College voor geschillen medezeggenschap defensie



Vergelijkbare documenten
College voor geschillen medezeggenschap defensie

De Medezeggenschapscommissie van het Defensie Helikopter Commando (hierna: de MC)

College voor geschillen medezeggenschap defensie

de Medezeggenschapscommissie van de SDDC 598th Transportation Brigade.(hierna: de MC)

de Defensieonderdeel Medezeggenschapscommissie van het Commando Landstrijdkrachten (hierna: de DMC)

De Defensieonderdeel Medezeggenschapscommissie DMO (hierna: de DMC)

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Rijk en Politie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

SAMENVATTING Adviesgeschil PO - artikel 11 onder f WMS ( vaststelling of wijziging beleid m.b.t. organisatie van de school)

ADVIES. de Medezeggenschapscommissie van het Dienstencentrum Operations (hierna: de MC)

SAMENVATTING UITSPRAAK. A, B, C, D, E, F, G, werknemers van ROC H, gevestigd te I, verzoekers, hierna te noemen de werknemers gemachtigde: de heer J

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP

UITSPRAAK. het bestuur van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag

SAMENVATTING Adviesgeschil en interpretatiegeschil PO - artikel 11 onder h WMS (aanstelling of ontslag van de schoolleiding)

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

het Hoofd van de Diensteenheid Defensie Materieel Organisatie onderdeel Den Haag (DMO Den Haag) (hierna: het HDE)

Samenvatting. 1. Procesverloop

UITSPRAAK. het bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

UITSPRAAK. de medezeggenschapsraad van [de school], te [vestigingsplaats], verzoeker, hierna te noemen de MR

SAMENVATTING klacht over beslissing directeur om geen verlof te verlenen aan leerling; PO

de Defensieonderdeel Medezeggenschapscommissie van de Landstrijdkrachten (hierna: de DMC)

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder k WMS (beleid t.a.v. uitwisseling van informatie tussen bevoegd gezag en ouders)

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Interpretatiegeschil cao vo. Niet vastgesteld kan worden dat de werkgever artikel 8.1 lid 5 cao vo onjuist heeft toegepast.

de Personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van C, te B, verweerder, hierna te noemen de PMR

1. Procedure. 2. Feiten

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

1. De bestuurder van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verder te noemen: de bestuurder

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Rijk en Politie

LEI Plagiaat ongegrond

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Rijk en Politie

BEZWARENREGLEMENT ex. artikel 7:13 Awb van de Openbare Rechtspersoon Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio te Zwolle

Samenvatting. 1. Procedure

ADVIES. Dossiernr:ABB/2009/7561

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM 16 FEBRUARI 2011

UITSPRAAK. de deelmedezeggenschapsraad van het A te B, verzoeker, hierna te noemen de DMR gemachtigde: mevrouw mr. J.M.M. Janssen

Reglement Dienstraden

Klachtenprotocol Kinderopvang De 5

ADVIES geanonimiseerde versie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

UITSPRAAK. de Ondersteuningsplanraad van de Stichting A te F, verzoeker, hierna te noemen de OPR gemachtigde: de heer mr. W.H.

Klachtenregeling ongewenst gedrag voor de decentrale overheid 2011

Delta Lloyd Schadeverzekering N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

SAMENVATTING Instemmingsgeschil PO - artikel 10 onder h WMS (overdracht van de school)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris)

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

COÖRDINATIE-OVEREENKOMST (MODEL I) Inzake de bouw van... (1) 1... (2) gevestigd te... (3) nader te noemen de opdrachtgever.

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

2. Cliënt Een natuurlijk persoon aan wie Buurtzorg Nederland maatschappelijke ondersteuning of gezondheidszorg verleent of heeft verleend.

Samenvatting. Interpretatiegeschil VO artikel 12 WMS (beleid met betrekking tot invoering LC-functies)

de besloten vennootschap Van de Burgwal Financieel Adviesbureau B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen Aangeslotene.

Samenvatting. 1. Procedure

REGLEMENT BEZWAAR EN BEROEP VSR-KEURMERK

Samenvatting. 1. Procedure

vast te stellen de navolgende Verordening Georganiseerd Overleg Hefpunt

Klachtenreglement. Documenteigenaar : Nicoline Hendriks Versie : 3.2 Datum : 2 juli 2012 Revisiedatum : 2 juli 2015

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012.

Reglement Klachtencommissie Cliënten Mentaal Beter

Samenvatting. 1. Procedure

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012.

Taxatie. Onjuiste taxatiewaarde. Hertaxatie door niet-onafhankelijke tweede taxateur.

Samenvatting. 1. Procedure

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR TOETSING UITSPRAAK

SAMENVATTING. de medezeggenschapsraad van de Hogeschool A te C, verzoeker, hierna te noemen de MR gemachtigde: mr. L.C.J.

Verordening op de behandeling van klachten Baanbrekers

Samenvatting. 1. Procedure

Onvoldoende belangenbehartiging. Echtscheiding. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Valsheid in geschrifte.

Deze regeling geeft uitvoering aan de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ)

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 107 d.d. 7 juni 2010 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. E.M. Dil Stork en mr. B.F.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Het College van Beroep voor de Examens van de Radboud Universiteit Nijmegen doet hierbij uitspraak inzake het beroep van:

Protocol. Klachtencommissie. Autimaat B.V.

De Defensieonderdeel Medezeggenschapscommissie Commando Landstrijdkrachten (hierna: de DMC)

SAMENVATTING. de medezeggenschapsraad van de regionale scholengemeenschap A te B, verzoeker, hierna te noemen de MR

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

De Raad van Toezicht Rotterdam geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht.

Beheerovereenkomst. Extra betaalde werkzaamheden vanouds verricht. De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

Instemmingsgeschil VO-artikel 12 lid 1 onder g WMS (toekenning generieke toelage teamleiders)

Samenvatting. Consument,

Samenvatting. 1. Procedure

SAMENVATTING. het bestuur van de A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de werkgever

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder b WMS (beleid grondslag van de school)

Samenvatting. 1. Procedure

Partijen: De medezeggenschapsraad van de openbare basisschool "De Quint" te Alkmaar, nader aan te duiden als medezeggenschapsraad (MR)

Transcriptie:

Dossiernr: Advies van het College voor geschillen medezeggenschap defensie aan de Bevelhebber der Landstrijdkrachten naar aanleiding van een verzoek om advies inzake een tussen: 1 De Commandant van XXX en 2 De Medezeggenschapscommissie (MC) van de XXX gerezen geschil met betrekking tot het beleidsvoornemen van de XXX om in 2000 een VVNOV (=vakantieverlof niet op verzoek) vast te stellen in de weken 27 en 28. Verloop van de procedure In het verloop van 1999 hebben partijen overleg gehad over het aanwijzen van Verlofdagen Niet Op Verzoek (VNOV). Aangezien dit punt reeds enige vergaderingen is besproken en partijen met betrekking tot de VVNOV-2000 geen overeenstemming hebben kunnen bereiken zijn partijen, tijdens een overlegvergadering op 4 februari 2000, overeengekomen het geschil ter beslissing voor te leggen aan het College voor geschillen, dan wel de Bevelhebber der Landstrijdkrachten (BLS). Bij brief van 17 februari 2000 heeft de XXX het geschil en enkele op het geschil betrekking hebbende stukken, door tussenkomst van het bureau TROM, ter behandeling door het College aangeboden. Het geschil is bij brief van 29 februari 2000 vervolgens ter behandeling doorgezonden door het hoofd van de afdeling Personeel & Organisatieontwikkeling, de heer XXX. Bij brief van 31 maart 2000, gericht aan de CDPO, sectie Arbeidsvoorwaarden & overleg, hebben zowel de C-Ststcie als de vice-voorzitter MC, de heer XXX, laten weten dat, conform artikel 29, derde lid van het BMD en een verzoek daartoe vanuit de Directie Arbeidsvoorwaardenbeleid in een brief van 15 maart 2000, op 30 maart 2000 hernieuwd overleg heeft plaatsgevonden en dat partijen op het punt van de VVNOV niet tot een overeenstemming zijn gekomen en vasthouden aan eerder ingenomen standpunten. Partijen verzoeken in deze brief het College voor Geschillen uitspraak te laten doen aangaande het geschil.

- 2 In een brief aan de MC d.d. 7 april 2000 heeft de XXX laten weten dat langer wachten, gelet op de tijdsdruk, onmogelijk is en dat -vooruitlopend op een uitspraak van het College- na overleg met zijn directe commandant, is besloten het VVNOV af te boeken van de verlofkaarten. Voorts is meegedeeld dat een ieder die denkt af te moeten wijken van het vastgestelde verlof, een schriftelijk verzoek dient in te dienen, welk verzoek per geval afzonderlijk zal worden beoordeeld. Uit een administratieve mededeling d.d. 7 april 2000 van XXX, blijkt dat het gaat om een administratieve handeling waaraan vooralsnog geen rechtspositionele gevolgen worden ontleend. Op 11 april 2000 heeft de secretaris van de MC nadere stukken gezonden welke na het verzenden van het geschil zijn opgemaakt. Aanleiding verzoek De aanleiding voor het verzoek ligt in het geschil dat is ontstaan tussen de MC XXX en de C-XXX inzake het beleidsvoornemen van de XXX om in de weken 27 en 28 een VVNOV vast te stellen. Standpunten van partijen Standpunt van de C-XXX De C-XXX baseert zijn voornemen om een VVNOV vast te stellen c.q. te handhaven op het jaarplan van Commandant XXX. In dit jaarplan is ondermeer rekening gehouden met de richtlijnen van C-1 Div om verplichte verlofperiodes aan te geven i.v.m. de mogelijke inzet in het kader van opplan 11, een eventuele begrafenis lid van het Koninklijk Huis (CP 100) en maatschappelijke dienstverlening algemeen. Daarnaast is rekening gehouden met de schoolvakantie regio midden en zuid. Afstemming hierover heeft plaatsgevonden tijdens diverse S3 vergaderingen waar alle eenheden vertegenwoordigd waren. Ten aanzien van de stelling van de MC dat de C-XXX niet klantgericht zou optreden omdat diverse eenheden van XXX geen VVNOV tijdens de weken 27 en 28 opnemen, brengt de C-XXX naar voren dat de overweging om de eenheden 13 Palua, 11e Afdva en de A-Cie van het 17 PIB buiten de (brig)vvnov-periode te plannen voort komt uit het feit dat deze eenheden hun vlaglokaties in het midden en noorden van Nederland hebben. Rekening houdende met de personele belangen heeft Commandant XXX bij deze eenheden afgeweken. De C-XXX merkt op dat tijdens de VVNOV periode van deze eenheden 50% van de stafcie XXX aanwezig zijn om hen, indien nodig, facilitair te ondersteunen.

- 3 De C-XXX is van mening dat ten aanzien van de stelling van de MC dat men zich in het verleden nooit heeft gehouden aan de VVNOV-periode, enige nuencering op zijn plaats is. De C-XXX brengt naar voren dat weliswaar middels een schriftelijk verzoek aan het sectiehoofd kan worden afgeweken van de VVNOVperiode, maar dat dit incidenteel is en zeker niet structureel. De C-XXX is voorts van oordeel dat het vrij laten van de vakantieperiode diverse problemen geeft in de bedrijfsvoering. Zijn redenen om te komen tot de VVNOV zijn bedrijfsorganisatorisch van aard. Bij wijze van voorbeeld voert hij aan dat de facilitaire ondersteuning van eenheden minder optimaal wordt omdat bepaalde functionarissen vakantie genieten terwijl hun aanwezigheid toch nodig is. Daarnaast wordt het plannen van zowel les- als trainingsmomenten bemoeilijkt omdat er geen zekerheid bestaat of een meerderheid van de XXX binnen is. Bovendien is het de C-XXX gebleken dat veel militairen verlof opsparen tot ruim boven de toegestane 10 dagen welke mogen worden meegenomen naar een volgend jaar. Middels de VVNOV-periode wordt deels vermeden dat militairen hun verlof kwijtraken. Tot slot voert de C-XXX als argument aan dat de commandant conform het gestelde in artikel 79 AMAR tot 15 dagen VVNOV mag c.q. kan opdragen, waarvan hij slechts 2/3 deel gebruikt. Standpunt van de mc De MC is na het horen van de motiveringen van, en na meerdere malen overleg met en zonder de C-XXX allerminst van mening dat in het voornemen een VVNOV vast te stellen een meerwaarde zit voor de organisatie. In het geval die meerwaarde wel zou bestaan, weegt een dergelijke oplossing absoluut niet op tegen de nadelen voor het personeel. De MC is van oordeel dat een VVNOV voor de XXX een overbodige beperking is van de opnamevrijheid van de vakantiedagen. De MC spreekt in dit verband over het recht om vrijelijk te kunnen beschikken over verlofdagen. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken, aldus de MC. Ter ondersteuning van hun standpunt voert de MC de volgende argumenten aan: Aangezien de secties (1-6) van de XXX overige onderdelen van de XXX aansturen en in sommige gevallen klantgericht moeten optreden zal er, nu de overige eenheden een VVNOV hebben die gespreid is over de vakantiemaanden, in de VVNOV-periode altijd een deel van de XXX binnen moeten zijn. De MC stelt dat men zich in het verleden nooit heeft gehouden aan de VVNOVperiode die ook in vorige jaren werd ingesteld. In onderling overleg met de Sectiecommandanten werd de vakantie geregeld en de voortgang van de organisatie gegarandeerd.

- 4 De MC wijst er voorts op dat de C-XXX voor eventuele excessen artikel 63, eerste en twee lid van het AMAR en artikel 33, eerste lid van het BARD ter beschikking staat. Behandeling ter zitting Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te lichten op de zittingen van 31 mei en 24 augustus 2000. Op 31 mei kon de C-XXX vanwege privé-reden niet verschijnen. Het College heeft op die datum wel de MC gehoord, doch zijn oordeel opgeschort tot ook de C-XXX gehoord kon worden, hetgeen op 24 augustus 2000 geschiedde, zulks tezamen met de MC. Van deze behandeling ter zittingen zijn verslagen gemaakt, die hier als ingelast dienen te worden beschouwd. Overwegingen van het College Gelet op het bepaalde in artikel 34, derde lid Besluit Medezeggenschap Defensie (hierna te noemen: BMD), dient het College, wanneer het geen bemiddelingsvoorstel doet of wanneer een bemiddelingsvoorstel geen instemming van de bij het geschil betrokken partijen krijgt, de Bevelhebber te adviseren over de vraag of het HDE (of het bevoegd gezag) heeft gehandeld in strijd met het BMD of met het reglement en of hij de bij de zaak betrokken belangen in redelijkheid heeft afgewogen. Een bemiddelingspoging is door het College niet ondernomen, aangezien ter zitting is komen vast te staan dat de standpunten van partijen te ver uiteen lagen. Strijdigheid met het BMD dan wel het reglement van de MC is door partijen niet gesteld en is uit de door partijen schriftelijk en mondeling gegeven toelichting ook niet gebleken. Immers, de C-XXX heeft conform het bepaalde in artikel 27 lid 1 sub a van het BMD gehandeld door zijn voorgenomen maatregel inzake de vaststelling van de VVNOV ter advisering aan de MC voor te leggen. Het College dient vervolgens te toetsen of de C-XXX de bij de zaak betrokken belangen in redelijkheid heeft afgewogen. Met nadruk wijst het College er in dit verband op dat het niet bevoegd is beslissingen te nemen dan wel keuzes ten aanzien van de VVNOV te maken die in de plaats treden van door de C-XXX genomen of te nemen besluiten. De toets door het College betreft een marginale toets, dat wil zeggen dat er wordt nagegaan of de voorgeschreven procedure is gevolgd, partijen overleg hebben gevoerd, de C-XXX de argumenten van de MC heeft gewogen en gemotiveerd heeft weerlegd en of C-XXX de bij de zaak betrokken belangen in redelijkheid heeft afgewogen.

- 5 Het College stelt allereerst vast dat de C-XXX zijn voorgenomen maatregel tijdig aan de MC heeft voorgelegd, aangezien het beleidsvoornemen inzake de vaststelling van de VVNOV voor het jaar 2000 reeds in 1999 is voorgelegd aan de MC. De beweegredenen (bedrijfsorganisatorisch van aard) en de te verwachten gevolgen zijn daarbij uiteengezet (artikel 27 lid 2 BMD). Voorts wijst het College er op dat partijen in tenminste drie overlegvergaderingen, namelijk de overlegvergadering van 10 december 1999, van 4 februari 2000 en van 30 maart 2000 over de kwestie hebben gesproken, zodat is voldaan aan het bepaalde in artikel 27 lid 4 BMD. Uit hetgeen schriftelijk dan wel ter hoorzitting naar voren is gebracht blijkt dat partijen hun standpunten jegens elkaar kenbaar hebben gemaakt en op basis van de aangevoerde argumenten open en reëel overleg hebben gevoerd. Verwezen wordt ook naar het stuk d.d. 17 februari 2000 van de C-XXX en de brief d.d. 11 februari 2000 van de MC, in welke stukken partijen hun standpunten ten behoeve van het College nogmaals samenvatten. In het algemeen wordt ten aanzien de vaststelling van VVNOV het volgende opgemerkt. Krachtens de van toepassing zijnde rechtspositieregeling is er geen sprake van een ongeclausuleerd recht op vrije opname van verlof voor de militair. Onverlet het bepaalde in artikel 27 BMD, gelden voor de vaststelling van de verlofopname ook de artikelen 76 en verder (met name artikel 79) van het AMAR. Het verlenen van vakantieverlof geschiedt op aanvraag van de militair (individueel) en niet op aanvraag (collectief); verwezen wordt naar artikel 76 AMAR. Het bevoegd gezag dient bij het vaststellen van de inhoud van zijn voorgenomen maatregel ex artikel 27 lid 1 sub a BMD met betrekking tot een VVNOV, tevens acht te slaan op artikel 79 AMAR. Laatstgenoemd artikel bepaalt dat het bevoegd gezag op jaarbasis ten hoogste 15 dagen, in een periode van ten hoogste drie weken (zoveel als mogelijk in de zomervakanties van het onderwijs) als VVNOV kan vaststellen. Bij de VVNOV dient het bevoegd gezag zoveel als mogelijk rekening te houden met de belangen van de militair (lid1). In casu heeft de C-XXX, gebruik makend van zijn bevoegdheid ex artikel 79 AMAR, ten behoeve van de XXX vanwege bedrijfssorganisatorische redenen een beleidsvoornemen vastgesteld, inhoudende een VVNOV van 10 werkdagen in de weken 27 en 28 van het jaar 2000. Dit beleidsvoornemen is ter advisering aan de MC voorgelegd. Het College wijst er op dat door de C-XXX duidelijk is gesteld hetgeen door de MC overigens niet is betwist - dat in concrete, individuele gevallen kan en wordt afgeweken van de VVNOV. Met de individuele belangen van militairen wordt derhalve zoveel mogelijk rekening gehouden.

- 6 Bovendien is ter zitting komen vast te staan dat er ieder jaar een VVNOV wordt vastgesteld en dat de vaststelling en de uitvoering ervan nimmer onoverkomelijke problemen heeft opgeleverd. In dit verband zij er op gewezen dat hetgeen ter zitting door de MC ten aanzien van de BBT-ers is opgemerkt, het College niet tot andere gedachten heeft kunnen brengen. Ten aanzien van het door de MC voorgestelde compromis, inhoudende dat er in de school-zomervakantieperiode van vijf à zes weken, twee weken VVNOV zou kunnen worden afgesloten, stelt het College vast dat dit voorstel in het overleg ex artikel 27 lid 4 BMD tussen partijen wel aan de orde is geweest; de kans van slagen van het voorstel is echter in overgrote mate afhankelijk van het tijdig voeren van integraal overleg met de brigades binnen de divisie. Om deze reden is het niet mogelijk gebleken om voor het jaar 2000 op het niveau van de divisie en de brigades overeenstemming te bereiken over de invoering van een VVNOV die op enigerlei wijze tegemoet komt aan de door de MC geuite wens. Dit zeer intensieve overleg heeft eenvoudigweg niet kunnen plaatsvinden. Het College geeft in overweging om, in de situatie dat er voor het jaar 2001 weer een VVNOV zal worden vastgesteld, tijdig overleg te doen plaatsvinden met alle betrokkenen, zodat een eventueel voorstel ter zake van de MC en eventuele afstemmingsproblemen ook tijdig worden besproken bij het hogere echelon (het niveau van de brigades). Het vooroverwogene in de overwegingen betrekkende komt het College tot het oordeel dat de C-XXX de bij de zaak betrokken belangen in redelijkheid heeft afgewogen. Advies Het College adviseert de Bevelhebber der Landstrijdkrachten te beslissen dat de VVNOV wordt vastgesteld, gedurende 10 werkdagen in de weken 27 en 28 van het jaar 2000. Den Haag, 21 september 2000