Poëzie Havo 5 INHOUD 1 VERSCHILLEN TUSSEN POEZIE EN PROZA 2 SOORTEN POEZIE 3 VORMKENMERKEN 4 INHOUDSKENMERKEN 5 OPDRACHT POEZIEANALYSE



Vergelijkbare documenten
Samenvatting door een scholier 948 woorden 16 maart keer beoordeeld. Nederlands. Samenvatting Literatuur in zicht hoofdstuk 1 poëzieanalyse

5.8. Stijlfiguren: Tekststijlen: Boekverslag door S. 770 woorden 3 april keer beoordeeld. Nederlands

Momentopname tijdsverloop (proza), in een gedicht is er meestal alleen sprake van een ogenblik of één gebeurtenis (gevoel en gedachtes)

Samenvatting Nederlands Gedichten

1. Dit gedicht is iets minder dan die van Remco Campert. Dat komt omdat ik het verhaaltje over het fietsen op die berg niet echt interessant vind.

Samenvatting Nederlands Literatuur cursus 1 t/m 4 samenvatting

Prestatie. 8.2 Metrum en ritme. 8.3 Vormvaste gedichten en vrij vers. 8.4 Rijm. Samenvatting door een scholier 2042 woorden 10 oktober 2006

Literatuur Geschiedenis en theorie Hoofdstuk 10 Gedichten

Gedichten dossier. Naam: Manon Siemerink. Klas: 4T2. Vak: Nederlands. Docent: Mevr. Owel. Opdracht: Gedichtendossier.

In het gras van Anna Enquist en Het onzichtbare labyrinth van Gerrit Komrij

3.4. Begrippenlijst door B woorden 1 februari keer beoordeeld. Nederlands. Begrippen

Het ritme is de herhaling of de regelmaat in een gedicht door middel van strofebouw en metrum. a. 2 distichon. b. 3 terzine. c.

6.8. Herhaling. Parallellisme. Opsomming (enumeratie) Climax, anticlimax. Antithese (tegenstelling) Paradox. Hyperbool. Retorische vraag.

Boekverslag Nederlands Alles op de fiets door Rutger Kopland

6,1. fiets was in december 1969 en is uitgegeven door G. A. Van Oorschot. Het is opgedragen aan Ineke (wie. Op de fiets gaat alles wel langzaam

Boekverslag Nederlands Ik had als kind een huis en haard door Willem Wilmink

Gedichtbespreking Nederlands Voor wie ik liefheb wil ik heten

Hoe schrijf ik een gedicht? Leer het met dit boek! Een cadeau voor elk kind! Carola de Koning

Gedichtbespreking door een scholier 1704 woorden 9 februari keer beoordeeld. Nederlands

Boekverslag Nederlands Beemdgras door Judith Herzberg

Boekverslag Nederlands Een lege plek om te blijven

Hoe schrijf ik een gedicht? Leer het met dit boek!

Oefening op de stijlfiguren

FOTO. 9. Straks ben ik even oud als hij op deze c 10. foto. Nog even, en wat is geweest d 11. wordt weer zoals het was in den beginne: e.

Teksten bewerkt uit het gezinsboek Ons Dagelijks Brood veertigdagentijd van pastoor M. Hagen door EBP voor

Het huis van de angst en het huis van de liefde Preek van Jos Douma over Romeinen 8:15

Gedichtendossier. Datum: 8 januari Pagina 1 van 8

Lees Zoek op Om over na te denken

Navorming rond poëzie Sandrine Lambert

Oud wit Prins de Vos. Ik wil je.

Project poëzie. Succes!

Imelda Schutte. Mevrouw Buschers. Klas 4T1. Inleverdatum

a) Zoek kenmerken van barokkunst. Wat is er typisch voor deze kunstuiting en waarom? Het belangrijkste kenmerk van barokkunst is dat zij overdadig

Slaapliedje (Willem Wilmink) Wat klopt niet in het gedicht hieronder? Zoek de 7 fouten. Slaapliedje

Korte cursus sinterklaasgedichten schrijven

5.4. Samenvatting door een scholier 1709 woorden 21 juli keer beoordeeld. Literatuurkunde

De gelijkenis van het huis op de rots en op het zand.

Praktische opdracht Nederlands Project poëzie

Boekverslag Nederlands De zee een lied door J.

Mijn gekozen gedicht: Toon Hermans

Leeswijzer Poëzie, najaar 2010

Project Op zoek naar poëziekenners?

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

a. volgens rijmende lettergrepen - mannelijk of staand rijm - vrouwelijk of slepend rijm - onzijdig of glijdend rijm

5.8. 1) Interpretatie. 3) Strofenbouw. Boekverslag door A woorden 15 februari keer beoordeeld. Nederlands

Boekverslag Nederlands Voor wie ik liefheb wil ik heten door Neeltje Maria Min

Gedichtbespreking Literatuurkunde Marco Borsato - De Speeltuin (Onderweg)

~Toon Hermans VRIEND. ~Bas Rompa Ik zie op het perron twee mensen lekker kussen. Er klinkt een schril gefluit. Dat zit er even tussen.

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

Noach bouwt een ark Genesis 6-8

Samenvatting Nederlands Cursus 1,2 en 3

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Heilig Jaar van Barmhartigheid

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Gelezen: Deuteronomium 6: 1-9 en Johannes 13:31-35

Orde van dienst Zondagmorgen 12 april 2015 Huurling of Herder?

HEMELS HUWELIJK KALENDER 52 X WIJ TIJD VOOR ELKAAR. Willem en Marian de Vink

Strofe Een strofe is de verbinding van een aantal verzen tot één metrisch geheel. Voor en na de strofe bevindt zich een witregel.

Liederen solozang Prijs: 7,= euro per stuk

Kinderliedboekje Inhoudsopgave

Vragen literatuur 6-VWO Deze vragenlijst is grotendeels gebaseerd op de Coach van Noordhoff. Literaire begrippen

Knabbel en Babbeltijd.

Liefdesgedichten schrijven

OOGGETUIGE. Johannes 20:30-31

Het gaat over een man die sigaren rookt. Het is meteen wel te begrijpen. Het is geen moeilijk gedicht.

Zand erover. verzoeningsviering voor de tweede graad. VAN IN 2013 Tuin van Heden.nu - Viering

Voor jou! Dit boek is voor jou. Het gaat over God. En over God en jou samen. Over Gods liefde voor jou.

Boekverslag Nederlands Alles op de fiets door Rutger Kopland

Onderdeel: lezen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Er zal geen verzengende hitte, geen dorst en geen honger meer zijn want Hij zal ze weiden aan water dat vloeit uit het hart der woestijn.

Vandaag is rood. Pinksteren Rood is al lang het rood niet meer Het rood van rode rozen De kleur van liefde van weleer Lijkt door de haat gekozen

Liturgie voor de viering op 24 april 2016 om uur in de Lichtkring met de Catechesegroep Gehandicapten Hoofddorp

TOEN GOD ALLES MAAKTE

Onderdeel: Grammatica zinsdelen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Iiturgie voor de -12 jeugddienst van zondagmorgen 28 Juni in de Westerkerk te Veenendaal

Beertje Anders. Lief zijn voor elkaar. Afspraak 2

Heer, U kent mij als geen ander U weet of ik zit of sta en U kent ook mijn gedachten voordat ik iets zeggen ga

Een greep uit een presentatieviering met als thema: Licht zijn voor anderen

Liturgie Jeugddienst Nijbroek in samenwerking met de jeugddienstcommissie van Terwolde 19 oktober Selfie? Ie-self!

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?"

15 februari: Ik ben het brood dat leven geeft (Johannes 6:32-40)

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Boekverslag Nederlands Er ligt een appel op een schaal door Toon Tellegen

Beertje Bruin zegt dan: Ik heb van moeder Beer gehoord dat je erg verdrietig

De bruiloft van Simson

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

Onderdeel: Spelling (RTTI) Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

GODS GEZIN. Studielessen voor 4-7 jarigen

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

EEN PAAR BELANGRIJKE VRAGEN

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

HANDIG ALS EEN HOND DREIGT

Voortaan haal ik, zodra ik wilde wingerd zie, de plant gelijk uit de heg. Wat opvalt is, dat hij steeds weer terugkomt: op blijven letten dus!

ProJOP. jeugdwerk VPKB. 40 Days. stilstaan in de 40 dagentijd

Voor de dienst zingen we:

Johanna Kruit. Gedichten, geïnspireerd door bomen. Geheimen

De gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht

Transcriptie:

Poëzie Havo 5 INHOUD 1 VERSCHILLEN TUSSEN POEZIE EN PROZA 2 SOORTEN POEZIE 3 VORMKENMERKEN 4 INHOUDSKENMERKEN 5 OPDRACHT POEZIEANALYSE 1

HAVO 5 Poëzie theorie en voorbeelden 1 Verschillen tussen poëzie en proza Zeggen wat poëzie is, lijkt makkelijk, maar is moeilijk. Vergeleken daarmee is het eenvoudig om uit te leggen wat het verschil is tussen poëzie en proza. De definitie is heel simpel en gaat altijd op: tot het proza behoren alle teksten waarvan de regellengte afhankelijk is van de breedte van de bladspiegel (het bedrukte deel van de pagina). Bij poëzie staat de regellengte los van de bladspiegel: ze wordt bepaald door de dichter en niet door de vormgever van het boek. Het versritme wordt door deze regellengte bepaald. Een meer inhoudelijk verschil tussen proza en poëzie is dat dichters proberen met zo weinig mogelijk woorden zo veel mogelijk te zeggen. Zij gebruiken ingedikte, geconcentreerde taal. Dichters schrijven vaak op wat wij wel voelen en beleven, maar waarvoor ons de woorden tekortschieten. Wat zij onder woorden proberen te brengen is meestal een gevoel of een gedachte, minder vaak een verhaal. Daar leent proza zich veel beter voor. Met andere, moeilijker woorden: poëzie is meestal lyrisch, minder vaak episch. (Een tekst is lyrisch als hij vooral een beroep doet op je gevoel. Dat geldt meestal voor poëzie. Een tekst is episch als hij een verhaal vertelt. Dat gaat meestal op voor proza. Maar soms kom je in een prozaverhaal een lyrische passage tegen en sommige gedichten vertellen een verhaaltje.) De dichter Willem Jan Otten legt het verschil tussen proza en poëzie zo uit: zoek het hier, in afgemeten regels, pegels tekst ter grootte van een oogopslag. Aan proza is geen houden, het dijt terwijl ik schrijf naar alle kanten uit, (...) Willem Jan Otten, 'Geen proza'. In: De Revisor, jrg. 6 nr. 1 (februari 1979) 2 Soorten poëzie Naar de vorm kun je onderscheid maken tussen traditionele en moderne poëzie, tussen vormvaste en vrije verzen. In traditionele gedichten houdt de dichter zich aan de traditionele kenmerken als rijm, regelmatige strofe-indeling, metrum. In moderne gedichten veroorlooft de dichter zich alle mogelijke dichterlijke vrijheden. Naar de inhoud kun je gedichten indelen in open en gesloten gedichten. Open gedichten snap je meteen, bij eerste lezing. Ze lenen zich daarom heel goed voor voorlezen. Ze variëren van zeer traditioneel, clichématig en amateuristisch (sinterklaasversjes en poesiealbumversjes) tot heel origineel, modern en professioneel. Maar ook varianten op overbekende poesiealbumversjes ('Rozen verwelken / schepen vergaan / maar onze vriendschap / blijft eeuwig bestaan') kunnen weer originele gedichten opleveren: zie hierna het versje van Hans Andreus. Mooie voorbeelden van open gedichten vind je bij de zogenoemde plezierdichters en hun 'light verse'. Eerst een voorbeeld van de laatste: Bewijs van uiterste lichtvleugeligheid Klein vogeltje zwierezwaait hoog door de lucht, men hoort er zijn fluitertje schallen, een vleugeltje links en een vleugeltje rechts, om niet op zijn bekje te vallen. Simon Knepper, Heer, bewaar de kattenmepper, 1982 2

Nu een voorbeeld van een variatie op poesiealbumversjes: Zo parelend fris als een frisdrank die de dorst op een zomerdag lest en knapperig als een zakje chips dat op kraak en smaak is getest, zo moge onze vriendschap wezen, al is wat ik voor je voel toch minder hroos en breekbaar en ook veel minder koel! Hans Andreus, in: Poesie: een boekje vol poëzie, samengesteld uit oude poesie-albums en speciaal voor deze uitgave gemaakte nieuwe verzen, 1972 Voor gesloten poëzie (ook wel 'hermetische poëzie' geheten) geldt: lees maar, er staat niet wat er staat. De woorden afzonderlijk herken je, maar wat ze met elkaar betekenen begrijp je waarschijnlijk niet (meteen). De dichter lijkt geheimtaal te gebruiken. Een voorbeeld: De plek Je moet niet alleen, om de plek te bereiken, thuis opstappen, maar ook uit manieren van kijken. Er is niets te zien, en dat moet je zien om alles bij het zeer oude te laten. Er is hier. Er is tijd om overmorgen iets te hebben achtergelaten. Daar moetje vandaag voor zorgen. Voor sterfelijkheid. Herman de Coninck, Schoolslag, 1994 Dit gedicht roept vragen op: Wat moet je doen? Wie moet dat doen? Heeft de dichter het over zichzelf of over mensen in het algemeen? Waar is die plek? Hoe zorg je voor sterfelijkheid? Waarom zou je dat doen? Over deze vragen moet je nadenken en dat wil de dichter ook, want hij heeft zelf waarschijnlijk ook lang nagedacht voordat hij dit gedicht schreef. Je probeert betekenis aan de woorden te geven, het gedicht te interpreteren. Misschien begrijp jij het gedicht anders dan de dichter het bedoelde. Het aardige van gedichten is dat dat ook mag, zolang jouw interpretatie steunt op de tekst. Als je niet (helemaal) uit de betekenis van een gedicht komt, is dat geen ramp. Over gedichten wordt ook door meer ervaren lezers nagedacht. Het is interessant van hun interpretatie kennis te nemen en te kijken of je er wat aan hebt. 3

3 Vormkenmerken Poëzie bestond al vele eeuwen voordat halverwege de vijftiende eeuw de boekdrukkunst werd uitgevonden. Vóór de boekdrukkunst werden gedichten meestal voorgedragen in plaats van gelezen. Voor voordrachtskunstenaars en luisteraars was het handig als het gedicht een vaste vorm had, die makkelijk was te onthouden. Rijm, metrum en strofe-indeling zorgden voor die vaste vorm en voor geheugensteuntjes. Toen mensen gedichten steeds meer voor zichzelf gingen lezen, bleven dichters die traditionele vormen nog lang gebruiken. Ook nu nog worden naast vrije verzen traditionele gedichten geschreven. Het is dus een misverstand te veronderstellen dat gedichten móéten rijmen. De gedichten van de oude Grieken en Romeinen rijmden bijvoorbeeld ook niet. Ze kenden wel een hecht metrum. Vanaf de Vroege Middeleeuwen werd het in West-Europa gewoonte rijmende gedichten te maken. Die traditie wordt in onze tijd bijvoorbeeld door rappers voortgezet. Maar rijm is slechts een van de vele manieren om samenhang in een tekst aan te brengen. We bespreken er hier enkele. 1 Versregel, strofe, wit Gedichten bestaan uit versregels. Dat zijn alle woorden die op een regel staan. Een rijtje versregels noem je een strofe, in een lied heet dat een couplet. Tussen twee strofen zit een regel 'wit', dat is een onbedrukte regel. Veelvoorkomende regelmatige strofen zijn: distichon (een strofe van twee regels), terzet (drie regels) en kwatrijn (vier regels). Gedichten als de haiku, de limerick en het sonnet bestaan uit een vast aantal regels. Hierna worden ze apart besproken. Maar er zijn ook gedichten die uit niet meer dan twee, drie of vier regels bestaan. Daarvan nu enkele voorbeelden: Reisgedicht Als ik mijn ogen toedoe ben ik in Honoloeloe Jules Deelder, Interbellum, 1987 2 Enjambement Een kenmerk van poëzie is dat de dichter bepaalt waar de regel wordt afgebroken. Als het einde van de regel niet samenvalt met een natuurlijke pauze in de zin of met het einde van de zin, spreek je van enjambement. Een dichter gebruikt enjambement om de dreun te doorbreken of om voor een verrassing te zorgen. In het laatste geval zet de dichter je op het verkeerde been: de zin lijkt afgelopen, maar blijkt dan toch door te lopen naar de volgende regel. Vaak krijgen de woorden voor en na het afbreken extra nadruk. In het gedicht van Van der Graft bijvoorbeeld is er enjambement tussen de tweede en de derde regel. O lief publiek, dat weten wil Wat schuilgaat in de peuleschil Der poëzie; ten einde raad Zeg ik het u: en soort van zaad strooi het uit en woord voor woord Brengt het weer ander leven voort. Je moet pas pauzeren na het woord 'poëzie', niet na 'peule-schil', want dan krijg je onzin. De tweede regel loopt dus door in de derde. Dan pas zie je wat de dichter bedoelt. Het woord 'peuleschil moeten we waarschijnlijk op twee manieren opvatten: als een niemendalletje (poëzie stelt weinig voor) en als een beeld voor een verborgen bron van gedachten. 4

Andere voorbeelden van enjambement: Haastig en diep gelukkig schiep Mozart zijn kleine nachtmuziek. Gerrit Achterberg, 'Eine kleine Nachtmusik'. In: Eiland der ziel, 1939 ben dichter Bij de waarheid in december dan in juli. ben dichter Bij de gratie van de kalender... Remco Campert, Dichter, 1995 3 Rijm In gedichten met een regelmatige strofebouw tref je vaak ook rijm, vooral eindrijm, aan. Rijm is de herhaling van een of meer beklemtoonde klanken (klinkers of medeklinkers) die niet te ver van elkaar afstaan. Door rijm ontstaat er samenhang in een tekst. Woorden gaan door klankovereenkomst bij elkaar horen. Rijm geeft soms ook woorden extra nadruk. Zijn de overeenkomstige klanken niet beklemtoond of staan ze te ver van elkaar verwijderd, dan spreek je niet van rijm. Gedichten die helemaal niet rijmen, noem je blanke verzen. Zoals gezegd heeft rijm van oudsher een functie als geheugensteun. En rijm is ook gewoon leuk: zie de Sinterklaasgedichten! Kijken we naar de verdeling van de rijmklanken over de lettergrepen, dan kunnen we de volgende soorten onderscheiden: Volrijm Assonantie Alliteratie Rijk rijm beklemtoonde klinker + wat volgt is gelijk; als daarbij de laatste lettergreep onbeklemtoond is, spreken we van vrouwelijk: lopen kopen als de laatste lettergreep beklemtoond is, spreken we van mannelijk: begaan staan alleen de beklemtoonde klinkers zijn gelijk: liefde iemand iets de medeklinkers die aan het begin van beklemtoonde lettergrepen staan zijn gelijk: zeven gezondenen - zien woorden of lettergrepen zijn geheel gelijk: zond gezond Kijken we naar de verdeling van de rijmwoorden over de versregels, dan kunnen we de volgende soorten onderscheiden: Voorrijm aan het begin van de versregels Middenrijm in het midden van de versregels Eindrijm aan het eind van de versregels Kettingrijm aan het eind van de ene regel en het begin van de volgende Overlooprijm idem Binnenrijm binnen één versregel: Driek, ik ben blij dat jij er bent gekomen (Jan Kal) 5

Bij eindrijm kan sprake zijn van verschillende patronen of rijmschema s: Gepaard Gekruist Omarmend Gebroken Verspingend a-a-b-b a b-a-b a-b-b-a a-b-c-b of a-b-a-c a-b-c-a-b-c 4 Metrum en versvoet Metrum of maat is de regelmatige afwisseling van sterker en zwakker beklemtoonde (of onbeklemtoonde) lettergrepen. Traditionele poëzie is bijna altijd metrisch, moderne (vrije) poëzie meestal niet. Wanneer we een versregel hardop lezen, wordt snel duidelijk welke lettergrepen beklemtoond zijn. We horen dan in welke regelmaat het gedicht geschreven is. We onderscheiden daarbij versvoeten van 2 en van 3 lettergrepen. Een versvoet is een vaste combinatie van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Versvoeten van 2 lettergrepen Jambe zwak/sterk (v-) Vb: Het Wilhelmus Trochee sterk/zwak (-v) Dolk op wieken in een jasje van kobalt Ander voorbeeld: Sinterklaas kapoentje (Arie van den Berg) Versvoeten van 3 lettergrepen Anapest zwak/zwak/sterk (vv-) In het diepst van het woud t Was al herfst en erg koud Liep een heer in zijn eentje te dwalen (Piet Paaltjens) Dactylus sterk/zwak/zwak (-vv) Graauw is uw hemel en stormig uw strand, Naakt zijn uw duinen en effen uw velden, U schiep natuur met een stiefmoeders hand, Toch heb ik innig u lief, o mijn land! (E.J. Potgieter) Amfibrachys zwak-sterk-zwak (v-v) Wie weet van het spel van het kind en de vrouw (Hans Andreus) Een afwijking van het gekozen metrum noemen we een antimetrie (met name het geval wanneer een sterk beklemtoonde lettergreep op de plaats staat waar je een onbeklemtoonde zou verwachten). Het uitstoten van een onbeklemtoonde lettergreep om het metrum te behouden heet elisie. Wij sloegen hem aan t kruis. Zijn vingers grepen Wild om den spijker toen k den hamer hief - (M. Nijhoff) t kruis = elisie, Wild = anti-metrie, toen k = elisie 6

5 Bijzondere dichtvormen Hierna komen bij wijze van voorbeeld twee bijzondere dichtvormen aan de orde: sonnet, en limerick. Het sonnet Het sonnet is de traditionele dichtvorm bij uitstek. Het heet ook wel klinkdicht omdat het mooi moest klinken (Latijn 'sonare' = klinken). Beroemde beoefenaars zijn Dante en Petrarca (veertiende eeuw, Italië) en Shakespeare (zestiende eeuw, Engeland), maar het sonnet is ook nu nog een geliefde dichtvorm. Het is meestal een lyrisch gedicht. Sonnetten lenen zich heel goed voor ernstige, diepe gedachten, maar ook voor light verse. Hieronder kun je een serieus sonnet lezen en een parodie erop. Het sonnet bestaat uit veertien regels die meestal zijn verdeeld in twee strofen van vier regels (kwatrijnen), die samen het octaaf vormen, en twee strofen van drie regels (terzetten), die samen het sextet vormen. Het rijmschema is meestal abba/abba/cdc/dcd, maar er bestaan allerlei varianten. Tussen het octaaf en het sextet bestaat een bepaalde spanning, omdat er twee gedachten in worden besproken. Bijvoorbeeld: in het sextet staat het tegengestelde van wat in het octaaf wordt beweerd; het sextet bevat commentaar op het octaaf; het octaaf behandelt het algemene en het sextet het bijzondere; het octaaf geeft een oorzaak, het sextet het gevolg. Als gevolg daarvan is er altijd een wending in de tekst tussen die twee gedachten. Die wending kun je ook aanduiden met de Italiaanse term 'volta' of de Franse term 'chute'. De volta zit soms niet tussen het octaaf en het sextet maar halverwege het sextet. 'Sterfbed' is een serieus sonnet van Jean Pierre Rawie. Het wordt gevolgd door 'Sonnet' van Lucebert, een parodie op het genre. Dit is een komische overdrijving van sonnetten waarin het 'ik', het ego van de dichter centraal staat. Waarschijnlijk ergerde Lucebert zich aan al die sonnetten waarin de dichters hun persoonlijke gevoelens etaleerden (kunst als de 'allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie'). Door dat soort sonnetten tot de kale kern te herleiden, maakt hij ze belachelijk. Sterfbed Mijn vader sterft; als ik zijn hand vasthoud, voel ik de botten door zijn huid heen steken. zoek naar woorden, maar hij kan niet spreken en is bij elke ademtocht benauwd. Dus schud ik kussens en verschik de deken, waar hij met krachteloze hand in klauwt; ik blijf zijn kind, al word ik eeuwen oud, en blijf als kind voor eeuwig in gebreke. Wij volgen een voor een hetzelfde pad, en worden met dezelfde maat gemeten; ik zie mijzelf nu in zijn bed gezeten zoals hij bij zijn eigen vader zat: straks is hij weg, en heeft hij nooit geweten hoe machteloos ik hem heb liefgehad. Jean Pierre Rawie, Onmogelijk geluk, 1992 7

Sonnet Mij Mij Mij Mij Mijn Mijn Mijn Lucebert, Apocrief: de analphabetische naam, 1952 Limerick De limerick is een versje van vijf regels, genoemd naar de Ierse plaats Limerick. Het beschrijft een grappige, soms gewaagde situatie. Het rijmschema is aabba. De eerste, tweede en vijfde regel zijn even lang, de derde en vierde regel zijn korter. De eerste regel eindigt meestal met een plaatsnaam. De laatste regel bevat een vaak verrassende opmerking, de pointe. Er was eens een kaasboer in Gouda Die zat om de tafel zijn vrouw na Maar zei riep heel vief: Alles is relatief. Als ik iets harder loop, zit ik jou na! 8

4 INHOUDSKENMERKEN 1 Beeldspraak Dichters kunnen een gevoel of een gedachte verwoorden door een situatie rechtstreeks te beschrijven, in de hoop dat de lezer die gedachte of dat gevoel begrijpt. Maar ze kunnen ook door middel van beelden proberen een gevoel of gedachte weer te geven. Hier volgen achtereenvolgens voorbeelden van de eerste en van de laatste Zonder titel slapen en laat opstaan vet van het zweet duizelend en zonder woorden hete douche gevolgd door een koude en dan koffie en naar buiten staren Remco Campert, Alle bundels gedichten, 1979 Kwade morgen Vuil schuim van dromen aan de rand van de slaap Aangespoeld op een kust zonder éénpunt van herkenning, 'n Woestijn van een dag. Een giftige zon wet haar angel. Hans Andreus, Laatste gedichten, 1977 Campert en Andreus ervaren beiden de dag als een leegte. Ze hadden ook kunnen schrijven: iemand heeft slecht geslapen, wordt wakker en heeft moeite om aan de dag te beginnen, om de tijd te vullen. Maar dat deden ze gelukkig niet, want dat zou ons weinig zeggen. In plaats van direct te zeggen wat ze bedoelen, gebruiken ze een omweg, zij het een verschillende. Campert beschrijft wat je kunt waarnemen en kiest daarbij voor het veelzeggende. Andreus roept een bepaalde sfeer op door middel van beeldspraak. Hij ziet een overeenkomst tussen de werkelijkheid (wakker worden na een nachtmerrie, helemaal van slag zijn door de herinnering aan de droom) en het beeld (op het strand stappen waarbij het vuile schuim van de branding op je lichaam blijft plakken). Andreus drukt zijn gedachte niet direct uit, maar door middel van beelden. Er zijn verschillende vormen van beeldspraak. Hieronder volgen de meest voorkomende. 2 Beeldspraak berustend op overeenkomst In de eerste plaats zijn er vormen van beeldspraak die berusten op overeenkomst. Dat wil zeggen dat er een overeenkomst bestaat tussen wat de schrijver bedoelt en het beeld dat hij daarvoor gebruikt. We noemen vijf vormen. 1 Vergelijking met 'als'. Twee dingen die niet gelijk zijn aan elkaar, worden met elkaar in verband gebracht op grond van een eigenschap die aan allebei wordt toegeschreven. Voor deze vergelijking wordt het woord 'als' gebruikt. Zie bijvoorbeeld 'Aars poëtica' van Waskowsky: 'Dichten is net als koken'. In het gedicht staat het beeld (koken) en het bedoelde dat daarmee overeenkomst vertoont (dichten). 2 Vergelijking zonder 'als'. 'Als' (of 'zoals') wordt weggelaten uit de vergelijking, zodat twee dingen niet meer met elkaar worden vergeleken, maar eerder aan elkaar worden gelijkgesteld. Bijvoorbeeld: 'Dichten is fietsen op de Mont Ventoux' (Jan Kal). 9

3 Metafoor. Bij een vergelijking staan in het gedicht zowel het bedoelde als het beeld dat daarmee overeenkomst vertoont. Bij de metafoor daarentegen wordt het bedoelde vervangen door een beeld, op basis van een overeenkomstige eigenschap. Het bedoelde wordt dus niet rechtstreeks genoemd. Zie bijvoorbeeld dit gedicht: Dolk op wieken in een jasje van kobalt, Buik oranje... maar de oogwenk ziet Even maar een blauwe vlam Arie van den Berg, eerste strofe van 'IJsvogel, op het tienguldenbiljet uitgegeven door De Nederlandsche bank, 1997 (vormgeving Jaap Drupsteen, oplage driehonderd miljoen ex.) Alleen dankzij de titel weet je dat dit over de ijsvogel gaat. In het gedicht wordt alleen het beeld genoemd: de ijsvogel is vervangen door 'Dolk op wieken in een jasje van kobalt'. Kennelijk ziet de dichter een overeenkomst tussen de snavel waarmee die vogel jaagt en een dolk, en tussen de vleugels en wieken. De overeenkomstige eigenschap is dat het beide wapens zijn. Die overeenkomst versterkt de dichter door niet van een blauwe dolk te spreken, maar van een dolk van kobalt. Kobalt is volgens het woordenboek naast een blauwe verfstof ook een metaal. 4 Personificatie. Bij deze vorm van beeldspraak worden eigenschappen van personen toegekend aan een levenloos ding, aan planten, dieren of abstracte begrippen: 'Hier komt het ochtendgloren / dat spoken vreet.' (Leo Vroman). 5 Synesthesie. Dit betekent het vermengen van twee zintuiglijke indrukken. Voorbeelden zijn: 'oorverdovend zonlicht' (Lucebert; vermenging van gehoor en gezicht); 'donkere tonen' (gezicht en gehoor); 'zoete klanken' (smaak en gehoor); 'harde woorden' (tastzin en gehoor); 'scherp licht' (tastzin en gezicht). 3 Beeldspraak niet berustend op overeenkomst (metonymia) Er is ook beeldspraak die niet berust op een overeenkomst tussen beeld en bedoelde, maar op een ander verband. De aard van dat verband bepaalt om welke vorm van beeldspraak het gaat. De verzamelnaam voor deze vormen van beeldspraak is 'metonymia' (= naamsverwisseling). 1 Pars pro toto. Je noemt een deel en je bedoelt het geheel. Voorbeelden: 'de bemanning telt dertig koppen', 'om de hand van de dochter vragen'. 2 Totum pro parte. Je noemt het geheel en je bedoelt een deel. Voorbeelden: 'Nederland wint in de finale van Rusland', 'de klok stond stil', 'mijn fiets is lek'. 3 Je bedoelt de inhoud maar je noemt het voorwerp waar het in zit. Voorbeeld: 'geef mij nog een glas'. 4 Je noemt het materiaal maar je bedoelt het voorwerp. Voorbeelden: 'even mijn ijzers onderbinden', 'zij heeft goud gewonnen'. 5 Je noemt de maker en je bedoelt het gemaakte. Voorbeelden: 'bij ons hangt een Rembrandt in de gang', 'de nieuwe Mulisch is verschenen'. 10

11 4 Stijlfiguren Stijlfiguren zijn middelen om af te wijken van de gewone manier van zeggen, met de bedoeling een bepaald effect te bereiken. Hier volgen een paar veelvoorkomende stijlfiguren: 1 Opsomming. Voorbeeld: 'Zoals de koelte 's nachts langs lelies / en langs rozen / als wit koraal en parels diep in zee / zoals wat schoon is rustig schuilt / maar straalt wanneer ik schouwen wil / zo meen ik ook dat jij bent (Hanlo). 2 Herhaling. Voorbeeld: 'Tjielp tjielp - tjielp tjielp tjielp' (Hanlo). 3 Climax. Hierbij worden de onderdelen van een opsomming steeds krachtiger. Voorbeeld: 'Jonge sla' (zie punt 15). Het omgekeerde heet anticlimax. 4 Tegenstelling of antithese Voorbeeld: 'Alles kan ik verdragen, / (...) Maar jonge sla in september, nee' (zie punt 15). 5 Paradox. Een schijnbare tegenstelling. Voorbeeld: 'De laatsten zullen de eersten zijn.' (bijbel). 6 Cliché. Versleten beeldspraak of een dooddoener. Voorbeelden: 'reebruine ogen', 'een perzikachtige huid', 'de toekomst zal het leren', 'dat begrijp je later wel'. 7 Ironie. Niet al te kwetsende spot, waarbij het tegenovergestelde wordt gezegd van wat wordt bedoeld. Voorbeeld: 'daar ben ik werkelijk hard in' ('Jonge sla', zie punt 15). 8 Eufemisme. Een verzachtende uitdrukking, bedoeld om iets pijnlijks minder pijnlijk te laten klinken. Voorbeeld: 'het hoekje omgaan'. 9 Hyperbool of overdrijving. Voorbeeld: 'een stukje bos, ter grootte van een krant' (J.C. Bloem). 10. Understatement (onderdrijving) Iets minder belangrijk voorstellen dan het in werkelijkheid is; iets opzettelijk afzwakken. Voorbeeld: hij kan een aardig balletje trappen (over een profvoetballer) 11 Tautologie. Tweemaal hetzelfde uitdrukken met woorden van dezelfde woordsoort. Voorbeelden: 'frank en vrij', 'uitsluitend en alleen', 'belast en beladen'. 12 Pleonasme. Tweemaal hetzelfde uitdrukken met woorden van verschillende woordsoort. Voorbeelden: 'een witte schimmel', 'zoete suiker', 'valse voorwendsels'. 13 Retorische vraag. Een mededeling in de vorm van een vraag. Voorbeeld: 'Waar werd oprechter trouw / dan tussen man en vrouw / ter wereld ooit gevonden?' (Joost van den Vondel). 14 Woordspeling. Een woord of uitdrukking in twee betekenissen gebruiken. Voorbeeld: 'Zo begon hij [Edison, uitvinder van de gloeilamp] zelfs een keertje / Na het eten aan een peertje.' (Ivo de Wijs). 15 Parodie. Spottende nabootsing van een literair werk of een literaire stijl. Voorbeeld: zie de parodie op het gedicht 'Jonge sla'.

Jonge sla Alles kan ik verdragen, het verdorren van bonen, stervende bloemen, het hoekje aardappelen, kan ik met zien rooien, daar ben ik werkelijk hard in. Maar jonge sla in september, net geplant, slap nog, in vochtige bedjes, nee. Rutger Kopland, Alles op de fiets, 1969 12

5 OPDRACHT POEZIEANALYSE Als je een verslag van een gedicht moet schrijven, kun je als volgt te werk gaan: 1 Parafrase Lees het gedicht een paar keer nauwkeurig. Lees het ook een keer hardop, zodat je het rijm en het metrum hoort. Beschrijf in je eigen woorden waar het gedicht over gaat en wat het volgens jou betekent (eerste interpretatie(s) van het gedicht). Misschien heeft nog iemand dit gedicht gekozen. Bespreek dan met elkaar jullie interpretaties. 2Analyse Is het gedicht traditioneel of is het een vrij vers? Als het traditioneel is: Welke soorten rijm herken je? Wat is het eindrijmschema? Is het rijm origineel en verrassend of een voorspelbare dreun? Wat is het metrum? Is er ergens een antimetrie? Zo ja, wat is het effect? Is er enjambement? Wat is de functie ervan? Is er een regelmatige indeling in strofen? Is er sprake van beeldspraak? Zo ja, welke beeldspraak? Herken je stijlfiguren? Welke? N.B. Bij elk van bovenstaande punten is het handig als je een kort citaat in je leesverslag opneemt. 3 Interpretatie Is het gedicht open of gesloten? Wat is kenmerkend voor de vorm van dit gedicht? Zijn die kenmerken functioneel, dragen ze bij aan de betekenis van het gedicht? Wat dragen titel, beeldspraak en stijlfiguren bij aan de betekenis van het gedicht? Zoek informatie over de dichter of over het gedicht op. Kijk of die informatie je helpt bij de interpretatie van het gedicht. Kijk nog eens terug naar punt 1, naar je eerste indruk. Schrijf nu je definitieve interpretatie van het gedicht op. N.B. Onderbouw je interpretatie met citaten. 4Beoordeling Doet het gedicht je iets? Ligt dat aan de vorm of aan de betekenis? Wat vond je mooi/moeilijk/origineel in dit gedicht? N.B. Beargumenteer je oordeel op basis van je analyse en interpretatie. 13