-,p.- rnlntsterle van verkeer en waterstaat rljksdienst voor de ijsselmeerpolders werkdocument I ~eideperiode van de graskavels EZ 20 en E'Z :2 1 in 1982 door Ing. P.J. Huesmann mei, 1984-94 Abw postbus 600 8200 AP lelystad smedinghuis zulderwagenplein 2 tel. (03200) 99111 telex 40115
INHOUD 1. INLEIDING 2. BEHEER 3. GRASPRODUKTIE 4. BOTANISCHE SAMENSTELLING
1. INLEIDING De kavels EZ 20 en EZ 21 hebben elk een oppervlakte van 60 ha. Ze zijn 500 m breed en 1200 m lang en begreppeld op 48 m. De grond is inmiddels gerijpt tot + 60 'i 70 cm diepte. Het gras werd ingezaaid in septemb'ei-' 1980. De opk&t was redelijk goed, maar later heeft het jonge gras plaatselijk veel geleden van sterke plasvorming gedurende de late herfst en winter 1980/81. Dit was voornamelijk het geval op EZ 20. Op dergelijke plekken was de grasontwikkeling in de zomer van 1981 slecht en bestond de begroeiing hier uit voornamelijk waterkers. In juli 1981, toen het gras voor de eerste keer werd gemaaid, werd nog een aanbeveling gedaan om die kale plekken door te zaaien, maar hieraan is geen gevolg gegeven. Later is het gras voor de tweede maal gemaaid en nadien is er plaatselijk nog met de klepelmaaier gemaaid om te voorkomen dat het gras te lang zou worden voor de ganzen. Met iets te lang gras is de grasmat de winter ingegaan. Er zijn overigens weinig ganzen geweest, maar dat was meer het gevolg van de strenge winter dan van te lang gras. Door de strenge vorst van de winter 1981182 is er veel Engels raaigras uitgevroren, zodat de zode in het voorjaar 1982 wat hol was, maar a1 spoedig kwam het timotheegras wat meer naar voren, terwijl ook de klaver zich zeer gunstig ging ontwikkelen, vooral op de kavel EZ 21. Op kavel EZ 20 was de klaverontwikkeling veel minder als gevolg van de genoemde plasvorming tijdens de late herfst en winter. Dit was de situatie van het grasbestand in het voorjaar van 1982.
2. BEHEER Er werd voor 1982 een beheersplan opgesteld, nl. dat een kwart van iedere kavel - 15 ha : (perc. 1 en 3) bestemd was voor de verkoop van gras op stam, de rest (perc.2 en.4)' werd aangewezen voor beweiding (zie fig. '1). ~e beweidingshichtheid was als volgt: EZ 20 1 pink per ha, dus 45 ha x 1 = 45 pinken en op EZ 21 2 pinken per ha, 45 ha x 2 = 90 pinken. Weiden volgens het standweidesysteem. Er werd geen bemesting toegediend. Op 8 mei vond de inscharing plaats. Aanvankelijk was het beweidingsplan voor EZ 20 en EZ 21 om resp. met 3i en 4 pinken per ha te, maar men vreesde voor grastekort. Het is echter andere gelopen. Na verloop van tijd was als gevolg van de geringe pinkenbezetting een enorm overschot aan gras ontstaan, zodat er gemaaid moest worden. Dit is voor de percelen 2 en 4 in de eerste week van augustus uitgevoerd. De percelen 1 en 3 waren reeds gemaaid op resp. 9 en 18 juni. Na I5 augustus is een nieuw beweidingsschema opgezet en eveneens een nieuwe perceelsindeling gemaakt om zodoende een betere beweidings- en maaitechniek mogelijk te maken (zie figuur 2). Na half augustus zijn de 90 pinken van EZ 21 naar EZ 20 gegaan en we1 naar perceel 4a, dat daartoe werd ingericht. De 45 pinken die reeds op EZ 20 liepen, bleven op EZ 20, maar kregeh nu een kleiner perceel, nl. 4b. Nu kon de grasgroei redelijk goed worden bijgehouden en het gras van EZ 21 met zijn betere grasmat nog weer uitgroeien en,voor de verkoop worden bestemd. Fig. 1. Perceelsindeling en aantal Fig. 2. Perceelsindeling en aantal pinken v55r 15 augustus op pinken n'i 15 augus tus' op EZ 20 en EZ 21 EZ 20 en EZ 21 * (12,5 ha) 45 pinken 4b (22,5 ha) zb (45 ha) 45 pinken 4 (45 ha) 90 pinken 2 90 pinken 4a (32,5 ha) --- - -.- za - 3 maai en I KL tsweg 3 (22,5 ha) I Kitswee -
Begin september is perceel 1 voor de tweede maal gemaaid en eind sep-. tember de percelen 2a, 2b en 3 eveneens voor de tweede maal. In totaal zijn dan 195 ha (le en Ze snede) gemaaid. De totale arogestofproduktie voor EZ 20 wordt geschat op 5000 B 7000 kglha en 8500 B 9000 kg ds per ha voor EZ 21. Dit is uitzonderlijk hoog voor. - onbemest.. grasland. : Doordat het gras op de percelen Za, ;zb, qa en 4bin een veel te laat stadium werd gemaaid, heeft de iodedichtheid onder dit late niet geleden, maar heeft de akkerdistel met hier en daar sen zware bezettinh.% we1 degelijk in stand gehouden. De akke;dist&ls waarmee grote o*p%r:". vlakten zijn bezet, hebben:dan te veel reservevoedsel opgebouwd en,daardoor veel weerstand. Maaien in een kritiek stadium', nl. even'voor de bloei, is een tamelijk goed bestrijdingsmiddel. 3. GRASPRODUKTIE Aanvankelijk kwam de grasgroei maar matig op -gang. -20 was er half mei nog maar een matige produktie. Eensdeels was dit te wijten aan het koude voorjaar. De s tikstofmineralisatie kwam langiaam op, gang, en anderdeels was er een minder dichte grasmat als gevolg van het uitvriezen van het Engels raaigras en tens lotte was e; geen s tikstofbemestiig' toegepas t. -.. Na verloop van tijd begon de produktie toe te nemen en a1 spoedig was ' er, als gevolg van te weinig vee, een enorme overproduktie aan gras. Op 22 juni werd de grasopbrengst in kg ds per ha geschat. Op elke derde akker werd op een vijftal plekken die schatting uitgevoerd en we1 volgens het schema: eerste plek 50 m uit de sloot en vervolgens om de 100 m. Het resultaat van deze opbrengstschatting is als tonnen dslha opgenomen in fig. 3.
verontreiniging door ganzenkeutels. Dergelijk gras (kuil) willen de koeien nie t vre ten., 3. :,,:. 8 Bij de beweide percelen is er aanvankelijk nog enige toename van de grashoeveelheid, m.a.w. de'groei overtreft de afname. Doch na half september neemt de 'produktie sne,l.af,. voora! Gp het perceel met het grootste koppel., In de eerste week ban &oktober wordt dit koppel verweid naar perceel 1 Het kleinste koppe.1 is tot het eind van het weideseizoen in perceel 46 gebleven. De totale droge stofproduktie, die is berekecdaan de hand van de opname door de pinken en de geschatte groene massa, om te rekenen tot droge stof. Bij deze berekening wordt een opbrengst verkregen van 5000 'a 7000 kg dslha voor EZ 20 en 8500 'a 9000 kg dslha voor EZ 21. Dit is uitzonderlijk hoog voor onbemest grasland. 4. BOTANISCHE SAMENSTELLING De grassoortensamenstelling is na de winter van 198111982 we1 wat veranderd doordat veel Engels raaigras uit het bestand verdween vanwege, de uitvriezing. Dit gemis werd voor een gedeelte gecompenseerd, doordat het timotheegras wat meer op de voorgrond trad. Later in het seizoen vond er toch weer wat uitbreiding plaats van Engels raaigras. Alle Engels raai was gelukkig niet uitgevroren. Het percentage klaver nam overal toe, vooral op EZ 21 was dit zelfs zeer sterk en op perceel 1 zelfs tot 40 'a 50% van het bestand. Op EZ 20 was klaver veel geringer aanwezig, m begon zich toch uit te breiden. Doordat het gras op de percelen '+a en 4 b begin aug. is gemaaid, was het gras eigen- ' lijk doodrijp en was er veel rijp zaad aanwezig, vooral van timothee. Dit gaf later veel opslag dat vooral op de holle en kale plekken goed van pas kwam om de zode te verdichten. Hopelijk blijft dit jonge gras aanwezig. Plaatselijk komt a1 wat geknikte vossestaart voor. Door de meer intensieve beweiding op EZ 20, die eigenlijk een holle zode had,, is de zodedichtheid aanmerkelijk toegenomen. Op EZ 21 was de-toestand van de grasmat direct in het begin a1 veel beter. In het alg~meen hebben de kavels een redelijk goede tot zeer goede, soms klaverrijke grasmat, met voor de smakelijkheid van het vee een zeer goed grasbes tand, waarin ge leideli jk aan he t Engels raaigras weer terugkomt. Alleen de akkerdistels zijh hier en daar nog we1 een probleem en kunnen met alleen be niet worden bestreden. Om te beginnen kunnen de plekken waar akkerdistel zeer sterk naar voren komt op tijd worden'gemaaid, d.w.z. v66r de bloei en af en toe herhalen. Vandaar dat in dit jaar het in een zeer laat stadium voor de grasmat zeer onguns tig is, maar ook voor de akkerdis telbes trij ding. ),