PUBLIC LIMITENL RAADVAN DEEUROPESEUNIE. Brusel,3juni2014 (OR.en) 10284/14. Interinstitutioneeldosier: 2012/0360(COD)

Vergelijkbare documenten
2. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 22 mei 2013 advies uitgebracht over de voorgestelde insolventieverordening.

15414/14 van/mak/sv 1 DG D 2A

18475/11 las/gra/fb 1 DG H 2A

15201/17 gar/oms/dp 1 DG D 2A

6812/15 cle/gra/hh 1 DG D 2A

9901/17 dau/dau/fb 1 DG D 2A

2. Voor de voorgestelde insolventierichtlijn geldt de gewone wetgevingsprocedure.

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 mei 2018 (OR. en)

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 maart 2018 (OR. en)

PUBLIC 9703/1/10 REV 1

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 24 april 2009 (30.04) (OR. fr) 6094/1/09 REV 1 LIMITE JUSTCIV 32 CO SOM 21

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

12513/17 ADD 1 1 DPG

9261/18 SMU/ev 1 DG D 2

14956/15 ADD 1 mou/gra/mt 1 DG D 2A

6182/1/17 REV 1 ADD 1 eer/gra/cg 1 DRI

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

b) de mogelijkheden tot fraude te beperken (model in de vorm van een plastic kaart);

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

8537/15 dau/pw/sm 1 DG G 3 A

12756/1/16 REV 1 pro/van/ev 1 DG C 1

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 september 2005 (07.09) (OR. en) 11522/05 Interinstitutioneel dossier: 2005/0020 (COD) LIMITE

9114/19 JVB/jvc/srl JAI.2

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 september 2006 (OR. en) 12758/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0204 (CNS) ASIM 63 OC 655

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

5307/10 VP/mm DG H 2 B

14491/18 ons/gra/hh 1 TREE.2.B LIMITE NL

5933/4/15 REV 4 ADD 1 LAS/mt 1 DPG

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 februari 2010 (OR. en) 5306/10 Interinstitutioneel dossier: 2009/0189 (NLE) JAI 35 COPEN 7

17217/2/10 REV 2 bar/lep/mv 1 DG I 1A

TETRALERT - ONDERNEMING HERWERKING VERORDENING INSOLVENTIEPROCEDURES

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 november 2015 (OR. en)

*** ONTWERPAANBEVELING

6074/15 pro/adw/mt 1 DG B 3A

14899/09 HD/mm DG H 2 A

8338/1/15 REV 1 ass/pw/sm 1 CAB SG

7051/16 pro/ons/as 1 DGB 1 A

15730/14 ver/ons/hw 1 DG D 2C

7079/17 gys/van/sv 1 DG D 1C

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

PUBLIC. 9275/16 eer/dau/mt 1 DG G LIMITE NL. Raad van de Europese Unie Brussel, 15 juni 2016 (OR. en) 9275/16 LIMITE PV/CONS 25 JAI 466 COMIX 388

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 maart 2017 (OR. en)

6424/15 rts/sv 1 DG B 3A

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2016 (OR. en)

LIFE.1.C EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT. Brussel, 14 maart 2019 (OR. en) 2019/0019 (COD) PE-CONS 62/19 SOC 114 EMPL 81 PREP-BXT 62 CODEC 500

XT 21004/18 ADD 1 REV 2 mou/asd/ev 1 UKTF

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 7 januari 2019 (OR. en) XT 21106/18. Interinstitutioneel dossier: 2018/0426 (NLE) BXT 125

BIJLAGE. bij. Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

9975/16 mak/cle/sv 1 DRI

8221/16 ADD 1 1 DPG. Raad van de Europese Unie Brussel, 17 mei 2016 (OR. en) 8221/16 ADD 1 PV/CONS 20 JAI 316 COMIX 309. ONTWERPNOTULEN Betreft:

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2008 (04.06) (OR. en) 9935/08 SOC 316 COMPET 194

9011/1/15 REV 1 jwe/van/sl 1 DG B 3A

14469/16 nuf/gra/mt 1 DG E 2A

16435/14 jel/gra/hh 1 DG G 2B

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 maart 2006 (29.03) (OR. en) 7813/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0037 (CNS)

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2

13585/17 WST/sht/bb DGD 2

9664/19 pro/dau/ev 1 JAI.2

EUROPEES PARLEMENT C7-0051/2010. Standpunt van de Raad in eerste lezing. Zittingsdocument 2009/0026(COD) 11/03/2010

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 oktober 2010 (03.11) (OR. en) 7512/10 ADD 1 PV/CONS 15 ENV 169

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 mei 2008 (OR. en) 9196/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0048 (AVC) JUSTCIV 94 CH 28 ISL 15 N 18

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 21 oktober 2011 (24.10) (OR. en) 15812/11 Interinstitutioneel dossier: 2011/0154 (COD)

NL 1 NL BIJLAGE III BEZWAAR IN VERBAND MET GROEPSCOÖRDINATIEPROCEDURES

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 september 2004 (22.09) (OR. en) 12294/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0252 (COD) LIMITE

6372/19 1 ECOMP. Raad van de Europese Unie. Brussel, 26 februari 2019 (OR. en) 6372/19 PV CONS 5 ECOFIN 161

1. Op 1 december 2016 nam de Commissie een pakket "btw op e-handel" aan, bestaande uit wijzigingen van:

Raad van de Europese Unie Brussel, 23 september 2014 (OR. en)

17019/11 lep/rts/rv 1 DG G 2B

7597/18 nuf/gra/fb 1 DRI

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

12071/18 mak/nes/cg 1 ECOMP.3.C.

*** ONTWERPAANBEVELING

5419/16 goedgekeurd door het Coreper, tweede deel, op De verklaringen en/of stemresultaten staan in de bijlage bij deze nota.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 februari 2013 (20.02) (OR en) 5826/13. Interinstitutioneel dossier: 2012/0284 (NLE) TRANS 30

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en)

14957/15 ADD 1 nuf/van/hw 1 DGD 1C

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 maart 2005 (24.03) 6238/05 JUSTCIV 22

13581/17 WST/sht/bb DGD 2

PUBLIC LIMITE NL. Brusel,3juni2014 (OR.en) RAADVAN DEEUROPESEUNIE 10284/14 ADD1. Interinstitutioneeldosier: 2012/0360(COD) LIMITE

EUCO XT 20007/19 1 NL

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 oktober 2009 (15.10) (OR. en) 14299/09 ADD 1 AGRILEG 182 DENLEG 93

15414/14 ADD 1 las/hh 1 DG D 2A

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

*** ONTWERPAANBEVELING

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47

Transcriptie:

ConseilUE RAADVAN DEEUROPESEUNIE Brusel,3juni2014 (OR.en) Interinstitutioneeldosier: 2012/0360(COD) PUBLIC 10284/14 LIMITE JUSTCIV134 EJUSTICE54 CODEC1366 NOTA van: aan: nr.comv.: nr.vorigdoc.: Betreft: hetvoorziterschap hetcoreper/deraad 17883/12JUSTCIV365CODEC3077+ADD1+ADD2 10195/14JUSTCIV133EJUSTICE53CODEC1358 VoorstelvooreenverordeningvanhetEuropeesParlementendeRaadtot wijzigingvanverordening(eg)nr.1346/2000vanderaadbetrefende insolventieprocedures[eerstelezing] - Algemeneoriëntatie I. INLEIDING 1. Bijbriefd.d.13december2012heeftdeCommisieaandeRaadeenvoorsteltoegezonden vooreenverordeningvanheteuropeesparlementenderaadtotwijzigingvanverordening (EG)nr.1346/2000vandeRaadbetrefendeinsolventieprocedures(de"voorgestelde Insolventieverordening").DevoorgesteldeInsolventieverordeningbeoogtdewijzigingvan Verordening(EG)nr.1346/2000vandeRaadbetrefendeinsolventieprocedures(de"huidige Insolventieverordening"). 10284/14 ver/jel/sv 1 DGD2A LIMITENL

2. Het Verenigd Koninkrijk 1 en Ierland 2 hebben, overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, kennis gegeven van hun wens deel te nemen aan de aanneming en toepassing van de voorgestelde Insolventieverordening. 3. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van de voorgestelde Insolventieverordening, die derhalve niet bindend is voor noch van toepassing in Denemarken. 4. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 22 mei 2013 advies uitgebracht over de voorgestelde Insolventieverordening. 5. Het doel van de voorgestelde Insolventieverordening is grensoverschrijdende insolventieprocedures efficiënter en doelmatiger te maken en er op die manier voor te zorgen dat de interne markt goed functioneert en bestand is tegen economische crises. Deze doelstelling spoort met de huidige politieke prioriteiten van de Unie, nl. er in het kader van de Europa 2020-strategie naar streven economisch herstel en duurzame groei te bevorderen, tot een hogere investeringsgraad te komen en werkgelegenheid te behouden, en die zich in de Small Business Act een gewaarborgde ontwikkeling en het voortbestaan van bedrijven ten doel heeft gesteld. 6. Als onderdeel van het algemene programma "Rechtvaardigheid voor Groei" is de voorgestelde Insolventieverordening een belangrijk element van de brede respons van de EU op de grote economische moeilijkheden waarmee veel bedrijven en burgers in heel de Unie op dit ogenblik te maken hebben. 1 2 Zie 6106/13 JUSTCIV 81 CODEC 811. Zie 8325/13 JUSTCIV 79 CODEC 777. 10284/14 ver/jel/sv 2

7. De Raad (Justitie en Binnenlandse Zaken) heeft op 6 en 7 juni 2013 een eerste oriënterend debat gehouden over de voorgestelde Insolventieverordening en heeft daarbij een reeks algemene richtsnoeren voor de verdere werkzaamheden goedgekeurd 1. 8. Op 5 en 6 december 2013 heeft de Raad (Justitie en Binnenlandse zaken) een tweede oriënterend debat gehouden en nieuwe algemene richtsnoeren voor de toekomstige werkzaamheden goedgekeurd 2. 9. Voor de voorgestelde verordening geldt de gewone wetgevingsprocedure. Op 5 februari 2014 heeft het Europees Parlement zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld 3. 10. Ten vervolge op het verzoek van de Europese Raad om de voorgestelde Insolventieverordening met spoed te bespreken, heeft het voorzitterschap, gezien het belang van efficiënte grensoverschrijdende insolventieprocedures voor de Europese economie, de bespreking als topprioriteit op zijn agenda geplaatst. 11. Op basis van de algemene richtsnoeren en essentiële beginselen die door de Raad in juni en december 2013 zijn goedgekeurd, is aanzienlijke vooruitgang geboekt in de besprekingen van de Groep burgerlijk recht (insolventie). 12. In het licht van die aanzienlijke vooruitgang heeft het voorzitterschap op 20 mei 2014 een pakket 4 aan het Coreper voorgelegd en het verzocht dit pakket te bestuderen. 13. Tijdens het Coreper van 20 mei 2014 is beslist een bijeenkomst van de JBZ-raden te houden om een aantal kwesties verder te bestuderen alvorens de compromistekst op 28 mei opnieuw aan het Coreper voor te leggen. 14. De JBZ-raden zijn op 22 en 26 mei 2014 en op 2 juni 2014 bijeengekomen en hebben de openstaande kwesties besproken. 1 2 3 Zie doc. 10050/13 JUSTCIV 134 EJUSTICE 51 CODEC 1201. Zie doc. 17304/13 JUSTCIV 298 EJUSTICE 109 CODEC 2826. Zie doc. 5910/14 CODEC 241 JUSTCIV 19 PE 50. 4 Zie doc. 9776/14 JUSTCIV 125 EJUSTICE 49 CODEC 1274. 10284/14 ver/jel/sv 3

15. Het voorzitterschap is van oordeel dat een algemene oriëntatie kan worden bereikt over de tekst van de artikelen zoals vervat in addendum 1 bij deze nota. 16. Er lijkt stilaan brede overeenstemming te zijn over het bepaalde in de voorgestelde Insolventieverordening, met uitzondering van enkele resterende overwegingen en de bijlagen, die later zullen worden besproken. 17. Derhalve legt het voorzitterschap het Coreper een compromistekst voor, zoals vervat in addendum 1 bij deze nota, met het verzoek de tekst te bespreken zodat hij vervolgens op 5 en 6 juni 2014 kan worden voorgelegd aan de Raad (Justitie en Binnenlandse Zaken) met het oog op de vaststelling van een algemene oriëntatie. Het voorzitterschap verzoekt het Coreper zich over de volgende elementen van het voorgestelde compromis te buigen. II. SPECIFIEKE ELEMENTEN VAN HET COMPROMIS A. Werkingssfeer van de voorgestelde Insolventieverordening en wijziging van de bijlagen 18. In artikel 1, lid 1, van de voorgestelde Insolventieverordening wordt de werkingssfeer omschreven, die ruimer is dan de werkingssfeer van de huidige Insolventieverordening nr. 1346/2000, aangezien er nu ook hybride en pre-insolventieprocedures onder vallen alsook schuldbevrijding en andere procedures. Om die werkingssfeer te verduidelijken, zijn de procedures die onder de voorgestelde Insolventieverordening vallen, opgenomen in bijlage A 1. Daarbij moet worden aangetekend dat alleen procedures die in de bijlage zijn vermeld onder de werkingssfeer van de voorgestelde Insolventieverordening vallen. 19. Er ontstond discussie over de vrijheid die de lidstaten kunnen behouden in verband met wijzigingen in de bijlagen: sommige lidstaten vonden het van belang maximale zeggenschap te behouden over het al dan niet toevoegen van nationale procedures aan de bijlagen, sommige lidstaten willen dat alle lidstaten een volledig overzicht krijgen van de nationale procedures die wel of niet in de bijlagen zullen worden opgenomen. 1 Bijlage A zal worden herzien bij een door de Raad (Justitie en Binnenlandse Zaken) van 5 en 6 juni 2014 aan te nemen afzonderlijk besluit. 10284/14 ver/jel/sv 4

20. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten in volledige overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag zo goed mogelijk worden betrokken bij de bespreking van de inhoud van de bijlagen, stelt het voorzitterschap voor de bijlagen te herzien volgens de gewone wetgevingsprocedure. Om een eventueel hiaat tussen de inwerkingtreding van de voorgestelde Insolventieverordening en de recentelijk herziene bijlagen te vermijden, zou het nuttig zijn ervoor te zorgen dat beide op hetzelfde moment in werking treden. B. Beëindiging van arbeidsovereenkomsten 21. Artikel 10 van de huidige Insolventieverordening bepaalt dat de gevolgen van de insolventieprocedure voor arbeidsovereenkomsten en arbeidsbetrekkingen uitsluitend worden beheerst door het recht van de lidstaat dat op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. In de voorgestelde Insolventieverordening wordt niet geraakt aan dat beginsel. 22. Wanneer een hoofdprocedure is geopend in een lidstaat en wanneer de schuldenaar een vestiging in een andere lidstaat heeft, verleent artikel 3, lid 2, van de huidige Insolventieverordening de bevoegdheid tot opening van de secundaire insolventieprocedure aan de rechter van die andere lidstaat, waarbij de gevolgen beperkt blijven tot de vermogensbestanddelen van de schuldenaar die zich in die andere lidstaat bevinden. Bijgevolg is de rechter van de lidstaat van de vestiging bevoegd voor de beëindiging of wijziging van arbeidsovereenkomsten. 23. Sommige lidstaten hebben erop gewezen dat de beëindiging of wijziging van arbeidsovereenkomsten gevoelig ligt, en hebben om een specifieke regel verzocht, waarbij de lidstaat waar een secundaire procedure zou zijn geopend bevoegd zou zijn om de specifieke problemen omtrent beëindiging of wijziging van arbeidsovereenkomsten te behandelen. Het voorzitterschap stelt daarom voor dit beginsel te verankeren in een nieuw artikel 10a. 10284/14 ver/jel/sv 5

C. Registers 24. De voorgestelde Insolventieverordening bevat een verplichting voor de lidstaten om insolventieregisters aan te leggen die bepaalde informatie over de schuldenaar en de insolventiefunctionaris bevatten, evenals informatie over de insolventieprocedure. Deze nationale insolventieregisters moeten met elkaar worden verbonden en toegankelijk worden gemaakt via het Europees e-justitieportaal. 25. In zijn richtsnoeren van december 2013 heeft de Raad (Justitie en Binnenlandse Zaken) bevestigd dat de aanpak waarbij, op nationaal niveau, insolventieregisters worden aangelegd die aan elkaar worden gekoppeld en via het e-justitieportaal toegankelijk zijn, volledig in overeenstemming is met de Europese wetgeving inzake gegevensbescherming. Te dien einde heeft de Raad de Groep burgerlijk recht (insolventie) verzocht verder na te denken over adequate waarborgen voor de toegang tot informatie over personen die geen beroepsactiviteit uitoefenen, zonder dat overdreven lasten worden opgelegd aan de verzoeker. 26. Om de informatie die betrekking heeft op natuurlijke personen die geen zelfstandige onderneming exploiteren of die geen zelfstandige beroepsactiviteit uitoefenen voldoende te beschermen, heeft de werkgroep verschillende benaderingen voor bescherming onderzocht die enerzijds garanderen dat alleen de rechtmatige verzoeken om inlichtingen worden toegestaan, en anderzijds, niet een zware belasting vormen voor schuldeisers die informatie nodig hebben over insolventieprocedures waarbij een schuldenaar betrokken is. 27. Het bleek echter dat dit probleem, dat specifiek verband houdt met de insolventieprocedure voor consumenten, niet op bevredigende wijze kan worden opgelost met extra beschermingsmaatregelen, omdat sommige lidstaten verklaarden dat dat beginsel aanzienlijke problemen stelt; één lidstaat haalde een probleem van constitutionele aard aan. 10284/14 ver/jel/sv 6

28. Het voorzitterschap stelt als compromis voor aan artikel 20a van de Insolventieverordening het volgende lid 3 toe te voegen, gebaseerd op de volgende beginselen: "De lidstaten zijn niet verplicht de in lid 1 bedoelde gegevens in de insolventieregisters op te nemen indien deze natuurlijke personen betreffen die niet als zelfstandige een bedrijfsof beroepsactiviteit uitoefenen, noch dergelijke informatie openbaar te maken via het systeem voor onderlinge koppeling van deze registers, mits bekende buitenlandse schuldeisers overeenkomstig artikel 40 in kennis worden gesteld van de in lid 1a, onder l, vermelde gegevens. Indien een lidstaat gebruik maakt van de in lid 3, eerste alinea, bedoelde mogelijkheid, hebben de insolventieprocedures geen invloed op de vorderingen van buitenlandse schuldeisers die de in de eerste alinea bedoelde informatie niet hebben ontvangen." D. Gecombineerde procedures (artikelen 28a, 29 en 29a van de voorgestelde Insolventieverordening) 29. Het voorstel van de Commissie stelt de insolventiefunctionaris in de hoofdprocedure in staat aan plaatselijke schuldeisers de toezegging voor te stellen dat zij in de hoofdprocedure zullen worden behandeld alsof een secundaire procedure was geopend. Indien zij tevreden zijn met de toezegging, zouden de plaatselijke schuldeisers niet verzoeken om opening van een secundaire procedure. 30. Met het oog op het welslagen van een dergelijke regeling, moet er een goed evenwicht worden gevonden tussen de flexibiliteit van de toezegging en de belangen van plaatselijke schuldeisers. Diverse mechanismen zijn voorgesteld en besproken om de bescherming van de plaatselijke schuldeisers te garanderen. 31. Bij wijze van compromis stelt het voorzitterschap voor: i) dat de toezegging door een gekwalificeerde meerderheid van de bekende plaatselijke schuldeisers wordt goedgekeurd. De vereiste gekwalificeerde meerderheid en de stemregels zullen die zijn welke naar het recht van de lidstaat waar een secundaire procedure had kunnen worden geopend, gelden voor de goedkeuring van herstructureringsplannen; 10284/14 ver/jel/sv 7

ii) dat, om de efficiëntie van de toezegging te waarborgen, het recht om de opening van een secundaire procedure aan te vragen wordt gehandhaafd, zij het binnen een tijdslimiet van 30 dagen na ontvangst van de kennisgeving van goedkeuring van de toezegging; iii) dat de rechter, bij wie een verzoek tot het openen van een secundaire procedure is ingediend, op verzoek van de insolventiefunctionaris geen secundaire procedure opent indien hij ervan overtuigd is dat de toezegging de algemene belangen van de plaatselijke schuldeisers voldoende beschermt. E. Gevolgen van een in de hoofdprocedure toegestane tijdelijke schorsing van een individuele tenuitvoerleggingsprocedure voor de secundaire procedure (artikel 29a, lid 2a) 32. De voorgestelde Insolventieverordening heeft tot doel een tweede kans te geven aan ondernemers, personen en bedrijven, en nationale procedures van dit type in haar toepassingsgebied op te nemen. 33. Tijdelijke schorsingen van een individuele tenuitvoerlegging worden de schuldenaar soms overeenkomstig nationale procedures toegestaan, om onderhandelingen tussen de schuldenaar en de schuldeisers mogelijk te maken. 34. Het openen van een secundaire procedure kan de voordelen van de schorsing die is toegestaan in de lidstaat waar de hoofdprocedure is geopend, echter in gevaar brengen. Teneinde de tweede kans voor de schuldenaar zo groot mogelijk te maken, zou het zinvol zijn ervoor te zorgen dat, wanneer een tijdelijke schorsing van individuele tenuitvoerlegging wordt toegestaan in de lidstaat waar de hoofdprocedure is geopend, deze schorsing ook van kracht is in de lidstaat waar de secundaire procedure zou kunnen worden geopend, mits er voldoende beschermingsmaatregelen worden genomen. 35. Het voorzitterschap stelt daarom voor een nieuwe alinea toe te voegen aan artikel 29a, lid 2a, zoals vervat in het addendum bij deze nota. 10284/14 ver/jel/sv 8

F. Coördinatie van de insolventie van de leden van een groep ondernemingen 36. De huidige Insolventieverordening geeft geen specifieke voorschriften voor de insolventie van leden van een groep ondernemingen, en de voorgestelde Insolventieverordening bevat specifieke bepalingen betreffende de samenwerking tussen de rechter en de insolventiefunctionarissen die betrokken zijn bij de insolventie van leden van groepen ondernemingen. 37. Sommige delegaties hebben voorgesteld deze samenwerking aan te vullen met een systeem voor de coördinatie van de insolventieprocedures van de leden van een groep ondernemingen. Er zijn besprekingen gevoerd over de vraag of er zo'n systeem moet worden gecreëerd, en over de mate waarin die coördinatie kan worden georganiseerd. Verschillende coördinatieregelingen zijn onderzocht, variërend van maximale coördinatie met één rechterlijke instantie die bevoegd is voor de coördinatie van procedures tot een meer flexibele coördinatie op basis van de instemming van alle rechterlijke instanties en insolventiefunctionarissen die betrokken zijn bij de insolventieprocedure van de leden van de groep. 38. In het licht van die besprekingen stelt het voorzitterschap voor in een coördinatiesysteem te voorzien, op grond van de artikelen 42d1 tot en met 42d17 van het addendum bij deze nota. 39. Vijf jaar na de inwerkingtreding van de voorgestelde Insolventieverordening wordt de Commissie verzocht een verslag in te dienen over de uitvoering van dit coördinatiesysteem, indien nodig met een voorstel tot aanpassing van de verordening. III. CONCLUSIE 40. Het Coreper wordt gevraagd de Raad (Justitie en Binnenlandse Zaken) in overweging te geven in zijn zitting van 5 en 6 juni 2014: a) een algemeen akkoord te bevestigen over de compromistekst als vervat in doc. 10284/14 ADD 1 JUSTCIV 134 EJUSTICE 54 CODEC 1366; b) ermee in te stemmen dat deze tekst de basis zal vormen voor de onderhandelingen met het Europees Parlement; en c) de Groep burgerlijk recht (insolventie) te vragen de bespreking van de overwegingen en de bijlagen af te ronden. 10284/14 ver/jel/sv 9