Regelaar RKU 3 met automatische ontsteking

Transcriptie

1 I ndieco bv Lionstraat 6A, 5831 AK BOXMEER. T (0) F (0) W Regelaar RKU 3 met automatische ontsteking GEBRUIKERSHANDBOEK

2 Inhoud: blz. 1. Omschrijving regelaar RKU Omschrijving programma regelaar RKU Besturing ketel door de gebruiker 7 4. Verticale klep van de ventilator Aansluiting regelaar RKU

3 1. Omschrijving regelaar RKU 3 Afb. Nr. 1 Frontpaneel regelaar RKU 3 Tot besturing en regeling van de ketel dient de regelaar RKU 3. Tot zijn basisfuncties behoren: - handmatige besturing van de toevoerinrichting en de ventilator - instelling en regeling van de temperatuur van het afvoerwater d.m.v. de ketelthermostaat - instelling op de automatische stand (de cycli van het aan- en uitschakelen van de brandstoftoevoerinrichting bepalen de hoeveelheid brandstof en dus ook het vermogen van de ketel) - instelling tijdsduur spaarstand bij het afzetten van de ketel in de spaarstand vanwege warmteoverschot in het systeem, bedoeld wordt de tijdsduur ( in min.) waarna de ketel automatisch gedurende 2 min. aangaat om brandstof in de brander gloeiende te houden - instelling van de temperatuur waarbij de circulatiepomp in het systeem aangaat - de regelaar maakt de aansluiting van de kamerthermostaat resp. van equitherme regulatie mogelijk - instelling toerental ventilator (in %) - dankzij de verbinding met de warmte-isolatie van de motor worden de blokkering en oververhitting van de motor van de toevoerinrichting gemeld - bij foute sluiting van het deksel van het brandstofreservoir met behulp van de eindschakelaar wordt de werking van de ketel geblokkeerd 3

4 - mogelijke sturing van de automatische ontsteking van de brandstof - mogelijke sturing van asveger Tab. nr. 1 Technische parameters regelaar RKU 3 Nominale voedingsspanning V / Hz 230 / % - 15%, TN S Vermogen zonder toestellen VA max. 3 Invoer sensor temperatuur afvoerwater kamerthermostaat Uitvoer brandstoftoevoerinrichting 230V/2A Ventilator 230V/2A Circulatiepomp 230V/2A eindschakelaar trechter 230V/2A Vast ingestelde parameters: nadraaitijd pomp min 4 tijdsduur ononderbroken werking toevoerinrichting min max. 10 automatische werking na spaarstand min 2 automatische werking na het zakken temperatuur 60 / 30 (zie hoofdstuk 2) afvoerwater onder 30 C min Instelbare parameters: temperatuur afvoerwater C brandstoftoevoerinrichting aan s 5-90 brandstoftoevoerinrichting uit s 5-90 max. tijdsduur spaarstand min nadraaitijd ventilator s 5-90 temperatuur aanloop circulatiepomp C instelling toerental ventilator % aantal cycli transporteur tot as verwijderd is 0 tot 100 cycli max. tijdsduur werking ontsteking gedurende 1 s cyclus tijd vertraging ventilator na inschakeling ontsteking s Beschermingsgraad doos IP Omschrijving programma regelaar RKU 3 Na het inschakelen van de regelaar verschijnt het nummer van de programma-voorziening gedurende de initialisatie op het display. De regelaar registreert ook de juiste 230V/50Hz netaansluiting van de voedingskabels. Als fase en nul omgekeerd zijn aangesloten, meldt de regelaar de storing E1. De storing is door de juiste aansluiting van de kabels te verhelpen. De regelaar gaat op dezelfde stand over waarin hij voor de laatste uitschakeling stond. Was hij dus in de stand van handmatige besturing, dan gaat hij over in de stand van handmatige besturing. Was hij in de STOP stand, dan blijft hij staan in deze stand. Stond hij in de automatische besturingsstand, dan zet hij de ventilator aan en voert gedurende 2 minuten brandstof in de ketel aan d.m.v. automatische dosering. Bij het optreden van omstandigheden voor spaarstand handhaaft de regelaar de spaarstand volgens ingestelde waarden. Is de regelaar in de STOP stand, dan is het overgaan op handmatige besturing noodzakelijk. Daarna pas kan de automatische stand worden ingeschakeld. Bij de handmatige werking kan men via het toetsenbord de ventilator en de brandstoftoevoerinrichting aanzetten. De werking van zowel de ventilator als de toevoerinrichting is beperkt tot 3 minuten ononderbroken werking, daarna worden ze uitgeschakeld. Voor het temperatuur opnemen wordt een platina thermometer PT 1000 gebruikt. Storing sensor wordt op het display weergegeven als melding E2 in plaats van de temperatuur gegevens. Hetzelfde kan voorkomen bij langdurige storing. Bij het opstoken registreert de regelaar de temperatuur van het afvoerwater. Verwacht wordt een temperatuur stijging tot boven 30 C. Indien dit binnen 60 min. niet gebeurt, gaat de regelaar op de STOP stand over (hij schakelt de ventilator, de toevoerinrichting en de pomp met nadraai uit). Hetzelfde gebeurt maar al na 30 min. als de temperatuur van het afvoerwater gedurende de automatische werking om de een of andere reden onder 30 C zakt. De regelaar schakelt alle aggregaten uit (rekeninghoudend met de nadraaitijd) en blijft in de STOP stand 4

5 tot het inschakelen van handmatige besturing. Gedurende de hele tijd wordt de tekst STOP op het display weergegeven. In de automatische werking gaat de regelaar in de spaarstand over indien: a) de momentele temperatuur van het afvoerwater de op de regelaar ingestelde waarde heeft bereikt b) de kamerthermostaat overschrijding van de ingestelde temperatuur in de kamer meldt de regelaar blijft in de spaarstand de hele tijdsduur van deze toestand. In beide gevallen van spaarstand zorgt de ketel voor minimale toevoer van brandstof volgens ingestelde parameters om de ketel brandend te houden. Een commando uit de kamerthermostaat heeft de voorrang op de overschrijding van de temperatuur van het afvoerwater. Indien de temperatuur van het verwarmingswater de waarde van de afkoeling overschrijdt, gaat de pomp aan. De pomp gaat weer uit na het zakken van de temperatuur onder de ingestelde waarde bij afkoeling met een hysteresis van 3 C. Als het systeem via de kamerthermostaat in de spaarstand wordt gebracht, wordt de pomp uitgeschakeld op de voorwaarde dat de temperatuur van het water in de ketel niet 80 C overschrijdt met een hysteresis van 2 C. De regelaar is voorzien van een instelbare automatische ontsteking. Zijn parameters worden in de service modus ingesteld. De werking van de ontsteking kan met de toets 0 goed- of afgekeurd worden. De stand wordt met het knipperen van het ontstekingssymbool op het paneel gesignaleerd (als het knippert, is de werking van de ontsteking afgekeurd, als het niet brandt, is de werking van de aansteker goedgekeurd). Stelt de regelaar d.m.v. de temperatuursensor op het rookkanaal vast dat de rookgas temperatuur onder 80 C ligt, wordt het programma automatisch ontsteken in werking gesteld: - inbedrijfstelling van de transportschroef voor 1 min., om de brandstof uit de toevoerinrichting naar de brander te vervoeren - inschakelen van de ontsteking max. voor de tijdsduur die in de service modus is ingesteld - inschakelen van de ventilator met een vertraging (ingesteld in de service modus) ten opzichte van de ontsteking Op het display wordt gedurende deze tijd de momentele rookgas temperatuur weergegeven. Als de rookgas temperatuur 80 C bereikt, wordt het programma automatisch ontsteken beëindigd en gaat de ketel meteen in de automatische werking over. Indien aan deze voorwaarde niet voldaan wordt, wordt het programma automatisch ontsteken herhaald. Indien 4 cycli van het automatisch ontsteken zijn verlopen en de rookgas temperatuur geen 80 C heeft bereikt, meldt de regelaar de storing E3 geen brandstof in het reservoir en blijft de regelaar in deze stand tot het uitschakelen of herhaald handmatig inschakelen van het automatische ontsteken. De regelaar is verder voorzien van invoer voor de signalering van vuur in de brandstoftoevoerinrichting. Wordt de invoer geactiveerd, dan wordt de ventilator uitgeschakeld, de brandstoftoevoerinrichting gaat voor een tijdsduur van 30 minuten aan en wordt de storing E4 vuur in de schroeftransporteur gemeld. Een van de basisvoorwaarden met betrekking tot de veilige werking van de ketel is de volledige sluiting van het deksel van het brandstofreservoir. In het geval van opening van dit deksel schakelt de eindschakelaar zowel de brandstoftoevoerinrichting als de ventilator uit en op het paneel van de doos licht het desbetreffende symbool op. De ketel blijft uit zolang het deksel open is. Na de sluiting ervan gaat de ketel weer automatisch aan. Volgende geregistreerde storing is de overschrijding van de temperatuur in de motor van de brandstoftoevoerinrichting. De regelaar staat stil, het desbetreffende symbool licht op en de storing E5 oververhitting motor wordt gemeld. Het afkoelen van de motor en het einde van de melding wordt niet door de regelaar geregeld. Daarvoor is een handmatige herstart nodig. Ook de uitschakeling van de veiligheidsthermostaat schakelt de regelaar uit en zorgt voor de melding van de storing. De regelaar is voorzien van een veiligheidsrelais dat bij elke storing in de regelaar aangaat. Het relais kan op afstand storingen melden. Het verwijderen van as wordt uitgevoerd tijdens de stilstand van de toevoerinrichting na het aflezen van het ingestelde aantal cycli van de toevoerinrichting. Omschrijving toetsen: 1 handmatig ventilator aan / uit 2 handmatig brandstof toevoegen 3 temperatuur afvoerwater 4 tijdstip brandstoftoevoerinrichting aan 5 tijdstip brandstoftoevoerinrichting uit 6 tijdstip brandstof toevoegen in spaarstand 7 nadraaitijd ventilator 8 toerental ventilator in % 0 goed- / afkeuren ontsteking * - toegang wijziging weergegeven parameter # - automatische werking aan, terug uit weergegeven parameter 5

6 9 2ndF tweede functie toetsen 1 temperatuur afkoeling (temperatuur inschakeling pomp) 2 aantal cycli brandstoftoevoerinrichting voor het inschakelen van de verwijdering van as * - wijziging weergegeven parameter # - verlaten weergegeven parameter 8 toegang service modus via login van vier cijfers (9128) 3ndF derde functie toetsen 1 max. tijdsduur werking ontsteking gedurende 1 cyclus 2 tijdstip vertraging ventilator na inschakeling ontsteking * - wijziging weergegeven parameter # - verlaten weergegeven parameter 3. Besturing ketel door de gebruiker De ketel op het stroomnet aansluiten ( 230V/50Hz kabel met stekker). 1. Handmatige besturing Voor de ontsteking van de ketel is handmatige besturing van de brandstoftoevoerinrichting en van de ventilator nodig. Daartoe dienen de toetsen 1 en 2. Toets 1 dient tot besturing van de ventilator, toets 2 tot besturing van de brandstoftoevoerinrichting. Met het indrukken en herhaald indrukken van een toets wordt de desbetreffende aggregaat aan- en uitgezet. De werking van de ventilator wordt weergegeven door het oplichten van een streepje onder het ventilator symbool. Als de ventilator uit is, gaat het streepje uit. Hetzelfde geldt ook voor de signalering van de werking van de brandstoftoevoerinrichting door het oplichten van een streepje onder het brandstof symbool. De handmatige besturing van de ketel wordt op het display weergegeven door de afkorting ru en een streepje bij het symbool van een hand. 2. Temperatuur afvoerwater instellen De gewenste temperatuur van het afvoerwater wordt met toets 3 ingesteld. Op het display verschijnt informatie (bijv. Pt 70) die de gewenste temperatuur van het afvoerwater (70 C) aangeeft. De waarde is te wijzigen door het indrukken van toets * en het intoetsen van een nieuwe getallencombinatie, bijv. 75. Op het display verschijnt Pt 75. De gekozen waarde moet door het indrukken van toets * bevestigd worden. Op het display moet de bevestiging o.k. verschijnen. De gewenste temperatuur van het afvoerwater kan in het gebied C ingesteld worden. Het is aan te bevelen de ketel op temperaturen boven 65 C te gebruiken. 3. Cycli brandstoftoevoerinrichting instellen Voor het juiste functioneren van de ketel is het belangrijk om de optimale verhouding van de tijd voor de brandstoftoevoer (schroefas draait) en van de tijd voor het uitdoven van de brandstof (schroefas staat stil) in te stellen. a) Na het indrukken van toets 4 verschijnt informatie (bijv. On 15) op het display die de 15 sec. lange werking van de toevoerinrichting aangeeft. De waarde is te wijzigen door het indrukken van toets * en het intoetsen van een nieuwe getallencombinatie (bijv. 20). Op het display verschijnt on 20. De juistheid van de beslissing moet door het indrukken van toets * bevestigd worden. Op het display moet de bevestiging o.k. verschijnen. De tijdsduur brandstoftoevoer kan in het gebied 5 90 sec. ingesteld worden, zie oriënteringswaarden tab. 2. Over het algemeen worden instellingen onder 10 sec. niet aanbevolen om de reden van de mogelijkheid van het doorbranden van minderwaardige brandstoffen. b) Na het indrukken van toets 5 verschijnt informatie (bijv. of 20) op het display die 20 sec. stilstand van de toevoerinrichting aangeeft. De waarde is te wijzingen door het indrukken van toets * en het intoetsen van een nieuwe getallencombinatie (bijv. 30). Op het display verschijnt of 30. De gekozen waarde moet door het indrukken van toets * bevestigd worden. Op het display moet de bevestiging o.k. verschijnen. De tijdsduur van het uitdoven van brandstof kan in het gebied 5 90 sec. ingesteld worden, zie tab. 2. 6

7 PELETS diameter 8 mm BRUINKOOL NOOT 2 Tab. nr. 2 Instelling vermogen ketel Brandstof Vermogen [kw] Tijdsduur toevoer [s] Tijdsduur uitdoving [s] Toerental ventilator [%] Brandstofverbruik [kg/h] 10 kw ca 55 2,4 15 kw ca 60 3,7 20 kw ca 70 4,9 25 kw ca 80 6,2 30 kw ca 85 7,4 35 kw ca 90 8,7 40 kw ca 95 9,8 10 kw 5 30 ca 50 2,3 15 kw 5 20 ca 55 3,2 20 kw 8 20 ca 60 4,6 25 kw ca 70 5,7 30 kw ca 75 6,9 35 kw ca 80 8,0 40 kw ca 85 9,2 Opm.: Gegevens in tabel nr. 2 dienen alleen tot oriëntatie. Waarden boven 25KW gelden alleen voor ketel BENEKOV ling Tijdsduur spaarstand instellen Als de temperatuur van het afvoerwater een bepaalde drempel overschrijdt, schakelt de regelaar de brandstoftoevoerinrichting en de ventilator uit tot de temperatuur onder de waarde van de ingestelde drempel met een hysteresis van 3 C zakt. Het kan echter voorkomen dat deze tijdsduur te lang is en de ketel uitdooft. Daarom wordt de maximale tijdsduur stilstand ingesteld, de zgn. tijdsduur spaarstand. Na het afloop ervan gaan de ventilator en de brandstoftoevoerinrichting voor 2 minuten automatisch aan, onafhankelijk van de temperatuur van het afvoerwater. De circulatiepomp blijft continu aan. Hetzelfde kan ook gebeuren als de kamerthermostaat overschrijding van de kamertemperatuur registreert. Dan schakelt de ketel op spaarstand over en wordt de circulatiepomp met nadraai 4 minuten uitgeschakeld. Na het indrukken van toets 6 verschijnt informatie (bijv. Ut 20) op het display die tijdsduur spaarstand 20 min aangeeft. De waarde is te wijzigen door het indrukken van toets * en het intoetsen van een nieuwe getallencombinatie (bijv. 30). Op het display verschijnt Ut 30. De gekozen waarde moet door het indrukken van toets * bevestigd worden. Op het display moet de bevestiging o.k. verschijnen. De tijdsduur van de spaarstand kan in het gebied 5 60 min. ingesteld worden. De aanbevolen waarde voor pellets is 20 min. In het geval dat de temperatuur van het verwarmingswater in deze stand aanzienlijk stijgt Indikace útlumu (vooral in de zomer wanneer minimum warmte uit het systeem wordt onttrokken) is het aan te bevelen om deze waarde hoger in te stellen. De spaarstand wordt door een streepje rechts beneden op het display weergegeven. 5. Nadraaitijd ventilator instellen Gewenste nadraaitijd van de ventilator wordt door het indrukken van toets 7 ingesteld. Op het display verschijnt informatie (bijv. VE 60) die de nadraaitijd 60 s van de ventilator aangeeft. De waarde is te wijzigen door het indrukken van toets * en het intoetsen van een nieuwe getallencombinatie (bijv. 70). Op het display verschijnt VE 70. De gekozen waarde moet door het indrukken van toets * bevestigd worden. Op het display moet de bevestiging o.k. verschijnen. De gewenste tijdsduur van het tot stilstand komen van de ventilator kan in het gebied 5 90 s ingesteld worden. De aanbevolen tijdsduur is 40 sec. 7

8 7. Toerental ventilator instellen Het gewenste toerental van de ventilator kunt u door het indrukken van toets 8 instellen. Op het display verschijnt informatie (bijv. o 85) die de actuele instelling 85% toeren van de ventilator aangeeft. De waarde is te wijzigen door het indrukken van toets * en het intoetsen van een nieuwe getallencombinatie (bijv. 80). Op het display verschijnt o 80. De gekozen waarde moet door het indrukken van toets * bevestigd worden. Op het display moet de bevestiging o.k. verschijnen. De toeren van de ventilator kunnen in het gebied % ingesteld worden, zie tab. 2. Het is niet aan te bevelen de toeren van de ventilator in het gebied % in te stellen. 7. Temperatuur aanloop circulatiepomp instellen Gewenste temperatuur bij de aanloop van de circulatiepomp wordt door het indrukken van toets 9 ingesteld (activatie tweede functie toetsen) en dan door het indrukken van toets 1. Op het display verschijnt informatie (bijv. td 60) die de temperatuur 60 C aangeeft waarbij de circulatiepomp in werking wordt gesteld. De waarde is te wijzigen door het indrukken van toets * en het intoetsen van een nieuwe getallencombinatie (bijv. 50). Op het display staat td 50. De gekozen waarde moet door het indrukken van toets * bevestigd worden. Op het display moet de bevestiging o.k. verschijnen. De gewenste temperatuur aanloop pomp kan in het gebied C ingesteld worden. De aanbevolen temperatuur is 55 C. 4. Verticale klep van de ventilator Bij alle ketels met de regelaar RKU 3 is tussen de ventilator en de luchtmenger een verticale klep aangebracht. Bij normale werking van de ketel zorgt de druk van de ventilator ervoor dat de verticale klep deels opengaat. De opening van de klep maakt toegang van verbrandingslucht naar de brander mogelijk. Hoe hoger het toerental ventilator, hoe groter de opening van de verticale klep. 5. Aansluiting regelaar RKU 3 Op de aansluitklemmen voor de kamerthermostaat mag alleen een thermostaat met potentiaalvrij contact aangesloten worden (bijv. HONEYWELL CM 27) Op deze klemmen mag geen andere spanning aangesloten worden Functie automatische ontsteking wordt geactiveerd door toets 0 Wordt de ontsteking cyclus onderbroken, begint de cyclus na opnieuw inschakelen van het begin af aan De weergave van de afzonderlijke parameters verlaat u door toets # in te drukken Bij van de veiligheidsthermostaat bij de schroeftransporteur van de ketel volgt 30 min. ononderbroken transport naar de brander om de brandstof te verwijderen. Daarna wordt de ketel uitgeschakeld en wacht op het ingrijpen van de gebruiker Tab. nr. 3 Aansluitklemmen regelaar RKU 3 (programma B N 1,2,3) Aansluitklem Aansluiten op 1 8 Opmerking 2 warmtezekering motor indien niet toegepast, 2-3 verbinden 3 warmtezekering motor 4 contact brandstofreservoir indien niet toegepast, 4-5 verbinden 5 contact brandstofreservoir 6 N HS invoer 2 voeding niveausensor 7 N voeding 8 L voeding 230 V, 50 Hz 9 L HS invoer 1 voeding niveausensor 10 L pomp 11 L servoaandrijving 12 L ventilator 13 L toevoerinrichting 1 schroeftransporteur naar de ketel 14 L toevoerinrichting 2 automatische ontsteking 15 L toevoerinrichting 3 Verwijdering van as 16 L servo-sluiting sluitende brandstofklep 17 N ventilator

9 18 N toevoerinrichting 1 schroeftransporteur naar de ketel 19 N toevoerinrichting 2 automatische ontsteking 20 N toevoerinrichting 3 Verwijdering van as 21 N servosluiting sluitende brandstofklep 22 N pomp 23 N servoaandrijving + 24 N servoaandrijving - Invoer: alleen potentiaalvrije contacten 25 PT invoer indien niet toegepast, verbinden indien niet toegepast, input 26 niet 26 HS invoer 3 aangesloten 27 TŠ invoer 1 indien niet toegepast, verbinden 28 Niet bezet 29 PT invoer + HS invoer 4 GND alle invoerbronnen 30 TŠ invoer C GND alle invoerbronnen 31 sensor verwarmingswatertemperatuur (PT 1000) 32 sensor verwarmingswatertemperatuur (PT 1000) 33 sensor rookgastemperatuur 34 sensor rookgastemperatuur storing invoer potentiaalvrij contact 38 storing uitschakelcontact 39 storing schakelcontact PE Alle geaarde geleiders verbinden Afkortingen: L - fase N nul PE - geaarde geleiders PT - kamerthermostaat HS niveauschakelaar in het brandstofreservoir TŠ thermostaat schroeftransporteur naar de ketel BENEKOVterm s.r.o. Masarykova Horní Benešov Tel.: , Fax : info@benekov.com, 9