ONDERWIJSRAAD. N l *%*& 'S ^0^^ 's-graat5nhage.ä.do.c.emb.er ÎÇ2 2. Zij ne...excellent ie...d. .Ond.er.wi ja, uns..t«n...en We t en schappen



Vergelijkbare documenten
een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van dit onderwijs dreigt te worden.

WBÈBBÊB'''' 2/ IDA. 193Ö

-onderwijzers- Aan Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te 's-gravenhage.

Zijne.Excellentie don Minister van Onderwijs, Kunst en en Wetenschappen. .'..s-gravenhaga» leden -ß en 3der 1» O» we t %

OMffiRWIJSRAAD. 'S-GRAVENHAGE, mjttbbjçgassamigqi Stat 125.

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december Artikel 1.

ONDERWIJSRAAD. AAN Zijne Excellent ie, den Minister van On'derwï jai, Kuis t en & Wet ens chapp en

dfib ONDERWIJSRAAD.. 'S-GRAVENHAGE, //..Maart 192?

ONDERWIJSRAAD.. IVjo 'S-GRAVENHAGE, Jjf&jj>Jfl & 2 i j ne Sxc.e Henti de n Minis t er van Onderwijs». Kunsten en Wetenschappen

SJb Mei Maart 1938,Nr.1295,Afd.H.0. Wijziging en aanvulling der hooger-onaerwijswet#

De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft de eer aan de e erste... afdeeling van..tax

ONDERWIJSRAAD. N<\ l. a ' 'S-GRAVENHAGE, WSÊBW&JSBB 192.J

«JNIDERWIJSRAAD. S-GRAVENHAGE,.0. Juli N A..

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

(Gelden voor de Kweekschool van Militaire Geneeskundigen).

v nc rv/i ft IngÉ-komc n /^^W :aico s / y - / MEN GELIEVE^OT&gET ANtjVOORD, NA*rôlau&ÏG 'S-GRAVENHAGE,

P ONDERWIJSRAAD. '." N" 1MA.M: S-GRAVENHAGE A^çr H jg ;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Citeertitel: Landsbesluit dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. ==================================================================== HOOFDSTUK I

en nummer van dit schrijven te ; ermelden

STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

werkzaamheid onder toezicht en leiding van onderwijzers aan

Berjsht op schrijven van M April 1928;.Uo<,5352,Afd.V*H.M.O. 'BotreffendeïOntwerp-reglement eindexamen Tioogere "burgerscholen-b»

Lyy^j^s, In het Algemeen Handelsblad van den 5 December 187G ko7nt het navolgend opstel voor:

D/W ONDERWIJSRAAD ZEVENDE AFDELING O.R. 53 W.V.O. 8 januari I970.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

ONDE RWIJS RAAD. 7 december 1967 O.R. 12 W.V.O. Bericht op het schrijven dd. 25 oktober 1967, A.V.O

f ONDERWIJSRAAD. N A. 'S-GRAVENHAGE, 2jT-Apr.il 1923.

Gezien het overlegde vertoogschrift en de uitgebrachte berichten,

ONDERWIJSRAAD. Sri 193 5

ONDERWIJSRAAD. Eerste Afdeling O.R. 162 H.O. s-gravenhage,zfjuli I960.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan. de Tweede Kamer de Staten-Generaal.

O N D E RWIJS RAAD. 29 maart I966. Tweede Afdeling. O.R. 206 Exp. Bericht op schrijven van 2 februari I966, V.H.M Aan

statuut» Uw nevenve rme. ichri erzoek om

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121

Tweede Kamer der Staten-Generaal

DE RIJDENDE RECHTER. Bindend Advies. gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.

# e-&ravenhage»2 Maart 1933*

Öt.% ONDERWIJSRAAD. 30 september Eerste Afdeling O.E. 229 H.O. Bericht op schrijven van 17 augustus 1966, D.G.W. I46776/I

SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP DE ONDERNEMINGSRADEN MET BETREKKING TOT DE INSTELLING VAN GROEPSONDERNEMINGSRADEN SER)

Citeertitel: Landsverordening bijzondere rechtspositionele bepalingen Kustwachtpersoneel. Wijzigingen: AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no.

instellingen, maar al is de beteekenis van den invloed dier bijzondere personen groot, na eene periode van belangstelling en enthousiasme voor

Artikel 2:1 Tenzij bij of krachtens wet of raadsbesluit anders is of wordt bepaald, geschiedt de aanstelling door het college.

BLOKHOOFDEN INSTRUCTIE LUCHTBESGHERMINGSDIENST 'S-GRAVENHAGE VOOR

BEZUINIGING OP MARINE

SOCIAAL-ECONOMISCHE ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP HET PREVENTIEFONDS UITGAVE VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD

N 54. 'SGRAVENHAGE, den 10 October 1876.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

(ONDERWIJSRAAD. $ \ No 63f A 11, 'S-GRAVENHAGE, j/bb** Frankenstraat 39.

DE RAAD VAN BEROEP VOOR DE DIRECTE BELASTINGEN TE s-gravenhage,

ieder heel uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gevolgd dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt, indien:

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN?! Betreffende: ambtenarenreglement. 1 s-g-ravenhage, 7 Juli 19

Nr. 5. SCHADEVERGOEDING WEGENS TEKORTKOMING IN VINDEN OPVOLGER.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

nationale arbeidsraad

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

GELDIG VAN 1 JULI JANUARI 2017

ONDERWIJSRAAD. N. 101X9. ''' 'S-GRAVENHAGE,.MeMhex 193CL. Betreffende: lichaamsoefeningen aan uni- --v-ersiteiten en hoogescholen«

EENE HERZIENING. Wel tot replji vi liet MIMelliaar Ooferwijs DE WENSCHELIJKHEID. y r é^é.^yy <; /. Dr JUSTUS. G. F. THÉONVILLE, 1901.

4.] Tweede kamer,.-< Algemeene beschouwingen. dei wet tot regeling van het lager onderwijs. Wijziging en aanvulling van enkele bepalingen

Onderwijsraad. Aan de minister van onderwijs LZ Zoetermeer. Tel vy/eb d.d. 2k november 1988

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE DEFENSIE GENEESKUNDIGE ZORG Per 1 januari 2016

PPJ6RAMMA èf kefiéigbèit vepeigch om tst de versehtkenée. met friejarigen' mnm voor meisjes te Batavia te wöpdeh teegelatee.

Huishoudelijk Reglement

ONDERWIJSRAAD. N 30. AAN Zijne.Excellentie den...mnister van Onderwijs, Hunsten en Wetenschappen. .?..s*gravidmaöi.«.:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

No. 44 PUBLICATIE VAN DE NEDERLANDSCH.INDISCHE WEGENVEREENIGING TRACTIE-WEERSTANDEN ^«BANDOENG

NOG EENIGE OPMERKINGEN OVER SURINAAM- SCHE LIBERIA-KOFFIE EN DE MOGELIJKHEID TOT VERBETERING DER REPUTATIE ER VAN

docentenvergadering. Met leerjaar wordt hier bedoeld, de gezamenlijke parallelklassen van de afdelingen havo en vwo. (B.v. 3-vwo en 3-havo vormen

Ontwerp-Experimentenwet onderwijs. Zijne Excellentie de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, Nieuwe Uitleg 1, 's-gravenhage.

AAN DE BURGERS DER OORLOGVOERENDE STATEN

Een woord (wer e^'»^ keeraiide der ont?el"tins^ uil clr

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST CAO-I AKZONOBEL NEDERLAND

Onderwerp: Financiële afwikkeling brandveiligheidsmaatregelen in de schoolgebouwen binnen de gemeente.

-Gravenhage,11 Juni <

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD ADVIES

Instelling. Onderwerp. Datum

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder.

Regeling Melding Vermoeden Misstand

Bijlagen Tweede Kamer, i

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN

STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.

STAATSBLAD TAX H»T KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. ±Vtj WET van den Uden Januari 1919, houdende gelijkstelling van Indische eindexamen getuigschriften

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wetsartikelen ter toelichting van de OER

VEEL GESTELDE VRAGEN OVER ANDERE SCHOOLTIJDEN

Bevorderings- en instroomrichtlijnen. Carmelcollege Gouda

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

k ) \ J % N. dfrf/ Onderwijsraad 193/ Voor den Minister, De Secretaris-Generaal, De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft de eer aan

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Reglement Klachtencommissie

Transcriptie:

ONDERWIJSRAAD. N l *%*& 'S ^0^^ 's-graat5nhage.ä.do.c.emb.er ÎÇ2 2 Bericht op ^jjnnj^n van ƒ ^^^éitgelieve bij het antwoord VC 'T^^ *&r^ dagteekeninsr dagteekening 6 ö en nummer van dit schrijven te vermelden. Betreffende: Bezuinigingsmaatregelen "bij het Middelbaar en Voorbereidend Hooger Onderwijs. De Tweede Afdeeling van den Onderwijsraad heeft kennis genomen van de verschillende maatregelen, welke, in verband met den zorgelijken toestand van * s Lands FinanciSn en de daaruit voortvloeiende noodzakelijkheid tot bezuiniging en inkrimping van de uitgaven voor het middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs,, door Uwe Excellentie reeds zijn getroffen of welke voor de naaste toekomst zijn in uitzicht gesteld. De Afdeeling had verwacht, dat geen maatregelen zouden zijn getroffen, alvorens haar de gelegenheid ware geschonken, van advies te dienen; nu dit evenwel, althans ten aanzien van de reeds getroffen maatregelen, niet het geval geweest is, veroorlooft zich de Afdeeling uit eigen beweging de navolgende opmerkingen onder de aandacht van Uwe Sxoeelentie te brengen. Zij heeft zich bij hare overwegingen op het standpunt geplaatst, dat bezuiniging noodzakelijk is, en daarbij nagegaan in hoeverre de belangen van het onderwij s naar hare meenènfg zoodanig werden geschaad, dat bij Uwe Excellentie op wijziging der getroffen of aangekondigde maatregelen moest worden aangedrongen. -NIÉUWE- AAN Zij ne...excellent ie...d van.ond.er.wi ja, uns..t«n....en We t en schappen te s-g r a v e n h a g e

JU -schrijven- 2. NIEUWE SCHOLEN EN SCHOOLGEBOUWEN«De Afdeeling acht het alleszins begrijpelijk, dat in de gegeven omstandigheden getracht wordt in stand te houden wat men aan scholen en gebouwen heeft en dat niet wordt overgegaan tot opening van nieuwe scholen; worden deze maatregelen dan ook gelijkelijk toegepast bij openbaar en bijzonder onderwijs, dan rijst hiertegen weinig bezwaar; wel echter moet er op gewezen worden, dat deze maatregel * t zwaarst drukt op het bijzonder onderwij s, aangezien hier een grooter achterstand is dan bij het openbaar onderwijs; terwijl voorts, zooals reeds door Uwe Excellentie in de Memorie van Antwoord van 1 Mei 1922 wórd opgemerkt, den Gemeenten niet kan worden belet, zonder Rijkssubsidie tot stichting van nieuwe scholen over te gaan» /Uwer Excellenties beschikking van 20 Februari 1922 stelt aan de nieuwe schoolgebouwen lager ei sehen dan het Bouwbesluit van 30 Augustus 1920. Het ontmoet bij de Afdeeling geen bezwaar, dat het aantal verplichte bijzondere leslokalen wordt verminderd en dat met geringere hoogte der leslokalen en kleiner afmeting van gangbreedte en nuttige trapbreedte kan worden volstaan; de Afdeeling meent echter, dat in gebruik zijnde schoolgebouwen, die ook aan deze minimumeischen niet voldoen, alleen dan voor schoolgebruik en subsidieering behooren te worden aangemerkt, indien het onderwijs in die gebouwen behoorlijk tot zijn recht kan komen en de veiligheid der leerlingen geen gevaar loopt; naar het oordeel der Afdeeling dienen deze gevallen ieder op zichzelf beoordeeld te worden«klassbsplitsing. Zoowel uit de millioenennota als uit een aan de Directeuren der Rijksscholen en aan de Gemeente-en Schoolbesturen gericht

I 3. schrijven is aan de Afdeeling gebleken, dat door Uwe Excellentie voorloopige maatregelen zijn getroffen, om het aantal leerlingen per klasse op te voeren. Aangezien echter zoowel voor de gymnasia als voor de hoogere burgerscholen deze zaak bij algemeenen maatregel van bestuur nader zal moeten worden vastgesteld, meent de Afdeeling reeds thans eenige opmerkingen daaromtrent te mogen maken. Reeds bij een vroegere gelegenheid (n.l«vóór de vaststelling bij de wet van 1 Maart 1920 (Stbl.106) van artikel 45 quinquies der M.O.wet) heeft Uwe Excellentie de wenschelijkheid erkend van: lo. niet te bindende voorschriften; 2o. een niet te hoog maximamàantal leerlingen; «3o. een speciaal voorschrift voor de hoogste klasse. In de Memorie van Toelichting op de wet van 1920 toch werd door Uwe Excellentie neergeschreven: tt 0ok is het maximum getal leerlingen voor ééne parallelafdeeling van 25 op 24 teruggebracht, wijl het in de practijk is gebleken, dat het onderwij s geven aan meer dan 24 leerlin gen tegelijk voor vele docenten moeilijkheden oplevert. Ten einde willekeur en misbruik af te snijden, is voorts bepaal dat niet langer dan drie jaren achtereen subsidie kan worden genoten voor parallelafdeelingen eener klasse, die tijdelijk een kleiner getal leerlingen telt dan het door de wet voor splitsing gevorderde. Nog is een aanvulling voorgesteld met betrekking tot de subsidieering van parallelafdeelingen der vijfde klasse. Het komt n.l. wel eens voor, dat men de vijfde klasse eener hoogere burgerschool wenscht te splitsen, al is het getal leerlingen dier klasse kleiner dan 24, en we wanneer die leerlingen, toen zij nog resp. de 1ste, 2de, 3de en 4de klasse vormden, steeds over parallelafdeelingen zijn verdeeld geweest, wijl hun getal toen 24 overschreeds Inderdaad is het niet aan te bevelen, de leerlingen in dat ge"«in de hoogste klasse te vereenigen. Te minder kan er bedenking tegen bestaan^/alsdan de parallelafdeelingen te blijver subsidieeren^^fjl 24 leerlingen voor de vijfde klasse algemeen tij keiijk hoog wordt geacht. De grens naar beneden ware in dat geval te stellen op tien leerlingen per parallelafdeelingen terwijl in de Memorie van Antwoord op dit wetsartikel staat ver- -meld-

4. meld: "In het algemeen behoort, naar de meening van den ondergeteekende, het getal leerlingen van de klassen eener hoogere burgerschool niet grooter te zijn dan 24. Toch kunnen er -het zij gereedelijk toegegeven- omstandigheden zijn, die het wensehelij k maken, dit getal te overschrijden. In verband daarmede is de desbetreffende bepaling thans zoodanig geredigeerd, dat de subsidie reeds wordt verleend, indien splitsing geschiedt om te voorkomen, dat het getal 24 wordt overschreden, doch tevens vrijheid wordt gegeven om niet te splitsen, zoolang het getal leerlingen 26 niet te boven gaat. Met 26 leerlingen wordt ongetwijfeld de grens bereikt, die niet overschreden kan worden, zonder dat het onderwijs schade lijdt. Echter kon het geval zich voordoen, dat wegens geheel onverwachte aanzienlijke vermeerdering van het getal leerlingen splitsing onmogelijk is, b.v. wegens gebrek aan ruimte«alsdan zal de splitsing, althans voor éénen cursus, wel achterwege moe I en blijven. Ter voorkoming van misbruik schijnt het gewenscht, dat de vraag of zich zoodanige bui tengewonae omstandigheden voordoen, aan het oordeel van den Minister worde onderworpen 1 ' Wat betreft het maximum aantal leerlingen per klasse moge worden opgemerkt, dat alle getallen in dezen betrekkelijk willekeu rig zijn, waar veel afhangt van de paedagogische en didactische bekwaamheid der leeraren en van het gehalte der leerlingen; wel dient, naar de meening der Afdeeling, onderscheid gemaakt te worden tusschen de Ie,2e en 3e klasse eener H.B.S. (resp.le, 2e,3e en 4e klasse van een gymnasium) en de beide hoogste klassen, aangezien van een te hooge opvoering van het aantal leerlingen in de beide hoogste klassen ernstiger nadeel voor het onderwijs kan worden gevréesd dan in de 3 (resp.4) lagere klassen; de vrees bestaat toch, dat de leeraren te veel zullen gaan doceeren, terwijl de leerlingen niet genoeg aan het woord kunnen komen en met name bij het onderwijs in de moderne talen, in verband met het gering aantal uren onderwijs in die vakken, te weinig oefening zullen ontvangen; ook de practische oefeningen in de natuurwetenschappen kunnen bij te groote klassen niet tôt hun recht komen; gev $émh3 wordt ook voor een proeentsgewij s groot aantal mislukkingen bij -het

5. het eindexamen. Het streven naar bezuiniging maakt het nu niet noodzakelijk, in alle opzichten tegen de vergor voorgestane regelen in te gaan. De regeling zou ook nu nog soepel gehouden kunnen worden en voor de hoogste klassen iets milder«de Afdeeling erkent, dat de tegenwoordige omstandigheden een verhooging van de maxima noodzakelijk maken; bij wijze van tij delijken maatregel zou zij dan ook kunnen medegaan met een maximum van 30 leerlingen voor de drie (reap.vier) laagste klassen; zij zou wenschen een mogelijke split* sing bij 28 leerlingen en een verplichte splitsing bij 31 leerlin* gen, met dispensatie in bijzondere gevallen. Voor de beide hoogst«klassen van een hoogere burgerschool of een gymnasium zoude zij echter wenschen, dat nooit aan meer dan 26 leerlingen tegelijk lei mocht worden gegeven, zoodat, bijzondere gevallen uitgezonderd, bij 24 leerlingen tot splitsing mag;, en bij 27 leerlingen tot splitsing moet worden overgegaan«voorts dringt de Afdeeling er in het bijzonder op aan, dat het aantal 5e (6e) klassen, bijzondere gevallen daaggelaten, niet kleiner moet zijn dan het aantal 4e (5e) klassen van het vorig schooljaar, aangezien het voor de hoogste klassen alleszins gewenscht is, dat er continuïteit in het onderwijs worde verkregen, zoowel ten aanzien van de groepeering der leerlingen als ten aane zien van het onderwijs door dezelfde leeraren«deae continuïteit wordt, naar de meening der Afdeeling, in bijzondere mate gevorder voor de 5e en 6e klassen van een gymnasium ten opzichte van het onderwijs in Latyn en Grieksch, dat voor elke dier talen zooveel mogelijk in dezelfde hand behoort te zijn«de Afdeeling meent er op te moeten wijzen, dat uiteraard bovenbedoelde maatregel niet steeds uitvoerbaar zal blijken, aan-

6. gezien sommige lokalen (bijv. die voor practische scheikunde), niet berekend zijn op klassen/-van een grooter aantal leerlingen^ dan het tegenwoordig geldendf terwijl er ook gebouwen zijn, waarvan de gewone leslokalen een dergelijk aantal leerlingen niet kunnen bevatten. Waarde regeling van de hier besproken materie van groot belang is voor den goeden gang en het behoud van het karakter van het onderwijs, spreekt de Afdeeling den wensch uit, dat het desbetreffend Koninklijk besluit, alvorens het wordt vastgesteld, haar om advies zal worden toegezonden«aantal EN DUUR DER LESSEN. De Millioenehnota vermeldde als te verwachten bezuinigingsmaatregelen o.m. een vermeerdering van het aantal door de leeraren te geven lesuren en eene omzetting van de lesuren van 50 minuten in uren van 60 minuten, waarmede vermoedelijk wordt bedoeld een vermeerdering van het aantal lesuren bij behoud van eenzelfde salaris, alsmede een omrekening van de lesuren van 50 minuten in uren van 60 minuten. Door deze beide maatregelen zoude, naar de meening der Afdeeling, zoowel het onderwijs als de financieele positie van de leeraren worden benadeeld, zulks mede in verband met de aanschrijving van Uwe Excellentie om de leeraren, wier getal lesuren boven de 18 stijgt, zooveel mogelijk met 24 lesuren te beiasten. Dit laatstgenoemde voorschriftƒ zal, naar de meening der Afdeeling, met groot beleid moeten worden toegepast; zoo zal er b.v. niet op mogen worden aangedrongen, het onderwij s in een bepaald vak in eenzelfde klasse door twee verschillende leeraren te doen geven, als dit, van de*- zijde van het Schoolbestuur, op goede gronden beslist wordt ontraden«de eerstgenoemde maatregel, n«l«verhooging van het minimum van 19 lesuren, brengt het gevaar mee, dat in menigga<ça^

7. geen volledige betrekking aan een leeraar kan worden aangeboden, waar dit nu wel mogelijk is; verhocging van het maximum van 24 heeft tengevolge, dat sommige leeraren een paar lesuren, die thans als overuren gehonoreerd worden, niet meer vergoed krijgen«hiertegen behoeft op zich zelf niet zoo groot bezwaar te bestaan, waar ook vóór 1920 het maximum 26 was; deze maatregel krijgt echter een ernstiger karakter in verband met de in de tweede plaats genoemde omzetting van lesuren van 50 minuten nn uren van 60 minuten. Men zou hierbij kunnen denken aan eene verlenging van de lesuren van 50 tot 60 minuten. Zonder meer geeft dit echter geen bezuiniging, maar slechts een verlenging van den schooltijd van leeraren en leerlingen, die beslist af te keuren zou zijn. De mogelijkheid bestaat ook, de lesuren te verlengen tot 60 minuten en hun aantal in te krimpen«dan bleef de schooltijd voor de leerlingen dezelfde, doch de post salarissen der leeraren werd heel wat minder. In de practijk zou dit echter op groote moeilijkheden stuiten; er zou een geheel nieuwe urentabel gemaakt moeten worden, waarbij de vakken, waarin maar een paar lessen gegeven worden, de grootste moeite zullen geven. Bovendien zou dan ook moeten vast staan, dat het onderwijsbelang dcor die verlenging der lessen niet geschaad wordt«vermoedelijk moeten echter beide mogelijkheden voorbijgegaan worden en bij den in het vooruitzicht gestelden maatregel ^gedacht worden aan een omrekening van lesuren van 50 minuten in salarisuren van 60 minuten. Het gebruik der woorden»lesuren van 50 minuten 1 * en "uren van 60 minuten" wijst daarop, in verband met het vooropgezette doel: bezuiniging. De gevolgen van een dergelijken maatregel zijn niet in eens te overzien. Het zou niet slechts hierop neerkomen, dat de belooning voor hetzelfde -werk-

-mede- 8. werk tot 5/6 wordt teruggebracht, doch een leeraar zou ook, zeer tot aijn nadeel, in een andere salarisgroei kunnen komen. Wil men deze salarisverlaging niet, dan zal elke leeraar 6/5 maal zooveel lesuren moeten geven. Voor sommige vakken is dat uitgesloten, omdat er een beperkt aantal lesuren in gegeven wordt» Bij andere vakken zou dat geleidelijk kunnen (door vertrek van leeraren, door uitbreiding), maar dan komen ook de ernstige bezwaren voor het onder?/!j s aan het licht. Iemand, die 24 lesuren geeft, zal betaald worden naar 20 lesuren. Bleef nu de volledige betrekking 1 van 19-^4 lesuren, dan bleef het aajtarss in zoo*n geval toch hetzelfde. Bezuiniging is het doel, dus moet het aantal lesuren zoo hoog opgevoerd worden, dat ook na de omrekening in uren van 60 minuten het nieuwe verhoogde maximum bereikt wordt. Mocht worden overwogen dit maximum van 24 op 26 te brengen, dan zal een leeraar niet minder dan 32 lesuren van 50 minuten moeten geven om aan den zuinigheidseisch te voldoen. Nu is het meer gebeurd, ook bij gebrek aan leeraren, dat het aantal lesuren zq0ot hoog were opgevoerd, maar als stelsel acht &e Afdeeling net absoluut verwerpelijk. Theoretisch mag men 32 lessen van 50 minuten gelijk stellen aan 26 van een uur, in de practijk is het eerste veel zwaarder. De hoeveelheden correctiewerk zullen bovendien veel meer vrijen tijd vragen. Dit moet stellig uitloopen op schade voor het onderwijs. De grootere klassen en de zooveel langere werktijden zullen fataal zijn voor sommige leeraren, nadeelig voor het onderwijs. Vervanging bij kortere of langere ongesteldheid is vrijwel/ uitgesloten. De Afdeeling meent daarom ook uit onderwijskundige overwegingen te moeten wijzen op de ongunstige gevolgen, die de voorgenomen maatregelen zullen meebrengen«de Afdeeling is bovendien van oordeel, dat, waar de leeraren

9«mede de financieele nadeelen zullen moeten ondervinden van de voo genomen pensioenskorting en van de herclassificatie der gemeenten, zij cp deze wijze door een opeenstapeling van verslechteringen in hunne positie onbillijk zwaarder worden getroffen dan andere ambtenaren, hetgeen tot gevolg zal kunnen hebben, dat de toevloed vaw^ bevoegde leerkrachten nog aanmerkelijk zal dalen, zekerlijk tot schade van het onderwijs. Daartegenover meent de Afdeeling Uwe Excellentie in overweging te moeten geven, tot eene herziening van de salarisregeling der leeraren over te gaan ten aanzien van bepalingen, die thans tot onbillijkheden leiden en waardoor tevens bezuiniging zou kunnen worden bereikt. Zoo heeft de Afdeeling zich afgevraagd of voor laboratoriumbezigheden extra-bezoldiging behoort te worden genoten; voorts meent de Afueeling, dat het wenschelijk is, daa slecht een stamsaiaris wordt toegekend aan een leeraar, die aan verschillende scholen werkzaam is en aan élke dier scholen minstens 10 lesuren heeft. Ter toelichting moge voor dit laatste dienen, dat een leeraar, die geen dienstjaren heeft en aan twee scholen aangesteld wordt voor 2 x 12 uren onderwijs, een salaris geniet van 2 x f.2530 Ä4lf.5060, terwijl hij, indien hij werkzaam werd gesteld voor 24 uren aan eenzelfde school, f»3500. zou verdienen. Wordt hij benoemd aan drie inrichtingen, aan elke voor 10 uren, zoo geniet hij een salaris van 3 x f.2250 f.6750, terwijl hij bij 30 uren aan één school f.4340 zou verdienen«waar bovendien de waarde van den leeraar als onderwijskracht door zijn gelijktijdige werkzaamheid aan meer dan één inrichting niet grootei maar geringer wordt, wordt ook op gsrond van de^overweging een wijziging der salarisregeling in dit opzicht aanbevolen. Hierbij -moge-

10«moge nog worden opgemerkt, dat door verhooging van het aantal lesuren de verhouding tusschen het salaris van leeraren met een volledige betrekking en dat van leeraren met twee halve betrekkingen nog ongunstiger zoude worden. Namens de Afdeeling voornoemd, "y- Voorzitter, /?.A Secretaris, 67 -/ /f' ÜJU.