Veilig omgaan met cytostatica



Vergelijkbare documenten
Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica

Handreiking veilig omgaan met cytostatica

Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica. Paragraaf 3.3. Zalf en crème/tablet/drank. Werkblad Dermale toediening zalf of crème

Veldnorm voorschrijven, klaarmaken, ter hand stellen en toedienen van cytostatica. Ingangsdatum: 1 januari 2014

Bijlage 13: Protocol veilig omgaan met cytostatica voor schoonmaakwerkzaamheden

1.1. Inventaris van de diensten waar cytostatica mogen toegediend worden: In de ziekenhuizen worden op verschillende diensten cytostatica toegediend.

Een infuussysteem verwisselen bij een centraal veneus infuus

Protocol Veilig Omgaan Met Cytostatica. voor schoonmaakwerkzaamheden

Hoofdstuk 6. Calamiteitenrichtlijnen

Instructie zelf toedienen methotrexaat (MTX) door patiënt of mantelzorger

Centraal Veneuze Catheter

Beschermende maatregelen na chemotherapie

Ziekenhuizen. Contactisolatie

Maatregelen thuis na chemotherapie

PARENTERALE THUISVOEDING VIA EEN PICC EN DE BIONECTEUR. Protocol C: het afkoppelen van de perifeer ingebrachte PICC

Medicamenten intraveneus toedienen

Maag-Darm-Leverziekten. Instructie zelf toedienen van Methotrexaat (MTX)

Methotrexaat. Informatie en instructie over Methotrexaatinjecties in de thuissituatie. Wat is MTX? Wanneer mag u niet spuiten?

Veilig omgaan met cytostatica. Zo werk je prettiger!

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Hygiene en infectiepreventie 9

Veilig omgaan met cytostatica in de thuiszorg

Centrale katheter via de arm (PICC-lijn)

Patiënteninformatie. Veilig omgaan met cytostatica in de thuiszorg

Methotrexaat (MTX) per subcutane injectie

Centraal Veneuze Catheter

ASEPTISCHE HANDELINGEN MET CYTOSTATICA

Een perifeer infuus inbrengen

Chemotherapie INTERNE GENEESKUNDE. Maatregelen thuis

Ziekenhuizen. Aërogene isolatie

Antibioticaresistentie in de thuiszorg: Voorkom verspreiding van resistente bacteriën met de standaard (hygiëne)maatregelen!

Subcutane Toediening. Handelingsprotocol

Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen. Hoofdstuk Injecteren

Ziekenhuizen. Strikte isolatie

Vloeistof langs perifeer infuus toedienen

Verpleeghuis- woon- en thuiszorg. Persoonlijke beschermingsmiddelen

Ziekenhuizen. Contactisolatie kinderen

Veneus poort systeem. Handelingsprotocol

Deel Risicopreventie Protocol met cytostatica besmet linnengoed gezondheidszorg

Skillstrainingscentrum Limburg Verpleegkundigen Wijkverpleegkundigen

De arbocatalogus. de inhoud van informatie over voorbeeld van arbocatalogi UMC arbocatalogus gev. stoffen voorbeelden uit beschikbaarheid catalogi UMC

Ziekenhuizen. Druppelisolatie kinderen

Suprapubische catheter

Ziekenhuizen. Strikte isolatie kinderen

Medicatieproces in de thuissituatie, 11 februari 2015

Een perifeer infuus verwijderen

Maatregelen thuis na behandeling met chemotherapie. Afdeling Dagbehandeling beschouwend

MTX-injecties (het zelf toedienen van methotrexaat (MTX) door patiënt / mantelzorger)

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Toedienen van medicijnen 6

Herziening Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten Mathieu Tjoeng Ed Wiltink

MRSA staat voor Methicilline (M) resistente (R) Staphylococcus (S) aureus (A).

Dubbele controle risicovolle medicatie 2.1

Het verzorgen van rode en gele wonden bij een zorgvrager

(2008) Richtlijn Overdracht van medicatiegegevens in de keten

Verklarende woordenlijst

Ziekenhuizen. Beschermende isolatie

Leidraad Overdracht Medicatiegegevens in de keten

Patiënteninformatie. Port-A-Cath en P.A.S. Port Implanteerbare toedieningssystemen

Concept Protocol medicatiebeheer en overdracht medicatiegegevens

Elastomeerpomp. Informatiebrochure patiënten

ELASTOMEERPOMP: HANDLEIDING VOOR PATIËNT EN THUISVERPLEEGKUNDIGE

dienstverlening/ protocollen Specifiek bijbehorende instrumenten opgeslagen in: Niet van toepassing Eerstvolgende evaluatiedatum mei 2013

PEG-katheter (maagsonde) Sophia Kinderziekenhuis

HANDLEIDING VOOR PATIËNT EN HUISVERPLEEGKUNDIGE

Verpleeghuis- woon- en thuiszorg. Verzorging van wonden

Veilig omgaan met cytostatica in de thuisomgeving. Informatiebrochure

HANDREIKINGEN VOOR ZES

ARBOCATALOGUS PKGV- INDUSTRIE De arbocatalogus PKGV- industrie is een in fasen ontwikkelde catalogus die beheerd wordt door het Verbond Papier- en

algemeen inwendige ziekten informatiebrochure Veilig omgaan met chemoproducten

Methotrexaat (MTX) bij de ziekte van Crohn

Persoonlijke beschermingsmiddelen

Protocol en werkinstructie hoe om te gaan met de dubbele controle van risicovolle medicatie binnen de organisatie.

Het verwijderen van een suprapubisch katheter en het inbrengen van een ballonkatheter

PROTOCOL GENEESMIDDELENVERSTREKKING EN MEDISCH HANDELEN

Voorwoord 7. Overzicht pictogrammen 9

Het organiseren van werk zonder gevaren kan het volgende inhouden: -- aanpassingen in werkzaamheden/werkmethoden

GVT-team. Gespecialiseerde Verpleging

Cytostatica veiligheidsrichtlijnen voor thuis

Patiënteninformatie. Therapie met FOLFUSOR

Ziekenhuizen. Strikte isolatie

Model raamovereenkomst voorbehouden handelingen

Blaasspoelen via een gesloten systeem

1. Beoordeling instellingsbeleid Met betrekking tot de naleving van de richtlijn parenteralia komt de inspectie tot de volgende oordelen.

Veilige principes in de medicatieketen (VVT) - Leeswijzer

Titel: H & I Handhygiëne (V&V 8134) Versie: 2Uitgeprint document is maximaal 24 uur geldig. Printdatum: Huidige datum:

Verzorging van de waaknaald bij kinderen

9.3.1 HANDREIKING GENEESMIDDELENVERSTREKKING EN MEDISCH HANDELEN

UROLOGIE. Nefrostomiekatheter BEHANDELING

MRSA-bacterie. 'ziekenhuisbacterie' Afdeling Infectiepreventie

MRSA. Wat is MRSA, wat zijn de gevolgen voor u, uw familie, voor medewerkers en andere patiënten?

Het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis T.a.v. de heer dr. P.C. van der Velden Raad van Bestuur Postbus AD MIDDELHARNIS

Bijlage 2. Uitvoeringsverzoek tot voorbehouden handelingen 1

Draaiboek transmurale overdracht voor patiënten met medicatie intraveneus als behandeling in thuissituatie

Een introductie op de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E)

Ziekenhuizen. Aërogene isolatie kinderen

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Veilig omgaan met cytostatica

Gerrit Ponnet Hoofverpleegkundige oncologie

Een suprapubisch katheter verwisselen

MEDEWERKERS INFORMATIE. Werken met gevaarlijke stoffen

b. P ROTOCOL VEILIG WERKEN MET STOFF EN IN DE TRANSPORTREINIGING

Z4: Handelingen met risicovolle stoffen en preparaten Versie mei 2011

Transcriptie:

1 Handreiking 2 3 4 5 6 7 Veilig omgaan met cytostatica Conceptversie 1.0 oktober 2014 8 1

9 Voorwoord 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 Beste lezer, In de dagelijkse praktijk blijken er veel vragen over de juiste manier van omgaan met de mogelijkheid van onbedoeld contact en besmetting met cytostatica. De werkgroep wil met deze handreiking de vragen, onzekerheden en onbekendheid vervangen door goed toegankelijke informatie. In deze handreiking is gekozen om de wetenschappelijke onderbouwing, de wettelijke documenten en de gebezigde werkbladen waar mogelijk te ontsluiten vanuit de bronnen zelf. Daarmee wordt de actualiteit van deze documenten geborgd. Deze handreiking is bedoeld om diegene die beroepsmatig binnen een zorgomgeving omgaat met cytostatica of haar gebruikers, de best mogelijke informatie te bieden binnen alle beschikbare documenten en websites. Daarmee worden op eenvoudige wijze vragen beantwoord, aanbevelingen gedaan of werkinstructies geboden waarmee in de dagelijkse routine veilig en zorgvuldig kan worden gewerkt in een omgeving met cytostatica. Dit document vervangt geenszins de wettelijke kaders. Namens de werkgroep, 26 27 T.H. (Theo) Ruitenbeek, voorzitter 28 2

29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Hoofdstuk 1. Inleiding... 8 Hoofdstuk 2. Voor toediening gereed maken richtlijnen... 15 Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica... 17 Paragraaf 3.1. Infuus... 17 Werkblad 3.1.1. Het klaarzetten en aanhangen van een infuuszak met cytostaticum. 17 Werkblad 3.1.2. Het loskoppelen van een infuussysteem met cytostaticum... 19 Werkblad 3.1.3. Het verwisselen van een infuussysteem met cytostaticum... 20 Werkblad 3.1.4. Het verwijderen van een infuussysteem en venflon (infuusnaald)... 21 Werkblad 3.1.5. De mobiele patiënt met infuus in het ziekenhuis... 22 Werkblad 3.1.6. De mobiele patiënt met infuus thuis... 23 Werkblad 3.1.7. Toediening via centraal veneuze catheter (CVC)... 24 Werkblad 3.1.8.Toediening via totaal-implanteerbaar-toedieningssysteem (port-a-cath systeem: intraveneus, intraperitoneaal en intra-arterieel)... 25 Werkblad 3.1.9. Toediening via PICC-line... 26 Paragraaf 3.2. Injectie... 27 Werkblad 3.2.1. Toediening cytostatica via bolusinjectie (intraveneus)... 27 Werkblad 3.2.2. Intra-arteriële toediening... 29 Werkblad 3.2.3. Intrapleurale toediening... 31 Werkblad 3.2.4. Intrathecale toediening... 33 Werkblad 3.2.5. Intramusculaire of subcutane toediening... 35 Paragraaf 3.3. Zalf en crème/tablet/drank... 37 Werkblad 3.3.1. Dermale toediening zalf of crème... 37 Werkblad 3.3.2. Orale toediening in drankvorm... 38 Werkblad 3.3.3. Orale toediening tabletten/capsules... 39 Werkblad 3.3.4. Toediening van opgeloste cytostaticatablet/capsule via de sonde thuis... 40 Werkblad 3.3.5. Toediening van opgeloste cytostaticatablet/capsule via de sonde in het ziekenhuis... 42 Werkblad 3.3.6. Orale inname van opgeloste cytostatica tablet/capsule thuis... 44 Werkblad 3.3.7. Orale inname van opgeloste cytostaticatablet(ten/capsules) in het ziekenhuis... 45 Werkblad 3.3.8. Intravesicale toediening (blaasspoeling)... 46 Hoofdstuk 4. Patiëntverzorging en excreta... 48 Paragraaf 4.1. Patiëntverzorging... 48 Werkblad 4.1.1. Wassen van een patiënt met stromend water (douche of wastafel).. 48 Werkblad 4.1.2. Wassen van een patiënt met niet-stromend water... 50 Werkblad 4.1.3. Afhalen van beddengoed thuis... 52 Werkblad 4.1.4. Afhalen van beddengoed ziekenhuis... 53 Werkblad 4.1.5. Gebruik po/urinaal bij een bedlegerige patiënt... 54 Paragraaf 4.2. Voorschriften patiënt... 55 Werkblad 4.2.1. Wasvoorschrift voor wasgoed van een patiënt... 55 Werkblad 4.2.2. Toiletgebruik bij volledig zelfstandige patiënt... 56 3

74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 Werkblad 4.2.3. Incontinentie en diarree... 57 Werkblad 4.2.4. Stomazorg... 58 Werkblad 4.2.5. Braaksel... 60 Werkblad 4.2.6. Sputum ophoesten... 61 Werkblad 4.2.7. Wondverzorging... 62 Paragraaf 4.3. Medische handelingen... 63 Werkblad 4.3.1. Afname en verwerken van bloedmonsters... 63 Werkblad 4.3.2. Ascitespunctie/drainage... 65 Werkblad 4.3.3. Meten van urineproductie... 67 Werkblad 4.3.4. Verzamelen van 24-uurs urine (al dan niet in zuurkast)... 68 Werkblad 4.3.5. Uitzuigen en verwisselen sputumopvangbak... 70 Werkblad 4.3.6. Contact met pleuravocht: verwisselen drainagepot en pleurapunctie 72 Werkblad 4.3.7. Verwisselen redonpot... 74 Werkblad 4.3.8. Verwisselen maagvochtopvangzak... 75 Werkblad 4.3.9. Verwisselen wondvochtopvangzak... 76 Werkblad 4.3.10. Verwisselen van een katheterzak... 77 Werkblad 4.3.11. Onderzoeks-/therapeutische handelingen met kortdurend huidcontact... 78 Werkblad 4.3.12. Therapeutische handelingen met intensief huidcontact... 79 Werkblad 4.3.13. Handelingen met behandeltafel... 80 Hoofdstuk 5. Schoonmaakrichtlijnen... 81 Paragraaf 5.1. Schoonmaak materialen... 81 Werkblad 5.1.1. Schoonmaak bedden... 81 Werkblad 5.1.2. Schoonmaak infuuspompen en infuuspalen... 82 Werkblad 5.1.3. Schoonmaak niet-disposable materialen... 83 Paragraaf 5.2, Schoonmaak ruimten... 84 Werkblad 5.2.1, Schoonmaak sanitaire ruimten thuis... 84 Werkblad 5.2.2. Schoonmaak sanitaire ruimten ziekenhuis... 85 Werkblad 5.2.3. Schoonmaak behandelkamer OBC, doorlichtkamer röntgen en operatiekamer... 86 Werkblad 5.2.4. Schoonmaak toedieningsruimte... 87 Werkblad 5.2.5. Schoonmaak spoelruimte... 88 Werkblad 5.2.6. Schoonmaak oefenruimte en trainingszaal... 89 Werkblad 5.2.7. Schoonmaak patiëntenkamer... 90 Hoofdstuk 6. Calamiteitenrichtlijnen... 91 Paragraaf 6.1. Personen... 91 Werkblad 6.1.1. Cytostaticumbesmetting van kleding... 91 Werkblad 6.1.2. Cytostaticumbesmetting van de huid... 93 Werkblad 6.1.3. Cytostaticumbesmetting van het oog... 95 Paragraaf 6.2. Ruimten... 96 Werkblad 6.2.1. Cytostaticumbesmetting van de omgeving... 96 Werkblad 6.2.2. Reinigen van met cytostatica besmet wasgoed... 98 Hoofdstuk 7. Afval en transportrichtlijnen... 100 Paragraaf 7.1:.Transport... 100 Werkblad 7.1.1. Transport apotheek afdeling... 100 4

119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 Werkblad 7.1.2. Transport apotheek thuis... 101 Paragraaf 7.2. Afval... 102 Werkblad 7.2.1. Afvoer afval thuis... 102 Patiënteninformatie... 103 Disclaimer... 108 Bijlage 1... 109 Bijlage 2... 109 Bijlage 3... 109 Bijlage 4... 110 Bijlage 5... 110 Bijlage 6... 110 Bijlage 7... 110 Bijlage 8... 110 Bijlage 9... 111 Bijlage 10... 111 Bijlage 11... 111 Bijlage 12 - Begrippenlijst... 113 136 137 138 5

139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 Algemeen Voor deze handreiking zijn diverse in het verleden gemaakte handboeken als bron gebruikt. In het bijzonder willen wij noemen het Kwaliteitshandboek cytostatica NKI-AVL, 2013, dat steeds geactualiseerd wordt en nog in gebruik is. Doelstelling Deze handreiking is een aanbeveling ter ondersteuning van de belangrijkste knelpunten uit de dagelijkse praktijk in zowel de intra- als extramurale zorg. Het is een praktische handreiking met voorbeeldwerkwerkbladen gebaseerd op de huidige inzichten en Arbocatalogi, wetenschappelijk onderzoek of consensus. Doelgroep Deze handreiking is bestemd voor alle professionals die betrokken zijn bij de zorg voor patiënten die behandeld worden met cytostatica. De werkgroep is van mening dat alle zorgverleners die omgaan met cytostatica goed beschermd dienen te worden. Dit geldt zowel in de intra- als in de extramurale setting. Er zijn natuurlijk verschillen tussen deze twee werkvelden; deze zijn zo goed als mogelijk opgenomen in deze handreiking. Werkwijze werkgroep De werkgroep is voor de eerste maal bijeengekomen in januari 2014. De aanleiding voor het ontwikkelen van een nieuwe handreiking voor het veilig omgaan met cytostatica vormden de vele vragen en knelpunten vanuit zowel de 1 e, 2 e als 3 e lijns zorg, die binnen kwamen op Oncoline en Pallialine. Na een inventarisatie van mogelijke bronnen heeft de werkgroep de vorm van de handreiking bepaald op basis van behoeften uit het veld. Er bleek vooral behoefte te zijn aan praktische werkbladen c.q. protocollen. De werkgroep heeft in subgroepen werkbladen gemaakt voor verschillende instellingen, beroepsgroepen en toepassingen. Hiervoor is gebruik gemaakt van reeds bestaande werkbladen, maar er zijn ook nieuwe gemaakt. Daarin nemen de arbeidsomstandigheden een grote plaats in. Er was de werkgroep dan ook veel aan gelegen om een inleidende tekst te maken met links naar websites met actuele en juiste informatie. De werkbladen voor de (vervangende) thuissituatie zijn ook goed te gebruiken door mantelzorgers. In oktober 2014 is de richtlijn voor commentaar aangeboden aan diverse partijen. Het commentaar daarna is verwerkt (zie bijlage 5), waarna de richtlijn ter autorisatie is aangeboden aan de autoriserende partijen. Leeswijzer Deze handreiking is bedoeld als praktisch hulpmiddel bij het verbeteren van de zorg aan patiënten met cytostatica thuis of in een instelling. Beschreven zijn onder andere de risico s van blootstelling aan cytostatica en uitscheidingsproducten na behandeling met cytostatica, de wettelijke bepalingen waardoor bescherming van hulpverleners wordt bevorderd en de wijze waarop de toediening en het omgaan met uitscheidingsproducten moet plaats vinden. Onder beschrijven wordt ook verstaan het linken naar actuele documenten of websites met informatie over het betreffende onderwerp. In de werkbladen staan geen professionals genoemd tenzij het een voorbehouden handeling is. Dan staat in het protocol voorbehouden handeling en de professionals die de voorbehouden handeling uit mogen voeren. Vanzelfsprekend gaat het hier om professionals die zichzelf bekwaam achten volgens de wet BIG. 6

189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 202 203 204 205 206 207 208 209 210 211 212 213 214 Lees voor aanvang altijd eerst het hele werkblad door. De handreiking kan in de eigen organisatie worden gebruikt als basis om de eigen richtlijnen, protocollen of handboeken bij te stellen. Om het gebruik van het materiaal te vergemakkelijken kunt u de handreiking ook vinden op internet www.oncoline.nl en www.richtlijnendatabase.nl De werkbladen kunt u downloaden en printen. U kunt de teksten van de werkbladen ook downloaden en bewerken, waardoor u het aan kunt passen aan gebruik in uw eigen organisatie. Voor meer informatie over: Samenstelling werkgroep (zie bijlage 1) Leden van de werkgroep (zie bijlage 2) Onafhankelijkheid werkgroepleden (zie bijlage 3) Betrokken verenigingen en autoriserende verenigingen (zie bijlage 4) Commentaar (zie bijlage 5) Actualisatie (zie bijlage 6) Houderschap richtlijn (zie bijlage 7) Juridische betekenis (zie bijlage 8) Verantwoording (zie bijlage 9) Implementatie (zie bijlage 10) Crashkaart (zie bijlage 11) Begrippenlijst (zie bijlage 12) 7

215 216 217 218 219 220 221 222 223 224 225 226 227 228 229 230 231 232 233 234 235 236 237 238 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254 255 256 257 258 259 260 261 262 263 264 Hoofdstuk 1. Inleiding Cytostatica zijn medicijnen die gebruikt worden bij de behandeling van kanker en ingrijpen in de biochemische processen van organismen en cellen. Zij hebben daar een celdodend effect. Deze werkingsmechanismen zorgen echter bij beroepsmatige blootstelling voor gezondheidsrisico's bij zorgverleners. Zie voor meer informatie de Arbocatalogus van uw branche of het Arbokennisdossier Cytostatica. Meer informatie Er bestaan veel (oude) documenten met informatie over het veilig werken met cytostatica. In deze handreiking zijn enkel verwijzingen opgenomen naar actuele informatiebronnen. De belangrijkste bronnen zijn: Actuele richtlijnen Arbokennisdossier Cytostatica: Dit kennisdossier is onderdeel van het Arbokennisnet. Op Arbokennisnet staan veel kennisdossiers en richtlijnen. Deze informatie is tot stand gekomen door multidisciplinaire samenwerking tussen de beroepsverenigingen van arbeids- en organisatiedeskundigen, bedrijfsartsen, arbeidshygiënisten en veiligheidskundigen. In het kennisdossier is alle relevante informatie (gezondheidseffecten, beroepsmatige blootstelling, meten van cytostatica, wetgeving, beleid, beheersmaatregelen, werkgevers- en werknemersverplichtingen, werknemersrechten) voor alle arbodeskundigen en andere geïnteresseerden opgenomen. Het Arbokennisdossier Cytostatica wordt continu geactualiseerd. Kwaliteitshandboek Cytostatica NKI-AVL 2013: Belangrijke bron voor praktische informatie gebaseerd op de wetgeving. Arboportaal: De website van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over arbeidsomstandigheden. Hier is algemene informatie opgenomen over arbeidsomstandigheden. Ook staat hier specifieke informatie over het veilig werken met cytostatica. Arbocatalogus UMC: De Arbocatalogus van de UMC s is opgesteld door de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). Alle informatie is verzameld op de website www.dokterhoe.nl met actuele informatie over het veilig werken met cytostatica. Op de website zijn ook informatieve filmpjes te vinden. Daarnaast bestaat er ook een app van dokterhoe voor de smartphone. De werkbladen in deze handreiking zijn conform de afspraken die zijn vastgelegd in de Arbocatalogus UMC. WIP-Richtlijnen: De werkbladen in deze handreiking zijn conform de WIP-richtlijnen. WIP staat voor Werkgroep Infectiepreventie. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gebruikt de WIPrichtlijnen als uitgangspunt om toezicht te houden op de kwaliteit van de zorg. Niet-actuele richtlijnen Hieronder is een lijst opgenomen van oude richtlijnen en informatiebronnen die bij het maken van deze handreiking geraadpleegd is. Hierin kan waardevolle informatie staan, al is deze informatie niet altijd actueel. Arboconvenanten: 8

265 266 267 268 269 270 271 272 273 274 275 276 277 278 279 280 281 282 283 284 285 286 287 288 289 290 291 292 293 294 295 296 297 298 299 300 301 302 303 304 305 306 307 308 309 310 311 312 313 - Toetsingscriteria 1 en 2 van de UMC s - Richtlijn Cytostatica van de Algemene Ziekenhuizen (Module V-Cytostatica-StAZ) Richtlijnen Thuiszorg - Veilig werken met cytostatica en uitscheidingsproducten 2005, IKZ - Veilig werken met cytostatica in de thuiszorg 2008, IKW Richtlijn Cytostatica 1992, Vereniging van Integrale Kankercentra Werkboek Cytostatica 1998, Vereniging van Integrale Kankercentra Omvang en belang De beroepsmatige blootstelling aan cytostatica in Nederland hangt voor een belangrijk deel samen met de patiëntenstroom die wordt behandeld in ziekenhuizen en de thuissituatie. In Nederland worden jaarlijks tussen 7.500 en 20.000 mensen beroepsmatig aan cytostatica blootgesteld. Zie voor meer informatie het Arbokennisdossier Cytostatica. Gezondheidseffecten Cytostatica kunnen schadelijke effecten veroorzaken in normale, gezonde cellen. Daarnaast worden cytostatica beschouwd als kankerverwekkend. Ongeveer een kwart van de toegepaste cytostatica is momenteel bewezen kankerverwekkend voor de mens. Verder kunnen cytostatica schadelijk zijn bij de voortplanting en een risico betekenen voor het nageslacht. Zie voor meer informatie de Arbocatalogus van uw branche of het Arbokennisdossier Cytostatica. Blootstellingsroute Blootstelling aan cytostatica kan tijdens normale werkzaamheden en bij calamiteiten voorkomen, wanneer het cytostaticum zich niet langer in een goed afgesloten systeem bevindt. Hierdoor kan besmetting van mens en omgeving plaats vinden. De mogelijke opnameroutes zijn: huid (direct contact, besmette oppervlakken) oraal (hand - mond contact) longen (inademing van aerosolen, gassen) Uit onderzoeken blijkt dat onder normale omstandigheden, blootstelling via de lucht door middel van aerosolen, vrijwel niet voorkomt. Uit de vele studies naar omgevingsbesmetting met cytostatica blijkt dat het aannemelijk is dat de blootstelling voornamelijk via de huid verloopt. Zie voor meer informatie de Arbocatalogus van uw branche of het Arbokennisdossier Cytostatica. Herkenning en RI&E De risico s door blootstelling aan cytostatica moet in de Risico Inventarisatie &Evaluatie (RI&E) worden beschreven. Hiervoor is het noodzakelijk dat deze stoffen herkend worden. Informatie hierover is verkrijgbaar bij de apotheker of via bestaande lijsten van cytostatica of risicovolle medicijnen op internet. Zie voor meer informatie de Arbocatalogus van uw branche of het Arbokennisdossier Cytostatica. Arbowetgeving De Arbowet en het Arbobesluit schrijven voor dat werkgevers de blootstelling aan gevaarlijke stoffen in hun bedrijf in kaart brengen en beoordelen. Zie voor meer informatie de Arbowetgeving. Dit geldt uiteraard ook voor cytostatica. Sinds de vereenvoudiging van 9

314 315 316 317 318 319 320 321 322 323 324 325 326 327 328 329 330 331 332 333 334 335 336 337 338 339 340 341 342 343 344 345 346 347 348 349 350 de Arbowet in 2007 is ook de regelgeving rondom het veilig werken met cytostatica veranderd. Arbobeleidsregels Tot 2010 waren voor het veilig werken met cytostatica twee Arbobeleidsregels van belang: beleidsregel 4.16: Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan kankerverwekkende stoffen door gebruik van ademhalingsbeschermingsmiddelen beleidsregel 4.18-5: Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan cytostatica in ziekenhuizen De praktische invulling van deze beleidsregels was o.a. beschreven in de Arboconvenanten (Toetsingscriteria van de UMC s en de Richtlijn Cytostatica van de Algemene Ziekenhuizen). De beleidsregels zijn echter vervallen en de Arboconvenanten hebben plaatsgemaakt voor de Arbocatalogi. Arbocatalogus Werknemers en werkgevers kunnen binnen hun branche of sector afspreken hoe zij aan arbovoorschriften willen voldoen. Deze afspraken leggen zij vast in een zogeheten arbocatalogus. Hierin staan bijvoorbeeld methoden en technieken, goede voorbeelden, normen en praktische handleidingen. De Inspectie SZW (voorheen Arbeidsinspectie) dient deze arbocatalogus goed te keuren. Tijdens inspecties gebruikt de Inspectie SZW de arbocatalogi ook, naast de arbo-branchebrochures die de Inspectie zelf uitbrengt. Het opstellen van een arbocatalogus is niet verplicht. Werkgevers moeten wel duidelijk kunnen maken dat ze voldoen aan de doelvoorschriften. Inmiddels hebben meerdere branches Arbocatalogi opgesteld waarin afspraken omtrent het veilig werken met cytostatica zijn vastgelegd. Hieronder is een overzicht opgenomen. Een actueel overzicht is te vinden in het Arbokennisdossier Cytostatica. Overzicht Arbocatalogi met betrekking tot veilig werken met cytostatica (dd 21-08-2014) Branche Website Universitair Medisch Centra www.dokterhoe.nl Algemene Ziekenhuizen www.betermetarbo.nl Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg www.arbocatalogusvvt.nl Linnenverhuur en Wasserijbedrijven www.raltex.nl Schoonmaak en Glazenwassersbranche www.zowerkjeprettiger.nl Apothekers (openbare) http://www.arbo-apotheek.nl/ Uitvaartzorg http://www.bgnu.nl/ Arbocatalogi zonder informatie cytostatica Branche Website Huisartsen http://www.lhv.dearbocatalogus.nl/ Huisartsenposten http://huisartsenposten.dearbocatalogus.nl/ Fysiotherapeuten geen arbocatalogus beschikbaar Arbocatalogi kunnen inhoudelijk verschillen in de te nemen beheersmaatregelen. 10

351 352 353 354 355 356 357 358 359 360 361 362 363 364 365 366 367 368 369 370 371 372 373 374 375 376 377 378 379 380 381 382 383 384 385 386 Verplichtingen werkgever en werknemer De werkgever moet maatregelen nemen om gezondheidsschade door cytostatica te voorkomen. De werkgever moet hierbij de actuele stand van de wetenschap en professionele dienstverlening in acht nemen. De werknemer is verplicht zich zo te gedragen dat de eigen gezondheid niet in gevaar gebracht wordt. Dit betekent voorlichting en onderricht volgen en toepassen, en arbeidsmiddelen (waaronder persoonlijke beschermingsmiddelen) op een juiste en verantwoorde wijze gebruiken. Ook moet de werknemer eventuele knelpunten en risico s melden, zodat maatregelen kunnen worden getroffen. Zie voor meer informatie de Arbocatalogus van uw branche of het Arbokennisdossier Cytostatica en het Arboportaal. Beheersmaatregelen Zoals bij alle gevaarlijke stoffen dient er bij voorkeur voor gekozen te worden om maatregelen aan de bron te nemen. Daarnaast zijn technische en organisatorische maatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen mogelijk. Hieronder staan slechts enkele voorbeelden die specifiek zijn voor het veilig werken met cytostatica. Bronmaatregelen Doordat cytostatica worden gebruikt als geneesmiddel zijn bronmaatregelen haast niet te nemen. Medici en de farmaceutische industrie verrichten veel onderzoek naar effectieve stoffen met minder toxische eigenschappen. De ontwikkelingen op dat terrein zijn aanwezig maar voorop staat het therapeutische effect op de patiënt bij de keuze van de gebruikte middelen. Zie voor meer informatie de Arbocatalogus van uw branche of het Arbokennisdossier Cytostatica. Risicoperiode Gedurende een bepaalde periode is cytostatica traceerbaar in de uitscheidingsproducten (excreta). Deze periode wordt de risicoperiode genoemd. Tijdens de risicoperiode dient er extra aandacht te zijn voor beschermende maatregelen om zo een open contact met cytostatica tot een minimum te beperken. In de crashkaart cytostatica (bijlage 11) staat de duur van de risicoperiode vermeld. Er wordt geadviseerd om medische handelingen, indien mogelijk, buiten de risicoperiode te plannen, mits de medische situatie van de patiënt dit toelaat. Zie voor meer informatie de Arbocatalogus van uw branche of het Arbokennisdossier Cytostatica en Monografieën Cytostatica. 11

387 388 389 390 391 392 393 Organisatorische maatregelen Door het nemen van organisatorische maatregelen kan de blootstelling voor grote groepen werknemers significant dalen. Door het introduceren van pictogrammen en labels worden werknemers en anderen gewaarschuwd voor mogelijke besmettingen met cytostatica. 394 395 396 397 398 399 400 401 402 403 404 405 406 407 408 409 410 411 412 413 414 415 416 417 418 419 420 421 422 423 424 425 426 427 428 Het verpakken van besmet linnengoed in gelabelde zakken zorgt ervoor dat personeel in de wasserij wordt gewaarschuwd en, indien nodig, beheersmaatregelen kunnen worden getroffen in de wasserij. Door het voor toediening gereed maken van cytostatica in hiervoor ingerichte apotheekruimten is het aantal personen dat hierbij wordt blootgesteld aanzienlijk gereduceerd. Door de toediening van cytostatica en verpleging van patiënten te concentreren werken technische maatregelen effectiever en worden de competenties van betrokken verpleegkundigen versterkt. Zie voor meer informatie de Arbocatalogus van uw branche of het Arbokennisdossier Cytostatica. Technische maatregelen Cytostatica worden bereid in laminair downflowkasten type II. De lucht uit deze voorzieningen wordt rechtstreeks naar buiten toe afgevoerd. De ruimten waarin deze kabinetten en kasten staan dienen aan de GMP-z-eisen (Good Manufacturing Practiceziekenhuis) te voldoen. Algemene eisen met betrekking tot ventilatie van zorginstellingen zijn vastgelegd in het bouwbesluit. Ten aanzien van het werken met cytostatica zijn geen aanvullende ventilatieeisen vastgelegd. Aan het infuus wordt een infuuslijn aangebracht die is gevuld met neutrale infuusvloeistof. De verbindingen tussen toedieningssystemen en infuuslijnen en/of naalden dienen gelockte/geborgde verbindingen te zijn. De ruimten waarin cytostatica worden toegediend of waarin patiënten worden verpleegd, dienen goed reinigbaar te zijn. Zie voor meer informatie de Arbocatalogus van uw branche of het Arbokennisdossier Cytostatica. Persoonlijke beschermingsmiddelen Aangezien de gebruikte cytostatica niet vluchtig zijn, is adembescherming niet nodig. De persoonlijke bescherming is erop gericht om besmetting van huid en kleding te voorkomen: het gebruik van handschoenen wordt om die reden aanbevolen. Voor die werkzaamheden waarbij spatten mogelijk is (bv. overschenken excreta, chirurgische handelingen, opruimen van gemorste vloeistoffen) is een schort met lange mouwen en veiligheidsbril noodzakelijk. 12

429 430 431 432 433 434 435 436 437 438 439 440 441 442 443 444 445 446 447 448 449 450 451 452 453 454 455 456 457 458 459 460 461 462 463 464 465 466 467 468 469 470 471 472 473 474 475 476 477 478 Zie voor meer informatie de Arbocatalogus van uw branche of het Arbokennisdossier Cytostatica. Handhygiëne Om huidblootstelling aan cytostatica te voorkomen draagt men vaak handschoenen tijdens werkzaamheden. Extra handhygiëne om de blootstelling aan cytostatica te verminderen is in het algemeen niet nodig wanneer handschoenen worden gedragen. De landelijke WIPrichtlijnen Handhygiëne medewerkers (ziekenhuis en (vervangende) thuissituatie) en Persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen worden gevolgd bij handhygiëne. Voor de onderstaande werkzaamheden wordt echter geadviseerd om de handen te wassen met water en zeep in plaats van handhygiëne conform de WIP-richtlijnen: 1. Kortdurend patiëntencontact in de risicoperiode waarbij geen handschoenen worden gedragen. 2. Na assistentie bij een calamiteit met cytostatica. 3. Na onbeschermd handcontact met de directe omgeving van de patiënt in de risicoperiode bij het verlaten van de patiëntenkamer. 4. Bij zichtbare verontreiniging van de handschoenen na werkzaamheden met cytostatica of met besmette excreta. 5. Bij beschadiging van de handschoenen tijdens werkzaamheden met cytostatica of met besmette excreta. Algemene aandachtspunten met betrekking tot handhygiëne en handschoenen uit de WIPrichtlijnen zijn: Pas na het wassen van de handen met water en zeep géén handdesinfectie toe: Dubbele handhygiëne is een grote belasting voor de handen. Pas, voorafgaand aan het aantrekken van de handschoenen, handhygiëne toe als er een indicatie voor is. Pas nooit handhygiëne toe op gehandschoende handen, ook niet als alternatief voor het verwisselen van handschoenen. Pas direct aansluitend handhygiëne toe na het uittrekken van de handschoenen. Zwangerschap en borstvoeding Per branche wordt verschillend omgegaan met de inzet van zwangeren en lacterende vrouwen tijdens werkzaamheden met cytostatica. Zie voor meer informatie de Arbocatalogus van uw branche of het Arbokennisdossier Cytostatica. Veegproeven Sinds geruime tijd zijn gevalideerde methoden beschikbaar om verschillende cytostatica te analyseren. De meeste ziekenhuizen maken gebruik van veegmonsters om inzicht te krijgen in: besmetting van de omgeving controle van de schoonmaak Zie voor meer informatie de Arbocatalogus van uw branche of het Arbokennisdossier Cytostatica. Calamiteiten Naast de reguliere werkzaamheden kunnen er calamiteiten optreden bij het bereiden en toedienen van cytostatica en tijdens de patiëntverzorging. Vaak kan men zich niet op tijd beschermen tegen een calamiteit. De protocollen rondom een calamiteit zijn er op gericht 13

479 480 481 482 483 484 485 486 om zichzelf en de omgeving te beschermen tegen ongewenste besmetting bij het opruimen. In het ziekenhuis is vaak een calamiteitentas (koffer, box) aanwezig. Voor de thuiszorg is het van belang dat er voldoende materialen voorhanden zijn voor het opruimen van excreta. Wanneer in de thuiszorg cytostatica parenteraal worden toegediend is het ziekenhuis verantwoordelijk voor het aanleveren van materiaal in geval van een calamiteit. Zie voor informatie over een voorbeeld inhoud van een calamiteitentas de Arbocatalogus van uw branche of Arbocatalogus UMC s of het Kwaliteitshandboek Cytostatica NKI-AVL. 487 14

488 489 490 491 492 493 494 495 496 497 498 499 500 501 502 503 504 505 506 507 508 509 510 511 512 513 514 515 516 517 518 519 520 521 522 523 524 525 526 527 528 529 530 531 Hoofdstuk 2. Voor toediening gereed maken richtlijnen Algemeen Voorschrijven (inclusief medicatieoverdracht), voor toediening gereed maken en toedienen van cytostatica (oraal en parenteraal) is een multidisciplinaire taak van apotheker, arts en verpleegkundige, waarbij een goede onderlinge afstemming en coördinatie van belang zijn om de gewenste kwaliteit van zorg te kunnen leveren. Wet- en regelgeving, als ook richtlijnen en aanbevelingen zijn beschikbaar om dit risicovolle proces te waarborgen [1-9]. Parenterale cytostatica Voor het proces rondom parenterale cytostatica is op 1 januari 2014 de Veldnorm voorschrijven, klaarmaken, ter hand stellen en toedienen van cytostatica aangenomen door de NVZA (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers), NVMO (Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie) en V&VN (Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland) [1]. Aanleiding hiervoor is de circulaire van de inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) van 20 december 2011 betreffende maatregelen ter voorkoming van doseringsfouten bij het voorschrijven en bereiden van cytostatica in het ziekenhuis [2]. In deze veldnorm staan de verantwoordelijkheden beschreven van respectievelijk de voorschrijvend arts, apotheker en verpleegkundige. Orale cytostatica Om de risico s op medicatie-incidenten bij het gebruik van orale cytostatica te minimaliseren, hebben de KNMP (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie), NVZA en NvPF (Nederlandse Vereniging voor Poliklinische Farmacie) in september 2010 aanbevelingen opgesteld voor openbare en poliklinische apotheken [3]. Dit document beschrijft zowel maatregelen voor het scheppen van goede randvoorwaarden als ook aanbevelingen met betrekking tot een juiste receptgang. Voor toediening gereed maken van parenterale cytostatica Cytostatica worden voor toediening gereed gemaakt in de ziekenhuisapotheek. Bij handelingen met risicovolle stoffen dienen naast de maatregelen die bij de bereiding gebruikelijk zijn om het product te beschermen, extra maatregelen te worden genomen om de risico s voor de bereider te beperken. Een combinatie van ventilatie, afscherming van mens en bron en gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen is hiertoe benodigd om nulblootstelling na te streven [4,5,6]. Medicatieoverdracht Het is van belang dat te allen tijde het actuele medicatieoverzicht van een patiënt kloppend is. Een goede medicatieoverdracht tussen zorgverleners is hierbij cruciaal. De apotheker van de instelling is ervoor verantwoordelijk dat het medicatieoverzicht na terhandstelling wordt aangeleverd aan de volgende apotheker, aan de huisarts en (indien van toepassing) aan de trombosedienst, bij de thuiszorg of verzorgingshuis (indien de patiënt de regie over zijn medicatiegebruik heeft overgedragen aan de thuiszorg of het verzorgingshuis) [7,8]. 15

532 533 534 535 536 537 538 539 540 541 542 543 544 545 546 547 548 549 550 551 Bronnen bij hoofdstuk 2 [1] NVZA, NVMO, V&VN. Veldnorm voorschrijven, klaarmaken, ter hand stellen en toedienen van cytostatica, 1 januari 2014. [2] Inspectie voor de Gezondheidszorg. Circulaire 2001 02 IGZ: Maatregelen ter voorkóming van doseringsfouten bij het voorschrijven en bereiden van cytostatica in het ziekenhuis, 20 december 2011. [3] KNMP, NVZA, NvPF. Aanbevelingen orale oncolytica, september 2010. [4] NVZA. Good Manufacturing Practise Ziekenhuisfarmacie (GMP-Z), hoofdstuk Z4: Handelingen met risicovolle stoffen en preparaten, 2013. [5] Bouwman-Boer Yvonne, Le Brun Paul, Oussoren Christien, Tel Ria, Woerdenbag Herman. Recepteerkunde, productzorg en bereiding van geneesmiddelen. Vijfde, herziene druk, 2009. [6] Landelijk Overleg Academische Ziekenhuizen (LOAZ). Cytostatica in de Arbocatalogus UMC s (NFU-12.10598), 5 december 2012. www.dokterhoe.nl [8] Richtlijn Overdracht van medicatiegegevens, definitief, 20080425. www.medicatieoverdracht.nl [9] Handreikingen overdrachtssituaties Overdracht van medicatiegegevens in de keten, definitief, 20101103. www.medicatieoverdracht.nl 16

552 553 554 555 556 557 558 559 560 561 562 563 564 565 566 567 568 569 570 571 572 573 574 575 576 577 578 579 580 581 582 583 584 585 586 587 588 589 590 591 592 593 594 595 596 597 598 599 600 Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica Paragraaf 3.1. Infuus Werkblad 3.1.1. Het klaarzetten en aanhangen van een infuuszak met cytostaticum (vervangende) thuissituatie Professional(s): Voorbehouden handeling verpleegkundig specialist verpleegkundige arts Benodigd materiaal: SZA-bak (ziekenhuis) aparte afvalzak (thuis) handschoenen infuuszak met neutrale infusievloeistof infuuszak met cytostaticum infuus, een adapterline met meerdere aanprikpunten en een driewegkraan met korte slang (bv. 10 cm). bekend met de plaats van het calamiteitenmateriaal Klaarzetten infuus Zet alle materialen die nodig zijn voor het infuus met het cytostaticum klaar. Ontlucht het infuus met een neutrale infusievloeistof (passend bij het cytostaticum?). Sluit het infuus aan op de driewegkraan van de infuusnaald. Aanhangen infuus Trek handschoenen aan. Controleer of de infuusnaald in het bloedvat zit door middel van hevelen; bij twijfel nieuwe venflon laten inbrengen door geautoriseerde verpleegkundige of arts. Controleer en voer een dubbelcontrole uit volgens de afspraken binnen de eigen instelling: - patiëntgegevens. - voorgeschreven cytostaticum (dosis, soort en oplosmiddel). - verpakking cytostaticum (lekkage e.d.). - wanneer er iets niet klopt met de controlepunten, dient contact opgenomen te worden met de apotheek. Er mag (nog) niet gestart worden met de toediening. - het zegel van de transportverpakking dient nog intact te zijn; zo niet retourneer het cytostaticum naar de ziekenhuisapotheek. Deponeer de transportverpakking in de SZA-bak of aparte afvalzak thuis. Hang de infuuszak met cytostaticum aan de infuusstandaard. Controleer bij patiënt of naam en geboortedatum overeenkomen met de gegevens op het etiket van de infuuszak met cytostaticum. 17

601 602 603 604 605 606 607 608 609 610 611 612 613 614 615 Sluit de koppellijn van de infuuszak met cytostaticum aan op één van de vrije aanprikpunten van de adapterline. Trek één handschoen uit en sluit met die hand de hoofdlijn boven het y-systeem. Open de koppellijn van de infuuszak met cytostaticum met de andere nog behandschoende hand. Trek ook die handschoen uit en deponeer al het mogelijk besmette afval in de SZAbak of afvalzak thuis. Stel de druppelsnelheid in en laat dit controleren door een collega; start infusie. Controleer op extravasatie. Reinig de handen conform de WIP-richtlijn Extra informatie: In de thuissituatie: - wordt het wasgoed apart verpakt of direct gewassen - gaat afval apart verpakt bij het huisvuil 18

616 617 618 619 620 621 622 623 624 625 626 627 628 629 630 631 632 633 634 635 636 637 638 639 640 641 642 643 644 645 646 647 648 649 650 651 652 653 654 655 656 657 658 659 Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica Paragraaf 3.1. Infuus Werkblad 3.1.2. Het loskoppelen van een infuussysteem met cytostaticum (vervangende) thuissituatie Professional(s): Voorbehouden handeling specialist verpleegkundig specialist verpleegkundige Benodigd materiaal: SZA-bak (ziekenhuis) aparte afvalzak (thuis) handschoenen nieuw infuussysteem gevuld met neutrale infusievloeistof disposable onderlegger (celstofmatje) bekend zijn met de plaats van het calamiteitenmateriaal Voorzie de (werk)plek, waar het infuussysteem wordt losgekoppeld en aangesloten, van een disposable onderlegger. Trek handschoenen aan. Zorg dat het infuussysteem met een neutrale infusievloeistof is doorgespoeld, voor het wordt verwisseld. Het systeem kan, ondanks spoelen, nog steeds cytostatica bevatten en dient daarom met zorg behandeld te worden. Zet het infuussysteem en het driewegkraantje dicht. Ontkoppel het infuussysteem van het driewegkraantje. Deponeer het gehele infuussysteem in de SZA-bak of aparte afvalzak thuis, trek de handschoenen uit en deponeer deze in dezelfde bak. Trek opnieuw handschoenen aan. Dop het infuussysteem af. Deponeer alle mogelijk met cytostatica besmette disposable materialen, samen met de handschoenen in SZA-bak of aparte afvalbak thuis. Stel de infuussnelheid in op de pomp en start infusie. Extra informatie: In de thuissituatie: - wordt het wasgoed apart verpakt of direct gewassen - gaat afval apart verpakt bij het huisvuil 19

660 661 662 663 664 665 666 667 668 669 670 671 672 673 674 675 676 677 678 679 680 681 682 683 684 685 686 687 688 689 690 691 692 693 694 695 696 697 698 699 700 701 702 703 Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica Paragraaf 3.1. Infuus Werkblad 3.1.3. Het verwisselen van een infuussysteem met cytostaticum (vervangende) thuissituatie Professional(s): Voorbehouden handeling verpleegkundig specialist verpleegkundige arts Benodigd materiaal: SZA-bak (ziekenhuis) aparte afvalzak (thuis) handschoenen nieuw infuussysteem gevuld met neutrale infusievloeistof disposable onderlegger (celstofmatje) bekend zijn met de plaats van het calamiteitenmateriaal Voorzie de (werk)plek, waar het infuussysteem wordt losgekoppeld en aangesloten, van een disposable onderlegger. Was de handen. Trek handschoenen aan. Zorg dat het infuussysteem met een neutrale infusievloeistof is doorgespoeld, voor het wordt verwisseld. Het systeem kan, ondanks spoelen, nog steeds cytostatica bevatten en dient daarom met zorg behandeld te worden. Zet het infuussysteem en het driewegkraantje dicht. Ontkoppel het infuussysteem van het driewegkraantje. Deponeer het gehele infuussysteem in de SZA-bak of aparte afvalzak thuis, trek de handschoenen uit en deponeer deze in dezelfde bak. Trek opnieuw handschoenen aan. Koppel het nieuwe infuussysteem aan en zet systeem en kraan open. Deponeer alle mogelijk met cytostatica besmette disposable materialen, samen met de handschoenen in de SZA-bak of aparte afvalbak thuis. Stel de infuussnelheid in op de pomp en start infusie. Extra informatie: In de thuissituatie: - wordt het wasgoed apart verpakt of direct gewassen - gaat afval apart verpakt bij het huisvuil 20

704 705 706 707 708 709 710 711 712 713 714 715 716 717 718 719 720 721 722 723 724 725 726 727 728 729 730 731 732 733 734 735 736 737 738 739 740 741 742 743 744 745 746 747 Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica Paragraaf 3.1. Infuus Werkblad 3.1.4. Het verwijderen van een infuussysteem en venflon (infuusnaald) (vervangende) thuissituatie Professional(s): Voorbehouden handeling verpleegkundig specialist verpleegkundige arts Benodigd materiaal: SZA-bak (ziekenhuis) aparte afvalzak (thuis) handschoenen steriele gaasjes, desinfectans en pleisters disposable onderlegger (celstofmatje) bekend zijn met de plaats van het calamiteitenmateriaal Voorzie de plaats onder de infuusnaald van disposable onderlegger. Trek handschoenen aan. Zorg dat het infuussysteem met een neutrale infusievloeistof is doorgespoeld, voor het wordt verwisseld. Het systeem kan, ondanks spoelen, nog steeds cytostatica bevatten en dient daarom met zorg behandeld te worden. Zet het infuussysteem dicht. Maak de pleisters los. Verwijder de infuusnaald. Laat de patiënt de insteekopening dichtdrukken met een steriel gaasje; plak later de insteekopening af met een schoon gaasje met pleister. Deponeer het infuussysteem met de infuusnaald en de mogelijk met cytostatica besmette disposable materialen, samen met de handschoenen in de SZA-bak of aparte afvalzak thuis. Extra informatie: In de thuissituatie: - wordt het wasgoed apart verpakt of direct gewassen - gaat afval apart verpakt bij het huisvuil 21

748 749 750 751 752 753 754 755 756 757 758 759 760 761 762 763 764 765 766 767 768 769 770 771 772 773 774 775 776 777 778 779 780 781 782 783 784 785 786 787 788 Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica Paragraaf 3.1. Infuus Werkblad 3.1.5. De mobiele patiënt met infuus in het ziekenhuis (vervangende) thuissituatie Professional(s): Voorbehouden handeling verpleegkundig specialist verpleegkundige arts Instrueer de patiënt die de afdeling verlaat hoe te handelen bij een calamiteit: - blijf op plek van calamiteit. - zorg dat derden afstand houden. - waarschuw via telefoon verpleegkundige van de afdeling of vraag een omstander dit te doen. - ruim niet zelf op! Controleer voor vertrek van de patiënt of het infuus goed loopt, de infuusnaald goed in het bloedvat zit en de infuusnaald goed gefixeerd is. Geef een disposable onderlegger waar mogelijke lekkages mee afgedekt kunnen worden en bekkentje mee in geval van braken. Instrueer patiënt indien hij/zij gebraakt heeft het bekkentje met braaksel niet zelf weg te gooien, maar in te leveren bij verpleging. Bekkentje met besmet braaksel moet in SZAbak gedeponeerd worden. Bij interventies op andere afdelingen/disciplines: licht ze in over het cytostaticuminfuus en instrueer deze afdeling. Vertel andere afdelingen/disciplines hoe je bereikbaar bent, in geval van calamiteiten. Controleer of calamiteitenmateriaal aanwezig is in de desbetreffende ruimte; neem anders na een melding van een calamiteit calamiteitenmateriaal mee. Extra informatie: Soms moeten patiënten met een cytostaticuminfuus naar diagnostische afdelingen, andere disciplines etc. De verpleegkundige is verantwoordelijk voor het informeren van deze derden over het risico van cytostatica. Beperk mobiliteit van patiënten met een infuus met cytostatica liefst tot de afdeling. Gemaakte afspraken worden vastgelegd in het patiëntendossier. De verpleegkundige blijft eindverantwoordelijk voor het waarborgen van de veiligheid rond cytostatica. 22

789 790 791 792 793 794 795 796 797 798 799 800 801 802 803 804 805 806 807 808 809 810 811 812 813 814 815 816 817 818 819 820 821 822 823 824 825 826 Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica Paragraaf 3.1. Infuus Werkblad 3.1.6. De mobiele patiënt met infuus thuis (vervangende) thuissituatie Professional(s): Voorbehouden handeling verpleegkundig specialist verpleegkundige Instrueer de patiënt hoe te handelen bij een calamiteit: - blijf op de plek van de calamiteit. - zorg dat derden afstand houden. - waarschuw via telefoon de thuiszorgverpleegkundige of vraag een omstander dit te doen. - Ruim in overleg met de thuiszorgverpleegkundige op. Bij zwelling rondom infusieplaats dient direct contact opgenomen te worden met het ziekenhuis. Bij lekkage van het infuus dient direct contact opgenomen te worden met de thuiszorgverpleegkundige Extra informatie: Zorg in de thuissituatie dat calamiteitenmateriaal voorhanden is. Bij bezoek buitenshuis dient de patiënt calamiteitenmateriaal mee te nemen. Instrueer de patiënt over de risico s betreffende cytostatica en mobiliteit beperk mobiliteit van patiënten met een infuus met cytostatica zoveel mogelijk tot de thuissituatie. Als patiënten langdurig infusie met cytostatica krijgen, bepaalt de verpleegkundige met de patiënt de mate van mobiliteit. De verpleegkundige maakt een inschatting of de patiënt de verantwoordelijkheid kan dragen in geval van een calamiteit. Voorkom activiteiten die schade kunnen aanbrengen aan het toedieningssysteem. In de thuissituatie: - wordt het wasgoed apart verpakt of direct gewassen - gaat afval apart verpakt bij het huisvuil 23

827 828 829 830 831 832 833 834 835 836 837 838 839 840 841 842 843 844 845 846 847 848 849 850 851 852 Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica Paragraaf 3.1. Infuus Werkblad 3.1.7. Toediening via centraal veneuze catheter (CVC) (vervangende) thuissituatie Professional(s): Voorbehouden handeling verpleegkundig specialist verpleegkundige arts Benodigd materiaal: materialen die nodig zijn bij gebruik CVC (zie CVC-protocol instelling) SZA-bak (ziekenhuis) aparte afvalzak (thuis) handschoenen infuusflacon met NaCl 0,9% infuusflacon met cytostaticum infuus, een adapterline met meerdere aanprikpunten en een driewegkraan met korte slang (bv.10 cm). bekend met de plaats van het calamiteitenmateriaal Volg het standaardprotocol rond het aansluiten van een infuussysteem via een CVC. 24

853 854 855 856 857 858 859 860 861 862 863 864 865 866 867 868 869 870 871 872 873 874 875 876 877 878 879 880 881 882 883 884 885 886 Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica Paragraaf 3.1. Infuus Werkblad 3.1.8.Toediening via totaal-implanteerbaar-toedieningssysteem (port-acath systeem: intraveneus, intraperitoneaal en intra-arterieel) (vervangende) thuissituatie Professional(s): Voorbehouden handeling verpleegkundig specialist verpleegkundige arts Benodigd materiaal: materialen die nodig zijn bij gebruik totaal-implanteerbaar-toedieningssysteem (zie protocol instelling over totaal-implanteerbaar-toedieningssysteem) SZA-bak (ziekenhuis) aparte afvalzak (thuis) handschoenen infuuszak met cytostaticum infuus, een adapterline met meerdere aanprikpunten en een driewegkraan met korte slang (bv. 10 cm). bekend met de plaats van het calamiteitenmateriaal Volg het standaardprotocol rond het aansluiten van het infuussysteem via een totaalimplanteerbaar-toedieningssysteem. Volg het ziekenhuis- of instellingsprotocol rond het aanprikken van een totaalimplanteerbaar-toedieningssysteem. 25

887 888 889 890 891 892 893 894 895 896 897 898 899 900 901 902 903 904 905 906 907 908 909 910 911 912 913 914 915 916 917 Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica Paragraaf 3.1. Infuus Werkblad 3.1.9. Toediening via PICC-line (vervangende) thuissituatie Professional(s): Voorbehouden handeling verpleegkundig specialist verpleegkundige arts Benodigde materialen: materialen die nodig zijn bij gebruik PICC-line (zie PICC-line-protocol instelling) SZA-bak (ziekenhuis) handschoenen infuusflacon met cytostaticum infuus, een adapterline met meerdere aanprikpunten en een driewegkraan met korte slang (bv. 10 cm). bekend met de plaats van het calamiteitenmateriaal Volg het ziekenhuis- of instellingsprotocol rond het bestaande protocol van het verzorgen van een PICC-line. Extra informatie: In de thuissituatie: - wordt het wasgoed apart verpakt of direct gewassen - gaat afval apart verpakt bij het huisvuil 26

918 919 920 921 922 923 924 925 926 927 928 929 930 931 932 933 934 935 936 937 938 939 940 941 942 943 944 945 946 947 948 949 950 951 952 953 954 955 956 957 958 959 960 961 962 963 964 965 966 967 968 Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica Paragraaf 3.2. Injectie Werkblad 3.2.1. Toediening cytostatica via bolusinjectie (intraveneus) Professional(s): Voorbehouden handeling verpleegkundig specialist verpleegkundige arts Benodigd materiaal: SZA-bak (ziekenhuis) infuus met neutrale infuusvloeistof handschoenen zo nodig driewegkraan een 10 ml gelockte/geborgde spuit gevuld met steriele neutrale infusievloeistof steriele gaasjes voorgeschreven dosering cytostaticum in ontluchte gelockte/geborgde spuit Y- infuussysteem (voor bolustoediening) disposable onderleggers (celstofmatje) Breng zonodig een infuusnaald in. Leg de benodigdheden klaar binnen handbereik. Trek handschoenen aan. Controleer samen met (collega-)verpleegkundige: - patiëntgegevens - voorgeschreven cytostaticum (dosis en soort) - verpakking cytostaticum (lekkage e.d.) - wanneer er iets niet klopt met de controlepunten, dient contact opgenomen te worden met de apotheek. Er mag (nog) niet gestart worden met de toediening. Pak de gelockte/geborgde spuit met het cytostaticum uit de verpakking. Leg deze klaar op een disposable onderlegger. Deponeer de transportverpakking in de SZA-bak. Controleer de reeds ingebrachte infuusnaald op de volgende complicaties: - hematoomvorming - infectie - flebitis - subcutaan lopen Plaats, indien nog niet aanwezig, een driewegkraantje tussen infuusnaald (venflon) en het infuussysteem. Plaats onder de driewegkraan een disposable onderlegger. Ontlucht het Y-infuussysteem met de steriele neutrale infuusvloeistof. Sluit het Y-infuussysteem aan op het driewegkraantje aan de infuusnaald. Sluit de gelockte/geborgde spuit met cytostaticum aan op de afgesloten toegang van de driewegkraan. Draai de driewegkraan open naar de gelockte/geborgde spuit met cytostatica. 27

969 970 971 972 973 974 975 976 977 978 979 980 981 982 983 Dien het cytostaticum in de voorgeschreven tijd toe en laat het infuus gelijktijdig snel lopen. Blijf controleren op extravasatie. Draai, na toediening van de cytostatica, de driewegkraan dicht en zet deze open naar de 10 ml gelockte/geborgde spuit met neutrale vloeistof. Dien de neutrale vloeistof toe via de 10 ml gelockte/geborgde spuit. Koppel het Y-infuussysteem los van het driewegkraantje van de infuusnaald - houd een gaasje bij de opening in verband met mogelijk morsen. Leg het gebruikte Y-infuussysteem op de onderlegger. Wikkel de onderlegger zorgvuldig dicht. Deponeer de gebruikte materialen in de SZA-bak, trek de handschoenen uit en deponeer deze in dezelfde bak. Dop de driewegkraan af. Infusie verder volgens voorschrift. 28

984 985 986 987 988 989 990 991 992 993 994 995 996 997 998 999 1000 1001 1002 1003 1004 1005 1006 1007 1008 1009 1010 1011 1012 1013 1014 1015 1016 1017 1018 1019 1020 1021 1022 1023 1024 1025 1026 1027 1028 1029 1030 1031 1032 1033 1034 1035 1036 Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica Paragraaf 3.2. Injectie Werkblad 3.2.2. Intra-arteriële toediening Professional(s): Voorbehouden handeling radioloog Benodigd materiaal: angiotray en instrumententafel voor angiografie van de lever voorgeschreven dosering cytostaticum, aangeleverd in 2 x 10 ml gelockte/geborgde spuiten met driewegkraantjes infuus met neutrale infuusvloeistof (bv. NaCl0,9%) Y- infuussysteem (voor bolustoediening) handschoenen disposable onderleggers (celstofmatje) steriele gaasjes SZA-bak Breng, indien nodig, een infuus aan. Leg de benodigdheden klaar binnen handbereik. Trek handschoenen aan. Controleer samen met collega-verpleegkundige en/of radioloog: - patiëntgegevens - voorgeschreven cytostaticum (dosis en soort) - verpakking cytostaticum (lekkage e.d.) - wanneer er iets niet klopt met de controlepunten, dient contact opgenomen te worden met de apotheek. Er mag (nog) niet gestart worden met de toediening. Pak de gelockte/geborgde spuit met de cytostatica uit de verpakking. Leg deze klaar op een disposable onderlegger. Deponeer de transportverpakking in de SZA-bak. Toediening door de radioloog Voorafgaand aan de toediening dient een angiografie van de lever uitgevoerd te worden. Ontlucht het Y-infuussysteem met de neutrale infuusvloeistof. Sluit het Y-infuussysteem aan op het driewegkraantje aan de katheter. Sluit de gelockte/geborgde spuit met cytostaticum aan op de afgesloten toegang van de driewegkraan. Draai de driewegkraan open naar de gelockte/geborgde spuit met cytostaticum. Dien het cytostaticum in de voorgeschreven tijd toe via de angiokatheter. Draai, na toediening van de cytostaticum, de driewegkraan dicht en zet deze open naar de 10 ml gelockte/geborgde spuit met NaCl 0,9%. Dien de NaCl 0,9% toe via de 10 ml gelockte/geborgde spuit. Koppel het Y-infuussysteem los van het driewegkraantje van de angiokatheter. Houd een gaasje bij de opening in verband met mogelijk morsen. Leg het gebruikte Y-infuussysteem op de onderlegger. 29