Het Drense Landschap. Kwartaalblad. maart 1996 no. 9. De Hondstong



Vergelijkbare documenten
Stichting Het Drentse Landschap bekommert zich om natuur, landschap en

Op wegen en paden De openstelling van natuur in Nederland

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept

Weidevogelnieuws. Landbouwkundige situatie vroeger en nu. Rijswijkse Veld

LEZEN. Terpentijd

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

voor vaartoeristen, fietsers en wandelaars Tekst:??????

Natuurwaarden en beheer van pingo-ruïnes

Oudste landschap van Nederland Natuurparel De Vilt

Steun Het Drentse Landschap


Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

Struinen door De Stille Kern

Wijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie

VERSLAG: ZES MAANDEN IN ETHIOPIE VOOR TREES FOR FARMERS Door Line Kelders

De Veenvaart... Kanaal met een verhaal!

Uit huis gaan van jongeren

Nieuwsbrief. Deltaplan voor het Landschap, Moerenburg-Heukelom-Koningshoeven

Vergelijking in de tijd (Soortenrijkdom) Akkers Moerassen

Praktijk en praktijkvoorbeelden. 13. Onteigening.

Bezoekersenquête boerenmarkten in Den Haag, Delft en Schiedam

DE KNOPPEN GAAN OPEN!

RESULTATEN GROOT WILD ENQUETE

1.Inleiding De beheerder van een productiebos wil voordat de bomen gekapt worden

NATUURNIEUWS DE FRISSE WIND


Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek

Toeristen in Nederland

Bermenplan Assen. Definitief

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

Gierzwaluw. Boomleeuwerik. Witte kwikstaart. Nachtzwaluw

een zee Rendierjagers De rendierjagers leefden in de prehistorie in ons land. Dat is de tijd voordat de van tijd een zee van tijd

Hoofdvraag: Hoe kan een gebied of een landschap milieuaantasting door verdroging optreden en hoe kan dit worden tegengegaan?

Maart Ik ga later niet op de bank zitten. pagina 6. Meer inzicht in uw pensioen. pagina 4. Wat is het UPO? pagina 8

De Vuursche. Scootmobiel. Door de bossen met de scootmobiel

S C H E N K I N G, G I F T O F N A L A T E N S C H A P

Deel 1 Toen en nu 13

Praktische informatie

Landschappelijke inpassing t.b.v. uitbreiding loonwerkbedrijf te Eldersloo

Meting september 2014

WERKBLAD pingo. naam. Heel lang geleden was het hier erg koud. Dat noemen we de ijstijd. Er waren heuvels, heel bijzondere heuvels.

2 Bemesting Meststoffen Soorten meststoffen Grondonderzoek Mestwetgeving 49

De mensen van de Vierdaagse. Hidde Bekhuis en Koen Breedveld

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

Smidsveen, foto Frans de Vries. Anja Verbers. Pingo Programma Drenthe, Veldwerkplaats: Pingoruïnes en Beheer

Opiniepeiling tegenover luisteronderzoek

Wandeling rond Tanthof

Het College van B. en W. en leden van de Raad van de Gemeente Nederweert. Postbus AA Nederweert.

Week 28. Week 28. week 27

Hunebedden en grafheuvels in Noordwest Drenthe. (Anne Post, Norg. Versie )

Steun Het Drentse Landschap

Drie aardkundige monumenten

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

LANDGOED BEERZE. ROUTE 4,2 km

Werkstuk Aardrijkskunde Loonse en Drunense duinen

Productiebos maakt plaats voor oorspronkelijk heidelandschap.

Nederlanders aan het woord

De landbouwer als landschapsbouwer. 4. De landbouwer als landschapsbouwer ICT-opdracht ehorizon

rijm By fightgirl91 Submitted: October 17, 2005 Updated: October 17, 2005

Nieuwsbrief Amigos. maart 2014 DE SAN JUAN DE FLORES

6,8. Werkstuk door een scholier 1479 woorden 24 januari keer beoordeeld. Geschiedenis. Inhoudsopgave:

De laatste wens van Maarten Ouwehand

Hoe bouw ik een goede website?

Staatsbosbeheer Trompsingel 1, 9724 CX Groningen T Landgoed Mensinge. Drenthe in een notendop.

80% VAN DE NEDERLANDERS TYPEERT ZICH ALS GOEDE-DOELENGEVER,

Advies aan de stuurgroep CJG & Gemeente Assen

5. CONCLUSIES. 5.1 Overlast

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

September 2008 Door: Charlotte Storm van s Gravesande. Bijbehorende foto's: zie onderaan de tekst. Hallo mede dierenvrienden,

De Nederlander en de natuur. Rapportage

Enquête Vogelwerkgroep Zuid-Kennemerland

LIGGING. topografische kaart. ligging in het veld

wat is dat eigenlijk? Denk mee over acht grote vragen

1.2 landschap, natuur en recreatie. Landschap

Visual Storytelling Analyse van een Infographic. Het Frisia-Nederland conflict

Kennis over Kinderarbeid

De burger wil best betalen voor veenweidenatuur

HC zd. 22 nr. 32. dia 1

DASSENWERK. werkbladen opdrachten Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen. Locatie De Drie Linden Giersbergen 8 Drunen

nieuwsbrief We zullen doorgaan Postbus GJ Utrecht Telefoon: Maart 2012

Fosfaat en natuurontwikkeling

Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 december Beste natuurliefhebber/-ster,

Johannes 6, We danken God, want Jezus zorgt voor ons

WERKBLAD OPDRACHTEN. Locatie: De Drie Linden Giersbergen 8 Drunen Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen

Borstkanker ''Angst voor het onbekende''

Roofvogel gegevens Loonse en Drunense duinen e.o. Jaar 2013

Kwalificatie plangebied als secundair leefgebied

Oerboeren in de Friese Wouden.

OMMETJE VEENSCHAP:GESCHIEDENIS

Bezuinigingen openbaar groen Branche vereniging VHG Uitvoering augustus 2013 VELDWERK OPTIMAAL

WERKBLAD mijn landschap

Leerpad Holle Wegen Halen. Opdrachten. Holle_Wegen_OPDRACHT.indd 1 20/04/10 14:04

Aan de Schrans in Leeuwarden is één van de meest opvallende orthodontiepraktijken. van Noord-Nederland gevestigd. Daarin werkt

3. Inventarisatie. Organisatie. Figuur 1: Grafiek met het aantal retour gezonden inventarisatieformulieren per organisatie.

Spelen met zand. Zandpaspoort voor kinderen van 7 tot en met 12 jaar

Transcriptie:

Het Drense Landschap 1 Kwartaalblad 9 maart 1996 no. 9 De Hondstong

2 Kwartaalblad van de Stichting Het Drentse Landschap Inhoud ISSN 1380-3263 Overname van artikelen met bronvermelding is toegestaan. De inhoud van de bijdragen van gastschrijvers weerspiegelt niet noodzakelijk de opvattingen van de Stichting Het Drentse Landschap. Het Drentse Landschap is een uitgave van de Stichting Het Drentse Landschap. Het geeft informatie over de terreinbezittingen en activiteiten van de Stichting. Het blad verschijnt viermaal per jaar, bij het wisselen der seizoenen en wordt gratis toegezonden aan de Beschermers van het Landschap. Beschermer kan men worden door bijgevoegde kaart in te vullen en te verzenden. Minimale bijdrage ƒ. 30, per jaar. Als u Het Drentse Landschap extra wilt steunen dan kan dat op de volgende wijze: Lijfrente Dit betreft een vaste periodieke uitkering (minimaal 5 jaar) en moet worden geregeld door een notaris. Giften Voor minimaal 1% en maximaal 10% van uw onzuiver inkomen zijn giften aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Legaten of erfstellingen Tot een bedrag van ƒ. 15.647, (1996) is Het Drentse Landschap geen successierechten verschuldigd. Daarboven geldt voor Het Drentse Landschap een tarief van 11%. 3 4 5 12 15 18 26 Van de bestuurstafel bestuursberichten De Veenmier onderzoek Joan D.D. Hofman De Hondstong terreinbeschrijving Sytze Bottema...sympathiek, maar niet bekend genoeg... activiteiten Inge K. Tuttel t Wordt een beetje jouw stichting... interview Jan Wierenga Kortweg berichten Agenda Redactie E.W.G. van der Bilt J.N.H. Elerie B.R.W. Grevink J.D.D. Hofman J.G. Schenkenberg van Mierop R. H. van der Sleen Omslag: De Hondstong (foto: Harry Cock)

Een kleine krantenverkoper in New York, de baseballpet achterstevoor, prees luidkeels zijn waar aan: The Daily News, 80 dollarcents!. Een gehaaste heer trok hem een krant uit de vingers en gaf hem de centjes. Al lopend sloeg hij zijn krant open. Met een snelle blik viel hem op, dat losse verkoopnummers 60 dollarcents kostten. Op hoge benen spoedde hij zich terug naar de baseballpet en beschuldigde het verkopertje van oplichterij. Het jochie bleek weinig onder de indruk en zei: Ach mijnheer, u gelooft toch niet alles wat in de krant staat... 3 Van de bestuurstafel Stuifmeelkorrel van de Els foto: RUG Heeft u met dat idee vlak voor de kerst het bericht gelezen dat mevr. Rensen dit jaar het voorzitterschap van Het Drentse Landschap van mevr. Hollema overneemt? We zullen er maar niet omheen draaien: dat is inderdaad de bedoeling, maar de formele benoeming door het Algemeen Bestuur zal pas in de loop van dit voorjaar plaatsvinden. Wel heeft het AB mevr. Rensen alvast maar per 1 januari tot lid van het Dagelijks Bestuur benoemd, zodat ze enkele maanden kan warmdraaien. Het was niet de bedoeling hier nu al ruchtbaarheid aan te geven. We malen er verder niet om, maar ook wij hebben dus zoals tegenwoordig bij organisaties die willen meetellen gebruikelijk is, een lek in onze organisatie. Het is niet echt toevallig, dat we u alvast met mevr. Rensen hebben laten kennismaken in ons vorige kwartaalblad. In onze complexe maatschappij moeten tal van beslissingen worden genomen, waarbij diverse belangen tegen elkaar moeten worden afgewogen. Als het dan gaat om concreet becijferde zaken tegen een onduidelijk waardeerbare hoeveelheid natuur, valt de beslissing al gauw uit in het nadeel van de natuur. Het natuurbeleid en daarmee ook Het Drentse Landschap heeft een geweldige steun gekregen van een studie van economen van de Rijksuniversiteit van Groningen, die hebben aangetoond dat natuurbehoud en -ontwikkeling zinvol en betaalbaar is. Met de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur uit het Natuurbeleidsplan verbetert het natuurleven in Nederland met zo n 15 tot 20 procent. Die meerwaarde ontstaat vooral als veel landbouwgrond wordt omgezet in natuurgebied. Met name reservaatvorming scoort hoog: een hectare reservaat bevat 7 maal zoveel natuur als een hectare landbouwgrond. Een hectare beheerslandbouw slechts 2 maal, terwijl dit in verhouding meer kost! Gekke getallen natuurlijk, maar die hebben ze berekend door aan verschillende natuurwaarden verschillende punten toe te kennen. Al met al voelen wij ons als aankopende en beherende organisatie door dit rapport geweldig gesterkt in de zin en de economische betekenis van ons werk.

4 Onderzoek De Veenmier Joan D.D. Hofman* Als u bij een struintochtje door natte heide of hoogveen stuit op een bultje waarbij glanzende pikzwarte mieren met gele haren rondscharrelen, dan heeft u een ontmoeting met de zeldzame Veenmier. Het beestje is zo zeldzaam, omdat het alleen maar onder heel specifieke omstandigheden kan leven. Milieu-omstandigheden die aan zijn eisen voldoen, zijn er niet zoveel meer. In de eerste plaats is zijn verspreiding beperkt tot de wat koudere gebieden van Europa en Azië. Binnen ons land is het Drentse klimaat kennelijk nog net geschikt. Verder is hij exclusief gebonden aan hoogveen en natte heide waar hij zijn nest bouwt in pijpestrootjepollen, dopheistruikjes of veenmosbulten. Bovendien heeft hij nog de handicap dat hij zich maar moeilijk kan verspreiden. Het nest, een uit plantenrestjes opgebouwd bultje met een doorsnee van 10 tot 50 cm, wordt bewoond door een naar mierenbegrippen klein volkje van een paar honderd individuen. Voornamelijk werksters die de hele dag bezig zijn om de koninginnen en mannetjes te voeden met plantensappen, bladluizenmelk en dierlijke brokjes. Per nest worden ongeveer 10 koninginnen en slechts 5 mannetjes voorbereid op hun taak om elders nieuwe kolonies te vestigen. Hartje zomer krijgen de koninginnen en mannetjes vleugels en vliegen ze uit voor de bruidsvlucht. Voorzover bekend zijn het geen beste vliegers. Hooguit een paar honderd meter verderop in het open veld ploft een in de lucht bevrucht vrouwtje neer. Als ze bevrucht is en als ze niet onderweg gesnapt is door een insectenetende vogel, zou ze daar een nieuwe kolonie kunnen stichten. Maar dan moet dat plekje wel aan alle kritische eisen voldoen. Het moet dus wel allemaal meezitten om een nieuw mierenstadje te vestigen. Twee studentes van de universiteit van Utrecht, Erna de Jong en Ellen Kerkhof, hebben in Zuidwest-Drenthe onderzoek gedaan naar het voorkomen van de Veenmier en de ruimtelijke factoren die van invloed zijn op de verspreiding. Veel geschikt leefgebied van de Veenmier is in de loop der tijd verloren gegaan door ontginning, ontwatering en bebossing. Wat rest, zijn verspreid gelegen kleine en grotere terreinen met wat oppervlakten natte heide. De vraag was, in hoeverre de verschillende terreinen voor de Veenmier bereikbaar zijn, of dat we te maken hebben met van elkaar geïsoleerde eilandpopulaties. Het bleek dat de meeste grotere gebieden met goede kwaliteit goed bezet waren. Vooral het Dwingelderveld is een bolwerk van de Veenmier, maar ook op terreinen van Het Drentse Landschap in Zuidwest- Drenthe komt deze soort voor en wel in het Doldersummerveld, de Boerveensche Plassen en het Smilder Oosterveld. Opmerkelijk is echter dat de soort in andere in onze ogen geschikte terreinen niet is aangetroffen. Dit leidt tot de conclusie, dat we te maken hebben met verspreide, op zichzelf staande restpopulaties. De afstand is al gauw een barriëre, net als bos trouwens want ze schijnen zich bij bomen helemaal niet thuis te voelen. Eén en ander betekent, dat we ze zullen moeten koesteren op de plekken waar ze nog zitten, want uitwijken naar elders langs natuurlijke weg is voor de Veenmier vrijwel onmogelijk. Goed om dit te weten, want we hebben misschien al gauw te weinig oog voor de overlevingsproblematiek van het kleine grut. Drs. J.D.D. Hofman, bioloog, is bestuurslid en redacteur van Het Drentse Landschap. foto: Harry Cock

De Hondstong en de rustplaats van het meisje van Yde Sytze Bottema*

6 De Hondstong De vondst van de resten van het Meisje van Yde in 1897 bij turfwinning, in een naamloos veengat in het dal van de Runsloot, kwam nog eens nadrukkelijk in het nieuws door de reconstructie van haar gezichtje door de Engelsman Neaves. Haar beeltenis verscheen op posters die ons op veel plaatsen aankeken. Een golf van veronderstellingen en mogelijke verklaringen over haar dood teweegbrengend. De vindplaats van de stoffelijke resten van het meisje was zowel bij de plaatselijke boeren als bij medewerkers van het museum in Assen bekend, maar was aan het oog onttrokken omdat het veengat omstreeks 1970 tijdens de ruilverkaveling Vries met zand was dichtgeschoven. Een luchtfoto uit 1935 geeft de plaats als een klein watergat scherp aan ten opzichte van de oude kavelgrenzen langs de Runsloot. Doordat deze grenzen in de ruilverkaveling gespaard zijn, was de plek weer terug te vinden. Tijdens een onderzoek ter plaatse door studenten van het Biologisch- Archeologisch Instituut werd de omvang van het voormalige veentje vastgesteld. Belangrijk was dat nu ook de diepte van het veengat bekend werd. Dit onderzoekje vormde het begin van een studie naar de vroegere vegetatie van het gebied van Westerse Veld en Runsloot. Het meisje zelf is gedateerd omstreeks het begin van de jaartelling en hoe zag het landschap er toen uit? Het stroomdalletje van de Runsloot is grotendeels eigendom van Het Drentse Landschap en het reservaat is naar een oude streeknaam de Hondstong genoemd. Hondstong is een oude volksnaam voor de Paardebloem. Het meisje van Yde (foto: Drents Museum) 180 cm diep te zijn en er zat nog 70 cm veen in het centrum. Daarboven ligt het zand dat er tijdens de ruilverkaveling ingeschoven is. Het meeste veenarchief is hier dus vernietigd. Het vierhonderd meter naar het zuiden gelegen Boekweitenveen, waarvan delen eigendom zijn van de Stichting Het Drentse Landschap, bevat echter nog 7 meter veen en meersediment, een aanzienlijk en volledig archief. Voor de naamgeving van de veentjes in het Westerse Veld wordt de Topografische Kaart 1:25.000 van 1991 aangehouden. De namen Stijfveen/Stiefveen en Boekweitenveen zijn op vroegere kaarten verwisseld. Het Stiefveen is hetzelfde als het Hooge Veen en is gelegen tussen Yde en Donderen. Ten noordwesten van het veentje van het meisje van Yde ligt het vrij grote Ronde veen. Het is behoorlijk uitgeveend en het is in het midden vier meter diep. De ligging van de drie veentjes langs het dal van de Runsloot doet vermoeden dat het pingoruïnes betreft, resten van vorstheuvels uit de laatste ijstijd. Drenthe ligt vol met dergelijke veengaten maar er kunnen ook stuifgaten van Linksonder: Schets van het gebied van de Hondstong met drie pingo s (vorstheuvels) omstreeks 12.000 jaar geleden. Rechtsonder: Schets van het gebied van de Hondstong met drie pingo ruïnes, de latere veengaten Boekweitenveen, de vindplaats van het meisje van Yde en het Ronde Veen, omstreeks 11.000 jaar geleden. Door oude kaarten worden we ingelicht over het gebied en de vegetatie vanaf 1800. Om informatie over veel oudere perioden te verkrijgen, werden de veenarchieven langs het dal van de Runsloot geïnventariseerd. Het veen is in de loop van de tijd steeds gegroeid en daarbij is stuifmeel van planten ingebed en ook grotere plantenresten en zo heeft zich een archief van botanische informatie gevormd. Van het veentje van het meisje van Yde was bekend dat het tussen 1879 en 1970 water bevatte, een direct gevolg van het uitvenen met de beugel. Een beugel is een soort schepnet waarmee het sterk vergane veen onder water wordt opgeschept en op het land gedroogd, waarna het in korte baggerturf wordt gesneden. Het veentje bleek na meting Tekeningen: Wytzke Bottema

Terreinbeschrijving 7 Links: Het gebied van de Hondstong op de topografische kaart 133, VRIES, 1:25.000, verkend in 1899 Rechts: Topografische kaart 1991, 1:25.000 met situatie van de Hondstong, Runsloot en deel van het Westerse Veld De vindplaats van het meisje van Yde is met een pijl aangegeven latere datum tussen zitten. Onderzoek moet dan uitsluitsel geven. Onderzoek Een manier om iets over het vroegere landschap en de vegetatie van een gebiedje als het onderhavige te weten te komen, is een stuifmeelonderzoek van de veen- en meersedimenten die in zulke veentjes kunnen zitten. Kunnen zitten, omdat veel veentjes afgeturfd en uitgebeugeld zijn en hun inhoud in de kachel beland is. Dat is hier in het Westerse Veld meestal het geval, maar er is toch nog wel wat overgebleven. De resultaten zullen hier worden besproken. Hoe komen we aan die resultaten? Met eenvoudige holle handboren wordt een profiel uit het veentje verzameld. De monsters mogen persé niet verontreinigd worden met jonger, ouder of ander materiaal. Uit de boorkernen worden op bepaalde afstanden monstertjes van één kubieke centimeter gesneden, waaruit na laboratoriumbehandeling het stuifmeel overblijft. Stuifmeelkorrels werden en worden in enorme aantallen verspreid; ze hebben voor elke plantesoort of plantenfamilie typische, herkenbare vormen en ze zijn erg resistent. Tijdens de veenvorming waaiden er zoveel stuifmeel- ofwel pollenkorrels in bijvoorbeeld het Boekweitenveen, dat een blokje van een centimeter er tienduizenden bevat. Er wordt een steekproef van tussen de 500 en 1000 stuifmeelkorrels uit zo'n monster onder de microscoop geteld. Deze stuifmeelkorrels worden gedetermineerd naar soort bomen, kruiden en grassen. Resultaat Aan de hand van de stuifmeelanalyse (ook wel pollenanalyse of palynologie genaamd) kan iets over de eertijdse vegetatie van het gebied van Runsloot en Westerse Veld gezegd worden. De resultaten van het onderzoek worden in stuifmeeldiagrammen weergegeven. Van het Boekweitenveen is hier de bovenste 230 cm veenafzetting die de laatste 5500 jaar vertegenwoordigt, afgebeeld. In dit diagram is een selectie uit de stuifmeeltypen getekend in procenten van het totaal. De namen staan er boven. De horizontale lijnen geven het niveau van de monsters aan die uit de boorkern zijn gesneden; de oudste onder en de jongste boven. De onderste monsters van het Boekweitenveen (op 700 cm Ronde Veen diepte) en uit het veentje van het meisje (op 180 cm) bevatten stuifmeel van Alsem, Zonneroosje, Melde, Korenbloem, zeggen en grassen. Bomen zijn alleen vertegenwoordigd door de Berk (Dwergberk) en een enkele Jeneverbes. Deze fase is door vergelijkbaar stuifmeelonderzoek gedateerd op ongeveer 12.000 jaar geleden. Dat zich toen sediment in water vormde, geeft ook ongeveer de tijd aan dat de ijskernen in de vorstheuvels gesmolten waren. De over de hele wereld stijgende temperatuur die door het onderzoek van de Arctische en Antarctische ijskernen aangetoond is, was er de oorzaak van dat de permanent bevroren bodem ontdooide, waardoor de vorstheuvels in Drenthe smolten en kuilen in het landschap achterlieten. Het diepe Boekweitenveen vulde zich met grondwater maar het veentje van het meisje was erg ondiep en vormde slechts een vochtige veenmosvegetatie. Tijdens de zogenaamde Laatglaciale periode van ongeveer 12.000-10.300 jaar geleden die in het archief in het Boekweitenveen waar te nemen is, begon zich in het gebied een Berken-Dennenbos te vormen. Deze ontwikkeling stagneerde echter ongeveer 11.000 jaar geleden en bomen Boekweitenveen

8 De Hondstong werden weer schaars in het gebied van de Runsloot. Het werd er open en zonnig, droog en koud met een uitgesproken continentaal klimaat. Op veel plaatsen was de bodem onbegroeid en zand woei tot dunne lenzen in het meertje van het Boekweitenveen. Alleen daar waar water binnen bereik van de vegetatie was langs de rand van het meertje of mogelijk in het dalletje langs de Runsloot, kwam wat Kruipwilg en Berk voor. Na de IJstijd En toen, zoals overal in noordwest Europa, zette omstreeks 10.000 jaar geleden na de opwarming van het klimaat de intocht van een paar soorten bomen in. Het gebied van de Runsloot week daarin niet af van het algemene Nederlandse beeld. Aanvankelijk bepaalden Berken en Grove dennen de omgeving. Daarna, omstreeks 9000 jaar geleden, deed de Hazelaar zijn intrede. De grote loofhoutsoorten kwamen nog een duizend jaar later aanzetten: Iep, Linde, Eik, Es. We kunnen door stuifmeelonderzoek helaas alleen de geslachten vaststellen, dus wel Eik, maar niet Winter- of Zomereik. Sommige soorten stellen nogal wat eisen aan de kwaliteit van de bodem en hebben nogal wat vocht nodig, andere zijn met minder tevreden. Zo moeten destijds allerlei soorten hun specifieke omgeving opgezocht hebben. Ongeveer 7500 jaar geleden was er nog ruimte over in dergelijke gebieden om de Els zich na aankomst, snel en massaal te laten uitbreiden. Zo vestigde zich een dicht loofwoud in het gebied van de Runsloot, de Yder Zuid-Es en het Westerse Veld en het lijkt er op dat er een paar duizend jaar lang niets fundamenteel veranderde in dit deel van Drenthe. foto: RUG Archief HDL De eerste boeren Zo n 5000 jaar geleden begon de eerste ingrijpende verandering in de bosvegetatie van Noord-Nederland. De landbouw, bedreven door de boeren van het Trechterbekervolk, deed zijn intrede. In het diagram van het Boekweitenveen is er van de activiteiten van deze boeren echter nauwelijks iets te bespeuren. In het zesde monster van het stuifmeeldiagram van onder af gerekend zijn de waarden van de bomen iets gedaald en de stuifmeelpercentages van heideachtigen en grassen iets toegenomen. Een goede Van boven naar beneden: Stuifmeelkorrels van Grove Den, Eik, Linde en Heide

Terreinbeschrijving 9 aanwijzing voor landbouw is het verschijnen van stuifmeel van Smalle weegbree op dat niveau. We weten dat boeren van deze cultuur in elk geval in Zeijen actief waren. Op de Hondsrug meer naar het zuiden maar ook richting Zuidlaren is de aanwezigheid van de Trechterbekercultuur destijds, ook door de nog aanwezige hunebedden, manifest. En bovenal geven de stuifmeelmonsters van bijvoorbeeld het Gietsenveen in de rotonde bij Gieten een duidelijk beeld van de activiteiten van deze vroege boerencultuur. Zo niet in Yde waar het bos weinig veranderde en waar het veenpakket in het Boekweitenveen gestaag groeide. Wel zien we dat het stuifmeelaandeel van de Heideachtigen langzaam toenam. Deze toename wordt niet begeleid door indicatoren van menselijke activiteiten. De uitbreiding van het aantal heideplanten vond waarschijnlijk plaats in het zich uitbreidende hoogveen tussen Donderen en Yde. Heide groeit van nature namelijk op de bulten in het hoogveen. Verandering Werkelijk ingrijpende gebeurtenissen in de vegetatie van het Yder Veld en de moerasvegetatie van het Boekweitenveen worden door de stuifmeelpercentages bovenin het pollendiagram aangegeven. Vrij plotseling breidde het stuifmeel van de Heideachtigen zich uit, terwijl de waarden van diverse percentages van boomsoorten zoals Els, Berk, Hazelaar en Eik belangrijk daalden. Tegelijkertijd trad stuifmeel van graan en Zuring op. De eerste is een aanwijzing voor sterk toenemende akkerbouw. Het aandeel van Zuring kan afkomstig zijn van onkruid uit de akkerbouw of begraasde kaalkap, maar ook van Schapezuring uit de zich uitbreidende heidevelden. Het begin van de heide-uitbreiding is via radioaktief koolstof (C 14 ) gedateerd op ongeveer 2880 jaar geleden, dus op omstreeks 900 jaar voor de jaartelling. Dit was ongeveer tegen het eind van de Bronstijd, op het moment dat bijvoorbeeld Celtic fields op het Noordse Veld bij Zeyen verschenen. Op dat moment vond een opvallende ingreep in het landschap plaats. Het oppervlak aan bos was in de loop van de tijd steeds kleiner geworden door de uitbreiding van het hoogveen tussen Yde en Donderen. Wanneer de hoogveenvorming op het veld precies begon en wanneer de uitbreiding goed op gang gekomen was, valt niet zonder nader onderzoek te zeggen. Bij Bunne begon het Bunnerveen zich eerst ongeveer 5000 jaar geleden te ontwikkelen, veel later dus dan de veenvorming in de kleine ronde veentjes in Noord-Drenthe plaatsvond. De hoogveenontwikkeling in deze gebieden hield waarschijnlijk verband met de zeespiegelstijging die de afvoer van zoet water van het Drents plateau belemmerde. Omstreeks 2880 jaar geleden werd het bos op de hogere gronden, de Yder Zuid-Es en het veld tussen Yde en Donderen door de bewoners aangepakt. Het ontboste gebied zou onder natuurlijke omstandigheden heus nog wel weer geregenereerd zijn, maar uit het feit dat dat niet gebeurde en dat er zich heide ontwikkelde, kan men concluderen dat het ontboste gebied begraasd werd. Omdat het stuifmeelbeeld zo nadrukkelijk en in korte tijd veranderde, lijkt het er op het eerste gezicht op dat er een groot aantal mensen actief was. Dat zal waarschijnlijk niet het geval zijn geweest. Het afromen van het voedselarme dekzand in het Yderveld moet vrij snel in het werk zijn gegaan en het zal maar een handvol boerenfamilies zijn geweest die zich daarmee bezighielden. We moeten ons realiseren dat het hoger gelegen veld maar een deel van het gebied besloeg. Het beekdal, de es en het hoogveen namen een aanzienlijke ruimte in beslag. Het exploiteren van het veld moet toen ongetwijfeld al verband gehouden hebben met veehouderij en daarvan afgeleide bemesting van de akkers dichterbij de nederzetting. Deze nederzetting lag omstreeks 500 voor Christus ten zuiden van de huidige Yder Brink, getuige de vondst van Ruinen-Wommels aardewerk. Het zou na de menselijke ingreep die tot heide voerde nog 800 jaar duren voordat het meisje van Yde op voor ons raadselachtige wijze in het kleine anonieme veengat terecht zou komen. Schneitelwald Bij de nieuwe gebeurtenissen omstreeks 2880 jaar geleden, vond nog iets opvallends plaats: het verschijnen van stuifmeel van Beuk en Haagbeuk. Lange tijd heeft men gedacht dat het verschijnen van deze twee soorten het resultaat van natuurlijke verspreiding vanuit Zuid-Europa was. Deze twee soorten bomen verschenen echter op een moment dat de land-

10 De Hondstong Een selectie van typen uit een stuifmeeldiagram van het Boekweitenveen op vierhonderd meter van de vindplaats van het Meisje van Yde. Het diagram bestrijkt ongeveer de laatste 5000 jaar. Aan de linkerkant zijn de percentages van de stuifmeeltypen van een aantal bomen weergegeven (groen) en rechts de waarden van een geselecteerd aantal kruidentypen (paars en rood). In het midden is de verhouding tussen de som van het stuifmeel van de bomen ten opzichte van de som van de kruiden weergegeven in lichtgroen en geel. (Bron: RUG) 0 m els berk haagbeuk hazelaar beuk eik den iep bomen kruiden heideachtigen grassen graan smalbl. weegbree zuring 1 m 2 m bouw zich nadrukkelijk in het gebied manifesteerde. Terwijl alle landbouwgewassen die de vroege Drentse boeren verbouwden, uit andere streken vooral het Nabije Oosten geïmporteerd waren, zouden deze soorten bomen nog op eigen gelegenheid zijn gekomen? Zouden we dat over 1000 jaar ook van de mais denken? De Beuk volgde door heel Europa de prehistorische boeren. Het is niet duidelijk of deze de Beuk om de nootjes aanplantten of dat zoals ook wel gesuggereerd is, deze soort de Linde verving op uitgeputte grond. De Haagbeuk blijkt tot in de vorige eeuw een belangrijke rol te hebben gespeeld als Schneitelwald, bos geëxploiteerd als veevoer. Dat kon omdat de Haagbeuk snoeien erg goed verdraagt, vandaar zijn rol als haag! Deze Berkachtige (geen directe familie van de Beuk) is nog als knotrestant op veel plaatsen in Duitsland (Hassbruch, Neuenburger Urwald) en Engeland te zien. In Engeland was het een oud familierecht in sommige dorpen om Haagbeuken te mogen snoeien voor veevoer. In welke tijd leefde het meisje van Yde? De paleobotanicus W.van Zeist onderzocht in 1955 een restje veen dat aan de voet van het meisje kleefde. De stuifmeelinhoud die hij vaststelde, geeft het zelfde beeld als het stuifmeeldiagram tussen de C 14 dateringen van 2880 en 1210 jaar geleden. Dit zegt echter niet zoveel over de tijd waarin het meisje leefde en stierf. Immers het lichaam werd in het veen begraven en kwam daardoor in een veel oudere laag terecht. In het meest gunstige geval waarbij meerdere monsters genomen zijn, kan de diepte van de begraving vastgesteld worden. Het veen dat aan het meisje kleefde, geeft ons alleen informatie over het traject dat bij het graven afgelegd werd. Wel kunnen we concluderen dat ze geleefd moet hebben in een tijd die later kwam. Omstandigheden Zoals met de radiokoolstof vastgesteld is, werd het meisje omstreeks het begin van de jaartelling begraven in een klein veengat dat al helemaal dichtgegroeid was. De 70 cm veen die ons daar nu nog resten, zijn ouder dan 8000 jaar. Het veen had een groeisnelheid van ongeveer 2.5 centimeter per eeuw. De bovenste meter veen zou sinds die tijd makkelijk gevormd kunnen zijn. Het kleine veengat moet omstreeks

Terreinbeschrijving 11 de jaartelling gevuld zijn geweest met veen waar men over heen kon lopen, met hoogstens natte voeten. Tegelijkertijd was het gebied ten westen van de Runsloot voor een belangrijk deel met hoogveen overdekt, met het Stiefveen (Hooge Veen) als kern (zie kaart 1899). Dit veen volgde daarbij min of meer de 5 meter hoogtelijn. Om vanuit Yde in dit gebied te komen, moest men ergens het stroompje de Runsloot oversteken. Het is mogelijk geen toeval dat er een overgang is vlakbij het veentje waarin het meisje werd gevonden. Deze overgang wordt aangegeven op de kaart van 1851. Niet alleen de weg vanaf Vries naar het noorden komt hier langs, maar ook de weg van Tynaarlo. Verder het terrein in gaan, was zoals uit de kaart van 1899 blijkt, een vrij zware opgave. Was men de Runsloot overgestoken, dan waren er nogal wat mogelijkheden om iets in het veen te stoppen gezien de hoeveelheid veenputjes. Men moet echter niet vergeten dat een deel van het vlakke veen na de jaartelling gevormd werd, terwijl in het Boekweitenveen en het veentje van het meisje al een behoorlijk pakket aanwezig was. Om iets in te begraven, kwam van het Boekweitenveen alleen de rand in aanmerking, het centrum moet onbegaanbaar zijn geweest en had ten dele nog open water. Het kleine naamloze veengat was waarschijnlijk makkelijker toegankelijk. Men moet het meisje vrij diep begraven hebben, anders was het lichaam niet geconserveerd. Bovendien werd ze bij het beugelen gevonden en niet bij het steken van de ondiepere turf. Als de kaart van 1899, twee jaar na de vondst van het lichaam, correct is, was er alleen open water aan de oostkant van het veentje. Het beugelen moet daar dus plaats gevonden hebben. Dat zou er op kunnen wijzen dat men van de Yder kant kwam om het meisje te begraven, via de overgang over de Runsloot. Literatuur J. Bandel e.a. 1995, Speurtocht naar de vindplaats van het meisje van Yde (Dr.). Paleo-Aktueel 6. Rijksuniversiteit Groningen. p. 94-95. S. Bottema, 1995, Het ontstaan van het veentje van het meisje van Yde (Dr.). Paleo-Aktueel 6. Rijksuniversiteit Groningen. p. 96-98. Wijnand van der Sanden, 1994, Het Meisje van Yde. Het Drents Museum, Assen. 128 p. foto: Harry Cock * De auteur is verbonden aan de Rijksuniversiteit van Groningen en lid van de beheerscommissie van Het Drentse Landschap.

12 Activiteiten Inge K. Tuttel*...sympathiek, maar nog De Stichting Het Drentse Landschap wordt deskundig, sympathiek en enthousiast gevonden, maar blijkt toch niet bekend genoeg in Drenthe. De zogeheten spontane naamsbekendheid is laag. Dat is op zich geen wonder, want 60% van de Drenten zegt geen lid of begunstiger te zijn van enige natuur- of milieuorganisatie. Bij de begunstigers van de stichting blijkt een grote belangstelling voor de uitgave van een handboek van Drentse natuurterreinen. Het kwartaalblad wordt goed gewaardeerd. Aldus luiden enkele conclusies uit de beide onderzoeken, die eind 1995 zijn verricht. Het begon allemaal in september 1995, toen in dit tijdschrift een vragenlijst voor de begunstigers van Het Drentse Landschap werd meegestuurd. Bijna eenderde van de lezers heeft de vragenlijst beantwoord en teruggezonden. Deze enquête is onderdeel van een uitgebreid onderzoek naar de huidige situatie van de stichting. Naast deze inventarisatie van meningen en wensen in eigen kring is algemeen onderzoek gehouden naar de bekendheid van de Stichting Het Drentse Landschap. Hiervoor waren een twintigtal vrijwilligers, onder leiding van Inge Tuttel en Ben Grevink, drie weken elke avond in touw. Vanaf het kantoor aan de Kloosterstraat zijn zo n 1400 adressen per telefoon benaderd. Uiteindelijk konden daarvan 627 compleet ingevulde vragenformulieren bewerkt worden. Op deze wijze is een goed beeld verkregen van de naamsbekendheid en de bekendheid met de activiteiten van de stichting. Ook zijn zo de bekendste natuurterreinen in Drenthe op een rijtje gezet. Hoofdzaken Alle begunstigers van de stichting hebben de mogelijkheid gekregen hun meningen en wensen kenbaar te maken. De activiteiten van de stichting kregen een waardering tussen erg belangrijk en erg onbelangrijk. Onder activiteiten worden zowel natuurbescherming en -behoud verstaan, als zaken rond publiciteit en voorlichting. Het organiseren van bijvoorbeeld tentoonstellingen en het uitgeven van dit tijdschrift zijn ook activiteiten waar de stichting zich mee bezig houdt. Alle activiteiten worden door meer dan de helft van de respondenten (erg) belangrijk geacht. De basisactiviteiten zijn door de meeste begunstigers met (erg) belangrijk gewaardeerd. De uitgangspunten van de stichting zijn onder andere de volgende activiteiten; Aankopen, veiligstellen en beheren van natuur Ontwikkelingen die bedreigend zijn voor natuur, landschap en milieu tegengaan. De terreinen van de stichting worden bezocht om te wandelen of om te fietsen. Vooral de wandelaars hebben behoefte aan een informatiepaneel aan de ingang van natuurterreinen. Bovendien blijkt uit de begunstigersenquête duidelijk dat er veel vraag is naar een handboek met overzichten en kenmerken van de terreinen. Gelukkig maar, want de stichting is druk bezig om al haar terreinen van naamborden en/of informatiepanelen te voorzien. Daarnaast vordert het samenstellen van een handboek goed. Hierin staan alle terreinen geplaatst met overzichtskaarten en terrein-

Activiteiten 13 niet bekend genoeg... Welke verandering in het tijdschrift? 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% percentage 28,3% 0 a 16,7% b 9,3% c 12% d 23,8% In welke mate waardeert u de rubrieken? e 34,9% f categoriën 32,9% goed matig onvoldoende geen mening Terreinbeschrijvingen 83,1% 7,2% 0,6% 3,9% Berichten 53,1% 22,1% 4,5% 10,5% Interview 50,5% 26,8% 3,2% 10,3% Agenda 47,4% 20,6% 4,2% 16,6% Bestuursberichten 35,4% 22,4% 5,5% 25,0% Hoe waardeert u de aspecten van het tijdschrift goed matig onvoldoende geen mening Omslag (uiterlijk) 86,0% 5,3% 0,8% 2,0% Leesbaarheid 84,9% 8,4% 1,5% 1,5% Illustraties 82,5% 8,8% 1,8% 1,5% Informatiewaarde 79,5% 11,7% 1,1% 2,4% Indeling & Vormgeving 77,6% 10,9% 1,7% 3,5% Formaat 75,1% 11,1% 4,4% 3,9% Omvang (aantal blz.) 73,8% 12,7% 2,5% 4,8% Diepgang 66,5% 16,4% 2,5% 6,6% g 12,8% h 15,7% i 6,4% j a = geen, huidige inhoud is goed b = jeugdpagina c = column d = advertenties e = thema-nummer f = planten-artikelen g = dieren-artikelen h = artikelen met het accent op milieu i = discussie/ingezonden brieven j = anders k = geen antwoord 9,2% k beschrijvingen. Het handboek zal in de loop van dit jaar worden uitgegeven. Het kwartaalblad komt over het algemeen zeer goed over op de begunstigers. Natuurlijk kan de stichting niet iedereen volledig plezieren, maar het gros van de lezers vindt de frequentie (4x per jaar) en de inhoud goed. Als er een verandering plaats zal vinden, leest men het liefste artikelen over planten en dieren. Driekwart van de respondenten bewaart het tijdschrift (soms). Bij veel begunstigers wordt het door één à twee personen meegelezen. Wie zijn onze begunstigers Als belangrijkste reden om begunstiger van de Stichting Het Drentse Landschap te zijn zegt men: de natuurbescherming in Drenthe steunen. Andere natuurbeschermingsorganisaties die steun van onze begunstigers ontvangen, zijn voornamelijk Natuurmonumenten, het Wereld Natuur Fonds en Greenpeace. Dubbele steun komt vrij veel voor. De leeftijd van de begunstiger ligt tussen de 36 en 65 jaar. Zijn of haar huishouden bestaat uit twee personen. Deze doorsnee begunstiger leest een regionale krant en kijkt graag naar natuurdocumentaires. De groep van jonge gezinnen met kinderen ontbreekt in onze achterban. De stichting zal zich daar mogelijk meer op moeten richten. Onder het motto de beste stuurlui staan aan wal is gevraagd suggesties te geven voor het realiseren van een omvangrijker begunstigersbestand. De vele reacties hierop omvatten onder andere: via media, voorlichting en reclame begunstigers werven de informatiekraam frequenter inzetten bij manifestaties, exposities en lezingen via samenwerken een grotere achterban opbouwen de werving koppelen aan de terreinen de jeugd er meer bij betrekken begunstigers werven onder de toeristen, recreanten en gemeenten een vrijwilligers netwerk opzetten dat ook ingezet kan worden bij de werving van begunstigers De stichting komt deskundig, sympathiek en enthousiast over op haar begunstigers, maar is nog niet voldoende herkenbaar Drents en bekend in Drenthe. Dit laatste komt overeen met de resultaten van de bekendheidsenquête. Vrijwilligers enquêteren Vraag de Drent een natuur- of milieu-

14 Activiteiten Hoe kan HDL aantrekkelijker worden? Van welke mogelijkheden maakt u gebruik? 60% 50% 40% 30% percentage 47,9% 26,7% a = geen veranderingen b = meer wandelroutes c = meer fietspaden d = (verbeteren) parkeerplaatsen e = meer excursies f = meer lezingen g = (meer) verkoopartikelen h = uitgeven Handboek i = uitgeven verzamelband voor tijdschrift j = uitbrengen videofilm k = opzetten bezoekerscentrum l = meer invloed in politieke besluitvorming m = geen antwoord percentage 100% 80% 60% 84,2% 60,5% a = wandelen b = fietsen c = excursies d = Week van het Landschap e = anders f = geen g = geen antwoord 20% 16,8% 20,4% 17,6% 14,9% 14,2% 40% 10% 7% 8% 7,8% 4,6% 0 a b c d e f g categoriën h i 9,7% j k l 7,4% m 20% 0% a b 15,2% 16,8% c d categoriën 4,7% e 8,2% f 1,3% g beschermingsorganisatie te noemen en hij zegt Natuurmonumenten, het Wereld Natuur Fonds of Greenpeace. Aan de Stichting Het Drentse Landschap wordt niet als eerste gedacht. Deze Drent heeft wèl van de stichting gehoord. Dat blijkt als de enquêteur deze persoon helpt. Helemaal onbekend is de stichting dus niet. Er is hier sprake van het Aha - Erlebnis (de reactie: O ja, natuurlijk. Dat is ook een natuurbeschermingsorganisatie). Het Drentse Landschap is zodoende gekend, maar niet bekend. De naamborden en informatiepanelen die de stichting gaat plaatsen bij haar terreinen moeten de herkenbaarheid en naamsbekendheid van de stichting helpen vergroten. Ongeveer de helft van de geënquêteerden die van Het Drentse Landschap gehoord hadden, kon één of meer van haar activiteiten noemen. Vooral het beschermen en beheren van natuurgebieden kwam hier naar voren. Die bekendheid komt vooral via de regionale dag- en weekbladen tot stand. De bekendste terreinen van de Stichting Het Drentse Landschap zijn het Drouwenerzand, het Scharreveld, de Reest met het Reestdal, het Hijkerveld en de Kampsheide. Slechts 40% zegt lid of donateur te zijn van een natuur- of milieubeschermingsorganisatie. Een groot deel van de Drentse bevolking steunt nog geen natuurbeschermingsorganisatie. De bereidheid om hier toe over te gaan was ook niet erg groot. De leeftijd en de opbouw van het huishouden van de respondenten komen overeen met de gegevens van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). Deze steekproef geeft dus een representatief beeld voor de bevolking van Drenthe (boven de 19 jaar). Hoe nu verder? Het bestuur en de directie hebben de rapportage op tafel liggen. Aan hen is nu de taak het beleid vast te stellen voor grotere bekendheid en de werving van nieuwe begunstigers. Welke categorie ga je benaderen en op welke manier? Hoe zorg je dat deze beschermers ook langere tijd begunstiger blijven? De heer G. de Vries, onderwijsconsulent Natuur en Milieueducatie Drenthe, is gevraagd projecten op te stellen om de jonge gezinnen kennis te laten maken met natuur en landschap in Drenthe. Onder jonge gezinnen worden mensen in de leeftijd tot en met 36 jaar verstaan die een gezin met kinderen vormen. Met het plaatsen van (informatie)panelen bij de terreinen is de eerste stap richting meer herkenbaarheid en naamsbekendheid gezet. Het uit te geven handboek zal hiertoe ook bijdragen. Een belangrijk visitekaartje van de stichting is verder het kwartaalblad. Hierin kan meer nadruk gelegd worden op artikelen over planten en dieren. Een goede manier om ook meer aandacht te schenken aan het eigen werk. Met de beide onderzoeken heeft het bestuur van de Stichting Het Drentse Landschap nu de instrumenten in handen gekregen. De stichting kan aan de weg gaan timmeren, ondermeer door via ledenwerfacties meer begunstigers te winnen.

15 Jan Wierenga - interview Teddy Bezuijen (37) is wat je noemt eigen kweek. Als jongeling kwam hij in dienst bij de Stichting Het Drentse Landschap en is daar nooit meer weggegaan. Vanaf de bodem is hem het vak van natuurbeheerder bijgebracht. Hij begon als een soort van duvelstoejager met niet meer dan een jaarcontractje en groeide door naar zijn huidige functie: rayonhoofd Noord, een positie direct onder de rentmeester. (Niet slecht geboerd dus, en met deze constatering is hij het desgevraagd zelf ook wel eens). We treffen Teddy Bezuijen in zijn in Westerbork gevestigd hoofdkwartier. Daar houdt hij aan de Pieterbergweg kantoor in een voormalige schaapskooi. Het oude gebouw is ingrijpend opgeknapt en ligt er nu mooi strak bij. Mooie buurt ook trouwens, daar aan de rand van het dorp. Rust en ruimte overheersen er. Vlakbij bevindt zich nog het originele, rietgedekte schepershuisje. Je knijpt je ogen dicht en je ziet schapen en scheper onder de hoge bomen voorbij trekken, op weg naar de nabijgelegen heide. Een inspirerende omgeving. t Wordt een beetje jouw stichting!... Bezuijen is geboren in Amsterdam. Van zijn verblijf in de hoofdstad weet hij echter niet veel meer af, want z n ouders verhuisden al spoedig naar Roden. De jonge Teddy wist al heel gauw dat zijn bestemming ergens buiten lag. Hij werkte graag bij de boer en raakte verslingerd aan paarden. Paardrijden was m n grote passie: daar wilde ik wel m'n beroep van maken. Maar ja, dat is maar een enkeling gegeven hè, en dat lukte dus niet. Na de Mavo bezocht hij de Middelbare Landbouwschool. Hij ging in dienst en vroeg zich daarna terug in Roden af wat de toekomst voor hem in petto zou hebben. Het antwoord kwam van de overbuurman, Wim Hoekstra van Staatsbosbeheer. Hoekstra wist toevallig dat de Stichting Het Drentse Landschap wel een tijdelijke medewerker kon gebruiken en dat leek m wel wat voor mij. Ik solliciteerde en een week later was ik al aangenomen. Het ging om een ISP-baan waarbij een eenjarig contract hoorde. Ik werd een soort van manusje van alles. Werkzaamheden op papier zetten, slootje intekenen, cijferwerk, mee het veld in... Dat soort dingen. t Contract werd een jaar verlengd. Ik had het kantoorwerk wel zo n beetje gezien en werd door de toenmalige rentmeester Ernst naar buiten gedirigeerd. Veldwerk doen. Ik zat op lokaties als Rheebruggen en Vossenberg en ook in Noord-Drenthe. Daarna kwam ik in vaste dienst. Ik ging werken vanuit Gasteren waar Johannes Dijkema m n baas was. Ik heb er een jaar of wat alle voorkomende werkzaamheden gedaan:

16 Interview veeverzorging, rasterwerk, publieksbegeleiding, houtkappen. En inmiddels was ik ook met een studie begonnen. De combinatie van werken en studeren loopt een beetje als een rode draad door de loopbaan van Teddy Bezuijen. Hij besefte al vrij gauw dat hij zijn blikveld moest verruimen, wilde hij hogerop komen. En het was natuurlijk heel mooi dat ik van de Stichting ook de kans kreeg. Hij volgde in de loop der jaren een opleiding aan de Bosbouw- en Cultuurtechnische School In Arnhem, werd geschoold in het opzichters- en uitvoerdersvak, bekwaamde zich op HBO-niveau in natuurontwikkeling en waterbeheersing en sluit het rijtje af met de opleiding Agrarisch Recht en Grondtaxatie. Maar zover was het nog niet, toen hij aan het eind van de 80-er jaren promotie maakte. Het werkgebied van Het Drentse Landschap was zo gegroeid dat er een derde district bij moest komen. Bezuijen werd gevraagd hoofd te worden van dat nieuwe district Midden-Drenthe. Inmiddels is ook deze situatie weer achterhaald. Toen vorig jaar rentmeester Lex Ernst de dienst verliet en werd opgevolgd door Eric van der Bilt, werd besloten de organisatie anders op te zetten. Van der Bilt, als hoofd Terreinbeheer de chef van de drie districtshoofden, zou zelf niet worden opgevolgd. In plaats daarvan werden de drie districten omgevormd tot twee rayons. De hoofden daarvan namen een deel van Van der Bilts oude takenpakket over en kregen daarmee meer verantwoordelijkheden. Ze vallen nu rechtstreeks onder de rentmeester,

Interview 17 foto: Harry Cock staan met deze in nauw contact, maar werken dagelijks wel vanuit hun eigen gebied. Bezuijen vanuit Westerbork, zijn collega Aaldert Kikkert van het rayon Zuid-Drenthe vanuit Zuidwolde. De scheidslijn tussen beide rayons loopt op de landkaart vanaf Emmen schuin omhoog naar Smilde. En het werkt goed. De rayonhoofden zijn bijvoorbeeld meer dan voorheen betrokken bij het ontwikkelen van nieuw beleid. Maar t is nog pril allemaal. Je kunt nog niet zeggen dat het voelt alsof we t zo al jaren doen. Rayonhoofd Bezuijen kwam dus min of meer door toeval en met een zetje van buitenaf bij de stichting terecht. In het begin was het vooral: je hebt een baan, dat is al heel wat. Maar dan schiet er een vonk over. Gaandeweg groei je in het werk van zo n organisatie. t Wordt ook een beetje jouw stichting. Waarbij natuurlijk ook de vastigheid een rol gaat spelen. Want je krijgt verkering, gaat trouwen... Teddy woont met zijn vrouw Gerda zelf ook in Westerbork. Ze hebben drie kinderen: Sandra van 11, Marieke (9) en Peter (4). In het kantoor in de voormalige schaapskooi hangt een mooie tekening. t Is een huis. Voor papa, van Marieke. Zelden zit Bezuijen alleen in z n kantoor. Vaak is het er een komen en gaan van mensen die hem willen spreken. Z n medewerkers die een deel van de verbouwde schaapskooi gebruiken als opslagplaats en werkplaats, schaapherder Tjitse van de kudde van het Hijkerveld, al de externe contacten. Het rayonhoofd is voor zijn gebied het eerste aanspreekpunt. De uitvoering ligt in de hand van Johannes Dijkema, die de functie heeft van rayonbeheerder. Al met al bestaat de vaste bezetting van het noordelijk gebied uit zeven man. Ik kom zelf ook regelmatig in het veld. Logisch, want je moet weten hoe alles er bij ligt. Maar ik kom zelf nu minder buiten dan voorheen, dat zal wel duidelijk zijn. Bezuijen beheert een interessant gebied, met daarin een grote aandachtstrekker als het Hijkerveld. Het gebied is voortdurend in beweging. Altijd moeten er plannen worden gemaakt en uitgevoerd. Een mooi voorbeeld daarvan is ook het Scharreveld onder de rook van Westerbork. Verschillende heiderestanten worden middels grondaankopen aaneengesmeed tot een groot natuurterrein van zo n tweehonderd hectare. Er komen meer mooie dingen op hem af. Het Hunzedal is er zo een. Als je praat met mensen van de Stichting Het Drentse Landschap dan moet het al raar lopen wil het ambitieuze Hunzedal-project waarbij een rechtgetrokken oeroud riviertje weer frivool gaat kronkelen, niet aan de orde komen. Teddy Bezuijen staat met beide benen midden in de ontwikkelingen. De Schotse Hooglander, het ruige rund uit Schotland geniet zijn warme belangstelling. Hij kan met passie praten over het imposante beest, dat alom op de terreinen van Het Drentse Landschap wordt ingezet als levende grasmachine. Natuurbeheer is een dynamische aangelegenheid geworden. Toen ik in dienst kwam bij de stichting, beheerden we zo n 2300 hectare. Nu is die oppervlakte uitgegroeid tot rond de 4900 hectare. De ontwikkelingen gaan snel. En het mooie is: we zijn steeds meer een echte gesprekspartner geworden. Vroeger ervoer de landbouw ons als een luis in de pels, nu zijn we een partner die ook op de congressen van de georganiseerde landbouw gewaardeerde spreekbeurten houdt. En als we zoals vorig jaar een bijeenkomst houden over de plannen rond het Scharreveld, dan zitten we met de boeren als goeie buren aan één tafel. We willen waar dat mogelijk is, graag samenwerken; vooral daar waar het extensief gebruik van de grond bevorderd kan worden. De boeren zien in dat ook wij een taak vervullen: een taak die de politiek van ons vraagt. En ook, dat we het ook voor hén goed proberen op te lossen. Ik heb het idee, dat wij worden gezien als een Drentse instelling die er is voor Drentse mensen. Die bepaalde gevoeligheden goed kan inschatten. Dat laatste acht Teddy Bezuijen van groot belang. Hij stelt vast dat er voor de plannen van de Stichting onder de bevolking doorgaans een redelijk draagvlak te vinden is. We zijn in de beleving van de mensen niet een organisatie die van overver komt. We hebben maar beperkte financiële mogelijkheden. Maar ik geloof, dat daarin tegelijkertijd onze kracht schuilt. t Is ook wel comfortabel om wat kleiner te zijn, wat meer in de luwte te werken en wat dieper in je gebied te zijn geworteld. Onze kracht ligt in onze creativiteit en de noodzaak om met onze directe omgeving samen te werken.

18 Heideheim Kortweg Kampsheide 1 Afgelopen zomer werden er weer Klokjesgentianen langs een pad gevonden. Niet veel maar ze zijn er nog. De vergrassing van het heideveldje baart ons zorgen. Mogelijk zal dit jaar het meest ruige terreingedeelte gemaaid kunnen worden. Tijdens de prachtige winter fungeerde het ven opnieuw als decor voor ijspret. De Stichting zou het mooi vinden wanneer de schaatsers het ven schoon achterlieten. De Slagen 12 Een inventarisatie van Libellen leverde in 1995 10 verschillende soorten op, waaronder de zeldzame Koraaljuffer. Dit voorjaar zal voor het eerst een stier bij de Hooglandervaarzen in het Zwarte Gat worden gebracht. Waarmee dan hopelijk een nieuwe kudde ontstaat. Klokjesgentiaan Hollandsche Veld 33 Bijzonder Jeugdwerk Support uit Hoogeveen heeft de wandelpaden van het bosgebied naast de N37 vrijgemaakt van Braam en een bruggetje van een nieuw dek voorzien. De huidige parkeerplaats wordt zo vaak voor vuilstort gebruikt dat een aanpassing overwogen wordt. Binnenkort zullen met Rijkswaterstaat gesprekken volgen omtrent de landschappelijke consequenties van de verbreding van de N37. Samen met de Bosgroep De Holting waar Het Drentse Landschap deel van uitmaakt, werd in het kader van de OBN-regeling (Overlevingsplan Bos en Natuur) bij het Ministerie van LNV subsidie voor een vooronderzoek waterhuishouding Hollandsche Veld aangevraagd. Achterliggende gedachte is het nagaan van de mogelijkheden om in het wijkenstelsel hogere peilen te realiseren. Na het gebruikelijke heen en weer geschrijf is de aanvraag gehonoreerd. foto: Joop van de Merbel Hijkerveld 10 De Grontmij is eind 1995 voortvarend gestart met de uitvoering van het EGM-project Hijkerveld. Door de droogte kon zonder noemenswaardige schade het grootste deel van het plaggen, maaien, opschonen van vennen en het afvoeren van de vrijkomende materialen plaatsvinden. De verwachting is dat gedurende het eerste halfjaar van 1996 de resterende werkzaamheden zullen worden uitgevoerd. De Stichting Zeldzame Huisdierrassen heeft na herkeuring de erkenning van onze kudde Schoonebeker schapen in het Hijkerveld als fokcentrum verlengd. Begin januari werden de eerste Hooglanderkalveren geboren. Ondanks strenge vorst en gure wind ging alles goed. Onze zorg over mogelijk watergebrek bij dit schrale weer bleek voorbarig. Overal in de terreinen hielden de Hooglanders zich prima onder de arctische toestanden. Er kon ruim 19,5 ha grond grenzend aan ons reservaat worden verworven, gelegen tussen Diependal en Oranje. Het beheer komt pas in november van dit jaar in handen van de Stichting. Met de vrijwilligers van de vogelkijkhut Diependal werd in november het afgelopen seizoen Hijkerveld doorgenomen. Iedereen was best tevreden over de gang van zaken, het aantal bezoekers en de resultaten. Kleine verbeteringen werden afgesproken. Belangrijke ingreep vormde het verlagen van de bodem in het slikvlak gelegen voor de kijkhut. Daardoor zullen diepere slenken afgewisseld worden met sliboevers en droogvallende platen. Indien er voldoende water aanwezig is dan zal dit vak meer geschikt worden voor de steltlopers. En daarmee voor de talrijke waarnemers. Het overzicht van de in 1995 door de Vogelwerkgroep de Koperwiek te Assen gehouden vogeltellingen is in druk verschenen. In totaal werden 149 vogelsoorten waargenomen, waaronder bijzonderheden als Lepelaar, Porseleinhoen, Roerdomp, Kluut, Blauwborst, Rode wouw, Visarend en Klapekster. Om u een indruk te geven: er werden 10 soorten zwanen en ganzen, 14 soorten eenden, 13 soorten roofvogels en 20 soorten steltlopers waargenomen. Elk jaar is Diependal weer een bron van verwondering voor de vogelaars. Langs de Suermondsweg bij Smilde is in het kader van de Ruilverkaveling Smilde een oude veenweg (knuppelweg) gerestaureerd. Met name op initiatief van dhr. Matien. De Stichting zal het beheer over dit element voeren. foto: Joop van de Merbel

Berichten 19 Reestdal 7 Afgelopen herfst werden er in de Reest een zevental drempels aangelegd. Met groot materieel werd er door de waterschappen heel wat hout, grond en stortsteen verwerkt. Dit project vond plaats in goed overleg met de Stichting Het Drentse Landschap. Doel van deze operatie is de snelheid waarmee het Reestwater uit het gebied wegloopt, te verminderen en daardoor de waterstand op de Reest en in de aangrenzende Reestlanden te verhogen. De verdroging die sinds lang een bedreiging en aantasting vormt voor de natuurwaarden in het gebied neemt hierdoor af. Dit project is een gevolg van het Reestonderzoek dat in 1993 werd afgesloten. Het is de eerste concrete uitwerking van een aantal aanbevelingen waarin dit zeer uitgebreide onderzoek uitmondde. Met behulp van overheidsgeld, bestemd voor anti-verdrogingsmaatregelen, en eigen geld hebben de beide waterschappen Benoorden de Dedemsvaart en Meppelerdiep zo een belangrijke stap voorwaarts gezet. Doorwaadbare plaatsen en voorden lagen er vanouds. Op tal van plaatsen konden de bewoners van het gebied vroeger de Reest oversteken. De drempels zijn zo geconstrueerd dat ze het Reestwater bovenstrooms opstuwen. Vissen en andere dieren in de Reest kunnen de drempels moeiteloos passeren. Bij hoge waterstanden verdwijnen de drempels geheel onder water. De aangrenzende oevers naast de voorden zijn enigszins verlaagd. Op deze plekken kunnen zich moerassige vegetaties ontwikkelen. Leuke plaatsen voor de Grote gele kwikstaart en de Waterspreeuw. Wanneer er dan piekafvoeren zijn, wordt de Reest een drie keer zo brede bedding geboden waardoor er geen onacceptabele stuwing optreden kan. Overige grondgebruikers zullen daardoor op geen enkele wijze overlast krijgen. Mede om die reden zijn de eerste 7 van de in totaal 13 voorden uitsluitend daar aangelegd waar beide landschappen de oeverlanden in eigendom hebben. Op 19 december werd het project te IJhorst door de waterschappen opgeleverd. De rentmeester, dhr. Van der Bilt, complimenteerde de beide waterschappen met het feit dat ze als eersten deze vernieuwende benadering vorm hebben durven geven. In het vorige kwartaalblad werd melding gemaakt van de aankoop van enkele fraaie percelen Reestland onder de rook van Meppel. Aan de overzijde van de Reest ligt op dezelfde hoogte een perceel van ca 5 ha dat eigendom is van de gemeente Meppel. De gemeente bleek bereid dit perceel aan de Stichting te verkopen, zodat het voor de toekomst een onderdeel kan blijven van het Reestdalreservaat. Mede gezien de moeilijk bereikbare ligging tussen de Reest en de sportvelden valt op deze plaats de ontwikkeling van broekbos te overwegen. Dit is een ondergewaardeerd vegetatietype waar zelden voor gekozen wordt omdat dit ten koste gaat van de openheid van het beekdal. Voor dit perceel tegen de bebouwing van Meppel aan zou het een verantwoorde keuze zijn. Nabij De Havixhorst werd door dhr.morsink een zieke Steenmarter gevonden. De Vereniging Das en Boom heeft het dier in het asiel te Ubbergen verzorgd. In overleg met genoemde vereniging zal deze Steenmarter, vergezeld van 2 vrouwtjes die in een school te Emmen werden gevonden, in het Reestdal worden losgelaten. Het zou natuurlijk prachtig zijn indien zich in het cultuurlandschap van de Reest een populatie Steenmarters zou ontwikkelen. Nu we het toch over Das en Boom hebben, deze vereniging heeft zich nadrukkelijk opgeworpen als belangenbehartiger van de Das in het Reestdal. Door opnieuw bezwaar te maken tegen de uitbreidingsplannen van de Gemeente De Wijk in Dunningen, probeert men huizenbouw in dit eersteklas dassenbiotoop tegen te houden. De Stichting heeft zich hier in het verleden tot aan de Kroon tegen verzet en meende mogelijk ten onrechte dat verder verzet zinloos was. Das en Boom wijst op het feit dat inmiddels het beleid van Rijk en Provincie aanmerkelijk gewijzigd is. Via de media weet Das en Boom landelijke aandacht voor dit punt te krijgen. De Stichting hoopt dat zij succesvol zal zijn in het weerstand bieden tegen het eigenlijk toch wel erg onzorgvuldig handelen van de Gemeente De Wijk. Al eerder werd gemeld dat deze gemeente bezig is om te helpen een paardencentrum midden in het beekdal te laten ontstaan. Overigens met oogluikende goedkeuring van het Rijk dat op deze manier haar eigen EHS-plannen niet serieus neemt. Linksom betaalt de overheid via het relatienotabeleid miljoenen om landbouwbedrijven uit het dal naar elders te verplaatsen. Hier wordt echter, weer zo n nieuw probleem geschapen. Wie het nog begrijpt mag het zeggen. De Stichting zet zich op alle mogelijke wijzen in om dit vergrijp tegen de EHS in de Reest tegen te gaan. Naar wij hopen gesteund door de Provincie. De vorstperiode bleek zeer nuttig om in het kader van het Stimuleringsfonds bodembescherming bijna veertig poelen in het Reestdal aan te leggen. Samen met de bestaande wateren ontstaat hierdoor een hele infrastructuur voor amfibieën. Door een gift van ƒ 50.000, van het Prins Bernhard Fonds is de financiering van een voorgenomen historisch-ecologisch onderzoek in de Reest vrijwel rond. Ook het WNF had in een eerder stadium al ƒ 20.000, bijgedragen. Het betreft een onderzoek naar de ontwikkeling van het beeksysteem vanaf de laatste IJstijd tot het moment dat de mens zijn invloed deed gelden. Deze kennis acht de Stichting van waarde om meer grip te krijgen op de mogelijkheden en onmogelijkheden van natuurontwikkeling in dit dal. foto: Joop van de Merbel

20 Berichten De Branden Scharreveld 2 Van het Waterschap De Oude Vaart kon de grond van enige te verwijderen waterschapsleidingen worden verworven. Het betrof 1,37 ha. Verder kon ca. 3 ha cultuurgrond ten zuiden van het huidige bezit worden aangekocht. Inmiddels heeft de gemeente Westerbork de bestemming van de cultuurgronden tussen de Boekweitenplas en het Scharreveld gewijzigd in natuurgebied. De ontgrondingsvergunning voor het natuurontwikkelingsproject is inmiddels afgegeven. De start van het project valt na een voorbereiding van 3 jaar zeker nog dit jaar. We houden u op de hoogte. In het najaar van 1995 werd nog een flinke toom Patrijzen bij het Scharreveld gezien. De indruk bestaat dat deze kleine hoendersoort in onze provincie weer wat meer begint voor te komen. Archief HDL Hunzedal 34 Het afgelopen kwartaal werd bijna 32 ha land in het Hunzedal verworven. Bijna uitsluitend in het gebied aan de voet van het Drouwenerzand, De Branden. Het staat eigenlijk wel vast, dat dit gebied door de Provincie als natuurontwikkelingsgebied zal worden aangewezen. Wat gecompliceerder verloopt de begrenzing van het natuurontwikkelingsgebied bij de Exloosche Landen. In de Landinrichtingscommissie van de Rvk-Odoorn bestaat veel weerstand tegen de aanwijzing van de in hydrologisch opzicht beste begrenzing. De afloop van dit geschil is onzeker. De Stichting kan zich evenwel niet voorstellen dat de Provincie de uitkomst van het door haarzelf gewenste onderzoek door de belangen van een enkele particulier zal negeren. In de bovenloop van het Achterste Diep wordt momenteel een bebossingsplan door Oranjewoud uitgevoerd. Dit in het kader van de Herinrichting uitgevoerde bosuitbreidingsproject behelst het deels actief en deels via spontane processen bebossen van ca 70 ha. Het betreft vooral vochtig elzenbos. Samen met Oranjewoud heeft Het Drentse Landschap de stagiair Rutger van Ouwerkerk gevraagd onderzoek te doen naar de hydrologische potenties van het gebied. Enerzijds is het onderzoek gericht op het in kaart brengen van de mogelijkheden voor broekbos. Anderzijds zal worden nagegaan of dit op het Groninger wijkenstelsel afvoerende gebied weer op het Achterste Diep kan aansluiten. Het is namelijk de bovenloop van deze tak van de Hunze. Waarnemingen van vogels het afgelopen jaar geven al een beetje inzicht in de geweldige kansen die er in het Hunzedal liggen. Visdief, Waterspreeuw, Middelste en Grote zaagbek en Blauwe kiekendief zijn zomaar een greep. Groepen Kleine zwanen, Rietganzen, Smienten en vele steltlopers waaronder opvallend vaak Goudplevieren in aantallen van vele honderden. Grappig was dat bv. ook in de Duunsche landen veel Barmsijzen werden gezien. Overigens een bekend verschijnsel het afgelopen jaar. In veel reservaten was sprake van een soort invasie van Barmsijzen. Het Wereld Natuur Fonds heeft via de Unie van Landschappen de Stichting steun ter waarde van ƒ 600.000, voor natuurontwikkeling in het Hunzedal toegezegd. Inmiddels is er reeds 7 ha nabij de Hunze verworven. Een mooi perceel met hoge koppen afgewisseld met een oude meander. De eerste stap op weg naar een ander Hunzedal. Zie ook verder in dit tijdschrift de aktie Nederland 2x zo mooi. Op 15 januari werd door de Provinciale Staten de Oriëntatienota Hunzedal, met als subtitel groeibriljanten in Oost-Drenthe, besproken. Aanleiding voor de Oriëntatienota waren twee statenmoties uit 1993 waarin de Provincie, in de context van het vaststellen van het Waterhuishoudingsplan en het Intentieprogramma Bodembescherming, een integrale visie op het Hunzedal gevraagd werd. Sinds die tijd heeft de Stichting samen met WNF en Het Groninger Landschap haar Hunzevisie gepresenteerd, heeft de WMD haar onderzoek en groenproject Breevenen vormgegeven en vond er maart 1995 een Keuningcongres over dit gebied plaats. Als doelstelling voor de Oriëntatienota werd het volgende geformuleerd: Het realiseren van een optimale ruimtelijke rangschikking van funkties binnen de marges van het provinciale beleid, zodanig dat dit de regio economisch perspectief biedt binnen de voorwaarden van een duurzame ontwikkeling. Landbouw, bosbouw, wonen, drinkwaterwinning, recreatie en toerisme, natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie zullen in samenhang bezien worden. Gelukkig biedt de Ontwikkelingskaart van het Streekplan Drenthe alle mogelijkheden. Bovenstaande staat in lijn met de wensen zoals Het Drentse Landschap die in haar Hunzevisie in beeld bracht. De brede politieke discussie in de statenzaal op 15 januari was uitermate boeiend. Alle fracties steunden de nieuwe benadering waarbij de Provincie eerder de rol van regisseur dan die van ordebewaker is toegedacht. In feite wordt aangegeven dat de samenleving zelf mag aangeven in welke richting zij het Hunzedal wil ontwikkelen. Niet van bovenaf opgelegd maar ontstaan vanuit de basis. Op 18 januari werd de Oriëntatienota met de direct belanghebbenden zoals het lokale bestuur, WMD, Zuiveringsschap Drenthe, Waterschap Hunze en Aa en Het Drentse Landschap besproken. Ook daar werd Gedeputeerde mevr. Edelenbosch gesteund in het voornemen. Al met al een hoopvolle ontwikkeling.