1 Kinderen en sociale zekerheid

Vergelijkbare documenten
Sociale verzekeringen en uitkeringen (januari) 2012 Premieoverzicht

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2016

Praktische opdracht Economie Kinderbijslag

U hebt kinderen in het basis en/of voortgezet (beroeps) onderwijs van 4-18 jaar

H9 De drie volksverzekeringen

TOG: als uw kind gehandicapt of ernstig ziek is

Kinderopvangtoeslag Een bijdrage in de kosten voor kinderopvang. Leuker kunnen we t niet maken. Wel makkelijker.

TOG: als uw kind gehandicapt of ernstig ziek is

Sociale verzekeringen per 1 januari 2010

Uitkeringsbedragen per 1 juli 2019

Uitkeringsbedragen per 1 juli Nieuwsbericht

Kinderopvangtoeslag Een bijdrage in de kosten voor kinderopvang

Uitkeringsbedragen per 1 juli 2018

3 Kinderopvangtoeslag

Anw: uitkering bij overlijden

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2018

Dienstverlening aan huis (bron

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2019

Werknemers 1 ZIEK. werknemer en verzekerd voor ZW en WIA is degene die een ww-uitkering geniet

6,2. Werkstuk door een scholier 2353 woorden 23 mei keer beoordeeld

Sociale verzekeringen per 1 juli 2009

Sociale Verzekeringen per 1 juli 2012

De uitkeringsbedragen per 1 januari 2014

Gemiddelde van grootteklasse 1734 Overbetuwe. aantal uitkeringen einde kwartaal laatste kwartaal afgerond op tientallen abs. perc. abs. perc.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2, Werken

Sociale Verzekeringen per 1 januari 2011

Daarvan kan ik niet rondkomen

Anw: uitkering bij overlijden

Sociale Verzekeringen per 1 januari 2012

Als u AOW krijgt. Inhoud Wat is AOW 2

Kind wonen in Duitsland, werken in Nederland

Inhoud. Afkortingen 13

Aanvullende inkomsten

Daarvan kan ik niet rondkomen. Kan ik een toeslag krijgen?

Family Supply Financiële kraamlijst

Whitepaper Wet tegemoetkomingen loondomein

Hoofdstuk 14 Sociaal zekerheidsrecht

Informatie over de algemene tegemoetkoming Wtcg 2012

Daarvan kan ik niet rondkomen

Toeslagen Informatie over zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget

Gevolgen ontvangen stagevergoeding kind voor bijstandsgerechtigde alleenstaande ouders

Niet (kunnen) werken. 1. Werkloosheidswet (WW)

Overzicht inkomensondersteunende voorzieningen van Optimisd en van andere overheidsinstanties

1. Wie krijgt kinderopvangtoeslag?

Stand van Zaken van de sociale zekerheid

Werk boven Inkomen. Een aanvulling op uw uitkering

Overzichtstabel 1: Basisinkomensvoorzieningen Regeling Inhoud regeling en doelgroep Uitvoering Hoogte bedrag** Omvang gebruik** Uitgaven** Algemene

Stand van Zaken van de sociale zekerheid

Kind. Inhoud Mutterschaftsgeld 2

Sociale verzekeringen en premiepercentages per

FACTSHEET TOESLAGEN 1

Kind wonen in Nederland, werken in Duitsland

PARTICIPATIEWET. Maar nu.wat verandert er allemaal??

Uitkeringsbedragen per 1 juli 2015

Nederlandse sociale zekerheid voor een Duitse werkgever

Sociale verzekeringen per 1 juli

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2015

Lekker op vakantie met Adecco Informatie voor vakantiewerkers

De belangrijkste veranderingen in 2015 voor senioren op een rij INKOMEN

Wijzigingen Wet werk en bijstand per 1 januari 2012

Wijziging doorgeven. Kinderbijslag. 1 Mijn gegevens. 2 Soort wijziging. 3 Rekeningnummer

BBZ. Gezin. Wonen in België, werken in Nederland. Inhoud

Stand van zaken van de sociale zekerheid

Uitkeringsbedragen per 1 juli 2016

Inhoud. Wet werk en bijstand... 2 IOAW en IOAZ... 4 AOW... 5 Anw... 7 Wajong... 8 Maximumdagloon (WW, WIA en WAO)... 9 Toeslagenwet...

Wet werk en bijstand. Wanneer hebt u recht op bijstand? Hoe vraagt u een bijstandsuitkering aan?

Studiefinanciering Bijverdienen 2014

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2017

3.2 De wereld van transacties

Cijferbijlage Wonen in Nederland en werken in België

Heffingskortingen 2016

Nederlandse sociale zekerheid voor een Duitse zelfstandige

Stand van Zaken van de sociale zekerheid

I. VERKLARINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 1, ONDER L), VAN VERORDENING (EG) NR. 883/2004 DE DATUM VANAF WELKE DE VERORDENING VAN TOEPASSING ZAL ZIJN

Info voor gastouders over inkomen en belastingen in 2009

Ik krijg een IVA-uitkering Wat betekent dat?

6,1. Samenvatting door een scholier 1406 woorden 21 juni keer beoordeeld. Economie in context

SOCIALE VERZEKERINGEN PER 1 JULI 2012.

Kinderopvang Hoogvliet

H7 Sociale zekerheid en sociale voorzieningen

Wat gaat er veranderen in de Wet werk en bijstand?

Persbericht. Sociale Verzekeringen per 1 januari 2013

Vakantiewerk 2009 x_151.indd :05:34

Inhoud. december Dé tweemaandelijkse nieuwsbrief met actuele wet- en regelgeving over Utrecht voor professionals en vrijwilligers.

Uitleg voorwaarden algemene tegemoetkoming Wtcg 2013

Huurtoeslag Kunt u huurtoeslag krijgen? Woont u in een huurhuis? Dan krijgt u misschien huurtoeslag. Toeslagen Belastingdienst

Overzicht uitkeringsbedragen en maatregelen Sociale Zaken en Werkgelegenheid per 1 juli 2017

Cijferbijlage. Inhoud Algemeen 2

Cijferbijlage. Inhoud Algemeen 2

Pak je kans Extra s voor Amsterdammers met een krappe beurs

Kabinetsplannen: informatie voor werkende ouders

Brochuretekst SZW. Wet werk en bijstand Januari 2012

Heeft u geen burgerservicenummer? Vul dan het registratienummer SVB in.

Participatiewet De bijstandsuitkeringen stijgen per 1 januari De netto normbedragen voor mensen vanaf 21 jaar tot aan pensioen zijn:

Wezenuitkering voor kinderen

Ik krijg een IVA-uitkering Wat betekent dat? Wat u moet weten als u een IVA-uitkering krijgt

Als u gaat scheiden. Let op! PA 960-1Z81FD (2126)

W etopdearbeidsongeschiktheidsverzekering. W etwerkeninkomennaararbeidsvermogen

Wijziging Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA), hoofdstuk 25, Stagiairs, trainees en duale student

Transcriptie:

1 Kinderen en sociale zekerheid De geboorte van een kind is voor ouders een indrukwekkende gebeurtenis. Maar een kind opvoeden brengt ook de nodige kosten met zich mee. Gelukkig zijn er verschillende regelingen die de financiële pijn voor ouders enigszins kunnen verlichten, zoals kinderbijslag en kinderopvangtoeslag. 1.1 Kinderbijslag De Algemene Kinderbijslagwet (AKW) is een verplichte verzekering waar geen premie voor hoeft te worden betaald. De kinderbijslag wordt betaald uit de algemene middelen (belastingen). 1.1.1 Verzekerd voor de kinderbijslag Ingezetenen zijn verzekerd voor de AKW. Ingezetene is degene die rechtmatig in Nederland woont. Een uitzondering geldt voor ingezetenen die minimaal drie maanden in het buitenland werken, zoals grensarbeiders. Zij zijn niet verzekerd voor de AKW. Hun eventuele partner en kinderen in het woonland blijven wel verzekerd voor de AKW. Ook niet-ingezetenen kunnen verzekerd zijn voor de AKW. Dat is het geval als zij in Nederland in loondienst werken en daardoor onder de loonbelasting vallen. Hun eventuele partner en kinderen in het woonland zijn niet verzekerd voor de AKW. De verzekering voor de AKW eindigt niet bij 65 jaar (zoals bij de AOW), maar loopt gewoon door. 15 Ingezetenen Niet-ingezetenen

H OOFDSTUK 1 1.1.2 Recht op kinderbijslag Kinderbijslag tot 18 jaar Een verzekerde heeft recht op kinderbijslag voor een eigen kind, een geadopteerd kind, een pleegkind of een stiefkind dat jonger is dan achttien jaar en dat in belangrijke mate door hem wordt onderhouden of verzorgd. Bij het bereiken van de achttienjarige leeftijd vervalt het recht op kinderbijslag. De ouders ontvangen kinderbijslag tot en met het kwartaal waarin het kind achttien jaar wordt. 1.1.3 Hoogte van de kinderbijslag SVB betaalt kinderbijslag per kwartaal Kinderen geboren op of na 1 januari 1995 De hoogte van de kinderbijslag is afhankelijk van de leeftijd van het kind. Met ingang van 1 januari 2011 gelden de volgende bedragen per kind per kwartaal. Leeftijd 0 t/m 5 jaar 194,99 Leeftijd 6 t/m 11 jaar 236,77 Leeftijd 12 t/m 17 jaar 278,55 Kinderen geboren vóór 1 januari 1995 Voor de hoogte van de kinderbijslag is ook het aantal kinderen in het gezin van belang. Daarbij tellen ook de kinderen mee die geboren zijn op of na 1 januari 1995. Hoe meer kinderen, hoe hoger de kinderbijslag voor het kind dat voor 1 januari 1995 is geboren. Met ingang van 1 januari 2011 gelden de volgende bedragen per kind per kwartaal. Aantal kinderen 12 t/m 17 jaar 1 278,55 2 313,25 3 324,81 4 350,23 5 365,47 6 375,64 7 382,90 8 396,22 9 406,57 10 414,85 16

K INDEREN EN SOCIALE ZEKERHEID VOORBEELD Anton en Betsy hebben twee kinderen: Gerrit, geboren in 1998 en Jan, geboren in 1994. Voor Gerrit ontvangen de ouders 278,55. Voor Jan ontvangen zij het bedrag dat hoort bij twee kinderen, dus 313,25. Stel dat Gerrit uitwonend is en dat zijn ouders voor hem tweemaal kinderbijslag ontvangen. In dat geval telt Gerrit mee voor twee kinderen. Dat betekent dat Anton en Betsy voor hun zoon Jan een bedrag ontvangen dat hoort bij drie kinderen, dus 324,81. 1.1.4 Enkelvoudige of tweevoudige kinderbijslag Thuiswonende kinderen Voor thuiswonende kinderen tot zestien jaar bestaat altijd recht op enkelvoudige kinderbijslag. Er wordt aangenomen dat zij in belangrijke mate worden onderhouden door hun ouders. Het kind zelf mag onbeperkt bijverdienen. Voor thuiswonende kinderen van zestien en zeventien jaar bestaat ook recht op enkelvoudige kinderbijslag. Het kind mag tot 1240 netto in een kwartaal bijverdienen. Verdient het kind meer, dan vervalt voor dat kwartaal de kinderbijslag geheel. Tijdens de zomermaanden (juni, juli en augustus) mag het kind met vakantiewerk 1250 (2010) netto extra verdienen. Voor thuiswonende gehandicapte kinderen hebben de ouders geen recht op tweevoudige kinderbijslag. De ouders kunnen in dat geval wel gebruikmaken van de door de SVB uitgevoerde TOGregeling (Tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen). Ouders komen in aanmerking voor deze financiële tegemoetkoming als zij een ernstig ziek of gehandicapt kind hebben van drie jaar of ouder (maar jonger dan achttien jaar). Voorwaarde is wel dat het kind een AWBZ-indicatie heeft voor gemiddeld tien uur zorg of meer per week. De vergoeding bedraagt 211,45 per kwartaal. Thuiswonende gehandicapte kinderen AWBZ-indicatie Uitwonende kinderen Voor uitwonende kinderen tot zestien jaar bestaat recht op enkelvoudige kinderbijslag. Voor deze kinderen kan alleen recht bestaan op tweevoudige kinderbijslag (het kind telt voor twee kinderen) als het kind uitwonend is door ziekte of handicap of om onderwijs te volgen. 17

H OOFDSTUK 1 Kinderen die bijverdienen Voor uitwonende kinderen van zestien en zeventien jaar bestaat recht op enkelvoudige kinderbijslag als het kind een volledig onderwijsprogramma volgt dat gericht is op een startkwalificatie. Een startkwalificatie is een diploma op ten minste mbo-2, havo- of vwo-niveau. De ouders ontvangen tweevoudige kinderbijslag als zij meer dan 1081 per kwartaal bijdragen aan het onderhoud van het kind. Er bestaat geen recht op kinderbijslag als het kind recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering (WSF). Voor alle uitwonende kinderen tot en met zeventien jaar gelden de volgende regels voor bijverdienen. Bestaat er recht op enkelvoudige kinderbijslag, dan mag het kind tot 1754 netto in een kwartaal bijverdienen. Verdient het kind meer, dan vervalt voor dat kwartaal de kinderbijslag geheel. Bestaat er recht op tweevoudige kinderbijslag (het kind telt voor twee kinderen), dan mag het kind tot 1081 in een kwartaal bijverdienen. Verdient het kind meer, dan vervalt de tweevoudige kinderbijslag voor dat kwartaal. Verdient het kind 1754 of meer, dan bestaat er ook geen recht meer op enkelvoudige kinderbijslag. Zowel bij enkelvoudige als tweevoudige kinderbijslag mag het kind tijdens de zomermaanden (juni, juli en augustus) 1250 (2010) netto extra verdienen. 1.1.5 Peildatum voor de kinderbijslag De situatie op de eerste dag van een kwartaal, de peildatum, is bepalend voor het recht op kinderbijslag. Tussentijdse wijzigingen worden pas het volgende kwartaal verwerkt. Dat is alleen anders als het gaat om de inkomsten van het kind. 1.1.6 Samenloop van rechten bij kinderbijslag Kinderbijslag bij echtscheiding Hebben twee personen (bijvoorbeeld na echtscheiding) recht op kinderbijslag voor hetzelfde kind en over dezelfde periode, dan wordt de kinderbijslag meestal uitbetaald aan degene die de alimentatie voor het kind ontvangt. Woont het kind afwisselend bij beide (gescheiden) ouders, dan wordt de kinderbijslag verdeeld volgens de afgesproken regeling. Als er niets is geregeld ontvangen beide ouders de helft. 18

K INDEREN EN SOCIALE ZEKERHEID 1.2 Kindgebonden budget Gezinnen met kinderen kunnen sinds 2009 bovenop de inkomensonafhankelijke kinderbijslag een kindgebonden budget ontvangen. Het kindgebonden budget, dat door de belastingdienst wordt uitbetaald, is bedoeld voor gezinnen met minderjarige kinderen. Het gaat dan om kinderen waarvoor de ouders kinderbijslag ontvangen of om kinderen die door de ouders in belangrijke mate worden onderhouden. De hoogte van het kindgebonden budget is afhankelijk van het aantal kinderen per huishouden en de hoogte van het gezinsinkomen. Hoe lager het inkomen, hoe hoger het kindgebonden budget. Bij een bruto gezinsinkomen tot en met 28 897 ontvangt een gezin het maximale kindgebonden budget. Het bruto gezinsinkomen is het gezamenlijk bruto-inkomen van beide ouders. Is het bruto gezinsinkomen hoger dan 28 897, dan wordt het kindgebonden budget geleidelijk minder. Is het bruto gezinsinkomen hoger dan een bepaald maximum, dan bestaat er geen recht op een kindgebonden budget. De hoogte van het kindgebonden budget is afhankelijk van het aantal kinderen en de hoogte van het bruto gezinsinkomen. Voor 2011 gelden de volgende maximumbedragen per jaar. Belastingdienst betaalt kindgebonden budget Aantal kinderen Maximumbedrag 1 1011 2 1466 3 1826 4 2110 5 2299 6 of meer 2299 plus 189 per kind vanaf het 6e kind Sinds 1 januari 2010 wordt het kindgebonden budget verhoogd met een tegemoetkoming in de schoolkosten voor ouders met kinderen tussen twaalf en achttien jaar. Het gaat dan om ouders die een tegemoetkoming voor ouders (WTOS) ontvingen. Omdat deze tegemoetkoming is verlaagd of beëindigd, wordt het kindgebonden budget verhoogd. Voor kinderen van twaalf tot en met vijftien jaar wordt het kindgebonden budget in 2011 verhoogd met 231 per jaar. Voor kinderen van zestien en zeventien jaar bedraagt de verhoging 296 per jaar. Verhoging kindgebonden budget 19

H OOFDSTUK 1 1.3 Kinderopvangtoeslag Landelijk Register Kinderopvang Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderopvang. Het gaat dan om opvang in een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang (tussenschoolse opvang valt hier niet onder) en gastouderopvang. De opvang moet wel geregistreerd zijn in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). Bij gastouderopvang moeten zowel de gastouder als het gastouderbureau geregistreerd zijn. De hoogte van de kinderopvangtoeslag hangt af van de hoogte van het gezamenlijk inkomen van de ouders, het aantal kinderen dat naar de opvang gaat en het aantal uren en de uurprijs van de opvang. De overheid vergoedt niet meer dan de maximale uurprijs voor maximaal 230 uur per maand. Rekent de kinderopvang een hogere uurprijs, dan wordt het meerdere niet vergoed. Rekent de kinderopvang een lagere uurprijs, dan ontvangen de ouders kinderopvangtoeslag over de feitelijke uurprijs. Voor 2011 gelden de volgende maximale uurprijzen. Maximale uurprijs Kinderdagverblijf: dagopvang 6,36 Kinderdagverblijf: buitenschoolse opvang (BSO) 5,93 Gastouderopvang: dagopvang 5,09 Gastouderopvang: buitenschoolse opvang (BSO) 5,09 1.4 School en studie 1.4.1 Leerplicht Kwalificatieplicht Vanaf het vijfde levensjaar geldt er een leerplicht tot het einde van het schooljaar waarin het kind zestien jaar wordt. Sinds 1 augustus 2007 geldt voor jongeren de kwalificatieplicht. Dat betekent dat jongeren zonder startkwalificatie tot hun achttiende verjaardag onderwijs moeten volgen. Een startkwalificatie is een diploma op ten minste mbo-2, havo- of vwo-niveau. Tijdens de kwalificatieplicht gaat de jongere elke dag naar school of hij kiest voor de combinatie van leren en werken. 20

K INDEREN EN SOCIALE ZEKERHEID 1.4.2 Werken tijdens school of studie en de fiscus (studenten- en scholierenregeling) Het komt regelmatig voor dat scholieren of studenten bijverdiensten hebben. De student of scholier kan zijn werkgever dan schriftelijk verzoeken om de zogenaamde studenten- en scholierenregeling toe te passen. Als de werkgever de regeling toe mag passen, hoeft hij minder loonbelasting/premie volksverzekeringen en WW-premie te berekenen. De scholier of student hoeft geen gebruik te maken van de studenten- of scholierenregeling. Hij kan ook achteraf de eventueel te veel betaalde belasting terugvragen met een teruggaafbiljet. 1.4.3 Arbeidsongeschiktheid tijdens school of studie Personen die op jonge leeftijd een langdurige ziekte of handicap hebben, kunnen in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Het gaat dan om de volgende situaties: 1. De jongere is op zijn zeventiende verjaardag voor minstens 25% arbeidsongeschikt. 2. De persoon jonger dan 30 jaar is tijdens zijn studie voor minstens 25% arbeidsongeschikt geworden waardoor (volledig) werken na de studie onmogelijk is. Daarbij geldt als voorwaarde dat hij in het jaar voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid minstens zes maanden een studie heeft gevolgd. De jonggehandicapte heeft in bovenstaande situaties pas recht op een Wajong-uitkering wanneer hij 52 weken onafgebroken voor minstens 25% arbeidsongeschikt is geweest. Kortom, er geldt een wachttijd van een jaar. De Wajong kent sinds 1 januari 2010 vier vormen van inkomensvoorzieningen. 1. De werkregeling voor mensen tot 27 jaar Verdient de jonggehandicapte met werk tot 20% van het wettelijk minimumloon, dan vult het UWV het inkomen aan tot 75% van het wettelijk minimumloon. Verdient de jonggehandicapte minimaal 20% van het wettelijk minimumloon, dan mag hij de helft van iedere extra verdiende euro houden. Het totaal van het Wet Wajong Wachttijd 52 weken 21

H OOFDSTUK 1 inkomen uit arbeid en de inkomensondersteuning mag maximaal 100% van het wettelijk minimumloon zijn. 2. De werkregeling voor mensen vanaf 27 jaar De jonggehandicapte die zoveel werkt als hij maximaal kan werken, ontvangt een inkomensondersteuning die zijn inkomen uit werk aanvult tot het wettelijk minimumloon. Maar als de jonggehandicapte geen of een lager inkomen heeft dan hij zou kunnen verdienen, is zijn totale inkomen lager. Het inkomen van de jonggehandicapte is altijd minimaal 75% van het wettelijk minimumloon. 3. Studieregeling De studerende jonggehandicapte krijgt (naast eventuele studiefinanciering) een inkomensondersteuning van 25% van het wettelijk minimumloon. Hij mag maximaal 25% van het minimumloon bijverdienen zonder dat dat gevolgen heeft voor zijn uitkering. 4. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikten De jonggehandicapte die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, ontvangt een inkomensondersteuning van 75% van het wettelijk minimumloon. 1.4.4 Arbeidsongeschiktheid tijdens stage Veel opleidingen kennen een stageperiode, zodat werkervaring opgedaan kan worden. Stagiairs die geen stagevergoeding ontvangen zijn niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Stagiairs die wel een stagevergoeding ontvangen zijn verzekerd voor de Ziektewet en de Wajong. Maar zij zijn niet verzekerd voor de WIA en de Werkloosheidswet. Stagiairs vallen niet onder de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever. Wordt een stagiair ziek, dan heeft hij recht op een Ziektewetuitkering. Na de wachttijd van 52 weken kan hij in aanmerking komen voor een Wajong- uitkering. 1.4.5 Werkloos na afloop van school of studie Wet investeren in jongeren Met ingang van 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden. Jongeren tot 27 jaar hebben geen recht meer op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De WIJ verplicht gemeenten om deze jongeren (als zij zich melden voor een uitkering) een aanbod te doen. Dit aanbod kan zijn: een baan, een opleiding of een combinatie van beide. Als de jongeren het werk accepteren, dan krijgen zij een salaris van 22

K INDEREN EN SOCIALE ZEKERHEID de werkgever. Als zij een leeraanbod accepteren, dan krijgen ze een inkomen ter hoogte van een bijstandsuitkering. Accepteert de jongere het aanbod van de gemeente niet, dan krijgt hij geen uitkering. De nieuwe regeling geldt niet voor jongeren die niet kunnen werken of leren, bijvoorbeeld als gevolg van een handicap. Om in aanmerking te komen voor een WW-uitkering moet de jongere in de laatste 36 weken voorafgaande aan de werkloosheid in ten minste 26 weken gewerkt hebben. Het aantal gewerkte uren en de hoogte van het loon zijn daarbij niet van belang (uiteraard wel voor de berekening van de hoogte van de uitkering). Een scholier die langer dan een halfjaar wekelijks in loondienst heeft gewerkt kan bij werkloosheid recht hebben op een WW-uitkering. WW-uitkering 1.5 Zelfstandig gaan wonen Jongeren gaan tegenwoordig soms al op jonge leeftijd zelfstandig wonen in verband met een studie of uit een behoefte aan zelfstandigheid. Dat kan gevolgen hebben voor de (hoogte van de) studiefinanciering, de bijstandsuitkering of de sociale verzekeringsuitkering van de ouders. Verder kan zelfstandig gaan wonen gevolgen hebben voor de kinderbijslag (zie paragraaf 1.1.4). 1.5.1 De gevolgen voor de studiefinanciering Kinderen hebben recht op studiefinanciering (WSF) als zij een voltijdse of duale opleiding volgen aan een erkende hogeschool, universiteit of beroepsopleidende leerweg (bol). De studiefinanciering moet wel aangevraagd zijn voor het dertigste jaar. Iedereen die recht heeft op studiefinanciering heeft recht op een basisbeurs. De basisbeurs is voor uitwonenden hoger. Naast de basisbeurs kan een aanvullende beurs aangevraagd worden. De aanvullende beurs is onder andere afhankelijk van het inkomen van de ouders en het aantal broers en zussen dat ook een aanvullende beurs ontvangt. Basisbeurs 1.5.2 De gevolgen voor de bijstandsuitkering Jongeren tot 27 jaar hebben geen recht meer op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Met ingang van 23

H OOFDSTUK 1 1 oktober 2009 hebben zij te maken met de Wet investeren in jongeren (WIJ). De WIJ verplicht gemeenten om deze jongeren (als zij zich melden voor een uitkering) een aanbod te doen voor een baan, een opleiding of een combinatie van beide. 1.5.3 De gevolgen voor de anw-uitkering Ouder geboren vóór 1 januari 1950 Als een kind jonger dan achttien jaar zelfstandig gaat wonen terwijl de langstlevende ouder een nabestaandenuitkering op grond van de Anw heeft, kan dat ertoe leiden dat deze uitkering komt te vervallen. Alleen als de ouder geboren is vóór 1 januari 1950 of als de ouder voor minimaal 45% arbeidsongeschikt is, zal het recht op de nabestaandenuitkering blijven bestaan. Wel zal in dat geval de halfwezenuitkering ter hoogte van 20% van het minimumloon komen te vervallen, omdat het kind niet langer tot het huishouden behoort. 1.5.4 De gevolgen voor de aow-uitkering Gaat een kind jonger dan achttien jaar zelfstandig wonen terwijl de alleenstaande ouder een AOW-uitkering heeft, dan zal het niveau van de AOW-uitkering worden verlaagd van 90% naar 70% van het minimumloon. De ouder heeft namelijk niet langer een kind dat tot zijn huishouden behoort. Zijn de beide ouders van het kind nog samen, dan heeft het zelfstandig gaan wonen van het kind geen gevolgen voor de hoogte van de AOW-uitkering. 1.5.5 De gevolgen voor de werknemersverzekeringen Toeslagenwet Voor de werknemersverzekeringen, zoals de ZW, de WIA en de WW, heeft het zelfstandig gaan wonen van een kind geen gevolgen. Dat is alleen anders als in aanvulling op een ZW-, WIA- of WW-uitkering een uitkering op grond van de Toeslagenwet of de Wet werk en bijstand wordt ontvangen. 24

2 Ziektekosten Ziek zijn is op zich al vervelend genoeg, maar het brengt ook vaak kosten met zich mee. De ziektekosten kunnen op grond van verschillende regelingen (gedeeltelijk) vergoed worden. 2.1 De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) Ingezetenen zijn verzekerd voor de AWBZ. Ingezetene is degene die rechtmatig in Nederland woont. Een uitzondering geldt voor ingezetenen die minimaal drie maanden in het buitenland werken, zoals grensarbeiders. Zij zijn niet verzekerd voor de AWBZ. Hun eventuele partner en kinderen in het woonland blijven wel verzekerd voor de AWBZ. Ook niet-ingezetenen kunnen verzekerd zijn voor de AWBZ. Dat is het geval als zij in Nederland in loondienst werken en daardoor onder de loonbelasting vallen. Hun eventuele partner en kinderen in het woonland zijn niet verzekerd voor de AWBZ. De verzekering voor de AWBZ eindigt niet bij 65 jaar (zoals bij de AOW), maar loopt gewoon door. De AWBZ is een verzekering tegen het risico van bijzondere ziektekosten. Het gaat dan om kosten die niet via de zorgverzekering vergoed worden. Op grond van de AWBZ worden bijzondere en over het algemeen langdurige ziektekosten vergoed, zoals verblijf in een verpleeghuis of een instelling voor gehandicapten. Ingezetenen Niet-ingezetenen 25

H OOFDSTUK 2 Afhankelijk van de aard en de duur van de opname of hulp kan er een eigen bijdrage verschuldigd zijn. De premie voor de AWBZ wordt geïnd door de belastingdienst en is onderdeel van de loonheffing over de eerste twee belastingschijven in box 1. In 2011 is de premie voor de AWBZ 12,15% van het inkomen. 2.2 De Zorgverzekeringswet Vanaf 1 januari 2006 zijn alle bestaande ziektekostenverzekeringen (ziekenfonds, particulier en overheid) vervangen door één nieuwe zorgverzekering. 2.2.1 Wie zijn verplicht verzekerd Iedereen die verplicht verzekerd is voor de AWBZ moet op grond van de Zorgverzekeringswet een zorgverzekering afsluiten bij een verzekeraar. Mensen die niet verzekerd zijn voor de basisverzekering kunnen een boete krijgen. 2.2.2 Acceptatieplicht Verzekeraars zijn verplicht om iedereen, ongeacht leeftijd, geslacht of gezondheidstoestand, te accepteren voor de basisverzekering. Ook mogen de zorgverzekeraars de premie van de basisverzekering niet laten afhangen van iemands persoonlijke situatie. 2.2.3 Basisverzekering Eigen bijdrage Standaardkosten De basisverzekering dekt de standaardkosten, zoals huisarts, ziekenhuis en apotheek. De inhoud van de basisverzekering wordt door de overheid bepaald. 2.2.4 Aanvullende zorgverzekeringen Naast de basisverzekering kunnen mensen zich aanvullend verzekeren, bijvoorbeeld voor de tandarts. De inhoud van deze aanvullende verzekeringen wordt niet door de overheid bepaald, maar door de zorgverzekeraars zelf. 26