Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA) http://hdl.handle.net/11245/2.58482



Vergelijkbare documenten
Citation for published version (APA): Nijhof, W. (2008). Kunst, katoen en kastelen : J.H. van Heek ( ) Waanders

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

IK OVERLEEFDE AUSCHWITZ

De belofte van vitamines: voedingsonderzoek tussen universiteit, industrie en overheid Huijnen, P.

De Gouden Eeuw van Twente 100 topstukken uit de collectie van Rijksmuseum Twenthe

De Romeinen. Wie waren de Romeinen?

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA)

Over het toneelstuk Gijsbrecht van Amstel

Johannes 20, april Pasen 2014 Wehl. (ds. A. Oude Kotte-de Boon) Thema: 'Het verhaal van Maria van Magdala ' Gemeente,

Naam: DE GOUDEN EEUW en Rembrandt

De tijd die ik nooit meer

Maria, de moeder van Jezus

Wie was Schafrat(h)? En wat was de relatie met Van Gogh?

Wat een vreemde bromfiets!

Werkstuk Dordtologie november 2014

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

Achter het nieuws en de geboorte van de actualiteitenrubriek: Televisiejournalistiek in de jaren vijftig en zestig Prenger, M.A.E.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4

Preek Psalm 78: september 2015 In het spoor van Opening winterwerk Spiegelbeeld I

Verhaal: Jozef en Maria

Uitzicht op de heuvels 10 km van Kabaya Uitzicht op de heuvels ten noorden van Kabaya. Ongeveer 7 km van het dorp.

Hij had dezelfde soort helm op als in het beeld vooraf...2 Mijn vader was verbaasd dat ik alles wist...3 Ik zat recht overeind in mijn bed te

DE FAMILIE VAN LOON 130 _

2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1

Speech tijdens opening tentoonstelling Oorlog! Van Indië tot Indonesië , Bronbeek.

Eerste druk, september Tiny Rutten

Jagers & boeren Waarvan leefden de jagers-verzamelaars? Jagers & boeren Waarvan leefden de boeren? Van de jacht en van vruchten en planten

Les 1: Kinderarbeid. Bedelende jongen

Ficino en het voorstellingsvermogen : phantasia en imaginatio in kunst en theorie van de Renaissance van den Doel, M.J.E.

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst.

Korte lesbrief Koningsbomen Ter gelegenheid van het planten van de Lindeboom voor Koning Willem Alexander Op 30 april 2013

werkt voor en met bewoners in wijken en buurten

germaans volk), een sterke Franse groepering. Ze verkochten haar aan de Engelsen die haar beschuldigden van ketterij (het niet-geloven van de kerk).

Vincent van Gogh. Hier zie je er een afbeelding van.

14 God ging steeds voor hen uit, overdag in een wolk, s nachts in licht en vuur.

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

F r a n c i s c u s. v a n. Leven met aandacht. w e g D e. Erfgoed Congregatie Zusters Franciscanessen van Oirschot

Leerlijn erfgoededucatie Hengelo. Lesbladen groep 8

KIJKWIJZER FDN MUSEUM

Les 5: De leefomstandigheden van de Maastrichtse arbeiders

Welkom in de Open Hof

Onze Vader. Amen.

Verteld door Schulp en Tuffer


'Geheime' kunstcollectie Imtech komt in de verkoop

Janusz Korczak. door Renée van Eeken

Op de grens van hemel en aarde. Een bijna-doodervaring

Rembrandt van Rijn. Hoofdstuk 1 : Rembrandt zijn eerste jaren.

DE RIJKE MAN, DE ARME MAN

Willem Maris ( )

De steen die verhalen vertelt.

Canonvensters Michiel de Ruyter

Het verhaal van de schepping (Genesis 1 en 2)

Genieten van het echte leven

Gent 24b. De Predikherenlei anno 1820 door de Hollandse soldaat Wynantz. Onderbergen. Het pand van de Dominicanen. Predikherenlei

Enkele vragen aan Kristin Harmel

Werkblad Mijn huis staat in...

Exodus 35:4-36:7 Bijdrage voor de bouw van de tabernakel. Zondag 20 januari 2013 Thema: Je geld of

Klein Kontakt. Jarigen. in april zijn:

Kastelen in Nederland

rijm By fightgirl91 Submitted: October 17, 2005 Updated: October 17, 2005

Noot 14 Het maken van een levenslijn of familiestamboom, en het verzamelen van materialen.

Schoolbestuur baha i-school Bofokule

In welk Bijbelverhaal lezen wij over de geboorte van Izak? Waar kunnen wij in de Bijbel vinden dat Sara onvruchtbaar was?

Bert staat op een ladder. En trekt aan de planten die groeien in de dakgoot. Hij verstopt de luidspreker en het stopcontact achter de planten.

Opening van zondag 19 april Gerda van Leeuwen Thea Peters Carla de Kievid

Geschreven door Simon Vierstra Met illustraties van Patricia Heijmen

GROEPSOPDRACHT: Bespreek met elkaar welke relatieverbanden in de Bijbel genoemd worden:

Waarom we een derde van ons leven missen Nieuwe wegen naar het innerlijke leven. Hoe de wetenschap dromen grijpbaar maakt 24

Nieuwsbrief SHIB september 2013

Veel mooie herinneringen verzachten onze smart. Voorgoed uit ons midden, voor altijd in ons hart. Iedere moeder is uniek: Zij was dat heel speciaal

Bijbel voor Kinderen. presenteert JACOB DE BEDRIEGER

6 Stefanus gevangengenomen

Mijn mond zat vol aarde

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

Maté Everaers. Les 2: Leven van Maté

Toespraak Gerdi Verbeet bij de Indiëherdenking 15 augustus 2014 in Den Haag

Onze Gids werd verboden in W.O. II

Een nieuw lied, op de wonderlijke lotgevallen van een Haarlemsch weesmeisje in de Oost-Indiën.

Kerk- School- en Gezinsdienst op zondag 29 maart 2015 in de Martinikerk

HET VERHAAL VAN KATRIN

Toespraak tijdens afsluitende bijeenkomst over 400 jaar handelsbetrekkingen Turkije-Nederland, 19 april in Arnhem

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Geschiedenis kwartet Tijd van jagers en boeren

G. Oud Pzn & Co (Likeurstokerij "de Voorwaarts") (Oud Wijnkopers)

Gevaarlke kinderen - kinderen in gevaar: De justitiële kinderbescherming en de veranderende sociale positie van jongeren, Komen, M.M.

Vraag 1b. Wat was de oorzaak van deze ramp? Vraag 1a. In welke provincie was de Watersnoodramp van 1953? ...

De geest is goed, maar het lichaam is versleten tekst PATRICK MEERSHOEK foto s AD NUIS

Latijn: iets voor jou?

Het restaurant in Otterlo.

Bijbellezing: Johannes 2 vers Bruiloftsfeest

Boek en workshop over het verlies van een broer of zus. Een broertje dood. Door Corine van Zuthem

Teksten van Wereldlichtjesdag 12 december Gedicht: Kaarsenlicht

Villa Reynaert DE HAND VAN PIETER PORTERS IN TEKST: ANNEMIE WILLEMSE - FOTOGRAFIE: CLAUDE SMEKENS 56 TIJDLOOS

Transcriptie:

Downloaded from UvA-DARE, the institutional repository of the University of Amsterdam (UvA) http://hdl.handle.net/11245/2.58482 File ID Filename Version uvapub:58482 Thesis unknown SOURCE (OR PART OF THE FOLLOWING SOURCE): Type PhD thesis Title Kunst, katoen en kastelen : J.H. van Heek (1873-1957) Author W. Nijhof Faculty FGw: Instituut voor Cultuur en Geschiedenis (ICG) Year 2008 FULL BIBLIOGRAPHIC DETAILS: http://hdl.handle.net/11245/1.299819 Copyright It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl) (pagedate: 2014-08-17)

Wim H. Nijhof KUNST, KATOEN EN KASTELEN J.H. van Heek (1873-1957)

Kunst, katoen en kastelen 1

2

KUNST, KATOEN EN KASTELEN J.H. van Heek (1873-1957) ACADEMISCH PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit van Amsterdam op gezag van de Rector Magnificus prof.dr. D.C. van den Boom ten overstaan van een door het college van promoties ingestelde commissie, in het openbaar te verdedigen in de Agnietenkapel op donderdag 27 november 2008, te 14.00 uur door Willem Hendrik Nijhof geboren te Enschede 3

Promotiecommissie Promotor Overige leden Prof. dr. P. de Rooy Prof. dr. J. Th. M. Bank Prof. dr. J.C.H. Blom Prof. dr. J.C. Kennedy Prof. dr. B. Kempers Prof. dr. N.C.F. van Sas Faculteit Faculteit der Geesteswetenschappen 4

INHOUD Inleiding 7 Dankwoord 11 1 Saksen, borgmannen en entrepreneurs 13 2 Van boerderij naar fabriek 27 3 Opruiers en proletariërs 35 4 Fabrikant, politicus en landman 45 5 Troetelkind en buitenbeentje 51 6 Tijd van rust en eenvoud 63 7 Toch fabrikant in Enschede 71 8 Doodziek en levensmoe 79 9 Een mooie fabriek 87 10 Solidariteit en samenwerking 95 11 Besturen en bankieren 103 12 De wereld ontdekken 113 13 Heer van Bergh 121 14 Een aardig figuurtje 133 15 Uit kalme Godsvrucht 141 16 Voor kasteel en vaderland 149 17 Oorlog en revolutie 163 18 Troebelen en kunstzijde 175 19 Rust en verpozing 189 20 De Twentsche Heeren 199 21 Stoefbelten en hagedisjes 209 22 Armoede en lediggang 217 23 Man van buitengewoon kaliber 231 24 Vriend van Enschede 241 25 Al het aardse is vergankelijk 255 26 Voor de Joodsche medemensen 267 27 Gevoel van ongekende weelde 273 5

28 Mystieke sfeer van halfduister 287 29 Liever stichting dan slokop 301 30 Notoire dwarsligger 315 31 Behoudend en eigenwijs 325 32 Controverse in familie 337 33 U deed het dan ook! 345 Nawoord 355 Samenvatting 361 Bronnen 376 Bijlage: genealogie 6

Voor Thijs en Iris INLEIDING Enschede werd na de verzengende stadsbrand van 7 mei 1862 de voornaamste textielstad van Nederland. De vermogende fabrikanten bouwden riante stadsvilla s en op sterke groei ontworpen textielfabrieken. Nu, bijna anderhalve eeuw later, zijn alle fabrieken verdwenen. Een enkele is omgebouwd tot appartementencomplex, een andere tot industriehal of bedrijfsverzamelgebouw. Wie denkt niet met enige weemoed aan die rake regels uit het gedicht Textielstad van stadgenoot Willem Wilmink. De burchten van de nijverheid staan er nog her en der verspreid: spelonken, hol en afgeleefd waar nu de wind vrij spel in heeft. Textielbaronnen van weleer, hun jachtgebied bestaat niet meer. Waar zouden ze gebleven zijn, Van Heek, Ter Kuile, Blijdenstein? De fabrieken zijn weg, maar herinneringen aan de textielfamilies zijn er nog in overvloed. Wie door en rondom de stad gaat, ontdekt hun landhuizen en stadsvilla s, vooral van de dynastie van de Van Heeks. Hun personeel vergaten ze echter niet. Het Volkspark was een geschenk van Hendrik Jan van Heek, die in de tweede helft van de negentiende eeuw Van Heek & Co. tot de grootste textielfabriek van Enchede maakte. Het H.J. van Heekplein in Enschede is naar hem genoemd. Hendrik Jan een geliefde oom van Jan van Heek, de hoofdpersoon van dit boek. Hij schonk ook het Volkspark, waar de arbeiders zich na zes dagen hard werken s zondags met vrouw en kinderen konden ontspannen. In dit park zwierde ik in mijn jonge jaren over de jaarlijkse paaskermis en legden we bloemen bij het oorlogsmonument van Mari Andriessen, waarvoor Jan van Heek de plek uitkoos. In het G.J. van Heekpark, dat de naam draagt van Jan s vader, beleefden we op koninginnedag het vuurwerk, niet wetend dat 7

Gerrit Jan in het begin van de vorige eeuw de machtigste man in Enschede was. Hij bouwde eveneens het Van Heekbad, waar zijn arbeiders gratis konden baden en zwemmen. Naar hem werd ook de G.J. van Heekstraat genoemd, die loopt langs de terreinen van G.J. van Heek & Zonen, de spinnerij en weverij Rigtersbleek, die jarenlang werd geleid door Jan van Heek en zijn twee jongere broers. Wanneer ik door mijn geboortestad wandel, vliegen de herinneringen me aan. Op de Oude Markt, aan de voet van de Grote Kerk, groeiden Jan van Heek en zijn twaalf broers en zusters op. In eetcafé Sam Sam is het druk, mensen drinken een kop koffie of eten een broodje. In dit huis woonde de eerste Van Heek in Enschede, Jan s overgrootvader Hendrik Jan, die in 1778 vanuit Delden naar Enschede was gekomen en de grondvester werd van de Van Heekdynastie. Hij legde achter t Wageler een veld aan voor het bleken van zijn geweven goederen, de Van Heeksbleek. Waar op de Markt Pinocchio nu pizza s verkoopt, was vroeger was het modehuis Trautmann Menko; gades en dochters van fabrikanten kochten er hun chique robes. Hier woonde in de achttiende eeuw Herman van Lochem hij legde in 1728 de basis voor de katoennijverheid in Enschede en na hem achtereenvolgens Jan s grootvader, een oom en een oudere broer. Het is alsof ik hier de weeïge, wat zoete geur van de textiel weer ruik, toen het welvaartsaroma van de stad, de rook van de textielfabrieken die de stenen van de stad blakerden, zoals Jan Cremer schreef de schilder en schrijver die als jongeling in Enschede woonde en een blauwe maandag in de textiel werkte. Hij vond Enschede omstreeks 1950 de lelijkste stad van Nederland : Enschede, een stad met een immer grijze hemel, waar het vaak regende en mistte en een doordringende vettige nevel in de straten hing. Of de bittere rook van de in brand gestoken veengebieden rondom die, slechts voor even, de stank van de fabrieken verdreef. Alleen de mist kon de grauwheid van deze troosteloze plaats verhullen. Overdreef Cremer? Had Willem Brakman gelijk, de literator die in die jaren in Enschede - Wat n hinderlijk lelijke stad als bedrijfsarts werkte? Kon je in dit onlieflijke stadje je naam schrijven in het roet van de lucht? De stad greep hem aan: In deze van lelijkheid nauwelijks te begapen omgeving die de voortdurende uitstraling van een ijskou heeft, raakte ik de wanhoop steeds meer nabij. Gelukkig heb ik al zulke gevoelens nooit ervaren. Ik wandel verder, langs De Pakkerij, nu een studentenhuis, vol verlichte bierreclames die studentenjool verraden. Hier beslisten voorheen de hooge heeren van Van Heek over welvaart en welzijn van de stad. In het huis met de hoge stoep ernaast leende ik als tiener week in week uit boeken uit de openbare leeszaal en bibliotheek. De stoep op, door de stevige houten deur, in de hal linksaf waar achter de balie de bibliothecaressen me begroetten als een stamgast in een café. In dit Van Heekshuis woonde Jan van Heek bijna veertig jaar. Enschede lijkt, zeker op zo n zonnige zomerdag, een blijde, welvarende stad, met winkels vol kijkers en kopers, etablissementen vol drinkende en etende burgers en buitenlui, met moderne warenhuizen, een Bijenkorf, en zelfs een casino. Maar dat is de fonkelende façade voor de ruwe realiteit. Enschede, twaalfde gemeente van Nederland met bijna 155.000 inwoners, eens de grootste textielstad van ons land, is 8

een arme stad. De armoede ontloopt de binnenstad en schuilt in de oudere stadswijken, gebouwd in de gouden textieltijden, waar de arbeiders woonden in lange rijen huizen langs licht krommende straten, dicht bij de fabrieken. Toen de trieste ondergang van de katoenindustrie in de jaren zestig de stad midden in het hart raakte, sloeg hier de armoede toe. Enschede is dit debacle te boven gekomen, maar de armoede is gebleven. Ik woon al heel lang op de Veluwe, maar Enschede is nog steeds mijn stad. Het Enschedese volkslied zegt het: waar je in je leven ook heengaat, waar je huis ook staat, het hart blijft trekken met nen stearken baand noar mien leeve Eènske in mien Twentelaand. Toen ik een jaar of drie geleden enkele regels las over de kunstverzamelaar Jan van Heek, een Enschedese textielfabrikant, werd ik nieuwsgierig: wie was dat, wat deed hij, wat maakte hem zo bijzonder dat koningin Juliana hem een hoge onderscheiding toekende? Het bleek Jan Herman van Heek te zijn, die bijna veertig jaar lang directeur was van Rigtersbleek, de fabrieken waar ik in mijn schooltijd honderden keren langs ben gefietst, op weg naar school, naar huis, naar vrienden en vriendinnen. Maar vooral was hij een gepassioneerde verzamelaar van laat-middeleeuwse kunst waarmee hij zijn kasteel in s Heerenberg had versierd. Meer dan dertig jaar was hij directeur van het Rijksmuseum Twenthe, mij vroeger alleen bekend door de dikke steen op het voorpleintje. Arbeiderskinderen hadden hier niets te zoeken. Er bleken diverse korte biografieën van Jan Herman van Heek (1873-1957) te bestaan, geschreven door goede bekenden. In de twee boeken die hij zelf publiceerde één over zijn herinneringen aan zijn ouderhuis, het Van Heekshuis en één over het kasteel en zijn collectie zette hij vooral zijn familie, Huis Bergh en zijn verzameling in het volle licht, zelf bleef hij steeds op de achtergrond. Uit de beschikbare, vooral lovende informatie doemde voor mij een vrolijk gekleurd schilderij op, een beeld van uitsluitend geluk en voorspoed, van welvaart en rijkdom, van een stad waar de textielelite gelukkig was in haar villa s en landhuizen, tussen kostbare kunstwerken, waarin fabrikanten figureerden die op jacht gingen en over de wereld reisden. Hun arbeiders kwamen niets tekort. Maar er was natuurlijk een keerzijde, ik wilde de achterkant zien van het schilderij. Was het inderdaad altijd en allemaal rozengeur en maneschijn? Waren de textielfabrikanten onbaatzuchtige, patriarchale weldoeners, die de stad parken en een bad schonken? Of was hun goedgeefsheid misschien ook in hun eigen belang? Waar stonden zij toen hun arbeiders de strijd met het kapitaal aanbonden en Domela Nieuwenhuis zieltjes voor het socialisme kwam winnen? Welke rol speelden ze in de grote textielstakingen? Waarom kocht Jan van Heek een kasteel en geen landgoed in Twente, zoals zijn broers en zussen en andere ondernemers in de textiel? Waarom verzamelde hij laatmiddeleeuwse kunst, terwijl in zijn kringen de Gouden Eeuw en de romantiek van de achttiende eeuw favoriet waren? Hoe beleefde hij twee wereldoorlogen? Wat geloofde hij, wat was zijn politieke overtuiging? Ik wilde de keerzijde ontdekken, de achterkant schilderen, tegen het woelige decor van de maatschappelijke, culturele, economische en politieke ontwikkelingen. Jan van Heek had uitgesproken ideeën over aandacht voor zijn persoon. Onbescheiden van bescheidenheid noemde zijn clubvriend Hendrik Blijdenstein hem eens, licht spottend wellicht. Het moet aan de toekomst worden overgelaten of 9

de plaats in de maatschappij en het levenswerk van de verschillende Van Heeks belangrijk genoeg is om in herinnering te worden gehouden, schreef Van Heek toen hij al over de tachtig was, toen een nichtje voorstelde in het museum een galerij van familieportretten in te richten. Jan van Heek s leven en werk en zijn betekenis in de samenleving van zijn tijd blijken het meer dan waard in onze herinnering voort te leven. Daarom is dit boek geschreven. 10

DANKWOORD Jan van Heek begon in 1890 als zeventienjarige belevenissen en beschouwingen in dagboeken te noteren, omdat hij merkte hoeveel het waard is, zich het vroeger gebeurde nog eens voor de geest te halen. In oktober 1942, toen hij herstelde van een lichte longontsteking, schreef hij veel herinneringen op in soms ellenlange notities. Zijn vrouw Annetje en de kinderen hadden hem namelijk vaak verweten dat hij zo weinig vertelde over zijn levensloop. Maar, meende Jan: De gemakkelijkste manier om een kijk op mijn leven te krijgen, bestaat uit het doorbladeren van mijn schetsboeken. De achttien dagboeken, zijn talrijke notities, zijn 93 schetsboeken en zijn persoonlijke archief, opgeborgen in tientallen dozen in het Munthuis in s Heerenberg, heb ik als eerste buitenstaander zonder enige beperkende voorwaarde voor mijn onderzoek mogen inzien. Het waren welkome en rijke informatiebronnen. Daarom gaat mijn bijzondere dank eerst en vooral uit naar de bestuursleden van de Archiefstichting Dr. J.H. van Heek: Jan s twee jongste zonen Goderd van Heek en Arnold van Heek en zijn kleinzoon Maurits van Heek. De contacten waren warm en meelevend. Seger baron van Voorst tot Voorst directeur van het Nationale Park De Hoge Veluwe waar ik bezoekers rondleid in het Jachthuis Sint Hubertus, getrouwd met Jan s achterkleindochter Fleur van Heek introduceerde me in de familie en legde contacten voor vele plezierige, informatieve gesprekken die ik met familieleden mocht voeren. Tijdens de ruim zeventig dinsdagen die ik doorbracht in het archief in s Heerenberg hebben de habitués Johan te Boekhorst, Jan Lukkezen, Frans Starink en Tjalling Wieringa hun speurwerk in historische geschriften vaak onderbroken om mij de weg te wijzen, mij vondsten aan te reiken en vooral om mijn verhalen over mijn onverwachte ontdekkingen zonder morren aan te horen. Archivaris Peter Bresser en zijn behulpzame assistenten Ad van Aalst, Johan van der Gulik en Sjef Knevel was geen moeite te veel om de tientallen vaak overvolle dozen vanuit het kasteel en vanaf de archiefzolder aan te slepen. Ruurd Faber, al sinds 1992 als vrijwilliger archiefmedewerker en thuis in het persoonlijke archief van Jan van Heek, verschafte me niet alleen veel informatie uit nieuw binnengekomen archivalia, maar dook ook op 11

de donkere kasteelzolder in de vele albums van de familie om mij te helpen bij het zoeken naar foto s voor dit boek. Bij het verzamelen van de foto s kreeg ik ook veel steun van Olaf Visscher, die het archief van de Stichting Edwina van Heek beheert, waar een schat aan fotomateriaal aanwezig is. Bert Jannink stelde me in de gelegenheid bij hem thuis in Oldenzaal zijn persoonlijke archief te raadplegen, evenals Bernard van Heek van De Weele in Boekelo, die uit zijn eigen archief interessante briefwisselingen ter inzage gaf. Henk Bollen en Geert Bekkering van de Stichting Historische Sociëteit Enschede-Lonneker stonden met raad en daad paraat bij mijn zoeken naar specifieke informatie en passende illustraties. Kunsthistorica Eva Rovers, die werkt aan een biografie van Helene Kröller-Müller, was een geestdriftige en meelevende sparring partner, met wie ik vele uren over kunst en verzamelaars geboomd. Jaap Ruseler heeft, consciëntieus als hij is, veel aandacht gegeven aan de Engelse vertaling van de samenvatting. Mijn promotor Piet de Rooy heeft me geïnspireerd en gestimuleerd. Zijn aansporingen en aanwijzingen, zijn kritische kanttekeningen en opbeurende woorden hebben mij in hoge mate gesteund. De leden van de promotiecommissie (Jan Bank, Hans Blom, Bram Kempers, James Kennedy, Niek van Sas) dank ik voor hun inzet. Ans heeft bijna drie jaar van dag tot dag als meelevende echtgenote mijn werkzaamheden voor dit boek gevolgd. Ze was er altijd, om af en toe twijfels weg te nemen, om me aan te sporen en moed in te praten in moeilijke momenten. Ze las en corrigeerde alle teksten, punctueel en kritisch. De afgelopen jaren, waarin dit proefschrift is geschreven, zullen we nooit vergeten, maar vooral niet omdat we in het voorjaar van 2006 zo intens verdrietig en in het najaar van 2007 zo oneindig gelukkig waren bij de geboorte van onze kleinkinderen. Daarom draag ik dit boek op aan Thijs en Iris. 12

HOOFDSTUK 1 Saksen, borgmannen en entrepreneurs Op 7 mei 1862 ontnam de grote stadsbrand Enschede haar hart en historie. Meer dan zeshonderd woningen, acht textielfabrieken, de Groote Sociëteit en alle publieke gebouwen het raadhuis, scholen, vier kerken, het weeshuis gingen in vlammen op. Zeshonderd gezinnen, bijna vierduizend inwoners, waren dakloos. 1 Na de stadsbrand herbouwden de textielfabrikanten hun riante stadsvilla s, in een moderne binnenstad, met op de groei ontworpen textielfabrieken, kerken en scholen. De landmeter Wilhelm Loos, die als douanier en landmeter in Twente had gewerkt, was verbaasd toen hij enkele jaren na de brand de stad terugzag: Enschedé [ ] is eene stad van ongeveer 9000 zielen, er zijn vele fabrieken, geheel op Engelsche manier ingerigt en nog dagelijks komen er anderen bij als spinnerijen, weverijen, sterkerijen, verwerijen, enz. Op eenige afstand de stad ziende, zoude men niet zeggen in Nederland en nog wel in Twenthe te zijn, maar zoude men bepaald meenen dat een Engelsche fabriekstad zich aan ons oog vertoonde. De brand van 1862 heeft de stad geheel vernield, doch is ontzettend verfraait weder te voorschijn gekomen. De Twentsche millioenen hebben zich verbazend laten zien. De huizen der fabriekanten zijn alle villa s, de sociëteit is bepaald de prachtigste van geheel Nederland, de Roomsche kerk is buitengewoon prachtig en kolossaal, alles toont aan dat het fabriekswezen ontzettende schatten heeft afgeworpen. Het voornaamste middel van bestaan is te Enschedé dan ook het fabriekswezen.[ ] De geest van het volk is er vrolijk, ondernemend, liberaal en zeer vriendschappelijk. Ik mogt ze tenminste wel lijden en was er gaarne. 2 De textielindustrie domineerde Enschede, de rijke fabrikanten woonden in het hart van de stad, rondom de oude stadstoren van de Grote Kerk. Maar er was ook een ander Enschede. Achter de rijkdom, geëtaleerd in de stadshuizen van de rijken rondom de kerk, aan de rand van de stad, niet ver van de fabrieken, huisden de arbeiders met hun grote gezinnen in proletarische krottenwijken. De Krim telde bijna driehonderd woningen, het was een kil, onherbergzaam oord, een smakeloze verzameling afdakwoningen. Ze waren in 1861 gebouwd op initiatief van lokale textielfabrikanten, die onder aanvoering van Gerrit Jan van Heek van Van Heek & Co. om de woningnood in de stad te lenigen de Vereeniging tot Verschaffen van Woningen voor den Arbeidersstand hadden opgericht. 3 Een half jaar later stonden er in De Krim 145 woningen in vijf rijen, voor een huur van vijf dubbeltjes in de week. Later kwamen er nog 132 huizen bij. Ook elders werden zulke onderkomens voor de arme textielwerkers neergezet. Hoge eisen golden er in die jaren niet voor woningen voor arbeiders. Ze deden de gebreken over het hoofd zien van die zeer beperkte tweekamerwoningen, welke zelfs als modellen werden geprezen, doch die nu alleen nog kunnen aantoonen, dat de maatschappelijke waarde van een goede woning in een vriendelijke omgeving toen nog niet hoog werd aangeslagen. 4 De arbeiders hadden er genoegen meegenomen. Voor lage lonen werkten ze zonder morren zes dagen in de week, van s morgens vroeg tot s avonds laat, tien tot twaalf uur per dag, in de stinkende, lawaaiige fabrieken. 13

Van Heekshuis Jan van Heek werd op 20 oktober 1873 geboren in het royale stadshuis Hondenkolk 19, aan de rand van de oude binnenstad van Enschede. Hij was de vijfde zoon van Gerrit Jan van Heek (1837-1915), die het huis had gebouwd na de stadsbrand in 1862. Gerrit Jan had een maand na de brand de puinhopen van een afgebrande spinnerij gekocht. Hij wilde hier een nieuwe, kleine spinnerij neerzetten, als een soort laboratorium waar hij nieuwe technieken kon testen. Maar kennelijk was Gerrit Jan van gedachten veranderd, want hij besloot er een stadsvilla te bouwen, dicht bij de binnenstad en zijn fabrieken aan de Noorderhagen en langs de spoorlijn naar Gronau. Het huis was in 1869 klaar. Het staat er nog steeds. 5 Nu worden er hippe kleren verkocht, de Hondenkolk heet nu De Heurne. De jonggeborene kreeg als doopnamen Jan Herman, zijn roepnaam werd Jan. 6 Gerrit Jan was een vermogende en invloedrijke textielfabrikant, één van de hooge heeren in de stad, lid van de derde, succesvolle generatie Van Heek. Bij de firma Van Heek & Co. het grootste textielbedrijf van de stad werkten ruim zevenhonderd mannen, vrouwen, jongens en meisjes. Jan was de laatste van de kinderen van Gerrit Jan en Christine die in het huis aan de Hondenkolk werd geboren. Een jaar later verhuisde de familie naar het Van Heekshuis, dat sinds 1818 in het bezit was van de familie. Het Van Heekshuis zou tot in het begin van de Tweede Wereldoorlog het centrum van het familieleven blijven. 7 Saks of niet? Jan van Heek zag zichzelf als een echte Tukker. Kenmerkende eigenschappen van een Twentenaar zijn volgens hem gehechtheid aan de eigen bodem, soberheid, zuinigheid en gemeenschapszin, vasthoudendheid aan eenmaal opgevatte voornemens, een grote mate van gereserveerdheid, blijvende trouw en een aristocratische eenvoud. 8 Deze eigenschappen treft men volgens Van Heek ook aan bij de Saksische stamverwanten aan de overkant van de grens en de andere kant van de Noordzee. 9 Van Heek nam wel als zeker aan dat zijn familie van het Saksische ras was. Hij was er ook heilig van overtuigd en verklaarde dat bij verschillende gelegenheden dat dat ras zijn stempel had gedrukt op de bevolking van Twente. Maar Van Heek werd in zijn visie niet gesteund door de wetenschap. Tot het midden van de negentiende eeuw leerden de kinderen op school dat er maar één antwoord was op de vraag wie de oudste inwoners van ons land waren: de Friezen en de Bataven. 10 In 1852 kwam L.Ph.C. van den Bergh met een verrassende bewering: de Nederlanders stammen van de Friezen, Franken en Saksen, die elk apart zich manifesteerden in verschillende delen van Nederland; de Saksen met name in het noorden en oosten van het land. 11 De invloedrijke Friese taalkundige Johan Winkler bevestigde dat in 1880 in zijn publicatie Friezen, Franken en Saksen Onze Voorouders. 12 In het interbellum begonnen wetenschappers te twijfelen aan de houdbaarheid van de drie-stammen-theorie. Het was de jonge mediëvist Bernard H. Slicher van Bath (1910-2004), die met de voor velen schokkende mededeling kwam dat de Saksen nooit een essentieel deel van de Oost-Nederlandse bevolking hadden gevormd en dat er geen reden was de huidige bewoners Saksen te noemen. 13 Zijn vermoeden was dat dit deel van het land na het verdwijnen van het Romeinse gezag vanuit aangrenzende gebieden was bevolkt, maar dat hoefden geen Saksen te zijn geweest. Evenmin was volgens Slicher bekend dat Saksen de oorspronkelijke bevolking zouden hebben verdreven of onderworpen en zich in de oostelijke gewesten zouden hebben gevestigd. Als er in de achtste eeuw over Saksen is gesproken, betreft het volgens Slicher van Bath slechts een krijgsbende. 14

Jan van Heek bleef geloven dat Twentenaren van de Saksen afstamden, althans hij voelde zich een Saks, die uit een zeer conservatief-romantische behoefte steeds weer Saxische dingen en ook emoties zag. Hij bevestigde dit toen Slicher van Bath, kort na de Tweede Wereldoorlog, een lezing hield voor de Oudheidkamer Twente en zijn theorie uiteenzette. Jan stond op en zei dat hij zich desondanks Saks voelde. Toen Slicher van Bath hem vroeg: Maar wat voelt u dan, meneer Van Heek?, moest Jan het antwoord schuldig blijven en zweeg. 14 Van Heek vond dat Slicher van Bath met zijn visie veel te ver ging. In zijn studie had hij niet het grote Nedersaksische gebied aan de overzijde van de grens betrokken, dat in oorsprong veel met Twente gemeen had. Vooral in een deel van oostelijk Gelderland zag Van Heek zoveel overeenkomsten in afkomst, karaktereigenschappen, taal, levenswijze en oude bouwtrant die voor hem Saksisch waren, dat hij zich niet kon verenigen met de inzichten van Slicher van Bath. 15 Van lage adel Jan van Heek nam ook wel als zeker aan dat zijn voorvaderen uit Westfalen kwamen, uit het dorp Heek, twintig kilometer over de grens aan de Dinkel, waar eeuwenlang Van Heeks leefden. Onder hen waren priesters die werden begraven onder het koor van de Romaanse dorpskerk, en bisschoppelijke borgmannen ministerialen die de lage boerenadel vormden die in het nabije Nienborg woonden. In tal van in archieven bewaarde oorkonden uit de veertiende en vijftiende eeuw treden naamgenoten van hem op. Bernhard van Heek, die in december 1933 op tachtigjarige leeftijd ongehuwd stierf op één van de oude erven in de omgeving van het dorp, was volgens Jan de laatste van het geslacht in Heek. De lokale krant meldde: Am Donnerstag wurde hier Herr Bernhard van Heek genannt Woestmann aus der Bauerschaft Averbeck unter überaus grosser Anteilnahme der Bevölkerung zu Grabe getragen. Der Dahingeschiedene der im 80sten Lebensjahre stand, ist einer der letzten Ueberlebenden des Uralten Schultengeslechtes von Heek, dem bekanntlich auch der berühmte Humanist Alexander Hegius, dessen 500sten Geburtstag hier in diesem Jahr begangen wurde, entstammte. 16 Ook was Jan van Heek ervan overtuigd dat de vijftiende-eeuwse humanist Alexander Hegius (1433-1498) Latijn voor Van Heek een verre voorouder was. Maar het blijven slechts veronderstellingen. Wetenschappelijke zekerheid heeft niemand kunnen verschaffen, schriftelijke bronnen zijn niet gevonden. Het is zelfs zeer onwaarschijnlijk dat Hegius in Heek werd geboren, want volgens registers van de universiteit in Rostock zou zijn wieg in Steinfurt hebben gestaan, op twintig kilometer afstand van Heek. 17 Maar Jan van Heek was zo overtuigd van zijn gelijk, dat hij jarenlang voor zijn textielfabriek Rigtersbleek het telegramadres Hegius voerde. Tijdens de Reformatie en de Dertigjarige Oorlog van 1618-1648 verlieten veel Westfaalse protestanten hun geboortegrond en trokken naar stadjes in Oost-Nederland. Jan van Heek veronderstelde dat er onder hen meerderen van onzen tak waren, van wie een deel in het Twentse stadje Delden terechtkwam. Wanneer zal altijd een raadsel blijven, omdat bij de grote brand in 1655 een groot deel van het stadsarchief werd vernietigd. Ook zijn er geen latere bronnen meer, want in 1880, toen Delden weer in brand vloog, ging ook het familiearchief van de familie Van Heek in vlammen op. 15

Zeker is in elk geval wel dat Helmich van Heek (1696-1770) in De Kroon in Delden woonde. Het logement genoot al in de zeventiende eeuw internationale bekendheid, omdat het aan de postroute tussen Naarden en Bentheim lag. De eigenaar van De Kroon was postmeester, de herberg was het posthuis, een pleisterplaats en logement in Twente, in die jaren alleen bereikbaar met paard en wagen. Het was een niet al te luxueuze, eerder eenvoudige behuysinge, met de stallen en de schuur aan den dijk, gelegen in de stad Delden, die Helmich van Heek kocht, samen met het aangebouwde huis. De Kroon is het stamhuis van de nakomelingen van Helmich van Heek. 18 Jan van Heek maakte van zijn voorvaderlijke huis een tekening die is afgedrukt in het familieboek van de Van Heeks. Op de achtergrond zijn de contouren te zien van de Oude Blasius, de Romaanse kruisbasiliek die de katholieken in de eerste helft van de twaalfde eeuw hier wilden bouwen maar nooit in die gedaante werd gerealiseerd. 19 Helmich van Heek was van beroep wijnhandelaar en bekleedde dertig jaar het ambt van burgemeester. Hij trouwde in 1721 met Fenna Geertruyd ten Oever uit Steenwijkerwold. Ze kregen zeven kinderen. Eén van zijn zonen was Gerrit Jan van Heek, geboren in 1728 en in 1754 gehuwd met Grietje Lankheet; ook hij was verscheidene jaren burgemeester van Delden. Gerrit Jan woonde in het huis Den Kolk, genoemd naar de brandkolk aan de overkant, aan de weg naar Goor. Zijn zoon Hendrik Jan (1759-1809), trouwde in 1778 met Engelbertha Lasonder, erfdochter want enig kind van Jan Berent Lasonder, een zeer vermogende Enschedese linnenhandelaar, telg van het rijkste textielgeslacht van Twente. Ook de Van Heeks in Delden waren vermogend, de vijf aangeslagenen bezaten samen een vijfde deel van het totale vermogen in de stad. 20 Monopolie voor bombazijn In de jaren tachtig en negentig van de achttiende eeuw bloeide de textielnijverheid in Enschede en omgeving sterker dan in overig Twente. Dat was het resultaat van het in 1728 op initiatief van Herman van Lochem binnengehaalde monopolie voor de productie van bombazijn. Van Lochem was een reider, een koopman die garens kocht, deze uitzette bij de huiswevers op de boerderijen in de omtrek en later het geweven doek terugnam tegen betaling van het weefloon. Op 15 maart 1728 verzocht Van Lochem, als aanvoerder van een groep van tien linnenreiders in Enschede, aan de ridderschap en steden van Overijssel een monopolie te mogen vestigen voor de productie van de in Twente nog vrij onbekende bombazijnen. 21 Dat waren zware doeksoorten van linnen en katoen, die uitermate geschikt waren voor werkkleding. De tien entrepreneurs kregen voor vijftien jaar octrooi tot oprichting van eene fabryck [...] in het quartier van Twenthe. Ze produceerden er niet alleen eenvoudige effen linnen stoffen, maar ook stoffen voor bovenkleding, linnen damast en linnen piqué. 22 Zestig jaar later maakten ongeveer zesduizend wevers en spinners de inmiddels alom beroemde Enschedeër bomzij. 23 Van Lochem kreeg de eer die hem toekwam. Burgemeester Hendrik ter Kuile van Enschede schreef in 1821 in een nationaal blad dat Van Lochem de grondslag onzer Bombazijn-Fabrieken had gelegd. Jarenlang al is de burgerzaal van het Enschedese stadhuis gesierd met de beeltenis van Van Lochem, de Grondlegger van dezer Stads Fabrieken en Bloeij. 24 Van Lochem woonde in het huis Markt 21. De ontwikkelingen in de katoenindustrie waren Hendrik Jan niet ontgaan en in 1778, toen hij nog geen negentien was, besloot hij met Engelbertha naar Enschede te verhuizen. Waar de jongelui de eerste jaren van hun huwelijk woonden, is niet bekend. Op 25 augustus 1781 kochten ze het huis naast de villa van Engelbertha s vader, nummer 17 aan de huidige 16

Oude Markt. 25 Op marktdagen kon je er tientallen boeren ontmoeten, met een mars 26 op de rug, op weg naar de reider. 27 Ook Hendrik Jan van Heek werd reider. 28 Hij kocht van de boeren in de omgeving hun gesponnen en geweven garen s die hij bleekte, verfde en kalanderde. 29 Achter t Wageler, aan de weg naar Hengelo, legde hij een eigen natuurbleek aan, de Van Heeksbleek. 30 Op de namenlijst van fabriqueurs in Overijssel, verschenen in 1795, stond hij ingeschreven als Hendrik Jan van Heek (in alle soorten van Bombazijnen, Marceilles ). 31 De zaken gingen goed. In 1781 betrok de familie het huis aan de Markt 21, waar eerder Van Lochem had gewoond. In 1792 kocht Hendrik Jan het achter zijn huis gelegen perceel aan de Achterstraat, om meer opslagruimte te hebben. Kort na de stadsbrand, die grote delen van de binnenstad verwoestte, werden ondergrond, erven en ruïnes van zijn huis en bedrijf in het openbaar geveild en verkocht aan Drehfal, die er zijn befaamde hoedenen pettenwinkel vestigde. 32 Zijn succes had Hendrik Jan niet alleen aan zijn enthousiasme en zijn handelaartalent te danken, hij profiteerde ook van de aflossing van de wacht aan de top van de textielnijverheid. In de achttiende eeuw hadden doopsgezinde fabriqueursfamilies de linnenhandel beheerst; aan het einde van de eeuw stierven zij echter grotendeels in de mannelijke lijn uit of trokken zich terug in andere beroepen en in het openbaar bestuur. Zo kwamen er kansen voor nieuwkomers als de jeugdige Hendrik Jan van Heek, die in 1778 de grondslag had gelegd voor een textieldynastie en een textielimperium die nog lang hun stempel zouden drukken op zijn nieuwe woonstad. 33 Hendrik Jan overleed in 1809, tien jaar na zijn vrouw, tijdens een zakenreis in Amsterdam; hij werd in de Zuiderkerk begraven. Zijn zoons Gerrit Jan (1780-1851) en Helmich (1785-1847) zetten de zaken voort als de firma H.J. van Heek & Zonen. De onderneming bleef gevestigd in het huis van Hendrik Jan aan de Markt; later werd het bedrijf overgebracht naar het Van Heekshuis, dat Helmich in 1818 had gekocht. Aan de voorkant van het huis waren de kantoren, het pakhuis stond in de tuin. Helmich was niet alleen firmant in het textielbedrijf, hij dreef ook met zijn zonen Hendrik Jan en Herman een vennootschap die handelde in lijnzaad en effecten en bovendien deelnam in publieke en private handelsondernemingen en wisselzaken afhandelde. 34 Helmich en Gerrit Jan waren bekwame entrepreneurs en mede door de gunstige sociaal-economische omstandigheden bouwden ze een bloeiend bedrijf op. In die tijd hadden de fabriqueurs niet enige grote klanten, maar vele kleine, aan wie ze rechtstreeks hun producten verkochten. De groothandel bestond nog niet. 35 De beide broers Van Heek onderkenden het belang van goede relaties met de winkeliers-afnemers en ze stelden in 1821 als eerste bedrijf in Twente een reisbediende aan, die de contacten met de bestaande klanten warm moest houden en nieuwe moest werven. Uiteindelijk leverde deze voor die tijd nieuwe werkwijze een netwerk op van ongeveer zeshonderd winkeliers. Dat leverde groeiende winsten op, ook al omdat op deze manier de risico s geringer waren dan bij export. 36 Kort na 1850 veranderde echter dit patroon, toen er groothandelhuizen ontstonden, vooral in Amsterdam en Rotterdam, maar ook in bijvoorbeeld Deventer, Groningen en Tilburg. De importeurs die voornamelijk in buitenlandse artikelen handelden, breidden hun pakket ook uit met Twentse weefsels. De fabrieken leverden voortaan vooral aan deze groothandelaren en aan grote winkeliers, de grossiers bedienden de kleine winkeliers. 37 17

Hof te Boekelo en Langehuizen Van de beide succesvolle ondernemers die met hun bedrijf H.J. van Heek & Zonen de basis legden voor de latere firma Van Heek & Co. die zou uitgroeien tot het grootste textielbedrijf van Twente, plaatste vooral Helmich zich in de schijnwerpers. Hij woonde op historische grond, in het huis aan de Markt 21. 38 In de familie Van Heek werd Helmich de eerste landgoedbezitter, toen hij in 1822 het huisperceel van de oude havezate Hof te Boekelo kocht, met de daaraan verbonden rechten, als het regt van havesate, voorts van jagt en visserij en het regt van de collatie tot het beroep van een predikant te Enschede. Met deze aankoop wilde Van Heek niet alleen zijn maatschappelijk aanzien bevestigen, maar het ook een vleugje dynastiek aanzien van een adellijk huis meegeven. 39 Helmich van Heek was de eerste Enschedese textielondernemer die om de woningnood te lenigen huizen voor arbeiders bouwde. Dit vond plaats in 1837, toen het goed ging in de textiel en Enschede groeide. Op een terrein aan de weg naar Hengelo, de tegenwoordige Hengelosesestraat, liet hij een rij van dertig woningen bouwen. De volksmond noemde ze al snel de Langehuizen, een naam die beter klonk dan Helmich s Hoek, zoals de officiële naam luidde. De huur van een huis was 28 gulden in een jaar, ongeveer een zesde deel van een maandinkomen. Het hoekhuis aan de stadskant, bedoeld als buitensociëteit, was eigenlijk een café, met een grote door een hoge heg omgeven tuin met een paar koepeltjes. Op de schoorsteen van het huis draaide vroeger een windvaan, gesierd met de beginletters van de naam van bouwheer, H.v.H. 40 Van Heek & Co. op stoom De komst van de stoommachine bracht in 1859 tweespalt in Van Heek & Zonen. Niet iedereen was overtuigd van de noodzaak om op stoomkracht over te gaan. Hein, de zoon van Gerrit Jan, wilde in t klein alleen doen, de zoons van Helmich waren van plan een grote stoomweverij op te richten. 41 Gerrit Jan, de vader van Jan van Heek, had in het najaar van 1857 een studiereis naar Engeland gemaakt en gezien dat de textielindustrie het daar moeilijk had, de handel slecht liep en overal was werktijdverkorting ingevoerd. Maar juichend was hij over de technische innovaties in de machineparken van de fabrieken in Lancashire. Wat machinerie betreft, zijn de Engelschen ons verreweg de baas. Alles wat met machines en stoom gedreven kan worden, wordt ook gedaan, zoo wordt het ijzer geschaafd, geboord etc. met machines. De industrie der Engelschen is grootsch en men kan er de energie der Engelsche natie uit zien. 42 Voor de Twentse textiel werd 1858 een topjaar. Van Heek & Zonen maakte een rendement van twaalf procent op het eigen vermogen. Het was echter het laatste jaar van het bedrijf, want op Oudejaarsdag 1858 werd de oude firma H.J. van Heek & Zonen ontbonden. Op 29 maart 1859 werd de definitieve acte getekend voor de oprichting van een nieuwe firma onder de naam Van Heek & Co., die tot doel had de vervaardiging van bombazijn, pillow, calicot, enzovoort. De leiding van het bedrijf kwam in handen van de drie zonen van Helmich: Hendrik Jan (1814-1872), Herman (1816-1882) en Gerrit Jan, die zo n twintig jaar jonger was dan zijn twee broers. De nieuwe onderneming startte vanuit een gunstige positie. De positieve financiële resultaten, de ervaring in het textielvak en het opgebouwde relatie- en klantennetwerk hielpen het nieuwe bedrijf door de altijd zware eerste jaren. 43 En het waren de jaren dat de industrie in Twente nieuwe wegen insloeg door de invoering van stoommachines. 18