Fokkerij, de theorie. Hoofdstuk 3. Fokken is investeren in de toekomst. Wat is een fokwaarde precies?

Vergelijkbare documenten
DE BASIS VAN DE FOKKERIJ

Basis = Melkdoel zwart, Melkdoel rood, Dubbeldoel of Belgisch witblauw

Aanpassingen NVO-fokwaardeschattingen april maart 2008 Animal Evaluation Unit (AEU)

Kengetallen E-20 NVI. Inleiding. Selectierespons

Aanpassingen fokwaardeschatting april Animal Evaluation Unit

Jaarlijkse bijeenkomst GES. Apeldoorn 21 maart 2011

Kengetallen E-8 Fokwaardeschatting exterieurkenmerken

Regels en Standaards

het cijfer moet op dezelfde manier gelezen worden als bijvoorbeeld de fokwaarden. Het cijfer is gebaseerd op: niet-behaald rendement (zie punt 4).

De praktijkwaarde van Better Life-fokkerijgetallen

Kengetallen E-26 Publicatieregels stierindexen

Kengetallen E-8 Fokwaardeschatting exterieurkenmerken

Aanpassingen fokwaardeschatting 2013 Stand van zaken omrekening genomics. 12 maart 2013 Gerben de Jong

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

Rassen die passen HOOFDSTUK Hoe gaat het kruisen in zijn werk?

Kengetallen E-26 Publicatieregels stierindexen

Fokkerij. Keuringsrapport. 8 Bedrijfsinspectie. Managementproducten - Fokkerij. Beslissen van kalf tot koe

Overzicht van alle bases voor fokwaarden en basisverschillen

STRATEGISCH FOKKEN HOOFDSTUK 7 68 DEEL 1: STRATEGISCH FOKKEN DEEL 1:: STRATEGISCH FOKKEN 69

Overzicht van alle bases voor fokwaarden en basisverschillen

Programma: SPONSORS. Ontwikkelingen GES GES organisatie. Agenda. Quotum eraf, fosfaat erop? Apeldoorn 4 november 2015

Kengetallen E-23 Fokwaarde levensvatbaarheid bij geboorte Fokwaarde levensvatbaarheid bij afkalven

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

Kengetallen E-18. Fokwaarde Celgetal met testdagmodel

Kengetallen E-8 Fokwaardeschatting exterieurkenmerken

Kengetallen E-18. Fokwaarde Celgetal met testdagmodel

N o t i t i e. Lactosebepalingen MPR Datum: Arnhem, 29 augustus 2006 Onze referentie: R&D/ /MH/HWA Bijlage(n): -

Overzicht van alle bases voor fokwaarden en basisverschillen

Overzicht van alle bases voor fokwaarden en basisverschillen

Kengetallen E-39 Fokwaarde Leeftijd van afkalven bij vaarzen

Nieuws NVO fokwaardeschatting NRS is een onderdeel van CRV Holding BV

KARKASFOKWAARDEN EEN VERSCHIL AAN DE HAAK

Fokkerij, de praktijk

Kengetallen E-15 Fokwaarde melksnelheid

Agenda. 1. Opening 2. Aanpassingen fokwaardeschattingen 3. Uiergezondheidsindex 4. MRY-DN evaluatie 5. Interbull 6. Rondvraag 7.

HOE FOK IK EEN HONDERDTONNER? Workshop CRV vrouwendag 2015 Gert-Jan van den Bosch Adviseur veestapelmanagement

Karkasfokwaarden, een verschil aan de haak

10 SAP - StierWijzer Basisfokdoelen

Kengetallen E-23 Index levensvatbaarheid bij geboorte Index levensvatbaarheid bij afkalven

K.I.SAMEN zet de toon in ieder segment.

Toelichting KI-Samen Stieren index draai april 2009

De opfok. Hoofdstuk 2. De eerste levensmaanden. Beslissen van kalf tot koe

Kengetallen E-14 Fokwaarde geboortegemak Fokwaarde afkalfgemak

Kengetallen E-40 Fokwaarde voeropname

Kengetallen E-14 Fokwaarde geboortegemak Fokwaarde afkalfgemak

Module Fokkerij melkvee

Er valt veel te winnen met een langere levensduur. Henk Hogeveen

Rassen die passen HOOFDSTUK Hoe gaat het kruisen in zijn werk?

NVI (voor stieren die net dochters hebben gekregen in vergelijking met de laatste genomics draai zonder dochters)

VRUCHTBAARHEID. eigen attentielijsten samenstellen. Voor elk onderdeel zijn er aparte attentielijsten,

K.I.SAMEN b.v. Topstieren stijgen wederom! Shogun PS. Elke 5 jaar wordt de basis aangepast en ook in 2010 was het weer tijd om de lat weer hoger te

Fokkerijkansen voor de geit

Nieuwe fokwaarden, hoe te lezen?

Genomic selection. Spervital Hengstenhouderij Dag februari Mario Calus, Wageningen U & R, Animal Breeding & Genomics

Mastitis en de vrije markt. Henk Hogeveen

Aanbevolen stieren. ter bevordering van meer. natuurlijke geboorten. Verbeterd Roodbont

BETTER COWS BETTER LIFE

Aanpassingen fokwaardeschatting april 2012

NO Kengetallen E3 Netto Opbrengst en Lactatiewaarde

inkruisen Koole & Liebregts BV Melk Het Verschil tel fax koole.liebregts@wxs.nl

Kengetallen. E-17 Fokwaarde Vruchtbaarheid

Kengetallen E-14 Fokwaarde geboortegemak Fokwaarde afkalfgemak

Impact Genomic Selection bij CRV. Onderwijsdag PZ december 2009

Kengetallen E-22 Vleesindex

Agrarische Bedrijfsverzorging. Digiklauw. Meer grip op klauwgezondheid

Genomica in de melkveehouderij de praktische toepassingen

Prestaties in beeld HOOFDSTUK hoe presteert mijn veestapel?

Mil - R - Mor. Dagen sinds Ge boorte / / / / / 1, / 377

Kengetallen E-22 Vleesindex

Natuurlijke geboorten bij dikbilrassen

Wat heeft de veehouder aan Genomics

Het YOUNG BULL systeem. Veeverbetering gebaseerd op jonge stieren. Dr Maurice Bichard

Kengetallen E-32 Fokwaarde Kalvervitaliteit

Valacon-Dairy v.o.f. Duurzaam melkvee. Het waarom en hoe. Willem van Laarhoven 23 november

Kengetallen. E-12 Inseminatiewaarde en Gebruikswaarde

Kengetallen E-35 Fokwaarde AMS kenmerken

Stierenboek Roodbont Fries Vee Van Gratama Wiisnoas is sperma beschikbaar uit de genenbank, te bestellen via het bestuur.

Vruchtbaarheidsanalyse melkkoeien

München-Grub 25 jaar ervaring Fleckvieh x Holstein

Module Gezondheid melkvee

Alles wat u moet weten over inteelt

Kengetallen. E-13 Voortplanting

Netwerk Melkveehouderij antibioticavrij

Relatie klauwaandoeningenregistratie en klauwgezondheid. Afvoerredenen Nederlandse melkkoeien. Klauwaandoeningen Spiegel voor Management

Kengetallen E-7 Fokwaardeschatting melkproductiekenmerken met testdagmodel

Fokwaarden voor rundvee in Nederland. Een inleiding voor de leek. Juli 2006 J. Honkoop

Kengetallen E-34 Fokwaarde Ketose

100-dagenaanpak. 365 dagen resultaat

68 melkkoeien (incl vaarzen), 21 pinken, 24 kalveren Vervangingspercentage 29 %

FOKKEN OP MAAT. Wat kan merkerselectie voor de jongveeselectie betekenen? BETTER COWS BETTER LIFE

Vetcorrectie Op basis van het voorgaande kan de NO berekend worden zonder een eventuele vetcorrectie.

Uw doel bereiken met MelkNavigator

Introductie AMS-STAGE

YOUR PARTNER IN CROSSBREEDING

YOUR PARTNER IN CROSSBREEDING

Kengetallen. E-5 MPR-Kwaliteit. Inleiding. MPR 24 uur. 4 Betekenis van MPR 24 uur

landbouw en natuurlijke omgeving dierhouderij en -verzorging productiedieren CSPE KB

Zoeken naar lang. Levensduur neemt licht af levensduur van afgevoerde stamboekkoeien per jaar van afvoer, in dagen. rundveehouderij

Transcriptie:

Hoofdstuk 3 Fokkerij, de theorie Fokken is investeren in de toekomst Fokken is eigenlijk niets anders dan selecteren. Van de ene koe of stier willen veehouders een nakomeling, van de andere niet. Fokken is het bewust combineren van ouderdieren: een nieuwe generatie fokken die de gewenste eigenschappen van de ouders heeft behouden en waarbij de minder goede eigenschappen zijn verbeterd. Dat levert veehouders een hoger economisch rendement op. Wat hier zo gemakkelijk staat opgeschreven, is echter in de praktijk niet zo eenvoudig. Gelukkig helpen fokwaarden van dieren bij het maken van een selectie. Wat is een fokwaarde precies? Alle stamboekkoeien en -stieren krijgen een fokwaarde. Dat is de geschatte erfelijke aanleg van een dier voor een bepaald kenmerk, de meerwaarde die een dier kan geven in de fokkerij. Fokwaarden worden berekend op grond van prestaties van het dier en zijn/haar familie. De fokwaarden van dieren zijn te vergelijken en vormen daarmee een handig hulpmiddel bij het maken van de keuze bijvoorbeeld bij de selectie van een koe of stier. Veehouders kunnen fokwaarden ook gebruiken om de slechtste fokkoeien in beeld te krijgen. Deze kunnen ze dan eventueel drachtig maken van een vleesstier. Gemiddeld geeft een ouderdier de helft van de fokwaarden door aan de nakomelingen. De andere helft komt van de andere ouder. De Koe-index is een voorbeeld van een fokwaarde. Deze wordt gebruikt voor het kiezen van stiermoeders. Dat zijn koeien die de kans krijgen een KI-stier te leveren. Fokwaarden voor de melkproductie worden bij de koeien Koe-index en bij stieren stierindex genoemd. Achtergrondinformatie over de berekening van de fokwaarden is te vinden op www.nrs.nl > documentatie > E-hoofdstukken > E7. Erfelijkheidsgraad Om vooruitgang te boeken zijn twee zaken rondom de fokwaarde van belang: de erfelijkheidsgraad en de spreiding. De erfelijkheidsgraad is een getal tussen 0 en 1 en geeft aan hoeveel van een kenmerk van de ouder is waargenomen bij de nakomeling. Wat je bij de ouder ziet, vind je altijd tussen 0 en 100 procent terug bij de nakomeling. Hoogtemaat en melkproductie scoren hoog met respectievelijk 0,60 en 0,50. Deze kenmerken kunnen dus gemakkelijk door fokkerij verbeterd worden. Kenmerken met een lage erfelijkheidsgraad zijn afkalfgemak (0,07) en vruchtbaarheid (0,03). Het is moeilijk deze met fokken te verbeteren, het zijn kenmerken die vooral door het management (omgevingsfactoren zoals voeding en huisvesting) beïnvloed worden. Wat is het verschil tussen een index en een fokwaarde? Een fokwaarde hoort bij één kenmerk. Zo is er een fokwaarde voor bijvoorbeeld melkproductie. De index is altijd een combinatie van verschillende fokwaarden. Inet combineert melk, vet en eiwit. De vleesindex combineert fokwaarden die rondom de vleesproductie zijn verzameld. Er is ook nog een verschil in uitkomst. Een index maakt de vertaalslag naar de economie en wordt daarom uitgedrukt in euro s. Een fokwaarde daarentegen heeft de waarde die bij het kenmerk hoort, bijvoorbeeld kilo s (bij melk) of percentage (bij eiwit). Het kan ook zijn dat een fokwaarde is uitgedrukt als verhoudingsgetal; 100 is dan het gemiddelde. 23

Vier keer per jaar komen er nieuwe fokwaarden Vier keer per jaar worden de fokwaarden berekend. NVO publiceert de fokwaarden van de stieren. NRS publiceert de fokwaarden van de NRS stamboekkoeien. Er zijn drie verschillende rassen/kleurslagen waarbij de verschillen worden omgezet in een fokwaarde. Deze zogenaamde bases zijn: zwartbont, roodbont en MRIJ. Voor het berekenen van de fokwaarden voor melkproductie gebruikt NRS het testdagmodel (TDM). De eerste, tweede en derde lactatie van de koeien worden hierin verwerkt. Maar ook van familieleden worden gegevens meegenomen in de fokwaardeberekening. NVO staat voor Nederlandse Veeverbeteringsorganisatie en is de overkoepelende brancheorganisatie voor alle veeverbeteringsorganisaties in Nederland. Spreiding De verschillen die je tussen dieren vindt noem je de spreiding. Spreiding is nodig om een kenmerk te kunnen verbeteren. Hoe meer spreiding, hoe meer verbetering er mogelijk is. Je hebt grote verschillen tussen de beste en slechtste dieren. Zo is er bij koeien meer spreiding in bijvoorbeeld vetgehalte dan in eiwitgehalte. Het resultaat van de fokkerij is sterk afhankelijk van het verschil tussen de geselecteerde groep (bijvoorbeeld stieren) en het gemiddelde van het bedrijf en/of de populatie. Lijst met fokwaarden en index in 2005 fokwaarde afkorting dit zegt iets over duurzameprestatiesom DPS totale productie, duurzaamheid en gebruikskenmerken kilo melk kgm melkproductie % vet %V vetgehalte % eiwit %E eiwitgehalte kilo vet kgv vetproductie in kilo s kilo eiwit kge eiwitproductie in kilo s nettomelkgeldindex INET de melkproductie en vet en eiwit duurzaamheid DU de levensduur exterieur Ext het uiterlijk van de nakomelingen frame F het frame type T het type uier U de uier beenwerk B het beenwerk bespiering (bij MRIJ) Bs de bespiering hoogtemaat HT voorhand VH inhoud IH openheid OH conditie CS kruisligging KL kruisbreedte KB De stieren worden gerangschikt op DPS, dit geeft de economische meerwaarde aan op basis van productie, gezondheid en duurzaamheid, uitgedrukt in euro s 24

fokwaarde afkorting dit zegt iets over beenstand achter BA beenstand zij BZ klauwhoek KH beengebruik BG vooruieraanhechting VA voorspeenplaatsing VP speenlengte SL uierdiepte UD achteruierhoogte AH ophangband OB achterspeenplaatsing AP Effecten stier bevruchting NR bevruchtend vermogen van de stier geboortegemak Geb gemak waarmee de kalveren van een stier geboren worden geboortegewicht GW het geboortegewicht van de kalveren drachtduur DrD dagen dat de dracht duurt levensvatbaarheid geboorte Lvg levensvatbaarheid van de kalveren van een stier (g = geboorte) % keizersnede % KS percentage kalveren dat met keizersnede geboren wordt vleesindex VLi de bijdrage aan de vleesproductie van een vleeskalf of vleesstier Vraag In welk van de onderstaande situaties zullen veehouders de meeste vooruitgang boeken in de fokkerij? A Bij veel spreiding tussen dieren en een lage erfelijkheidsgraad van het kenmerk B Bij heel weinig spreiding tussen dieren en een hoge erfelijkheidsgraad van het kenmerk C Bij veel spreiding tussen dieren en een hoge erfelijkheidsgraad van het kenmerk C Bij veel spreiding tussen dieren en een hoge erfelijkheidsgraad van het kenmerk Antwoord Effecten (gemeten aan) dochters uiergezondheid Ugh de gezondheid van de uiers celgetal Cgt het celgetal van de dochters persistentie PS de persistentie in de lactatie laatrijpheid LR de persistentie over de eerste drie lactaties vruchtbaarheid Vru de vruchtbaarheid van de dochters afkalfgemak Afk gemak waarmee de dochters van een stier kalven karakter KA karakter van de dochters melksnelheid MS de snelheid waarmee de dochters de melk geven levensvatbaarheid afkalven LVa levensvatbaarheid van de kalveren van de dochter van een stier lichaamsgewicht Lg het gewicht van de dochters 25

Internetopdracht Surf naar www.crdelta.nl (Veehouderij > fokwaarden > publicatie-eisen) of www.nrs.nl (Fokwaarden-publicaties > eisen) Hoeveel dochters moet een stier hebben voordat zijn eerste index wordt gepubliceerd? Maak daarbij verschil tussen de in Nederland geteste stieren en buitenlandse stieren die via Interbull omgerekend worden. DPS De DPS geeft de economische meerwaarde van een stier aan op basis van productie, gezondheid en duurzaamheid. Alle stieren die een fokwaarde krijgen worden gerangschikt op DPS. De DPS van een stier is een totaalindex opgebouwd uit acht indexen en fokwaarden en wordt uitgedrukt in euro s. Hierbij is een combinatie gemaakt van de fokwaarden voor productie, exterieur en duurzaamheid. Productie (Inet) bepaalt 51 procent van de DPS en gezondheid en duurzaamheid bepalen 49 procent van de DPS. In 1999 is de DPS geïntroduceerd om meer duurzaamheid en gezondheid in de koeien te fokken. Koeien moeten niet alleen productief zijn, maar ook vele lactaties gezond meegaan. Dat geeft arbeidsplezier en rendement. In 2005 is de DPS aangepast, waarbij het belang van productie afnam en het belang van functionele kenmerken steeg. Dat kwam door de dalende marges in de melkveehouderij waardoor productie minder belangrijk werd. Bovendien steeg de aandacht voor het beheersen van de kosten en daaraan gekoppeld groeide de interesse voor de functionele kenmerken. Kenmerken die geen aantoonbare economische waarde hebben, zitten niet in de DPS, zoals karakter, melksnelheid en de bovenbalk exterieur. Schema DPS Een weiland vol duurzame honderdtonners, de wens van iedere melkveehouder 26

Duurzaamheid De fokwaarde voor duurzaamheid (DU) oftewel de levensduur zegt iets over de mate waarin de dochters van een stier gedwongen afgevoerd worden. Hoe hoger de DU, hoe minder gedwongen afvoer. De fokwaarde DU is opgebouwd uit twee delen: in de eerste plaats met informatie over de afgevoerde dochters, in de tweede plaats met informatie over de aanwezige dochters tegenover de bedrijfsgenoten die al zijn verdwenen. Daarnaast vormt in het begin van de loopbaan van een stier de voorspelling een belangrijk onderdeel van de DU. Hoe voorspel je nu hoe duurzaam een koe zou kunnen zijn, bij jonge stieren waarvan nog geen afvoergegevens van dochters bekend zijn? Er is onderzoek gedaan naar het verband tussen enerzijds het exterieur en de prestaties van koeien en anderzijds de snelheid van afvoeren. Daaruit blijkt dat er zes kenmerken zijn die samen de duurzaamheid goed kunnen voorspellen: kruisligging; inhoud; uierdiepte; beenwerk; celgetal; interval tussen afkalven en eerste inseminatie. Koeien met vlakke kruisen, veel inhoud, diepe uiers, matig beenwerk, een hoog celgetal en een lang interval tussen kalven en eerste inseminatie lopen een grote kans voortijdig van het bedrijf te vertrekken. Het meest opvallende kenmerk in dit rijtje is wellicht inhoud. In 2005 is dit kenmerk aan de duurzaamheidsvoorspelling toegevoegd. Van dieren met dezelfde productie wordt een dier met meer inhoud eerder afgevoerd dan een dier met minder inhoud. Kortom: inhoud heeft een negatieve invloed op duurzaamheid. Fokken op duurzaamheid of levensduur is vooral een kwestie van lange adem. Met een erfelijkheidsgraad van 0,11 komt de verbetering niet zo snel als bij het fokken op bijvoorbeeld frame en uier (beide een erfelijkheidsgraad van 0,35) of melkproductie (een erfelijkheidsgraad van 0,59). Levensduur in de lift: 27.279 kilo melk De levensduur en de totale levensproductie van de Nederlandse koe nemen toe. Stamboekkoeien kenden in 2004 een levensduur van 2065 dagen, dat is omgerekend 5.08 jaar. Cijfers van NRS laten zien dat de koe in haar 1087 productieve dagen een totale productie haalt van 27.279 kilo melk, wat neerkomt op ruim 25 kilo per dag. Ter vergelijking: in 1988 was dat nog 20,1 kilo. Gemiddeld maakt de koe 3,3 lactaties in haar leven. Het leven van een koe kent drie perioden: de opfok, het productieve leven en de afvoer. De opfokperiode duurt zo n 800 dagen, dat is ongeveer 2 jaar en 2 maanden. Sinds 1986 is de leeftijd van eerste keer kalven stabiel. Het productieve leven van een melkkoe telt 1207 dagen (alle lactatiedagen en de droogstand). Vergeleken met 1986 is dit met ruim 100 dagen toegenomen. Wat rest zijn de dagen tussen de laatste MPR-meting en het moment van afvoer; dat zijn er 58. Zijn fokwaarden betrouwbaar? De betrouwbaarheid van een fokwaarde kan sterk uiteenlopen. Een fokwaarde met een betrouwbaarheid van 99 procent is zeer betrouwbaar. Heeft een stier een betrouwbaarheid van 55 procent dan is de betrouwbaarheid van zijn fokwaarde niet zo hoog. Het betekent dat er nog een bepaalde schatting in zijn fokwaarde zit en dat er nog een redelijke kans bestaat dat de voorspelling van zijn erfelijke prestaties zal veranderen. Dat kan negatief, maar ook positief uitpakken. Op het moment dat 15 dochters van een stier op vijf verschillende bedrijven gegevens inbrengen, is dat genoeg om een stier een fokwaarde te geven. Fokstieren met honderden, zelfs duizenden dochters aan de melk zullen een betrouwbaarheid bereiken van 99 procent. Het aantal bedrijven en de hoeveelheid dochters van een stier bepalen uiteindelijk de betrouwbaarheid; 125 dochters op 120 bedrijven geeft een veel hogere betrouwbaarheid dan wanneer er 125 dochters op maar 30 bedrijven aanwezig zijn. 27

Welke rol speelt productie in de DU? Geen. In de berekening van de DU wordt de melkproductie niet meegenomen. De DU geeft aan hoe goed dochters van een bepaalde stier voldoen, afgezien van hun melkproductie. De DU is gebaseerd op kenmerken die invloed hebben op de gedwongen afvoer, bijvoorbeeld wanneer koeien grote problemen met uier of beenwerk hebben. Als dieren van het bedrijf verdwijnen op basis van een te lage productie heet dat vrijwillige afvoer. In de Inet is deze lage productie al verwerkt en zodoende komt dat in de DU niet meer aan de orde. 1 punt DU is 25 dagen De fokwaarde voor duurzaamheid wordt net als bij exterieur en de gezondheidskenmerken weergegeven als een relatieve fokwaarde met een gemiddelde van 100. Scoort een stier 101 dan betekent het dat een dochter gemiddeld 25 dagen langer op het bedrijf rondloopt. Daarnaast levert elk punt duurzaamheid in de DPS 7 euro op. Dit is gebaseerd op de opfokkosten van een vaars en de slachtopbrengsten van een afgevoerde koe. Daarbij is er ook nog het voordeel dat een hogere DU leidt tot een lagere afvoer en een gemiddeld oudere veestapel met een hogere productie. Het verschil tussen levensduur en gemiddelde leeftijd De vraag Hoe oud wordt de Nederlandse koe? leidt nogal eens tot verkeerde antwoorden. Op het MPR-uitslag bedrijfsoverzicht [76] staat bij het bedrijfsgemiddelde van de 305-dagenproductie de gemiddelde leeftijd op het moment van afkalven. Dat is echter iets heel anders dan de levensduur van de koeien. De gemiddelde leeftijd kan namelijk betekenen dat er een paar heel oude koeien op het bedrijf lopen en verder veel jonge vaarzen. De levensduur is dan niet zo hoog. Als er veel dieren zijn die in de derde lactatie zitten, maar weinig vaarzen of oudere koeien is de levensduur juist wel weer vrij hoog. De gemiddelde levensduur in Nederland ligt al jaren rond de 5,5 jaar. Bij het rollend jaargemiddelde staat de gemiddelde leeftijd vermeld van alle melkkoeien. 28

Groot verschil in overlevingsdrang fokstierdochters De overlevingsdrang van koeien verschilt enorm. Van stieren als Novalis en Stadel, die beide goed scoren op duurzaamheid, is ruim veertig procent van de dochters 48 maanden (4 jaar) na de eerste keer kalven nog in productie. Dat betekent dat ze zo n 6 jaar oud zijn. Van Tornedo en Tulip, die lager in DU scoren, leeft 48 maanden na de eerste keer kalven nog ongeveer 20 procent van de dochters; de helft minder dus. Percentage dochters dat in leven is in maanden na aanvang van de melkproductie, tussen haakjes bij de stiernaam staat de DU aantal mnd. in prod. na 1 e keer afkalven Novalis Tornedo Stadel Tulip (112) (90) (113) (98) percentage nog aanwezige dieren 12 88 80 89 83 24 76 55 64 65 36 62 37 55 40 48 41 18 48 21 Is het moeilijk een DU te berekenen voor jonge stieren? Dat was in het begin van de duurzaamheidsindex wel het geval, maar inmiddels is de berekening verfijnd en betrouwbaarder geworden. De stieren met nog jonge dochters in hun fokwaarde beginnen voorzichtig met hun DU en zullen minder jojoën. De informatie is natuurlijk nog maar heel beperkt als er veel jonge dochters zijn en er dus nog maar weinig afvoer is geweest. Toch laten de cijfers al duidelijke verschillen zien tussen stieren, zodat veehouders een betrouwbare selectie kunnen maken. Inet De fokwaarden voor kilo s melk, vet en eiwit worden gecombineerd in de nettomelkgeldindex (Inet). De Inet is een economisch getal, uitgedrukt in euro s. Om de Inet te berekenen worden de fokwaarden vermenigvuldigd met een bedrag. Dit bedrag is het resultaat van de opbrengsten in euro s van bijvoorbeeld een kilo eiwit min de kosten die ervoor nodig zijn om die kilo te produceren. Zo worden kosten voor de opfok, de voeding en de gebouwen meegenomen. De Inet geeft daarmee aan hoeveel extra netto-opbrengsten (opbrengsten min kosten) per lactatie mogen worden verwacht van een nakomeling van een dier. Formule van de Inet = 0,06 x kg melk + 0,70 x kg vet en + 4,20 x kg eiwit Op de plaats van de kilo s melk, vet en eiwit in deze formule worden de fokwaarden voor die afzonderlijke kenmerken ingevuld. De formule is gebaseerd op een stevige onderbouwing waarbij de uitbetaling van de zuivelindustrie aan veehouders centraal staat. Zo levert één kilo vet 0,7 euro op. Uit de formule is af te lezen dat de productie van eiwit het meeste geld oplevert: 4,20 euro per kilo. Daarmee brengt één kilo eiwit maar liefst zes keer zoveel op als een kilo vet. Eén kilo melk extra produceren zonder dat het vet en eiwit worden verhoogd kost 6 cent. Deze zogenaamde negatieve inweging van melk voert terug op de negatieve grondprijs die de zuivelindustrie meeneemt bij het uitbetalen van de melkprijs. De melk moet je transporteren en verwerken en dat kost geld. Daarom wordt melk ook wel gezien als de drager van vet en eiwit. Melk heeft daardoor een negatieve waarde in de Inet-formule. 29

Vraag Een stier heeft een fokwaarde van +744 kilo melk, 74 kilogram vet en 50 kilogram eiwit. Hoe hoog is zijn INET? A 206 B 217 C 241 Vraag B 217 Antwoord Stier A heeft een INET van 150 euro, stier B een INET van 0 euro. Wat is de verwachting van de extra netto-opbrengst van de dochter van stier A ten opzichte van stier B? A 75 B 150 C 300 Inet houdt rekening met de toekomst De Inet-formule geldt zowel voor dit moment als voor de toekomst. Na een paring van koe en stier duurt het minstens drie jaar voordat veehouders de nakomelingen melken. Vooruitdenken en voorspellen is bij het maken van deze indexen daarom ook zeer belangrijk. In de fokkerij van stieren duurt het zelfs tien jaar voordat veehouders de dochters van een bepaalde stier in groten getale kunnen melken. Dat komt door het Proef- Wacht-Fokstier-systeem (PWF, pagina 39), waarbij stieren eerst bij een kleine groep koeien getest worden voordat ze op grote schaal ingezet worden in de fokkerij. Wat gebeurt er met de Inet als er geen quotum meer is? Dan blijft de Inet gelijk. In de Inet spelen de opbrengsten en kosten rondom melkproductie een rol. In een situatie zonder quotum blijkt na doorrekenen dat dezelfde formule voor Inet kan worden gebruikt. Bij vrije marktomstandigheden kunnen veehouders zoveel melken als ze willen. De verwachting is dat het aantal melkkoeien niet zal stijgen, alleen dat de productie per koe zal toenemen. De uitgangspunten voor de berekening van de Inet blijven hierdoor gelijk. Antwoord A 75 Broeks Tilly 149 (v. Classic). Een goed exterieur levert een positieve bijdrage aan de functionaliteit en de gezondheid van de dieren 30

Gezondheid en gebruikskenmerken De gezondheid van de koeien is ook vertaald in fokwaarden. Hoe meer de fokwaarde boven 100 ligt, hoe beter een dier scoort voor dit kenmerk. Wat de invloed van fokkerij concreet is op de gezondheid staat in onderstaande tabel. Een stier met een fokwaarde van 104 uiergezondheid/celgatal en een koe met fokwaarde 100 uiergezondheid/celgatal krijgen een nakomeling die 3 procent minder kans op mastitis heeft en een celgetal heeft dat 10.000 cellen per milliliter melk lager ligt. Gezondheid en gebruikskenmerken en hun concrete meerwaarde kenmerk fokwaarde meerwaarde per lactatie vruchtbaarheid 104 5,7 euro uiergezondheid 104 3 procent geboortegemak pinken 104 4,8 procent afkalfgemak pinken 104 3,5 procent celgetal 104 10.000 cellen levensvatbaarheid geboorte bij vaars 104 1,5 procent levensvatbaarheid geboorte bij koe 104 0,4 procent De productie is sterk afhankelijk van voeding. Hoe belangrijk is Inet? Inet is zeker belangrijk. Uiteraard is melkproductie flink te sturen met het voer. Zonder goed voer is een hoge productie moeilijk te behalen. Maar in de fokwaardeschatting worden managementfactoren zoals voeding en erfelijke aanleg juist van elkaar gescheiden. Dochters van stieren met een hoge Inet komen dus met hetzelfde rantsoen tot hogere prestaties. De gegevens over de uiergezondheid van de koeien komen van de celgetalgegevens die beschikbaar zijn via de MPR [80]. De vruchtbaarheidsgegevens komen via de inseminatiegegevens en uit de I&R-meldingen komen de gegevens voor levensvatbaarheid. Daarnaast geven veehouders ook zelf persoonlijke informatie zoals het geboorteverloop en het karakter. Voor het kenmerk uiergezondheid komen ook de gegevens van het keuringsrapport [103] in beeld, tenminste als blijkt dat deze kenmerken van invloed zijn op de uiergezondheid. Bij kenmerken zoals speenlengte, uierdiepte en vooruieraanhechting en melksnelheid is dat het geval. Bij de vruchtbaarheidsindex wordt gelet op de periode tussen kalven en de eerste inseminatie en het non-returnpercentage na 56 dagen. Dat geeft aan hoeveel koeien 56 dagen (8 weken) na de eerste inseminatie drachtig zijn geworden. Gebruikskenmerken, van 96 tot 104 In de kenmerken voor gezondheid zijn ook enkele gebruikskenmerken opgenomen. Deze zeggen iets over de probleemloosheid van de koeien op dat onderdeel. Over het algemeen geldt dat een score boven 100 beter is. Melksnelheid is een uitzondering op deze regel. Het is een optimumkenmerk en dat betekent dat een score rond de 100 het beste is. Onder de 100 melken de koeien traag. Boven de 100 is de kans op het uitliggen van melk groter. Op de volgende pagina staat het hele rijtje aan gebruikskenmerken genoemd met daarbij de variatie in fokwaarde en wat een score concreet betekent. Een fokwaarde van 104 voor karakter betekent bijvoorbeeld dat de dochters van een stier gemakkelijk in de omgang zijn. Internetopdracht Zoek twee stieren die voor alle gezondheidskenmerken positief scoren. 31

Internetopdracht Surf naar www.nrs.nl (documentatie > E-hoofdstukken > E18) Zoek eens naar het verschil tussen de fokwaarde voor uiergezondheid en de fokwaarde voor celgetal. Fokwaarden gebruikskenmerken en praktische vertaalslag omschrijving kleiner dan 96 groter dan 104 afkalfgemak zwaar licht vruchtbaarheid slecht goed melksnelheid traag snel uiergezondheid slecht beter karakter lastig gemakkelijk geboortegemak zwaar licht Gezondheid, dit is pas het begin Hoe meer gegevens, hoe beter, zou je kunnen zeggen bij de gezondheidskenmerken. Er is nog ruimte voor verbeteringen van de huidige gezondheidsfokwaarden en er zijn genoeg initiatieven. NRS verzamelt in het project dataverzameling diergezondheid gegevens over mastitis uit managementprogramma s over mastitis. Ook wordt er onderzoek gedaan naar gegevens over vruchtbaarheid in de tweede en derde lactatie, zodat deze meegenomen kunnen worden in de index. De fokwaarden van de geboortegegevens zouden bijvoorbeeld verbeterd kunnen worden door bij het melden van een geboorte aan I&R ook de afkalfgegevens door te geven. Samenwerken met andere partijen levert in de toekomst ook winst. De Gezondheidsdienst voor Dieren verzamelt in een project been- en klauwgegevens. Daaruit blijkt dat van de 26.000 onderzochte melkkoeien subklinische (dat betekent niet direct zichtbare) bevangenheid met 36,7 procent het meest voorkomt, vervolgens stinkpoot (35,8 %) en daarna de ziekte van Mortellaro (20,7 %). Informatie uit dit onderzoek zou een nieuwe fokwaarde klauwgezondheid kunnen opleveren. Vraag Hoeveel vruchtbaarder zijn dochters van een stier met 104 voor vruchtbaarheid ten opzichte van dochters van een stier met 100 voor dit kenmerk Antwoord De dochters van de stier met 104 voor vruchtbaarheid zullen een non-returnpercentage op 56 dagen hebben dat 2,6 procent hoger ligt. Het interval kalven-eerste inseminatie is 3,8 dagen en de tussenkalftijd is 6,6 dagen korter. Wat levert 104 voor uiergezondheid op? Voor de kenmerken duurzaamheid, uiergezondheid, vruchtbaarheid, geboortegemak, afkalfgemak en levensvatbaarheid geldt dat een score boven 100 wenselijk is. Stieren die boven de 100 scoren geven dochters met een betere uiergezondheid en vruchtbaarheid, worden als kalf makkelijker geboren en kalven ook zelf gemakkelijker af. Wat levert dat in de portemonnee op? Voor het vaststellen van een economische waarde van een gezondheidskenmerk moeten de kostenposten inzichtelijk zijn. Voor bijvoorbeeld mastitis zijn de kostenposten: productieverlies, vervroegde afvoer, behandelingskosten en opbrengstderving door niet-geleverde melk. Het productieverlies en de vervroegde afvoer worden al in de Inet en de DU meegenomen. Deze mogen niet dubbel geteld worden. Bij een gemiddeld mastitisgeval bedragen de kosten voor behandeling en niet-geleverde melk 82 euro per koe per jaar. Een stier met een fokwaarde van 104 voor uiergezondheid geeft dochters die 3% minder mastitis krijgen. 32

Verschillen binnen rassen groter dan tussen rassen Koeien die veel produceren zijn moeilijk drachtig te krijgen. Het is wetenschappelijk bewezen dat een hoge productie ten koste gaat van de vruchtbaarheid van de koe, ongeacht haar ras. In de tabel is te zien dat er verschillen tussen de rassen zijn. Maar binnen het ras is er ook veel variatie, zelfs meer dan tussen rassen. De getallen zijn gemiddelden, dat betekent dat een veehouder binnen ieder ras kan zoeken naar de meest vruchtbare dieren. Fokwaarden vruchtbaarheid per ras (gebaseerd op stieren geboren sinds 1990) ras non-return 56 dagen interval kalven - vruchtbaarheid eerste inseminatie HF 100 100 100 FH 106 105 109 MRIJ 104 105 107 Brown Swiss 103 104 104 Jersey 104 103 105 Montbéliarde 102 106 106 Exterieur Het exterieur kun je het best omschrijven als de buitenkant van de koe. Om goed te kunnen functioneren moeten koeien een goed exterieur hebben. Ze moeten makkelijk kunnen bewegen en genoeg ruwvoer verwerken. Daarnaast levert een goed exterieur een positieve bijdrage aan de gezondheid van de dieren. Het exterieur is onderverdeeld in frame, type, uier en beenwerk. Bij MRIJ-dieren komt hier ook nog bespiering bij. Vaarzen krijgen in hun eerste lactatie een beoordeling voor hun exterieur. Het gemiddelde algemeen voorkomen (zo heet het totaal aan punten voor het uiterlijk) van de Nederlandse vaars is 80 punten. Dat is al jaren zo. De inspecteurs die de bedrijfsinspecties [103] uitvoeren vergelijken alle dieren in één jaar met elkaar. De score voor het algemeen voorkomen van een koe uit 1971 is dan ook niet te vergelijken met een score uit 2005. Er wordt uit deze bedrijfsinspecties wel een fokwaarde gehaald waarmee vergelijkingen over jaren heen mogelijk zijn. Exterieur kent ook een fokwaarde: totaal exterieur. Deze is weergegeven op een schaal van 100. Een score boven 100 is beter dan onder 100. De fokwaarde voor totaal exterieur varieert tussen 88 en 112. Voor de berekening van de fokwaarden worden de gegevens van de bedrijfsinspectie gebruikt. Hierbij worden de dochters van een stier vergeleken met bedrijfsgenoten die op dezelfde dag door dezelfde inspecteur zijn gescoord. Toch kunnen dochters van stieren als Simon Floris en Horst Harry 80,7 punten voor uier scoren, terwijl hun fokwaarde voor uier 104 en 110 is. Dit heeft te maken met de niet-erfelijke invloeden, zoals bedrijfsomstandigheden, de leeftijd van de vaars bij het keuren en haar lactatiestadium ten opzichte van bedrijfsgenoten bijvoorbeeld. Zijn gezondheidskenmerken in de fokkerij betrouwbaar? De gezondheidskenmerken geven voldoende betrouwbare informatie om er in de fokkerij iets mee te doen. Er is wel veel informatie nodig om een goede betrouwbaarheid van deze fokwaarden te halen. Voor een betrouwbaarheid van 80 procent zijn nodig: 40 keuringen voor exterieur, 100 afgevoerde dochters voor duurzaamheid, 120 geboortekaartjes voor geboortegemak, 225 afkalvingen voor afkalfgemak, 500 geboorten voor levensvatbaarheid bij geboorte, 800 afkalvingen voor levensvatbaarheid afkalven en 4000 koeien voor vruchtbaarheid. Bij de uiergezondheidsindex wordt de 80 procent betrouwbaarheid nooit gehaald omdat er geen mastitisinformatie beschikbaar is. 33

Internetopdracht Surf naar www.nrs.nl > documentatie > handleidingkeuringsrapport. Waarin verschilt de bovenbalk van HF en MRIJ? Elke vijf jaar een basisaanpassing Door fokkerij worden koeien beter, er wordt vooruitgang geboekt. Dat zie je terug in de fokwaarden, die elk jaar stijgen. Na verloop van een aantal jaren is het nodig deze te corrigeren en het gemiddelde weer op 100 te zetten. Dit noemen we de basisaanpassing. In 2005 is de laatste basisaanpassing geweest. Als NRS de basis niet zou aanpassen, zouden we nu stieren hebben die gemiddeld 112 voor exterieur scoren. Dat is verwarrend en het maakt het vergelijken lastiger. De basis van 2005 wordt gevormd door koeien geboren in 2000. Gemiddelde fokwaarde exterieur en uier en het gemiddeld algemeen voorkomen van alle melkvaarzen, per geboortejaar geboorte- fokw. fokw. fokw. fokw. punten jaar zwartb. zwartb. roodb. roodb. AV en uier AV Ui AV Ui 2004 106 105 108 107 80 2000 103 102 104 100 80 1998 102 101 102 100 80 1996 100 100 99 99 80 1994 99 99 97 98 80 1992 98 98 96 97 80 1990 95 96 95 96 80 1988 94 95 95 95 80 Vraag Waarom is een fokwaarde van 110 voor uierdiepte heel goed, terwijl 110 voor beenstand juist niet goed is? Roodbont boekt meer vooruitgang Uit de basisaanpassing in 2005 bleek dat zowel voor productie als voor exterieur de roodbontstieren meer winst boekten dan de zwartbontstieren. Dat is de invloed van Holsteindieren in de roodbonte populatie. Vooral op het onderdeel benen maakten de roodbonten meer progressie. Het verschil tussen rood- en zwartbont is voor exterieur nog maar twee punten. De verwachting is dat er in 2010 helemaal geen verschil meer zal zijn in het exterieur van een rode of zwartbonte koe. Antwoord Beenstand is een optimumkenmerk; dat wil zeggen dat het been niet te stijl en niet te krom mag zijn. De beste beenstand zit ertussenin en scoort dus 100. Ook kruisligging is een optimumkenmerk. 34

Vleesindex De vleesindex van stieren wordt berekend met de informatie die uit slachthuizen komt. Bevleesdheid, vetbedekking en karkasgewicht zijn slachtgegevens die worden gekoppeld aan afstammingsinformatie. Voor vleeskalveren wordt ook de kleur van het vlees gescoord. Bij de publicatie van de vleesindex geeft NRS ook de fokwaarde voor geboortegemak weer en de fokwaarde voor levensvatbaarheid van de kalveren, om zo complete informatie aan te leveren, vooral bedoeld voor de gebruikskruising [129]. Vraag Is een dochter van de stier Superstar (geboren in 1971) met 80 punten te vergelijken met een dochter van Sneeky (geboren in 1995) die dezelfde score heeft? Elk punt is 2,50 euro De vleesindex kent een gemiddelde van 100 waarbij elk punt meer zo n 2,50 euro oplevert bij kruising met een melkkoe. De index bevat informatie over de karkaskwaliteit en het karkasgewicht van de nakomelingen van een stier. Dit is goed bruikbaar bij gebruikskruisingen waarbij er veel variatie binnen een ras bestaat. Het verschil tussen een lage en een hoge Belgisch-witblauwstier scheelt in waarde van het kalf zo n 100 euro. Stieren van verschillende vleesrassen zijn zo met elkaar te vergelijken. De variatie in vleesindex binnen een ras vertoont nogal wat overlap met andere rassen. Zo is niet iedere Belgisch-witblauwstier goed. Een witblauwe stier met een lage vleesindex kan bijvoorbeeld lager scoren dan een Blonde d Aquitainestier met een hoge vleesindex. En een goede MRIJ-stier kan beter scoren dan een slechte Piemontese. Het betekent dat het met de vleesindex mogelijk is bij dubbeldoelrassen zoals MRIJ op vleesproductiegeschiktheid te fokken. Bij de meer melktypische rassen zal de vleesindex niet direct een belangrijke rol spelen, alhoewel bij HF de hoogste stier 110 scoort en de laagste beneden de 90. Nee, deze dochters zijn verschillend omdat het gemiddelde van hun geboortejaar sterk verschilt. Dat verschil is terug te vinden bij de fokwaarden voor exterieur voor beide stieren. Superstar zou anno 2005 een score van 92 hebben, Sneeky zou 102 scoren. Antwoord Gemiddelde vleesindex van stieren van diverse rassen, waarbij de betrouwbaarheid van de vleesindex minimaal 55% is. In kolom 2 en 3 is de meerwaarde van de kalveren aangegeven ras gem. vleesindex waarde waarde kalveren met vader van gegeven ras en moeder is melkras kalveren met vader en moeder van hetzelfde ras Jersey 81 47,50 95 Holstein Friesian 99 2,50 5 Brown Swiss 100 0 0 Fries Hollands 108 20 40 Montbéliarde 109 22,50 45 MRIJ 114 35 70 Piemontese 136 90 180 Blonde d Aquitane 145 112,50 225 Verbeterd roodbont 152 130 260 Belgisch blauw 160 150 300 Gaan koeien langer mee door ze op exterieur te fokken? Dat kun je niet zo scherp stellen. Het verband tussen levensduur en exterieurkenmerken is nooit honderd procent aanwezig en ook niet bij alle kenmerken even sterk. Om op levensduur te fokken kan het beste gebruik worden gemaakt van de gegevens over de levensduur zelf. 35