De toekomst van de Vlaamse Ruimte in een veranderende wereld



Vergelijkbare documenten
Inventarisatie vraag en aanbod Waalweelde West

en demografische scenario s

De toekomst van de Vlaamse Ruimte in een veranderende wereld

Trendbarometer campings 2010

Trendbarometer campings 2011

Scenariobenadering Sport Toekomstverkenning

Scenario workshops. Stakeholder participatie in verschillende onderzoeksfasen

Beleidsplan Ruimte. Agenda. een nieuw beleidsplan? procesverloop participatie. o Burgers o Professionelen (co)productie

Sociaaleconomische Toekomstscenario s

de internationale context

R Land e bouw sultaten per thema

Inleiding. Doelstelling

Marleen van de Westelaken Vincent Peters Informatie over Participatieve Methoden

Vlaamse overheid Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35, bus Brussel

Het Dream-project wordt sinds 2002 op ad-hoc basis gesubsidieerd.

Werkconferentie agenda omgevingsvisie Limburg

Vergrijzing. Impact en uitdagingen voor de lokale besturen

Brussel, 8 juli _SERV-advies projecten VSDO. Advies. Projecten Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling

WLO 2015: Nederland in 2050 waar wonen en werken we? Jan Ritsema van Eck Joost van Gemeren Peter Zwaneveld Olav-Jan van Gerwen

Kaderconventie van de Raad van Europa over de bijdrage van cultureel erfgoed aan de samenleving, opgemaakt in Faro op 27 oktober 2005

ADVIES OVER HET FONDS TER STIMULERING VAN STEDELIJKE EN PLATTELANDSINVESTERINGEN

INTRODUCTIE. BASIS VOOR CULTUURPARTICIPATIE NEXT Regiopakket

De beleidsnota Omgeving

No 55 November Vier vergezichten op Nederland. Productie, arbeid en sectorstructuur in vier scenario s tot Free Huizinga en Bert Smid

Maatschappelijke kosten van verspreide bebouwing voor het eerst becijferd

Ruimte voor de Economie van morgen

Advies. Voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

1. Graag had ik volgende gegevens ontvangen betreffende de arbeidsmigratie in de social profit:

Bouwstenen om te komen tot een coherent en efficiënt adaptatieplan voor Vlaanderen

Trendbarometer hotels 2011

Trendbarometer hotels 2010

DE VLAAMSE RUIMTELIJKE PLANNINGSPRIJS 2014 Een initiatief van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning Met steun van de Vlaamse Regering

Trendbarometer hotels 2009

The Netherlands of

Zelfevaluatie op te stellen door Innovatiecentra en. dit in het kader van de eindevaluatie van de Innovatiecentra

SCENARIO S in de ruimtelijke ordening

Evaluatie van Open Bedrijvendag

Expansie & Grassroots

CPB Notitie 8 mei Actualiteit WLO scenario s

[COLUMN] Game Changers in het landschap

Aan de raad AGENDAPUNT 11. Doetinchem, 4 juli 2009 ALDUS BESLOTEN 9 JULI Economische visie en actieplan Dynamisch Duurzaam Doetinchem

DUURZAAMHEIDSMETER WIJKEN voor de (her)ontwikkeling van woongebieden in Vlaanderen versie 1.0 THEMA 9 INNOVATIE

Werkconferentie agenda omgevingsvisie Limburg

WERKING KIJKWIJZER BELEIDSVOEREND VERMOGEN: TOEGEPAST OP LOOPBAANBEGELEIDING IN DE SCHOLENGEMEENSCHAP

Aardrijkskunde inhouden (PO-havo/vwo)

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar J. van der Meer, (t.a.v. J. van der Meer)

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Lerend Netwerk Arbeidsmarktkrapte

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2014/3 naar aanleiding van het Vlaams Ouderenbeleidsplan

Klantgericht Betrouwbaar Veilig Efficiënt Doeltreffend Integraal Wendbaar Open Digitaal Inclusief Duurzaam

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

Scenario s maken voor milieu, natuur en ruimte: een presentatie. Ed Dammers en Susan van 't Klooster 6 mei 2013

REGIONALE SAMENWERKING IN VLAANDEREN DE AGENDA

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

ADVIES OVER HET FONDS TER STIMULERING VAN STEDELIJKE EN PLATTELANDSINVESTERINGEN

Aan de raad AGENDAPUNT 11. Doetinchem, 4 juli Economische visie en actieplan Dynamisch Duurzaam Doetinchem

Procesontwerp stadsvisie Helmond 2030

1 Toegevoegde waarde in het BAU-scenario 2

The Netherlands of

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

projectmanagement van projectmanagement Drs. A.J.Gilbert Silvius MBA Lector Business, ICT en Innovatie Consultant Hogeschool Utrecht Van Aetsveld

VR DOC.0988/2

LANDELIJKE EN REGIONALE SCENARIO S VOOR TOEKOMST VAN ZORG EN GEZONDHEID

Opleidingsprogramma DoenDenken

Governance voor duurzamer wonen en bouwen: ervaringen, lessen en toekomstpistes

Procedure voor de benoeming van de leden van het CvdR. De procedures in de verschillende lidstaten

VLAAMS VRIJWILLIGERSBELEID

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie:

Werkvorm 1. Lokale trendanalyse

Hans Stegeman. h a r m o n i e Vloeiend Vooruit. Schokkend Samen. r e v o l u t i e. e v o l u t i e. Trage Twist. Dynamisch Divers Vier vergezichten

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Visie op duurzaam Veranderen

Regionale economische vooruitzichten

RUP Stedelijk Wonen versterkt woonbeleid Stad Gent

WIJKGERICHT WERKEN AAN GEZONDHEID

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Ruimte voor zorg Zorg voor ruimte

Ontwikkelingen Nederlandse luchtvaart. Een beknopt overzicht

Klimaatscenario s voor Vlaanderen, en impact op de waterhuishouding

3. Inspraak - Participatie aan het beleid

Advies. Transitiepremie van werkzoekenden naar ondernemerschap. Brussel, 2 januari 2018

Bijlage. Beoordelingskader voor de transformatietoets van het ingediende transformatieplan als vermeld in artikel 5

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar...

Zin en onzin van de WLO-scenario's Léon Groenemeijer

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Huis voor omgevingskwaliteit

Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen globaal voor het secundair onderwijs

Bijlage 1. Plan van aanpak omgevingsplan voor het buitengebied.

1 Inleiding. 1.1 Aanleiding tot de verkenning. 1.2 Beleidscontext

De informatiebehoefte van mobiliteitsbeleid

Koopkrachtpariteit en Gini-coëfficiënt in China: hoe je tegelijkertijd arm én rijk kunt zijn.

De gebruikte modellen en het rekenschema. Een integrale uitwerking van de thema s uit de leefomgeving

6147/16 dau/cle/as 1 DG B 3A

DE KRACHT VAN HET COLLECTIEF ONDERWIJS VAN MORGEN

Aan de raad van de gemeente LEIDSCHENDAM-VOORBURG

Nederlandse Samenvatting

Transcriptie:

De toekomst van de Vlaamse Ruimte in een veranderende wereld Aanzet tot scenario-analyse voor ruimtelijk beleid in Vlaanderen, vertrekkend van de studie Welvaart en Leefomgeving Nederland (2006) Kwalitatieve analyse

De toekomst van de Vlaamse Ruimte in een veranderende wereld Aanzet tot scenario-analyse voor het ruimtelijk beleid in Vlaanderen, vertrekkend van de studie Welvaart en Leefomgeving Nederland (2006) Kwalitatieve analyse Annette Kuhk, Guy Engelen, Philippe Vandenbroeck, Els Lievois, Jan Schreurs, Frank Moulaert Steunpunt Ruimte en Wonen in opdracht van Afdeling Ruimtelijke Planning Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed September 2011

Auteurs en info: Auteurs: Annette Kuhk, Guy Engelen, Philippe Vandenbroeck, Els Lievois, Jan Schreurs, Frank Moulaert Projectleiding: Frank Moulaert, Jan Schreurs, Guy Engelen Document : Analyse van de Workshop scenario s op 30 maart 2011 Datum: September 2011 Verantwoordelijke uitgever: Steunpunt Ruimte en Wonen Kasteelpark Arenberg 51 bus 2429-3001 Heverlee Tel: +32 (0)16/32 13 36 Email: info@steunpuntruimteenwonen.be Website: http://www.steunpuntruimteenwonen.be Verantwoordelijke uitgever: Deze nota kwam tot stand met de steun van de Vlaamse Gemeenschap: Programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek. In deze tekst komt de mening van de auteur naar voor en niet die van de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Gemeenschap kan niet aansprakelijk gesteld worden voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de meegedeelde gegevens. This report has been realised with the support of the Flemish Community: Program for Policy Research Centres. The text contains the views of the author and not the views of the Flemish Community. The Flemish Community cannot be held accountable for the potential use of the communicated views and data.

Inhoud Voorwoord...6 1. Positionering van de opdracht...8 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking...11 2.1. Inspiratie uit de studie Welvaart en Leefomgeving : Scenario s voor Nederland in 2040 (WLO)...11 2.2. Toepassing voor Vlaanderen: Input, werkwijze workshop en output...15 2.3. Werkwijze voor de kwalitatieve analyse...22 3. Resultaten en duiding (1): Variaties in de context voor ruimtelijk beleid...24 3. 1. Rol en keuzes van overheden...25 3. 2. Demografische en sociaal-culturele ontwikkeling...27 3.3. Energie en grondstoffen...30 3.4. Economie en sociaal-economische ontwikkeling...31 3.5. Mobiliteit...33 3.6. Milieu, Natuur en Landbouw...34 3.7. Afbreukrisico s...36 4. Resultaten en duiding (2): Variaties in Ruimtelijke Ontwikkeling...38 4.1. Vlaanderen in een Sterk Europa...40 4.2. Vlaanderen in een Globale Economie...47 4.3. Vlaanderen in een wereld van Regionale Gemeenschappen...54 4.4. Vlaanderen in een wereld van Transatlantische markten...56 4 Inhoud

Bibliografie...69 Lijst met illustraties...70 Bijlage: Overzicht Onderwerpen in eerste en tweede fase van analyse...71 Bijlage: Overzicht Parameters (Context) per Scenario en per Onderwerp...75 Bijlage: Overzicht Parameters (Ruimtelijke Ontwikkeling) per Scenario en per Onderwerp...95 Bijlage: Overzicht cijfermateriaal WLO-studie...104 Bijlage: Organisatie van de scenario-workshop...108 Inhoud 5

Voorwoord Voor het Beleidplan Ruimte is gevraagd om een ruimtelijk beleid op te bouwen met een tijdshorizon tot 2050. Op 40 jaar tijd kan er veel veranderen en heel wat van de veranderingen zijn zelfs met de beste rekenmodellen niet te voorspellen. Toch moeten we voor het ruimtelijk beleid op zeer lange termijn denken. De ruimte verandert relatief traag. Een gebouw oprichten of infrastructuren aanleggen vergt al snel enkele jaren. Echte structurele veranderingen in de ruimte zijn pas na één of meerdere decennia zichtbaar. Dit verplicht ons er dus toe om een ruimtelijk beleid op te stellen dat stand kan houden bij veranderende omstandigheden. Dit impliceert dat we moeten leren omgaan met onzekerheden. We proberen dit te doen door deze onzekerheden op een of andere manier tastbaar te maken. Het denken in scenario s is een manier om met deze onzekerheden in de toekomstige (ruimtelijke) ontwikkelingen om te gaan. Door scenario s voor de toekomst volgens een welbepaald methodologisch kader te schetsen, krijgen we een beter beeld van de wijze waarop onze maatschappij zou kunnen veranderen en welke consequenties dit zou kunnen hebben als gevolg van verschillende maatschappelijke evoluties. Deze maatschappelijke evoluties werden in voorliggend onderzoek bepaald aan de hand van 2 maatschappelijke spanningsvelden (hier sleutelonzekerheden genoemd). Enerzijds het spanningsveld tussen de mate waarin een maatschappij zich internationaal profileert of eerder sterk terugplooit op een regionale reflex, en anderzijds een spanningsveld tussen de mate waarin een overheid een zeer actieve rol wenst op te nemen of een overheid die heel veel initiatief overlaat aan private ontwikkelingen. Vanuit die twee spanningsvelden werden vier scenario s (wereldbeelden) opgebouwd. Deze scenario s geven inzicht in verschillende mogelijke maatschappelijke ontwikkelingen tegen 2050. Voor elk van de wereldbeelden werden de consequenties daarvan op een groot aantal verschillende parameters onderzocht en geduid. De inspiratie voor dit scenariokader werd gehaald uit de Nederlandse studie 'Welvaart en Leefomgeving (WLO), met scenario s voor Nederland tot 2040. Het doel van dit onderzoek blijft er op gericht om een inzicht te krijgen in de mogelijke ontwikkelingen van de Vlaamse ruimte tussen nu en 2050. Bij het uitwerken van ruimtelijke beleidsopties kan dan aan de hand van deze scenario s de slagkracht ervan getoetst worden onder verschillende maatschappelijke evoluties. Dit kan ons helpen om robuuste ruimtelijke beleidsopties te ontwikkelen. 6 Voorwoord

Het werken met scenario s in het beleid is nieuw in Vlaanderen. Het zal nog tijd en studiewerk vragen om de mogelijkheden ervan ten volle te verkennen en toe te passen. We moeten de methodiek steeds in de juiste context plaatsen: scenario s kunnen immers ingezet worden ter ondersteuning van verschillende doeleinden. In deze studie gaat het om denkbare toekomsten, die ontwikkeld worden als afwegingskader voor het ontwikkelen van robuuste beleidsopties. Dit onderzoek, in opdracht van het departement RWO-afdeling ruimtelijke planning, is een eerste stap in het werken met scenario s in het ruimtelijk beleid. De focus ligt hierbij op het ontwikkelen van mogelijke ruimtelijke scenario s voor de Vlaamse ruimte tussen vandaag en 2050. In volgend onderzoek zullen deze wereldbeelden (scenario s) verder uitgewerkt worden in een kwantitatieve benadering aan de hand van een ruimtemodel. Graag willen we hier nog alle deelnemers aan de workshop (30 maart 2011) en aan de partnerdialoog (16 mei 2011) hartelijk danken voor hun aanwezigheid en inzet! September 2011 Voorwoord 7

1. Positionering van de opdracht Probleemstelling Vlaanderen verandert. Ontwikkelingen als vergrijzing, migraties, economische en technologische ontwikkelingen, situaties van politieke verandering, maar ook bijvoorbeeld processen van individualisering spelen hierbij een rol, en hebben mogelijks een impact op de ontwikkeling van de Vlaamse ruimte. Omgekeerd bieden de specifieke condities van de Vlaamse Ruimte een belangrijk kader waarin deze veelheid aan fenomenen ontwikkelen. Hoe kunnen we denken over de toekomst van de Vlaamse Ruimte in een snel veranderende wereld? Onzekerheden Denken over de toekomst omvat niet zozeer een beoordeling in termen van waarheid, maar wordt veeleer uitgedrukt in categorieën van het mogelijke, het waarschijnlijke of het wenselijke. De onzekerheid omtrent toekomstige ontwikkelingen wordt versterkt door toenemende interdependentie en wisselwerking van maatschappelijke, economische, politieke of ecologische ontwikkelingen. De complexiteit van de huidige samenleving neemt toe door processen van schaalvergroting, tijdsversnelling, kennisverbreding en een groeiende individuele keuzevrijheid. Mondiale netwerken, snelle evolutie en alomtegenwoordigheid van media en ICT-toepassingen, alsook een toename aan keuzes die veelal een vergroting van onzekerheid betekent, bepalen de hedendaagse context waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen gepland en gestuurd worden. Rol van de overheid Bij verschillende denkbare "toekomsten" is het een taak van onder meer de overheid om haar verantwoordelijkheid te nemen en de toekomst actief te sturen, dus niet te ondergaan. Het ruimtelijk beleid voor Vlaanderen anno 2011 is uitgedaagd om toekomstgerichte perspectieven te ontwikkelen die enerzijds rekening houden met een zeer dynamische context, maar die anderzijds ook robuust zijn. Het lijkt een paradox om toekomstverkenningen met langere termijnen te willen ontwikkelen bij een toename van onzekerheden. Net door die toegenomen onzekerheid naarmate men verder in de toekomst wil vooruit zien, is het echter belangrijk om verschillende mogelijke pistes te bedenken: As uncertainty increases the further one explores the future, there is a need for multiple "projections" of possible futures to capture this uncertainty, instead of focussing on predicting one single outcome (Van Vliet, Kok, Veldkamp, 2009). De ontwikkeling van scenario s is als het ware een "repetitie" van de toekomst. 8 1. Positionering van de opdracht

Hoe kan de Vlaamse Ruimte in de komende decennia ontwikkelen? En welke structurerende processen werken hierop in? Deze vragen stonden centraal bij de SCENARIO-WORKSHOP op 30 maart 2011, waarvoor een 30-tal experts waren uitgenodigd. In voorliggend rapport wordt kort ingegaan op de werkwijze voor deze scenario-oefening, en zijn vervolgens de intermediaire resultaten van analyse - enkel het kwalitatieve gedeelte- toegelicht. Positionering van de opdracht Aan het Steunpunt Ruimte en Wonen is gevraagd 1 om als ad hoc opdracht een praktijkoefening scenario-bouw te ontwikkelen. In het onderzoek voor het steunpunt zijn er vooral twee onderzoeksluiken gericht op toekomstverkenningen voor de Vlaamse Ruimte, die hiervoor een vertrekpunt kunnen bieden: Werkpakket 2 focust op de ontwikkeling van een landgebruikmodel (wat eerder bijvoorbeeld al werd ingezet voor de NARA en MIRA scenario s), en wordt uitgevoerd door het Vlaamse Instituut voor Technologisch Onderzoek, VITO (Guy Engelen, Lien Poelmans, Leen Van Esch, Inge Uljee), Werkpakket 11 omvat een onderzoek naar methoden van scenario-analyse, specifiek voor ruimtelijk beleid, en wordt ontwikkeld door onderzoekers van de K.U.Leuven, Afdeling Planning en Ontwikkeling binnen ASRO, Departement Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening (Frank Moulaert, Jan Schreurs en Annette Kuhk). Het voorstel voor de scenario-oefening werd ontworpen in een iteratief proces met onderzoekers van verschillende werkpakketten 2, alsook medewerkers van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend erfgoed en het kabinet van Minister Muyters. Het resultaat van dit proces was een voorstel voor een expert-workshop van een halve dag, waarop een fase van kwalitatieve en vervolgens een fase van kwantitatieve verwerking aansluit. Scenario workshop De scenario-workshop van 30 maart 2011 is een eerste stap in de ontwikkeling van toekomstverkenningen voor de Vlaamse ruimte. Het is een eerste concrete, maar in omvang beperkte 3 toepassing van scenario-analyse in het kader van ruimtelijk beleid in Vlaanderen. De oefening is een test van een specifieke methode in scenario-analyse, maar heeft nog een sterk experimenteel karakter. Het is slechts een beperkte oefening, doordat het in eerste instantie als leermoment dient inzake toepassen van scenario s in het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening. Desalniettemin tracht de opdracht ook inspiratie te bieden voor de ontwikkeling van het Beleidsplan Ruimte. Door RWO werd voorgesteld om de resultaten van de workshop in een groter forum te bespreken en te toetsen aan de ideeën en verwachtingen van heel wat partners. 1 Zie memo van 5 mei 2010, door het kabinet Muyters en de administratie RWO. 2 Vooral WP11 Scenario-analyse, WP2 Landgebruikmodel, WP8 Ruimtelijke Synthese, en in mindere mate ook WP9 Ontwerpmatig onderzoek, WP3 Verstedelijking, WP5 Open Ruimte. 3 Zie ook dagprogramma in bijlage. 1. Positionering van de opdracht 9

Partnerdialoog Op 16 mei 2011 heeft het departement RWO een Partnerdialoog Toekomstscenario s georganiseerd. Deze partnerdialoog kadert in een reeks brede overlegmomenten, die stuk voor stuk stapstenen zijn in de aanloop naar het Beleidsplan Ruimte. Doel van de partnerdialoog rond Toekomstscenario s was een ruimer publiek kennis te laten maken met scenariodenken. Om de complexe scenario s toegankelijk te maken werden ze vertaald in tekeningen en verhalen die de wereldbeelden van de workshop van 30 maart uitbeelden. De deelnemers konden vervolgens debatteren en werken aan een schriftelijke neerslag van hun discussie. Er werd gekozen voor een creatieve werkvorm waarbij de deelnemers als redacteurs werkten aan een krant die in één van de vier wereldbeelden in 2050 zou kunnen verschijnen. Het format van de krant en de specifieke schrijfstijl die in dit medium doorgaans gehanteerd wordt, zorgde voor artikels die spraakmakend waren maar niet altijd voldoende genuanceerd. Tevens is gebleken dat de deelnemers het soms moeilijk hadden om het statuut van de wereldbeelden correct in te schatten op basis van de aangeleverde tekeningen en verhalen. Sommigen beschouwden ze als wensbeelden en gaven in hun groep aan dat ze deze maatschappijbeelden als niet wenselijk beschouwden waardoor een aantal discussies niet steeds ten gronde gevoerd konden worden. Wel werd vastgesteld dat de resultaten van de workshop en deze van de partnerdialoog geen significant verschil in visie gaven en m.a.w. niet leidden tot bijsturing van de resultaten van de workshop. De output van de partnerdialoog biedt op die manier een verdere illustratie bij de resultaten van de workshop. De resultaten van de partnerdialoog zijn in deze zin opgenomen in het rapport, telkens als afsluiter bij de bespreking per scenario in hoofdstuk 4 (Resultaten en duiding: variaties in ruimtelijke ontwikkeling). 10 1. Positionering van de opdracht

2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking De Nederlandse studie 'Welvaart en Leefomgeving (WLO) met scenario s voor Nederland tot 2040 diende als inspiratie voor de ad hoc opdracht. Net zoals bij de WLO-studie, wordt ook voor deze Vlaamse scenario-studie gepoogd om een inschatting te maken van de mogelijke ontwikkelingen van de fysieke leefomgeving, gegeven verschillende mogelijke ontwikkelingen van de Europese of zelfs wereldwijde context. De centrale vraag is: Hoe ontwikkelt Vlaanderen en de Vlaamse ruimte in elk van de vier wereldbeelden? De scenario-oefening is m.a.w. een studie van variaties in ruimte-structurerende processen die inwerken op ruimtelijke transformaties, dus van mogelijke veranderingen van een (als primair veronderstelde) invloedsfactoren voor de ruimtelijke ontwikkeling in Vlaanderen. Naar analogie met de WLO-studie is het in eerste instantie een onderzoek naar wat rondom Vlaanderen gebeurt, dus naar variaties in de ruimere context. In deze oefening wordt nagegaan op welke wijze Vlaanderen zou kunnen evolueren, gegeven verschillende beelden van hoe de wereld zou kunnen evolueren. Vooraleer meer details te geven over de werkwijze voor de workshop over Vlaanderen en details voor de kwalitatieve verwerking van de workshop-output, wordt daarom eerst kort de Nederlandse studie voorgesteld. 2.1. Inspiratie uit de studie Welvaart en Leefomgeving : Scenario s voor Nederland in 2040 (WLO) Bij de noorderburen verscheen in 2006 de studie Welvaart en Leefomgeving, een scenariostudie voor Nederland in 2040, een gezamenlijk project van het Centraal Planbureau, het Milieu- en Natuurplanbureau en het Ruimtelijk Planbureau. Deze studie bouwt voort op eerdere studies, zoals bvb. Four Futures of Europe (De Mooij, Tang, 2003), Vier vergezichten op Nederland (Huizinga en Smid, 2004), Lange-termijn bevolkingsscenario s voor Nederland (De Jong, Hilderink,2004), Omgevingsscenario s Lange Termijn Verkenning (CPB, 1996), Economie en fysieke omgeving (CPB, 1997) en de Nationale Milieuverkenning 1997-2020 (RIVM, 1997). De opdracht van de Nederlands studie is als volgt beschreven: In de WLO-studie is in kaart gebracht wat de mogelijke veranderingen zijn voor Nederland tot 2040 en wat zij kunnen betekenen voor de fysieke leefomgeving (omschreven als de omgeving waarin huidige en toekomstige generaties moeten leven, wonen en werken). In de WLO-studie wordt in eerste instantie bestudeerd hoe de internationale omgeving zou kunnen ontwikkelen (De Mooij, Tang, 2003). Hierin komen een reeks uitdagingen aan bod die voor verschillende Europese gebieden van toepassing zijn, en grotendeels dus ook voor de Vlaamse regio. 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking 11

De WLO-studie bouwt voort op de methode die onder andere reeds was toegepast voor de projectie van Emissie Scenario s, ontwikkeld door het Intergovernmental Panel of Climate Change (IPCC, 2007). Hierbij worden aan de hand van een twee-dimensioneel assenstelsel vier "scenario-families" 4 onderscheiden. Als onderscheidende dimensies worden twee vraagstukken geviseerd waarvan verondersteld is dat dit belangrijke sleutelonzekerheden zijn voor het bestudeerde beleidsvraagstuk. De éne sleutelonzekerheid is de verdeling tussen publieke en private verantwoordelijkheden: komt het beleidsdomein terecht in een context waar ingezet wordt op meer of minder sturing door de overheid? De andere onzekerheid is de mate waarin landen en regio's bereid en in staat zijn om internationaal samen te werken - zowel economisch alsook politiek-, met enerzijds modellen die de nadruk leggen op soevereiniteit en anderzijds modellen die gericht zijn op samenwerking. De kruising van deze twee dimensies leidt tot vier perspectieven of zogeheten wereldbeelden, beschreven onder de noemers Sterk Europa, Globale Economie, Transatlantische Markten en Regionale Gemeenschappen'. Schema 2-1: Schema van het assenstelsel en de vier wereldbeelden waarbinnen de scenario s ontwikkelen 4 Strictu senso zijn het niet vier scenario's, maar wel degelijk vier scenario-families: binnen elke kwadrant kunnen immers nog verdere varianten worden ontwikkeld. Zo is bij de IPCC-oefening bijvoorbeeld rekening gehouden met verschillende snelheden in de technologische ontwikkeling om bepaalde scenario-families vorm te geven. 12 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking

Sterk Europa en Globale Economie schetsen een wereld waarbij sterke internationale samenwerking tot stand komt. Regionale Gemeenschappen en Transatlantische Markten schetsen een wereld waarbij aparte handelsblokken blijven bestaan en/of de autonomie van afzonderlijke regio's sterker wordt benadrukt, en de focus sterker op nationale en regionale soevereiniteit ligt. Tabel 2-2 is een summiere beschrijving van de vier wereldbeelden (WLO, 2006: 47-48). De centrale vraag bij de WLO-studie, waarbij naar de impact op de leefomgeving wordt gekeken, is dus de volgende: wat betekent het voor de ontwikkeling van de leefomgeving indien op globale schaal sterker de nadruk wordt gelegd op enerzijds samenwerking dan wel regionale identiteit, en anderzijds sterker op regulering van overheidswege dan wel op vrije, weinig door regulering gebonden ontwikkeling? De WLO-studie is een integrale scenariostudie, d.w.z. dat er inschattingen gemaakt worden voor verschillende thema s: demografie, economie, wonen, werken, mobiliteit, landbouw, energie, milieu, natuur, recreatie en water. Men houdt er tevens rekening mee dat de factoren die bepalen hoe de leefomgeving er in de toekomst uitziet, op een complexe manier met elkaar samenhangen. Verder is er ook aandacht voor regionale ruimtelijke verschillen: het toekomstige ruimtebeslag wordt daarbij verkend met een differentiatie voor bijvoorbeeld grote steden t.o.v. het platteland (zie WLO, 2006: 9) 5. De kwalitatieve analyse uit de studie Four Futures for Europe (De Mooij, Tang 2003) vindt in de Nederlandse studie ook een kwantitatieve vertaling in het werk van Arjan Lejour (2003). Ook bij de IPCC-oefening werd elk van de wereldbeelden becijferd (in termen van ontwikkeling van de bevolking en bijvoorbeeld in termen van bruto nationaal product) (IPCC, 2007). 5 Voor meer informatie, zie www.welvaartenleefomgeving.nl. 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking 13

In het scenario STERK EUROPA is er veel aandacht voor internationale samenwerking. De Europese instituties worden succesvol hervormd en landen geven een deel van hun soevereiniteit op. Daarmee wordt Europa een invloedrijke speler op het economische en politieke wereldtoneel, en internationale milieuvraagstukken kunnen gecoördineerd aangepakt worden. Europa doet enige concessies aan de Verenigde Staten, die daarna het Kyotoverdrag ratificeren. Turkije treedt toe tot de Europese Unie. Het sociaal-economisch beleid is net als in het scenario Regionale Gemeenschappen gericht op solidariteit en op een gelijkmatige inkomensverdeling, al vinden er wel enige hervormingen plaats. Door deze hervormingen, door hogere investeringen in onderwijs en onderzoek, en door de grotere markt groeit de arbeidsproductiviteit meer dan in Regionale Gemeenschappen. Ook de economische groei en de bevolkingsgroei, vooral door immigratie, zijn in dit scenario hoger. In het scenario REGIONALE GEMEENSCHAPPEN hechten landen sterk aan hun eigen soevereiniteit. Daardoor slaagt de Europese Unie er niet in om institutionele hervormingen door te voeren. Ook mondiale handelsliberalisatie komt niet van de grond, waardoor de wereld uiteenvalt in een aantal handelsblokken. Internationale milieuvraagstukken worden niet aangepakt. Toch is de milieudruk relatief laag, omdat de bevolkingsgroei en de economische groei bescheiden zijn. De collectieve sector wordt in dit scenario nauwelijks hervormd. Collectieve regelingen blijven in stand, waarbij de nadruk erop ligt de inkomens gelijkmatig te verdelen en solidair te zijn. Door geringere prikkels in de sociale zekerheid en de hoge belasting- en premietarieven is de arbeidsparticipatie relatief laag en de werkloosheid hoog. Minder concurrentie remt de noodzaak voor bedrijven om te innoveren. De verbrokkelde markten belemmeren dat kennis zich snel verspreidt, en door de kleine inkomensverschillen is de stimulans om te investeren in onderwijs beperkt. De arbeidsproductiviteit stijgt jaarlijks maar weinig en de economische groei is gering. In het scenario GLOBALE ECONOMIE breidt de EU zich nog verder naar het oosten uit. Naast Turkije worden ook landen als Oekraïne lid. De WTOonderhandelingen zijn succesvol, en daar vaart de internationale handel wel bij. De deelnemende landen integreren echter niet in politiek opzicht. Internationale samenwerking op andere gebieden dan handelsvraagstukken mislukt. Net als in Transatlantische Markt benadrukt de overheid in dit scenario de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Vergeleken met Transatlantische Markt groeit de arbeidsproductiviteit in dit scenario nog extra door de sterke wereldwijde economische integratie. De groei van zowel de materiële welvaart als van de bevolking (vooral door immigratie) is in dit scenario dan ook het hoogst. Net als in Transatlantische Markt komt er geen overeenkomst om grensoverschrijdende milieuvraagstukken aan te pakken. Dit en de wereldwijde hoge economische groei leiden tot forse milieuvervuiling. Wel leidt de hoge groei tot lokale milieu-initiatieven. In het scenario TRANSATLANTISCHE MARKT wordt de uitbreiding van de Europese Unie geen politiek succes. Daarvoor hechten landen te veel aan hun soevereiniteit: ze lossen problemen liever op nationaal niveau op. Wel wordt de handel tussen de Verenigde Staten en Europa vergaand geliberaliseerd, waardoor op termijn een nieuwe interne markt ontstaat. Dit scenario kenmerkt zich door een overheid die de eigen verantwoordelijkheid van burgers benadrukt. De verzorgingsstaat wordt ingeperkt en publieke voorzieningen worden versoberd. Hierdoor neemt de inkomensongelijkheid toe. Doordat de macht van vakbonden afneemt, wordt de arbeidsmarkt flexibeler. Door de versobering van de sociale zekerheid groeit de arbeidsparticipatie, de internationale concurrentie verhoogt de prikkel om te innoveren, en de grotere inkomensverschillen maken studeren aantrekkelijk. De groei van de arbeidsproductiviteit en de economische groei zijn hoger dan in het scenario Sterk Europa, terwijl de bevolking slechts matig toeneemt. Grensoverschrijdende milieuvraagstukken worden in dit scenario niet opgepakt. Lokale milieuinitiatieven gericht op bijvoorbeeld geluid- en stankoverlast kunnen zich wel voordoen. Tabel 2-2: Beknopte voorstelling van de vier wereldbeelden waarbinnen de WLO- scenario s ontwikkelen (WLO, 2006: 47-48) 14 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking

2.2. Toepassing voor Vlaanderen: Input, werkwijze workshop en output De WLO- werkwijze is een belangrijke inspiratie voor de Scenario-oefening voor de Vlaamse Ruimte, zowel wat betreft het assenstelsel alsook de afbakening van thema's. Uitgangspunt was daarbij dat de mogelijke ontwikkelingen die zich kunnen voortdoen in Europa en de wereld op zich weinig verschillend zouden zijn voor Nederland en Vlaanderen. Uiteraard geldt dit in veel mindere mate voor de uitwerking ervan op de ruimte binnen Nederland en Vlaanderen, alleen al omdat de begincondities van beide regio's relatief sterk verschillen. Kanttekening bij de gebruikte methode Voor de scenario-oefening voor de Vlaamse Ruimte wordt gestart vanuit een gekend assenstelsel en gekende werkwijze om te komen tot variaties in context. Deze werkwijze is gebruikt in de brand-leading IPCC-studie evenals in verschillende, daarop volgende studies 6, en ook bijvoorbeeld in de WLO-studie. Er bestaan dus inmiddels verschillende scenario-studies die zijn opgezet volgens een gelijkaardige werkwijze, grotendeels zelfs met analoge sleutelonzekerheden om te komen tot een variatie aan toekomstbeelden (Kuhk A., Moulaert F., Schreurs J., 2010: pp. 23-24). Terwijl het veelvuldig toepassen van eenzelfde werkwijze enerzijds een legitimatie lijkt te kunnen vormen voor de bruikbaarheid van de methode (Engelen G. e.a., 2008), kan anderzijds de hegemonie van de methode vanuit een meer kritisch standpunt ook worden in vraag gesteld. Naast de 'wereldbeelden'-werkwijze omvat scenario-analyse immers ook andere methodes, die potentieel andere doelstellingen dienen binnen strategische ruimtelijke planning. Eerdere voortgangsrapporten voor werkpakket 11 gaan in op enkele van deze methodes (Kuhk, Schreurs, Moulaert, 2010; Kuhk, Moulaert, Schreurs, 2010)., zo bijvoorbeeld de ontwikkeling van ruimtelijke modellen als alternatieven voor een Business-as-Usual Scenario (cf. Ruhrstadt 2030-studie, Brand C. e.a. (eds.), 2003) of bijvoorbeeld de ontwikkeling van typo-scenario's waarbij van bij begin een differentiatie van verschillende types aan gebieden is opgenomen (cf. Schnur 2010). Men kan zich bovendien afvragen of de sleutelonzekerheden waarrond de wereldbeelden worden geconstrueerd, wel de meest relevante variaties in context zijn voor de oriëntatie van ruimtelijk beleid. Ook is het ontwerp van de zogeheten 'wereldbeelden' sterk Westers georiënteerd, terwijl er op wereldschaal andere factoren kunnen zijn, die op termijn een veel grotere impact zouden kunnen hebben. Tot slot kan ook bijvoorbeeld de vraag gesteld worden naar het relatieve gewicht van de verschillende perspectieven 7. 6 Zie ook voortgangsrapporten van WP11 en WP2, www.steunpuntruimteenwonen.be. 7 Waarbij er voor een kritische linkse stem drie van de vier perspectieven zijn die allicht als rechts en/of (neo-)liberaal of althans centrum-rechts zouden kunnen worden ervaren. 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking 15

Bij de ontwikkeling van het voorstel voor de ad hoc opdracht speelden eveneens een aantal praktische overwegingen mee, zo onder meer de ter beschikking staande middelen en tijd. Deze overwegingen hadden een zekere invloed op de keuze van de methode, waarbij de voorkeur gegeven werd aan reeds beproefde methodes, die door enkele onderzoekers en deelnemers van de workshop ook reeds eerder waren verkend. De toepassing van scenario-analyse voor Ruimtelijk Beleid in Vlaanderen is op zich reeds vernieuwend. Het is van belang om hierbij op te merken dat de vertaling van deze wereldbeelden nog niet eerder is gedaan voor de specifieke Vlaamse context, niet binnen het domein Ruimtelijke Ordening, maar ook slechts in beperkte mate binnen andere beleidsdomeinen 8. De ambitie om bovendien innovatief in de ontwikkeling van de methode te zijn, werd voor de ad hoc opdracht ingeruild voor een praktisch adequaat antwoord dat op relatief korte termijn tot resultaten kan leiden. Het is belangrijk om te onderkennen dat de voorgestelde aanpak geen passe-partout biedt voor het gebruik van scenario s binnen een context van ruimtelijk beleid in Vlaanderen. Deze ad hoc opdracht werd benaderd vanuit een exploratief en pragmatisch perspectief. De door deze aanpak belichaamde keuzen moeten binnen een specifieke beleidscontext opnieuw geëvalueerd worden. 8 Zie bijvoorbeeld het beleidsdomein Mobiliteit waarbij een beperkte scenario-oefening werd opgezet vanuit een gelijkaardige werkwijze, of de MIRA en NARA-scenario's (waarbij welliswaar verschillende scenario's werden uitgewerkt, doch hoofdzakelijk binnen één wereldbeeld). Er is vanuit deze specifieke werkwijze tot nu toe evenwel geen overkoepelende scenario-oefening gedaan voor verschillende beleidsdomeinen samen, bijvoorbeeld door de Studiedienst voor de Vlaamse Regering of ondersteund door het Federaal Planbureau. De Studiedienst heeft wel een overkoepelende scenario-oefening ontwikkeld, maar dan met een andere werkwijze (zogeheten ISOA-scenario's van 2004 waarbij drie contrasterende perspectieven voor Vlaanderen waren ontwikkeld met een tijdsperspectief van 25 jaar: Vlaanderen als Kennisnetwerk, als Parkland of Vlaanderen in een scenario 'Europa quo vadis', cf. De Smedt, 2005:41-58). 16 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking

Werkwijze Zoals eerder aangegeven is de centrale vraag in deze scenario-oefening: Hoe ontwikkelt Vlaanderen en de Vlaamse ruimte in elk van de vier wereldbeelden? Met andere woorden: hoe zullen de voorgestelde variaties in ruimtestructurerende processen inwerken op ruimtelijke transformaties in Vlaanderen. Het antwoord op deze vraag kan een aanzet zijn tot pro-actief beleid. De belangrijke kenmerken van deze werkwijze zijn: De scenario s zijn exploratief: Het is geen voorspelling, maar een verkenning van verschillende mogelijke toekomsten. We houden hierbij rekening met een aantal onzekerheden, m.a.w. verschillende varianten van de context waarbinnen de Vlaamse ruimte ontwikkelt. Het is een Integrale benadering: Dus geen geïsoleerde sectorale trends, maar de complex-gekoppelde doorwerking in tijd en ruimte (zie schema 2-3). Consistentie en plausibiliteit van elk scenario zijn belangrijk. De scenario s schetsen een beeld op lange termijn (2050), met aandacht voor temporele en ruimtelijke differentiaties. Het is een analytische benadering: Het zijn uitdrukkelijk geen uitspraken over wenselijke scenario s, maar over mogelijke toekomstbeelden. De scenario s vormen een aanzet tot proactief beleid. Concrete handelingsstrategieën en beleidsopties worden in volgende fases door beleidsmakers genomen. Ontwikkeling in twee stappen In de expert-workshop werden in vier kleine groepen -telkens één wereldbeeld- een aantal thema s overlopen om een inschatting te maken van de mogelijke effecten voor de Vlaamse situatie binnen een wereldbeeld. Vandaar dat er experts met heel verschillende achtergronden gevraagd werden, en het niet een oefening was met bijvoorbeeld uitsluitend planologen. De deelnemers aan de workshop werden ingedeeld in groepen van telkens een zestal experts 9, 1 moderator en 1 rapporteur (cf. bijlage: Organisatie van de workshop). Elke groep werkt vervolgens één specifiek wereldbeeld uit. In een eerste stap tijdens de workshop worden de vier wereldbeelden ontwikkeld a.d.h.v. een aantal deelthema s, daarna volgen een reeks differentiaties in een tweede stap. De moderatoren waakten erover dat alle thema's aan bod kwamen bij de eerste stap van de scenario-oefening. Het eerste deel van de workshop gaf aan de deelnemers de kans om zich een andersoortige context in 2050 in te beelden dan wat op basis van prognoses kan worden geëxtrapoleerd. Het vergt dan ook enige tijd om zich in te leven in een ander soort context en verschillende domeinen te verkennen op een manier dat deze in hun onderlinge samenhang en rekening houdend met de specifieke condities van een bepaald wereldbeeld, toch een consistent beeld opleveren. 9 De verdeling over de verschillende groepen hield rekening met de spreiding van expertise op verschillende domeinen (bvb. goede vertegenwoordiging van verschillende sectoren in elk van de groepen), maar ook met een spreiding van degenen waarvan gekend was dat zij eerder reeds aan scenario-oefeningen hadden deelgenomen. 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking 17

Opmerkelijk was dat de pauze die volgde op het eerste deel van de workshop door veel deelnemers benut werd om de wereldbeelden nog verder te verkennen 10. Schema 2-3 geeft een overzicht van de deelthema's die voor een integrale benadering waren voorgesteld. Schema 2-3: Overzicht van 9 deelthema s voor de 1 e fase van de workshop, aangevuld met voorbeelden voor mogelijke onderwerpen In een tweede stap van de workshop werden de ruimtelijke scenario s voor Vlaanderen verder genuanceerd, wat bijdraagt tot het verhogen van de consistentie van de beelden. Enerzijds wordt getracht de nodige ruimtelijke differentiaties aan te brengen, anderzijds wordt ook gekeken naar differentiaties in de tijd. 10 Gezien de groepen hierbij gespreid waren, bestaat er van deze besprekingen echter geen opnames, noch geschreven verslagen. 18 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking

Voorbeelden van ruimtelijke differentiaties zijn verschillen tussen stedelijke gebieden en buitenruimte, verschillen tussen kust en binnenland, grenseffecten, effecten van Brussel, effecten van grote steden en centrumsteden, specifiek gelokaliseerde of typologisch kenmerkende ontwikkelingen van bijvoorbeeld havens, waterwegens, ontwikkelingen langs infrastructuren, etc. Bij de temporele differentiaties wordt bijvoorbeeld bestudeerd of van sommige ontwikkelingen op lange termijn verwacht is dat deze minder prominent worden, terwijl andere net aan urgentie zouden winnen. Bepaalde ontwikkelingen brengen er andere op gang, versnellen ze, of remmen ze net af. Hierbij kunnen ook de termijnen van ontwikkeling en uitvoering van beleid een rol spelen, evenals het effect van crisissen. In de tweede stap van de expert-workshop worden m.a.w. antwoorden gezocht voor volgende vragen: wat is de ontwikkeling in de tijd in elk van de vier verhaallijnen die leiden tot de verschillende wereldbeelden in 2050? Zijn er regionale verschillen? De ter beschikking staande tijd voor deze oefening was zeer kort, en in praktijk was de tweede stap veelal nog een aanvulling van wat in de eerste stap onvoldoende was aan bod gekomen. Ook werd bij gebrek aan tijd voorrang gegeven aan het werken rond ruimtelijke differentiaties, en kwamen de temporele differentiaties slechts weinig aan bod. Input voor de workshop Als voorbereiding kregen alle genodigden die reeds hadden toegezegd voor de deelname aan de workshop per post een bundel met informatie over het opzet en de werkwijze van de workshop, alsook over de verschillende wereldbeelden. Bewust werd ervoor geopteerd om op dat moment nog niet bekend te maken wie in welke groep zou werken. De moderatoren voor de vier groepen hadden op voorhand dezelfde informatie gekregen als de deelnemers, en hadden bovendien uitvoerig samengewerkt rond de werkwijze en rond de verschillen tussen de wereldbeelden. De dag zelf kregen de deelnemers bij het onthaal een tweede bundel, met deze keer meer specifieke informatie over het wereldbeeld waarrond zij zouden werken. Als introductie voor de eerste stap van de workshop werden in een presentatie de belangrijkste constituerende elementen van de wereldbeelden toegelicht en visueel geïllustreerd. Ook werden de deelthema's overlopen die zouden aan bod komen. Voor elk van de deelthema s werd tijdens de workshop, in de vier groepen, een schematisch overzicht van parameters evenals een overzicht van kwantitatieve indicatoren uit de WLO-studie ter beschikking gesteld 11. Voorbeelden van de schema s zijn opgenomen in tabel 2-4, het cijfermateriaal is mee opgenomen als bijlage. Ook bij de bespreking van de resultaten staan er verwijzingen naar de WLO-cijfers, met name indien er voor Vlaanderen van Nederland afwijkende resultaten worden verwacht. Tijdens de workshop werd deze input relatief weinig gebruikt. Desalniettemin was het een belangrijk ijkpunt tijdens de gesprekken, alleen al als achtergrond voor de opdracht die de moderatoren hadden. 11 Voor elk van de vier groepen was per deelthema telkens één A3 met een schematisch overzicht van parameters en één A3 met kwantitatieve indicatoren voorzien. 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking 19

Vooraleer de tweede stap werd gezet, kregen de deelnemers opnieuw een korte, gezamenlijke toelichting. De presentatie focuste vooral op de noodzaak tot verdere differentiatie, en gaf eveneens zicht op de verwerking die zou volgen op de workshop. Zodoende kon door de deelnemers beter worden ingeschat welke bijdragen belangrijk zijn bij dit soort oefening. In het algemeen dient opgemerkt dat de toegemeten halve dag een bijzonder kort tijdsbestek is voor een groepsproces dat voorziet in het communiceren, internaliseren en ruimtelijk differentiëren van vier verschillende scenario s. Dit legt evidente beperkingen op aan de diepgang en precisie waarmee de materie kan besproken worden. 20 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking

Tabel 2-4: Schema's met parameters voor deelthema's (gebaseerd op de WLO-studie) 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking 21

2.3. Werkwijze voor de kwalitatieve analyse De verwerking van de output van de workshop gebeurde in verschillende etappes: van letterlijk, chronologisch verslag naar thematische indeling in van de bijdragen, vervolgens de verdere nuancering naar variabelen en uiteindelijk een synthese tot meer vloeiende narratieven. Voor elk van de vier werkgroepen werd door een medewerker van RWO een verslag gemaakt 12. In een eerste etappe van de analyse werden de bijdragen in de verslagen thematisch herschikt 13. Concreet werd gestart vanuit 10 deelthema s 14, deze lijst is vervolgens aangevuld naar 19 thema s op basis van de input van deelnemers en de verwerking van de verslagen, in belangrijke mate ondersteund door de feedback van de moderatoren van de vier groepen. Thema's op basis van de WLO-studie Thema's die bovendien in de workshop aan bod kwamen 15 Demografie Economie Energie Wonen Mobiliteit Milieu Natuur Landbouw Ruime politiek-econ. context Vlaams beleid Lifestyle, Mentaliteit Zorgsector Open Ruimte Toerisme Referenties van elders Indicaties in Vlaanderen Werken Recreatie Onderwijs en Innovatie Tabel 2-5: Onderwerpen bij de verkenning van wereldbeelden tijdens de workshop In een tweede etappe werden de thema s gehergroepeerd, en volgens werden de bijdragen verder opgesplitst over verschillende parameters. Inspiratie hiervoor waren enerzijds de schema s die eerder op basis van de WLO studie waren gemaakt (zie schema 2-3), en anderzijds de lijst met indicatoren van WLO (zie bijlage). Bij de verdere invulling van de parameters, telkens voor de verschillende wereldbeelden, zijn sommige parameters terug weggevallen doordat deze weinig expliciet of onvoldoende (bvb. niet in de vier groepen) aan bod kwamen tijdens de workshop. In bijlage is een thematisch geordende lijst opgenomen van alle 91 parameters die uiteindelijk behouden zijn. Ook is in bijlage de zo volledig mogelijk ingevulde lijst van thematisch geordende parameters voor de vier wereldbeelden opgenomen. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen spatiale en a-spatiale elementen. De kwalitatieve verwerking 16 neemt meer en vooral 12 Grotendeels op basis van een door de rapporteurs geschreven verslag tijdens de oefening, aangevuld op basis van een opname. 13 Intermediaire resultaten van de analyse werden doorgegeven aan RWO, als input voor de partnerdialoog van 16 mei 2011. 14 Grosso modo de deelthema's die in de WLO-studie aan bod komen, afgezien van het thema 'water', wat voor de Vlaamse studie niet als afzonderlijk onderwerp werd opgenomen. 15 Daarom niet noodzakelijk even manifest aanwezig in alle vier groepen. 16 Hierbij wordt getracht om rekening te houden met enerzijds parameters en processen die zijn beschreven in de WLO-studie, en anderzijds met parameters die aan bod komen in het landgebruikmodel. 22 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking

ook andere elementen op dan enkel de parameters die bij de kwantitatieve verwerking in een volgende fase aan bod komen. In de eerste twee etappen werd dus enkel gewerkt met schema s ( bulleted lists ) op basis van de uitspraken die tijdens de workshop zijn gedaan, onderling geanalyseerd op hun consistentie, en waar mogelijk aangevuld op basis van bevindingen in de WLO-studie. De schema s laten toe om op een aantal dimensies tot een vergelijking te komen van de vier mogelijke toekomsten die geschetst zijn voor de Vlaamse Ruimte, rekening houdend met de schets van mogelijke toekomsten van de ruimere omgeving. Op basis van de gedetailleerde schema's is, in een derde etappe van de kwalitatieve verwerking een poging ondernemen om in enkele paragrafen de belangrijkste verschillen tussen de wereldbeelden weer te geven. Het betreft zowel variaties in de context (uitgewerkt per thema), alsook variaties in de ruimtelijke ontwikkeling (uitgewerkt per wereldbeeld). Het resultaat hiervan vindt u in hoofdstuk 3. Na de kwalitatieve verwerking volgt een fase van kwantitatieve verwerking. Deze is gepland voor augustus 2011- november 2011, en wordt uitgevoerd door het Vlaamse Instituut voor Technologisch Onderzoek. 2. Werkwijze voor de ad hoc opdracht: voorbereiding, workshop en kwalitatieve verwerking 23

3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid Het is van belang om op dit punt te onderstrepen dat de uitspraken van deelnemers aan de workshop voor onderstaande synthese onderling op hun consistentie zijn getoetst, en ook werden vergeleken met de analyse in de WLO-studie. In de synthese komen opeenvolgend zeven onderwerpen aan bod. Gestart wordt bij de verwachtingen ten aanzien van de oriëntaties die verschillende beleidsdomeinen in Vlaanderen zouden kunnen aannemen in de vier verschillende context. Vervolgens worden vijf, relatief brede vraagstukken uit de ruimere context besproken, met name de demografische en sociaal-culturele ontwikkeling, het thema energie en grondstoffen, vragen rond economie en sociaal-economische ontwikkeling, het mobiliteitsvraagstuk en tot slot aspecten die gerelateerd zijn aan milieu, natuur en landbouw. Een laatste onderwerp vormen de zogeheten 'afbreukrisico's' waarbij de aandacht gaat naar risicofactoren binnen elk van de vier wereldbeelden. Om onderstaande synthese correct te kunnen inschatten, dient eveneens te worden onderstreept dat deze hoofdzakelijk tot stand gekomen is op basis van de bijdragen van de workshop. In tegenstelling tot de MIRA-oefening (De Vlieger e.a., 2009) was er bijvoorbeeld niet de mogelijkheid om de synthese opnieuw voor te leggen aan de deelnemers van de workshop. Ook zijn - in tegenstelling tot bijvoorbeeld de WLO-studie- de verschillende onderwerpen niet ontwikkeld door afzonderlijke redacties van experts in deze specifieke onderwerpen, maar veeleer vanuit een algemeen begrip van maatschappelijke, en politiek-economische vraagstukken. Enerzijds heeft dit het voordeel dat de teksten onderling een hoge graad aan consistentie zouden moeten hebben, anderzijds bergt dit ook het risico dat bepaalde uitspraken door experts, bijvoorbeeld in de domeinen huisvesting, energie of economie als onvoldoende genuanceerd zouden worden ervaren. 24 3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid

3. 1. Rol en keuzes van overheden Eén van de twee onderscheidende dimensies om tot verschillende wereldbeelden te komen, is de verdeling tussen publieke en private verantwoordelijkheden. Hierdoor zijn ook de mogelijkheden en de positie van de Vlaamse overheid sterk verschillend. Gezien tijdens de workshop veelvuldig naar de mogelijkheden of beperkingen van de Vlaamse overheid werd gerefereerd, leek het ons legitiem om hier een afzonderlijk hoofdstuk aan te besteden. De specifieke keuzes voor verschillende beleidsdomeinen zijn opgenomen in bijlage. De algemene oriëntatie van de Vlaamse overheid is in volgende paragrafen kort gesitueerd. De dominante focus is verschillend in de vier scenario s, en benadrukt de positie binnen de globale setting (Globale Economie), de positie binnen Europa (Sterk Europa), het nationaal beleid (Transatlantische Markten) en het lokaal beleid (Regionale Gemeenschappen). Sterk Europa vertrekt van een, op politiek en economisch vlak één gemaakt Europa met een hoge mate aan overheidsregulering, met niet veel meer dan de huidige lidstaten. Het Vlaamse beleid is bepaald door Europese overeenkomsten, bvb. voor energie- en milieubeleid, maar steeds meer ook in andere sectoren, dus op termijn ook voor ruimtelijke ordening, mobiliteit of de ontwikkeling van woonpatronen. De privésector is gebonden aan stringente wettelijke kaders die hieruit voortvloeien, bvb. inzake milieunormen. Solidariteit en herverdeling zijn kernbegrippen in dit wereldbeeld. Een mogelijk risico (cf. 3.7. Afbreukrisico's) bij dit scenario is, dat de overheid belooft op veel vlakken tussen te komen, en het niet duidelijk is hoe de hieruit voortvloeiende financiële last kan worden gedragen (langer werken? steeds hogere belastingen?). Op termijn zal er allicht een verschuiving komen naar bvb. minder subsidies en meer oplages van verordeningen, al blijft de overheidssteun voor collectieve voorzieningen zeer belangrijk. Een ander zwak punt is dat Vlaanderen en/of België in een sterk Europa op een aantal beleidsdomeinen moet erkennen dat het een slechte leerling is in de klas, zo. bvb. inzake energiebeleid, mobiliteit, water- en luchtkwaliteit, belastingsdruk, loonkost, etc. Inzake Ruimtelijke Ordening dient er rekening mee gehouden te worden dat steeds meer aspecten door Europa gereglementeerd worden. Bovendien kan dergelijk scenario aanleiding zijn om een aantal vraagstukken terug sterker op nationaal vlak aan te pakken, gezien het niveau van de lidstaten en dus niet de regio s- de voornaamste aanspreekpartner zijn van de Europese instellingen. Bij de Regionale Gemeenschappen ligt de nadruk op de soevereiniteit van regio s binnen Europa, dus in eerste instantie de circa 350 regionale entiteiten. In de workshop was de verwachting dat de focus op decentraal beleid zich verder doorvertaalt, waarbij de nadruk komt te liggen op lokale overheden nadat de centrale overheid heeft gefaald (op 3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid 25

financieel vlak, maar ook door het kader van normen en waarden dat de overheid hanteerde). Ook hier komt de nadruk te liggen op solidariteit, al wordt dit verschillend ingevuld: het is niet een door de overheid opgelegde solidariteit, maar een door de bevolking collectief gedragen concept. Collectieve initiatieven worden door de overheid gefaciliteerd. Risico hierbij is, dat er toch een aantal free-riders zijn die de voordelen hiervan wel opnemen, maar zelf weinig tot geen bijdrage leveren voor collectieve maatschappelijke dienstverlening. Een ander risico in dit scenario is de sterk verscheiden, en voor sommige gebieden minder voordelige lokale invulling doordat er geen centrale sturende overheid is. De overheidsmiddelen zijn in dit scenario zeer beperkt en bovendien sterk gefragmenteerd. Voor Ruimtelijke Ordening betekent de sterke spreiding in Vlaanderen een voordeel gezien vele kleine gebieden over eigen, relatief kleinschalige structuren kunnen beschikken waarop kan worden aangetakt voor gespreide economische initiatieven. In de twee andere wereldbeelden treedt de overheid sterk terug. De oriëntatie in deze twee wereldbeelden verschilt evenwel, met name doordat er in het wereldbeeld van de Globale Economie van uitgegaan wordt dat er een relatief hoge economische groei is vergeleken met Transatlantische markten. In deze constellatie kunnen privé-partners een aantal taken van de overheid overnemen zoals bijvoorbeeld het aanbieden van cursussen voor startende KMO s (dan wel gekoppeld aan bvb. de verhuur van kantoren). Dat is ook meteen de zwakte van deze werelden: collectieve voorzieningen komen er enkel voor zover de privésector hier een rendement kan uithalen. Bij beide wereldbeelden met een sterk dominante privé-sector concentreert de Vlaamse overheid zich net zoals in de ons omringende landen dat dan zouden doen- op de meer traditionele staatsactiviteiten. Tijdens de workshop werd verondersteld dat de overheid in dit scenario sterker repressief en technocratisch zou zijn, en dat het staats- en ambtenarenapparaat sterk is gereduceerd. In deze sterk geliberaliseerde context wordt ook het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening teruggedrongen tot een minimum. De vestigingspolitiek is uiterst opportunistisch (voor zover er überhaupt van beleid sprake is), mobiliteit wordt nog sterker georganiseerd i.f.v. het economische gebeuren en ook het beleid inzake open ruimte wordt bepaald door economische imperatieven. 26 3. Resultaten en duiding (1) : Variaties in de context voor ruimtelijk beleid