomen. 3 Een cactus maakt maandenlange perioden mee waarin geen druppel regen valt. Welke aanpassing bezit een cactus om zulke perioden te overleven? Een cactus bezit stengels met speciale weefsels waarin water wordt opgeslagen. Je hebt nu de basisstof van dit thema doorgewerkt. Controleer met het antwoordenboek of je de basisstofopdrachten goed hebt uitgevoerd. Je hoort van je docent of je de extra basisstof moet maken. Als je de extra basisstof moet maken, ga je verder op bladzijde 97 van je handboek. Als je de extra basisstof niet hoeft te maken, bestudeer je de samenvatting op bladzijde 101 van je handboek. Daarin staat in doelstellingen weergegeven wat je moet kennen en kunnen. Hiermee kun je je voorbereiden op de diagnostische toets. 70

28 10 Samenleven opdracht 32 Beantwoord de volgende vragen. 1 Noteer twee manieren waarop in een populatie concurrentie tussen soortgenoten wordt verminderd. Door een rangorde en door het vormen van een territorium. 2 Leg uit waardoor bij dieren die alleen leven paarvorming plaatsvindt. Dieren die alleen leven zijn vaak agressief ten opzichte van elkaar, waardoor zonder paarvorming een mannetje en een vrouwtje zich niet met elkaar zouden voortplanten. 3 Waardoor vindt tussen individuen van verschillende soorten vaak geen concurrentie plaats? Verschillende populaties leven op verschillende plaatsen in een ecosysteem, hebben verschillende voedselbronnen of jagen op verschillende momenten (iedere soort heeft zijn eigen niche). 4 Noteer drie vormen van symbiose. Mutualisme, commensalisme en parasitisme. 5 De tekenfilm Shark tale gaat over een poetsvis die werkt in een walvissen-wasstraat (zie afbeelding 30). In zee leven verschillende soorten poetsvissen, de zich meestal op een vaste plek in bijvoorbeeld een koraalrif bevinden. Ze eten huidschilfers en parasieten op die zich op de huid van de vissen bevinden. Hoe noem je de relatie die een poetsvis heeft met een andere vissoort? Leg je antwoord uit. Mutualisme, want beide vissoorten hebben voordeel. De poetsvis krijgt voedsel en de andere vis raakt parasieten kwijt. EXTRA BASISSTOF 2 vwo gymnasium thema 6 Ecologie Afb

29 opdracht 33 KORSTMOSSEN practicum EXTRA BASISSTOF thema 6 Ecologie In dit practicum bekijk je met een microscoop een preparaat van korstmos. Je maakt een tekening van de bouw van een korstmos. BENODIGDHEDEN een stukje korstmos een microscoop prepareermateriaal W E R K W I J Z E Snijd van het korstmos enkele schilfertjes en maak hiervan een preparaat. Bij sommige korstmossen is het niet goed mogelijk schilfertjes af te snijden. In dat geval rafel je met twee prepareernaalden een klein stukje korstmos voorzichtig uiteen en maak je daar een preparaat van. Bekijk het preparaat bij een vergroting van 100. Zoek een stukje op waar je algen en schimmeldraden ziet. Bekijk dit bij een vergroting van 400. Maak hiervan een tekening in het vak. Geef in je tekening de cellen van de algen en de schimmel aan. LAAT JE DOCENT DE TEKENING CONTROLEREN. HB EXTRA BASISSTOF 11 BLZ

30 11 EXTRA BASISSTOF 2 vwo gymnasium De bodem thema 6 Ecologie opdracht 34 Beantwoord de volgende vragen. 1 De snelheid waarmee een kaal stuk grond begroeid raakt, hangt onder andere af van het soort grond. Zal kleigrond of zandgrond eerder begroeid raken? Leg je antwoord uit. Zandgrond zal eerder begroeid raken, doordat wortels makkelijker in zandgrond kunnen doordringen dan in kleigrond. 2 Leg uit dat planten die op zandgrond groeien vaak aanpassingen hebben om waterverlies te voorkomen. Zand houdt slecht water vast, waardoor er snel een watertekort ontstaat. 3 Door humus kunnen wortels makkelijker in een kleigrond doordringen. Een ander voordeel is dat er meer lucht in de bodem komt. Leg uit dat plantenwortels zuurstof nodig hebben. In plantenwortels vindt geen fotosynthese plaats. Om energie vrij te maken vindt in de wortels verbranding plaats. Hiervoor is zuurstof nodig. opdracht 35 practicum DE WATERDOORLAATBAARHEID VAN GRONDSOORTEN In dit practicum onderzoek je bij verschillende grondsoorten of de grondsoort water goed doorlaat of juist water vasthoudt. Je doet dit practicum met z n tweeën. Noteer bij Hypothese wat je verwacht bij grondsoorten die uit grote deeltjes bestaan en wat je verwacht bij grondsoorten die uit kleine deeltjes bestaan. Voer het onderzoek uit en vul het schema verder in. Probleemstelling Hypothese Benodigdheden Werkwijze Welke grondsoort(en) laat water goed door en welke grondsoort(en) houdt water goed vast? Grondsoorten die uit grote deeltjes bestaan (zoals zand) zullen water snel doorlaten, terwijl grondsoorten die uit kleine deeltjes bestaan (zoals klei) water juist vasthouden. verschillende grondsoorten, bijvoorbeeld zand, klei en potgrond watten een trechter twee maatcilinders een horloge met secondeaanduiding of een stopwatch Zorg ervoor dat de grondsoorten goed droog zijn. Dit kun je doen door de grondsoorten uit te spreiden op een krant en enige tijd bij de verwarming te leggen (of in een oven of stoof). Zet met watervaste viltstift een horizontaal lijntje over het midden van de trechter. Doe een propje watten onder in de trechter en plaats de trechter op een maatcilinder (zie afbeelding 31). Afb. 31 water trechter lijntje grond propje watten maatcilinder water 73

31 EXTRA BASISSTOF thema 6 Ecologie Resultaten Vul de trechter precies tot het lijntje met de eerste grondsoort. Meet met de andere maatcilinder 100 ml water af. Verdeel de taken. De ene persoon doet het water op de grond in de trechter; de andere persoon begint op dat moment met het opnemen van de tijd. Noteer op kladpapier na hoeveel seconden de eerste druppel water uit de trechter in de maatcilinder valt, en na hoeveel seconden de laatste druppel. Noteer ook hoeveel ml water in de maatcilinder komt. Maak de trechter en de maatcilinder schoon. Ververs de watten. Herhaal de proef met de andere grondsoorten. Bereken van iedere grondsoort de snelheid waarmee het water door grond loopt. Doe dit in ml/s. Maak een schema waarin je de resultaten overzichtelijk noteert. IN HET SCHEMA MOETEN DE GRONDSOORTEN STAAN EN BIJ IEDERE GRONDSOORT DE SNELHEID WAARMEE HET WATER DOOR DE GRONDSOORT IS GELOPEN. Conclusie BIJ DE RESULTATEN MOET JE HEBBEN OPGESCHREVEN WELKE GRONDSOORT HET BEST WATER DOORLAAT EN WELKE HET BEST WATER VASTHOUDT. Je hebt nu de extra basisstof van dit thema doorgewerkt. Controleer met het antwoordenboek of je de extra-basisstofopdrachten goed hebt uitgevoerd. Bestudeer de samenvatting op bladzijde 101 van je handboek. Daarin staat in doelstellingen weergegeven wat je moet kennen en kunnen. Hiermee kun je je voorbereiden op de diagnostische toets. 74

32 DIAGNOSTISCHE TOETS SCOREBLAD DIAGNOSTISCHE TOETS doelstelling 1 1 Vogels en plankton. 2 Zand(platen), (zee)water, (hoog en laag water), storm (wind). doelstelling 2 1 Populatie. 2 Ecosysteem. 3 Individu. 4 Biosfeer. 5 Levensgemeenschap. doelstelling = plantaardig plankton 2 = waterkever 3 = snoek 5 Door vak 3. 6 Bij de pijlen 5, 9 en Bij de pijlen 6 en 8. 8 In de stikstofkringloop breken bacteriën en schimmels (reducenten) dode resten van planten af, waardoor stikstofzouten ontstaan die planten nodig hebben om te groeien. doelstelling 6 thema 6 Ecologie 1 Nee, want van bijvoorbeeld één grote plant kunnen veel kleine dieren leven g gras (85 7) kg. 4 Op een hoger trofisch niveau. 2 Afb. 32 uil veldmuis vos konijn doelstelling 7 A B C D 1 X 2 X 3 X tarweplant t doelstelling 4 A B C 1 X 2 X 3 X 4 X doelstelling 5 1 Bij pijl 3. 2 Bij pijl 2. 3 Bij pijl 3. 4 Door vak 1. klaver doelstelling 8 1 Door het groeien van de melkzuurbacteriën wordt de melk zuurder. Het optimum voor de groeisnelheid van melkzuurbacteriën is een zure omgeving. De melkzuurbacteriën gaan dus beter groeien. Het optimum voor de groeisnelheid van salmonellabacteriën ligt bij neutraal. Die gaan slechter groeien. Er komen dus steeds minder salmonellabacteriën en steeds meer melkzuurbacteriën in de melk. 75

33 2 Het aantal velduilen zal groter worden en het aantal veldmuizen kleiner. 3 Soort P, want na toename van het aantal van soort Q neemt het aantal van soort P af. doelstelling 9 1 Successie. 2 In stadium 1. 3 Een pioniersecosysteem. 4 In stadium 5. 5 De humuslaag wordt dikker. doelstelling 10 1 Door een gestroomlijnd lichaam is de weerstand lager, waardoor een organisme sneller kan zwemmen of vliegen dan zonder gestroomlijnd lichaam. 2 Top ga n gers. 3 Poot 2. 4 Hij scheurt met zijn snavel vlees van een gevangen prooi. 5 Poot 4. extra doelstelling 12 1 Niche. DIAGNOSTISCHE TOETS thema 6 Ecologie 2 Door de rangorde is er minder concurrentie (waardoor minder dieren gewond raken). 3 Symbiose. 4 Mutualisme, want beide hebben voordeel van de samenleving. extra doelstelling 13 Juist Onjuist 1 X 2 X 3 X 4 X 5 X Controleer met het antwoordenboek of je de diagnostische-toetsvragen goed hebt gemaakt. Heb je geen fouten gemaakt? Begin dan aan de verrijkingsstof. Heb je fouten gemaakt bij een of meer doelstellingen? Bestudeer dan eerst deze doelstelling(en) in de samenvatting. Ga na wat je precies fout hebt gedaan. Begin daarna aan de verrijkingsstof. doelstelling 11 A B C D 1 X 2 X 3 X 76

34 1 VERRIJKINGSSTOF 2 vwo gymnasium Ecosystemen in Nederland thema 6 Ecologie opdracht 1 Beantwoord de volgende vragen. 1 Waardoor kan het vooral in duinen lang duren voor de successie op gang komt? Leg je antwoord uit. Door de wind en het zand van het strand komt er steeds een nieuwe zandlaag waar dan eerst weer een pionierecosysteem moet ontstaan. 2 Noteer twee abiotische factoren die gunstiger worden doordat het pionierecosysteem zich in een duingebied heeft gevestigd. Het zand stuift minder vaak weg. Er komt langzaam meer humus in de bodem. 3 Niet overal in de Nederlandse duinen tref je duinbossen aan. Geef hiervoor een verklaring. Bijvoorbeeld: de duinen zijn niet breed genoeg; mensen laten dieren grazen, waardoor jonge boompjes worden opgegeten. 4 In welke lagen van een loofbos verwacht je veel schaduwplanten? In de moslaag, de kruidlaag en de struiklaag. 5 Welk type bos in Nederland heeft het ingewikkeldste voedselweb, loofbos of naaldbos? Leg je antwoord uit. Loofbos, want een loofbos is veel rijker aan soorten dan een naaldbos. 6 Op heidevelden worden vaak schapen gehouden. Wat gebeurt er als de schaapskuddes op de heidevelden verdwijnen? De heide zou langzaam overgaan in een bosgebied. 77

35 2 VERRIJKINGSSTOF 2 vwo gymnasium De strooisellaag thema 6 Ecologie opdracht 1 practicum MONSTERS NEMEN B E N O D I G D H E D E N 2 glazen potten e e n s c h o p W E R K W I J Z E Zoek een plek in de omgeving van de school waar je de strooisellaag gaat onderzoeken. Verzamel in de ene glazen pot wat strooisel. Probeer dit te doen op een warme middag. Je treft dan meer diertjes aan dan op een koude dag. Graaf een klein stukje bodem uit tot ongeveer 10 cm diepte en doe dit in de andere glazen pot. Neem de potten mee naar school. Afb. 33 Een monster nemen. opdracht 2 practicum BODEMDIERTJES VERZAMELEN EN DETERMINEREN B E N O D I G D H E D E N de glazen pot met het monster van het strooisel de glazen pot met het monster van de bovenste bodemlaag een groot vel papier e e n k w a s t j e een zoekkaart, een naslagwerk, internet of een app om de naam van bodemdieren op te zoeken W E R K W I J Z E Leeg de pot met het strooisel op het vel papier. Maak de pot schoon. Zoek diertjes door het strooisel voorzichtig met het kwastje van de ene kant naar de andere kant van het papier te schuiven. Probeer van ieder diertje de naam op te zoeken. Stop de gevonden diertjes terug in de glazen pot. Ruim het strooisel op. Leeg de pot met het bodemmateriaal op het vel papier en maak de pot schoon. Als het bodemmateriaal uit één geheel bestaat, moet je het voorzichtig verdelen in heel kleine brokjes. Zoek diertjes door het bodemmateriaal voorzichtig met het kwastje van de ene kant naar de andere kant van het papier te schuiven. Probeer ook van deze diertjes de naam op te zoeken. Stop de gevonden diertjes terug in de glazen pot en ruim het bodemmateriaal op. 78

36 VERRIJKINGSSTOF thema 6 Ecologie R E S U LTAT E N Noteer in het schema welke diersoorten je hebt aangetroffen. Noteer voor elke soort het aantal individuen. Ecosysteem: In het strooisel In de bovenste bodemlaag Diersoort Aantal Diersoort Aantal A fb. 34 De bodemdiertjes verzamelen. 79

37 3 Biotopenkaart opdracht 1 practicum EEN BIOTOPENKAART B E N O D I G D H E D E N computer met internet e e n p r i n t e r tekenmateriaal (of een tekenprogramma op je computer) W E R K W I J Z E Zoek op internet een plattegrond op van de omgeving waar je woont (bijvoorbeeld op Google maps ). Zoom in tot je een gebied hebt van ongeveer 1 km 1 km en maak een afdruk van de kaart. Fiets of loop door het gebied en geef op de kaart de verschillende biotopen aan die je tegenkomt. Gebruik hierbij afbeelding 74 van je handboek. Zoek op je kaart dezelfde typen biotopen. Geef aan waar het mogelijk is om de kleine biotopen met elkaar te verbinden. VERRIJKINGSSTOF 2 vwo gymnasium thema 6 Ecologie Controleer met het antwoordenboek of je de verrijkingsstofopdrachten goed hebt uitgevoerd. 80

In de ecologie bestudeert men de relatie tussen de organismen en het milieu waar ze voorkomen.

In de ecologie bestudeert men de relatie tussen de organismen en het milieu waar ze voorkomen. Samenvatting Thema 3: Ecologie Basisstof 1 In de ecologie bestudeert men de relatie tussen de organismen en het milieu waar ze voorkomen. Waarom leeft het ene dier hier en het andere dier daar? Alle organismen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Ecologie Thema 3

Samenvatting Biologie Ecologie Thema 3 Samenvatting Biologie Ecologie Thema 3 Samenvatting door P. 1299 woorden 7 januari 2013 6,4 15 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Thema 3 Ecologie Basisstof 1 Invloeden uit het milieu:

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofstuk 6: Ecologie

Samenvatting Biologie Hoofstuk 6: Ecologie Samenvatting Biologie Hoofstuk 6: Ecologie Samenvatting door G. 2238 woorden 22 november 2016 7,2 15 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting Biologie 1 Wat is ecologie Het milieu

Nadere informatie

1. Biotische factoren (zijn afkomstig van andere organismen) - voedsel - soortgenoten - ziekteverwekkers - vijanden

1. Biotische factoren (zijn afkomstig van andere organismen) - voedsel - soortgenoten - ziekteverwekkers - vijanden Ecologie De wetenschap die bestudeert waarom bepaalde planten en dieren ergens in een bepaalde leefomgeving (milieu) voorkomen en wat de relaties zijn tussen organisme en hun milieu 1. Biotische factoren

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 3 Ecologie

Samenvatting Biologie Thema 3 Ecologie Samenvatting Biologie Thema 3 Ecologie Samenvatting door H. 1342 woorden 24 januari 2014 4 9 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 3 Ecologie Basisstof 1 In de ecologie

Nadere informatie

Antwoorden Biologie Thema 3: Ecologie

Antwoorden Biologie Thema 3: Ecologie Antwoorden Biologie Thema 3: Ecologie Antwoorden door H. 1501 woorden 3 december 2013 5,5 48 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Opdracht 1 2. 3. 4. 5. De relatie tussen organisme en

Nadere informatie

De relaties (betrekkingen) tussen organismen en hun milieu.

De relaties (betrekkingen) tussen organismen en hun milieu. 1 BASISSTOF 2 havo vwo Wat is ecologie? thema 6 Ecologie opdracht 1 1 Wat bestudeert de ecologie? De relaties (betrekkingen) tussen organismen en hun milieu. Gebruik bij de vragen 2 tot en met 4 afbeelding

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 1018 woorden 18 januari 2017 0 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie samenvatting H3 3.1 Ecosysteem: afgebakend gebied met

Nadere informatie

E C O L O G I E Ecologie Factoren die invloed hebben op het milieu: Niveaus van de ecologie:

E C O L O G I E Ecologie Factoren die invloed hebben op het milieu: Niveaus van de ecologie: E C O L O G I E Ecologie = wetenschap die bestudeert waarom bepaalde planten en dieren ergens in een bepaald milieu voorkomen en wat de relaties zijn tussen organismen en dat milieu Factoren die invloed

Nadere informatie

LEVENSGEMEEN SCHAPPEN

LEVENSGEMEEN SCHAPPEN LEVENSGEMEEN SCHAPPEN 1 E e n e i g e n h u i s, e e n p l e k o n d e r d e z o n Waarom groeien er geen klaprozen op het sportveld? Waarom leven er geen kwallen in de IJssel? Kunnen struisvogels wel

Nadere informatie

Invloeden uit milieu. In ecologie bestuderen we alle relaties tussen organismen en hun milieu (leefomgeving)

Invloeden uit milieu. In ecologie bestuderen we alle relaties tussen organismen en hun milieu (leefomgeving) Ecologie Thema1 Invloeden uit milieu In ecologie bestuderen we alle relaties tussen organismen en hun milieu (leefomgeving) Levende natuur Levenloze natuur = biotische factoren = abiotische factoren Niveau

Nadere informatie

In planten vindt fotosynthese plaats:

In planten vindt fotosynthese plaats: Thema6 ecologie + Thema 7 mens en milieu samenvatting 1 invloeden uit het milieu Invloeden uit het Alle organismen worden beïnvloed door hun milieu (leefomgeving) milieu o Het milieu wordt ook door organismen

Nadere informatie

Doel: Na deze opdracht weet je wat een voedselkringloop is en hoe het leven van planten en dieren met elkaar samenhangt.

Doel: Na deze opdracht weet je wat een voedselkringloop is en hoe het leven van planten en dieren met elkaar samenhangt. Thema: Bestaat vrede? Vak: Ruimte, aarde en milieu De ecologische kringloop De voedselkringloop Moeilijkheid: *** Tijdsduur: ** Juf Nelly De kringloop in de natuur Doel: Na deze opdracht weet je wat een

Nadere informatie

LESPAKKET ECOLOGIE. Naam. Dierenrijk is onderdeel van

LESPAKKET ECOLOGIE. Naam. Dierenrijk is onderdeel van LESPAKKET ECOLOGIE HAVO / VWO Naam Docent Klas LEKKER BEESTEN TUSSEN DE DIEREN Dierenrijk is onderdeel van WELKOM IN DIERENRIJK ELAND Om ervoor te zorgen dat je een leuke en leerzame excursie hebt, volgen

Nadere informatie

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen KGT

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen KGT Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen KGT 2.1 Namen 1 Hoe zoek je de naam van een organisme op? De naam van een plant of een dier kan: * uit een andere taal komen * een eigenschap weergeven

Nadere informatie

Werkblad Naut Thema 2: Planten en dieren

Werkblad Naut Thema 2: Planten en dieren Werkblad Naut Thema 2: Planten en dieren 2.1 Eten en gegeten worden Schrijf op wat het dier eet in deze voedselketen De ijsbeer eet De zeehond eet De vis eet De krill eet Dit zijn algen, algen zijn heel

Nadere informatie

Inleiding Indeling van het plantenrijk Indeling van het dierenrijk Andere manieren van ordenen Ecologie...

Inleiding Indeling van het plantenrijk Indeling van het dierenrijk Andere manieren van ordenen Ecologie... ECOLOGIE Inhoudsopgave Inleiding... 3 Indeling van het plantenrijk... 4 Indeling van het dierenrijk... 5 Andere manieren van ordenen... 6 Ecologie... 6 Biotische- en a-biotische factoren... 9 Producenten,

Nadere informatie

Abiotische factoren: alle invloeden uit de levenloze natuur (temperatuur, wind, licht)

Abiotische factoren: alle invloeden uit de levenloze natuur (temperatuur, wind, licht) Samenvatting door B. 911 woorden 16 juni 2015 7 59 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Basisstof 1 Abiotische factoren: alle invloeden uit de levenloze natuur (temperatuur, wind, licht)

Nadere informatie

Voedselweb en voedselketen

Voedselweb en voedselketen Informatie: Moeilijkheid:**** Tijdsduur: *** Een plant groeit, dieren eten die plant op, die dieren worden weer opgegeten door andere dieren, die dieren gaan weer dood, het dier wordt weer opgeruimd door

Nadere informatie

LESPAKKET ECOLOGIE. Naam. Dierenrijk is onderdeel van

LESPAKKET ECOLOGIE. Naam. Dierenrijk is onderdeel van LESPAKKET ECOLOGIE VMBO Naam Docent Klas LEKKER BEESTEN TUSSEN DE DIEREN Dierenrijk is onderdeel van WELKOM IN DIERENRIJK SPOREN Om ervoor te zorgen dat je een leuke en leerzame excursie hebt, volgen hier

Nadere informatie

verwerking : wat is een bos?

verwerking : wat is een bos? verwerking : wat is een bos? Leven vestigt zich op plaatsen waar het goed is om te leven. Er zijn verschillende factoren die de leefomgeving vorm geven : levende factoren, niet-levende factoren en menselijke

Nadere informatie

Ecosysteem voedselrelaties

Ecosysteem voedselrelaties Ecosysteem ecologie Ecosysteem voedselrelaties Oceanen: voedselweb + energiestromen Ga naar Mypip.nl en open de oefening 3 voedselketen - voedselweb Doe de oefening en maak vervolgens de aangeleverde vragen.

Nadere informatie

Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en aminozuren) met behulp van zuurstof, waardoor energie vrijkomt om ATP te maken.

Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en aminozuren) met behulp van zuurstof, waardoor energie vrijkomt om ATP te maken. Begrippenlijst door Lauke 1056 woorden 23 oktober 2017 5,5 1 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Begrippen biologie hoofdstuk 2 Aerobe dissimilatie = de afbraak van glucose (maar ook vetzuren en

Nadere informatie

Het rijk van de schimmels

Het rijk van de schimmels 4 BASISSTOF 1 vwo gymnasium Het rijk van de schimmels thema 4 Ordening opdracht 10 Beantwoord de volgende vragen. 1 Heeft de gist die roos veroorzaakt (zie afbeelding 19) een celkern en een celwand? Gistcellen

Nadere informatie

De kiemplantjes worden misschien niet langer, doordat er al voldoende reservevoedsel in de zaadlobben aanwezig is.

De kiemplantjes worden misschien niet langer, doordat er al voldoende reservevoedsel in de zaadlobben aanwezig is. 5 Als je kamerplanten water geeft, moet je af en toe kamerplantenmest aan het water toevoegen (bijv. Pokon of Substral). De planten groeien daardoor beter. Een leerling denkt dat tuinkerszaadjes sneller

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1479 woorden 3 mei 2005 5,7 125 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Thema 2 Ecologie Basisstof 1 Ecologie Biotische factoren

Nadere informatie

Voorbereiding post 2. Hap, ik heb je! Groep 4-5-6

Voorbereiding post 2. Hap, ik heb je! Groep 4-5-6 Voorbereiding post 2 Hap, ik heb je! Groep 4-5-6 Welkom bij IVN Valkenswaard-Waalre Dit is de digitale voorbereiding op post 2: Hap, ik heb je! voor groep 4, 5 en 6. Inhoud: Algemeen Verhaal Spel Werkvel

Nadere informatie

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 Lesbrief Onderbouw voortgezet onderwijs - VWO NATUUR EN MILIEU De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam binnen.

Nadere informatie

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen:

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen: Samenvatting Thema 1: Stofwisseling Basisstof 1 Organische stoffen: - Komen af van organismen of zitten in producten van organismen - Bevatten veel energie (verbranding) - Voorbeelden: koolhydraten, vetten,

Nadere informatie

Voorbereiding post 2. Hap, ik heb je! Groep 7-8

Voorbereiding post 2. Hap, ik heb je! Groep 7-8 Voorbereiding post 2 Hap, ik heb je! Groep 7-8 Welkom bij IVN Valkenswaard-Waalre Dit is de digitale voorbereiding op post 2: Hap, ik heb je! voor groep 7 en 8. Inhoud: Algemeen Verhaal Spel Werkvel Opruimen

Nadere informatie

Verschillende voedselketens

Verschillende voedselketens W.o.-natuur 6e leerjaar Lesfiche Verschillende voedselketens Eindtermen 1.7 De leerlingen kunnen de wet van eten en gegeten worden illustreren aan de hand van minstens twee met elkaar verbonden voedselketens.

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 5 + 6

Samenvatting Biologie Thema 5 + 6 Samenvatting Biologie Thema 5 + 6 Samenvatting door een scholier 1582 woorden 30 november 2009 6,9 38 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou 1. Biotische factoren = de invloeden die een

Nadere informatie

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen BBL. 2.1 Namen 1 Hoe komen planten en dieren aan hun naam? De naam van een plant of een dier kan: *

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen BBL. 2.1 Namen 1 Hoe komen planten en dieren aan hun naam? De naam van een plant of een dier kan: * Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen BBL 2.1 Namen 1 Hoe komen planten en dieren aan hun naam? De naam van een plant of een dier kan: * * * 2 Hoe kun je de naam van een organisme opzoeken?

Nadere informatie

Thema 2 Planten en dieren

Thema 2 Planten en dieren Naut samenvatting groep 7 Mijn Malmberg Thema 2 Planten en dieren Samenvatting Eten en gegeten worden Als je de leefomgeving van een plant of dier bestudeert, kijk je naar de levenloze natuur; dus naar

Nadere informatie

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Lesbrief. biologie NATUUR EN MILIEU OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 Lesbrief Onderbouw voortgezet onderwijs - VMBO NATUUR EN MILIEU De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam binnen.

Nadere informatie

Biologie Thema 5 Ecologie

Biologie Thema 5 Ecologie Basisstof 1: Biologie Thema 5 Ecologie Biosfeer Gedeelte&van&de&aarde&dat&door&organismen&wordt&bewoont& Biomen Vegeta3egordels& Ecosystemen Natuurlijk&begrensd&deel&van&de&biosfeer& Levensgemeenschap

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 NATUUR EN MILIEU LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam

Nadere informatie

BIOLOGIE VOOR JOU 4 vmbo-k THEMA2. Ecologie. Uitgeverij Malmberg

BIOLOGIE VOOR JOU 4 vmbo-k THEMA2. Ecologie. Uitgeverij Malmberg THEMA2 Ecologie BIOLOGIE VOOR JOU 4 vmbo-k BASISSTOF 1 Eten en gegeten worden BIOLOGIE VOOR JOU 4 vmbo-k thema 2 Ecologie KENNIS opdracht 1 1 Hoe noem je een reeks soorten, waarbij elke soort wordt gegeten

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk Ecologie Havo 4

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk Ecologie Havo 4 Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk Ecologie Havo 4 Samenvatting door een scholier 1864 woorden 6 maart 2018 6,5 4 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Zie bijlage voor afbeeldingen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie voor Jou VMBO 4a Ecologie. = studie over alle relaties tussen organismen en hun milieu

Samenvatting Biologie voor Jou VMBO 4a Ecologie. = studie over alle relaties tussen organismen en hun milieu Samenvatting Bilgie vr Ju VMBO 4a Eclgie 3.1 Eclgie = studie ver alle relaties tussen rganismen en hun milieu 2 grepen invleden uit milieu: Bitische factren: afkmstig van rganismen Abitische factren: invleden

Nadere informatie

Bilthoven aan Zee Bilthoven aan Zee

Bilthoven aan Zee Bilthoven aan Zee Bilthoven aan Zee 2016 1 3 4 5 2 6 1 7 Kaart heidepark Bilthoven 2 INLEIDING In het Bilthoven aan Zee project gaan jullie in groepjes aan de slag om het Heidepark, de Biltse Duinen en het Geuldal in kaart

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE OPDRACHTEN

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE OPDRACHTEN NATUUR EN MILIEU LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam

Nadere informatie

Verrijkingsstof. Populatiedichtheid bepalen. opdracht 1

Verrijkingsstof. Populatiedichtheid bepalen. opdracht 1 VERRIJKINGSSTOF thema 7 Ecologie Verrijkingsstof Populatiedichtheid bepalen opdracht Van de tweede vangst bestaat 20% uit gemerkte kikkers. 2 Na het vrijlaten van de eerste vangst zal 20% van de totale

Nadere informatie

Beestige bundel van: 1

Beestige bundel van: 1 Beestige bundel van: 1 2 Ordening van organismen organisme = een levend wezen, iets wat leeft. Er zijn meer dan anderhalf miljoen soorten organismen. Om een overzicht te krijgen worden deze organismen

Nadere informatie

Mens, natuur & milieu

Mens, natuur & milieu Mens, natuur & milieu Lesbrief Biologie. In dit thema ga je aan de gang met opdrachten die gaan over de ontwikkelingen in het havengebied en de gevolgen voor natuur en milieu. Deze opdracht is een lesbrief

Nadere informatie

Voedselweb en -keten vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/62467

Voedselweb en -keten vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/62467 Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 15 juli 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/62467 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs

Nadere informatie

Bijlage VMBO-GL en TL

Bijlage VMBO-GL en TL Bijlage VMBO-GL en TL 2013 tijdvak 2 biologie CSE GL en TL Deze bijlage bevat informatie. GT-0191-a-13-2-b Tropische regenwouden Lees eerst informatie 1 tot en met 3 en beantwoord dan vraag 41 tot en met

Nadere informatie

LEVENSGEMEEN- SCHAPPEN

LEVENSGEMEEN- SCHAPPEN LEVENSGEMEEN- SCHAPPEN 1 E e n e i g e n h u i s, e e n p l e k o n d e r d e z o n O:18/1 Je ziet hier een aantal planten en dieren. In welke gebieden horen ze thuis? Trek een lijn van de plant of het

Nadere informatie

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 2. Deze bijlage bevat informatie.

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 2. Deze bijlage bevat informatie. Bijlage VMBO-KB 2013 tijdvak 2 biologie CSE KB Deze bijlage bevat informatie. KB-0191-a-13-2-b Tropische regenwouden Lees eerst informatie 1 tot en met 3 en beantwoord dan vraag 42 tot en met 50. Bij het

Nadere informatie

Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken.

Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken. De Waddenzee Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken. 2p 40 In de informatie worden biotische en

Nadere informatie

Wie eet wie en wie eet wat?

Wie eet wie en wie eet wat? Leerkracht Wie eet wie en wie eet wat? Maak een voedselweb Inhoud in het kort In deze les krijgen de leerlingen een beeld van de relaties tussen dieren en planten. Leerlingen maken een voedselweb van één

Nadere informatie

Planten en hun omgeving vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Planten en hun omgeving vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 20 December 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/73584 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

Examentrainer. Vragen. De iep. De medicinale bloedzuiger

Examentrainer. Vragen. De iep. De medicinale bloedzuiger Examentrainer Vragen De iep De iep is een boomsoort die goed tegen luchtverontreiniging kan. De iep is dan ook in veel steden aangeplant. De boom komt ook veel in de kuststreken voor, omdat hij goed bestand

Nadere informatie

Bijlage VMBO-KB 2006 BIOLOGIE CSE KB. tijdvak 1. Deze bijlage bevat informatie. 600013-1-663b

Bijlage VMBO-KB 2006 BIOLOGIE CSE KB. tijdvak 1. Deze bijlage bevat informatie. 600013-1-663b Bijlage VMBO-KB 2006 tijdvak 1 BIOLOGIE CSE KB Deze bijlage bevat informatie. 600013-1-663b DUINEN INFORMATIE 1 DUINGEBIEDEN Het grootste deel van de Nederlandse kust bestaat uit duingebieden. De duinen

Nadere informatie

1 Meten. Wat kan Iris zo bij zichzelf onderzoeken?

1 Meten. Wat kan Iris zo bij zichzelf onderzoeken? 1 Meten Wat kan Iris zo bij zichzelf onderzoeken? hoe sterk haar spieren zijn hoe vaak haar hart klopt of haar bloeddruk goed is of haar botten stevig genoeg zijn 2 Plastic afval Het plastic afval geeft

Nadere informatie

Begrippenlijst Biologie Ecologie

Begrippenlijst Biologie Ecologie Begrippenlijst Biologie Ecologie Begrippenlijst door een scholier 1803 woorden 14 april 2010 5,8 43 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Paragraaf 1 De organisatieniveaus van de ecologie

Nadere informatie

Vragen 1. Welke soorten afval zijn er? Noem bij elk een voorbeeld...

Vragen 1. Welke soorten afval zijn er? Noem bij elk een voorbeeld... 1 2 Vragen 1. Welke soorten afval zijn er? Noem bij elk een voorbeeld....... 2. Goed of fout? Omcirkel. a De strooisellaag bestaat uit natuurlijk afval. b De strooisellaag wordt steeds dikker. c Bodemdieren

Nadere informatie

Voedselweb en -keten vmbo-b12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Voedselweb en -keten vmbo-b12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 09 June 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/62387 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein. Wikiwijsleermiddelenplein

Nadere informatie

Ecologie is de wetenschap die relaties tussen organismen en hun omgeving bestudeert

Ecologie is de wetenschap die relaties tussen organismen en hun omgeving bestudeert Ecologie is de wetenschap die relaties tussen organismen en hun omgeving bestudeert Een ecosysteem is bestaat uit alle organismen uit een bepaald gebied en alle omgevingsfactoren die invloed hebben op

Nadere informatie

Samenstelling en eigenschappen

Samenstelling en eigenschappen Samenstelling en eigenschappen Mest is onder te verdelen in kunstmest en natuurlijke mest. Natuurlijke mest is op zijn beurt weer onder te verdelen in mest van dierlijke herkomst en mest van plantaardige

Nadere informatie

Handleiding. Geschikte tijd uitvoering jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec

Handleiding. Geschikte tijd uitvoering jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Handleiding Naam opdracht De omgeving met andere ogen bekeken Geschikte tijd uitvoering jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec zeer geschikt ongeschikt Benodigde materialen opdrachtenbladen pen

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 NATUUR EN MILIEU LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam

Nadere informatie

Les Koolstofkringloop en broeikaseffect

Les Koolstofkringloop en broeikaseffect LESSENSERIE ENERGIETRANSITIE Basisles Koolstofkringloop en broeikaseffect Werkblad Les Koolstofkringloop en broeikaseffect Werkblad Zonlicht dat de aarde bereikt, zorgt ervoor dat het aardoppervlak warm

Nadere informatie

B1 Wat is stofwisseling?** Stofwisseling is het totaal van alle chemische processen in de cellen van een individu.

B1 Wat is stofwisseling?** Stofwisseling is het totaal van alle chemische processen in de cellen van een individu. BIOLOGIE SE 1: STOFWISSELING, ECOLOGIE EN MENS & MILIEU Wat moet doen bij elke basisstof?* (volgens de docent) * lezen ** begrippen kennen *** begrippen kennen en kunnen toepassen!! tabellen/schema s die

Nadere informatie

Wie eet wie en wie eet wat?

Wie eet wie en wie eet wat? Leerkracht Wie eet wie en wie eet wat? Maak een voedselweb Inhoud in het kort In deze les krijgen de leerlingen een beeld van de relaties tussen dieren en planten. Leerlingen maken een voedselweb van één

Nadere informatie

Wat weet jij over biologisch en over de bodem?

Wat weet jij over biologisch en over de bodem? Met leuke vragen, opdrachten en experimenten voor thuis! Wat weet jij over biologisch en over de bodem? Biologisch, lekker natuurlijk! Heb je er wel eens over nagedacht dat alles wat je eet, van een plant

Nadere informatie

Docentenhandleiding Onderzoek Leefomgeving

Docentenhandleiding Onderzoek Leefomgeving Docentenhandleiding Onderzoek Leefomgeving Doelgroep: Groep 6,7 en 8 Leerstofgebied: Natuur en techniek Werkvorm: Buiten in groepjes van 3 leerlingen Duur: 45 minuten buiten + 30 minuten nabespreken in

Nadere informatie

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel Doelgroep: Groep 4 t/m 8 Leerstofgebied: Wereldoriëntatie Werkvorm: Groepjes Duur: ± 30 minuten Doel van de opdracht: Leerlingen leren wat het favoriete voedsel

Nadere informatie

Opdracht 7.2 Energie een heel lastig onderwerp

Opdracht 7.2 Energie een heel lastig onderwerp Opdracht 7.2 Energie een heel lastig onderwerp Inleiding voor de docent: Onverwachte gaten in het curriculum en in BINAS In deze opdracht gaat de aandacht naar de samenhang tussen de processen die een

Nadere informatie

Verslag Biologie Het IJsselmeer

Verslag Biologie Het IJsselmeer Verslag Biologie Het IJsselmeer Verslag door Jeroen 1891 woorden 27 februari 2018 6,4 5 keer beoordeeld Vak Biologie [Datum] (Bron 1) Inhoudsopgave Inhoudsopgave Bladzijde 1 Hoofdstuk 1 Bladzijde 2 Hoofdstuk

Nadere informatie

De woestijn. Uitgestrekt, droog en heet!

De woestijn. Uitgestrekt, droog en heet! De woestijn Uitgestrekt, droog en heet! Bij een woestijn denken we vaak vooral aan zand, zand en nog eens zand. Maar er zijn ook heel andere woestijnen op aarde. Er zijn bijvoorbeeld ook kleiwoestijnen,

Nadere informatie

DASSENWERK. werkbladen opdrachten Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen. Locatie De Drie Linden Giersbergen 8 Drunen

DASSENWERK. werkbladen opdrachten Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen. Locatie De Drie Linden Giersbergen 8 Drunen DASSENWERK werkbladen opdrachten Locatie De Drie Linden Giersbergen 8 Drunen 2012 Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen 1. Waar ben je? Je onderzoekt vandaag een klein gebied van Nationaal Park De

Nadere informatie

Wie eet wie en wie eet wat?

Wie eet wie en wie eet wat? Leerkracht Wie eet wie en wie eet wat? Maak een voedselweb Inhoud in het kort In deze les krijgen de leerlingen een beeld van de relaties tussen dieren en planten. Leerlingen maken een voedselweb van één

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 2 Ecologie

Samenvatting Biologie Thema 2 Ecologie Samenvatting Biologie Thema 2 Ecologie Samenvatting door L. 3674 woorden 11 december 2011 5,9 28 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 2 Ecologie BS 1 de organisatieniveaus

Nadere informatie

Deel 3: het belang van koraal(riffen)

Deel 3: het belang van koraal(riffen) Lesstof Deel 1: het koraalrif Deel 2: het koraal Deel 3: het belang van koraal(riffen) Deel 4: de bedreigingen voor het koraal Deel 5: het beschermen van het koraal Deel 3: Het belang van het koraal Deze

Nadere informatie

LESPAKKET ECOLOGIE. Docenthandleiding. Dierenrijk is onderdeel van

LESPAKKET ECOLOGIE. Docenthandleiding. Dierenrijk is onderdeel van LESPAKKET ECOLOGIE HAVO / VWO Docenthandleiding LEKKER BEESTEN TUSSEN DE DIEREN Dierenrijk is onderdeel van LEUK DAT U GEKOZEN HEEFT OM EEN BEZOEK TE BRENGEN AAN DIERENRIJK OPBOUW LESPAKKET ln deze docenthandleiding

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 4 - ordening - 1 vmbo kgt

Samenvatting Biologie Thema 4 - ordening - 1 vmbo kgt Samenvatting Biologie Thema 4 - ordening - 1 vmbo kgt Samenvatting door een scholier 1533 woorden 7 februari 2012 6,2 162 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Zie bijlage voor de complete

Nadere informatie

De wei een ecosysteem? Plant en dierinteracties in een ecosysteem

De wei een ecosysteem? Plant en dierinteracties in een ecosysteem Plant en dierinteracties in een ecosysteem Inleiding In een ecosysteem bestaat een intensieve wisselwerking tussen bodem, water, atmosfeer, microorganismen, planten en dieren. Hierbij spelen dus zowel

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 NATUUR EN MILIEU LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - BIOLOGIE De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam

Nadere informatie

Oefeningen niveau 2 Reeks 1

Oefeningen niveau 2 Reeks 1 Oefeningen niveau 2 Reeks 1 1 HOE LEER IK TEKSTEN? Oefeningen niveau 2 Reeks 1 Schrijf hieronder kort hoe je teksten meestal leert. Wat doe je eerst, wat erna, wat dan verder? Welke problemen heb je vaak?

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 2 ecologie

Samenvatting Biologie Thema 2 ecologie Samenvatting Biologie Thema 2 ecologie Samenvatting door M. 2473 woorden 3 januari 2014 8 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou THEMA 2 ECOLOGIE Bs.1 organisatieniveau van de ecologie

Nadere informatie

Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 41 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken.

Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 41 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken. Agapornissen Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 41 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken. 2p 41 In informatie 1 worden enkele eigenschappen

Nadere informatie

Woordenschat les 8.1. Vervuilde grond?

Woordenschat les 8.1. Vervuilde grond? Woordenschat les 8.1 Vervuilde grond? Afgraven en de afgraving Afgraven is de grond of aarde weghalen door te graven. De afgraving is de plaats waar de grond wordt weggenomen. Boren We boren een gat in

Nadere informatie

Examen Voorbereiding Ecologie

Examen Voorbereiding Ecologie Examen Voorbereiding Ecologie Teylingen College Leeuwenhorst 2015/2016 Thema 7 Ecologie Begrippenlijst: Begrip Abiotische factoren Biotische factoren Ecosysteem Populatie Emergente eigenschap Areaal Beperkende

Nadere informatie

Kaartenset gewervelde dieren

Kaartenset gewervelde dieren Kaartenset gewervelde dieren Deze set met plaatjes is het tweede en laatste deel van de kaartjes met gewervelde- en ongewervelde dieren op. Ieder kaartje bevat een afbeelding van het dier in kwestie, met

Nadere informatie

PTA biologie BBL Statenkwartier, Waldeck en Kijkduin cohort

PTA biologie BBL Statenkwartier, Waldeck en Kijkduin cohort Eindtermen biologie PTA biologie BBL Statenkwartier, Waldeck en Kijkduin cohort 2017-2018-2019 BI/K/1 Oriëntatie op leren en werken BI/K/2 Basisvaardigheden BI/K/3 Leervaardigheden in het vak biologie

Nadere informatie

Voeding. Voor klas 1 en 2 van het voortgezet onderwijs

Voeding. Voor klas 1 en 2 van het voortgezet onderwijs Voeding Voor klas 1 en 2 van het voortgezet onderwijs DMVVOO-B&E-2012 Voeding is belangrijk voor de mens, dier en plant. In het dierenpark zie je heel veel verschillende dieren. De planteneter eet planten,

Nadere informatie

DE DAPPERE REIZIGER WERKBLAD DE STEKELBAARS: 1. DE STEKELBAARS IN BEELD 2. DAPPERE REIZIGER. De stekelbaars is een veelvoorkomend visje in Nederland.

DE DAPPERE REIZIGER WERKBLAD DE STEKELBAARS: 1. DE STEKELBAARS IN BEELD 2. DAPPERE REIZIGER. De stekelbaars is een veelvoorkomend visje in Nederland. WERKBLAD DE STEKELBAARS: DE DAPPERE REIZIGER Naam 1. DE STEKELBAARS IN BEELD Groep 2. DAPPERE REIZIGER De stekelbaars is een veelvoorkomend visje in Nederland. Bekijk het clipje De dappere reiziger. Bekijk

Nadere informatie

Grond of aarde weghalen door te graven. Graven is een gat in de grond maken. De plaats waar de grond wordt weggenomen.

Grond of aarde weghalen door te graven. Graven is een gat in de grond maken. De plaats waar de grond wordt weggenomen. Les 1 De bodemverontreiniging. afgraven Grond of aarde weghalen door te graven. Graven is een gat in de grond maken. De afgraving De plaats waar de grond wordt weggenomen. De bodemverontreiniging De grond

Nadere informatie

Eindexamen biologie havo 2005-I

Eindexamen biologie havo 2005-I 4 Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag worden twee punten toegekend. Bolletjesslikkers 1 A 2 C 3 Het antwoord bevat de notie dat maagsap zuur bevat dat via de open maagportier

Nadere informatie

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2 Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2 Samenvatting door J. 181 woorden 13 januari 2016 6,1 48 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde Terra 2.1 Klimaten A Waardoor is het bij de evenaar warm? In bron

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 en 10

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 en 10 Samenvatting door een scholier 96 woorden 2 juni 2007 7,7 9 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Paragraaf 9.1 Gist: Eencellige schimmelsoort die in gedroogde

Nadere informatie

vwo energie en materie 2010

vwo energie en materie 2010 vwo energie en materie 2010 De Noordzee Allerlei activiteiten en ingrepen van de mens hebben effect op het ecosysteem van de Noordzee. Zo is de aanvoer van zouten toegenomen door de landbouw en als gevolg

Nadere informatie

Bijlage VMBO-GL en TL-COMPEX 2006

Bijlage VMBO-GL en TL-COMPEX 2006 Bijlage VMBO-GL en TL-COMPEX 26 tijdvak 1 BIOLOGIE CSE GL EN TL COMPEX Deze bijlage bevat informatie. 613-1-589b DUINEN INFORMATIE 1 DUINGEBIEDEN Het grootste deel van de Nederlandse kust bestaat uit duingebieden.

Nadere informatie

Lesactiviteit 2.1 Aanpassingen vogels algemeen en die van kusttrekvogels

Lesactiviteit 2.1 Aanpassingen vogels algemeen en die van kusttrekvogels Lesactiviteit 2.1 Aanpassingen vogels algemeen en die van kusttrekvogels Werkvorm: Klassikaal, binnen. Materialen: bord; plaatjes van vogels, opgezette vogels of delen daarvan. Achteraan deze lesactiviteit

Nadere informatie

Het rijk van de planten

Het rijk van de planten 5 BASISSTOF 1 vwo gymnasium Het rijk van de planten thema 4 Ordening opdracht 14 practicum BOOMALG BENODIGDHEDEN een stukje boomschors met groene aanslag (boomalg) een microscoop prepareermateriaal tekenmateriaal

Nadere informatie

4 HAVO thema 7 Ecologie EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN

4 HAVO thema 7 Ecologie EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN Examentrainer Vragen Microscopisch ecosysteem in de Maarsseveense Plassen Er is een ingewikkelde wapenwedloop aan de gang in de Maarsseveense Plassen. Op microscopische schaal wel te verstaan. Kiezelalgen

Nadere informatie

Hieronder staan een aantal voorbeelden van ecosystemen.

Hieronder staan een aantal voorbeelden van ecosystemen. Ecologie Deel 1 Biotische factoren In een levensgemeenschap kom je niet levende en levende componenten tegen. Niet levende componenten worden a-biotisch genoemd. Voorbeelden zijn temperatuur, licht, lucht,

Nadere informatie

1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken van energie. Kortom alle processen in organismen.

1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken van energie. Kortom alle processen in organismen. THEMA 1 1 Stoffen worden omgezet 2 Fotosynthese 3 Glucose als grondstof 4 Verbranding 5 Fotosynthese en verbranding 1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken

Nadere informatie

Ecologie. Cursus Natuurgids

Ecologie. Cursus Natuurgids Ecologie Cursus Natuurgids Hoofdstuk ecologie 1. Wat is ecologie? 2. Abiotische factoren 3. Relaties tussen individuen van dezelfde soort 4. Relaties tussen individuen van verschillende soorten 5. Processen

Nadere informatie