Jeugdgezondheidszorg actief. Gezond vertrouwen

Vergelijkbare documenten
Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. Zorggroep Almere. Datum bezoek: 19 december 2016

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. CJG Den Haag. 20 februari 2017

Stichting Thuiszorg en Maatschappelijk werk Rivierenland

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. GGD Regio Utrecht. 30 januari 2017

JGZ Gooi en Vechtstreek

GGD Brabant Zuid Oost

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. GGD Hollands Midden. 23 maart 2017

Zuidzorg en de Zorgboog

Zorggroep Oude en Nieuwe Land

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. GGD Drenthe. Oktober 2016

JGZ Consortium Zuid-Holland Zuid

Veiligheid- en gezondheidsregio Gelderland Midden

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. Zuyderland JGZ BV. 17 januari 2017

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. GGD Twente. 2 maart 2017

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. GGD Amsterdam. Datum bezoek: 12 januari 2017

Meander Jeugdgezondheidszorg

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. Vérian. 16 maart 2017

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. Afdeling Volksgezondheid van de gemeente Utrecht. Oktober 2016

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg GGD Flevoland. Oktober 2016

Yunio onderdeel van Groep Sensire

Icare jeugdgezondheidszorg

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. GGD IJsselland. Datum bezoek: 8 september 2016

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. GGD Groningen. Datum bezoek: 3 oktober 2016

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. GGD Gelderland Zuid. Oktober 2016

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. GGD Zeeland. Oktober2016

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. CJG Apeldoorn. 12 april 2017

CJG Capelle aan den IJssel

GGD Zaanstreek en Waterland

Jeugdgezondheidszorg West Brabant

GGD Hart voor Brabant

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. GGD Limburg Noord. Oktober 2016

SAG Zorgontwikkeling B.V. SAG Jeugdgezondheidszorg

Jeugdgezondheidszorg Zuid Holland West

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. GGD Zuid Limburg. Oktober 2016

2 0 APR Inspectie voor de Gezondheidszorg. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 29 januari 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. GGD Kennemerland. Datum bezoek: 13 oktober 2016

Envida Jeugdgezondheidszorg

Tussenrapportage Jeugdgezondheidszorg

Vérian T.a.v. de Raad van bestuur Postbus BG Apeldoorn

Datum 12 augustus 2014 Onderwerp vastgesteld rapport toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg

Stichting JGZ Zuid Holland West T.a.v. de Raad van bestuur Postbus AH Zoetermeer

GGD Fryslân T.a.v. de directie Postbus BK Leeuwarden

Per abuis is het vastgesteld rapport in de vorige brief niet meegezonden. Bijgaand ontvangt u het vastgesteld rapport voor GGD Zaanstreek Waterland.

Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden T.a.v. directie Postbus EJ Arnhem

Icare Jeugdgezondheidszorg T.a.v. de Raad van bestuur Blankenstein 400 Postbus KE Meppel

Stichting Thuiszorg Midden Gelderland T.a.v. de Raad van bestuur Postbus CD Arnhem

GGD Drenthe T.a.v. de directie Postbus AC Assen. Datum 31 juli 2014 Onderwerp Vastgesteld rapport Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg

GGD Amsterdam T.a.v. de directie Postbus CE Amsterdam

in uw brief blijkt dat ten tijde van het invullen van de vragenlijst dat u nog

Hieronder treft u de reactie van de inspectie naar aanleiding van uw brief van 13 mei jl. (met kenmerk: /DvdL/sh).

Zicht op kwaliteit van zorg Op basis van uw toelichting is de toelichting het aandachtspunt bij dit onderdeel verwijderd.

TWB Thuiszorg met aandacht T.a.v. de Raad van bestuur Postbus BC Roosendaal

Per abuis is het vastgesteld rapport in de vorige brief niet meegezonden. Bijgaand ontvangt u het vastgesteld rapport voor Careyn, Breda.

Stichting Thuiszorg en Maatschappelijk werk Rivierenland T.a.v. de Raad van bestuur Postbus HB Tiel

Stichting zorgbeheer de Zellingen T.a.v. de Raad van bestuur Postbus AA Capelle aan den IJssel

Bundel van de AB vergadering GGD HN van 21 februari 2018

GGD Haaglanden T.a.v. directie Postbus DP Den Haag

GGD Gelderland Zuid, regio Rivierenland T.a.v. de directie Postbus BC Nijmegen

GGD IJsselland T.a.v. de directie Postbus BL Zwolle. Datum 30 juni 2014 Onderwerp Reactie rapport Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg

Rivas Zorggroep T.a.v. de Raad van bestuur Postbus AB Gorinchem

Meandergroep Zuid Limburg T.a.v. de directie Postbus DD Heerlen

GGD Gelderland Zuid Nijmegen T.a.v. de/directie Postbus BC Nijmegen

Toezichtonderzoek Jeugdgezondheidszorg. GGD Groningen. juli 2014

GGD Zuid Limburg T.a.v. de directie Postbus HA GELEEN

Jeugdarts en de Jeugdwet 2015

Plan van aanpak naar aanleiding van het Rapport. De kwaliteit van Stichting Veilig Thuis Noord Oost Gelderland Stap 2

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 29 juni 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Plaats Kinderdagverblijf Peuterspeelzaal School

Hertoetsrapport naar aanleiding van het inspectiebezoek aan Thuiszorg Diamond in Den Haag op 27 september Utrecht, maart 2018

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Inspecties stellen dat VTRR aan 18 van de 24 verwachtingen van het toetsingskader voldoet.

Kansrijke Start : samenwerken!

Per Veilig Thuis Gelderland Zuid T.a.v. Interim-directeur Veilig Thuis Postbus BC NIJMEGEN

Toetsingskader Wmo-toezicht Gelderland-Zuid

Q&A De veranderde werkwijze Veilig Thuis

Kort kennismaken. Wie ben ik? Wie is Vérian?

Activiteitenboerderij Rutgers. Aalten

Systematische review naar effectieve interventies ter preventie van kindermishandeling.

AANGETEKEND. Melius Zorg B.V. T.a.v. Terwestenpad BD S GRAVENHAGE

Utrecht, maart Rapport van het inspectiebezoek aan Thuizsorg B.V. in Den Haag op 18 februari 2019

JGZ 3.0 De jeugdgezondheidszorg van GGD Groningen

De Brug jeugd GGZ. Toets Nieuwe Toetreders Jeugdhulp. Gezond vertrouwen

Beleid en implementatie aanpak ouderenmishandeling.

Gemeente Echt-Susteren

Vaststellingsovereenkomsten in de zorg. Utrecht, juni 2016

Medisch specialist ziekenhuis

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Sociaal medische contractering Jeugd. Organisatie wijkteams

Verdeelplan PG Jaar 2018

Pactum Jeugd- en opvoedhulp Locatie Lochem Verantwoorde Hulp voor Jeugd. Gezond vertrouwen

Per en aangetekende post Veilig Thuis Noord-Holland Noord t.a.v. de directeur Publieke Gezondheid GGD Hollands Noorden

KWALITEITSKADER VEILIG THUIS ONDERDEEL: ZICHT OP VEILIGHEID

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Derde voortgangsrapportage Programma Veilig Thuis de basis op orde

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Toezicht op de Wmo In de praktijk

Ouder- en Kindteams Amsterdam Jaarrapportage 2017

Toewijzingsvoorstel Jaar: 2015 Tranche:

Transcriptie:

Jeugdgezondheidszorg actief Gezond vertrouwen Utrecht, november 2017

Voorwoord De Jeugdgezondheidszorg heeft als enige sector in de gezondheidszorg alle kinderen in Nederland in beeld en biedt hen op verschillende momenten in hun groei preventieve zorg. De JGZ bevordert de gezonde en veilige ontwikkeling van (kwetsbare) kinderen en is daarmee van groot maatschappelijk belang. Bovendien is goede preventieve zorg voor onze jeugd een verplichting vanuit het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. In het vorige inspectierapport schreef ik dat de gemeenten met de JGZ goud in handen hebben. Om de transitie en transformatie van de jeugdhulp en samenwerking binnen het sociale domein in gemeenten tot een succes te maken, moet de JGZ beter benut worden. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt echter niet alleen bij de gemeenten, de JGZ heeft zelf een belangrijke rol door een actieve partner te zijn en zich meer zichtbaar te maken. Op plekken waar geïnvesteerd is in een goede samenwerking en waar de professionals elkaar kennen, ziet de inspectie positieve ontwikkelingen in het sociale domein. Juist bij bovenstaande ontwikkelingen blijft het van groot belang dat de kwaliteit van de JGZ op peil blijft. In grote lijn is de inspectie hier tevreden over. Op een paar punten oordeelt de inspectie dat het beter kan. Elke organisatie moet voldoende contactmomenten aanbieden conform het Landelijk Professioneel Kader. Het serieus nemen van ouders en hun ouderrol betekent op het juiste moment de juiste zorg aanbieden die dit kind en deze ouders nodig hebben. Het gaat om uiteenlopende vragen zoals (cyber)pesten, omgaan met moderne media, sexting en grooming, tienerzwangerschappen. De door het veld ontwikkelde JGZ preventieagenda kan hierbij een stimulans zijn. Kindermishandeling is en blijft een groot maatschappelijk probleem, met veel verdriet, schade en onnodige maatschappelijke kosten. De inspectie vindt dat het signaleren en het daarna in actie komen juist in de JGZ beter moet en kan. Gezien de (beoogde) positie van de JGZ binnen en buiten het sociaal domein verwacht de inspectie van de JGZ een grotere voorbeeld- en voortrekkersrol op dit gebied. Het door het veld ontwikkelde actieplan is wat de inspectie betreft niet vrijblijvend. Bemoedigend is dat alle organisaties sinds het uitbrengen van de tussentijdse rapportages van het toezicht JGZ 2016-2017, verbetering laten zien en dat steeds vaker handelen vanuit een outreachende visie waarbij het kind op de eerste plaats staat. JGZ blijf actief en pak je rol binnen het sociaal domein! Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting Dr J.A.A.M. van Diemen-Steenvoorde Inspecteur-generaal IGZ 1 1 Bij ondertekening gebruiken wij de organisatienaam genoemd in de wetten op het terrein van de volksgezondheid en de jeugdhulp.

Samenvatting In 2016-2017 voerde de inspectie een onderzoek uit naar de jeugdgezondheidszorg. Tijdens dit toezicht bracht de inspectie bezoeken aan alle JGZ organisaties. Bij de bezoeken toetste de inspectie op vijf centrale onderwerpen: in beeld, in zorg, bereikt; zicht op kwaliteit van zorg; samenwerking in het sociaal domein; kindermishandeling in de praktijk en het verbeterplan van het vorige toezicht. Daarnaast werd het toezicht onderverdeeld in 5 perioden waarbij in elke periode naast de bovengenoemde onderwerpen één extra lichamelijk onderwerp en één extra psychosociaal onderwerp werd belicht. Gedurende het onderzoek publiceerde de inspectie drie tussentijdse rapportages. Dit gaf de overige organisaties de gelegenheid tussentijds te leren van de al gevonden resultaten. Conclusies De onderzoeksvraag was: leveren de JGZ organisaties verantwoorde zorg en hebben zij voldoende inzicht in de kwaliteit van zorg op een aantal risicovolle onderwerpen? De hoofd conclusie is dat de JGZ organisaties goed op weg zijn. Zij levert over het algemeen verantwoorde zorg en hebben steeds meer inzicht in de kwaliteit. Beide aspecten kunnen nog verbeterd worden. Het merendeel van de onderzochte normen beoordeelde de inspectie als voldoende. Dit geeft de inspectie vertrouwen dat de JGZ goed op weg is. Op de centrale thema s trekt de inspectie de volgende conclusies: - De JGZ werkt hard aan haar positie in het sociaal domein. De inspectie complimenteert de voorlopers, maar zien dat de JGZ nog niet overal de beoogde positie heeft in het sociaal domein. Niet overal neemt de JGZ een proactieve rol in en stelt zich op als initiator. Vaak wacht de JGZ af of zij vanuit gemeente en/of sociaal domein benaderd wordt. - De samenwerking was aanmerkelijk beter op plekken waar wederzijds geïnvesteerd was in elkaar kennen en opzoeken. - Meer dan twee derde van de organisaties had de registratie van kindermishandeling niet op orde. De inspectie is van mening dat de signaalgevoeligheid, het goed gebruik maken van de meldcode en de meldingsbereidheid op het gebied van kindermishandeling ook bij de JGZ nog kan en moet verbeteren. De kwaliteit van samenwerking tussen de JGZ en Veilig Thuis was nog niet overal optimaal. - Nog niet alle organisaties dachten goed na over de rol van de JGZ bij preventie en aanpak van psychosociale problematiek. - Bij een derde van de onderzochte organisaties wordt het contactmomenten schema van het landelijk professioneel kader op organisatieniveau nog niet gevolgd zoals beoogd. Met name het aantal contactmomenten op organisatieniveau dat minmaal per leeftijdsfase wordt aangeboden bleek bij die organisaties te laag. Dit vindt de inspectie niet acceptabel. - Bij de lokale implementatie van richtlijnen wordt niet altijd de beoogde gezondheidswinst behaald omdat niet altijd bekend is hoe het in de eigen regio gesteld is met de achtergronden van de betreffende onderwerpen. De conclusies op de extra onderwerpen zijn terug te vinden in de tussentijdse rapportages (zie bijlage 1 van het rapport). Handhaving en vervolg Organisaties die afweken van een norm kregen de opdracht binnen een gestelde termijn aan de inspectie te bevestigen dat zij alsnog voldoen aan de betreffende

norm. Afhankelijk van de norm kon deze termijn verschillen. De organisaties hebben aangegeven binnen de gestelde termijnen aan de normen te voldoen. In veel gevallen is hierbij het plan van aanpak of het verbeterplan meegestuurd. Hieruit blijkt dat de organisaties voortvarend en adequaat te werk gaan. Daarnaast formuleerde de inspectie enkele aanbevelingen voor de professionals, de JGZ organisaties en de lokale en/of regionale overheden. Voor ieder apart, maar met name voor de lokale netwerken als geheel. Het toezicht op de JGZ zal zich de komende jaren meer dan voorheen focussen op het functioneren van de JGZ binnen de integrale keten rond kinderen in de wijk, samen met de andere inspecties binnen het toezicht op het sociaal domein. Dit omdat de JGZ alleen goed kan opereren mits zij goed ingebed is in het sociaal domein.

Inhoud Voorwoord 3 Samenvatting 4 1 Inleiding 7 1.1 Aanleiding en belang 7 1.2 Onderzoeksvraag 8 1.3 Onderzoeksmethode 8 1.4 Toetsingskader 9 1.5 Opbouw van het rapport 9 2 Conclusies 10 2.1 JGZ is goed op weg 10 2.2 Samenwerking in sociaal domein vraagt actieve rol van JGZ 11 2.3 Nog meer aandacht verbetering van aanpak kindermishandeling is vereist 11 2.4 Aanpak psychosociale problematiek moet beter 11 2.5 Ruim een kwart voldoet niet aan het Landelijk Professioneel Kader 12 2.6 Implementatie van richtlijnen niet overal goed doordacht 12 2.7 Overige conclusies 13 3 Handhaving 16 3.1 Maatregelen 16 3.2 Aanbevelingen 17 3.3 Toekomstig toezicht 18 4 Resultaten inspectiebezoeken 19 4.1 Centrale thema s 20 4.2 Lichamelijke onderwerpen 22 4.3 Psychosociale onderwerpen 22 4.4 Onaangekondigde elementen 22 4.5 Kinderen van vluchtelingen 22 5 Beschouwing 24 Bijlage 1 Tussentijdse rapportages Bijlage 2 Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind en toelichting Bijlage 3 Toetsingskader centrale thema s Bijlage 4 Toetsingskader extra onderwerpen

1 Inleiding 1.1 Aanleiding en belang Ieder kind heeft recht op een veilige en gezonde ontwikkeling. De missie van de Jeugdgezondheidszorg (hierna: JGZ) is de veilige en gezonde ontwikkeling van kinderen te beschermen, te bewaken en te bevorderen. In de praktijk betekent dit het onderhouden van contact met het kind en/of de ouders, het volgen van de groei en ontwikkeling van het kind en het tijdig signaleren van risico s voor de gezondheid van het kind. Zo kan de JGZ bijvoorbeeld passende hulp inzetten en de situatie blijven volgen. Bij bedreigingen van gezonde en veilige ontwikkeling van kinderen zet JGZ adequate hulp in en blijft het gezin monitoren. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting (verder: inspectie) houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de JGZ. Dit onderzoek is een vervolg op de eerdere toezichtronden in de JGZ 2. De JGZ valt onder verantwoordelijkheid van de gemeente en is voor een deel ondergebracht bij thuiszorginstellingen, deels bij GGD-en, voor een deel bij aparte stichtingen en voor een deel direct onder een gemeente. De JGZ staat op diverse plekken in het land onder druk. De financiering vanuit lokale overheid richting de JGZ blijft gelijk of loopt soms zelfs terug. Aandacht voor psychosociale problematiek bij de jeugd gaat daardoor ten onrechte gepaard met minder aandacht voor de traditionele verworvenheden van de JGZ zoals beschreven in de JGZ-richtlijnen. Terwijl deze verworvenheden de redenen zijn waarom ouders naar de JGZ komen en de JGZ voor de maatschappij als geheel op de lange termijn essentieel is. Nederland ratificeerde het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en dit schept verplichtingen, ook voor de JGZ en de lokale overheden. Professionele zorg voor de jeugd, inclusief het zich houden aan de richtlijnen, is een verplichting in het kader van het IVRK. De JGZ-organisaties, als uitvoerders van de Nederlandse overheid voor de preventieve zorg voor alle kinderen in Nederland, moeten zich bij hun beleid laten leiden door dit verdrag. Daarnaast is het verdrag de basis voor diverse belangrijke onderwerpen in de JGZ. Uit calamiteitenonderzoek naar gezinsdrama s, voorgaande toezichtrondes 1 en eerdere contacten met het veld is bekend dat de JGZ niet altijd alle kinderen in beeld en in zorg heeft en niet altijd in voldoende mate bereikt. Daarnaast is signalering en aanpak van onveiligheid en ongezond opgroeien (of positiever geformuleerd de focus op gezond en veilig opgroeien) lang niet overal even goed geborgd. Ook worden de mogelijkheden van de JGZ op het gebied van preventie van psychosociale problematiek en lichte begeleiding onvoldoende ingezet. Ontwikkelingen De omgeving van de JGZ is door de decentralisatie van de jeugdhulp volop in ontwikkeling. Het beoogde doel van de transitie en transformatie van de jeugdhulp naar de gemeenten is de zorg dichter bij de gezinnen te brengen en beter aan te laten sluiten bij de problemen en vragen van de gezinnen. Gezien haar preventieve rol in het sociaal domein kan de JGZ een belangrijke partner zijn voor de gemeenten in het verwezenlijken van de lokale transformatiedoelstellingen. Vanuit het veld ontvangt de inspectie signalen dat gemeenten en sociaal domein deze rol nog onvoldoende zien en inzetten. Tegelijkertijd krijgt de inspectie vanuit 2 De Jeugdgezondheidszorg beter in positie, 2014 Pagina 7 van 38

het sociale domein signalen dat de JGZ informatieoverdracht afhoudt en afwezig is op plekken waar ketenpartners samenwerking zoeken. 1.2 Onderzoeksvraag De onderzoeksvraag voor het toezicht is: Leveren de JGZ instellingen verantwoorde zorg en hebben zij voldoende inzicht in de kwaliteit van zorg op een aantal risicovolle onderwerpen? Tijdens dit toezicht toetste de inspectie de volgende vijf centrale onderwerpen: - in beeld, in zorg, bereikt?; - zicht op kwaliteit van zorg; - samenwerking in het sociaal domein; - kindermishandeling in de praktijk - het verbeterplan van het vorige toezicht. Daarnaast is het toezicht onderverdeeld in 5 perioden waarbij in elke periode naast de bovengenoemde onderwerpen één extra lichamelijk onderwerp en één extra psychosociaal onderwerp wordt belicht. Dit geeft de inspectie in een relatief korte periode een overzicht over 11 extra onderwerpen. Zie tabel 1. Tabel 1. Extra onderwerpen Periode Lichamelijk Psychosociaal 1 Groei Vroegsignalering psychosociale problemen 2 Roken Geboortezorg 3 Borstvoeding en/of Pesten Zindelijkheid 4 Aangeboren hartafwijkingen Social media gebruik 5 Niet-scrotale testes Tienerzwangerschappen 1.3 Onderzoeksmethode Voor de implementatie van de aanbevelingen van de inspectie is het belangrijk dat de organisaties zich herkennen in het door de inspectie geschetste beeld. In de huidige toezichtronde koos de inspectie voor een aangekondigd bezoek aan alle organisaties. Tijdens het bezoek hielden de managers een presentatie volgens een door de inspectie aangeleverd format over de eigen organisatie. Tijdens of na de presentatie stelde de inspectie nadere vragen uit het toetsingskader voor zo ver die in de presentatie nog niet aan bod kwamen. Vervolgens voerde de inspectie een gesprek met (minimaal) twee uitvoerende professionals uit de functiegroepen jeugdarts en jeugdverpleegkundige. Ook maakte dossieronderzoek deel uit van het bezoek. Hierbij werd gekeken of wat het management en de professionals aangaven hoe plaatselijk gewerkt werd, terug te vinden was in de dossiers. Het onderzoek vond plaats tussen april 2016 en april 2017. In totaal bezocht de inspectie 45 organisaties. Bij drie toezichtbezoeken onderzocht de inspectie meerdere organisaties op hun eigen verzoek tegelijkertijd in verband met de vergaande samenwerking tussen deze organisaties. In totaal publiceerde de inspectie 41 rapporten. Over periode één, over de combinatie van periode twee en drie en over de combinatie van periode vier en vijf bracht de inspectie een tussentijdse rapportage uit. De JGZ aanbieders konden zo de bij andere organisaties gevonden resultaten al in een vroeg stadium gebruiken voor verbetering van de eigen werkwijze. Pagina 8 van 38

1.4 Toetsingskader Het toetsingskader baseerde de inspectie o.a. op de volgende wetten en normen/richtlijnen: - Wet Publieke Gezondheid (WPG, inclusief memorie van toelichting); - Wet Kwaliteit Klachten en Geschillen in de Zorg (WKKGZ); - Standpunt Bereik van de Jeugdgezondheidszorg; - Landelijk Professioneel Kader (LPK); - JGZ richtlijn Secundaire Preventie Kindermishandeling; - JGZ richtlijn Kindermishandeling; - JGZ richtlijn Overgewicht; - NCJ informatie over informatiedeling sociaal domein; - Handleiding groeidiagrammen; - JGZ richtlijn Signalering en verwijscriteria bij kleine lichaamslengte, inclusief LESA kleine lichaamslengte bij kinderen; - JGZ richtlijn Voeding en eetgedrag; - JGZ richtlijn Vroeg signalering van psychosociale problemen; - Standpunt gegevensoverdracht van kraamzorg en verloskunde naar de jeugdgezondheidszorg en Zorgstandaard geboortezorg; - Multidisciplinaire Richtlijn Borstvoeding; - Richtlijn Zindelijkheid urine en feces; - Richtlijn vroegtijdige opsporing aangeboren hartafwijkingen; - Richtlijn Pesten; - Multidisciplinaire richtlijn niet scrotale testis; - Richtlijn seksuele ontwikkeling; - Richtlijn opvoedondersteuning. De inspectie stelde per thema of onderwerp een norm gebaseerd op bovenstaand toetsingskader. De verkregen informatie zette de inspectie om in een score (voldoende, matig of onvoldoende). Het toetsingskader is als bijlage toegevoegd. 1.5 Opbouw van het rapport De conclusies staan in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 treft u de handhaving en aanbevelingen aan vanuit de inspectie. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het onderzoek weergegeven en in hoofdstuk 5 de beschouwing. In de bijlagen treft u de tussentijdse rapportages inclusief de conclusies op de extra lichamelijke en psychosociale onderwerpen. Tevens treft u een bijlage met een toelichting op de relatie tussen het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en de JGZ. Pagina 9 van 38

2 Conclusies Veel onderwerpen van de JGZ, evenals het toezicht op de JGZ, vinden haar basis in het IVRK. Tijdens haar toezicht concludeerde de inspectie dat de inhoud en reikwijdte van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) nog onvoldoende bekend is en gebruikt wordt. Zowel in (inhoudelijke) discussies binnen de JGZ als tussen de JGZ en de lokale en landelijke overheden. Ook de grote en belangrijke rol van de ouders voor het kind en hoe hulpverleners en overheden daar mee om moeten gaan is onderdeel van het IVRK. Om een bijdrage te leveren aan beter begrip en gebruik van het IVRK in relatie tot de JGZ voegt de inspectie aan het einde van dit rapport een bijlage toe waarin zij nader ingaat op de kinderrechten en hun relatie tot de JGZ en de onderwerpen van het huidig toezicht. De specifieke conclusies per onderzocht onderwerp publiceerde de inspectie reeds eerder in drie tussentijdse rapportages (zie bijlage 1). Hieronder volgen de algemene en enkele nog niet eerder gepubliceerde conclusies. De onderzoeksvraag was: leveren de JGZ organisaties verantwoorde zorg en hebben zij voldoende inzicht in de kwaliteit van zorg op een aantal risicovolle onderwerpen? De algemene conclusie van de inspectie na het huidig onderzoek is dat de JGZ organisaties over het algemeen verantwoorde zorg leveren en steeds meer inzicht hebben in de kwaliteit. Beide aspecten kunnen nog verbeterd worden. Hieronder volgt een uitwerking van de conclusies. 2.1 JGZ is goed op weg Het merendeel van de onderzochte normen beoordeelde de inspectie als voldoende. Dit geeft de inspectie vertrouwen dat de JGZ goed op weg is. De inspectie trof meer dan in de voorgaande toezichtrondes organisaties aan die goed nadachten over de vragen wat de meerwaarde van de JGZ is, wat de rol en de bestaansreden van de JGZ zijn. Het belang van het kind voorop stellen (artikel 3.1 IVRK), is steeds vaker de basis van besluiten van de JGZ. Steeds vaker krijgen professionals meer verantwoordelijkheid en ruimte om het beste voor het kind en de ouders te bewerkstelligen. Dit in een context van transitie en transformatie en ontwikkelingen in het sociaal domein. De inspectie beoordeelt het als een positieve ontwikkeling dat de organisaties hierover in gesprek zijn. Bij vrijwel alle organisaties waren de verbeterpunten n.a.v. het vorige toezicht in 2013/2014 goed opgepakt. Daar waar dit niet zo was betrof het onderwerpen die ook in het huidige toezicht zaten ofwel is direct actie gevraagd aan de betreffende organisatie. Bijna overal trof de inspectie een constructieve samenwerking met de gemeenten aan. De organisaties verbeterden het inzicht in de eigen kwaliteit van zorg. De organisaties zijn meer in control. Zij beschikken over meer en betere gegevens van de eigen organisatie en brengen deze gegevens beter in relatie met trends in de regio en landelijke gegevens. De organisaties ontwikkelden en implementeerden beleid voor het bereiken van moeilijk bereikbare groepen. Tot slot was het voor de inspectie duidelijk dat de JGZ het belang van de samenwerking in het sociaal domein ziet, ondanks dat deze samenwerking op veel plekken nog niet optimaal is. Over het geheel genomen is de inspectie tevreden over de ontwikkeling die de JGZ laat zien. Bovenstaande positieve resultaten nemen niet weg dat inzoomen op specifieke onderwerpen altijd aandachtspunten oplevert die verbeterd kunnen Pagina 10 van 38

worden. In de komende paragrafen benoemt de inspectie de belangrijkste aandachtspunten. 2.2 Samenwerking in sociaal domein vraagt actieve rol van JGZ 3 Alhoewel het belang van samenwerking binnen het sociaal domein door de organisaties gezien wordt, concludeert de inspectie tegelijkertijd dat de JGZ nog lang niet overal de beoogde positie 4 in het sociaal domein heeft. Niet overal neemt de JGZ een proactieve rol in en stelt zich op als initiator. Vaak wacht de JGZ af of zij vanuit gemeente en/of sociaal domein benaderd wordt. De samenwerking is aanmerkelijk beter op plekken waar wederzijds geïnvesteerd is in elkaar kennen en opzoeken. 2.3 Nog meer aandacht verbetering van aanpak kindermishandeling is vereist De inspectie beoordeelt het positief dat de JGZ beseft dat meer aandacht nodig is voor de preventie en aanpak van kindermishandeling, maar ziet ook dat meer inspanning nodig is voor een effectieve preventie en aanpak. 2.3.1 Meer dan twee derde van de organisaties heeft registratie kindermishandeling niet op orde. De registratie van risicofactoren en/of (vermoedens van) kindermishandeling en de gevolgde stappen van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vindt vaak onvolledig, onjuist of soms niet plaats. Hierdoor is het bij het openen van het dossier niet meteen duidelijk dat sprake is van een risico- of aandachtskind. De inspectie oordeelt dat de registratie moet verbeteren. 2.3.2 Veilig Thuis samenwerking niet optimaal De kwaliteit van samenwerking tussen de JGZ en Veilig Thuis is nog niet overal optimaal. De JGZ is soms te afwachtend op initiatieven van Veilig Thuis deze samenwerking te verbeteren. De inspectie vindt dit een gemiste kans. De samenwerking verloopt beter waar wederzijds geïnvesteerd is in onderlinge kennismaking van professionals en waar tijd is vrijgemaakt de samenwerking vorm te geven. De signaalgevoeligheid, het actief acteren op signalen, het goed gebruik maken van de meldcode en de meldingsbereidheid moet en kan ook bij de JGZ nog verbeteren. Tijdens de looptijd van het onderzoek verscheen het JGZ brede actieplan Kindermishandeling. Dit is gemaakt door JGZ managers in samenwerking met de beroepsverenigingen Jeugdartsen Nederland (AJN) en Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland, sectie jeugd (V&VN jeugd) en het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ). Veel van bovenstaande conclusies worden hierin al benoemd en aangepakt. 2.4 Aanpak psychosociale problematiek moet beter Met een proactieve houding kan de JGZ kansen creëren voor zichzelf en daarmee voor de gemeenten, de ketenpartners in het sociaal domein en vooral voor de kinderen en gezinnen. Ook op het gebied van psychosociale problematiek is de JGZ de preventie expert. Nog niet alle organisaties dachten goed na over de rol van de JGZ in de preventie en aanpak van psychosociale problematiek. Sommige managers gaven aan dat verplichte normen op sommige van deze onderwerpen ontbreken en ze daarom (nog) niet willen investeren in betere samenwerking op dit vlak. De inspectie vindt dit zorgwekkend. 3 Tot medio oktober bestond nog geen toetsingskader. Inmiddels is een toetsingskader voor het sociaal domein en jeugd verschenen. Deze zijn te vinden op www.stelseltoezichtjeugd.nl en www.stelseltoezichtsociaaldomein.nl. 4 Zie hoofdstuk 5. Pagina 11 van 38

Naast het in paragraaf 2.3 besproken onderwerp kindermishandeling gaat de inspectie in deze paragraaf dieper in op een aantal van de onderwerpen uit het thema psychosociale problematiek. 2.4.1 Social media gebruik / aanpak misbruik nog niet geborgd Elke organisatie zet één of meer vormen van social media in voor contacten met ouders en/of jongeren. Veelal is dit nog in de fase van mogelijkheden ontdekken en hoe die het beste in te zetten. Een enkele keer is een organisatie hier al verder in en beschikt over een duidelijk beleid en strategie. Meestal blijkt dit sterk persoonsgebonden aan één of enkele professionals met affiniteit voor dit onderwerp. Dit levert weliswaar mooie voorbeelden op van het vertalen van het klassieke gedachtegoed van de JGZ naar de huidige moderne tijd met gebruik maken van de moderne middelen, maar de borging naar de rest van de organisatie (in onder andere de dossiers) en het land ontbreekt nog. De inspectie oordeelt dat de aanpak van dit onderwerp een verbetering en versnelling kan gebruiken. De branche organisaties riepen op best-practices op dit terrein meer met elkaar te delen. 2.4.2 Aanpak pesten nog onvoldoende evidence based Alle organisaties zijn op de hoogte van de toenemende prevalentie van en zorgen over cyberpesten/digipesten. Vele organisaties zijn bezig hier een antwoord op te ontwikkelen. De één is hier duidelijk verder in dan de ander. Her en der vinden op dit vlak mooie ontwikkelingen plaats. De uitwisselingen tussen de organisaties onderling over best-practices op dit terrein kan nog een impuls gebruiken. Het verwijzen naar evidence based programma s en ouders en de ketenpartners stimuleren van evidence based programma s gebruik te maken kan nog verbeteren. 2.4.3 Geen beleid voor doelgroep LVB 18-/18+ Binnen de doelgroep jongeren met een licht verstandelijke beperking is de overgang van 18 naar 18+ een belangrijke periode met grote risico factoren. Het beleid voor deze doelgroep als geheel, of specifiek voor de jongeren uit deze groep die zwanger zijn of willen worden, ontbreekt bij veel organisaties. De inspectie oordeelt dat dit beleid een impuls kan gebruiken. 2.5 Ruim een kwart voldoet niet aan het Landelijk Professioneel Kader In het Landelijk Professioneel Kader (hierna: LPK) staat beschreven hoeveel contactmomenten minimaal per leeftijdsgroep aangeboden moet worden. Het LPK is daarbij flexibeler dan de oude richtlijn contactmomenten en past bij een moderne manier van aanbieden van JGZ aan de huidige groep ouders. Bij 11 van de onderzochte organisaties wordt het LPK op organisatieniveau nog niet gevolgd zoals beoogd. Met name het aantal contactmomenten op organisatieniveau dat minmaal per leeftijdsfase wordt aangeboden bleek bij die organisaties te laag. Dit vindt de inspectie niet acceptabel. 2.6 Implementatie van richtlijnen niet overal goed doordacht Bij meerdere onderwerpen in het huidige toezicht was het bij veel organisaties niet altijd bekend hoe het in de eigen regio gesteld is met die onderwerpen. Dit gold onder andere bij bloeddruk meten bij kinderen met overgewicht, wel of niet verwijzen bij niet-scrotale testes en begeleiden voor zindelijkheidsproblematiek in de JGZ. De inspectie vermoedt dat dit geldt voor meer richtlijnen. Bij de lokale implementatie van richtlijnen wordt daardoor niet altijd de beoogde gezondheidswinst behaald. Pagina 12 van 38

2.7 Overige conclusies 2.7.1 Centrale thema s In beeld, in zorg, bereikt? De JGZ moet alle kinderen onder de 18 in beeld en in zorg hebben en in zo groot mogelijke mate bereiken. De organisaties beschikken steeds beter over de gegevens en verwerken deze in management informatie en in rapportages voor professionals, de gemeenten en wijken. De meeste organisaties gaven aan te voldoen aan de normen van in beeld, in zorg en bereik. Al sinds het onderzoek van 2009 constateert de inspectie dat de JGZ geen eenduidige definities en normen gebruikt voor in beeld, in zorg en bereikt. Anno 2017 is het daadwerkelijke bereik van de JGZ daarom nog steeds onduidelijk. Sinds het onderzoek uit 2013 zijn elkaar opvolgende werkgroepen bezig te komen tot eenduidige definities. Halverwege 2017 bestaat nog geen consensus over deze begrippen en de bijbehorende normen. Daarmee ontberen managers, gemeenten en de rijksoverheid de instrumenten waarmee vergeleken kan worden hoe de eigen organisatie het doet ten opzichte van naburige organisaties en landelijke cijfers en vervolgens een kans eventuele afwijkingen te signaleren en aan te pakken. De inspectie roept alle betrokkenen op nu met spoed landelijk dezelfde definities en normen te gebruiken. Kwaliteit van zorg Het zicht op de kwaliteit van zorg is sinds het vorige onderzoek duidelijk verbeterd. Management en staf zijn in het algemeen goed op de hoogte van de lokale situatie. Bij sommige organisaties zijn ook de uitvoerende medewerkers hier goed van op de hoogte. De inspectie vindt dit een positieve ontwikkeling. De meeste professionals en managers zijn goed op de hoogte dat calamiteiten bij de inspectie gemeld moeten worden. Wat nu precies wel en niet een meldingsplichtige calamiteit is in de JGZ praktijk, is nog onderwerp van discussie. Meer dan de helft van de organisaties registreert en analyseert (niet cliënt gerelateerde) meldingen van professionals niet In alle organisaties zijn systemen ingericht voor het melden van (bijna) incidenten of klachten daar waar dit direct cliënt of zorg gerelateerd is. De inspectie concludeert dat deze systemen goed worden gebruikt. Denk hierbij aan een vaccinatiefout, een val van een kind van de onderzoekstafel of een professional die per ongeluk zichzelf prikt. Voor het melden van (bijna) incidenten of klachten die meer professional of teamgericht gericht zijn, zijn lang niet altijd systemen aanwezig zoals voorgeschreven in de Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen in de Zorg (WKKGZ). Denk hierbij aan gevoelens van onveiligheid in een verder leeg pand, onjuiste bejegening van ouders richting professionals, roken door medegebruikers van de panden in het zicht van kinderen, etc.. Waar wel systemen aanwezig zijn, worden deze lang niet altijd voldoende benut. Daarmee missen de organisaties belangrijke informatie die vanuit een analyse naar voren kan komen en die kan leiden tot betere en veiliger zorg. De inspectie concludeert dat de betreffende organisaties dit moeten verbeteren. 2.7.2 Extra onderwerpen De extra onderwerpen zijn elk slechts uitgevraagd in een klein gedeelte van de organisaties. In de tussentijdse rapportages besteedde de inspectie aandacht aan deze onderwerpen (zie bijlage 1). Hieronder benoemt de inspectie nog enkele Pagina 13 van 38

conclusies en aandachtspunten die in de tussentijdse rapportages niet aan bod kwamen of waarbij sindsdien nieuwe ontwikkelingen opgetreden zijn. Groei - Beoordelen van groeicurve niet door jeugdarts of jeugdverpleegkundige - Tijdens de looptijd van het onderzoek bleek dat over het beoordelen van de groeicurven door doktersassistentes in verschillende richtlijnen verschillende uitspraken staan. Deze discrepantie legt een principieel verschil van mening bloot over de vaardigheden en competenties die nodig zijn groeicurven goed te kunnen beoordelen en over het belang van goede beoordeling van groeicurven. Deze discrepantie moeten de betrokkenen bij de richtlijnontwikkeling op korte termijn oplossen. - Ten onrechte trekken van een lijn door meetpunten - Bij alle organisaties trekt de software van het digitaal dossier een lijn tussen twee meetpunten op de groeicurve. Al ruim voor de invoering van het digitaal dossier is bepaald dat tussen twee meetpunten geen lijn moet worden getrokken. De inspectie concludeert dat deze afspraak alsnog in de digitale dossier geïmplementeerd moet worden. Lichamelijke onderwerpen in relatie tot psychosociale onderwerpen Een kind is geen optelsom van lichamelijke en psychosociale aspecten, maar één geheel. De onderverdeling in lichamelijke onderwerpen (voor de JGZ) en psychosociale onderwerpen (voor de rest van het sociale domein) zoals op veel plekken is vormgegeven, is daarmee kunstmatig en doet geen recht aan het kind als geheel. Deze kunstmatige splitsing leidt niet tot integrale zorg. Uit enkele observaties tijdens dit onderzoek concludeert de inspectie dat dit tot ongewenste bewegingen leidt die haaks op het vigerende beleid staan: - Zindelijkheid - Het doel van de transitie en transformatie is de zorg zo dicht mogelijk naar de gezinnen te brengen, zo veel mogelijk demedicaliseren en de zorg zo licht als mogelijk en specifiek als nodig te laten zijn. Bij zindelijkheidsbegeleiding is de beweging de afgelopen jaren precies omgekeerd. De begeleiding vindt niet langer in de eigen wijk plaats, maar in het ziekenhuis. Het wordt gelabeld en betaald als een stoornis, terwijl het in de meeste gevallen een relatief normale ontwikkelingsvertraging is. Voor begeleiding van de psychosociale problematiek die vaak gepaard gaat met zindelijkheidsproblematiek stuurt de JGZ door naar de rest van het sociaal domein. Deze begeleiding krijgt ten onrechte vaak voorrang boven het aanpakken van de zindelijkheidsproblematiek. Terwijl de zindelijkheidsproblematiek meestal de veroorzaker is van de psychosociale problematiek. Het kind evidence based begeleiding aanbieden en snel van de zindelijkheidsproblematiek afhelpen zorgt dat ook de psychosociale problematiek in het merendeel van de situaties verdwijnt of flink minder wordt. - Door de beschikbare evidence niet of onvoldoende toe te passen en voor dit onderwerp naar de tweede lijn te verwijzen, laat de JGZ een kans liggen de transitie naar het voorveld ook bij meer lichamelijk gerichte vragen vorm te geven. - Integraal benaderen van opvoedingsvragen uit het sociaal domein - Bij opvoedingsvragen van ouders in het sociaal domein blijkt de JGZ zelden betrokken te worden. De professionals noemden diverse voorbeelden waarbij de juiste hulp hierdoor onnodig lang op zich liet wachten. Zoals bij gedragsproblemen op basis van oorontstekingen, leerproblemen op basis van een visuele stoornis of chronische vermoeidheid met schoolverzuim op basis van een niet-ontdekte aangeboren hartafwijking. Het sociale domein bekijkt Pagina 14 van 38

opvoedingsproblemen vaak onvoldoende integraal en maakt onvoldoende gebruik van de mogelijkheden van de JGZ. Daardoor krijgen de kinderen niet (tijdig) de juiste zorg en wordt de zorg onnodig duur. Pagina 15 van 38

3 Handhaving 3.1 Maatregelen Organisaties die afweken van een norm kregen de opdracht binnen een gestelde termijn aan de inspectie te bevestigen dat zij alsnog gingen voldoen aan de betreffende norm. Afhankelijk van de norm kon deze termijn verschillen. Dit is inmiddels gebeurd en veel organisatie hebben hierbij het plan van aanpak of het verbeterplan meegestuurd. Hieruit blijkt dat de organisaties voortvarend en adequaat te werk gaan. Termijn: drie maanden - verwachte resultaten - LPK: Voldoen aan minimaal het contactmomenten schema van het LPK - Kindermishandeling: een plan van aanpak is aanwezig de handelingsverlegenheid te voorkómen en aan te pakken. - Vroeg- signalering psychosociale problematiek: een plan van aanpak is aanwezig voor een betere zorgoverdracht voor de specifieke doelgroep van jongeren met een licht verstandelijke beperking van 18- naar 18 +. o Onderdeel van het plan van aanpak voor een betere zorgoverdracht van 18- naar 18+ moet zijn hoe om te gaan met jongeren uit deze doelgroep die een zwangerschapswens hebben, die zwanger zijn of jonge ouder zijn. - Tienerzwangerschappen: Zo nodig verzorgen van een individuele terugkoppeling naar de ketenpartners (m.n. gynaecologie, verloskunde en kraamhulp) ter verbetering van de kwaliteit van de samenwerking en verwijzingen bij deze specifieke doelgroep door te kunnen leren van professionele terugkoppeling vanuit de JGZ (0-1 jarigen). - Groei: o Alle groeicurven worden beoordeeld door een jeugdarts of verpleegkundige 5. o Bij signalering van obesitas bij kinderen ouder dan 5 jaar wordt de bloeddruk gemeten. - Roken: Voor de bezoekers is het duidelijk dat roken voor de deur van een JGZ locatie niet alleen niet kan, maar zeer ongepast is (geen asbakken, duidelijk niet roken beleid zichtbaar, afspraken met mede-gebruikers van locaties). Termijn: zes maanden verwachte resultaten - Kwaliteit van zorg: Het proces van melden van (bijna) incidenten en klachten van professionals inclusief een frequente analyse en bespreking van deze analyse met professionals is geïmplementeerd. - Borstvoeding: De JGZ kan aan ouders duidelijk maken minimaal te voldoen aan de normen voor de zorg voor borstvoeding, indien het Unicef/WHO-certificaat Zorg voor borstvoeding niet meer gehanteerd wordt. - Roken: Beleid geïmplementeerd om op de hoogte te zijn of kinderen thuis blootgesteld worden aan rook na kernmomenten in het leven van het kind. De implementatie moet zichtbaar zijn in het dossier. - Aangeboren hartafwijkingen: Voldoen aan de aanbevelingen uit de richtlijn hartafwijkingen. - Niet scrotale testes: Het verwijspercentage en de operatieprevalentie voor nietscrotale testes in het werkgebied is bekend (gedifferentieerd naar leeftijd tijdens operatie) en het implementatiebeleid voor deze richtlijn is hierop aangepast. 5 Tijdens de looptijd van het onderzoek bleek dat in verschillende richtlijnen hierover verschillende uitspraken staan. Deze discrepantie moet door de betrokkenen bij de richtlijnontwikkeling op korte termijn opgelost worden. Pagina 16 van 38

- Geboortezorg: De reguliere gegevensoverdracht naar en de cyclische terugkoppeling van de JGZ is geregeld met de verloskundigen en kraamorganisaties in de eigen regio. - Pesten: Zicht hebben op de effectiviteit van programma s en interventies waar naar toe verwezen wordt na signaleren van slachtofferschap of daderschap van pestgedrag. Termijn: voor eind 2017 verwachte resultaat - Kindermishandeling: In het digitale dossier is een kwaliteitsslag gemaakt in de signalering, eenduidige registratie en analyse van gegevens. De inspectie stelt op dit moment geen nadere of meer specifieke handhaving op het onderwerp Kindermishandeling vast omdat tijdens de loop van het onderzoek het brede JGZ veld een actieplan op het onderwerp kindermishandeling formuleerde waarin het veld veel van de kritiekpunten van de inspectie al aanpakt. De inspectie volgt de ontwikkeling hiervan nauwlettend. 3.2 Aanbevelingen In sommige situaties beoordeelde de inspectie de score op de norm als voldoende maar heeft de inspectie desondanks een aanbeveling. Deze aanbevelingen staan in de paragraaf hieronder uitgewerkt. De aanbevelingen zijn per onderwerp gerubriceerd en gaan uit van de netwerkgedachte. Dat betekent dat ze soms voor de JGZ organisaties gelden, soms voor branches en koepels, beroepsgroepen, lokale en/of landelijke overheden. Maar vaker gelden ze voor meerdere partijen tegelijkertijd. - In zorg, in beeld, bereikt: De inspectie roept alle betrokkenen op nu met spoed landelijk dezelfde definities en normen te gebruiken. - Sociaal Domein: o De inspectie roept zowel de gemeenten als de organisaties op met elkaar in gesprek te gaan over een betere positie en gebruik van de JGZ in het sociale domein. o Alle professionals, zowel in de JGZ als in het sociaal domein, moeten weten welke informatie in het belang van het kind wanneer gedeeld mag worden en handelen hier actief in. - Zindelijkheid: o De inspectie beveelt bij de professionals aan meer aandacht te schenken aan de aanpak van zindelijkheidsproblematiek bij kinderen ouder dan 5 jaar en te handelen conform de richtlijn. o De inspectie geeft de organisaties, het sociaal domein en de lokale overheden in overweging zelf de begeleiding van dit, voor kinderen belangrijke, probleem op te pakken in overleg met zorgverzekeraars en/of de tweede lijn. - Roken: de inspectie beveelt aan alle betrokkenen bij onze jeugd aan voortvarend verder gaan met preventie van het beginnen met roken en de preventie van blootstelling aan roken. Zelf daarbij het goede voorbeeld geven is essentieel. - Social Media: de inspectie adviseert de professionals, de organisaties en de lokale overheden alert te blijven op de mogelijkheden die social media bieden om de boodschap van de JGZ op een moderne manier vorm te geven, binnen de regelgeving rond privacy en registratie. Tegelijkertijd alert te blijven op de uitwassen die een gevaar vormen voor de jeugd, voor de opvoeders of voor de JGZ professionals zelf. - Pesten: de inspectie beveelt bij alle betrokkenen bij de jeugd aan: Pagina 17 van 38

o bewustzijn te creëren over de uitingen van pestgedrag op jonge leeftijd en hier preventiebeleid op te formuleren bij organisaties verantwoordelijk voor 0-4 jarigen. o Actief door te gaan met het (mede) ontwikkelen, testen en implementeren van effectieve manieren hoe om te gaan met cyberpesten/digipesten. o Een beleid te hebben tegen pestgedrag op de werkvloer. Na het publiceren van de tussentijdse rapportages hebben de brancheorganisaties en het NCJ gezamenlijk gereageerd. Hierin gaven zij aan diverse van de in de tussentijdse rapportages genoemde punten professioneel en gezamenlijk op te pakken. Ook hebben zij al aangeven om na het verschijnen van dit geaggregeerd rapport gezamenlijk met de beroepsgroepen te reageren en de actiepunten op te gaan pakken. 3.3 Toekomstig toezicht Het toezicht op de JGZ focust zich de komende jaren meer dan voorheen op het functioneren van de JGZ binnen de integrale keten rond kinderen in de wijk. Dit omdat de JGZ alleen goed kan opereren mits zij goed ingebed is in het sociaal domein. Gezamenlijk met de andere inspecties binnen het sociaal domein zal de inspectie zich richten op de partijen in de wijken rond kind en gezin. Op het gebied van kindermishandeling focust de inspectie zich de komende tijd niet alleen op de JGZ, maar nadrukkelijk ook op de andere betrokken beroepsgroepen. De verschillende afdelingen van de inspectie nemen professionele aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld actief mee in hun toezicht op die beroepsgroepen. Pagina 18 van 38

Periode 5 Periode 4 Periode 3 Periode 2 Periode 1 In beeld en in zorg 95% bereikt LPK Contactmomenten Zicht op kwaliteit Geagregeerde gegevens Disfunctionerende medewerkers Sociaal Domein KiMi signaleren en doorverwijzen KiMi scholing en aandacht KiMi benckmark/dossier KiMi geinformeerd worden 4 Resultaten inspectiebezoeken De inspectie stelde 41 rapporten vast over een totaal van 45 organisaties (19 GGDen, 26 andere rechtspersonen). Bij drie bezoeken betrof het op verzoek van de betrokken organisaties een gezamenlijk toezicht over meerdere organisaties i.v.m. huidige of toekomstige samenwerking. De inspectie beoordeelde in totaal 541 normen. 88% van deze normen beoordeelde de inspectie als voldoende (zie tabel 2). Tabel 2: scores centrale onderwerpen met norm per periode Groen is een voldoende beoordeling Oranje/geel is een matige beoordeling Rood is een onvoldoende beoordeling GGD Drenthe Volksgezondheid Utrecht GGD Limburg Noord GGD Flevoland GGD Zaanstreek West GGD Friesland GGD Gelderland-Zuid GGD Hart van Brabant GGD Zeeland GGD Limburg Zuid CJG Rijnmond Concortium ZHZ St. JGZ ZHW GGD Ijsselland Meander JGZ GGD Groningen Envida GGD NO Gelderland GGD Kennemerland JGZ West Brabant CJG Capelle a/d/ Ijssel De Zorgboog / Zuidzorg Stichting Icare Zorgcooperatie Almere JGZ Gooi en Vechtstreek GGD Amsterdam Zuyderland JGZ JGZ Kennemerland GGD Regio Utrecht GGD BrabantZuidoost GGD Hollands Noorden CJG Den Haag GGD Twente Veiligheid- gezondheidsregio Gld Mid. SAG Zorgontwikkeling Sensire YunioOost Gelderland St. Thuiszorg & MaWe Rivierenland Vérian Zorggroep Oude en Nieuwe Land GGD Hollands Midden CJG Apeldoorn - Pagina 19 van 38

In paragraaf 4.1 gaat de inspectie als eerste in op de resultaten van de centrale thema s om vervolgens in de paragrafen 4.2 en 4.3 de resultaten van de lichamelijke en psychosociale onderwerpen weer te geven. In paragraaf 4.4 geeft de inspectie een beeld van de onaangekondigde elementen van het toezicht. Tot slot staat in paragraaf 4.5. informatie over de gevraagde informatie over kinderen van vluchtelingen en de AMV. 4.1 Centrale thema s In beeld, zorg, bereikt Op de onderdelen van de norm in beeld, in zorg bereikt, was de opvallendste afwijkende score het LPK. Het contactmomenten schema van acht organisaties was onvoldoende en van drie matig. Kwaliteit van zorg Zicht op kwaliteit werd bij 21 organisaties als matig beoordeeld. Dit werd vooral bepaald doordat de betreffende organisaties de registratie van interne meldingen, (bijna) incidenten van professionals onvoldoende structureel registreerden en analyseerden. Het gaat daarbij om niet-cliënt gerelateerde meldingen en (bijna) incidenten. Het onderdeel geaggregeerde gegevens werd bij drie organisaties als matig beoordeeld. Dit had te maken met de vergelijking van geaggregeerde gegevens met historische gegevens van de eigen organisatie, van actuele of gerapporteerde gegevens van naburige organisaties en landelijke gegevens zoals de benchmark. Op het onderdeel disfunctionerende professionals wees de inspectie de organisaties op de veranderingen die de WKKGZ met zich meebrengt, meer specifiek de meldplicht disfunctionerende professionals en de vergewisplicht bij het aannemen van nieuwe professionals 6. Sociaal domein De inspectie sprak tijdens de bezoeken uitvoerig over de samenwerking in het volop veranderende sociaal domein. Daar aan het begin van het toezicht nog geen toetsingskader aanwezig was, geeft de inspectie hieronder een beeld van de samenwerking van het sociaal domein en de JGZ zoals zij die tegenkwam tijdens de bezoeken en de dilemma s die aan haar genoemd werden. Dit kan niet anders dan een beperkte steekproef zijn. De inspectie spreekt daarom in algemenere termen. Enkele JGZ-teams zijn bewust geen deelnemer in de sociale, wijk-, jeugd-, gebiedsteams, anderen zijn juist volop deelnemer. Weer andere teams zoeken momenteel naar een nieuwe vorm van samenwerking, omdat de huidige vorm van samenwerking financieel of wat menskracht betreft niet houdbaar bleek. Veel organisaties gaven aan dat als de ketenpartners elkaar beter weten te vinden groei in de samenwerking zichtbaar is. Een aantal dilemma s op het terrein van samenwerking in het sociaal domein was in meer of mindere mate aanwezig bij alle organisaties: - Samenwerking in het sociaal domein is complex vanwege de grote diversiteit in samenwerkingsvormen. Dit is gebaseerd op beleidsbeslissingen die verschillen per gemeenten en soms zelf per wijk. JGZ professionals en teams overstijgen vaak wijk- en gemeentegrenzen en moeten zich aanpassen aan de werkwijzen die per gemeente en wijk kunnen verschillen en zich nog steeds doorontwikkelen. 6 Meldplicht en Vergewisplicht Pagina 20 van 38

- Dit vraagt flexibiliteit. Gezien de beschikbare bezetting en formatie kan deze flexibiliteit niet in alle gevallen even goed geboden worden. - Professionals worden regelmatig vanuit management en gemeenten beperkt in het aantal besteedbare uren voor samenwerking. - Bij veel medewerkers in het sociaal domein, maar ook bij veel gemeenten, blijkt onvoldoende kennis aanwezig over de JGZ, haar werkzaamheden, haar beperkingen en haar mogelijkheden. - Alle organisaties hadden afspraken over informatieoverdracht, al dan niet expliciet beschreven in convenanten of samenwerkingsafspraken. Toch hoort de inspectie vanuit met name het sociaal domein regelmatig kritiek over het gebrek aan informatiedeling door de JGZ. Dit blijkt vaak gebaseerd op wederzijds onbegrip over wensen en (on)mogelijkheden, maar ook op handelingsverlegenheid waarbij informatieoverdracht meer en beter had gekund. Omgekeerd heeft de JGZ last van te weinig en soms ontbrekende informatiedeling vanuit met name de sector GGZ die zich met de ouders bezig houdt. Kindermishandeling Bij drie organisaties was de (laatste) scholing rond kindermishandeling te lang geleden gegeven. Om die reden scoorden deze organisaties matig op dit onderwerp. Bij negen organisaties behoeft de vergelijking van de eigen gegevens t.o.v. regionale en landelijke gegevens verbetering (mede veroorzaakt doordat de eigen gegevens onvoldoende goed uit de dossiers komen). Bij vier organisaties was de monitorfunctie na verwijzing matig. Dit komt onder andere door het ontbreken van afspraken bij grensoverschrijdende zorg. Deze afspraken zijn niet altijd even makkelijk te maken doordat de taken die in Nederland door de JGZ worden uitgevoerd in Duitsland en België niet altijd vergelijkbaar zijn georganiseerd. Met name Duitsland kent een sterk met Nederland verschillend systeem. Voor goede samenwerking is ook inzet van de andere partij nodig. Het matig scoren op dit punt is niet altijd de Nederlandse organisaties volledig aan te rekenen. Goede grensoverschrijdende zorg geldt niet alleen voor het onderwerp kindermishandeling, maar is bij het onderwerp kindermishandeling vaak wel van extra belang. Uit de gesprekken met de medewerkers blijkt dat de signalering in het algemeen op orde is. Echter, de registratie van risicofactoren en/of (vermoedens van) kindermishandeling en de gevolgde stappen van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vindt vaak onvolledig, onjuist of soms niet plaats. Hierdoor is het bij het openen van het dossier niet meteen duidelijk dat sprake is van een risico- of aandachtskind. Een tweetal factoren spelen hierbij een rol. - De inrichting van de ICT systemen: duidelijke velden of eenduidige afspraken over registratie ontbreken. - Handelingsverlegenheid: Veel professionals vinden het moeilijk met ouders en/of kinderen in gesprek te gaan over vermoedens van kindermishandeling en dit vermoeden in de dossiers te registreren. Dit leidt regelmatig tot niet registreren of pas registreren als de kindermishandeling al bevestigd is door bijvoorbeeld Veilig Thuis. De JGZ meldt relatief weinig bij Veilig Thuis. Hiervoor geven de JGZ professionals meerdere redenen. Soms spreken partijen af dat één partij meldt en dat de JGZ die partij ondersteunt met kennis en vaardigheden. Soms brengt het netwerk de JGZ niet op de hoogte van signalen. Dan heeft de JGZ onvoldoende informatie om te melden. Soms zijn de contactmomenten te weinig frequent (vooral na de leeftijd Pagina 21 van 38

van 2-3 jaar) voor goede signalering. Daarnaast kan de JGZ in tegenstelling tot veel andere melders bij Veilig Thuis zelf hulp en ondersteuning bieden en zelf rechtstreeks verwijzen naar hulp. Hierdoor kan vaker dan bij andere partijen een melding voorkomen worden. Toch werd duidelijk dat de signaalgevoeligheid, het actief acteren op signalen en de meldingsbereidheid ook bij de JGZ nog kan en moet verbeteren. Het is daarom goed dat het veld zelf een actieplan heeft ontwikkeld om de aanpak van deze problematiek te verbeteren. 4.2 Lichamelijke onderwerpen Bij de extra lichamelijke onderwerpen werd het onderwerp groei bij vijf organisaties als onvoldoende beoordeeld. Dit had te maken met het niet meten van de bloeddruk bij kinderen ouder dan vijf jaar met overgewicht en/of het niet altijd door een jeugdarts of jeugdverpleegkundige beoordelen van de groeicurve. Ondanks dat de overige scores bij de extra lichamelijke onderwerpen in alle gevallen als voldoende werden beoordeeld, signaleerde de inspectie een aantal aandachtspunten bij de betreffende onderwerpen. Deze aandachtspunten zijn opgenomen in het hoofdstuk conclusies (hoofdstuk 2) en in de tussentijdse rapportages (zie bijlage 1). Hiermee kunnen ook de andere organisaties leren van deze aandachtspunten. 4.3 Psychosociale onderwerpen Bij de extra psychosociale onderwerpen werd bij één organisatie het onderwerp geboortezorg als matig beoordeeld. Dit had te maken met het ontbreken van terugkoppeling aan de kraamzorg dan wel de verloskundige. De overige scores bij de extra psychosociale onderwerpen beoordeelde de inspectie in alle gevallen als voldoende. Wel signaleerde de inspectie een aantal aandachtspunten bij de betreffende onderwerpen. Deze aandachtspunten zijn opgenomen in het hoofdstuk conclusies (hoofdstuk 2) en in de tussentijdse rapportages (zie bijlage 1). Hiermee kunnen ook de andere organisaties leren van deze aandachtspunten. 4.4 Onaangekondigde elementen Tijdens de bezoeken koppelde de inspectie regelmatig onaangekondigde elementen aan haar bezoek. Meestal betrof dit het bekijken van een of meer onderzoeksruimten bij een JGZ locatie. Bij afwijkingen van de normen werden deze benoemd en opgenomen in het individuele rapport. Meestal betrof dit vrij lichte afwijkingen, met een kleine kans op problemen, maar met potentieel grote gevolgen als deze problemen zich voor zouden doen. Dit varieerde van niet afgedekte stopcontacten waar jonge kinderen bij konden komen tot licht vergeelde visusplaten, van schoonmaakmiddelen op kindergrijphoogte in een open kast in de wachtkamer tot nog niet van de niet-afgesloten koelkast in de spreekkamer naar de afgesloten koelkast in de voorraadruimte verplaatste vaccins na afloop van een spreekuur terwijl het personeel niet meer aanwezig was. De inspectie verwacht dat alle betreffende organisaties deze afwijkingen ondertussen hersteld hebben. 4.5 Kinderen van vluchtelingen Tijdens het toezicht vroeg de inspectie naar kwantitatieve gegevens van de gegeven JGZ aan kinderen van asielzoekers, verblijvend in asielzoekerscentra en in de wijken. De opvallendste bevinding is dat het bij een deel van de JGZ niet lukt om de norm te halen de kinderen binnen zes weken na aankomst in Nederland te zien. Sommige JGZ organisaties hanteren ten onrechte een termijn van zes weken na aankomst in het asielzoekerscentrum. Hierbij wordt niet altijd gelet of het kind al langere tijd in Nederland verblijft. Wel is een verschil zichtbaar tussen bezoeken in het begin van Pagina 22 van 38