.AFL RIJKSUNIVERSITEIT GENT

Vergelijkbare documenten
LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Invloed van menselijke ingrepen en klimaatsverandering op de evolutie van zoet-zoutwaterverdeling in het Vlaamse kustgebied

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE. GRONDWATERWINNINGSMOGELIJKHEDEN VOOR HET REKREATIEDOMEIN nde BRIELMEERSENn TE DEINZE

rijksuniversiteit gent

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

rijksuniversiteit gent

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

RIJKSUNIVERSITEIT GENT

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

rijksuniversiteit gent

rijksuniversiteit gent

VFRSLAG VAN DE VERKENNINGSBORING VOOR DE CENTRALE LINNENDIENST VAN DE VERENIGING VAN OPENBARE VERZORGINGSINSTELLINGEN TE EREMBODEGEM

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

HYDROGEOLOGISCHE VERKENNING VAN DE FREATISCHE LAAG

Geschiedenis van de duinen

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

lil Hl LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE RIJKSUNIVERSITEIT GENT GEOLOGISCHE EN HYDROGEOLOGISCHE GESTELDHEID TER HOOGTE VAN EEN

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

LABORATORII:JM VOOR jjiqeg PA5ll: GEOlOGIE EN lni DROGE0 061É

Titel van de presentatie :24

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT

NOORDZEE SYMPOSIUM 2007

Het gebied Begrenzing

I Hili RIJKSUNIVERSITEIT GENT

9 I f HYDROGEOLOGISCHE VERKENNING VAN DE STORTPLAATS VAN N.V. GARWIG TE WOUMEN (DIKSMUIDE)

Kustlijn van de Noordzee

Projectnummer: D Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Is verzilting een dreigend probleem aan onze kust? Toelichting geactualiseerde verziltingskaarten Dieter Vandevelde, VMM

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Zoet en zout grondwater in het kustgebied, een verhaal van zeespiegelstijging en menselijketussenkomst

Analyse grensoverschrijdende verzilting grondwater in het poldergebied van de provincies Oost-Vlaanderen, WestVlaanderen en Zeeland (fase 2)

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN

Op welke ondergrond leven wij in Pijnacker Noord?

Zoet-zout verdeling onder het strand: niet zo evident als het lijkt.

RIJKSUNIVERSITEIT GENT

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan.

Vossekotstraat Keet Tielrode

rijksuniversiteit gent

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Roestig land. De Wijstgronden

HOOFDSTUK 4. Grondwater

Verkennend hydrologisch onderzoek van de Halve Maan site in Oostende

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

UNIVERSITEIT GENT

VERKENNING IN VERBAND MET EEN GRONDWATERVOORZIENING VAN DE G.U.S.B.

Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

FRESHEM Zeeland FREsh Salt groundwater distribution by Helicopter ElectroMagnetic survey in the Province of Zeeland

3. Hydrologie van Nederland

Geohydrologie van Flevoland - Houden we voldoende zoet water?

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016

1\BO.RAli l I M VGOR OGIE EN 0 08EOl.O'GI.

2 Bemesting Meststoffen Soorten meststoffen Grondonderzoek Mestwetgeving 49

rijksuniversiteit gent

Grondwaterwinningsmogelijkheden in de ondiepe watervoerende lagen ter hoogte van de NV Horafrost te Staden (Fase 1)

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Vernatting door verzoeting

Samenvatting (Summary in Dutch)

Open en gesloten WKO systemen. Open systemen

Thermochronologie en inversie van de Roerdalslenk

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Uitwerking van maatregelen voor milderen van verzilting in aangrenzende polders bij uitbreiding ZWIN (hydrogeologische deelaspect) Startvergadering

Kwelder. Woordenboekspel. Spel. VO onderbouw

Gelieve bij gebruik van (stukken uit) deze tekst, gelieve de naam van de auteur te vermelden.

Vragen over landschappen die we gaan behandelen

Grond water in Delfland

The Freshmaker. 1. Inleiding. 2. Beschrijving van de maatregel. 3. Hydrologische haalbaarheid Methoden Metingen Modellen. 4.

Aanvullend bodemonderzoek veenputten Appel, Nijkerk

Wad een Workshop Onderzoekstochten 2015

NADERE UITWERKING MONITORING LANDBOUW Januari 08

Projectnummer: C /LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: :0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd)

rijksuniversiteit gent

Invloed damwand Meers-Maasband op grondwaterstroming

Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat

Fysisch milieu. Cursus natuurgids

Inhoudsopgave. Bijlagen en Figuren. Behorende bij het Woordenboek van de NVLB. Nederlandse Vereniging van Leveranciers van Bouwgrondstoffen

LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

VLM. Studiemoment grondwater. 29 maart 2019

3D-SIMULERING VAN DE EFFECTEN VAN EEN ZEESPIEGELSTIJGING OP DE VERDELING VAN ZOET EN ZOUT WATER ROND DE HAAN. Nathalie Van Meir & Luc Lebbe

rijksuniversiteit gent

De Noordzee HET ONTSTAAN

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Grondwatereffectberekening Paleis het Loo. 1. Inleiding. 2. Vraag. Datum: 16 september 2016 Goswin van Staveren

Hydrology (CT2310) dr. M. Bakker. Lezing Geohydrologie

Hoe doorspoeling niet helpt en tijdens regenbuien de sloot zouter wordt...

a) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE

Effecten van waterschaarste en droogte op grondwater. Griet Heuvelmans

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE..

RIJKSUNIVERSITEIT GENT

ij) IJlJIJ UNIVERSITEIT GENT TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE .AL. BEPALING VAN DE HISTORISCHE VERONTREINIGING

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

KNAG-excursie Aardkundige monumenten in Noord-Holland

Transcriptie:

.AFL. 111111 -- RIJKSUNIVERSITEIT GENT

-. IJllil UNIVERSITEIT GENT laboratorium voor toegepaste geologie en hydrogeologie ZOET EN ZOUT GRONDWATER IN DE_KUSTSTREEK geologisch instituut S 8 krijgslaan 281 8-9000 gent telefoon 091/644647 fax 091/644997 TRACTEBEL Studie en verslag : Prof. Dr. W. DE BREUCK Dossiernummer : TG092031 Datum : juni 1992

ZOET EN ZOUT GRONDWATER IN DE KUSTSTREEK Inleiding.Toen op het einde van de vorige eeuw men ij verig zocht naar nieuwe waterreserves voor de bevoorrading van de badplaatsen aan de kust vermeldde André d'andrimont de mogelijkheden voor winning van water in de duinen. Hiertoe verwees hij naar de nota van.w. BADON GHIJBEN, waarin deze, met betrekking tot de waterbevoorrading van de Legerstelling van Amsterdam, een theorie. over de verdeling tussen zoet en zout water in de ondergrond had ontwikkeld. Volgens deze auteur zou het neerslagwater dat op de duinen terechtkomt voor ongeveer de helft zeewaarts stromen en voor de andere helft polderwaarts. Dit zoete water zou boven het zoute water uit drijven. Rekening houdend met de drukhoogten in de watervoerende laag onder de duinen en de zee en polders en het verschil in soortelijk gewicht tussen zee- en zoet water berekende hij de diepte van het scheidingsvlak tussen zoet en zout water. In de duinen waar de grondwatertafel a meter hoger staat an de zeespiegel bevindt het scheidingsvlak zich op a/1, 0238-1, 000 = 42a meter onder de watertafel. Omstreeks de eeuwwisseling verscheen in een Duits tijdschrift een verslag van A. HERZBERG over zijn onderzoekingen op de eilanden Norderney, Juist en Borkum met betrekking tot de bevoorrading door middel van grondwater (Fig. 1). Deze was tot dezelfde bevinding gekomen als w. BADON GHIJBEN, namelijk dat zich. onder qe eilanden een zoetwaterlens bevond, waarvan de diepte bepaald werd door het verschil tusssen de hoogte van de. watertafel op het eiland en de zeespiegel. Volgens de berekeningen van A. HERZBERG bedraagt deze diepte 37 maal dat verschil. Deze theorie, thans gekend onder de naam van GHIJBEN HERZBERG, alhoewel uitgewerkt voor een statische toestand geeft een vrij goed beeld van de verdeling tussen zoet en zout water in de ondergrond. Afhankelijk van de plaats elijke omstandigheden bevindt. zich tussen beide een minder of meer uitgebreide brakwaterzone. In de ondergrond van de kuststreek treft men meerdere watervoerende lagen aan. maar het is vooral de bovenste die in aanmerking komt voor ontginning. omdat de diepere ofwel een gering debiet leveren ofwel teveel zout bevatten.. Anders dan in Nederland beschikt men in België over belangrijke zoetwatervoorraden in het binnenland en vrij spoedig besliste men dan ook de kuststeden met pijp_lijnen van water te voorzien. Toch werden er beperkte duinwaterwinningen uitgebouwd in Adinkerke, De Panne, Brédene, Wenduine, Heist en Knokke. overal was men echter beducht voor verzilting. over de toestand van het grondwater in de achterliggende polders was weinig geweten behalve dat het op vele plaatsen zout was. Tijdens de tweede wereldoorlog werd door een afdeling van het Duitse leger in de Westhoek de verdeling van zoet en zout water in de ondergrond in kaart gebracht. 1

.. SEE'v/ASSER Figuur 1. Diepte van het grensvlak tussen zoet en zout water Met deze eenvoudige schets, die verscheen in de "Journal für Gasbeleuchtung und Wasserversorgung XLIV. Jahrg. Nr 4411 van november 1901, lichtte A. HERZBERG het princiep van de verdeling tussen zoet en zout water in een door de zee omgeven eiland toe. Aannemend dat het s.g. van zeewater ongeveer 1,027 bedraagt zou de diepte van het grensvlak tussen zoet en zout water t. o. v. de zeespiegel h gelijk zijn aan 37 maal de hoogte van de watertafel boven de zeespiegel t. 2

Het duurde echter tot in de jaren zestig voordat en eindelijk een duidelijk. beeld van grondwaterkwaliteit in de kuststreek kreeg. Met de steun van het Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw en van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek werd door het Geologisch Instituut van. de Universiteit Gent de. verziltingsverschijnsel in de polders systematisch onderzocht zodat men thans een goed beeld heeft van de verhouding tussen zoet en zout grondwater in de kuststreek. Uit dit onderzoek is gebleken dat de kwaliteit van het grondwater eng verbonden is met de recen te geologische geschiedenis van het gebied en met de ingreep van de mens. De ondergrond van de Kustvlakte De Belgische kust is een zestigtal km lang. Langs de zeezijde strekt zich een duingordel uit, die in breedte varieert van een vijftigtal meters tot enkele kilometers en waarvan de hoogste punten tussen +20 en +30 m (t. o v. nulpeil N. G.I.) liggen. Daarachter ligt over een breedte van een tiental kilometers de poldervlakte waarvan de hoogt e schommelt tussen +2 en +5 m. In de IJzervallei reikt de kustvlakte vèel verder zuidwaarts tot 25 km van de kustlijn. In de. Moeren aan de Belgisch-Franse grens ligt. het peil onder +2 m. De onmiddellijke ondergrond van de Kust"vlakte wordt gevormd door kwartaire afzettingen die rusten op een tertiair substraat van eoeene ouderdom (Fig. 2) Dit laatste bestaat uit een opeenvolging van kleiige en zandige lagen, die in noordoostelijke richting hellen. Van de Franse grens tot aan de,.. lijn Bredene-Gistel bestaat het substraat. uit klei (Ieperiaan klei),. daarna tot aan De Haan uit fijn zand. (Ieperiaan.zand), vervolgens tot aan de lijn Blankenberge-Brugge uit kleiig zand en zandige klei (Paniseliaan klei-zandkomplex), tot aan de lijn Heist-Westkapelle U:it zand (Paniseliaanzand) en vandaar tot aan de Nederlandse grens uit klei (Bartoonklei). De Ieperiaanklei, die meer dan 100 m dik is, vormt in het grootste gedeelte van de kuststreek een uiterst slecht doorlatende laag die de bovenste freatische watervoerende laag scheidt van de watervoerende laag in het Landeniaanzand. Deze wordt onderaan begrensd door de Landeniaanklei en Krijt, die beide zeer slecht doorlatend zijn en de watervoerende laag scheiden van die in de paleozoïsche sokkel. T n oosten van Oostende treft men tussen de Ieperiaanklei en de Paniseliaanklei een watervoerende laag in het Ieper i aanzand aan en nog meer oostwaarts een watervoerende laag tussen de Paniselia"anklei en de Bartoonklei in het Paniseliaanzand. Het is echter de freatische watervoerende laag in vooral kwartaire sedimenten die voor winning in aanmerking zou kunnen komen ware het: niet..dat d eze op vele plaatsen zout water - b evat............ De dikte ' van de kwartaire afzettingen neemt vanaf de polder grens van ongeveer 5 m toe riaar meer dan 30 m aan de duin- 3

Pc ill m JAff Oost Vcurne Koksijdl! Nieuwpoort Midd lkerke Oostende De Hoon Blankenberge Knokke West 0-50 -100 PANISELIAAN KL[I IEPERlAAN -2 0-300 DENlAAN Knok e 0 5 Km -450 - - - Veurne Figuur 2. De watervoerende lagen in de Kuststreek Een doorsnede door het kustgebied toont aan dat de bovenste watervoerende laag hoofdzakelijk door kwartaire sedimenten is opgebouwd. Ten westen van Bredene wordt deze freatisch watervoerende laag onderaan begrensd door de Ieperiaanklei, die en laag van meer dan 100 m dikte vprmt. Tussen De Haan n Blankenberge vormen de kleiige sedimenten van het Paniseliaan de basis van de watervoerende laag, in Knokke de klei van het Bartoniaan. Afgesloten watervoerende lagen treft men aan in het Panise - liaanzand, het Ieperiaanzand, het Landeniaanzand en de gesteenten van de paleozoïsche sokkel.

N t NL BRUGGE UI -- - ------- GRENS KUSTVLAKTE F --- 20-- DIKTELIJN Dikte van de kwartaire sedimenten in de Kuststreek Figuur 3. De dikte van de watervoerende laag in het Kwartair neemt toe van de zuidergrens van het kustgebied naar de kustlijn, van 2 tot meer dan 35 m. In de figuur is geen rekening gehouden met de dikte van de duinen boven het peil + 5 m (t.o. v. het nulpunt van het N.G. I. )

grens (Fig. 3). In het duingebied bedraagt ze meer dan 50 m. Tijdens het Pleistoceen, periode gekenmerkt door ijstijden en lage zeespiegels anden, werden de tertiaire lagen in het kustgebied diep uitgeschuurd. Tijdens de laatste interglaciale en de daaropvqlgende laatste ijstijd. van het Weichseliaan werden eerst zandige en daarna lemige sedimenten afgezet. ' De eigenlijke opvulling van het kustgebied kwam echter tot stand na de laatste ijstijd ongeveer 10 000 jaar geleden. Deze periode, die loopt tot heden en die men het Holoceen noemt, wordt gekenmerkt door een algemene verwarming van het klimaat. Hierdoor smolten de ijskappen af en begon de zeespiegel te stijgen. Omstreeks 9000 jaar voor heden bevond deze zich nog op 45 m onder het huidig peil en lag de kustlijn ter hoogte van de Doggersbank. Op het land ontwikkelde zich een vegetatie die in de diepere depressies van het landschap evolueerde tot veengroei en aanleiding gaf tot het zgn basisveen. Mettertijd overstroomde de Noordzee het kustgebied en zette er klei, silt en zand af, waardoor het oppervlak geleidelijk steeg. De kustvlakte bestond toen grotendeels uit een met geulen doorsneden waddengebied waar onder invloed van de getijden zand en klei werden aangevoerd. Omstreeks 5300 jaar voor heden had zich reeds een duingordel ontwikkeld, die verder zeewaarts lag dan de huidige kustlijn en waarvan de 11oude duinen van Adinkerke-Ghyvelde" een getuigerest zijn. De landwaartse grens van de kust van die tijd verschilt niet zo veel van de huidige begrenzing van de kustvlakte. In die periode vormde zich een moeras, waarin overvloedig veen groeide. Dit veen bedekte grote delen van de kustvlakte en bereikte op vele plaatsen dikten van 2 tot 3 m. Ongeveer 3000 jaar geleden werd het gebied opnieuw door de zee ove stroomd, waardoor een einde kwam aan de veengroei. Op sommige plaatsen aan de zuidelijke grens van het kustgebied bleef veen groeien tot 2000 jaar voor heden, zoals in de Moere van Meetkerke. Deze invasie van de zee vormde de eerste van een reeks overstromingen, die zich regelmatig in 9e loop van de tijd. tot op heden hebben voorgedaan en. die men aa.nduidt met de term Duinkerke-transgressies. Het is vooral de Duinkerke-2-transgressie die nagenoeg de ganse kustvlakte. heeft bedekt. Deze kwam tot stand op het einde van de. derde eeuw van onze tijdrekening (Fig. 4). De duingordel werd doorbroken op verschillende plaatsen en van uit die bressen stroomde het zeewater inet de getijden làngs geulen, die zich steeds verder uitbreidden, in het verdronken veenlandschap. Langs de geulen werd zand afgezet terwijl op de veenplaten in rustiger omstandigheden klei bezonk. Wanneer zich in de achtste eeuw een nieuwe beschermende duingordel had gevormd, werden de getijdegeulen of kreken geleidelijk opgevuld met zandig materiaal. De ontwatering van het gebied, dat geleidelijk door de mens in gebruik werd genomen, had voor gevolg dat de met klei bedekte veenplaten lager kwamen te liggen dan de zandige kreken. Veen ondergaat immers 6

-----.,. -" ROMEINSE VINDPLAATSEN NEDERZETTING.A GRAFVEW A NEDERZETT1NGMETGRAFV9.0 ROMEINS WEGENNET DUIN/STRANDRUG SUKI<E, SCHORRE EN ZOUTWEID I: GETUDI:GEUL VERDRONKEN VEENGEBIED VEENGEBIED ZANDSTREEK HUIDIGE BEGRENZING VNI DE KUSTSTREEK HUIDIGE KUSTLUN Fiquur 4. Het landschap in de Romeinse tijd. In de Romeinse tijd had zich, volgens Ç. BAETEMAN, R.DE CEUNYNCK, F. MOSTAERT en H.THOEN (1987), zeewaarts van de huidige kustlijn ee duingordel ontwikkeld voor de kustvlakte. Kreken, die aan getijwerking onderhevig waren, ontwaterden het gebied. In de derde eeuw van onze tijdrekening werd gans de kustvlakte voor meerdere eeuwen overstroomd. Alleen enkele delen, waar het veen zeer hoog was opgegroeid, zoals te Meetkerke, bleven boven water steken.

een zeer grote volumevermindering bij ontwatering. Aldus vormden de vroegere getijdegeulen kreekruggen, die hoger kwamen te liggen dan de met klei bedekte veengebieden, de zogenaamde poelgronden. De latere overstromingen van de Duinkerke-3-transgressies hebben in de IJzer- en in de zwinvlakte nieuwe - sedimenten afgezet. De metoden van onderzoek om een inzicht te krijgen in het gedrag en de kwaliteit van het grondwater moet steeds een uitgebreid terreinonderzoek worden uitgevoerd. Boringen verschaffen informatie aangaande de aard en de opeenvolging van de grondlagen. In de boorputten plaatst men peilbuizen, voorzien van filters en stijgbuizen. Hierin meet men de waterstanden, waarmee men de grondwaterstroming kan bepalen. In die peilputten neemt men watermonsters die aan.de hand van uitvoerige analysen informatie verstrekken over de kwaliteit van het grondwater. door middel van pompproeven op putten meet men de hydraulische parameters van de watervoerende lagen. Het boren van putten is echter zeer duur en tijdrovend. Geofysische metoden kunnen hierbij worden ingeschakeld om op een snelle. en efficiënte wijze inlichtingen te v rkrijgen over de bouw van de ondergrond en de kwaliteit van het grondwater. In de kustvlakte was het aangewezen. om gebruik te maken van resisti vi te i tssonder ingen en verschillende geofysische boorgatmetingen. Een resistiviteitssondering omvat het bepalen van de resistiviteit van.de ondergrond door aan het oppervlak een elektri-. sche stroom in de grond te brengen met behulp van een elektrodenpaar waartussen men de stroomsterkte meet en een ander elektrodenpaar waartussen men het potentiaal verval meet. Het verplaatsen van de elektroden laat toe de verandering van de resistiviteit in de diepte te bepalen. Door een vaste elektrodenopstelling horizontaal te verplaatsen kan men de laterale resistiviteitsveranderingen meten. De resistiviteit van d e grond hangt af van de aard van de grond en van de kwaliteit van het water. In dè kustvlakte heeft verzadigd. zand een resistiviteit van ca 45 ohm. m, klei een resistiviteit va'ri 7 ohm. m en een sediment met zout water een resistiviteit van minder dan 3 ohm. m. In een boorgat kan men verschillende geofysische metingèn uitvoeren. Vooral de resisti vi te i tsmetingen met verschillende opstellingen en natuurlijke - gammametingen late toe precies de aard van de grondlagen en de kwaliteit van het grondwater vast te stellen. De ouderdom van het grondwater kan worden bepaald met kool. _stof-14-metode en door meting van de t tiumhoeveelheid. Daartoe neemt men monsters uit-de peilputten. a.

Figuur s. Diepte van het grensvlak tussen zoet en zout water Het grensvlak tussen zoet en zout water 'zoals aangegeven op de kaart stemt overeen met een zoutgehalte van 1500 mgjl. be kaart werd opgesteld aan de hand van meer dan 1700 resistiviteitssonderingen en 150 boringen. De zeer geringe beweging in natuurlijke omstandigheden van het grondwater heeft voor gevolg dat het patroon zich slechts uiterst langzaam wijzigt. 9

Het grondwater in de kustvlakte In de loop van de jaren werden meer. dan 1700 resistiviteitssonderingen in de kustvlakte uitgevoerd die werden verwerkt in een kaart die de diepte van het grensvlak tussen zoet en zout water aangeeft (Fig. 5) Deze grens stemt overeen met ongeveer 1500 mg/1 zout of een chloridegehalte van 800 mgfl. Erboven neemt het zoutgehalte zeer snel af en is het.. water zoet, eronder loopt het zoutgehalte zeer snel op tot meer dan 20000 mg/1. Dit werd bevestigd door gegevens van meer dan 150 geboorde putten en de.analyse van zeer vele monsters. De talrijke metingen en boringen, die sinds de opmaak van de kaart werden uitgevoerd hebben het tracé nauwelijks gewijzigd. Het verloop van het grensvlak is zeer grillig; op ee afstand van een honderdtal meters kan het 10 tot 20 m in diepte veranderen. Het is duidelijk dat dergelijke veranderingen 'niet met boringen kunnen-worden opgespoord. Het resistiviteitsonderzoek dat hiertoe werd uitgevoerd werd telkens bevestigd door boringen en wateranalysen (Fig. 6). Op enkele plaatsen werden monsters voor ouderdomsbepaling. genomen. Te Vlissegem (De Haan) op 6 kin van de kust werd op twee verschillende tijdstippen op 23 m diepte een monster onttrokken (Fig.?). Het water had een. zoutgehalte van meer dan 27000 mgfl. de datering van beide monsters gaf een ouderdom van ca 4000 jaar. In De.Panne werd in een put op 3 km van de kustlijn op een diepte van 28 water met een zoutgehalte van 22000 mg/1 bemonsterd. Het had een ouderdom van 3600 jaar. Het verband tussen de bodemkaart en de kaart van het zoet /zoutwatergrensvlak is overduidelijk. Ter hoogte van de kreekruggen ligt het grensvlak diep, in de poelgronden ligt het nabij het oppervlak. In de duinen ligt het vlak zeer diep en waar een tertiair kleisubstraat aanwezig is rust de zoetwaterlens op de kl i. Dit is het geval ten westen van Middelkerke; ter hoogte van De Haan en in Knokke. In grote trekken kan men die verdeling van zoet en zout grondwat_er verklaren als volgt (Fig. 8) Met de opvulling van de kustvlakte door.de zee na het verdwijnen van de ijskappen werd met het sediment zeewater afgezet. Dat zoute grondwater werd niet uit het sediment verdreven wanneer zich het veenmoeras had gevormd. Het oppervlak lag immers nauwelijks boven de zeespiegel, zodat er geen belangrijke grondwaterstroming tot stand kon komen om het -zoute grondwater uit te spoelen. Daarenboven verhinderde het veen de insijpeling van neerslagwater. Met de Duinkerke-overstromingen werd opnieuw zeewater aange..: voerd. Het lijkt waarschijnlijk dat de zee langs de bestaande afwateringsgeulen of kreken het land binnendrong.en het veenmoeras overstroomde. De kreken, die eerder zoet water afvoerden,. hadden in hun onmiddellijke omgeving een verzoeting teweeggebracht. Met d overstroming werden de. ze plaatsen opnieuw verzilt. Na de vorming van een duingordel en de permanente bezetting door de mens vanaf de achtste eeuw werd de kustvlakte grotendeels voor de invloed van de zee afgesloten. De 10

Zuid Noord KWARTAIR TERTIAIR - GRENSVLAK BEPAALD DOOR RESISllVITEITSSONDERINGEN - lil D + klei BORING FILTER t. leem N ZOUT c:::::l V Eû veen. zand ZOET BRAK NBERGE ZOUTGEHALTE (MG/L) BEPAALD DOOR ANALYSE VÄRSENARE VAN WATERMONSTER Figuur 6. Doorsnede door de freatisch watervoerende laag van Varsenare naar Blankenberge neemt de watervoerende laag in dikte toe. Onder een rippervlakkige laag van veen, klei en zand ligt een zandige laag van kwartaire ouderdom. Met resistiviteitssonderingen werd de diepte van het grensvlak tussen zoet en zout water bepaald. Op ver schillende plaatsen werden onder en boven dit vlak monsters onttrokken, die de verdeling tussen zoet en zout water bevestigden. 11

piepte 1n m 0 5 I 1035 mg/1 LEGENDE leem 10 15 20 25 I 986 mg/1 I 1385 mg/1 klei zand 1986 filter en zoutgehalte - ouderdom grondwater zoet/zout watergrens 30 Figuur 7. Bouw van het freatisch reservoir en grondwaterkwaliteit te Vlisseqem Een boring te Vlisse9em gaf het volgende profiel te zien: onder een laag van 3 m, bestaande uit vooral klei en leem, kwam een zandige laag van 26 m dikte voor rustend op een kleiige laag van tertiaire oqderdom. Met een resistiviteitssondering was het grensvlak tussen zoet en zout water bepaald op 22 m diepte. Watermonsters onttrokken op vier verschillende diepten bevestigden dat onder dit grensvlak het water een zoutgehalte van 27600 mg/1 had terwijl erboven _het gehalte onder 1500 mg/1 lag. Een koolstof-14-datering leverde een ouderdom van 3600 jaar voor heden. 12

5000 JAAR VOOR HEDEN...-... :.:: x :a;;el >.. ; i';/ ' ;; : 6:.=.-- -... ".... -.:..,;l I i :,, : ' :.... % 5000 TOT 2700 JAAR VOOR HEDEN 2700 TOT 1200 JAAR VOOR HEDEN HUIDIGE TOESTAND NA INVERSIE VAN HET LANDSCHAP ZOUT BRAK ZOET ZAND KLEI VEEN Figuur 8. Evolutie van de grondwaterkwaliteit in het kwartair reservoir Schetsmatig kan men de evolutie van de grondwaterkwaliteit voorstellen als volgt. Ongeveer 5000 jaar geleden had zich een schorregebied gevormd. Het grondwater was volledig zout. In de daaropvolgende periode kwam het veenmoeras tot stand. Het neerslagwater werd afgevoerd langs de kreken. Hierdoor ontziltte de onmiddellijke omgeving maar bleef onder de veengebieden het zoute water zitten. Tijdens de Duinkerke-overstromingen voerden de kreken opnieuw zout water aan. Van uit de kreken werd met het zeewater klei op de veengebieden afgezet, waardoor ook daar het grondwater zout werd. Na de afsluiting van de kustvlakte door een duingordel en de inpoldering door de mens verzandden de kreken. Door de ontwatering van de bovenste lagen klonken de met klei bedekte veengebieden in. In de aldus ontstane kreekruggen ontwikkelde zich een zoetwaterlens terwijl in de veengebieden, waar het grondwater nauwelijks beweegt, zout water op enkele meters onder het oppervlak voorkomt. 13

kreken voerden geleidelijk zoeter water naar de zee af. In de duinen ontwikkelde zich in de loop der eeuwen een zoetwaterlens, die het grondwaterresevoir gevuld.met zout water in de achterliggende polders, van de zee afsloot. Daardoor werd het zoute grondwater dat duizenden jaren geleden erin terechtkwam in de sedimenten opgesloten, zoals de datering.en uitwijzen De kreken verzandden en slibden dicht. De afwatering gebeurde langs een door de mens gegraven grachtenstelsel. Door de afwatering klonken de met klei op veen bedekte gebieden in. In de nu hogergelegen zandige kreekruggen ontwikkelde zich een zoetwaterlens, analoog met wat zich in de duinen voordeed. De geringe verschillen in de waterstanden in de polders hebben voor gevolg dat het grondwater uiterst traag be eegt, waardoor ook de kwaliteit weinig verandert.. Waar, de mens ingrijpt in de waterstanden wordt de stroming versneld en kan de kwaliteit op kortere termijn veranderen. Een voorbeeld bievan is het systeem van ontwatering van de droogmakerij van De Moeren. Door voortdurend het zoete neerslagwater af te voeren en aldus een verlaging van de grondwaterstand in De Moeren ten opzichte van de omgevende hogergelegen polder te veroorzaken.wordt de verzilting in de. hand gewerkt. Het Boudewijnkanaal, waarin door de versassingen voortdurend zout water wordt aangevoerd en waarvan het peil boven dat van de omgevende polder ligt, heeft geleidelijk een smalle strook van de zoetwaterlens ten noorden van Brugge verzilt. Verzilting van de waterwinningen in de duingebieden komt tot stand door meer water te winnen dan de neerslag aanvoert. Tot besluit kan men zeggen dat de kwaliteit van.het grondwater in het freatische watervoerende laag in het kustgebied. het resultaat is van de verschijnselen die er zich sinds de laatste ijstijd hebben voorgedaan. De evolutie van die kwaliteit geschiedt uiterst traag wegens de geringe snelheid van de grondwaterstroming. Drastische ingrepen door de mens, zoals de uitbouw van de achterhaven, waarin het waterpeil zal worden. geregeld met eewater en waarvan de inpoud aldus zal verzil ten,. kunnen zich na enkele jaren plaatselijk laten gevoelen. 14