Hans Schekkerman & Wolf Teunissen

Vergelijkbare documenten
Predatie: een probleem erbij voor onze weidevogels?

Predatie bij weidevogels

Bezoekeffecten en nestbescherming bij weidevogels. Paul Goedhart Wolf Teunissen Hans Schekkerman Maja Roodbergen

Weidevogels en predatie. Wolf Teunissen Paul Goedhart Hans Schekkerman Maja Roodbergen

Weidevogels en predatie: een literatuuroverzicht

Aantal gevonden legsels in 2008

Onderzoekprogramma Weidevogels en Predatie

Predatie bij weidevogels. Samenvatting

Predatie bij weidevogels

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen

Evaluatie regeling Rustzones voor kritische weidevogels

University of Groningen

Invloed van de Vos op de weidevogelstand in het reservaatsgebied Gietlioorn-\)C^neperveen

Predatie en predatoren bij weidevogels in Noordwest-Overijssel A&W-rapport 2236

ONDERZOEK WEIDEVOGELBEHEER IN HET RESERVAATSGEBIED GIETHOORN-WANNEPERVEEN XXI I (2010) O.H. Brandsma

Fig. 4.3a. Dichtheden weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen (229 ha)

Het belang van kruidenrijk grasland voor de Grutto Grutto-onderzoek Rijksuniversiteit Groningen

Acht jaar maatregelen ter bescherming van grutto, wulp en tureluur op graslandpercelen

Predatie en predatorenbeheer. Wolf Teunissen

Weidevogelpact Midden-Delfland

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 6 oktober 2016) Nummer Onderwerp Vossen

Bijlage 1. Mayfieldberekeningen

Soort Aantal broedparen

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 2 november 2010) Nummer 2411

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Weide vogel balans 2010

The response of meadow birds to an increasingly fragmentized landscape in The Netherlands

Bijlagen Collectief Rivierenland

PREDATIEBEHEERPLAN SKRIEZEKRITE IDZEGEA

Predatieproblematiek weidevogels Fryslân

Broedsucces van de Grutto in drie gebieden met verbeterd mozaïekbeheer

Vossen en Weidevogels in Noord-Holland: effecten van vossen op het broedsucces en de vestiging van weidevogels

WEIDEVOGELBESCHERMING: SLALOMMEN IN EEN MIJNENVELD Frits Franssen

Beheerevaluatie 2018 weidevogels

Rapportage natuurbeheer. Weidevogels. Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d.15 mei 2017) Nummer Onderwerp Ontheffingverlening doden vos

Weidevogelbeheerevaluatie Gelderland 2017

Weide vogel balans 2013

Vrijwillige Weidevogelbescherming Gelderland Jaarverslag 2012

WEIDEVOGELINVENTARISATIE EN ADVIES TOEKOMSTIG BEHEER WATERBERGING WOUDSE POLDER MIDDEN DELFLAND 2015

Boerenlandvogels in Nederland. Wolf Teunissen

Broedsucces weidevogels en vossenpredatie

nestbescherming, Inleiding Bescherming weidevogellegsels in Noord-Holland

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Kansen voor de kievit?

VOGELWERKGROEP OUDERKERK WERKGROEP WEIDEVOGELS IVN AMSTELVEEN AGRARISCHE NATUURVERENIGING DE AMSTEL

Factoren die de overleving van weidevogelkuikens beïnvloeden

Nieuwsbrief algemeen

Weidevogelbeheerevaluatie Gelderland 2017

EemlandE. Weidevogelland

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze

Tegast in een vervreemd landschap? Eddy Wymenga, A&W

Woord vooraf. Hoe hun seizoen verliep, kunt u lezen in dit jaarverslag.

PREDATIEBEHEERPLAN. Een handleiding wat kan en mag in het tegengaan van predatie op weidevogelpopulaties. CONCEPT oktober 2017

2013 wordt het jaar van de Patrijs.

Beheerevaluatie 2018 weidevogels

Rapportage natuurbeheer. Weidevogels. Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve

De invloed van beheer en predatie op de overleving van weidevogelkuikens in Friesland

Stichting Faunabeheereenheid Overijssel De heer J. Rosing Postbus AP DEVENTER

BESCHERMING VERSNELT ACHTERUITGANG WEIDEVOGELS

WEIDEVOGELBESCHERMING IN HET KROMME RIJNGEBIED IN 2003

Hoe kunt u meedoen? Help

Argumenten waarom it ljipaaisykjen van groot ecologisch en maatschappelijk belang is

Eendrachtsgebied :

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Predatie en reproductie bij weidevogels in de Medenertilster- en Fransumerpolder (Gr) in 2017

WEIDEVOGELINVENTARISATIE WATERBERGING WOUDSE POLDER MIDDEN DELFLAND 2017

Wagels van het boerenland: * reeionale verschillen

Jaarverslag Tureluurnest op maïsakker. Weidevogelwerkgroep "De Marel" Bunschoten-Spakenburg jaarverslag 2009

JAARVERSLAG WEIDEVOGELS EN ERFVOGELS AMSTELLAND 2016

Weidevogel beheer Spaarnwoude Andries Kamstra & Mark Kuiper

WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD

Agrarisch Natuurbeheer: wat kost het, wat levert het op, hoe kan het beter? David Kleijn

Beheerevaluatie 2018 weidevogels

Wilde Eend in duikvlucht?

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en

Weidevogelbescherming ~ jaarverslag Staphorsterveld

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

RESULTATEN WEIDEVOGELS 2016 NATUUR- EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Protocol predatiebeheer bij weidevogels A&W-rapport 1827

Naar een goed weidevogelbeheer. Cees Witkamp Senior beleidsmedewerker boerenlandvogels Vogelbescherming Nederland

Greppel plas dras op Texel. Resultaten van een driejarig experiment

Weidevogelnieuws. Landbouwkundige situatie vroeger en nu. Rijswijkse Veld

WEIDEVOGELS RESULTATEN 2011 TOTAAL

Boerenlandvogels en predatie: een update van de huidige kennis

Summary 124

Recente aantalontwikkeling van weidevogels in Nederland

Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede

RESULTATEN WEIDEVOGELS 2015 NATUUR- EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO

TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN

Provinciaal weidevogelonderzoek in de regio Amstel-, Gooi- en Vechtstreek Uit het Jaarboek Weidevogels 2007

Jaarverslag Weidevogelbescherming en -beheer in Nederland 2005

RESULTATEN WEIDEVOGELS 2014 NATUUR-EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO. Inleiding

Datum 7 oktober 2014 Betreft Nadere informatie in relatie tot plaatsing van de vos op de landelijke vrijstellingslijst

GEVONDEN EIEREN. Behoorlijke daling aantal broedparen kievit

Mentaal Weerbaar Blauw

Transcriptie:

Hans Schekkerman & Wolf Teunissen Predatie: een probleem erbij voor onze weidevogels? De recente ontwikkelingen ten aanzien van weidevogels en faunabeleid vormden de aanleiding voor een aantal natuurorganisaties en overheden voor een grootschalig onderzoek naar predatie (Teunissen et al., 2005). Het doel daarvan was gegevens aan te dragen die de discussie over predatie een feitelijke basis geven: hoe vaak komt het voor, welke diersoorten spelen een rol, welke omgevingsfactoren beïnvloeden de predatiedruk en is predatie een probleem voor de weidevogelpopulaties? Nadrukkelijk werd ook de vraag gesteld hoe belangrijk predatie is ten opzichte van andere factoren. Ook veel andere aspecten van de leefomstandigheden van weidevogels zijn immers veranderd, en meestal niet ten goede. Opzet van het onderzoek Het onderzoek werd uitgevoerd op verschillende schaalniveaus. De ruimtelijke variatie in predatie van weidevogellegsels werd landsdekkend onderzocht aan de hand van gegevens geregistreerd door vrijwillige weidevogelbeschermers in 2000 en 2004. Daarnaast werd tussen 2002 en 2005 in 17 onderzoeksgebieden verspreid over Nederland de predatiedruk gemeten en gerelateerd aan het voorkomen van predatoren, dichtheid van weidevogels en een aantal landschapskenmerken. In een deel van die gebieden is gekeken welke diersoorten betrokken zijn bij de predatie van eieren, met behulp van temperatuurloggers (545 nesten) en videocamera s (250 nesten). In acht van deze gebieden, en in nog eens acht gebieden waar onderzoek plaatsvond voor het project Nederland Gruttoland (Schekkerman et al., 2005), werden overleving en doodsoorzaken vastgesteld van 662 met zenders uitgeruste kievit- en gruttokuikens. Na combinatie van al deze waarnemingen werd doorgerekend wat de gevolgen zijn van de verschillende verliesoorzaken voor het uiteindelijke broedsucces en de populatieontwikkeling (Teunissen et al., 2005). Predatie van weidevogellegsels In agrarisch gebied met vrijwillige weidevogelbescherming kwam in 2000 en 2004 gemiddeld over heel Nederland 52-54 % Voortgaande intensivering van het agrarisch landgebruik en verlies van geschikt broedgebied zijn belangrijke oorzaken van de sterke achteruitgang van weidevogels. De laatste jaren wordt daarnaast predatie van legsels en kuikens steeds vaker als probleem genoemd. Volgens sommigen is dit zelfs de hoofdoorzaak van de afname. Door het ontbreken van systematisch verzamelde gegevens spelen echter anekdotes en emoties in de predatiediscussie een overheersende rol. Vos en Kraai zijn daarbij veelal de grote boosdoeners. van de weidevogellegsels uit. De belangrijkste verliesoorzaken waren predatie (24-27 %), agrarische werkzaamheden en beweiding (6-9 %), en verlating (5-7 %). Onder nesten die niet door vrijwilligers worden beschermd zijn de agrarische verliezen hoger, zo n 30-50 % van alle legsels. In beide jaren kwam legselpredatie vaker voor in de halfopen landschappen op de hogere gronden van (met name oostelijk) Nederland, dan in de laaggelegen open gebieden in het westen en noorden, die de meeste weidevogels herbergen. Ook sommige echte weidevogelkernen kenden echter een bovengemiddelde predatiedruk, zoals delen van Friesland, Waterland (in NH) en NW-Overijssel. In 2004 was de predatie op legsels gemiddeld iets groter dan in 2000, vooral in gebieden grenzend Kievitkuiken met zender (foto: Harvey van Diek). aan de westzijde van regio s waar in 2000 al veel predatie werd vastgesteld (fig. 1). Op lokale schaal vertoonde het uitkomstsucces van legsels grote variatie tussen de onderzoeksgebieden (2-82 %), maar ook van jaar op jaar, waarbij opvallend is dat die jaarvariatie in verschillende gebieden niet erg synchroon verliep. Dit suggereert dat een aanzienlijk deel van de schommelingen in verliezen wellicht samenhangt met toevallige variatie in de aanwezigheid of activiteit van individuele predatoren. Er werden slechts weinig eenduidige correlaties gevonden tussen de frequentie van predatie en omgevingsvariabelen (aanwezigheid van bebouwing, opgaande begroeiing, water, wegen enz.). Wel was duidelijk dat in open landschappen en op klei- en veengronden de predatiedruk gemiddeld geringer was dan in halfopen landschappen op zandgrond. Predatie bepaalde 80 % van de waargenomen variatie in de uitkomstkansen. In gebieden met een hoge predatiedruk was ook de kans dat legsels werden verlaten, hoger ten opzichte van gebieden met minder predatie. De overlevingskans van weidevogellegsels was het hoogst vroeg in het broedseizoen, tot begin mei. Daarna, vooral in juni, nam deze kans sterk af, voornamelijk door een toename van (nachtelijke) predatie. Factoren die leiden tot een verlating van het broedseizoen kunnen dus leiden tot een geringer aantal uitgevlogen jongen. Legselgegevens verzameld door vrijwillige weidevogelbeschermers tonen een toename van predatieverliezen met ca 0,5 % per jaar tussen 1996 en 2005 (jaarverslagen vrijwillige weidevogelbescherming, Landschapsbeheer Nederland). Een vergelijking van gegevens verzameld rond 1990 en rond 2000 in gebieden zonder nestbescherming suggereert voor die periode ongeveer een verdubbeling van de predatiekans. Tegelijkertijd namen echter de verliezen door landbewerking, maaien en beweiding nog sterker toe (Teunissen & Willems, 2004). Met de temperatuurloggers werd een grote variatie vastgesteld tussen gebieden en jaren in het aandeel legsels dat overdag (door vogels of dagactieve zoogdieren) of s nachts (door zoogdieren) werd gepredeerd. Bij predatieverliezen tot ca 50 % De Levende Natuur - mei 2006 121

Predatie-index 0-0.25 0.25-0.75 0.75-1 1-1.25 1.25-1.75 >1.75 geen gegevens Fig. 1. Predatie van weidevogellegsels in 2000 (links) en 2004 (rechts). Voor in totaal 200 regio s is het verlies door predatie berekend en geïndexeerd naar het landelijke gemiddelde verlies door predatie in dat jaar. Legselgegevens (over respectievelijk 90.000 en 69.000 nesten) zijn verzameld door vrijwilligers en boeren in het kader van vrijwillige weidevogelbescherming, onder coördinatie van Landschapsbeheer Nederland, de Bond van Friese Vogelbeschermingswachten, Agrarische Natuurverenigingen en Vanellus vanellus. In 2004 werden er vanuit Friesland geen gegevens voor dit doel beschikbaar gesteld. leveren zowel vogels als zoogdieren een bijdrage, maar nog hogere verliezen worden voor het overgrote deel door zoogdieren veroorzaakt (fig. 2). Bij 145 met de videocamera s geregistreerde legselpredaties in zes gebieden waren zes of zeven soorten zoogdieren betrokken (Vos, Hermelijn, Steenmarter, Bunzing, Egel, Hond en mogelijk Wezel), en vier soorten vogels (Kraai, Bruine kiekendief, Havik en Scholekster). In de vier gebieden met de hoogste verliezen was de Vos de belangrijkste predator, maar in de twee overige werden nesten vooral door Hermelijnen gepredeerd, of domineerde niet één predatorsoort. Opvallend was het geringe aandeel van Kraaien. Omdat de cameragebieden deels vanwege een hoge predatiedruk werden uitgekozen kunnen deze resultaten niet als representatief voor Nederland worden beschouwd, maar ze geven wel een beeld van de betrokken soorten en de ordegrootte van hun relatieve belang. 122 De Levende Natuur - jaargang 107 - nummer 3 Doodsoorzaken van kuikens Gemiddeld bereikte slechts 7 % van de gezenderde gruttokuikens en 14 % van de Kieviten de vliegvlugge leeftijd (spreiding 0-24 %). Negatieve effecten van de zenders zelf op de overlevingskansen van kuikens konden niet worden aangetoond. Zo n 60-75 % van alle verdwenen kuikens eindigde als prooirest, 5-15 % als slachtoffer van landbouwwerkzaamheden en 10-15 % door andere oorzaken. Sterfte door landbouwwerkzaamheden (maaien en schudden van gras) kwam vaker voor bij gruttokuikens dan bij Kieviten, en vooral bij jonge kuikens. We hebben echter aanwijzingen dat deze doodsoorzaak in dit onderzoek wat is onderschat. Een deel van de kuikens werd gezenderd nadat veel percelen al waren gemaaid, en in de helft van dag/nacht predatieverlies 100 80 60 40 20 0 dag% nacht% trendlijn dag trendlijn nacht 0 20 40 60 80 100 Totaal predatieverlies de onderzoeksgebieden voor Nederland Gruttoland werden speciale maatregelen toegepast om maaiverliezen te beperken. Hier was de sterfte van gruttokuikens door maaien geringer (5 %) dan in referentiegebieden waar dat niet gebeurde (11 %; Schekkerman et al., 2005). Verdrinking in sloten of vastraken in greppels met een steile kant (alleen Kievit) werd vastgesteld bij 6 % van de verdwenen kuikens. Eén van de mogelijkheden om verliezen onder weidevogelkuikens te beperken ligt dus in het aanpassen van sloot- en greppelkanten. In de onderzoeksgebieden waar zowel de overleving van legsels als die van kuikens werd gemeten, varieerde predatie in de nestfase veel sterker tussen gebieden en jaren dan in de kuikenfase. Bovendien gaf de omvang van legselpredatie geen enkele Fig. 2. Verband tussen het totale predatieverlies van kievit- en gruttolegsels in gebieden waar registraties met temperatuurloggers of videocamera s werden uitgevoerd en het aandeel daarvan dat overdag, dan wel s nachts werd gepredeerd. Een toename in het totale predatieverlies blijkt vooral het gevolg van een toename in de nachtelijke predatieverliezen.

a b c e d f Enkele videostills van nestpredatie. a) Bruine kiekendief, b) Zwarte kraai haalt een kievitsei op en vliegt er vervolgens mee weg, c) Hermelijn rooft een kievitsei en wordt door Kieviten belaagd, d) op een braakliggend perceel eet een Egel de eieren op in het nest van een Kievit, e) een Vos haalt één voor één de eieren op uit een kievitsnest in een maïsveld, f) een Steenmarter eet de laatste drie eieren uit een kievitsnest vijf dagen nadat het eerste ei al door een Steenmarter uit het nest is gehaald. voorspelling voor de predatie op kuikens. Dit is wellicht verklaarbaar uit het feit dat bij predatie van de legsels vaak zoogdieren betrokken zijn, en bij kuikenpredatie vooral vogels. Ten minste 15 diersoorten werden geïdentificeerd als predator van gezenderde weidevogelkuikens: elf vogels en vier zoogdieren. Geen enkele soort veroorzaakte meer dan ca 20% van de predatieverliezen, maar Hermelijn (incl. Wezel/Bunzing 15 %), Buizerd (12 %) en Blauwe reiger (8-18 %) hadden een groter aandeel dan de overige. Zwarte kraai volgde op enige afstand met 6 %. Andere soorten maken niet meer dan enkele procenten van het totaal uit. De overlevingskans van gruttokuikens was gerelateerd aan het type perceel waar ze verbleven. De kans op predatie (vooral door vogels) was groter op recent gemaaid of afgeweid grasland, en op eerder gemaaide maar hergroeiende percelen, dan op ongemaaid grasland. Er is dus een verband tussen predatie en het lokale graslandbeheer, waarbij een intensief agrarisch gebruik predatie in de hand werkt. Bij de Kievit werd zo n interactie niet gevonden. Over lange-termijnveranderingen in kuikenpredatie bestaan geen gegevens; wel was de overleving van gruttokuikens lager dan in eerdere Nederlandse studies (Schekkerman & Müskens, 2000). Een aantal soorten predatoren van kuikens is in de afgelopen decennia opnieuw verschenen of in aantal en verspreiding toegenomen in het weidelandschap, zoals roofvogels, Blauwe reiger en Ooievaar. Een toename ligt daarom wel voor de hand. Predatie een probleem? Uit een integratie van de gegevens over verliezen in de nest- en kuikenfase blijkt dat bij Grutto s en Kieviten gemiddeld 35-50 % van de totale verliezen in de reproductie plaatsvindt in de nestfase en de andere 50-65 % in de kuikenfase. Predatie draagt gemiddeld voor ongeveer 60-75 % bij aan het totaal aan verliezen. Op zich zegt dat niet zo veel: bij Grutto s bijvoorbeeld blijft de populatie stabiel als per jaar gemiddeld ca 0,6 kuikens per paar vliegvlug worden. Bij een legselgrootte van vier eieren zou dus zelfs bij predatie van 85 % van de eieren of kuikens het broedsucces nog steeds voldoende zijn, als er geen andere verliesoorzaken waren. In de praktijk zijn die er echter wel en de som van al deze verliezen bepaalt of een probleem ontstaat. Door in de berekening van het aantal vliegvlugge jongen per paar telkens één verliesoorzaak (virtueel) uit te sluiten bleek dat in de meeste onderzoeksgebieden predatie van kuikens (vooral door vogels) de verliesoorzaak is met het grootste effect op het totale broedsucces. Predatie van legsels De Levende Natuur - mei 2006 123

Fig. 3. Overzicht van het effect dat het wegnemen van een verliesoorzaak in de nest- of kuikenfase heeft op het broedsucces van Kievit en Grutto, uitgedrukt in het aantal vliegvlugge jongen per broedpaar. Gemeten staat voor het broedsucces dat is vastgesteld in de onderzoeksgebieden. De horizontale balken geven het gemiddelde broedsucces dat vereist is om de jaarlijkse sterfte van volwassen vogels te compenseren. In de meeste gevallen levert het weghalen van een verliesoorzaak nauwelijks winst op, omdat een andere verliesoorzaak bepalender is voor het broedsucces of omdat meerdere verliesoorzaken tegelijk spelen. Dat gold in meerdere gebieden zelfs voor predatie op kuikens door vogels, hoewel de hier weergegeven gemiddelden wel een effect laten zien. vliegvlugge jongen 1,5 1,0 0,5 0,0 heeft doorgaans minder effect, onder meer doordat de vogels vervolglegsels kunnen produceren, en is in belang vergelijkbaar met andere verliesoorzaken (fig. 3). Op grond van in de diverse gebieden gemeten waarden voor legsel- en kuikenoverleving werd in de meeste gevallen een negatieve populatieontwikkeling berekend, voor zowel Grutto als Kievit. Door het denkbeeldig wegnemen van alle predatieverliezen in de kuikenfase kon de berekende achteruitgang het vaakst worden gestopt. In deze gevallen hield predatie dus op zichzelf het broedsucces onder de waarde die vereist is om de sterfte van volwassen vogels te compenseren. In sommige gebieden gold dit echter ook voor andere verliesoorzaken. Slechts in een kleine minderheid van de berekeningen was het uitsluiten van één verliesoorzaak voldoende om een afname te voorkomen. Meestal moesten meerdere verliesfactoren tegelijkertijd worden teruggebracht om een stabiele of groeiende populatie te verkrijgen. Zoals al gezegd vond in vrijwel alle onderzoeksgebieden nestbescherming plaats door vrijwilligers en boeren. Bij afwezigheid daarvan en buiten reservaten spelen agrarische verliezen een grotere rol. Scenarioberekeningen wijzen er op dat in die situatie legselverliezen door landbewerking, maaien en beweiding bij de Kievit een even groot, en bij de Grutto zelfs een groter effect hebben op het broedsucces dan predatie. Kievit Grutto Gemeten Nest predatie overdag Nest predatie s nachts Nest agrarisch Nest verlaten Nest onbekend/overig Kuiken agrarisch Kuiken overig Kuiken onbekend Kuiken predatie vogel Kuiken predatie zoogdier Predatie vormt voor de populatieontwikkeling van weidevogels dus vooral een probleem in combinatie met (een toename in) andere verliesoorzaken. Op grond van de beschikbare cijfers is er wel een toename in predatie, maar die is te recent en te beperkt in omvang om een volledige verklaring te kunnen vormen voor de sterk afgenomen aantallen weidevogels. Dat geldt zeker voor de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw, toen een aantal soorten predatoren nog ontbrak of schaars was in het weidevogellandschap. Dat was overigens ten dele een onnatuurlijke situatie, veroorzaakt door een historie van vervolging van roofdieren in combinatie met acute milieuvervuilingproblemen in de jaren 50 en 60. Nu die problemen grotendeels voorbij zijn keren de predatoren terug, en koloniseren ze ook nieuwe gebieden waar de mens het landschap voor deze soorten aantrekkelijker heeft gemaakt door ontwatering en aanleg van opgaande begroeiing, bebouwing en wegen. Het gevolg is een toename van predatie, maar die hoeft op zichzelf geen onoverkomelijk probleem te vormen voor de weidevogels, die immers ook in hun natuurlijke biotoop van oudsher gewend waren aan legsel- en kuikenverliezen. Een probleem ontstaat pas als ook andere verliesoorzaken belangrijk zijn, of als de mogelijkheden ontbreken om aan predatie te ontsnappen (door een veilige broedplaats te kiezen) of de effecten ervan te compenseren (door vervolglegsels). Ook op dat vlak is er in de afgelopen decennia veel veranderd in het agrarische gebied. Nestverliezen door agrarische activiteiten zijn sterk toegenomen. Veedichtheden zijn verhoogd en grasland wordt steeds vroeger in het voorjaar en steeds gelijktijdiger gemaaid, waardoor niet alleen het voedselaanbod maar ook dekkingsmogelijkheden voor kuikens sterk afnemen, en nesten in de korte en eenvormige vegetaties meer opvallen. Waterpeilen zijn omlaag gebracht en voorheen alleen per boot bereikbare percelen in veenpolders zijn ontsloten met dammen en bruggen waar ook predatoren gebruik van maken. Tenslotte kunnen weidevogelpopulaties die onder druk van dit soort factoren in dichtheid gaan teruglopen, kwetsbaarder worden voor predatie, bijvoorbeeld doordat zij niet langer kraaien en roofvogels uit het gebied kunnen weren (Seymour et al., 2003). Ook uit onze analyses kwam dat legselverliezen relatief hoog waren in terreinen met een lage weidevogeldichtheid, en dat een afname van die dichtheid vaak gevolgd werd door een toename in predatie. Aanknopingspunten voor beleid Zowel bij legsel- als kuikenpredatie bleek in onze studie de Zwarte kraai een veel geringere rol te spelen dan vaak wordt verondersteld: in geen van de onderzoeksgebieden was deze soort één van de belangrijkste predatoren. De andere veelbesproken soort, de Vos, was dat in een aantal gebieden wel, maar lang niet overal, en dan alleen bij legselpredatie. De Vos kwam uit ons onderzoek niet naar voren als een belangrijke kuikenpredator. Gezien de grote variatie in ruimte, tijd en soorten zal een gebiedsgerichte aanpak van de predatieproblematiek, gebaseerd op goede kennis van de lokale situatie, waarschijnlijk eerder het gewenste effect sorteren dan generieke, landelijke of provinciale maatregelen. Zo n aanpak dient zich niet alleen te richten op predatie, maar ook en in de eerste plaats op andere voor weidevogels belangrijke factoren zoals agrarisch beheer, landschap en planologie, waterpeilen en rust. De modelsimulaties laten zien dat het wegnemen van één verliesoorzaak in de nest- en/of kuikenfase zelfs als dat al zou lukken meestal onvoldoende 124 De Levende Natuur - jaargang 107 - nummer 3

Gezenderde kuikens worden 3-4 maal per week gelokaliseerd (foto: Harvey van Diek). Doodsoorzaken kunnen o.a. zijn: Predatie, in dit voorbeeld door een Hermelijn (foto: Henk-Jan Ottens), verdrinking in een sloot (foto: Henk-Jan Ottens) of slachtoffer van agrarische activiteit (foto: Hans Schekkerman). soelaas biedt voor de weidevogelpopulatie in een gebied. Zo is het bijvoorbeeld de vraag of weidevogelaantallen in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen ook zo sterk zouden hebben gereageerd op intensieve bestrijding van Vossen (Brandsma, 2005) als de overige omstandigheden (waterpeil, voedselaanbod, agrarisch gebruik en openheid) hier niet al van te voren op orde waren gebracht. Dit is een krachtig argument om verschillende beperkende factoren tegelijkertijd aan te pakken. Het totale resultaat wordt dan groter dan de som der delen, vooral als er sprake is van interacties zoals die tussen predatie en agrarisch graslandgebruik. Kortom, intensief maatwerk op gebiedsniveau, en op meerdere fronten tegelijk. Literatuur Brandsma, O.H., 2005. Onderzoek weidevogelbeheer in het reservaatsgebied Giethoorn- Wanneperveen XVII. Rapport voor Natuurmonumenten, Wanneperveen. Schekkerman, H. & G. Müskens, 2000. Produceren Grutto s Limosa limosa in agrarisch grasland voldoende jongen voor een duurzame populatie? Limosa 73: 121-134. Schekkerman, H., W. Teunissen & E. Oosterveld, 2005. Broedsucces van grutto s bij agrarisch mozaïekbeheer in Nederland Gruttoland. Alterra-rapport 1291, Wageningen. Seymour, A., S. Harris, C. Ralston & P.C.L. White, 2003. Factors influencing the nesting success of Lapwings Vanellus vanellus and behaviour of Red Fox Vulpes vulpes in Lapwing nesting sites. Bird Study 50: 39-46. Teunissen, W.A. & F. Willems, 2004. Bescherming van weidevogels. SOVON-onderzoeksrapport 04/06. SOVON, Beek-Ubbergen. Teunissen, W., H. Schekkerman & F. Willems, 2005. Weidevogels en predatie. Op zoek naar mogelijke effecten van predatie op de weidevogelstand. Sovon onderzoeksrapport 2005-11, Beek-Ubbergen. Te downloaden vanaf http://www.sovon.nl en http://www.alterra.wur.nl Summary Is predation a new problem for meadow birds in The Netherlands? Meadow bird populations in The Netherlands have shown a strong decline, predominantly caused by changes in agricultural practice and loss of grassland habitat. More recently predation is named as one of the key factors in contributing to the decline. The research project Meadow birds and predation (2001-2005) aimed to provide a factual basis for this discussion. A country-wide inventory showed that 52-54 % of meadow bird clutches on farmland hatched in 2000 and 2004, and that 24-27 % were preyed upon. Nest predation has increased in recent years, but the same is true for agricultural losses, at least in areas where no nestprotection takes place. Here, 30-50% of all clutches fail due to agricultural activities. At a local scale, clutch losses due to predation vary greatly. Between-site variation was about 2-3 times higher than that from year to year. Predators were identified by using temperature-loggers that allow the time of predation to be determined, and video cameras. There was large site and year variation in the contribution of different species. Diurnal (birds and stoat) and nocturnal (mammals) predators contribute equally in total predation losses up to 50%, but higher predation losses are mainly caused by nocturnal predators. Survival of chicks of Black-tailed Godwit and Lapwing was very low: 7-14 %. About 60-75% of lost chicks died by predation, 5-15 % by agricultural activities and 10-15 % by other causes. At least 15 predator species were identified, with a larger share taken by birds than mammals, with one exception: stoat (15 %). In godwits, predation risk was higher in grasslands that had been cut already than in high, uncut swards. Of all loss factors observed, predation on chicks by birds had the largest effect on total breeding success in many study sites. Predation has thus become a factor of importance, but usually in combination with already existing other factors. In agricultural areas without nest protection by volunteers, agricultural nest losses are at least as important in determining reproductive success as predation. In conclusion, predation losses are very variable and partly unpredictable on a local scale, and a broad spectrum of predators is involved. At the same time other losses are of great importance as well in some areas. Here, even total elimination of predation would not result in a population recovery, if other factors were not simultaneously improved. This means that solutions have to be found in locally/regionally targeted, specific action on multiple fronts rather than in countrywide measures. Drs. H. Schekkerman Alterra Postbus 167 1790 AD Den Burg Drs. W.A. Teunissen SOVON Vogelonderzoek Nederland Rijksstraatweg 178 6573 DG Beek-Ubbergen De Levende Natuur - mei 2006 125