GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 24 juli 2003 in de zaak onder rekestnummer 90/2003 GDW van: destijds toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te, thans gerechtsdeurwaarder te APPELLANT, t e g e n gerechtsdeurwaarder te en oud-gerechtsdeurwaarder te gerechtsdeurwaarder te en gerechtsdeurwaarder te, GEïNTIMEERDEN. 1. Het verloop van de procedure 1.1. Op 20 januari 2003 is ter griffie van het hof alhier ingekomen een geschrift met een bijlage- van appellant, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, waarbij hij tijdig hoger beroep instelt tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 10 december 2002. Het appèlschrift is overeenkomstig het bepaalde in artikel 45, tweede lid, Gerechtsdeurwaarderswet, verder te noemen Gdw, voorzien van een afschrift van de bestreden beslissing, welk afschrift de gerechtsdeurwaarder ter zitting in hoger beroep heeft overgelegd. 1.2. Bij die met redenen omklede beslissing heeft de kamer de klachten van geïntimeerden, verder te noemen de klagers, gegrond verklaard onder oplegging van de maatregel van berisping aan de gerechtsdeurwaarder, met de aanzegging dat, indien andermaal door hem één van de in artikel 34, eerste lid, Gdw bedoelde
2 handeling en/of verzuimen zal worden gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen. 1.3. Klagers sub 1 en 3 hebben bij brief van 26 maart 2003 een verweerschrift ingediend. Klager sub 4 heeft bij faxbericht van 26 maart 2003 eveneens een verweerschrift ingediend. 1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 mei 2003, alwaar is verschenen de gerechtsdeurwaarder. Klager sub 1, 3 en 4 hebben schriftelijk aangekondigd niet te zullen verschijnen. Klagers zijn hierop niet verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft het woord gevoerd aan de hand van overgelegde en bij de stukken gevoegde pleitaantekeningen. Voorts heeft hij nog een kopie overgelegd van een gedeelte van de notulen van de algemene ledenvergadering van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders op 26 oktober 2002. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de behandeling van de zaak in eerste aanleg, alsmede van de hiervoor vermelde stukken. 3. De feiten 3.1. Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in haar beslissing onder rubriek Gronden van de beslissing 1. De Feiten heeft vastgesteld, met inachtneming van het volgende. 3.2. De gerechtsdeurwaarder heeft geklaagd over de feitenvaststelling door de kamer met betrekking tot de brief van 15 januari 2002. Het hof zal op deze klacht terugkomen bij de beoordeling.
3 3.3. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer voor het overige geen bezwaar gemaakt, zodat het hof, mede gelet op het voorgaande, ook van die feiten uitgaat. 4. Het standpunt van klagers 4.1. Kort samengevat verwijten klagers de gerechtsdeurwaarder het volgende. De gerechtsdeurwaarder doet het in zijn correspondentie voorkomen of hij al tot gerechtsdeurwaarder zou zijn benoemd, terwijl hij nog toegevoegd kandidaatgerechtsdeurwaarder was. Bovendien heeft hij al een postbus opengesteld om reeds voor de benoeming ambtelijke opdrachten te krijgen, waartoe hij wervende brieven schrijft. 4.2. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder in zijn brief van 11 april 2002 op zijn minst de indruk gewekt dat het kantoor van gerechtsdeurwaarder. en dat van niet meer daadkrachtig zou kunnen optreden. 4.3. Tenslotte heeft de gerechtsdeurwaarder ten onrechte in een advertentieblad gemeld dat.., die binnen zijn deurwaardersgroep werkzaam is, door de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (destijds Koninklijke Vereniging voor Gerechtsdeurwaarders genaamd) is aangewezen als huurspecialist. Een docent van de Beroepsorganisatie heeft aan..na afloop van een cursus huurrecht medegedeeld dat hij,,,,, zich na afloop van de cursus huurspecialist mocht noemen. 5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder 5.1. De gerechtsdeurwaarder heeft betoogd dat.. niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat hij geen, dan wel een onvoldoende onderbouwd belang heeft bij zijn klacht. 5.2. De gerechtsdeurwaarder is van mening dat hem geen onzorgvuldig handelen kan worden verweten. Hij heeft naar eigen zeggen volledig in de geest van het vrijere vestigingsbeleid van gerechtsdeurwaarders gehandeld.
4 De Commissie van Deskundigen had hem verzocht zo mogelijk aan de hand van schriftelijke toezeggingen van opdrachtgevers (zoals bedrijven, advocaten, incassobureaus en notarissen) op te geven wat de te verwachten bedrijfsresultaten zouden zijn. Hierop heeft hij zich genoodzaakt gezien een aantal bedrijven aan te schrijven over zijn voornemen tot vestiging van het kantoor. Bovendien heeft hij de term deurwaarder gebezigd, welke titel door een ieder met een redelijk belang vrij mag worden gebruikt. De gerechtsdeurwaarder heeft zich naar eigen zeggen voor zijn benoeming in woord en geschrift nooit uitgegeven als gerechtsdeurwaarder. Hij heeft zijn hoedanigheid steeds duidelijk naar voren gebracht. Het openen van een postbus is eenieder toegestaan zonder toestemming van derden. Ook op dit punt heeft hij naar eigen zeggen niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. De gerechtsdeurwaarder betwist dat hij uitlatingen heeft gedaan omtrent een verminderde daadkracht bij gerechtsdeurwaarderskantoor. Naar zijn mening was.. door de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders aangewezen tot huurspecialist. Zijn opmerking met deze strekking is dan ook terecht opgenomen in de publicatie in het advertentieblad. 5.3. De gerechtsdeurwaarder heeft voorts bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg in die zin dat hem de klacht niet bereikt had voor de mondelinge behandeling in eerste aanleg. 5.4. Tenslotte verzoekt de gerechtsdeurwaarder klagers te veroordelen in de kosten van het geding. 6. De beoordeling 6.1. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn appèlschrift dat ten onrechte onder de feiten is opgenomen dat de brief van zijn hand van 15 januari 2002 door hem is ondertekend met vermelding van de woorden Deurwaarderskantoor.. tussen haakjes. Het hof kan de gerechtsdeurwaarder op dit punt niet volgen, nu uit de kopie van deze brief, die zich in het dossier bevindt, blijkt dat deze toevoeging wel degelijk is vermeld onder aan de brief.
5 6.2. De gerechtsdeurwaarder heeft primair betoogd dat.. alsnog nietontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht, omdat hij geen, althans een onvoldoende onderbouwd, belang heeft bij zijn klacht. Met de kamer is het hof van oordeel dat, die gerechtsdeurwaarder te is, belang heeft bij zijn klacht omtrent de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder bij het vestigen van diens kantoor te. 6.3. De gerechtsdeurwaarder heeft voorts verklaard dat hij de klacht niet had ontvangen voordat de mondelinge behandeling in eerste aanleg plaatsvond. Dit bezwaar behoeft geen nadere bespreking, omdat de door hem gestelde tekortkoming ten gevolge van de behandeling in hoger beroep is hersteld. 6.4. In de onderhavige zaak is de vraag aan de orde of de gerechtsdeurwaarder met zijn handelwijze voldoende zorgvuldigheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders heeft betracht en in het bijzonder of hij zorg heeft gedragen voor een juiste en volledige presentatie. Hierbij dient hij tevens in zijn contacten met derden misverstanden te vermijden over de hoedanigheid waarin hij in de gegeven situatie optreedt. 6.5. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 15 januari 2002 en van 11 april 2002 naar eigen zeggen op verzoek van de Commissie van Deskundigen- zijn mogelijk toekomstige opdrachtgevers benaderd in het kader van de procedure tot zijn benoeming tot gerechtsdeurwaarder te.. In dit kader heeft hij vervolgens ook een postbus opengesteld. 6.6. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is komen vast te staan dat de gerechtsdeurwaarder zich in genoemde brieven heeft geafficheerd als gerechtsdeurwaarderskantoor in.. terwijl hij nog niet benoemd was tot gerechtsdeurwaarder. Hierbij neemt het hof in aanmerking de wijze waarop de namen van andere (toegevoegd kandidaat-) gerechtsdeurwaarders op de brief van 15 januari 2002 waren vermeld. De indruk werd gewekt dat genoemde personen (toegevoegd
6 kandidaat-) gerechtsdeurwaarders te.. zijn, hetgeen onjuist is. Verder maakt de brief melding van de landelijke bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarder, hetgeen impliceert dat de gerechtsdeurwaarder op dat moment reeds benoemd zou zijn tot gerechtsdeurwaarder. Dit blijkt evenzeer uit het openstellen van een in de brief van 15 januari 2002 en 11 april 2002 genoemde postbus voor het verrichten van ambtshandelingen. Met de kamer is het hof van oordeel dat deze uitlatingen afzonderlijk bezien, wellicht niet onzorgvuldig zijn, doch in onderlinge samenhang beschouwd de indruk wekken dat in het kantoor dat de gerechtsdeurwaarder wilde vestigen reeds een gerechtsdeurwaarder benoemd was die bevoegd zou zijn tot het verrichten van ambtshandelingen. Dat de term deurwaarderskantoor is gehanteerd in plaats van gerechtsdeurwaarderskantoor doet hieraan niet af, nu het voor het publiek niet duidelijk is dat hiertussen een onderscheid kan worden gemaakt. Dat deze termen zelfs voor een gerechtsdeurwaarder verwarrend zijn blijkt uit het feit dat ook de gerechtsdeurwaarder in zijn verweerschrift in eerste aanleg en in de brief van 11 april 2002 de term deurwaarder gebruikt om een gerechtsdeurwaarder aan te duiden. 6.7. De klacht dat in de brief van de gerechtsdeurwaarder van 11 april 2002 minimaal de indruk wordt gewekt dat het kantoor van oud-gerechtsdeurwaarder. en dat van oud-gerechtsdeurwaarder.. niet meer daadkrachtig zouden optreden, is ongegrond. In deze brief is opgenomen dat aan deurwaarder.. eervol ontslag is verleend en dat deurwaarder.. te kennen heeft gegeven zijn aandelen in de zaak te hebben overgedragen. Het hof vermag niet in te zien dat hiermee wordt gedoeld op een verminderde daadkracht van de kantoren, waaraan deze oud-gerechtsdeurwaarders verbonden waren. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder zich hierbij gebaseerd op informatie uit openbare bronnen. 6.8. Ten slotte is geklaagd over de mededeling dat gerechtsdeurwaarder. tot huurspecialist is aangewezen door de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders. Deze mededeling berust naar s hofs oordeel niet op de werkelijkheid. Uit het onderzoek is niet meer komen vast te staan dan dat een docent van de cursus huurrecht slechts heeft medegedeeld dat hij zich na het volgen van de cursus huurspecialist mocht noemen. Dit kan niet worden
7 aangemerkt als een aanwijzing als huurspecialist door de Beroepsorganisatie, zoals door de gerechtsdeurwaarder in de advertentie is vermeld. De klacht is op dit onderdeel gegrond. 6.9. Het hof is van oordeel dat ondanks het feit dat het minder klachtonderdelen gegrond oordeelt dan de kamer, alle omstandigheden in aanmerking genomen dezelfde maatregel dient te volgen als door de kamer opgelegd. 6.10. Het hof wijst af de door de gerechtsdeurwaarder verzochte veroordeling van klagers in de kosten van dit geding, nu daarvoor in onderhavige tuchtprocedure geen plaats is. 6.11. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven. 6.12. Dit leidt tot de volgende beslissing. 7. De beslissing Het hof: - vernietigt de beslissing van de Kamer van 10 december 2002 op het klachtonderdeel met betrekking tot de mededelingen omtrent oudgerechtsdeurwaarders.. en.. en met betrekking tot de oplegging van de maatregel; - verklaart dit klachtonderdeel alsnog ongegrond; - legt aan de gerechtsdeurwaarder der maatregel van berisping op met aanzegging dat, indien andermaal door hem één van de in artikel 34, eerste lid Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen worden gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen;
8 - bepaalt dat de maatregel door de voorzitter zal worden ten uitvoergelegd ter openbare terechtzitting van het hof op donderdag 18 september 2003 te 13.30 uur; - bepaalt dat de griffier de gerechtsdeurwaarder daarvoor schriftelijk zal oproepen - verwerpt het beroep voor het overige; - wijst af de door de gerechtsdeurwaarder verzochte kostenveroordeling. Deze beslissing is gegeven door mrs. Schipper, Stille en Van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 24 juli 2003. GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 24 juli 2003 in de zaak onder rekestnummer 90/2003 GDW van:
9 destijds toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te, thans gerechtsdeurwaarder te, APPELLANT, t e g e n, gerechtsdeurwaarder te en, oud-gerechtsdeurwaarder te, en gerechtsdeurwaarder te en, gerechtsdeurwaarder te GEïNTIMEERDEN. De beslissing Het hof: - vernietigt de beslissing van de Kamer van 10 december 2002 op het klachtonderdeel met betrekking tot de mededelingen omtrent oudgerechtsdeurwaarders en met betrekking tot de oplegging van de maatregel; - verklaart dit klachtonderdeel alsnog ongegrond; - legt aan de gerechtsdeurwaarder der maatregel van berisping op met aanzegging dat, indien andermaal door hem één van de in artikel 34, eerste lid Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen
10 worden gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen; - bepaalt dat de maatregel door de voorzitter zal worden ten uitvoergelegd ter openbare terechtzitting van het hof op donderdag 18 september 2003 te 13.30 uur; - bepaalt dat de griffier de notaris daarvoor schriftelijk zal oproepen - verwerpt het beroep voor het overige; - wijst af de door de gerechtsdeurwaarder verzochte kostenveroordeling. Deze beslissing is gegeven door mrs. Schipper, Stille en Van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 24 juli 2003.