U I T S P R A A K 1 4 0 2 2 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen het Bestuur van de Faculteit der Sociale Wetenschappen, verweerder 1. Ontstaan en loop van het geding Met de op 10 februari 2014 ingekomen brief van 5 februari 2014 tekent appellant beroep aan tegen het besluit van verweerder van 4 februari 2014, waarin haar verzoek om toelating tot de Research Master Psychologie, specialisatie Clinical and Health Psychology is afgewezen. Door appellant wordt - kort weergegeven aangevoerd dat zij tijdens haar studie toegepaste psychologie aan de Shaanxi Normal University (China) een jaar heeft gestudeerd aan de University of Malaysia. Dit jaar is een eye opener geweest en zij heeft hier veel geleerd over culturele verschillen. Zij heeft aan deze universiteit een GPA van 3.82 op een schaal van 4 behaald. Voertaal in Malaysia was het Engels. Bovendien heeft zij relevante onderwijseenheden behaald zowel op basis als voortgezet niveau. Appellant voert verder aan dat zij graag hard wil werken, en ook haar Engels verder wil verbeteren. Zij moet dan echter wel toegelaten worden. Mocht haar beroepschrift nog niet overtuigen dan zou zij graag de gelegenheid krijgen om te worden gehoord. Bij brief van 13 februari 2014 is een verweerschrift ingediend. Daarin is aangegeven dat in de vooropleiding van appellant vergeleken met de aan de Universiteit Leiden aangeboden bacheloropleiding Psychologie met name onderwijseenheden psychologie van voortgezet niveau ontbreken. Verweerder verwijst hierbij naar artikel 5.3 van de Onderwijs- en Examenregeling, Master s Programme Psychology (research) 2013-2014 (hierna: de OER). Verweerder heeft geconcludeerd dat een schikking niet mogelijk zal zijn. Secretariaat: Rapenburg 70 Postbus 9500 2300 RA Leiden Telefoon 071 527 33 07 / 071 527 81 18 Fax 071 527 45 67
Blad 2/6 Het beroep is behandeld op 19 maart 2014 tijdens een openbare zitting van een kamer uit het College. Appellant is niet op de hoorzitting verschenen. Namens verweerder zijn [namen] verschenen. 2. De overwegingen ten aanzien van de ontvankelijkheid Met de op 10 februari 2014 door het College ontvangen brief heeft appellant tijdig beroep ingesteld tegen het besluit van 4 februari 2014. Het beroepschrift voldoet ook overigens aan de daaraan ingevolge de Algemene wet bestuursrecht en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW) gestelde eisen, zodat het administratief beroep ontvankelijk is. 3. De overwegingen ten aanzien van het geschil Het College dient overeenkomstig artikel 7.61, tweede lid, van de WHW te beoordelen of de bestreden beslissing al dan niet in strijd is met het recht. Het beroep richt zich tegen het besluit van 4 februari 2014, waarbij het verzoek van appellant om te worden toegelaten tot de masteropleiding Psychologie, specialisatie Clinical and Healthe Psychology is afgewezen. Appellant wil op grond van het door haar aan de Shaanxi Normal University met succes af te ronden Bachelor worden toegelaten tot de masteropleiding Psychologie, specialisatie Clinical and Healthe Psychology, aan de Faculteit Sociale Wetenschappen. Vast staat dat appellant niet (ook) beschikt over een met goed gevolg aan de Universiteit Leiden afgeronde bacheloropleiding, als bedoeld in artikel 7.30a, eerste lid, van de WHW. Ingevolge artikel 7.30b juncto artikel 7.30a, derde lid, van de WHW verstrekt het instellingsbestuur desgevraagd een bewijs van toelating, indien: a) de betrokkene voldoet aan de door het instellingsbestuur voor de opleiding vast te stellen eisen, indien: b) voor zover het instellingsbestuur het aantal ten hoogste voor de opleiding in te schrijven personen heeft vastgesteld, dat aantal niet wordt overschreden. De onder a bedoelde eisen worden opgenomen in de OER. Ingevolge artikel 7.30b, eerste lid, van de WHW hebben deze eisen uitsluitend betrekking op kennis, inzicht en vaardigheden die kunnen zijn verworven bij beëindiging van een bacheloropleiding. In de OER is, voor zover hier relevant, het volgende bepaald:
Blad 3/6 Section 5.1 Direct Admission Article 5.1 Direct Admission Not applicable. Section 5.2 Admission (by or on behalf of the Faculty Board) Article 5.2 Confirmation of Admission 5.2.1 A confirmation of admission can be issued by the Faculty Board if the student fulfils the entry requirements specified in Article 5.3 in so far as the maximum number of enrolled students as determined by the Executive Board for the programme is not exceeded. 5.2.2 The confirmation of admission must be applied for according to the rules set out in the Regulations for Admission to the Master s programmes. Article 5.3 Entry Requirements Without prejudice to the stipulations in article 5.2.1 regarding maximum capacity, those will be admitted to the programme who: possess the skills, understanding and knowledge that are required for earning the bachelor s degree in Psychology or a related field; including the basic knowledge on university level of the following components o introduction to psychology o social and organisational psychology o personality psychology o cognitive psychology o neuropsychology and/or psychophysiology and/or biopsychology o clinical psychology o developmental and educational psychology and o advanced knowledge on the level of a third year Bachelor course on the topic of the master track and have sufficient knowledge of Methods and Statistics (at least 20 EC): introductory and more advanced courses in methods and statistics of psychological research (including psychometrics, multivariate data analysis) and the use of SPSS. have earned the degree of Bachelor at a university, or demonstrate to meet the requirements for such a degree; and have proof of thorough proficiency in written and spoken English, e.g. by means of an IELTS score of 7,5 or a TOEFL score of 107/263/625 or equivalent (for nonnative speakers of English). A high grade for the bachelor thesis (7.5 or higher or ranking among the top 20 per cent of your class). A high average grade for coursework (7.5 or higher or ranking among the top 20 per cent of your class). Students are admitted to a specific track. They can change tracks until the beginning of the second semester if they meet the conditions for this second track.
Blad 4/6 Article 5.4 Deficiencies 5.4.1 Students who have obtained a bachelor s degree or an equivalent degree, but who still have a deficiency of 5 credits, may be admitted to the programme if it can be reasonably expected that they will meet the admission requirements within a limited amount of time. 5.4.2 Students with the deficiencies referred to in paragraph 5.4.1 may participate in the programme after admission, but will not be allowed to take examinations nor the tests named by the faculty board when granting admission to the programme. 5.4.3 For admission as referred to in 5.4.1, the Admissions Board will formulate a catching up programme with examination opportunities. 5.4.4 If on the grounds of 5.4.1 a student is admitted to the programme, the tests which must be completed in order to fulfil the entry requirements do not in any way form part of the curriculum of the master s programme. 5.4.5 In special cases the Faculty Board can admit a student to the programme who is preparing for the final examination of the bachelor s programme at the student s request if reasons beyond his or her control hampered his or her progress and a disproportionate study delay would arise if he or she were not allowed to start the master s programme. 5.4.6 The Faculty Board considers the request on the bas is of the rules in Article 2.5, second paragraph of the Regulations for Admission to the Master s Programmes. 5.4.7 Once he or she has passed the final examination of the bachelor s programme, his or her admission will be converted into definitive admission. 5.4.8 Students who are considering appealing to the hardship clause must submit the request to the faculty board before 1 August (if they wish to start on 1 September) or before 1 January (if they wish to start on 1 February) of the current academic year. Article 5.5 Bridging Programme (not applicable) Uit deze bepalingen blijkt dat directe toelating tot deze research master niet mogelijk is en dat studenten onder meer bovengemiddelde academische prestaties moeten kunnen aantonen. Dit geldt overigens zowel voor buitenlandse studenten, zoals appellante, als voor studenten die in Nederland (en zelfs aan de Universiteit Leiden) een bacheloropleiding hebben afgerond. De researchmaster is geen zogenoemde doorstroommaster, als bedoeld in artikel 7.30a, van de WHW. Het verzoek om toelating dient derhalve te worden beoordeeld aan de hand van de bij of krachtens artikel 7.30b van die wet gestelde vereisten. Uit hetgeen ter zitting is verhandeld, is gebleken dat verweerder in onvoldoende mate heeft beoordeeld, dan wel heeft kunnen beoordelen, wat het niveau is
Blad 5/6 geweest van de door appellant behaalde vakken aan de University of Malaysia. Het had op de weg van verweerder gelegen om nader te onderzoeken wat het niveau van de verschillende vakken is. In dit kader is van belang dat appellant goede cijfers heeft behaald. Nu dit niet is gebeurd, is het besluit in strijd met het recht genomen en dient het om deze reden te worden vernietigd. Het College stelt voortw vast dat in de OER enkel is vermeld dat een gemiddelde IELTS score van 7,5 dient te zijn behaald. Het onderdeel schrijfvaardigheid van de IELTS-toets, wordt niet separaat vermeld in de OER. Dit betekent dat, nu appellant een IELTS score van 7,5 heeft behaald dit geen grond voor afwijzing van het toelatingsverzoek kan zijn. Nu het College niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden, dient het beroep gegrond te worden verklaard en het besluit te worden vernietigd.
Blad 6/6 4. De beslissing Het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden, gezien artikel 7.61 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, I. verklaart het beroep gegrond; II. vernietigt het besluit van 4 februari 2014; III. draagt verweerder op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het toelatingsverzoek van appellant en dit door toezending aan haar bekend te maken; IV. verstaat dat verweerder een afschrift van dit besluit aan de secretaris van het College zendt. Aldus vastgesteld door een kamer uit het College van beroep voor de examens, bestaande uit mr. H.J.G. Bruens (voorzitter), prof.dr. E.P. Bos, mr.drs. A.R. van Kampen, dr. H.W. Sneller, S.Ö. Zengin-Epözdemir, LLB (leden), in tegenwoordigheid van de secretaris van het College, mr. W.J. de Wit. mr. H.J.G. Bruens, voorzitter mr. W.J. de Wit, secretaris Voor eensluidend afschrift, Verzonden op: