Studie rechtspersoonlijkheid en rechtsbevoegdheid



Vergelijkbare documenten
Generale regeling voor stichtingen en besloten vennootschappen van de Protestantse Kerk in Nederland. als bedoeld in ordinantie

IV.8. ASSOCIATIEOVEREENKOMST MET DE PROTESTANTSE KERK IN NEDERLAND (PKN) OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 15 LID 2 VAN HET HUISHOUDELIJK REGLEMENT

Ondertekening. 1. Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te Franeker-Sexbierum en de 2. Christelijke Gereformeerde Kerk te Franeker

Generale regeling inzake de procedure bij fusie en splitsing van rechtspersoonlijkheid bezittende onderdelen van de kerk

Generale regeling voor de kerkelijk werkers. als bedoeld in ordinantie

Generale regeling voor samenwerking en federatie. als bedoeld in ordinantie

Generale regeling voor de kerkelijk werkers. als bedoeld in ordinantie

SYNODE DER SCHRISTELIJKE GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND LEEUWARDEN 2001

Ordinantie Ordinantie voor het verband met andere kerken

Generale regeling voor de opleiding en vorming van predikanten

Statuut Praktijkcentrum Gereformeerde Kerken

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN

Lichamen waarin kerkgenootschappen zijn verenigd

Wijziging ord (adviseurs evangelisch-lutherse synode)

Gegevens inzake ANBI(-transparantie)

ANBI-gegevens van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Zuidlaren

ANBI-gegevens Christelijke Gereformeerde Kerken Thesinge.

De Christelijke Gereformeerde Kerk te Kornhorn ressort onder de Classis Groningen.

Kerkorde en ordinanties. Dienstenorganisatie Generale regeling voor de dienstenorganisatie als bedoeld in ordinantie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

JURIDISCHE VORM VAN EEN EVANGELISCHE GEMEENTE

Gegevens van de classis Achterhoek-Oost behorende tot de Protestantse Kerk in Nederland.

Gereformeerde kerk vrijgemaakt

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

STATUTEN VAN DE UNIE VAN BAPTISTENGEMEENTEN IN NEDERLAND

Generale regeling voor de permanente educatie

Publicatie van gegevens van de Classicale vergadering van Zierikzee in het kader van ANBI-transparantie

Generale regeling voor het verlenen van consent tot het leiden van kerkdiensten. als bedoeld in ordinantie 5-5-2

GENERALE REGELING VOOR DE VORMING VAN EEN SAMENWERKINGSGEMEENTE

Deze gemeente is een zelfstandig onderdeel als bedoeld in artikel 2 boek 2 Burgerlijk wetboek en bezit rechtspersoonlijkheid.

II. DE WERKBEGELEIDINGHET MENTORAAT EN DE PRIMAIRE NASCHOLING

Preambule: De gemeente is een samenwerkingsverband van leden die door hun inzet en giften bijdragen aan het goed functioneren van de gemeente.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

In het kader van de ANBI-transparantie te publiceren gegevens door

AKTE VAN STATUTENWIJZIGING STICHTING PRIORITEIT ORDINA GROEP

Verschillen tussen kerkgenootschappen en modaliteiten of hun onderlinge verhoudingen doen binnen het terrein van de Bond niet ter zake.

In het kader van de ANBI-transparantie te publiceren gegevens door een rechtspersoon behorende tot de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland.

ANBI-transparantie van de Christelijke Gereformeerde Kerk Dordrecht Zuid.

Deze gemeente is een zelfstandig onderdeel als bedoeld in artikel 2 boek 2 Burgerlijk wetboek en bezit rechtspersoonlijkheid.

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2002 Nr Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid

De kerkenraad is eindverantwoordelijk, wat tot uitdrukking komt in de goedkeuring van o.a. de begroting en de jaarrekening.

In het kader van de ANBI-transparantie te publiceren gegevens door een rechtspersoon behorende tot de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland.

PUBLICATIE CGK Almelo - ANBI-REGELING

REGELING VOOR DE WERKWIJZE VAN DE KERKENRAAD EN DE DIACONIE VAN DE GEREFORMEERDE KERK HOOGVLIET-SPIJKENISSE

Deze gemeente is een zelfstandig onderdeel als bedoeld in artikel 2 boek 2 Burgerlijk wetboek en bezit rechtspersoonlijkheid.

SAMENWERKINGSGEMEENTE EN DE NEDERLANDSE WETGEVING

Aan dtkv. Uw nummer (letter): 2014/ Uw brief van: 16 april 2014 Ons nummer: Willemstad, 25 april 2014

Deel 1 De gevolgen van de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland voor alle gemeenten.

STATUTEN. van de STICHTING HET VRIJE UNIVERSITEITSFONDS AMSTERDAM

Deze gemeente is een zelfstandig onderdeel als bedoeld in artikel 2 boek 2 Burgerlijk wetboek en bezit rechtspersoonlijkheid.

ANBI publicatie Christelijke Gereformeerde Kerk te Den Helder

De CGK Den Helder wil een gastvrije gemeente zijn die op basis van de Bijbel en de gereformeerde belijdenisgeschriften in de samenleving staat.

Deze samenwerkingsgemeente is een zelfstandig onderdeel als bedoeld in artikel 2 boek 2 Burgerlijk wetboek en bezit rechtspersoonlijkheid.

Rapport deputaten M/V in de kerk

Deze gemeente is een zelfstandig onderdeel als bedoeld in artikel 2 boek 2 Burgerlijk wetboek en bezit rechtspersoonlijkheid.

ECLI:NL:RBGEL:2015:699

Deze gemeente is een zelfstandig onderdeel als bedoeld in artikel 2 boek 2 Burgerlijk wetboek en bezit rechtspersoonlijkheid.

OVERGANGSBEPALINGEN. behorende bij de kerkorde, ordinanties (en generale regelingen) van de Protestantse Kerk in Nederland

ORDINANTIE 11 DE VERMOGENSRECHTELIJKE AANGELEGENHEDEN

ORDINANTIE 11 DE VERMOGENSRECHTELIJKE AANGELEGENHEDEN

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco,

Regionaal samenwerken

Het besturen van een vereniging en stichting

Wet van 26 oktober 1988, houdende regels met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap PTT Nederland NV

Voorstel inzake wijziging ord. 3 c.a. (wijzigingen i.v.m. HBO-theoloog/kerkelijk werker) 1. Inleiding

Ds. H.J. Boiten. In overleg met H.J. Boiten. In overleg met H.J. Boiten. Gedeeltelijk gesloten (zie inventaris)

gezien de aanvraag tot aanwijzing van Stichting MEDIA036 als lokale publieke mediainstelling

BESLUIT TOT VORMING VAN EEN PROTESTANTSE GEMEENTE met wijkgemeenten

Generale regeling voor de dienstenorganisatie. als bedoeld in ordinantie 11-26

Statuten Stichting Regio College voor Beroepsonderwijs en Educatie Zaanstreek- Waterland

Acta. Bijlage IV - I. van de Generale Synode Amersfoort-Centrum 2005 van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Regeling appèlprocedure ad art.

MODEL SAMENWERKINGSOVEREENKOMST voor samenwerkingsgemeentes

Uw nummer (letter): 2014/28122 Uw brief van: 29 juli 2014 Ons nummer: Willemstad, 14 augustus 2014

atuten Stichting Vrienden van het Reformatorisch Theologisches Predigerseminar

PUBLICATIE CGK Almelo - ANBI-REGELING

Aandeelhouders STAK LOM

Samenwerkingsgemeente CGK en NGK te Hengelo

Deze gemeente is een zelfstandig onderdeel als bedoeld in artikel 2 boek 2 Burgerlijk wetboek en bezit rechtspersoonlijkheid.

Samenvatting Ondernemingsrecht R10343

Van vereniging en stichting, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij

LEDENOVEREENKOMST. Het Lid kennis heeft genomen van de statuten en reglementen van de Coöperatie en wenst lid te worden van de Coöperatie;

Monisme en het waterschapsbestel. 27 oktober Mr.dr. G.S.A. Dijkstra

PROTESTANTSE KERK NEDERLAND. ALGEMENE CLASSICALE VERGADERING OVERIJSSEL/FLEVOLAND CLASSIS ENSCHEDE.

ORDINANTIE 13 DE OPLEIDING EN VORMING VAN PREDIKANTEN 1

Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje-Nassau.

MEMO WGR. 1. Inleiding

ANBI Grote Kerk Harlingen Nicolaaskerk - Midlum

STICHTING GOOISE SCHOLEN FEDERATIE

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Deze gemeente is een zelfstandig onderdeel als bedoeld in artikel 2 boek 2 Burgerlijk wetboek en bezit rechtspersoonlijkheid.

1. Inschrijvingsplicht voor rechtspersonen en ondernemingen

Deze gemeente is een zelfstandig onderdeel als bedoeld in artikel 2 boek 2 Burgerlijk wetboek en bezit rechtspersoonlijkheid.

Reactie NautaDutilh. Reactie NautaDutilh op het ambtelijk voorontwerp voorstel

RSIN/Fiscaal nummer:

Inventaris van het archief van de Vereniging voor Vrij Beheer van kerkelijke Goederen

Uw nummer (letter): 2016/ Uw brief van: 29 juni 2016 Ons nummer: Willemstad, 20 juli 2016

Europees Handvest inzake lokale autonomie

A D M I N I S T R A T I E V O O R W A A R D E N

CONCEPT d.d Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de Protestantse Gemeente te Veenendaal

PROTESTANTSE GEMEENTE APELDOORN ANBI. A. Algemene gegevens. Protestantse Gemeente Apeldoorn Telefoonnummer (facultatief): RSIN/Fiscaal nummer:

Transcriptie:

Pagina 1 van 8 Bijlage 3 bij rapport Commissie Opleiding Predikanten - LV2005.47.1 Studie rechtspersoonlijkheid en rechtsbevoegdheid Auteurs: Mr. H.G. Taute en Mr. J. Janssens-Boer, juni 2005 Ons rechtssysteem heeft alleen aan natuurlijke personen en rechtspersonen de bevoegdheid toegekend om rechten en verplichtingen aan te gaan in het maatschappelijk verkeer (ook wel aangeduid met de term rechtsbevoegdheid). De NG Predikantenopleiding is geen natuurlijk persoon en dus zal de opleiding om te kunnen functioneren een rechtspersoon moeten worden. Ons rechtssysteem kent o.a. de volgende rechtspersonen; besloten vennootschap, naamloze vennootschap, stichting, vereniging en het kerkgenootschap. Welke rechtsvorm willen en kunnen de kerken kiezen voor hun predikantenopleiding? Als de Nederlands Gereformeerden Kerken tezamen een rechtspersoon zijn, zou de opleiding wellicht haar rechtspersoonlijkheid kunnen ontlenen aan deze rechtspersoon. De opleiding kan dan in een kerkelijke stichting of een commissie onder de LV worden ondergebracht. Die constructie geeft nl. de meest nauwe binding tussen opleiding en kerken. Bij een keuze tussen de overige rechtspersonen ligt een gewone stichting het meest voor de hand. Een vereniging geeft een minder slagvaardig bestuur en een besloten vennootschap en naamloze vennootschap zijn meer geschikt voor bedrijfsmatige activiteiten. Om deze keuze gemotiveerd te kunnen maken is het van belang te weten met welke juridische kaders rekening moet worden gehouden. Hieronder volgt dan ook eerst een uiteenzetting over de juridische kaders voor de rechtspersoon van het kerkgenootschap en haar rechtsbevoegdheid in het maatschappelijk verkeer (I). Vervolgens worden de wettelijke regels ten aanzien van een kerkelijke stichting besproken (II). Daarna wordt geschetst hoe achtereenvolgens de Gereformeerde Kerken, de PKN, Christelijke Gereformeerde Kerken en Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) omgaan met het vraagstuk van de rechtspersoonlijkheid en de inbedding van de predikantsopleiding (III). Dit onderdeel is opgenomen, omdat in de praktijk toch veel gekeken en verwezen wordt naar de situatie in deze kerken. Tenslotte zal een conclusie worden getrokken voor de Nederlands Gereformeerde situatie (IV). 1 I. Rechtspersoonlijkheid kerkgenootschap in het BW Kerkgenootschappen hebben op grond van art. 2 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) rechtspersoonlijkheid sui generis. Dat wil zeggen dat ze van rechtswege een rechtspersoon zijn. Er zijn geen wettelijke eisen waaraan zij dienen te voldoen alvorens zij aanspraak kunnen maken op rechtspersoonlijkheid. Art. 2 van Boek 2 luidt: 1. Kerkgenootschappen, alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd, bezitten rechtspersoonlijkheid. 2. Zij worden geregeerd door hun eigen statuut, voorzover dit niet in strijd is met de wet. Met uitzondering van artikel 5 gelden de volgende artikelen van deze titel niet voor hen; overeenkomstige toepassing is geoorloofd, voorzover deze te verenigen is met hun statuut en met de aard der onderlinge verhoudingen. Wanneer is sprake van een kerkgenootschap? 1 In deze studie is gebruik gemaakt van Prof. M. te Velde (TUK), Kerkverband en rechtspersoonlijkheid 1, uit Capita Selecta, 1997 (www.kerkrecht.nl)

Pagina 2 van 8 Kerkgenootschap is iedere groep mensen die de gemeenschappelijke godsverering van de leden c.q. aangeslotenen op grondslag van gemeenschappelijke godsdienstige opvatting ten doel stelt (HR 23 juli 1946, NJ 1947,1) en als kerkgenootschap in de zin van art. 2 BW wil gelden. 2 Gereformeerden zien het kerkverband als een confederatie van zelfstandige kerken, waardoor elk van de plaatselijke Gereformeerde kerken voor het burgerlijk recht als een 'kerkgenootschap' in de zin van het geciteerde art. 2 geldt. De grote vraag bij een confederatief verband is of de classes (of regio s) en de synode (of Landelijke Vergadering) ook kunnen worden gezien als rechtspersoon, en of deze organen als rechtspersoon kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Begin 20ste eeuw hebben belangrijke rechtsgeleerden zich over bovenstaande vraag gebogen op verzoek van de Gereformeerde Kerken. Conclusie was dat die organen (synode, classes) als zelfstandig rechtspersoon in de zin van de wet kunnen deelnemen aan het rechtsverkeer. Voorwaarde daarvoor is wél dat uit de kerkinrichting en/of regelingen blijkt: 1. Dat een kerkgenootschap, of zelfstandig onderdeel of een bepaalde groep plaatselijke kerken op wil treden als afzonderlijk rechtspersoon. 2. Dat er geregeld is wie er wettig bevoegd zijn om de rechtspersoon te vertegenwoordigen. Hoe werken deze voorwaarden in de praktijk uit? Een eenvoudige administratieve kennisgeving aan de regering is niet genoeg om classes (c.q. regio s) en synodes (Landelijke Vergaderingen) als afzonderlijk rechtspersoon te laten optreden. De burgerlijke rechter of een andere bevoegde autoriteit kijkt vooral naar de kerkorde als geldende kerkelijke wet. Het bovenstaande is bij de wetswijziging van art. 2 lid 1 BW in 1992 geïncorporeerd in de wettelijke bepaling, doordat werd toegevoegd dat lichamen waarin kerkgenootschappen zijn verenigd ook rechtspersoonlijkheid bezitten. Welke samenwerkingsverbanden van kerken (denk aan regio, LV) kunnen als zo n lichaam gelden? Daarbij is van belang dat het woord 'lichaam' als een heel algemene en neutrale aanduiding bedoeld is. Anders gezegd, de kerken worden niet gedwongen om zichzelf als een collegialistische eenheid te beschouwen, maar worden slechts in juridische zin, alleen met het oog op deelname aan het rechtsverkeer, als één rechtspersoon aangemerkt. Bij bovengenoemde wetswijziging sprak de minister uit dat voor het aannemen van een lichaam waarin zij zijn verenigd er sprake moest zijn van een nauw kerkrechtelijk verband. De uiteindelijke definitie van de Minister van een nauw kerkrechtelijk verband komt volgens de Nota van het Eindverslag hier op neer: de mogelijkheid of bevoegdheid om zich te verenigen in een samenwerkingsverband moet in het statuut of de kerkorde (in ons geval het AKS) van een kerkgenootschap zijn verankerd. Beslissend is of het aangegane verband strookt met de eigen kerkinrichting. Uit het kerkrecht moet duidelijk de wil van betrokken kerken blijken om als nieuw lichaam samen op te treden ook in het burgerlijk rechtsverkeer. Tevens dienen vertegenwoordigers te zijn aangewezen. Het AKS bepaalt dus of de Landelijke Vergadering rechtspersoonlijkheid bezit en of daaruit voortvloeiend gekozen kan worden voor een predikantsopleiding onder de vlag van een commissie of een kerkelijke stichting, die beiden hun rechtsbevoegdheid ontlenen aan de gezamenlijke Nederlands Gereformeerde Kerken, vertegenwoordigd in hun Landelijke Vergadering. We komen onder IV hierop terug. II. De regelgeving met betrekking tot kerkelijke stichtingen 2 Mr. F.T. Oldenhuis, 'Kerkgenootschappen en hun zelfstandige onderdelen. Enkele opmerkingen over art. 2 Boek 2 Invoeringswet Boeken 3-6 Nieuw BW (zesde gedeelte)', in: WPNR, 114 (1983) Nr. 5660, 457-463

Pagina 3 van 8 Een kerkelijke stichting maakt als zogenaamd zelfstandig onderdeel deel uit van de rechtspersoon van het kerkgenootschap. De juridische band tussen het kerkgenootschap en de stichting is daardoor sterk. Vroeger bestond in het recht een uitzonderingspositie voor kerkelijke stichtingen. In het NBW is die geschrapt en nu bepaalt het kerkelijk recht zelf wanneer een onderdeel als zelfstandig onderdeel van het kerkgenootschap kan worden beschouwd (zie art.2 boek 2 BW). Daarnaast dienen in de statuten van een kerkelijke stichting twee aspecten te worden benadrukt: 1. het feit dat men zich zelf als zelfstandig onderdeel van het kerkgenootschap ziet dan wel als zodanig wenst te worden erkend. 2. het feit dat kerkelijke ambtsdragers zeggenschap hebben bij de inrichting en organisatie van de desbetreffende instelling. Verder wordt er in de juridische literatuur gepleit voor een restrictieve interpretatie van het begrip zelfstandig onderdeel. Oldenhuis pleit ervoor dat de onderdelen daadwerkelijk de godsdienst uitoefenen dan wel bij die uitoefening onmiddellijk betrokken zijn. Hij denkt hierbij ook aan theologische hogescholen waar predikanten worden opgeleid. 3 Het is gezien het bovenstaande juridisch zeer wel mogelijk om een theologische opleiding in de vorm van een kerkelijke stichting op te richten 4, mits het kerkelijk recht zelf aangeeft wanneer een onderdeel als zelfstandig onderdeel kan worden aangewezen. Vervolgens dient die stichting als zelfstandig onderdeel te worden aangewezen door in ons geval de LV overeenkomstig de regels van het kerkelijk recht. Zoals eerder aangegeven: kerkgenootschappen, alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen, worden geregeerd door hun eigen statuut (art. 2 lid 2 Boek 2 BW), dat wil zeggen hun kerkelijk recht. Volgens art. 2 lid 2 Boek 2 BW zijn de bepalingen uit titel 1 boek 2 BW, uitgezonderd art. 5, niet van toepassing op kerkgenootschappen en hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd. Het gaat hier onder andere om bepalingen inzake oprichting bij notariële akte, openbaarmaking van de statuten bij de Kamer van Koophandel, de voorgeschreven handelwijze bij statutenwijziging, publicatieplicht inzake financiële gegevens, nietigheid van besluiten. Wel is volgens art. 2 lid 2 boek 2 BW overeenkomstige toepassing van die artikelen geoorloofd, voorzover te verenigen met het statuut en de aard van de onderlinge verhoudingen. Een kerkelijke stichting valt dus niet onder een belangrijk deel van de wettelijke bepalingen ten aanzien van een stichting, maar wordt net als het kerkgenootschap geregeerd door het kerkelijk recht. 5 Het kerkelijk recht dient slechts te wijken voor fundamentele dwingendrechtelijke regels van geschreven en ongeschreven Nederlands recht, b.v. de normen van goede trouw, redelijkheid en billijkheid en de vrijheid van natuurlijke personen om uit te treden. 6 Principieel argument om tot oprichting van een kerkelijke stichting over te gaan, is dat instellingen die in overwegende mate liggen in de sfeer van het kerkgenootschap primair door het kerkelijk recht behoren te worden geregeerd en niet door het wereldlijk recht. 7 3 F.T. Oldenhuis, 'De positie van de "kerkelijke stichting" onder het nieuwe Tweede Boek van het BW', in: WPNR, 110 (1979) Nr. 5486, 453.458; idem, 'Kerkgenootschappen en hun zelfstandige onderdelen. 4 De theologische opleiding kan ook in de vorm van een Commissie onder de LV onder de rechtspersoon van de gezamenlijke kerken worden gebracht. Een belangrijk deel van de argumenten om over te gaan tot oprichting van een kerkelijke stichting geldt in gelijke mate voor oprichting van een commissie onder de LV. Het behoorde niet tot onze opdracht deze variant op dit moment verder uit te werken. 5 Zie ook mr. VA.M. van der Brug, Kerkelijke stichtingen in Stichting en Vereniging 1987, p. 171-173; F.T. Oldenhuis, 'De positie van de "kerkelijke stichting" onder het nieuwe Tweede Boek van het BW', in: WPNR, 110 (1979) Nr. 5486, 453.458 6 F.T. Oldenhuis, 'Kerkgenootschappen en privaatrecht' I-II, in: WPNR, 119 (1988) Nr. 5869, 211-215 en Nr. 5870, 23-1-234 7 F.T. Oldenhuis, 'De positie van de "kerkelijke stichting" onder het nieuwe Tweede Boek van het BW', in: WPNR, 110 (1979) Nr. 5486, 453.458;; idem, 'Kerkgenootschappen en zelfstandige onderdelen', in: WPNR, 119 (1988) Nr, 5865, 155.159.

Pagina 4 van 8 De LV zou bovendien bij een kerkelijke stichting de kerndocenten, die in dienst van de stichting komen, zelf kunnen benoemen en ontslaan, alsmede initiatief kunnen nemen tot statutenwijziging of ontbinding van de stichting. Ook zouden bepaalde beheersdaden door het bestuur afhankelijk kunnen worden gemaakt van de toestemming van de LV. Het betreft immers dezelfde rechtspersoon. III. Rechtspersoonlijkheid en inbedding predikantsopleiding in andere kerken De Gereformeerde Kerken tot 2003 Zoals aangegeven: gereformeerden zien hun kerkverband als een confederatie van zelfstandige kerken. Rechtspersoonlijkheid en daarmee rechtsbevoegdheid van meerdere vergaderingen is dan niet vanzelfsprekend. Uit de kerkinrichting en/of regelingen moet dan blijken dat een kerkgenootschap, of zelfstandig onderdeel of een bepaalde groep plaatselijke kerken wil optreden als afzonderlijk rechtssubject en dat er geregeld is wie er de rechtspersoon mag vertegenwoordigen. Daarom hebben Gereformeerde Kerken al in 1933 een artikel in de kerkorde (destijds art. 84) opgenomen zodat classicale, particulier-synodale en generaal-synodale verbanden als zelfstandige eenheden rechtsbevoegd naar buiten kunnen treden. Deze eenheden worden in en buiten rechte vertegenwoordigd zowel door de respectieve classicale, particulier-synodale en generaal-synodale vergaderingen, als door deputaten. Om te kijken of deze bepaling, ondanks het confederatief karakter van het kerkverband, ervoor kon zorgen dat het kerkgenootschap op classicaal en synodaal niveau als zelfstandige eenheid aan het rechtsverkeer kon deelnemen, is er een proefproces gevoerd dat uiteindelijk de in volgende uitspraak van de Hoge Raad op 13 mei 1938 heeft geresulteerd: classes van gereformeerde kerken zijn rechtspersoon, nu vaststaat dat de gereformeerde kerken in Nederland zo zijn georganiseerd, dat zich verenigingen van zelf rechtspersoonlijkheid bezittende kerken onder de naam van classis gevormd hebben, mede ten einde als eenheden aan het rechtsverkeer deel te nemen. Op synodaal niveau dient men daarbij te zorgen voor een goede instructie van deputaten en voor een adres waarheen stukken kunnen worden verstuurd. Overigens stelde de Hoger Raad dat door de wijze waarop classicale, particulier-synodale en generaal-synodale verbanden zijn georganiseerd en vertegenwoordigd, deze verbanden ook als rechtspersoon zijn aan te merken op uren, dagen en jaren dat er geen synodezitting/classisvergadering is. In april 1940 werden de curatoren gemachtigd om de Theologische hogeschool conform art. 84 in en buiten rechte te vertegenwoordigen. De Theologische hogeschool ontleent rechtspersoonlijkheid aan het kerkgenootschap, en geldt als lichaam van het kerkgenootschap. De generale synode heeft de Theologische Hogeschool ingesteld en geeft leiding middels een curatorium. Er is dus geen sprake van een (al dan niet kerkelijke) stichting. Deze inbedding valt in de Nederlands Gereformeerde situatie nog het meest te vergelijken met een door de LV ingestelde commissie. Intussen is art. 84 in gewijzigde vorm opgenomen in art. 100: 1. De in een meerdere vergadering bijeenkomende kerken vormen een lichaam dat rechtspersoonlijkheid heeft. 2. De rechtspersoon wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd, hetzij door de praeses en scriba van de vergadering, hetzij door de praeses en scriba van de door de vergadering terzake benoemde deputaten.

Pagina 5 van 8 3. De rechtspersoon kan ook vertegenwoordigd worden door één of meer personen, door de vergadering of de deputaten daartoe aangewezen. 4. Iedere meerdere vergadering zal de nodige voorzieningen treffen voor een zorgvuldig beheer van de stoffelijke aangelegenheden welke aan de kerken binnen haar ressorten gemeen zijn. Daarnaast is een aparte bepaling in de kerkorde opgenomen over het functioneren van een zelfstandig onderdeel. In art. 102 KO staat: 1. De generale synode kan vaststellen dat een door haar in het leven geroepen instelling rechtspersoonlijkheid heeft. 2. Deze rechtspersoon wordt bestuurd door deputaten, die door de generale synode worden benoemd en handelen volgens een door de generale synode te geven instructie. 3. Deze rechtspersoon wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de praeses en de scriba van de in lid 2 genoemde deputaten dan wel door één of meer andere personen, door deze deputaten daartoe aangewezen. De bedoeling van art. 102 is, dat door middel van een generaal-synodale uitspraak een bepaalde instelling als 'zelfstandig onderdeel' van de kerk(en) kan worden aangewezen. Concreet heeft men dit het eerst gedaan voor het Zendingscentrum in 1966. Sindsdien zijn er echter geen andere zelfstandige onderdelen bij gekomen. Blijkbaar bieden de andere vormen van rechtspersoonlijkheid voldoende mogelijkheden. Instellingen als de Theologische Universiteit in Kampen en het Dienstencentrum van de kerken zijn geen zelfstandig onderdeel, maar staan onder het bestuur van deputaten van de generale synode. Als zodanig zijn de gezamenlijke Gereformeerde Kerken de rechtspersoon waarvan ze uitgaan. De Protestantse Kerk Nederland De PKN heeft intussen een nieuwe kerkorde vastgesteld, waarin deze zaken materieel op gelijke wijze zijn geregeld. De classis en de kerk (als geheel) hebben rechtspersoonlijkheid en worden vertegenwoordigd door de preses en de scriba tezamen van de classicale vergadering rescpectievelijk de generale synode. De generale synode is verantwoordelijk voor een aantal door de kerk gestichte instellingen voor theologisch wetenschappelijk onderwijs, namelijk het Theologisch Wetenschappelijk Instituut, de Theologische Universiteit Kampen en het Evangelisch-Luthers Seminarium. Deze instellingen ontlenen hun rechtspersoonlijkheid aan het kerkgenootschap. Met inachtneming van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van hogere organen en rekening houdend met het specifieke karakter van de instelling, wordt elke instelling bestuurd door een eigen College van Curatoren. Het College van Curatoren stelt een Rectorium in, dat belast is met de dagelijkse leiding van de instelling. Tevens heeft de Gererale Synode, verantwoordelijk voor de opleiding en vorming van predikanten, een Raad van Toezicht voor het theologisch wetenschappelijk onderwijs ingesteld. Onder verantwoordelijkheid van en in verantwoording aan de Generale Synode is deze Raad van Toezicht belast met de coördinatie van de arbeid die vanwege de kerk wordt verricht op het terrein van theologisch wetenschappelijk onderwijs en met het toezicht op het bestuur van de verschillende instellingen voor dit onderwijs. De Christelijke Gereformeerde Kerken De Christelijke Gereformeerde kerken hebben bovengenoemd artikel 84 ook overgenomen in hun kerkorde in 1947. De kerken die in meerdere vergaderingen samenkomen worden ten aanzien van vermogensrechtelijke aangelegenheden, die zij gemeenschappelijk hebben, vertegenwoordigd door die meerdere vergaderingen. Hun generale synode heeft allerlei

Pagina 6 van 8 deputaatschappen ingesteld, waaronder het deputaatschap Theologische Universiteit. De Theologische Universiteit leidt haar rechtsbevoegdheid af van de rechtsbevoegdheid van de generale synode van de gezamenlijke Christelijke Gereformeerde Kerken. Daardoor is er bij de Christelijke Gereformeerden geen behoefte aan een stichting voor de Theologische Universiteit. De Theologische Universiteit valt onder de rechtspersoon van het kerkgenootschap. Wel werd naast art.84 KO een verklaring in de Acta van de Synode van 1965-1966 wenselijk geacht. Deze strekte ertoe dat de in art 84 bedoelde deputaten inderdaad bevoegd zijn rechtshandelingen te verrichten, voorzover zij daartoe zijn geïnstrueerd. Dit houdt o.m. in dat het Curatorium der Theologische Universiteit en ook de Deputaten Financieel (voor behartiging van de materiële belangen) rechtsbevoegdheid bezitten, mits zij daarvoor instructies hebben ontvangen van de synode. Adressering van legaten vindt bv. als volgt plaats: aan de Christelijke Gereformeerde Kerken in generaal synodaal verband ten behoeve van de Theologische Universiteit. De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt In 1948 verscheen een Korte verklaring van de kerkenordening van de Enschedese vrijgemaakte predikanten H. Meulink en I. de Wolff. Zij vonden het bedenkelijk, dat in art. 84 de in federatief verband samenlevende kerken werden beschouwd als een blijvende eenheid. Dat deed hen te veel aan een collegiaal systeem denken, waarin de kerken in een classis samen een 'classicale kerk' vormen. En hun conclusie was: 'Hoe nieuw ook, dit artikel moet op de helling, of geheel gesloopt'. 8 Uit de diep gewortelde vrees voor collegialisme lieten de vrijgemaakte kerken art. 84 feitelijk ongebruikt liggen. Op de synodes van 1952 en 1955 ging men er vanuit, dat er een stichting nodig was om in het burgerlijk rechtsverkeer voor de belangen van de Theologische Hogeschool te kunnen optreden. Daarom werd de in december 1944 in Groningen opgerichte 'Stichting voor de financiële verzorging van de opleiding tot de Dienst des Woords in de Gereformeerde Kerken in Nederland' door de kerken overgenomen en met generaal-synodale deputaten bemand. Toch is het denken over art. 84 geleidelijk aan veranderd en bij de herziening van de kerkorde in de jaren 1972-1978 werd er door geen enkele kerk en evenmin door de deputaten bezwaar ingebracht tegen opneming van het oude art. 84. In iets gewijzigde vorm werd het in 1978 als art. 52 (nieuw) in de herziene kerkorde opgenomen. Het ging als volgt luiden: 'De kerken worden voor het burgerlijk recht ten aanzien van vermogensrechtelijke aangelegenheden, die zij in classicaal, particulier-synodaal of generaal-synodaal verband gemeenschappelijk hebben, vertegenwoordigd door de respectieve classicale, particulier-synodale of generaal-synodale vergaderingen, of door deputaten die door deze vergaderingen worden benoemd, geïnstrueerd en ontslagen en die in al hun handelingen aan hun instructie gebonden zijn.' De Theologische Universiteit Kampen ontleent rechtspersoonlijkheid aan de gezamenlijke Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in Nederland, die vertegenwoordigd worden door de generale synode. De Theologische Universiteit Kampen is in juridische zin lichaam van het kerkgenootschap. De generale synode heeft de Theologische Universiteit als deputaatschap ingesteld en geeft leiding middels een curatorium. De generale synode van Berkel en Rodenrijs besloot in 1996 de stichting ter financiële verzorging van de predikantsopleiding te ontbinden, onder meer omdat er gezien art. 52 van de kerkorde en art. 2 Boek 2 BW de stichting overbodig was geworden. Ook heeft de generale synode van Spakenburg-Noord 1987 zich positief uitgesproken over een eventueel gebruik maken van zelfstandige onderdelen voor kerkelijke doeleinden. IV. Conclusies voor de situatie van de Nederlands Gereformeerde Kerken 8.Zie H. Meulink en I. de Wolff, Korte verklaring van de kerkenordening, Enschede 1967', 125

Pagina 7 van 8 De Nederlands Gereformeerde Kerken kennen in tegenstelling tot bovengenoemde kerken geen kerkorde, maar hebben gezamenlijk een Akkoord voor kerkelijk samenleven (AKS) opgesteld. De Nederlands Gereformeerde Kerken zijn te zien als een confederatie van zelfstandige kerken. De plaatselijke Nederlands Gereformeerde Kerken bezitten zonder meer rechtspersoonlijkheid op grond van art. 2 boek 2. Het is echter de vraag of de gezamenlijke Nederlands Gereformeerde Kerken, vertegenwoordigd in hun Landelijke Vergadering ook rechtspersoonlijkheid en rechtsbevoegdheid hebben. Zoals aangegeven: volgens art. 2 lid 1 BW bezitten kerkgenootschappen, alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd, rechtspersoonlijkheid. De wet biedt dus in beginsel de mogelijkheid aan kerken om hun landelijke en regionale organen (zijnde een lichaam waarin zij zijn verenigd) als zelfstandig rechtspersoon aan het burgerlijk rechtsverkeer te laten deelnemen. Vervolgens hebben dan de landelijke en regionale organen wettelijk de mogelijkheid commissies in te stellen als lichaam van hun kerkgenootschap en stichtingen op te richten als zelfstandig onderdeel van het kerkgenootschap (mits de bevoegdheid om een zelfstandig onderdeel aan te wijzen aan die organen is toegekend). Zoals in II vermeld, sprak de minister uit dat voor het aannemen van een lichaam waarin zij zijn verenigd er sprake moest zijn van een nauw kerkrechtelijk verband, hetgeen betekent de mogelijkheid of bevoegdheid om zich te verenigen in een samenwerkingsverband moet in het statuut of de kerkorde (in ons geval het AKS) van een kerkgenootschap zijn verankerd. Beslissend is of het aangegane verband strookt met de eigen kerkinrichting. Uit het kerkrecht moet duidelijk de wil van betrokken kerken blijken om als nieuw lichaam samen op te treden ook in het burgerlijk rechtsverkeer. Tevens dienen vertegenwoordigers te zijn aangewezen. In de situatie van de Nederlands Gereformeerde Kerken zou het Akkoord van Kerkelijk Samenleven (AKS) dus moeten aangeven - of de LV en de regio s kunnen optreden als afzonderlijk rechtspersoon en - wie wettig bevoegd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen. In tegenstelling tot bovengenoemde kerken kent het AKS geen equivalent van art 84 zoals dat voorkwam in de kerkorde van de Gereformeerde Kerken. Sterker nog, art. 31 lid 2 AKS stelt dat de vergaderingen van de regio s en de LV geen blijvend karakter dragen en ophouden te bestaan, zodra zij zijn gesloten. Nu is het zo dat bij sommige van bovengenoemde andere kerken meerdere vergaderingen ook alleen bestaan tijdens hun vergadering, hoewel dit laatste niet expliciet is vastgelegd in de kerkorde. Zij blijven echter wel tussentijds vertegenwoordigd via deputaatschappen en kerkelijke instellingen. Ook ontbreekt in het AKS de bepaling dat de gezamenlijke kerken een zelfstandig onderdeel mogen aanwijzen voor kerkelijke doeleinden ( zoals vereist voor het oprichten van een kerkelijk stichting). Daarnaast speelt een rol dat de Nederlands Gereformeerde Kerken een los kerkverband wensen te zijn en dat ook bewust in het AKS hebben ingebracht. De vrijheid van de plaatselijke kerk staat zeer hoog in het vaandel. Volgens de preambule van het AKS mag het al dan niet aanvaarden van het kerkelijk akkoord geen oorzaak zijn van breuk of verwijdering tussen gemeenten, die één zijn in geloof en belijden. Ook wordt in art. 34 van het AKS de mogelijkheid gegeven aan plaatselijke kerken om een besluit van de regiovergadering of de LV niet te bekrachtigen. Als een dergelijk in juridische zin los kerkverband wel gezamenlijk als rechtspersoon naar buiten wenst op te treden, dient zij dit expliciet vast te leggen in haar AKS, omdat dit niet vanzelfsprekend uit de aard van haar kerkverband voorvloeit. Uit de aard van ons kerkverband, het ontbreken van een equivalent van artikel 84 en uit de inhoud van artikel 31 lid 2 van het AKS blijkt ons inziens dat er geen wil is vastgelegd om de regio s en LV (lichamen waarin de Nederlands Gereformeerde Kerken zijn verenigd) in het

Pagina 8 van 8 burgerlijk rechtsverkeer als afzonderlijk rechtspersoon te laten optreden. De rechter zal zeer waarschijnlijk concluderen dat de regio s en de LV niet aan te merken zijn als rechtspersonen die bevoegd zijn aan het burgerlijk rechtsverkeer deel te nemen. Wanneer de gezamenlijke Nederlands Gereformeerde Kerken dat wel zouden willen, dient het AKS te worden aangepast. Hiervoor is nodig dat een equivalent van art. 84 wordt opgenomen in het AKS en dat art 31 lid 2 wordt aangepast, zodat de regio en de LV kunnen worden vertegenwoordigd, ook als ze niet vergaderen. Tevens zou de LV dienen uit te spreken dat zij zelfstandige onderdelen mag aanwijzen welke tot het kerkgenootschap behoren, zodat ze kerkelijke stichtingen kan oprichten. Uit het voorgaande - de gezamenlijke Nederlands Gereformeerde Kerken wel kerkverband, geen kerkgenootschap in de zin van het BW en dus geen rechtspersoon sui generis - volgt dat het in de huidige situatie niet mogelijk is de theologische opleiding onder te brengen in een kerkelijke stichting, c.q commissie, uitgaande van de rechtspersoon van de gezamenlijke Nederlands Gereformeerde Kerken in Nederland. Het is dus noodzakelijk een gewone stichting op te richten die in haar statuten haar band met de Nederlands Gereformeerde Kerken moet verankeren. Indien en voor zover op enig moment het AKS in bovenstaande zin 9 zou worden aangepast, bestaat de mogelijkheid om de stichting alsnog om te zetten in een kerkelijke stichting of een commissie onder de LV. 9 Uiteraard is dit advies gebaseerd op de huidige wettelijke bepalingen en de stand van de jurisprudentie. Dat kan op enig moment anders zijn.