uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2014 in de zaak tussen [eiser], wonende te [X], eiser



Vergelijkbare documenten

ECLI:NL:RBDHA:2013:13019

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:RBDHA:2015:5568

ECLI:NL:RBNHO:2017:1493

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556


ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:RBGEL:2017:3683

Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

ECLI:NL:RBDHA:2016:5723

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:RBNHO:2017:3072

ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBGEL:2017:11

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

ECLI:NL:RBDHA:2015:3059

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ8181

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:RBZWB:2015:4441

ECLI:NL:RBHAA:2007:BA6728

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

ECLI:NL:RBGEL:2015:4535

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638

ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5774

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:RBDHA:2015:14997

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 5 augustus 2014

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:RBLEE:2009:BK6608

ECLI:NL:RBDHA:2014:241

Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0300, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP5171

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

Negatieve uitgaven voor inkomensvoorziening bij overdracht lijfrenteverplichting aan niet toegelaten aanbieder ECLI:NL:GHDHA:2016:4037

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

ECLI:NL:RBZWB:2017:2696

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 14/ Uitspraak op het hoger beroep van

ECLI:NL:RBGEL:2017:666. Instantie. Rechtbank Gelderland. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende

ECLI:NL:GHARL:2017:613

Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Uitspraak van 26 maart 2014 [X] te [Z], belanghebbende, de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond,

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

ECLI:NL:RBZWB:2017:2385

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere,

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:RBZWB:2014:8977

ECLI:NL:RBGEL:2014:1686

ECLI:NL:RBROT:2016:9569

ECLI:NL:RBLEE:2007:BC2679

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBHAA:2007:BA5875

ECLI:NL:RBARN:2007:BE8726

ECLI:NL:RBGEL:2017:4332

ECLI:NL:RBARN:2009:BM5546

ECLI:NL:RBZWB:2016:6609

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:RBDHA:2017:6302

Rechtbank Den Haag AWB - 16 _ Belastingrecht

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

/ Belastingrecht. Hoger beroep

Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

Transcriptie:

Uitspraak Rechtbank DEN HAAG Team belastingrecht zaaknummer: SGR 13/7254 uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2014 in de zaak tussen [eiser], wonende te [X], eiser (gemachtigde: mr. drs. S. Bharatsingh), en de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen,[P], verweerder. Procesverloop Verweerder heeft met dagtekening 6 februari 2013 aan eiser voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 36.682 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van 19.101 (aanslagnummer [Y]. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2014. Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [B] Overwegingen Feiten 1. Verweerder heeft renseignementen ontvangen betreffende Nederlandse rekeninghouders bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (KB Lux). De renseignementen vermelden onder meer een rekening met nummer [C] met een saldo op 31 januari 1994 van DM 1.836,35 (ƒ

2.057) op een zichtrekening ten name van [D]. Verweerder heeft eiser als houder van die rekening geïdentificeerd. 2. Eiser heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen voor het jaar 2009 geen vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op een KB Lux rekening. 3. Met dagtekening 14 november 2012 heeft verweerder voor het jaar 2009 een (eerste) informatiebeschikking aan eiser afgegeven. Eiser heeft daartegen tijdig bezwaar gemaakt. Deze informatiebeschikking is op grond van artikel 52a, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) van rechtswege vervallen, doordat op 6 februari 2013 de onderhavige aanslag is opgelegd, te weten voordat uitspraak was gedaan op het bezwaar tegen de informatiebeschikking. 4. Bij het opleggen van de aanslag is een correctie van 12.603 aangebracht in verband met de hiervoor onder 1 genoemde KB Lux rekening. Op 8 februari 2013 heeft eiser daartegen bezwaar gemaakt. 5. Met dagtekening 21 maart 2013 heeft verweerder, in het kader van de behandeling van dit bezwaar tegen de aanslag, een (tweede) informatiebeschikking aan eiser afgegeven. Verweerder heeft daarin geen nieuwe vragen gesteld ten opzichte van de eerste informatiebeschikking. 6. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen de tweede informatiebeschikking. Geschil 7. In geschil is of de KB Lux correctie terecht is aangebracht. Meer in het bijzonder ligt de vraag voor of de bewijslast dient te worden omgekeerd op grond van artikel 25, derde lid, juncto artikel 27e van de AWR, zoals deze luiden vanaf 1 juli 2011. 8. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 36.682 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van 6.498. 9. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Beoordeling van het geschil 10. Op grond van artikel 25, derde lid, en artikel 27e, eerste lid, van de AWR zoals deze artikelleden luiden vanaf 1 juli 2011, geldt omkering van de bewijslast onder meer als sprake is van een onherroepelijke informatiebeschikking als bedoeld in art 52a, eerste lid, van de AWR. 11. Artikel 52a van de AWR bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende:

1. Indien met betrekking tot een op te leggen aanslag, navorderingsaanslag of naheffingsaanslag of een te nemen beschikking niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 41, 47, 47a, 49, 52, ( ), kan de inspecteur dit vaststellen bij voor vatbare beschikking (informatiebeschikking). De inspecteur wijst in de informatiebeschikking op artikel 25, derde lid. 12. Blijkens de Handelingen van de Eerste Kamer van 12 april 2011, EK 24-6-23, heeft de initiatiefneemster mr. I. Dezentjé Hamming-Bleumink van het wetsvoorstel Rechtsbescherming belastingplichtigen bij controlehandelingen fiscus ter zake van de invoering van het voormelde artikel 52a onder andere het volgende opgemerkt: Op de inspecteur rust het initiatief om zo n beschikking te nemen, dat is de kern van het voorstel. Doet hij dat niet, om welke reden dan ook, dan is de zaak daarmee afgedaan. ( ) Komt de inspecteur er later achter bijvoorbeeld bij de aanslagregeling of tijdens bezwaar tegen de aanslag, dat hij bepaalde informatie in retroperspectief toch nodig heeft, dan kan hij zich niet meer op het standpunt stellen dat de omkering en verzwaring van de bewijslast aan de orde zijn. Dit geldt ook na de fase van de aanslagregeling bijvoorbeeld als de inspecteur wil navorderen. Dat is terecht. Als de overheid gebruikmaakt van de bevoegdheid om verplichtingen aan burgers op te leggen, is het redelijk dat erop wordt toegezien dat de verplichtingen deugdelijk worden nagekomen. 13. Vaststaat dat verweerder op 14 november 2012 een informatiebeschikking over het jaar 2009 heeft afgegeven, welke beschikking van rechtswege is komen te vervallen op grond van artikel 52a, derde lid, van de AWR. Verder staat vast dat verweerder in de bezwaarfase een tweede informatiebeschikking heeft afgegeven terwijl geen sprake was van nieuwe feiten of omstandigheden en in welke beschikking hij geen nieuwe vragen heeft gesteld. Als verweerder zoals door hem is betoogd inderdaad de bevoegdheid zou hebben om dezelfde vragen nogmaals te stellen in de bezwaarfase en bij gebreke aan een in zijn ogen afdoende antwoord hierop een tweede, inhoudelijk identieke, informatiebeschikking zou kunnen vaststellen, zou de bepaling in artikel 52a, derde lid, van de AWR weinig of geen betekenis hebben. Dit artikellid is er immers op gericht de belastingplichtige rechtsbescherming te bieden, en aan welke bescherming in ernstige mate afbreuk zou worden gedaan bij een zodanige herkansingsmogelijkheid voor verweerder. Een dergelijke mogelijkheid acht de

rechtbank, mede bezien in het licht van de aangehaalde passage uit de parlementaire geschiedenis, dan ook in strijd met doel en strekking van artikel 52a, derde lid, van de AWR. Verweerders betoog in dezen faalt derhalve. 14. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, verbindt de rechtbank geen rechtsgevolgen aan de tweede informatiebeschikking. Dit houdt in dat de bewijslast niet op grond van deze informatiebeschikking kan worden omgekeerd. 15. Verweerder heeft ter zitting voorts het standpunt ingenomen dat eiser de vereiste aangifte heeft gedaan. De rechtbank ziet geen aanleiding daarvan af te wijken. Dit leidt tot de conclusie dat de bewijslast niet kan worden omgekeerd. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanslag in dat geval moet worden verminderd met de door verweerder aangebrachte correctie. 16. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard. Proceskosten 17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op 1.217 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van 243, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van 487 en een wegingsfactor 1). Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar; - vermindert de aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen 2009 tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 36.682 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van 6.498; - vermindert dienovereenkomstig de beschikking heffingsrente; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van 1.217; - gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van 44 vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, voorzitter, en mr. dr. N. Djebali en mr. J.P.F. Slijpen, leden, in aanwezigheid van mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 november 2014. griffier voorzitter

Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.