VITA Module 11 kgt. Diagnostische toets



Vergelijkbare documenten
Samenvattingen. Samenvatting Thema 6: Regeling. Basisstof 1. Zenuwstelsel regelt processen:

Samenvatting Biologie Regeling

Examentrainer. Vragen vmbo-bk. Scan

H.6 regeling. Samenvatting

Regeling. Regeling is het regelen van allerlei processen in het lichaam. Regeling vindt plaats via twee orgaanstelsels: Zenuwstelsel.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 6 + 9: Regeling en Gedrag

6,7. Samenvatting door een scholier 1580 woorden 20 juni keer beoordeeld

REGELING. 1 G o e d g e r e g e l d. 2 Z e n u w s t e l s e l

R Verklaar alle antwoorden zo goed mogelijk

Theorie: Energieomzettingen (Herhaling klas 2)

Normwaarde = is een waarde die je af leest, zoals bij de thermostaat, zie je 19 graden staan dan is dat de normwaarde. Zo warm moet het zijn.

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit)

2 Elektriciteit Elektriciteit. 1 A De aal heeft ca 4000 elektrische cellen van 0,15 volt, die in serie geschakeld zijn.

1 Elektriciteit Oriëntatie 1.1 Elektrische begrippen Elektrische stroomkring

Inleiding 3hv. Opdracht 1. Statische elektriciteit. Noem drie voorbeelden van hoe je statische elektriciteit kunt opwekken.

Samenvatting Biologie Thema 4:

Hoe kun je de weerstand van voorwerpen vergelijken en bepalen?

7,3. Het zenuwstelsel. Zenuwcellen en zenuwen. Samenvatting door een scholier 1716 woorden 24 februari keer beoordeeld

3.4.3 Plaatsing van de meters in een stroomkring

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)

Opgave 1 Er zijn twee soorten lading namelijk positieve en negatieve lading.

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie.

VWO 4 kernboek B hoofdstuk 8

V5 Begrippenlijst Hormonen

Hfd 3 Stroomkringen. Isolator heeft geen vrije elektronen. Molecuul. Geleider heeft wel vrije elektronen. Molecuul.

2 ELEKTRISCHE STROOMKRING

Elektrische techniek

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

Onwillekurig of Autonoom Ingedeeld in parasympatisch en orthosympatisch

6.0 Elektriciteit 1

Samenvatting Biologie Basisstof 1 tot 10

Naam: Klas: Repetitie natuurkunde voor havo (versie A) Getoetste stof: elektriciteit 1 t/m 5

SYSTEMEN 11/3/2009. Deze toets bestaat uit 3 opgaven (28 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

VWO 4 kernboek B hoofdstuk 8

UNIFORM EINDEXAMEN MULO 2009

b. Bereken de vervangingsweerstand RV. c. Bereken de stroomsterkte door de apparaten.

Samenvatting Biologie Thema 6

QUARK_5-Thema-04-elektrische stroom Blz. 1. Grootheid Symbool Eenheid symbool Verband tussen eenheden Stroomsterkte I Ampère A 1 C

Examen VMBO-BB. natuur- en scheikunde 1 CSE BB. tijdvak 1 maandag 18 mei uur. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

Werkstuk Biologie Regeling en Gedrag.

3 keer beoordeeld 15 maart Regelkring van de lichaamstemperatuur is homeostase. Homeostase is een voorbeeld van zelfregulatie.

GEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 1. Het zenuwstelsel

Examenopgaven VMBO-BB 2004

Hier brandt de lamp. Klas:.. Hier brandt de lamp Blz 1 / 13 Cremers François, Boutsen Ingrid, Kenens Hilde

6,9. Samenvatting door een scholier 833 woorden 13 december keer beoordeeld. Natuurkunde 1.1

NASK1 SAMENVATTING ELEKTRICITEIT. Wanneer loopt er stroom? Schakelingen

Stroom, spanning en weerstand. Student booklet

Om een lampje te laten branden moet je er een elektrische stroom door laten lopen. Dat lukt alleen, als je een gesloten stroomkring maakt.

b Geluid waarnemen, meten en omzetten in elektrische spanning.

Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na

Zenuwstelsel a3. Wat kun je hier intekenen wat goed weergeeft waar dit hoofdstuk over gaat?

4 keer beoordeeld 30 mei 2017

Energie : elektriciteit : stroomkringen

5,6. Samenvatting door R woorden 24 januari keer beoordeeld. 1 Een stoomkring maken.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-II

Opgave 5 V (geschreven als hoofdletter) Volt (voluit geschreven) hoeft niet met een hoofdletter te beginnen (volt is dus goed).

b. Bereken de vervangingsweerstand RV. c. Bereken de stroomsterkte door de apparaten.

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

hoofdstuk 1 Elektriciteit.

Stroom uit batterijen

Over jezelf. Begripstest Elektriciteit BEGIN DE TEST [DOELGROEP: VMBO EN HAVO/VWO-ONDERBOUW]

Elektriciteit. Hoofdstuk 2

6 Schakelingen. Lading en spanning. Nova. Leerstof. Toepassing

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie.

Elektriciteit Inhoud. Elektriciteit demonstraties

Inleiding. Bron: Nationale Drugsmonitor Jaarbericht Uitgave van Trimbosinstituut

DEZE TAAK BESTAAT UIT 40 ITEMS. WEEFSELS EN ORGANEN. De afbeeldingen geven twee typen cellen weer. De foto geeft een plant weer.

Werking van een zekering

Alles om je heen is opgebouwd uit atomen. En elk atoom is weer bestaat uit protonen, elektronen en neutronen.

2. maximumscore 1 Het antwoord moet de notie bevatten dat het anders levensgevaarlijk is om de mast aan te raken.

VWO Module E1 Elektrische schakelingen

Examentraining HAVO5 Oriëntatietoets 1

Elektriciteit, wat is dat eigenlijk?

Condensator. Het hellingsgetal a is constant. Dit hellingsgetal noemen we de capaciteit van de condensator C. Er geldt dus: C = Q U

Profielwerkstuk Natuurkunde Weerstand en temperatuur

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2008-II

Condensator. Het hellingsgetal a is constant. Dit hellingsgetal noemen we de capaciteit van de condensator C. Er geldt dus: C = Q U

6.2 Elektrische energie en vermogen; rendement

Elektrische energie en elektrisch vermogen

INLEIDING. Veel succes

Signalen stroom, spanning, weerstand, vermogen AC, DC, effectieve waarde

verbrandingsgassen uit. Waarom is het gebruik van elektriciteit als energiebron niet altijd goed voor het milieu?

natuur- en scheikunde 1 CSE BB

Glas en barnsteen hebben een tegengestelde lading als ze opgewreven zijn, de lading van gewreven glas noem je positief.

Samenvatting Biologie voor Jou 1B Thema 6 Waarnemen, regeling en gedrag. Zintuig = orgaan dat reageert op prikkels uit de omgeving

6,1. 1.3: Tabellen en diagrammen. 1.4: Meetonzekerheid. Samenvatting door een scholier 906 woorden 13 januari keer beoordeeld.

Elektrische stroomkring. Student booklet

Leergebied: West Nederland. Besturing. In oude tijden droegen de mensen geen horloges. Toch konden ze de tijd meten!

Leereenheid 1. Diagnostische toets: Soorten spanningen. Let op!

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 25 juli 2015 dr. Brenda Casteleyn

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Samenvatting Biologie voor Jou 2A Thema 4 Waarnemen en regeling

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

Practicum Zuil van Volta

inkijkexemplaar Energie voor de lamp Techniek 1

Lokaliseren van storingen. Student booklet

havo practicumboek natuurkunde

Hoofdstuk 25 Elektrische stroom en weerstand

Natuurkunde Overal vwo deel 1 Samenvatting hoofdstuk 1 Verbanden met druk

Transcriptie:

VITA Module 11 kgt Diagnostische toets

BASISSTOF 2 Regelen 1 Een blokschema verloopt volgens een bepaalde volgorde. Zet de volgende onderdelen van een blokschema in de juiste volgorde. a input b input registreren c output d output genereren e verwerking 2 Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: eenheid grootheid meetwaarde meting normwaarde signaal. Let op: twee woorden kunnen meerdere keren gebruikt worden en er blijven drie woorden over! Bij een systeem is de input een. Als de input geregistreerd wordt, gaat er een naar de verwerking. Bij de verwerking wordt de input soms vergeleken met de. Van de verwerking gaat een naar het blok output genereren. De output is een. 3 In tabel 1 staan drie onderdelen van een blokschema. Noteer bij deze onderdelen de juiste term. Kies uit: actuator normwaarde sensor. onderdelen van een blokschema input registreren output genereren verwerking Tabel 1 Onderdelen van een blokschema. termen 2

4 Irfan steekt de straat over en ziet een scooter hard aan komen rijden. Hij springt daarom snel op de stoep. In tabel 2 staan de verschillende onderdelen van dit systeem. In de eerste kolom staan gebeurtenissen van Irfan. Welk deel van het systeem is hierbij betrokken? Zet een kruisje in de juiste kolom. gebeurtenissen input sensor verwerker actuator output beenspieren worden gestimuleerd hersenen werken ogen zien scooter wordt gezien Irfan springt Tabel 2 Wegspringen voor een scooter. 5 Er bestaan verschillende systemen: meetsystemen, stuursystemen en regelsystemen. In tabel 3 staan enkele voorbeelden van systemen. Bij welk type systeem horen ze? Zet een kruisje in de juiste kolom. voorbeeld meetsysteem stuursysteem regelsysteem de kilometerteller in een auto een fietser op een fiets een centrale verwarming met thermostaat een open haard een koortsthermometer de hoogte van het water in de stortbak van een wc Tabel 3 Drie systemen. 6 In tabel 4 staan beweringen over negatieve terugkoppeling. Kruis aan of de beweringen juist of onjuist zijn. bewering juist onjuist Bij negatieve terugkoppeling blijft de output vlak bij de normwaarde. Bij negatieve terugkoppeling kan het systeem niet uit de hand lopen. Negatieve terugkoppeling is alleen te vinden in apparaten, niet in mensen. Bij negatieve terugkoppeling moet een normwaarde zijn ingesteld. Tabel 4 Terugkoppeling. 3

BASISSTOF 3 Elektriciteit en sensoren 1 Streep de onjuiste woorden door. Als je een voorwerp opwrijft met een doek, wordt het meestal STATISCH / DYNAMISCH / POSITIEF geladen. Tussen een geladen en een ongeladen voorwerp kan een ONTLADING / VONK / AANTREKKINGSKRACHT overspringen. 2 Geladen voorwerpen kunnen elkaar aantrekken of afstoten. In tabel 5 staan telkens twee voorwerpen. Trekken ze elkaar aan of stoten ze elkaar af? Zet een kruisje in de juiste kolom. voorwerpen trekken elkaar aan stoten elkaar af een negatief geladen en een ongeladen voorwerp een positief geladen en een negatief geladen voorwerp een positief geladen en een ongeladen voorwerp twee negatief geladen voorwerpen twee positief geladen voorwerpen Tabel 5 Aantrekken of afstoten? 3 Beantwoord de volgende meerkeuzevragen. 1 Pas in de negentiende eeuw kon men elektrische apparaten gaan gebruiken. Waardoor was dat zo? [ ] Doordat men toen elektriciteit kon opslaan in Leidse flessen. [ ] Doordat toen de dynamo werd uitgevonden. [ ] Doordat toen de elektriseermachine werd uitgevonden. [ ] Doordat toen de statische elektriciteit werd ontdekt. 2 In afbeelding 1 staat een symbool voor een component van een stroomkring. Afb. 1 Van welke component is dit het symbool? [ ] een batterij [ ] een lampje [ ] een spanningsmeter [ ] een voltmeter 4

3 In afbeelding 2 staat een symbool voor een component van een stroomkring. Afb. 2 Van welke component is dit het symbool? [ ] een batterij [ ] een voedingskastje [ ] een spanningsmeter [ ] een stroomdraad 4 In afbeelding 3 staat een symbool voor een component van een stroomkring. A Afb. 3 Van welke component is dit het symbool? [ ] een batterij [ ] een lampje [ ] een spanningsmeter [ ] een stroomsterktemeter 5 In afbeelding 4 staan drie schema s. Schema 1 Schema 2 Schema 3 Afb. 4 Drie schema s van een stroomkring. 5

In welke schema s is een stroomkring juist getekend? [ ] alleen in schema 1 [ ] alleen in schema 2 [ ] alleen in schema 3 [ ] alleen in schema 1 en 2 [ ] alleen in schema 1 en 3 [ ] alleen in schema 2 en 3 [ ] in alle schema s [ ] in geen enkel schema 4 In tabel 6 staan beweringen over een gloeilamp. Kruis aan of de beweringen juist of onjuist zijn. bewering juist onjuist Een gloeilamp zet elektrische energie om. Door de gloeidraad in een gloeilamp gaat stroom. Een gloeilamp is eigenlijk ook een soort kachel. Een gloeilamp werkt alleen op een dynamo. Tabel 6 Een gloeilamp. 5 Streep de onjuiste woorden door. In een stroomkring zitten onder andere COMPONENTEN / ELEKTRONEN. Een stroomkring heet ook wel een COMPONENT / SCHAKELING. In een stroomkring is in elk geval een DYNAMO / SPANNINGSBRON aanwezig. Een voedingskastje is een voorbeeld van een SPANNINGSBRON / COMPONENT. 6 In tabel 7 staan tien kenmerken van spanning en/of stroomsterkte. Zijn dit kenmerken van spanning, van stroomsterkte, van beide of geen van beide? Zet een kruisje in de juiste kolom of kolommen. kenmerk spanning stroomsterkte De eenheid is ampère. De eenheid is ohm. Het is een eigenschap van de spanningsbron. Het is een maat voor de energie die elk elektron van de spanningsbron meekrijgt. Het is een maat voor het aantal elektronen dat per seconde uit de spanningsbron komt. Het symbool is I. Het symbool is U. Je kunt het meten met een ampèremeter. Je kunt het meten met een multimeter. Je kunt het meten met een voltmeter. Tabel 7 Spanning of stroomsterkte? 6

7 Beantwoord de volgende meerkeuzevragen. 1 In afbeelding 5 staan drie schema s. Schema 1 Schema 2 Schema 3 Afb. 5 Het gebruik van een spanningsmeter en een stroomsterktemeter. In welke schema s zijn de spanningsmeter en de stroomsterktemeter op de goede manier aangesloten? [ ] alleen in schema 1 [ ] alleen in schema 2 [ ] alleen in schema 3 [ ] alleen in schema 1 en 2 [ ] alleen in schema 1 en 3 [ ] alleen in schema 2 en 3 [ ] in alle schema s [ ] in geen enkel schema In afbeelding 6 zie je een voltmeter. Afb. 6 Een voltmeter. Vraag 2 en 3 gaan over deze meter. 2 Wat is het maximale bereik van deze meter? [ ] 0 0,6 V [ ] 0 6,0 V [ ] 0 30 V [ ] 0,3 V [ ] 3,0 V [ ] Dat kun je niet uit de afbeelding afleiden. 7

3 Welke spanning geeft deze meter aan? [ ] 0,3 A [ ] 0,6 V [ ] 1,2 V [ ] 3,0 V [ ] 15 V 4 In afbeelding 7 staan vier grafiekjes. Afb. 7 Het verband tussen de weerstand en de lichtsterkte (1 en 2) en de temperatuur (3 en 4). Welke grafiek hoort bij een NTC-weerstandje en welke grafiek hoort bij een LDR-weerstandje? NTC-weerstandje LDR-weerstandje [ ] grafiek 1 grafiek 2 [ ] grafiek 1 grafiek 3 [ ] grafiek 1 grafiek 4 [ ] grafiek 2 grafiek 3 [ ] grafiek 2 grafiek 4 [ ] grafiek 3 grafiek 4 8 In tabel 8 staan beweringen over geleiding van elektriciteit. Kruis aan of deze beweringen juist of onjuist zijn. bewering juist onjuist Een weerstandje laat geen stroom door. Het symbool voor weerstand is W. Isolatoren hebben een lage weerstand. Materialen die stroom slecht doorlaten, heten isolatoren. Metalen geleiden stroom (vrij) goed. Metalen zijn isolatoren. Tabel 8 Weerstand. 8

9 In tabel 9 staan vier voorbeelden van het gebruik van elektriciteit. De belangrijkste taak van elektriciteit in een apparaat is het transporteren van energie of het transporteren van informatie. Wat is de belangrijkste taak van de elektriciteit in de genoemde voorbeelden? Zet een kruisje in de juiste kolom. voorbeeld Autolampen zijn verbonden met de accu. Een lege benzinetank laat een lampje branden op het dashboard. Een stoplicht wordt aangestuurd vanuit een schakelkast langs de weg. Een stoplicht staat op rood. Tabel 9 Transport van energie of van informatie? transport van energie transport van informatie 9

BASISSTOF 4 Regeling door het zenuwstelsel 1 In tabel 10 staan beweringen over het zenuwstelsel. Kruis aan of deze beweringen juist of onjuist zijn. bewering juist onjuist De hersenstam behoort tot het centrale zenuwstelsel. Een gevoelszenuw geleidt impulsen naar het ruggenmerg of de hersenen. Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen. Het zenuwstelsel verwerkt impulsen afkomstig van zintuigen. Tabel 10 Het zenuwstelsel. 2 Beantwoord de volgende meerkeuzevragen. 1 Hier staan drie bewegingen die je met je been kunt maken. 1 Je been snel optrekken doordat net een spijker door je schoenzool heen in je voet komt. 2 Je been optillen om de veters van je schoen vast te maken. 3 Terwijl je rechtop staat je been onbewust verplaatsen omdat je je evenwicht dreigt te verliezen. Welke van deze bewegingen van je been worden veroorzaakt door een reflex? [ ] alleen de bewegingen 1 en 2 [ ] alleen de bewegingen 1 en 3 [ ] alleen de beweging 1 [ ] de bewegingen 1, 2 en 3 Iemand prikt zich aan een doorn en trekt in een reflex zijn hand terug (afbeelding 8). Over deze reflex gaan de vragen 2 en 3. Afb. 8 Au! 10

2 Bij de reflex van afbeelding 8 zijn de volgende cellen betrokken: 1 bewegingszenuwcellen 2 gevoelszenuwcellen 3 schakelcellen 4 spiercellen 5 zintuigcellen In welke volgorde zijn deze cellen bij het optreden van deze reflex betrokken? [ ] 2 5 4 3 1 [ ] 4 1 3 2 5 [ ] 5 1 2 3 4 [ ] 5 2 3 1 4 3 Waar liggen de schakelcellen in deze reflexboog? [ ] in de grote hersenen [ ] in de kleine hersenen [ ] in de hersenstam [ ] in het ruggenmerg 4 In afbeelding 9 is een krantenartikel weergegeven. Van onze verslaggever Commissaris K. had afgelopen vrijdag blijkbaar te veel gedronken. Volgens ooggetuigen kwam hij lallend uit café De Beurs. Waggelend liep hij naar zijn auto en stapte in. Het duurde zeker drie minuten voordat hij het sleuteltje in het contactslot kreeg. Daarna scheurde hij weg. Zijn rit, zigzaggend over de weg, duurde echter niet lang. Na tweehonderd meter stond hij stil tegen een dikke betonnen paal. Wonder boven wonder kroop de commissaris uit het wrak van zijn auto, nog altijd lallend. De politie constateerde later dat de commissaris inderdaad te veel alcohol in zijn bloed had. Afb. 9 Een krantenartikel. Blijkt uit de tekst van dit artikel dat alcohol invloed heeft op de grote hersenen? En op de kleine hersenen? [ ] Er is alleen invloed op de grote hersenen. [ ] Er is alleen invloed op de kleine hersenen. [ ] Er is invloed op de grote en kleine hersenen. [ ] Er is geen enkele invloed op de hersenen. 5 Als er een vuiltje in je oog komt, knipper je met je oogleden. Via welk deel van het centrale zenuwstelsel verlopen de impulsen bij deze ooglidreflex? [ ] de grote hersenen [ ] de kleine hersenen [ ] de hersenstam 11

3 In tabel 11 staan de drie typen zenuwcellen. Beantwoord de vragen door kruisjes te zetten in de juiste kolom(men). vragen bewegingszenuwcellen gevoelszenuwcellen schakelcellen Welke zenuwcellen geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar klieren? Welke zenuwcellen liggen in hun geheel in het centrale zenuwstelsel? Welke zenuwcellen komen voor in het hoofd van een mens? Tot welk type zenuwcellen behoort de cel die in afbeelding 10 met Q is aangegeven? Tabel 11 De drie typen zenuwcellen. Afb. 10 Een deel van een spier met enkele zenuwcellen (schematisch). 12

BASISSTOF 5 Regeling door hormonen 1 In tabel 12 staan beweringen over hormonen. Kruis aan of deze beweringen juist of onjuist zijn. bewering juist onjuist De eilandjes van Langerhans maken glucose. Een ander woord voor het glucosegehalte van het bloed is bloedsuikerspiegel. Onder invloed van adrenaline wordt glycogeen omgezet in glucose. De schildklier verbrandt glucose. De hypofyse regelt de hoeveelheid schildklierhormoon. Tabel 12 Hormonen. 2 Beantwoord de volgende meerkeuzevragen. 1 Bij een man produceren de teelballen hormonen. Als een man wordt gesteriliseerd, worden de zaadleiders onderbroken (afbeelding 11). Afb. 11 Zaadleiders onderbroken. Verandert er bij deze man iets aan de productie en de werking van de hormonen uit de teelballen? Zo ja, wat? [ ] Nee, er verandert niets. [ ] Ja, de teelballen kunnen geen hormonen meer produceren. [ ] Ja, de hormonen uit de teelballen kunnen niet meer worden afgevoerd, waardoor ze onwerkzaam zijn. 13

2 In afbeelding 12 is de ligging van enkele hormoonklieren bij een vrouw getekend. Afb. 12 De ligging van enkele hormoonklieren. Welk cijfer geeft de plaats aan waar de eilandjes van Langerhans liggen? [ ] cijfer 1 [ ] cijfer 2 [ ] cijfer 3 3 De hormonen insuline en glucagon hebben beide invloed op het glucosegehalte van het bloed. Is de invloed van deze hormonen op het glucosegehalte van het bloed hetzelfde of tegengesteld? [ ] De invloed is hetzelfde. [ ] De invloed is tegengesteld. [ ] Soms hetzelfde, soms tegengesteld. 4 Welke invloed heeft insuline op het glucosegehalte van het bloed? [ ] Onder invloed van insuline wordt het glucosegehalte verhoogd. [ ] Onder invloed van insuline wordt het glucosegehalte verlaagd. [ ] Insuline heeft geen invloed op het glucosegehalte. 5 Gedurende enige tijd wordt bij Maud het glucosegehalte van het bloed bepaald. Het verband tussen het glucosegehalte van het bloed en de tijd wordt uitgezet in een diagram (afbeelding 13). Afb. 13 Het glucosegehalte van het bloed van Maud. 14

Tussen de tijdstippen t 1 en t 2 neemt bij Maud een bepaald hormoon toe. Welk hormoon is dat? [ ] insuline [ ] glucagon [ ] schildklierhormoon 6 Welk hormoon wordt bij een suikerpatiënt onvoldoende geproduceerd? [ ] insuline [ ] glucagon [ ] schildklierhormoon 7 Bij kinderen met afwijkingen in de productie van hormonen kunnen de volgende verschijnselen optreden: 1 Ze groeien minder goed. 2 Ze vermageren sterk. 3 Ze worden sneller moe. Welk van deze verschijnselen kunnen worden veroorzaakt door een verlaagde productie van schildklierhormoon? [ ] alleen verschijnsel 3 [ ] alleen de verschijnselen 1 en 2 [ ] alleen de verschijnselen 2 en 3 [ ] de verschijnselen 1, 2 en 3 8 Jim gebruikt een maand voedsel zonder jood; verder blijven de hoeveelheid voedsel en de samenstelling van het voedsel gelijk. Zal in deze maand de verbranding van glucose bij Jim afnemen? [ ] Ja, de verbranding zal afnemen. [ ] Nee, de verbranding blijft gelijk want jood heeft hier niets mee te maken. [ ] Nee, de verbranding zal toenemen. 15

BASISSTOF 6 Ontregeling door drugs 1 Beantwoord de volgende vragen. In afbeelding 14 staat een schema van de invloed van endorfine. Afb. 14 De invloed van endorfine. De vragen 1 t/m 4 gaan over dit schema. Streep de onjuiste antwoorden door. 1 De werking van endorfine wordt nagebootst door VERDOVENDE / OPWEKKENDE middelen. 2 Endorfine REMT / STIMULEERT de werking van GABA. 3 GABA REMT / STIMULEERT de werking van dopamine. 4 De werking van opium is vergelijkbaar met de werking van ENDORFINE / GABA / DOPAMINE. 2 In tabel 13 staan omschrijvingen van bepaalde woorden. Noteer de woorden op de juiste plaats. Gebruik daarbij: blowen crack dopamine gewenning hennepplant high opium THC. omschrijving Als je een tijdje een drug gebruikt, heb je er steeds meer van nodig voor het prettige gevoel. Cocaïne die je kunt roken. Als je cocaïne gebruikt komt er meer van deze stof in de hersenen. Voorbeeld van een verdovend middel. Als je door cannabis veel moet lachen. De werkzame stof in cannabis. Hiervan wordt hasj gemaakt. Het roken van cannabis. Tabel 13 Drugs. woord 3 Streep de onjuiste antwoorden door. 1 XTC gebruik je in de vorm van DRUPPELS / EEN INJECTIE / PILLEN / SIGARETTEN. 2 Een andere naam voor een bewustzijn-verruimend middel is DRUG / TRIPMIDDEL / WIET. 3 De werking van paddo s lijkt op die van CANNABIS / COCAÏNE / LSD / OPIUM / XTC. 4 Als je paddo s gebruikt kun je last krijgen van wanen en hallucinaties. Deze verschijnselen samen heten een BAD TRIP / BLACK-OUT / PSYCHOSE. 16

4 Beantwoord de volgende meerkeuzevragen. Het gebruik van XTC in combinatie met alcohol is extra gevaarlijk. Je kunt namelijk oververhit raken. Hierover gaan vraag 1 en 2. 1 Welk orgaan wordt of welke organen worden vooral beschadigd door oververhitting? [ ] je hart [ ] je hersenen [ ] je nieren [ ] je spieren 2 Waardoor ontstaat deze oververhitting? [ ] Door de alcohol houd je vocht vast, waardoor je minder kunt zweten. Door de XTC raak je je lichaamswarmte niet zo goed kwijt. [ ] Door de alcohol verlies je vocht, waardoor je minder kunt zweten. Door de XTC raak je je lichaamswarmte niet zo goed kwijt. [ ] Door de XTC houd je vocht vast, waardoor je minder kunt zweten. Door de alcohol raak je je lichaamswarmte niet zo goed kwijt. [ ] Door de XTC verlies je vocht, waardoor je minder kunt zweten. Door de alcohol raak je je lichaamswarmte niet zo goed kwijt. 17

BASISSTOF 7 Regelingen in de levende natuur 1 Streep de onjuiste antwoorden door. 1 Het plantenhormoon ABA / AUXINE zorgt voor de groei in een stengel van een plant. 2 Bij een zaad dat ontkiemt, groeit de stengel altijd in de richting van HET LICHT / DE ZWAARTEKRACHT. 2 Beantwoord de volgende meerkeuzevragen. 1 Bij zaadrust wordt een bepaald hormoon geremd door een ander hormoon. Het zaad ontkiemt dan niet. Welke hormonen worden bedoeld? [ ] ABA remt auxine. [ ] Auxine remt ABA. [ ] Auxine remt GA. [ ] GA remt auxine. 2 Enkele omgevingsfactoren zijn: de hoeveelheid licht, de hoeveelheid water en de temperatuur. Welke factoren kunnen invloed hebben op het stoppen van de zaadrust? [ ] alleen de hoeveelheid water [ ] alleen de hoeveelheid licht en de hoeveelheid water [ ] alleen de hoeveelheid licht en de temperatuur [ ] de hoeveelheid licht, de hoeveelheid water en de temperatuur 3 De zaadrust wordt beëindigd als een bepaald hormoon in grote hoeveelheden aanwezig is. Welk hormoon heeft tot gevolg dat een zaad gaat kiemen? [ ] ABA [ ] auxine [ ] ethyleen [ ] GA 4 Als het in de herfst kouder wordt, veranderen bepaalde cellen van een plant. Hierdoor kunnen ze een stof niet meer opnemen. Welke cellen zijn dat? Welke stof kunnen ze niet meer opnemen? [ ] Huidmondjes; deze kunnen geen water meer opnemen. [ ] Huidmondjes; deze kunnen geen zuurstof meer opnemen. [ ] Wortelharen; deze kunnen geen water meer opnemen. [ ] Wortelharen; deze kunnen geen zuurstof meer opnemen. 5 In de herfst wordt tussen een tak en de bladsteel een laagje kurk gemaakt. Hierdoor laat het blad van de boom los. Onder invloed van welk hormoon wordt een kurklaagje gevormd? [ ] ABA [ ] auxine [ ] ethyleen [ ] GA 18

6 In de lente en zomer vallen de bladeren niet af doordat een bepaald hormoon in grote hoeveelheden aanwezig is. Welk hormoon remt het afvallen van de bladeren? [ ] ABA [ ] auxine [ ] ethyleen [ ] GA 7 Bladeren krijgen in de herfst andere kleuren. Dit komt doordat bomen een bepaalde stof uit de bladeren halen. Welke stof wordt door de bomen uit de bladeren gehaald? [ ] auxine [ ] bladgroen [ ] water [ ] zetmeelkorrels 3 In tabel 14 staan enkele eigenschappen van plantenhormonen. Welk hormoon heeft een bepaalde eigenschap? Zet een kruisje in de juiste kolom. eigenschap ABA auxine ethyleen GA remt auxine in zaden remt ethyleen in bladeren stimuleert de aanmaak van een kurklaagje stimuleert de groei van cellen stimuleert de ontkieming van zaden Tabel 14 Plantenhormonen. 4 Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: bacteriën concurrentie emigratie gast gastheer groep immigratie populatie parasieten. Let op: er blijven vijf woorden over! Een vossen bestaat uit enkele families die in een bepaald gebied wonen. Als de onderlinge te groot is, kunnen sommige vossen besluiten weg te trekken. Door deze daalt het aantal vossen in een gebied. In jaren dat er weinig vossen zijn, kan het aantal vossen weer stijgen door. 19

5 Sneeuwhazen in Canada worden gegeten door lynxen. In afbeelding 15 zie je hoe het aantal sneeuwhazen en lynxen voortdurend is veranderd. Afb. 15 Het aantal sneeuwhazen en lynxen in Canada. Streep in de volgende zinnen de onjuiste woorden door. 1 Als het aantal lynxen toeneemt, neemt daarna het aantal sneeuwhazen TOE / AF. 2 Als het aantal sneeuwhazen toeneemt, neemt daarna het aantal lynxen TOE / AF. 3 In afbeelding 15 komt de piek van het aantal lynxen altijd VOOR / NA de piek van het aantal sneeuwhazen. 4 De GESTIPPELDE / GESTREEPTE lijn geeft het aantal sneeuwhazen aan. 20

BASISSTOF 8 Meten, sturen en regelen in de techniek 1 Een sensor kan alleen een laag of hoog signaal geven, of elk willekeurig signaal (binnen een bepaald bereik). In tabel 15 staan enkele voorbeelden. Welk signaal geeft de sensor bij deze voorbeelden? Zet een kruisje in de juiste kolom. voorbeeld Een sensor kijkt of er iemand voor de deur staat. Een sensor meet de temperatuur. Een sensor ziet of er een fles langskomt op de lopende band. Tabel 15 Sensoren. de sensor geeft alleen laag of hoog de sensor kan elke waarde geven 2 Streep de onjuiste woorden door. 1 In het verwerkingsblok kan een COMPARATOR / SENSOR / ACTUATOR / TELLER zitten. 2 Een comparator VERMENIGVULDIGT / VERGELIJKT het signaal uit het INPUTBLOK / OUTPUTBLOK met de SENSORWAARDE / MEETWAARDE / NORMWAARDE. 3 Een teller registreert alle HOGE / LAGE signalen die uit het INPUTBLOK / OUTPUTBLOK komen. 3 In tabel 16 staan vijf uitspraken over verschillende ovens. Een oven kan alleen een meetsysteem, stuursysteem of regelsysteem bevatten. Welk systeem zit er in de verschillende ovens? Beantwoord deze vraag bij elke uitspraak. Zet een kruisje in de juiste kolom. uitspraken De mens bij de oven zal zelf de brander moeten aan- en uitschakelen. De mens bij de oven zal zelf de brander moeten uitschakelen. De oven kan veel te warm worden doordat er geen terugkoppeling is. De oven zal op een gewenste temperatuur blijven. Er is wel informatie over de temperatuur in de oven maar daar doet de oven zelf niks mee. Tabel 16 Uitspraken over ovens. deze oven heeft een meetsysteem stuursysteem regelsysteem 21

4 Met een teller kan het aantal passerende producten op een lopende band geteld worden. Hier staan zes zinnen over onderdelen van dit systeem. Zet de zinnen in de juiste volgorde. a Aan de ene kant van de band staat een lichtbron. b Als een product voorbij komt, krijgt de lichtsensor even geen licht. c Daartegenover staat een lichtsensor. d Dat signaal gaat naar de teller. e De sensor geeft dan een laag signaal. f Met een invertor wordt dit signaal omgezet in een hoog signaal. 5 In tabel 17 staan tien uitspraken over drie ouderwetse sensoren: een bimetaal, een veiligheidsventiel en een zekering. Bij elke uitspraak horen één of twee sensoren. Zet kruisjes in de juiste kolom. uitspraken bimetaal veiligheidsventiel zekering bestaat uit twee laagjes bevat een springveer kan een stroomkring onderbreken kan smelten komt nooit meer in de oude situatie terug reageert op druk reageert op warmte trekt krom werkt dankzij het verschil in uitzetten van verschillende materialen zit op een snelkookpan Tabel 17 Ouderwetse sensoren. 22