Kinderopvang. Jaarverslag 2005. Kind en Gezin Hallepoortlaan 27 1060 Brussel 02 533 12 11 http://www.kindengezin.be



Vergelijkbare documenten
jaarverslag kinderopvang 2006 Hallepoortlaan Brussel Kind en Gezin-Lijn:

KINDEROPVANG IN VLAANDEREN 2001

jaarverslag kinderopvang

Kinderopvang. Jaarverslag Kind en Gezin Hallepoortlaan Brussel 02/

jaarverslag kinderopvang 2008 Hallepoortlaan Brussel Kind en Gezin-Lijn:

KINDEROPVANG IN VLAANDEREN

KINDEROPVANG IN VLAANDEREN 2002

jaarverslag kinderopvang 2009 Hallepoortlaan Brussel Kind en Gezin-Lijn:

Kinderopvang. Jaarverslag Hallepoortlaan Brussel Kind en Gezin-Lijn:

Hoofdstuk 3. Het gebruik van kinderopvang Inleiding Modale gezinnen Specifieke doelgroepen 50

jaarverslag kinderopvang 2010

INHOUD VOORWOORD... 1 DEEL 1: FEITEN EN CIJFERS... 2

Aangepaste bedragen van de subsidies en andere financiële tegemoetkomingen voor de opvangvoorzieningen in 2012

Infosessie zelfstandige kinderopvangsector

25/06/2010. Zelfstandige kinderdagverblijven

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.6 - Maart

1 Dit is een gecoördineerde versie. De datum van de laatste versie is steeds de datum van de laatste verstuurde mededeling

Subsidieberekening van de subsidies voor buitenschoolse kinderopvang

Vlaamse Regering.3^v^ "^ M

De (on)gelijke deelname aan kinderopvang in Vlaanderen

Vlaamse Regering.3^v^ "^ M

Kinderopvang in West-Vlaanderen West-Vlaanderen Werkt 3, 2012

Simulatie van de vraag naar voorschoolse kinderopvang

Vlaamse Regering..3^L^

ENQUETE INZAKE HET GEBRUIK VAN KINDEROPVANG VOOR KINDEREN JONGER DAN 3 JAAR NAJAAR 2002

De financiering van de buitenschoolse kinderopvang Het perspectief van de voorzieningen

INHOUD AFDELING 1 GRONDSLAGEN VAN HET SOCIAAL STATUUT

Subsidies voor groepsopvang van schoolkinderen

Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten. Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen

Arbeidsmarkt Onderwijs

IV.4 PA/E/S IBO MB Dit is een gecoördineerde versie. De datum van de laatste versie is steeds de datum van het laatste wijzigingsbesluit

Enquête naar het gebruik van opvang voor kinderen jonger dan 3 jaar Voorjaar 2004

BROCHURE FINANCIËLE COMPENSATIE 2014

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Gecoördineerde versie van het reglement voor de subsidiëring van buitenschoolse kinderopvang.

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

BROCHURE FINANCIËLE COMPENSATIE 2017

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

VVSG INSPIRATIEDAG 20 maart Stand van zaken op vandaag, onder voorbehoud van definitieve goedkeuring van de regelgeving

Arbeidsmarkt Onderwijs

REGLEMENT BETREFFENDE DE TOEKENNING VAN PREMIES AAN INITIATIEVEN VOOR KINDEROPVANG VAN BABY S EN PEUTERS IN NINOVE

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby s en peuters, artikel 10, 3 ;

IV.3 E/S IBO BVR Dit is een gecoördineerde versie. De datum van de laatste versie is steeds de datum van de laatst verstuurde mededeling

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen HOOFDSTUK II. - Algemene voorwaarden HOOFDSTUK III. - Plaatsen voor occasionele opvang HOOFDSTUK IV.

Subsidies inclusieve opvang

Arbeidsmarkt Onderwijs

Aanbod (Bron: Kind en Gezin, 1/7/2013)... 2 Evolutie Nood aan kinderopvang... 10

Arbeidsmarkt Onderwijs

Arbeidsmarkt Onderwijs

20/02/2014 SUBSIDIES KINDEROPVANG BABY S EN PEUTERS. Principieel akkoord Vlaamse Regering 5 juli PRINCIPIEEL AKKOORD BVR SUBSIDIES 5 juli 2013

Arbeidsmarkt Onderwijs

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Arbeidsmarkt Onderwijs

4. Hoeveel zelfstandige kinderopvanginitiatieven stapten in 2013 en 2014 (cijfers tot september) uit het IKG-systeem?

In de beleidsbrief Welzijn, Volksgezindheid en Gezin zegt de minister ook werk te maken van een flexibele kinderopvang.

Kinderopvang cijfert 1. Het bezettingspercentage 2015

Arbeidsmarkt Onderwijs

Startenmet kinderopvang. Toelichting Kind en Gezin Startersdag Unizo 18 mei 2011

Kinderopvang in Helmond

Omgevingsanalyse Oostende Ifv nieuwe locatie kinderdagverblijf In opdracht van CM Oostende

Arbeidsmarkt Onderwijs

Inhoud en publicatieplan Codex kinderopvang

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Oproep naar aanvragen voor nieuwe plaatsen gesubsidieerde voorschoolse opvang

Arbeidsmarkt Onderwijs

Praktijk en inspiratie

ENQUETE INZAKE HET GEBRUIK VAN BUITENSCHOOLSE KINDEROPVANG VOOR KINDEREN VAN 3 JAAR TOT 12 JAAR

Arbeidsmarkt Onderwijs

wegwijs in opvang voor je baby of peuter

KINDER OPVANG in LIER. infobrochure

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

onderwerpen rol K&G Kinderopvang kinderen tot het einde van de basisschool

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 maart 2019;

Bios2 Thema in de kijker Personeel in de bibliotheek

Enquête naar het gebruik van buitenschoolse opvang voor kinderen van 3 jaar tot 12 jaar Voorjaar 2004

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen. Inwerkingtreding wijzigingen Wijzigingsbesluiten

Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, artikel 12;

MEDEDELING. KWMDJ maart Alle opvangvoorzieningen

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON BASISONDERWIJS

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Vernieuwing kinderopvang in Vlaanderen en Brussel

1.1 Aantal levend geborenen dat bij geboorte woont in het Vlaamse Gewest sinds 2001

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, wat betreft flexibele opvang

KIND EN GEZIN ENQUETE INZAKE HET GEBRUIK VAN KINDEROPVANG VOOR KINDEREN JONGER DAN 3 JAAR

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON BASISONDERWIJS

1. Kinderopvang: opvang vanuit een landelijk geregistreerd Kinderdagverblijf in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

Per kinderen onder de 3 jaar telde Limburg eind opvangplaatsen minder dan het Vlaamse gemiddelde.

Graag informeer ik hierbij naar de werking van de Zorginspectie met betrekking tot het toezichtsdomein gehandicaptenzorg.

KOV Uitbreiding inkomensgerelateerde opvangplaatsen vanaf 2011 aanvulling

ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS IN HET GEWOON BASISONDERWIJS

Transcriptie:

Kinderopvang Jaarverslag 2005 Kind en Gezin Hallepoortlaan 27 1060 Brussel 02 533 12 11 http://www.kindengezin.be

2 INHOUD Voorwoord Deel 1: Cijfers en feiten Hoofdstuk 1. Schets van het opvanglandschap 1. Informele kinderopvang 2. Formele kinderopvang Hoofdstuk 2. Kinderopvang in cijfers 1. Aantal opvangvoorzieningen 2. Aantal opvangplaatsen 3. Evolutie in het aantal aangesloten onthaalouders 4. Aanwezige kinderen 5. Aantal verblijfsdagen Hoofdstuk 3. Financiële analyse 1. Kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen 2. Initiatieven voor buitenschoolse opvang 3. Zelfstandige sector 4. Buurt- en nabijheidsdiensten Deel 2: Beleid Hoofdstuk 1. Het Lokaal Overleg Kinderopvang 1. Situering 2. Naar een lokaal beleid kinderopvang 3. Kind en Gezin verruimt zijn dienstverlening naar lokale besturen en naar Lokaal-Overleggroepen 4. Stand van zaken Hoofdstuk 2. Kwaliteitszorg 1. Inspectie in 2005 2. Studiedagen kwaliteitszorg over meten, analyseren en verbeteren van de werking 3. ZiKo - Zelfevaluatie-instrument voor welbevinden en betrokkenheid van kinderen in de opvang 4. Medische preventie in de kinderopvang 5. Competentiebevordering 6. Brandveiligheid 7. Het Grote Kinderopvangboek 8. De Klachtendienst van Kind en Gezin

3 Hoofdstuk 3. Andere accenten in de werking Bijlage: Regelgeving 1. Specifieke regelgeving 2. Andere regelgeving met impact op kinderopvang

4 VOORWOORD Het Jaarverslag Kinderopvang geeft een overzicht van het belangrijkste cijfermateriaal en de belangrijkste evoluties van het voorbije jaar. Het is opgebouwd uit 2 delen. In een eerste deel worden de cijfers en de feiten weergegeven. Na een algemene voorstelling van de structuur van het huidige Vlaamse kinderopvanglandschap, worden cijfers gepresenteerd over het aanbod, het gebruik en de financiering van kinderopvang. In een tweede deel worden de eerder beleidsmatige aspecten besproken, gaande van het Lokaal Overleg Kinderopvang, de kwaliteitszorg tot enkele andere accenten in de werking van de afdeling Kinderopvang van Kind en Gezin. Tot slot wordt als bijlage bij het jaarverslag een opsomming gegeven van de regelgeving die op dit moment op kinderopvang van toepassing is en van de regelgeving uit andere sectoren die een impact heeft op de kinderopvangsector. Sinds 1 april 2006 is Kind en Gezin een Intern Verzelfstandigd Agentschap. Dit brengt een aantal veranderingen met zich mee. Een ervan is dat de dienst Inspectie niet langer deel uitmaakt van Kind en Gezin, maar ondergebracht is in een apart Agentschap Inspectie. In de schets van het opvanglandschap zoals voorgesteld in het eerste deel wordt al rekening gehouden met deze verandering. In het tweede deel wordt wel nog een hoofdstuk gewijd aan de inspectieactiviteiten, aangezien die in 2005 wel nog deel uitmaakten van Kind en Gezin.

5 DEEL 1: CIJFERS EN FEITEN Hoofdstuk 1. Schets van het opvanglandschap Ouders die hun kinderen buitenshuis laten opvangen, kunnen een beroep doen op een waaier van opvangmogelijkheden 1. Hierbij bestaat een onderscheid tussen informele en formele kinderopvang. 1. Informele kinderopvang Informele opvang is de opvang door grootouders, familie, vrienden of kennissen, en de opvang die plaatsvindt in het thuismilieu van het kind (huispersoneel, au pair, babysit, ). Hier treedt de Vlaamse overheid niet regulerend op. 2. Formele kinderopvang In de formele opvang worden er zes types van opvangvoorzieningen onderscheiden. Kinderdagverblijven Het gaat om opvang in groepsverband, erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin. Er zijn twee soorten kinderdagverblijven. Enerzijds de crèches, die voorzien in voorschoolse opvang van kinderen voor ze naar de basisschool gaan en in de overgangsperiode tussen kinderopvang en basisschool. Ze hebben een minimumcapaciteit van 23 plaatsen. Anderzijds bestaat er een beperkt aantal peutertuinen voor kinderen vanaf 18 maanden voor ze naar de basisschool gaan en in de overgangsperiode. Peutertuinen hebben een minimumcapaciteit van 20 plaatsen. Sommige kinderdagverblijven hebben een bijkomend aanbod van buitenschoolse kinderopvang, ofwel in dezelfde lokalen (kinderen uit de kleuterschool), ofwel in aparte lokalen (kinderen uit de basisschool). Kinderdagverblijven moeten minstens 220 dagen per jaar open zijn en moeten dagelijks minstens 11 uur opvang aanbieden tussen 6.30 uur en 18.30 uur. Diensten voor opvanggezinnen Het gaat om opvang in gezinsverband, georganiseerd vanuit een dienst die erkend en gesubsidieerd wordt door Kind en Gezin. Een dienst groepeert minimaal 14 onthaalouders. Elke onthaalouder kan maximaal 8 kindjes gelijktijdig opvangen en gemiddeld 4 voltijds. Deze onthaalouders kunnen ook buitenschoolse opvang verzorgen voor kinderen uit de basisschool. Onthaalouders moeten voldoen aan een aantal minimale voorwaarden om zich te mogen aansluiten bij een dienst. De onthaalouders beschikken over een specifieke sociale bescherming en ontvangen een belastingvrije kostenvergoeding per dag per kind. De sociale bescherming houdt in dat ze verzekerd zijn tegen arbeidsongeschiktheid, ziekte, beroepsziekten en arbeidsongevallen. Ze hebben recht op kinderbijslag en 1 Iedereen die op bestendige wijze en al dan niet tegen betaling kinderen onder de 12 jaar opvangt, moet deze opvangactiviteit melden aan Kind en Gezin. Ouders en verwanten tot en met de vierde graad en opvang die georganiseerd wordt in het thuismilieu van het kind zijn vrijgesteld van deze plicht tot melding.

6 kunnen een eigen pensioen opbouwen. Bovendien is er voorzien in een vergoeding wanneer kinderen afwezig zijn buiten de wil van de onthaalouder. De bovenstaande voorzieningen zijn erkend door Kind en Gezin. Dit betekent dat ze moeten voldoen aan een aantal kwaliteitsvoorwaarden op het vlak van opvoeding, begeleiding, ouderparticipatie, personeel, veiligheid, Daarnaast moeten deze voorzieningen ook beschikken over een systeem om aan kwaliteitszorg te doen. Het gaat hier over de wijze waarop een voorziening zich organiseert om een bepaald kwaliteitsniveau te garanderen. Dit betekent concreet dat de voorziening haar missie, visie en waarden formuleert en gaat nadenken over de wijze waarop ze dit gaat realiseren en over de middelen die ingezet zullen worden. Een dienst moet zijn werking ook evalueren en nadenken over mogelijkheden om verbeteringen aan te brengen. Een tevredenheidsonderzoek bij de ouders maakt hier deel van uit. De erkenning houdt ook in dat de voorziening op regelmatige basis geïnspecteerd wordt. Sinds de reorganisatie van de Vlaamse overheid gebeuren deze inspecties niet meer door Kind en Gezin, maar door het agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. In de bovenvermelde voorzieningen betalen de ouders een bijdrage die gerelateerd is aan hun inkomen. De kinderopvangkosten zijn tot op zekere hoogte voor de ouders fiscaal aftrekbaar voor kinderen tot de leeftijd van 12 jaar. Mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven Het gaat om opvang in groepsverband, waarbij het onderscheid tussen beide wordt gemaakt op basis van de capaciteit: mini-crèches hebben een capaciteit van 8 tot 22 plaatsen; zelfstandige kinderdagverblijven hebben een capaciteit van minstens 23 plaatsen. Ze bieden zowel opvang aan niet-schoolgaande kinderen als aan schoolgaande kinderen uit het basisonderwijs. De belangrijkste bron van inkomsten zijn de ouderbijdragen. Sinds 2001 kunnen mini-crèches een financiële ondersteuning krijgen van Kind en Gezin als ze voldoen aan een aantal voorwaarden. Ook zelfstandige kinderdagverblijven die uitsluitend buitenschoolse opvang aanbieden, kunnen een dergelijke financiële ondersteuning krijgen. Zelfstandige onthaalouders Het gaat om opvang in gezinsverband. Een zelfstandige onthaalouder mag tot 7 kinderen gelijktijdig opvangen. Een zelfstandige onthaalouder kan zowel niet-schoolgaande als schoolgaande kinderen opvangen. Wettelijk gezien moeten deze zelfstandige voorzieningen hun opvangactiviteit enkel melden aan Kind en Gezin, maar de meeste kiezen ervoor om een attest van toezicht van Kind en Gezin te verkrijgen. Dit betekent dat ze moeten voldoen aan een aantal voorwaarden inzake omgang met kinderen en ouders, veiligheid en gezondheid, inrichting van de ruimten.

7 Het attest van toezicht houdt ook in dat de voorziening op regelmatige basis geïnspecteerd wordt. Sinds de reorganisatie van de Vlaamse overheid gebeuren deze inspecties niet meer door Kind en Gezin, maar door het agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Ook in de enkel gemelde voorzieningen hebben de inspectieambtenaren tijdens de opvangmomenten in principe toegang tot alle plaatsen of ruimten die voor de opvang bestemd zijn of ermee verband houden. In de praktijk gebeurt dit tot nu toe alleen wanneer er een klacht is over de betreffende voorziening. Het is de opvangvoorziening zelf die bepaalt hoeveel de ouders moeten betalen. Als de voorziening een attest van toezicht heeft, zijn de opvangkosten tot op zekere hoogte fiscaal aftrekbaar voor kinderen tot de leeftijd van 12 jaar. Initiatieven voor buitenschoolse opvang Het gaat om opvang in groepsverband, specifiek en exclusief gericht op de buitenschoolse opvang van kinderen uit de basisschool. Ze kunnen opvang aanbieden voor en na schooltijd, op woensdagnamiddag, op schoolvrije dagen en gedurende de schoolvakanties. Ze hebben een minimumcapaciteit van 21 plaatsen en kunnen hun werking op verschillende vestigingsplaatsen organiseren. Deze vestigingsplaatsen hebben een minimumcapaciteit van 8 plaatsen. Een initiatief is s ochtends uiterlijk om 7 uur open en s avonds tot minstens 18 uur. Initiatieven voor buitenschoolse opvang zijn erkend door Kind en Gezin. Dit betekent dat ze aan een aantal kwaliteitsvoorwaarden moeten voldoen op het vlak van opvoeding, begeleiding, infrastructuur, ouderparticipatie, personeel, veiligheid, enz. Daarnaast moeten deze voorzieningen ook beschikken over een systeem om aan kwaliteitszorg te doen. Het gaat hier over de wijze waarop een voorziening zich organiseert om een bepaald kwaliteitsniveau te garanderen. Dit betekent concreet dat een initiatief zijn missie, visie en waarden formuleert en gaat nadenken over de wijze waarop het dit gaat realiseren en over de middelen die ingezet zullen worden. Een initiatief moet zijn werking ook evalueren en nadenken over mogelijkheden om verbeteringen aan te brengen. Een tevredenheidsonderzoek bij de ouders maakt hier deel van uit. Om erkend te kunnen worden door Kind en Gezin is er een positief advies nodig van het Lokaal Overleg. De erkenning houdt ook in dat de voorziening op regelmatige basis geïnspecteerd wordt. Sinds de reorganisatie van de Vlaamse overheid gebeuren deze inspecties niet meer door Kind en Gezin, maar door het agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Initiatieven voor buitenschoolse opvang worden door verschillende instanties gesubsidieerd. De personeelskosten voor de begeleiders worden voor een deel gesubsidieerd door het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. Voor de personeelskosten van de coördinator, de opleg van de personeelskosten van de begeleiders en voor de werkingskosten wordt er in een subsidie voorzien door het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten (FCUD) of door Kind en Gezin. Voor sommige initiatieven is er een verdeelde subsidiëring door zowel Kind en Gezin als door het FCUD 1. 1 Sinds midden 2000 subsidieert het FCUD geen nieuwe erkenningen meer. Vanaf 2001 kunnen initiatieven voor buitenschoolse opvang die niet meer door het FCUD kunnen worden gefinancierd, in aanmerking komen voor

8 Daarnaast zijn er ook nog de inkomsten uit de ouderbijdragen. De ouderbijdrage is niet gerelateerd aan het inkomen, maar de minimum- en de maximumbijdrage zijn wel in de regelgeving vastgelegd. De kinderopvangkosten zijn tot op zekere hoogte voor de ouders fiscaal aftrekbaar voor kinderen tot de leeftijd van 12 jaar. Buurt- en nabijheidsdiensten Vanaf 2004 subsidieert Kind en Gezin bij wijze van experiment ook kleinschalige, buurtgerichte vormen van kinderopvang. Deze zogenoemde buurt- en nabijheidsdiensten (BND s) garanderen laagdrempelige kinderopvang. Ze vangen vooral kinderen op die vaak, om allerlei redenen, niet in de reguliere opvang worden opgevangen. Kenmerkend is ook de tewerkstelling van doelgroepmedewerkers. Dat zijn personen die moeilijk hun plaats vinden in de reguliere arbeidsmarkt. De buurt- en nabijheidsdiensten voorzien ook in een opleidingstraject voor deze ongeschoolde begeleiders. Buurt- en nabijheidsdiensten kinderopvang worden gefinancierd volgens het zogenoemde klaverbladmodel. Voor de doelgroepmedewerkers kunnen zij een beroep doen op Vlaamse en federale middelen van Werk en Sociale Economie. Kind en Gezin voorziet in een aanvullende subsidie voor de concrete kinderopvangwerking. Deze subsidie is evenwel beperkt tot een zeker plafond per opvangplaats. Voor de berekening ervan gaat Kind en Gezin uit van forfaits voor het geschoold personeel, de coördinator en de werkingskosten. Tot slot kunnen de buurt- en nabijheidsdiensten ook beschikken over de - weliswaar beperkte - inkomsten uit de ouderbijdragen. Meersporenbeleid buitenschoolse opvang Op het gebied van buitenschoolse opvang zijn er verschillende initiatiefnemers. Zoals al vermeld, kunnen naast de initiatieven voor buitenschoolse opvang ook andere erkende voorzieningen (kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen) en zelfstandige voorzieningen buitenschoolse opvang organiseren. Daarnaast verzorgen ook scholen buitenschoolse kinderopvang. Ook zij moeten deze activiteit melden aan Kind en Gezin. subsidiëring door Kind en Gezin. Voorzieningen die na 2000 een uitbreiding kregen, worden dus deels door het FCUD en deels door Kind en Gezin gesubsidieerd.

9 Hoofdstuk 2. Kinderopvang in cijfers 1. Aantal opvangvoorzieningen Eind 2005 functioneerden er 334 kinderdagverblijven en 194 diensten voor opvanggezinnen. Daarvan waren er 33 kinderdagverblijven die buitenschoolse opvang in aparte lokalen organiseerden. Eind 2005 waren er 233 initiatieven voor buitenschoolse opvang. Het aantal door Kind en Gezin erkende en gesubsidieerde voorzieningen is in 2005 zogoed als status-quo gebleven. Eind 2005 waren er 797 mini-crèches, 148 zelfstandige kinderdagverblijven en 1201 zelfstandige onthaalouders onder toezicht van Kind en Gezin. Dit betekent dat de trend van de voorbije jaren zich voortzet: het aantal mini-crèches en het aantal zelfstandige kinderdagverblijven blijft verder stijgen, terwijl het aantal zelfstandige onthaalouders verder daalt. De stijging van het aantal mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven is mede te verklaren door de impuls die is uitgegaan van de verruiming van de fiscale aftrekbaarheid van kinderopvangkosten van 3 tot 12 jaar. Voor heel wat schoolse opvang die vroeger enkel gemeld werd, werd een attest van toezicht aangevraagd. Opvangvoorzieningen 2004 2005 Erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin Kinderdagverblijven 334 334 Diensten voor opvanggezinnen 196 194 Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van kinderdagverblijven 33 33 Initiatieven voor buitenschoolse opvang 232 233 Met attest van toezicht van Kind en Gezin Mini-crèches 748 797 (1) Zelfstandige kinderdagverblijven 126 148 (1) Zelfstandige onthaalouders 1 254 1 201 1. Aantal erkende (en gesubsidieerde) opvangvoorzieningen en aantal opvangvoorzieningen met attest van toezicht (1) Naar aanleiding van de verruiming van de fiscale aftrekbaarheid van de kinderopvangkosten tot de leeftijd van 12 jaar, hebben een aantal schoolse voorzieningen, louter om te beantwoorden aan de voorwaarden voor fiscale aftrek, een attest van toezicht aangevraagd. Een aantal van deze voorzieningen hebben in 2006 al afgezien van dit attest van toezicht. Met deze voorzieningen werd hier geen rekening gehouden. Volledig nieuwe opvangvoorzieningen Hieronder verstaan we die kinderdagverblijven, diensten voor opvanggezinnen en initiatieven voor buitenschoolse opvang waarvan de erkenning aanvangt in 2005. Voor de initiatieven voor buitenschoolse opvang gaat het om nieuwe voorzieningen en niet om nieuwe vestigingsplaatsen. Wijzigingen in voorzieningstype, bijvoorbeeld een peutertuin die crèche wordt, worden niet als nieuwe voorziening geregistreerd. In de zelfstandige opvang onder toezicht wordt een nieuwe voorziening gedefinieerd als een voorziening die in 2005 voor het eerst een attest van toezicht aanvroeg. Wijzigingen in het type van

10 voorziening, overnames door een nieuwe verantwoordelijke en verhuizingen worden niet als nieuwe voorziening gedefinieerd. In de erkende sector zijn slechts 2 nieuwe voorzieningen, beide initiatieven voor buitenschoolse opvang. In de zelfstandige sector ligt het aantal nieuwe voorzieningen duidelijk veel hoger dan in de erkende sector. In vergelijking met 2004 is het aantal nieuwe voorzieningen globaal toegenomen. Dit geldt voor elk type van voorziening. Volledig nieuwe opvangvoorzieningen 2004 2005 Erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin Kinderdagverblijven (1) 4 0 Diensten voor opvanggezinnen (1) 0 0 Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van kinderdagverblijven (2) 0 0 Initiatieven voor buitenschoolse opvang (1) 23 2 Totaal erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin 27 2 Met attest van toezicht van Kind en Gezin (3) Mini-crèches 107 117 Zelfstandige kinderdagverblijven 10 22 Zelfstandige onthaalouders 101 131 Totaal met attest van toezicht van Kind en Gezin 218 270 Algemeen totaal 245 272 2. Aantal volledig nieuwe erkende (en gesubsidieerde) opvangvoorzieningen en aantal volledig nieuwe opvangvoorzieningen met attest van toezicht (1) Rekening houdend met de ingangsdatum van de erkenning (2) Rekening houdend met de effectieve startdatum (3) Rekening houdend met de datum van aanvraag van het attest van toezicht Stoppende opvangvoorzieningen Het gaat hier om de echte stopzettingen. Dit betekent dat een wijziging van voorzieningstype, bijvoorbeeld een zelfstandige onthaalouder die zich aansluit bij een dienst of een fusie van 2 voorzieningen, niet als stopzetting wordt geregistreerd. Specifiek voor de zelfstandige sector worden verhuizingen en overnames door een nieuwe verantwoordelijke niet als stopzetting geregistreerd. In de erkende sector zijn er vrijwel geen stopzettingen. Voor 2005 gaat het om 1 dienst voor opvanggezinnen die zijn werking stopzette. In de zelfstandige sector is het aantal stopzettingen toegenomen in vergelijking met vorig jaar. De stijging van het aantal stopzettingen doet zich voornamelijk voor bij de mini-crèches en de zelfstandige kinderdagverblijven. Bij de zelfstandige onthaalouders is het aantal stopzettingen licht gedaald.

11 Stoppende opvangvoorzieningen 2004 2005 Erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin Kinderdagverblijven 0 0 Diensten voor opvanggezinnen 0 1 Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van kinderdagverblijven 0 0 Initiatieven voor buitenschoolse opvang 0 0 Totaal erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin 0 1 Met attest van toezicht van Kind en Gezin Mini-crèches 22 61 Zelfstandige kinderdagverblijven 0 7 Zelfstandige onthaalouders 168 159 Totaal met attest van toezicht van Kind en Gezin 190 227 Algemeen totaal 190 228 3. Aantal stoppende erkende (en gesubsidieerde) opvangvoorzieningen en aantal stoppende opvangvoorzieningen met attest van toezicht Aantal intrekkingen van de erkenning of het attest van toezicht In de erkende sector werden 2 erkenningen ingetrokken bij de diensten voor opvanggezinnen. Het aantal zelfstandige opvangvoorzieningen waarvan het attest van toezicht werd ingetrokken, kent in 2005 een grote stijging tegenover 2004. Dit geldt voor elk type van voorziening. De redenen om een attest van toezicht in te trekken hebben in het merendeel van de gevallen te maken met de veiligheid van de accommodatie, de begeleiding van het kind, de bezetting en de personeelsomkadering, de functionaliteit van de accommodatie en de hygiëne en gezondheid. Intrekkingen 2004 2005 Erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin Kinderdagverblijven 0 0 Diensten voor opvanggezinnen 0 2 Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van kinderdagverblijven 0 0 Initiatieven voor buitenschoolse opvang 0 0 Totaal erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin 0 2 Met attest van toezicht van Kind en Gezin Mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven 5 19 Zelfstandige onthaalouders 3 13 Totaal met attest van toezicht van Kind en Gezin 8 32 Algemeen totaal 8 34 4. Aantal erkende opvangvoorzieningen waarvan de erkenning werd ingetrokken en aantal opvangvoorzieningen met attest van toezicht waarvan het attest van toezicht werd ingetrokken

12 Aantal beroepsdossiers Erkende opvangvoorzieningen kunnen tegen een aantal beslissingen beroep aantekenen bij de minister, die hierover een advies vraagt aan de adviserende beroepscommissie van de Vlaamse Gezins- en Welzijnsraad. Het gaat hierbij om een gehele of gedeeltelijke weigering van een principieel akkoord, een erkenning of subsidiëring, een intrekking van een erkenning of een weigering van de verlenging van de erkenning. Het aantal beroepsdossiers in de erkende sector ligt hoger dan in 2004. Geen enkel beroep werd ingewilligd. Zelfstandige opvangvoorzieningen kunnen bij Kind en Gezin beroep aantekenen tegen het niet-toekennen van een attest van toezicht of een verlenging ervan, het niet-toekennen van een capaciteitsuitbreiding en het intrekken van een attest van toezicht. Het aantal in 2005 ingediende beroepsdossiers ligt beduidend hoger dan in 2004. Slechts een minderheid van de beroepsdossiers werd ingewilligd. Beroepsdossiers 2004 2005 Erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin Kinderdagverblijven 2 (1) 4 (0) Diensten voor opvanggezinnen 0 3 (0) Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van kinderdagverblijven 0 0 Initiatieven voor buitenschoolse opvang 0 0 Totaal erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin 2 (1) 7 (0) Met attest van toezicht van Kind en Gezin Mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven 3 (0) 8 (1) Zelfstandige onthaalouders 1 (0) 7 (1) Totaal met attest van toezicht van Kind en Gezin 4 (0) 15 (2) Algemeen totaal 6 (1) 22 (2) 5. Aantal ingediende beroepsdossiers (en aantal ingewilligde dossiers)

13 2. Aantal opvangplaatsen Eind 2005 bedraagt het totale aantal plaatsen dat erkend is door of onder toezicht staat van Kind en Gezin, 95 529 plaatsen. Dit is een toename met 3,2% tegenover 2004. De stijging van het aantal plaatsen in erkende kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen is zeer beperkt en bedraagt slechts 0,4%. Wat het aantal erkende plaatsen voor de buitenschoolse opvang betreft, blijft het aantal plaatsen in aparte lokalen van een kinderdagverblijf ongewijzigd, terwijl het aantal plaatsen bij de initiatieven voor buitenschoolse opvang lichtjes stijgt met 3,3%. In totaal neemt het aantal plaatsen in de erkende opvang toe met 920 (+1,3%). Het aantal plaatsen bij de zelfstandige onthaalouders blijft verder dalen (-1,9%). Eind 2005 waren er 6 846 plaatsen bij zelfstandige onthaalouders onder toezicht. Bij de mini-crèches en de zelfstandige kinderdagverblijven blijft het aantal plaatsen verder toenemen (respectievelijk met 8% en met 25,2%). Eind 2005 waren er 12 481 plaatsen bij mini-crèches onder toezicht en 6243 plaatsen bij zelfstandige kinderdagverblijven onder toezicht. Deze stijging is mede te verklaren door de impuls die is uitgegaan van de verruiming van de fiscale aftrekbaarheid van kinderopvangkosten van 3 tot 12 jaar. Voor heel wat schoolse opvang die vroeger enkel werd gemeld, werd een attest van toezicht aangevraagd. In totaal neemt het aantal plaatsen in de zelfstandige opvang - opvang met attest van toezicht - nog altijd toe. Het aantal plaatsen steeg met 2052 (+8,7%). Voor het aantal opvangplaatsen per provincie verwijzen we naar tabel 8.

14 Opvangplaatsen 2004 2005 Erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin Kinderdagverblijven 14 702 14 815 Diensten voor opvanggezinnen (1) 30 504 30 560 Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van kinderdagverblijven 1 009 1 009 Initiatieven voor buitenschoolse opvang 22 824 23 575 Totaal erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin 69 039 69 959 Met attest van toezicht van Kind en Gezin Mini-crèches 11 552 12 481 (2) Zelfstandige kinderdagverblijven 4 985 6 243 (2) Zelfstandige onthaalouders (1) 6 981 6 846 Totaal met attest van toezicht van Kind en Gezin 23 518 25 570 Algemeen totaal 92 557 95 529 6. Aantal plaatsen in erkende (en gesubsidieerde) opvangvoorzieningen en in opvangvoorzieningen met attest van toezicht (1) Eigen kinderen onder de 6 jaar inbegrepen (2) Naar aanleiding van de verruiming van de fiscale aftrekbaarheid van de kinderopvangkosten tot de leeftijd van 12 jaar, hebben een aantal schoolse voorzieningen, louter om te beantwoorden aan de voorwaarden voor fiscale aftrek, een attest van toezicht aangevraagd. Een aantal van deze voorzieningen hebben in 2006 al afgezien van dit attest van toezicht. Met deze plaatsen werd hier geen rekening gehouden. Aantal opvangplaatsen Kinderdagverblijven Diensten voor opvanggezinnen Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van kinderdagverblijven Initiatieven voor buitenschoolse opvang Mini-crèches Zelfstandige kinderdagverblijven Zelfstandige onthaalouders 7. Aantal plaatsen in erkende (en gesubsidieerde) opvangvoorzieningen en in opvangvoorzieningen met attest van toezicht - 2005

15 Erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin Kinderdagverblijven Antwerpen Opvangplaatsen per provincie Vlaams-Brabant Brussels Gewest West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Limburg 2004 2005 2004 2005 2004 2005 2004 2005 2004 2005 2004 2005 3 534 3 555 3 321 3 368 1 925 1 929 1 791 1 805 2 897 2 924 1 234 1 234 Diensten voor opvanggezinnen (1) 8 932 8 904 4 312 4 284 40 40 5 348 5 432 7 196 7 196 4 676 4 704 Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van kinderdagverblijven 53 53 146 146 0 0 277 277 250 250 283 283 Initiatieven voor buitenschoolse opvang 5 592 5 727 3 488 3 678 228 216 3 997 4 245 5 131 5 173 4 388 4 536 Totaal erkend (en gesubsidieerd) door Kind en 18 111 18 239 11 267 11 476 2 193 2 185 11 413 11 759 15 474 15 543 10 581 10 757 Gezin Met attest van toezicht van Kind en Gezin Mini-crèches (2) 2 529 2 752 2 067 2 049 1 351 1 469 2 633 2 910 2 548 2 809 424 492 Zelfstandige kinderdagverblijven (2) 668 874 980 1 279 2 396 2 866 268 369 580 637 93 218 Zelfstandige onthaalouders (1) 858 822 1 241 1 228 182 184 2 886 2 854 1 638 1 579 176 179 Totaal met attest van toezicht van Kind en Gezin 4 055 4 448 4 288 4 556 3 929 4 519 5 787 6 133 4 766 5 025 693 889 Algemeen totaal 22 166 22 687 15 555 16 032 6 122 6 704 17 200 17 892 20 240 20 568 11 274 11 646 8. Aantal plaatsen in erkende (en gesubsidieerde) opvangvoorzieningen en in opvangvoorzieningen met attest van toezicht per provincie (1) Eigen kinderen onder de 6 jaar inbegrepen (2) Enkel voor 2005: naar aanleiding van de verruiming van de fiscale aftrekbaarheid van de kinderopvangkosten tot de leeftijd van 12 jaar, hebben een aantal schoolse voorzieningen, louter om te beantwoorden aan de voorwaarden voor fiscale aftrek, een attest van toezicht aangevraagd. Een aantal van deze voorzieningen hebben in 2006 al afgezien van dit attest van toezicht. Met deze plaatsen werd hier geen rekening gehouden.

16 Aantal opvangplaatsen in nieuwe voorzieningen Het gaat hier over plaatsen in volledig nieuwe voorzieningen, zijnde kinderdagverblijven, diensten voor opvanggezinnen en initiatieven voor buitenschoolse opvang, waarvan de erkenning aanvangt in 2005. Voor de initiatieven voor buitenschoolse opvang gaat het om plaatsen in nieuwe voorzieningen en niet om nieuwe vestigingsplaatsen. Wijzigingen in voorzieningstype, bijvoorbeeld een peutertuin die een crèche wordt, worden niet als nieuwe voorziening geregistreerd. In de zelfstandige opvang onder toezicht gaat het om plaatsen in een voorziening die in 2005 voor het eerst een attest van toezicht aanvroeg. Wijzigingen in het type van voorziening, overnames door een nieuwe verantwoordelijke en verhuizingen worden niet als nieuwe voorziening gedefinieerd. In de erkende sector komen er slechts 92 plaatsen bij door nieuwe initiatieven voor buitenschoolse opvang. Dit aantal ligt heel wat lager dan in 2004. In de zelfstandige sector zorgden nieuwe minicrèches in 2004 voor het grootste aantal nieuwe plaatsen. Ook nieuwe zelfstandige kinderdagverblijven zorgen voor meer plaatsen dan vorig jaar. Het aantal nieuwe plaatsen lag voor elk zelfstandig voorzieningstype hoger dan in 2004. Opvangplaatsen in nieuwe voorzieningen 2004 2005 Erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin Kinderdagverblijven (1) 143 0 Diensten voor opvanggezinnen (1) 0 0 Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van kinderdagverblijven (2) 0 0 Initiatieven voor buitenschoolse opvang (1) 820 92 Totaal erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin 963 92 Met attest van toezicht van Kind en Gezin (3) Mini-crèches 1 550 1 759 Zelfstandige kinderdagverblijven 375 1 058 Zelfstandige onthaalouders 605 796 Totaal met attest van toezicht van Kind en Gezin 2 530 3 613 Algemeen totaal 3 493 3 705 9. Aantal plaatsen bij volledig nieuwe erkende (en gesubsidieerde) opvangvoorzieningen en aantal plaatsen bij volledig nieuwe opvangvoorzieningen met attest van toezicht (1) Rekening houdend met de ingangsdatum van de erkenning (2) Rekening houdend met de effectieve startdatum (3) Rekening houdend met de datum van aanvraag van het attest van toezicht

17 Weggevallen plaatsen in stoppende voorzieningen Het gaat hier om plaatsen die wegvallen als gevolg van echte stopzettingen. Dit betekent dat een wijziging van voorzieningstype, bijvoorbeeld een zelfstandige onthaalouder die zich aansluit bij een dienst of een fusie van 2 voorzieningen, niet als stopzetting wordt geregistreerd. Specifiek voor de zelfstandige sector worden verhuizingen en overnames door een nieuwe verantwoordelijke niet als stopzetting geregistreerd. In de erkende sector zijn een aantal plaatsen weggevallen wegens een stopzetting van een dienst voor opvanggezinnen. In de zelfstandige sector zijn er meer plaatsen weggevallen. Opvallend is de toename van het aantal weggevallen plaatsen bij de mini-crèches en de zelfstandige kinderdagverblijven. Bij de zelfstandige onthaalouders is het aantal weggevallen plaatsen kleiner dan vorig jaar. Weggevallen plaatsen in stoppende voorzieningen 2004 2005 Erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin Kinderdagverblijven 0 0 Diensten voor opvanggezinnen 0 56 Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van kinderdagverblijven 0 0 Initiatieven voor buitenschoolse opvang 0 0 Totaal erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin 0 56 Met attest van toezicht van Kind en Gezin Mini-crèches 287 850 Zelfstandige kinderdagverblijven 0 265 Zelfstandige onthaalouders 817 756 Totaal met attest van toezicht van Kind en Gezin 1 104 1 871 Algemeen totaal 1 104 1 927 10. Aantal weggevallen plaatsen bij stoppende erkende (en gesubsidieerde) opvangvoorzieningen en aantal weggevallen plaatsen bij stoppende opvangvoorzieningen met attest van toezicht Aantal opvangplaatsen per 1000 kinderen Algemeen genomen zijn er per 1000 kinderen onder de 3 jaar 344,0 plaatsen beschikbaar in het Vlaams Gewest. Hiermee voldoet Vlaanderen aan de Europese richtlijn dat er tegen 2010 voor 33% van de kinderen onder de 3 jaar een plaats beschikbaar moet zijn in de opvang buiten de familie. Ruim 2/3 van deze plaatsen is gesitueerd in de erkende sector, 1/3 wordt gerealiseerd in de zelfstandige sector. Het aantal plaatsen per 1000 kinderen in de erkende sector is wel gedaald tegenover 2004, terwijl het aantal plaatsen per 1000 kinderen in de zelfstandige sector verder gestegen is. De toename van het aantal kinderen is dus groter dan de toename van het aantal plaatsen in de erkende sector.

18 Opvangplaatsen per duizend kinderen (1) 2004 2005 Erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin Kinderdagverblijven 70,4 70,0 Diensten voor opvanggezinnen (2) 167,8 165,7 Totaal erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin 238,1 235,7 Met attest van toezicht van Kind en Gezin Mini-crèches 54,7 57,6 Zelfstandige kinderdagverblijven 12,0 14,9 Zelfstandige onthaalouders (2) 37,0 35,7 Totaal met attest van toezicht van Kind en Gezin 103,7 108,3 Algemeen totaal 341,9 344,0 11. Aantal plaatsen per 1000 kinderen onder de 3 jaar in het Vlaams Gewest (1) Deze cijfers zijn enigszins overschat, omdat ook kinderen boven de 3 jaar worden opgevangen in de vermelde voorzieningen. Het is evenwel niet mogelijk om het aantal plaatsen dat gebruikt wordt voor buitenschoolse opvang te ramen. Het aantal plaatsen in voorzieningen die enkel buitenschoolse opvang aanbieden, werd wel in mindering gebracht. (2) Eigen kinderen onder de 6 jaar inbegrepen Aantal plaatsen per 1000 kinderen 400 350 300 250 200 150 100 50 Zelfstandige onthaalouders Zelfstandige kinderdagverblijven Mini-crèches Diensten voor opvanggezinnen Kinderdagverblijven 0 2004 2005 12. Aantal plaatsen per 1000 kinderen onder de 3 jaar in het Vlaams Gewest

19 Sinds 2000 is het aantal plaatsen per 1000 kinderen continu gestegen. De voorbije jaren had dit niet alleen te maken met het toegenomen aantal plaatsen, maar ook met de daling van het aantal 0- tot 3- jarigen. In 2005 lag het aantal 0- tot 3-jarigen opnieuw hoger. Evolutie aantal plaatsen per 1000 kinderen 350 340 341,9 344 330 320 319,7 325,3 310 311,8 300 290 298,7 2000 2001 2002 2003 2004 2005 13. Evolutie van het aantal opvangplaatsen per 1000 kinderen onder de 3 jaar in het Vlaams Gewest Het totale aantal opvangplaatsen per 1000 kinderen verschilt van provincie tot provincie. West- Vlaanderen telt relatief gezien het grootste aantal, Limburg het kleinste. Het aantal gesubsidieerde opvangplaatsen per 1000 kinderen verschilt eveneens naargelang van de provincie, hoewel de verschillen geringer zijn. Limburg en Oost-Vlaanderen tellen verhoudingsgewijs het grootste aantal gesubsidieerde plaatsen per 1000 kinderen. West-Vlaanderen telt het kleinste aantal gesubsidieerde plaatsen per 1000 kinderen. Wat het aantal plaatsen per 1000 kinderen in de zelfstandige sector betreft, telt West-Vlaanderen veruit het grootste aantal. Het gaat hier vooral om plaatsen bij zelfstandige onthaalouders. Limburg telt relatief gezien het kleinste aantal plaatsen in de zelfstandige sector. De verschillen tussen de provincies zijn groter in de zelfstandige sector dan in de gesubsidieerde sector.

20 Erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin Opvangplaatsen per 1000 kinderen per provincie (1) Antwerpen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Limburg 2004 2005 2004 2005 2004 2005 2004 2005 2004 2005 Kinderdagverblijven 67,9 66,8 103,4 103,3 55,8 56,3 69,5 68,7 52,3 52,2 Diensten voor opvanggezinnen (2) 171,5 167,3 134,2 131,4 166,7 169,4 172,6 169,0 198,1 198,9 Totaal erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin 239,4 234,0 237,6 234,7 222,6 225,7 242,0 237,6 250,3 251,1 Met attest van toezicht van Kind en Gezin Mini-crèches 48,6 51,4 61,1 60,9 78,4 84,0 60,6 64,7 17,2 18,6 Zelfstandige kinderdagverblijven 11,5 15,3 25,5 35,7 4,9 5,1 13,2 13,0 2,4 2,4 Zelfstandige onthaalouders (2) 16,4 15,4 38,2 37,3 88,9 87,8 38,5 36,5 7,5 7,4 Totaal met attest van toezicht van Kind en Gezin 76,5 82,2 124,8 133,9 172,2 176,9 112,3 114,1 27,1 28,3 Algemeen totaal 315,9 316,2 362,4 368,5 14. Aantal plaatsen per 1000 kinderen onder de 3 jaar per provincie 394,8 402,6 354,4 351,7 277,4 279,4 (1) Deze cijfers zijn enigszins overschat, omdat ook kinderen boven de 3 jaar worden opgevangen in de vermelde voorzieningen. Het is evenwel niet mogelijk om het aantal plaatsen dat gebruikt wordt voor buitenschoolse opvang te ramen. Het aantal plaatsen in voorzieningen die enkel buitenschoolse opvang aanbieden, werd wel in mindering gebracht. (2) Eigen kinderen onder de 6 jaar inbegrepen

21 3. Evolutie in het aantal aangesloten onthaalouders Het aantal onthaalouders dat aangesloten is bij een dienst, is voor het tweede jaar op rij gestegen: eind 2005 zijn er in Vlaanderen 7526 onthaalouders aangesloten bij een dienst. Dat zijn er 85 meer dan vorig jaar. Na een dieptepunt in april 2003 stijgt het aantal onthaalouders opnieuw. Deze stijging doet zich niet in elke provincie voor: in Vlaams-Brabant en in het Brussels Gewest is het aantal aangesloten onthaalouders lichtjes gedaald. Aangesloten onthaalouders per provincie 2004 2005 Antwerpen 2 090 2 116 Vlaams-Brabant 1 033 1 021 Brussels Gewest 11 9 West-Vlaanderen 1 366 1 412 Oost-Vlaanderen 1 755 1 781 Limburg 1 186 1 187 Totaal 7 441 7 526 15. Aantal onthaalouders aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen per provincie Aantal aangesloten onthaalouders 7700 7600 7500 7400 7300 7200 7100 2000 2001 2002 2003 2004 2005 16. Evolutie van het aantal aangesloten onthaalouders

22 4. Aanwezige kinderen Aantal Het cijfer van de aanwezige kinderen toont aan hoeveel verschillende kinderen er kunnen worden opgevangen binnen de beschikbare capaciteit. Sinds 2004 worden de aanwezige kinderen geteld tijdens de week van 1 februari, naar analogie met de telling van de onderwijspopulatie. Een beperkt aantal voorzieningen stuurde het registratieformulier niet terug, zodat het aantal ontbrekende kinderen werd geraamd. Daartoe werd berekend wat de ratio was van het aantal aanwezige kinderen per plaats van de voorzieningen die wel de gegevens doorstuurden en werd deze ratio toegepast op de ontbrekende capaciteit. In de week van 1 februari 2005 waren in totaal 135 649 kinderen aanwezig in de opvang. Voor 55% van de kinderen ging het om voorschoolse opvang. 78% van de kinderen werd opgevangen in een opvangvoorziening die erkend is door Kind en Gezin. In vergelijking met vorig jaar is het aantal aanwezige kinderen met 5,1% gestegen. Deze stijging doet zich zowel voor in de voorschoolse en de buitenschoolse opvang als in de erkende opvang en de zelfstandige opvang.

23 Aanwezige kinderen Voorschools (1) Buitenschools Totaal 2004 2005 2004 2005 2004 2005 Erkend (en gesubsidieerd) door Kind en Gezin Kinderdagverblijven 17501 18 543 265 236 17 766 18 779 Diensten voor opvanggezinnen 29 678 30 281 6 545 6 708 36 223 36 989 Buitenschoolse opvang in aparte 14 (2) 43 (2) 2 002 2 275 2 016 2 318 lokalen van kinderdagverblijven Initiatieven voor buitenschoolse opvang 29 (2) 52 (2) 46 150 47 984 46 179 48 036 Totaal erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin 47 222 48 919 54 962 57 203 102 184 106 122 Met attest van toezicht van Kind en Gezin Mini-crèches 12 163 14 003 1 413 1 745 13 576 15 748 Zelfstandige kinderdagverblijven 4 452 4 757 544 787 4 996 5 544 Zelfstandige onthaalouders 7 247 7 083 1 021 1 152 8 268 8 235 Totaal met attest van toezicht van Kind en Gezin 23 862 25 843 2 978 3 684 26 840 29 527 Algemeen totaal 71 084 74 762 57 940 60 887 129 024 135 649 17. Aantal aanwezige kinderen volgens soort opvang in de week van 1 februari 2004 en in de week van 1 februari 2005 (1) Kinderen die nog niet naar school gaan of kinderen in de overgangsperiode tussen opvang en basisschool (2) Het gaat hier om kinderen die slechts deeltijds naar school gaan en gedurende een bepaald dagdeel tijdens de schooluren in de opvangvoorziening worden opgevangen

24 Gebruik van formele kinderopvang binnen Kind en Gezin 1 De cijfers over het gebruik van formele kinderopvang kunnen worden afgeleid uit de registratie van de aanwezige kinderen in de week van 1 februari in alle formele kinderopvangvoorzieningen binnen Kind en Gezin. Het aantal aanwezige kinderen wordt afgezet tegen het aantal kinderen in het Vlaams Gewest en een deel van de kinderen in Brussel (30%, conform een politiek vastgelegde norm). Het gebruik van formele kinderopvang ligt het hoogst bij kinderen van 1 tot 2 jaar: voor bijna 49% van deze kinderen wordt gebruikgemaakt van formele opvang. 42,9% van de kinderen van 2 maanden tot 12 maanden maakt gebruik van formele opvang. Tussen 2 en 3 jaar loopt het gebruik terug tot 33,4%; deels gaat het hier al om opvang in een buitenschools opvanginitiatief. Vanaf de leeftijd van 3 jaar maakt hoogstens nog ongeveer 13% van de kinderen gebruik van formele opvang binnen Kind en Gezin. Kinderen in formele opvang Kinderen van 2 maanden tot 3 jaar 100 80 60 40 42,9 48,6 33,4 20 0 2 maanden tot 1 jaar 1 tot 2 jaar 2 tot 3 jaar Kinderen in formele opvang Kinderen van 3 jaar tot 12 jaar 100 80 60 40 20 12,8 12,7 12,3 11,1 10,2 8,9 7,3 5,1 3,9 0 3 tot 4 jaar 4 tot 5 jaar 5 tot 6 jaar 6 tot 7 jaar 7 tot 8 jaar 8 tot 9 jaar 9 tot 10 jaar 10 tot 11 jaar 11 tot 12 jaar 18. Kinderen in formele opvang in opvangvoorzieningen binnen Kind en Gezin naar leeftijd in 2005 (percentage) (1) Percentage berekend op het aantal kinderen op 1 januari 2005 wonend in het Vlaams Gewest en 30% van het aantal kinderen op 1 januari 2005 wonend in het Brussels Gewest (2) Voor de kinderen jonger dan 1 jaar werd gerekend met 10/12den van de totale groep 1 Formele opvang binnen Kind en Gezin: erkende en/of gesubsidieerde kinderdagverblijven, diensten voor opvanggezinnen, buitenschoolse opvang in aparte lokalen van kinderdagverblijven, zelfstandige onthaalouders, minicrèches, zelfstandige kinderdagverblijven en initiatieven voor buitenschoolse opvang

25 Het gebruik van formele opvang bij kinderen onder de 3 jaar ligt het hoogst in West-Vlaanderen (47,1%) en Vlaams-Brabant (44,6%). In de provincies Limbrug (34,7%) en Antwerpen (36,9%) ligt het heel wat lager. De provincie Oost-Vlaanderen situeert zich hiertussen (42,6%). In de leeftijdsgroep 3 tot 6 jaar ligt het gebruik van formele opvang in opvangvoorzieningen binnen Kind en Gezin eveneens het hoogst in West-Vlaanderen (17,8%). Limburg kent het op één na hoogste gebruik (16,1%). De provincie Oost-Vlaanderen (12,9%) neemt een middenpositie in. De provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant kennen het laagste gebruik van formele opvang in opvangvoorzieningen binnen Kind en Gezin (respectievelijk 10,5% en 10,7%). Bij kinderen van 6 tot 12 jaar ligt het gebruik het hoogst in de provincie Limburg (11,4%). De andere provincies schommelen tussen bijna 7% en bijna 9%. Kinderen in formele opvang naar provincie Kinderen van 2 maanden tot 3 jaar 100 80 60 40 36,9 44,6 47,1 42,6 34,7 20 0 Antwerpen Vlaams- Brabant West- Vlaanderen Oost- Vlaanderen Limburg Kinderen van 3 tot 6 jaar 100 80 60 40 20 10,5 10,7 17,8 12,9 16,1 0 Antwerpen Vlaams- Brabant West- Vlaanderen Oost- Vlaanderen Limburg

26 Kinderen van 6 tot 12 jaar 100 80 60 40 20 6,6 7,5 8,7 7,5 11,4 0 Antwerpen Vlaams- Brabant West- Vlaanderen Oost- Vlaanderen Limburg 19. Kinderen in formele opvang in opvangvoorzieningen binnen Kind en Gezin naar provincie en leeftijdsklasse in 2005 (percentage) Voor de kinderen onder de 3 jaar is het opvanggezin aangesloten bij een dienst het meest gebruikte type van opvangvoorziening: bijna 17% van alle kinderen van 2 maanden tot 3 jaar wordt opgevangen in een opvanggezin aangesloten bij een dienst. Kinderdagverblijven nemen 10% van de kinderen op. De zelfstandige kinderdagverblijven en mini-crèches vangen eveneens 10% op. De kinderen boven de 3 jaar worden vooral opgevangen in initiatieven voor buitenschoolse opvang of in specifieke buitenschoolse opvang in kinderdagverblijven.

27 Kinderen in formele opvang naar type opvangvoorziening (1) Kinderen van 2 maanden tot 3 jaar (2) Opvanggezin aangesloten bij een dienst 16,7 Kinderdagverblijf 10,0 Mini-crèche of zelfstandig kinderdagverblijf 10,0 Zelfstandig opvanggezin 3,8 IBO of buitenschoolse opvang in kinderdagverblijf 1,0 Totaal 41,5 Kinderen van 3 tot 6 jaar IBO of buitenschoolse opvang in kinderdagverblijf 9,2 Kinderdagverblijf of opvanggezin aangesloten bij een dienst 2,1 Zelfstandige sector 1,3 Totaal 12,6 Kinderen van 6 tot 12 jaar IBO of buitenschoolse opvang in kinderdagverblijf 6,9 Opvanggezin aangesloten bij een dienst 0,4 Zelfstandige sector 0,3 Totaal 7,7 20. Kinderen in formele opvang in opvangvoorzieningen binnen Kind en Gezin naar leeftijdscategorie en type opvangvoorziening in 2005 (percentage) (1) Percentage berekend op het aantal kinderen op 1 januari 2005 wonend in het Vlaams Gewest en 30% van het aantal kinderen op 1 januari 2005 wonend in het Brussels Gewest (2) Voor de kinderen jonger dan 1 jaar werd gerekend met 10/12den van de totale groep 5. Aantal verblijfsdagen In de kinderdagverblijven werden in 2005 bijna 3 miljoen prestaties geleverd. Het totale aantal verblijfsdagen is hiermee met iets meer dan 2% gestegen tegenover vorig jaar. Dit heeft uitsluitend te maken met de stijging van het aantal verblijfsdagen in de voorschoolse opvang. Het aantal verblijfsdagen in de buitenschoolse opvang is immers gedaald. In de diensten voor opvanggezinnen werden in 2005 in totaal ruim 5,2 miljoen prestaties geleverd. Dit is een toename met 3,6%. In de diensten voor opvanggezinnen is er een stijging van zowel het aantal verblijfsdagen in voorschoolse opvang als van het aantal verblijfsdagen in buitenschoolse opvang. Voorschoolse opvang gebeurt nog altijd overwegend gedurende volle dagen, zowel in kinderdagverblijven (86%) als in diensten voor opvanggezinnen (82%). In de kinderdagverblijven is het aandeel van halve dagen gedaald, terwijl het aandeel van 1/3-verblijfsdagen verder blijft toenemen. In de diensten voor opvanggezinnen neemt het aandeel van zowel halve dagen als van 1/3-verblijfsdagen verder toe.

28 Voorschoolse opvang Verblijfsdagen Kinderdagverblijven Diensten voor opvanggezinnen 2004 2005 2004 2005 Volle verblijfsdagen 2 448 392 2 516 134 3 442 753 3 582 463 Halve verblijfsdagen (1) 361 637 352 598 705 286 709 501 1/3-verblijfsdagen (2) 39 631 45 949 50 224 53 259 Aantal prestaties (3) 2 849 660 (100,0) 2 914 681 (102,3) 4 198 263 (100,0) 4 345 223 (103,5) Aantal herleide prestaties (4) 2 642 421 (100,0) 2 707 749 (102,5) 3 812 137 (100,0) 3 954 967 (103,7) Buitenschoolse opvang (5) Volle verblijfsdagen 14 998 14 809 333 756 353 886 Halve verblijfsdagen (1) 6 080 6 033 229 173 231 018 1/3-verblijfsdagen (2) 11 753 10 943 312 301 326 369 Aantal prestaties (3) 32 831 (100,0) 31 785 (96,8) 875 230 (100,0) 911 273 (104,1) Aantal herleide prestaties (4) 21 956 (100,0) 21 473 (97,8) 552 443 (100,0) 578 185 (104,7) Algemeen totaal aantal prestaties (3) 2 882 491 (100,0) 2 946 466 (102,2) 5 073 493 (100,0) 5 256 496 (103,6) Algemeen totaal aantal herleide prestaties (4) 2 664 377 (100,0) 2 729 222 (102,4) 4 364 580 (100,0) 4 533 152 (103,9) 21. Aantal verblijfsdagen in kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen (1) Verblijf tussen 3 en 5 uur (2) Verblijf van minder dan 3 uur (3) Totaal van volle, halve en 1/3-verblijfsdagen, niet gewogen naargelang van de duur (4) Totaal van volle, halve en 1/3-verblijfsdagen, gewogen naargelang van de duur (5) Voor kinderdagverblijven: buitenschoolse opvang in eigen lokalen

29 In de initiatieven voor buitenschoolse opvang werden in 2005 ruim 5 miljoen prestaties geleverd. Het aantal prestaties is hiermee licht gestegen (+2,2%) tegenover vorig jaar. Bij de buitenschoolse opvang in aparte lokalen van een kinderdagverblijf werden zo n 250.000 prestaties geleverd, wat eveneens iets meer is dan in 2004 (+2,4%). Verblijfsdagen 2004 2005 Initiatieven voor buitenschoolse opvang Meer dan 6 uur 518 230 575 530 Tussen 3 en 6 uur 608 795 633 050 Minder dan 3 uur 3 792 879 3 820 124 Totaal initiatieven voor buitenschoolse opvang 4 919 904 (100,0) 5 028 704 (102,2) Aparte lokalen van kinderdagverblijven Meer dan 6 uur 38 497 41 579 Minder dan 6 uur 205 130 207 925 Totaal aparte lokalen van kinderdagverblijven 243 627 (100,0) 249 504 (102,4) 22. Buitenschoolse opvang: aantal verblijfsdagen in initiatieven voor buitenschoolse opvang en in aparte lokalen van kinderdagverblijven

30 Hoofdstuk 3. Financiële analyse 1. Kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen Subsidies van Kind en Gezin Subsidie voor het realiseren van het basisaanbod Kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen worden voor hun personeels- en werkingskosten gesubsidieerd via een systeem van forfaitaire subsidiëring (enveloppensubsidiëring). De forfaitaire subsidie voor kinderdagverblijven wordt berekend op basis van 2 componenten. De eerste component is gekoppeld aan de gemiddelde leeftijd van het personeel. Elk kinderdagverblijf ontvangt per subsidiabele plaats het basisbedrag dat geldt bij een gemiddelde leeftijd van het personeel van 20 jaar. Per jaar, met een maximum van 40 jaar, dat de gemiddelde leeftijd hoger ligt, ontvangt het kinderdagverblijf een aanvullend bedrag. De tweede component is gekoppeld aan de bezetting. Elk kinderdagverblijf ontvangt per erkende plaats het basisbedrag dat geldt bij een bezetting van 75%. Per percent dat de bezetting hoger is, wordt het basisbedrag verhoogd met 0,75%. Per percent dat de bezetting lager ligt, wordt het basisbedrag verminderd met 1%. Daarnaast krijgen crèches sinds 1 januari 2004 een bijkomend forfaitair bedrag per plaats, gebaseerd op hun subsidiabele capaciteit. Voor 2005 kwam de subsidie voor het realiseren van het basisaanbod neer op een uitgave van 134,515 miljoen euro. Voor de diensten voor opvanggezinnen is de eerste component identiek aan de eerste component voor de kinderdagverblijven, m.a.w. gekoppeld aan de gemiddelde leeftijd van het personeel. Elke dienst ontvangt per subsidiabele schijf van 7 onthaalouders het basisbedrag dat geldt bij een gemiddelde leeftijd van 23 jaar. Per jaar, met een maximum van 37 jaar, dat de gemiddelde leeftijd hoger ligt dan 23 jaar, ontvangt de dienst een aanvullend bedrag. De tweede component is gekoppeld aan de gepresteerde plaatsingsdagen. Elke dienst ontvangt per erkende schijf van 7 onthaalouders het basisbedrag dat geldt bij het realiseren van minimaal 2800 plaatsingsdagen. Als het aantal plaatsingsdagen minstens 20%, minstens 35%, minstens 75% of minstens 100% hoger ligt dan het minimumaantal, wordt het basisbedrag verhoogd met respectievelijk 15%, 30%, 45% of 50%. Wanneer het aantal gerealiseerde plaatsingsdagen lager ligt dan het minimumaantal, wordt het basisbedrag verhoudingsgewijs verlaagd. Naar aanleiding van de invoering van een eigen sociaalrechtelijk statuut voor aangesloten onthaalouders, werd dit basisbedrag opgetrokken om de administratieve meerinspanningen die de diensten moeten leveren voor de invoering en het beheer van het sociaal statuut, te compenseren. Voor 2005 kwam de subsidie voor het realiseren van het basisaanbod neer op 17,392 miljoen euro. Kinderdagverblijven ontvangen naast deze forfaitaire subsidie sinds 1 januari 2003 ook een subsidie voor een logistieke functie en een directiefunctie. Deze laatste is alleen toegankelijk voor organiserende besturen met een capaciteit van minstens 50 plaatsen. In 2005 bedroeg de logistieke subsidie 5,144 miljoen euro en de directiesubsidie 3,875 miljoen euro. Ook de diensten voor opvanggezinnen ontvangen naast deze forfaitaire subsidie nog een aantal andere subsidies. Zo is er de subsidie voor het vergoeden van de opvangprestaties van de aangesloten