Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente



Vergelijkbare documenten
vervallen ongeregeldheden

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017;

Transponeringstabel. behorende bij APV APV S.R. Boelens, afdeling Staf

Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening.

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017;

Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING 2009 LEIDEN. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

vergunning of ontheffing

Artikel Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie (huidig artikel)

Afdeling 3. Verspreiden van gedrukte stukken Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen [gereserveerd]

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 november 2012, nr. 96;

OVERZICHT TE WIJZIGEN ARTIKELEN

De wijzigingen zijn cursief en dikgedrukt in het gewijzigde artikel weergegeven.

D. Deelnemen (aan verboden optocht)... 2:3 Dieren (gevaarlijke)... 2:59;2:60 Doelloos rondhangen... 2:47;2:49

ORGANISATIEINDEX A.P.V. (vastgesteld door het college op 4 september 2012)

Bijlage 3 Wijziging Algemene plaatselijke verordening 2017

Bijlage A: Wijzigingsvoorstellen APV Nuth 2016

Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Gemeente Nissewaard - Eerste wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Nissewaard 2016

*Z BB3* documentnr.: INT/M/15/18978 zaaknr.: Z/M/15/22442

Besluit raad verordening

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 augustus 2014;

BIJLAGE A. Algemene Plaatselijke Verordening

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Houten

Oud (voor zover relevant) Nieuw Toelichting. Artikel 1 Artikel 1:1 Leesteken aangepast. Artikel 1.2 Artikel 1:2 Leesteken aangepast

*Z00FBE7EDC1* documentnr.: INT/G/15/18100 zaaknr.: Z/G/15/22441

Samenvatting Inleiding In juni 2010 is de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Grave vastgesteld.

AANVRAAGFORMULIER Exploitatievergunning horecabedrijf

Algemene plaatselijke verordening Boxtel 2012

APV Olst-Wijhe. APV Olst-Wijhe 1. 1 De tekst van het raadsbesluit/de 1 e wijziging is aan het eind van de verordening integraal opgenomen.

Algemene Plaatselijke Verordening

Algemene Plaatselijke Verordening

Aan de Raad, Heerhugowaard, 12 december 2006

Datum bekendmaking: Projectomschrijving: Registratienummer: Besluit tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Groningen 2009

Algemene Plaatselijke Verordening B E L E I D S R E G E L S

Uitleg: Het onderstaande begrip "Laatste wijziging" heeft betrekking op de laatste invoerdatum van de

Besluit van de gemeenteraad

ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING VAN DE GEMEENTE NEERIJNEN 2010

Raadsbesluit. De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 augustus 2008, nr.

GEMEENTE LOPIK. Gemeente Lopik

Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening gemeente Tholen 2017

openbaar water: wateren die voor het publiek

Onderwerp : Algemene Plaatselijke Verordening Hof van Twente gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4 van de Drank- en Horecawet;

Algemene Plaatselijke Verordening Renswoude 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

gemeen.e QOStefhOUt ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING OOSTERHOUT 2014

Verordening. Algemene Plaatselijke Verordening 2012

CVDR. Nr. CVDR16501_3. Algemene plaatselijke verordeningbunnik Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

VNG Model Algemene plaatselijke verordening Laatst gewijzigd:

Algemene plaatselijke verordening 2012

a lid1 en b lid 1. APV Helmond APV Helmond Team Handhaving. APV Helmond 2008.

ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING 2013

De volgende artikelen van de Algemene Plaatselijke Verordening Oosterhout 2010 worden aangepast:

ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING HOORN 2010

Derde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Veenendaal

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Cindy Bogisch

Algemene Plaatselijke Verordening Barneveld (Behoort bij raadsbesluit d.d. 14 december 2010, nr...)

Concept Raadsvoorstel

ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING 2010 (APV 2010)

Algemeen plaatselijke verordening gemeente Veendam 2010

BUURTPREVENTIE FILMWIJK. Highlights APV Almere 2013

Nr. 6, afdeling BC. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen...

Wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Boxtel 2012

ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING VOOR DE GEMEENTE

Algemene plaatselijke verordening 2016

DE RAAD VAN DE GEMEENTE SCHINNEN

Algemene plaatselijke verordening gemeente Aalten Algemene plaatselijke verordening

BESLUIT: Artikel I Wijzigingen van de Algemene plaatselijke verordening 2011

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude VASTSTELLEN ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Model-Algemene Plaatselijke Verordening

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg. Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden

Algemene plaatselijke verordening Midden-Delfland 2010

DEFINITIEVE VERSIE BEHOUDENS NOG TOE TE VOEGEN INHOUDSOPGAVE. In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

Prijs: 3,-- APV. Algemene Plaatselijke Verordening

Gemeente Leidschendam-Voorburg - Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Leidschendam-Voorburg

Algemene Plaatselijke Verordening Oostzaan 2011 [Inhoudsopgave TEKST]

Algemene Plaatselijke Verordening Vught

ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING WIJK BIJ DUURSTEDE 2009

Algemene plaatselijke verordening Leidschendam-Voorburg

APV gemeente Sliedrecht 2003, inclusief eerste wijziging Pagina 1 van 52

GEMEENTEBLAD. gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 2015, nr. BWV ;

overwegende dat het aanbeveling verdient regels te stellen ter handhaving van de openbare orde; B E S L U I T:

ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING 2006

Algemene plaatselijke verordening

Gemeente Woerden. De bevoegdheid van de raad komt voort uit de volgende wet- en/of regelgeving:

Voorstel van het college inzake wijziging artikelnummering van de APV.

Gemeente Stadskanaal: wijzigingsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Stadskanaal 2008 ( )

CVDR. Nr. CVDR61574_8. Algemeen Plaatselijke Verordening. 17 mei Officiële uitgave van Almelo.

Verordening tot wijziging van de algemene plaatselijke verordening

MODEL-ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN. 10 januari 2012

Gemeenteblad van Zaltbommel 2007 Nr. <>

TEKSTUITGAVE ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING. vastgesteld: (datum)

Vervallen: opgenomen onder de evenementenbepaling (artikelen en 2.2.2)

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Algemene plaatselijke verordening (APV)

Transcriptie:

INHOUD Algemene plaatselijke verordening Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Hoofdstuk 2 Openbare orde Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d. Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen Trefwoordenregister Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Artikel 1.2 Artikel 1.3 Artikel 1.4 Artikel 1.5 Artikel 1.6 Artikel 1.7 Artikel 1.8 Artikel 1.9 Artikel 1.10 Begripsomschrijvingen Beslistermijn Te late indiening aanvraag Voorschriften en beperkingen Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing Termijnen Weigeringsgronden Lex Silencio Positivo Lex Silencio Positivo niet van toepassing Hoofdstuk 2 Openbare orde Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden Paragraaf 2 Betogingen Artikel 2.1.2.1 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen Artikel 2.1.2.2 Afwijking termijn Paragraaf 3 Verspreiden van gedrukte stukken Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen 1

Paragraaf 4 Artikel 2.1.4.1 Straatartiest Vertoningen e.d. op de weg Paragraaf 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg Artikel 2.1.5.1 Het plaatsen van voorwerpen of op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg Artikel 2.1.5.2 Maken en veranderen van een uitweg Paragraaf 6 Veiligheid van de weg Artikel 2.1.6.1 Uitzichtbelemmerende beplanting of voorwerp Artikel 2.1.6.2 Openen straatkolken e.d. Artikel 2.1.6.3 Rookverbod in bossen en natuurgebieden Artikel 2.1.6.4 Voorzieningen voor verkeer en verlichting Artikel 2.1.6.5 Verplichtingen plantgerechtigden Afdeling 2 Toezicht op evenementen Artikel 2.2.1 Artikel 2.2.2 Artikel 2.2.3 Begripsomschrijving Evenement Vergunningvrije evenementen Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen Artikel 2.3.1.2 Exploitatie horecabedrijf Artikel 2.3.1.3 Sluitingstijden Artikel 2.3.1.4 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting Artikel 2.3.1.5 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf Artikel 2.3.1.6 Toegang ambtenaren van politie Artikel 2.3.1.7 Het college als bevoegd bestuursorgaan Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf Artikel 2.3.2.1 Begripsomschrijvingen Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie Artikel 2.3.2.3 Nachtregister Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden Artikel 2.3.3.1 Speelgelegenheden Artikel 2.3.3.2 Speelautomaten Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid Artikel 2.4.1 Artikel 2.4.2 Artikel 2.4.3 Overlast Betreden gesloten woning of lokaal Plakken en kladden 2

Artikel 2.4.4 Artikel 2.4.5 Artikel 2.4.6 Artikel 2.4.7 Artikel 2.4.8 Artikel 2.4.9 Artikel 2.4.10 Artikel 2.4.11 Artikel 2.4.12 Artikel 2.4.13 Artikel 2.4.14 Artikel 2.4.15 Artikel 2.4.16 Artikel 2.4.17 Artikel 2.4.18 Artikel 2.4.19 Vervoer plakgereedschap e.d. Vervoer inbrekerswerktuigen Hinderlijk gedrag op of aan de weg Hinderlijk drankgebruik Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten Overlast fietsen, bromfietsen e.d. Bespieden van personen Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie Verontreiniging door honden Gevaarlijke honden Houden van hinderlijke of schadelijke dieren Loslopend vee en pluimvee Bijen Vernietiging van rupsen en nesten Messen, katapulten e.d. Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen Artikel 2.5.1 Artikel 2.5.2 Artikel 2.5.3 Artikel 2.5.4 Artikel 2.5.5 Begripsomschrijvingen Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht Vervreemding van door opkoop verkregen goederen Handel in horecabedrijven Afdeling 6 Vuurwerk Artikel 2.6.1 Artikel 2.6.2 Artikel 2.6.3 Artikel 2.6.4 Artikel 2.6.5 Begripsomschrijving Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling Het schieten van carbid Ter beschikking stellen van carbid Afdeling 7 Drugsoverlast Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat Afdeling 8 Bestuurlijke ophouding Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding Afdeling 9 Veiligheidsrisicogebieden Artikel 2.9.1 Artikel 2.9.2 Veiligheidsrisicogebieden Cameratoezicht op openbare plaatsen 3

Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d. Paragraaf 1 Artikel 3.1.1 Artikel 3.1.2 Artikel 3.1.3 Begripsomschrijvingen en nadere regels Begripsomschrijvingen Bevoegd bestuursorgaan Nadere regels Paragraaf 2 Artikel 3.2.1 Artikel 3.2.2 Artikel 3.2.3 Artikel 3.2.4 Artikel 3.2.5 Artikel 3.2.6 Artikel 3.2.7 Artikel 3.2.8 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d. Seksinrichtingen Gedragseisen exploitant en beheerder Sluitingstijden Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder Straat- en raamprostitutie Sekswinkels Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen e.d. Paragraaf 3 Artikel 3.3.1 Artikel 3.3.2 Beslistermijn en weigeringsgronden Beslistermijn Weigeringsgronden Paragraaf 4 Artikel 3.4.1 Artikel 3.4.2 Beëindiging exploitatie, wijziging beheer Beëindiging exploitatie Wijziging beheer 4

Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente Afdeling 1 Geluid- en lichthinder Artikel 4.1.1 Artikel 4.1.2 Artikel 4.1.3 Artikel 4.1.4 Artikel 4.1.5 Begripsomschrijvingen Aanwijzing collectieve festiviteiten Kennisgeving incidentele festiviteiten Verboden incidentele festiviteiten Overige geluidhinder Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging Artikel 4.2.1 Artikel 4.2.2 Artikel 4.2.3 Straatvegen Natuurlijke behoefte doen Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden Artikel 4.3.1 Artikel 4.3.2 Artikel 4.3.3 Artikel 4.3.4 Artikel 4.3.5 Artikel 4.3.6 Artikel 4.3.7 Artikel 4.3.8 Artikel 4.3.9 Artikel 4.3.10 Artikel 4.3.11 Begripsomschrijvingen Kapverbod Aanvraag vergunning Weigeringsgronden Openbaarmaking Vervaltermijn vergunning Bijzondere vergunningsvoorschriften Herplant-/instandhoudingsplicht Schadevergoeding Afstand van de erfgrenslijn Bestrijding iepziekte Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast Artikel 4.4.1 Artikel 4.4 2 Stankoverlast door gebruik van meststoffen Handelsreclame Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen Artikel 4.5.1 Artikel 4.5.2 Artikel 4.5.3 Begripsomschrijving Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen Aanwijzing kampeerterreinen 5

Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente Afdeling 1 Parkeerexcessen Artikel 5.1.1 Artikel 5.1.2 Artikel 5.1.3 Artikel 5.1.4 Artikel 5.1.5 Artikel 5.1.6 Artikel 5.1.7 Artikel 5.1.8 Artikel 5.1.9 Artikel 5.1.10 Begripsomschrijvingen Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. Te koop aanbieden van voertuigen Defecte voertuigen Voertuigwrakken Caravans e.d. Parkeren van reclamevoertuigen Grote en uitzichtbelemmerende voertuigen Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen Afdeling 2 Collecteren, verkoop van goederen aan huis, standplaatsen en snuffelmarkten Artikel 5.2.1 Artikel 5.2.2 Artikel 5.2.3 Artikel 5.2.4 Artikel 5.2.5 Artikel 5.2.6 Inzameling van geld of goed Verkoop van goederen aan huis Ventverbod Vrijheid van meningsuiting Standplaatsen Snuffelmarkten e.d. Afdeling 3 Openbaar water Artikel 5.3.1 Artikel 5.3.2 Artikel 5.3.3 Artikel 5.3.4 Artikel 5.3.5 Artikel 5.3.6 Artikel 5.3.7 Gebruik van openbaar water Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen Aanwijzingen ligplaats Verbod innemen ligplaats Beschadigen van waterstaatswerken en oevers Reddingsmiddelen Veiligheid op het water Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden Artikel 5.4.1 Artikel 5.4.2 Crossterreinen Beperking verkeer in natuurgebieden Afdeling 5 Verbod vuur te stoken Artikel 5.5.1 Verbod vuur te stoken Afdeling 6 Straatnaamborden, huisnummers e.d. Artikel 5.6.1 Artikel 5.6.2 Gedoogplicht aanduidingen Verwijdering e.d. aanduidingen 6

Afdeling 7 Verstrooiing van as Artikel 5.7.1 Artikel 5.7.2 Artikel 5.7.3 Begripsomschrijving Plaatsen waar incidentele asverstrooiing verboden is Hinder of overlast voor derden Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen Artikel 6.1 Artikel 6.2 Artikel 6.3 Artikel 6.4 Artikel 6.5 Artikel 6.6 Strafbepaling Toezichthouders Binnentreden woningen Inwerkingtreding Overgangsbepaling Citeertitel 7

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder: A. Weg: 1. De weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b. van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen; 2. De al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen; 3. De voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn; 4. Andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten. B. Openbaar water: Alle wateren die - al dan niet met enige beperking - voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn. C. Bebouwde kom: Het gebied waarvan de grenzen door de raad zijn vastgesteld op basis van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994. D. Rechthebbende: Een ieder die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht. E. Voertuigen: Alle rij- en voertuigen, met uitzondering van: a. treinen en trams; b. kruiwagens, kinderwagens en dergelijk kleine voertuigen. F. Vaartuigen: Alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen, glijboten en ponten. G. Woonschepen: Schepen uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot woning bestemd. H. Bouwwerk: Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 8

I. Gebouw: Elk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. J. Handelsreclame: Iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen. K. Bevoegd gezag: Bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Artikel 1.2 Beslistermijn 1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen twaalf weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. 2. Het bevoegde bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen. 3. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet voor de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3.3.1. 4. In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 4.3.2. Artikel 1.3 Te late indiening aanvraag 1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen. 2. Voor bepaalde door het bevoegde bestuursorgaan aan te wijzen vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken. Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist. 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen. Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald. 9

Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd: 1. Indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt; 2. Indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist; 3. Indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen; 4. Indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn; 5. Indien de houder of zijn rechtsverkrijgende dit verzoekt. Artikel 1.7 Termijnen Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet. Artikel 1.8 Weigeringsgronden De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van: a. de openbare orde; b. de openbare veiligheid; c. de volksgezondheid; d. de bescherming van het milieu. Artikel 1.9 Lex Silencio Positivo Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening: Artikel 2.1.4.1. Ontheffing van het verbod optreden als straatartiest Artikel 5.2.6. Vergunning organisatie snuffelmarkt. Artikel 1.10 Lex Silencio Positivo niet van toepassing Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening: Artikel 2.2.2. Vergunning evenementen Artikel 2.3.1.2. Exploitatievergunning horeca Artikel 2.3.3.1. Exploitatievergunning speelgelegenheden Artikel 3.2.1. Vergunning seksinrichting. 10

HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden 1. Het is verboden op de weg deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden. 2. Een ieder die op de weg aanwezig is bij enige gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen. 3. Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester zich te begeven of te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten wanneer deze door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet. 4. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. Paragraaf 2 Betogingen Artikel 2.1.2.1 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen 1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat deze gehouden zal worden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester. 2. Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving door terugrekening valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt dit tijdstip geacht te vallen op 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. 3. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving ontvankelijk verklaren. 4. Onder openbare plaats wordt verstaan een plaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, juncto tweede lid, van de Wet openbare manifestaties, te weten een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek, met uitzondering van een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Grondwet. 5. Bij de kennisgeving dient opgave te worden gedaan van: a. naam en adres van degene die de betoging houdt/organiseert; b. het doel van de betoging; c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging; d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging; e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling en de verwachtte opkomst; f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen. 11

Artikel 2.1.2.2 Afwijking termijn De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.1, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving ontvankelijk verklaren. Paragraaf 3 Verspreiden van gedrukte stukken Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen 1. Het is verboden zonder ontheffing van het college gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken op of aan door het college aangewezen wegen of gedeelten daarvan. 2. Het college kan de werking van het in het eerste lid gestelde verbod beperken tot in de openbare kennisgeving aan te duiden dagen en uren. 3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van de in het eerste lid bedoelde gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen. Paragraaf 4 Vertoningen e.d. op de weg Artikel 2.1.4.1 Straatartiest 1. Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen of gedeelten daarvan. 2. De burgemeester kan de werking van het in het eerste lid gestelde verbod beperken tot in de openbare kennisgeving aan te duiden dagen en uren. Paragraaf 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg Artikel 2.1.5.1 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg 1. Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als: a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; c. het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod; d. het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor: 1. evenementen als bedoeld in artikel 2.2.2; 2. standplaatsen als bedoeld in artikel 5.2.5. 2. Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement. 12

Artikel 2.1.5.2 Maken en veranderen van een uitweg 1. Het is verboden zonder voorafgaande melding aan het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet daaronder verstaan. 3. Bij de melding wordt een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie overgelegd. 4. Het college laat binnen vier weken na ontvangst van de melding weten of het college aan de gewenste uitweg voorschriften stelt of dat de gewenste uitweg in het geheel niet kan worden gerealiseerd. 5. Het college stelt voorschriften aan de gewenste uitweg indien door het realiseren ervan: a. gevaar of hinder ontstaat of dreigt te ontstaan voor het wegverkeer ter plaatse; b. het gebruik van een bestaande openbare parkeerplaats onmogelijk wordt gemaakt of dreigt te worden gemaakt; c. de groenvoorziening in de gemeente wordt geschaad of dreigt te worden geschaad 6. Het college weigert de aanleg van de uitweg als de gewenste situaties voor het verkeer, het gebruik of de kwaliteit van de openbare ruimte zoals bedoeld onder lid 5 onvoldoende door voorschriften zijn te waarborgen. 7. Het college stelt de indiener van de melding binnen zes weken na ontvangst van de melding op de hoogte van de voorschriften als bedoeld in het vierde lid of weigering van de aanleg als bedoeld in het zesde lid. 8. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement. Paragraaf 6 Veiligheid van de weg Artikel 2.1.6.1 Uitzichtbelemmerende beplanting of voorwerp Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert. Artikel 2.1.6.2 Openen straatkolken e.d. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken. Artikel 2.1.6.3 Rookverbod in bossen en natuurgebieden 1. Het is verboden te roken in bossen, op heide- of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door het college aangewezen periode. 13

2. Het is verboden in bossen, op heide- of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen. 3. Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover het bepaalde in artikel 429, aanhef en onder 3e, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende, als tuin ingerichte, erven. Artikel 2.1.6.4 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd. 2. Het college maakt tevoren aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid, hun besluit bekend over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid. 3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet of de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is. Artikel 2.1.6.5 Verplichtingen plantgerechtigden 1. Hij die een recht van beplanting op een weg heeft is verplicht: a. van zijn voornemen tot het planten, vellen of rooien van beplanting op de weg ten minste dertig dagen van tevoren schriftelijk kennis te geven aan het college; b. zich bij dat planten, vellen of rooien te gedragen overeenkomstig de voorschriften, die hem door het college gegeven zijn in het belang van de veiligheid van het wegverkeer; c. gevolg te geven aan de schriftelijke lastgeving van het college binnen de bij die last te bepalen termijn de bomen, struiken, takken of wortels, die voor het gebruik van de weg gevaarlijk zijn, te verwijderen; d. bomen of struiken die dood, omgewaaid of afgebroken zijn, onverwijld te verwijderen. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor gevallen waarin het Provinciaal Wegenreglement Noord-Brabant van toepassing is. Afdeling 2 Toezicht op evenementen Artikel 2.2.1 Begripsomschrijving 1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van: a. bioscoopvoorstellingen; b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5.2.6 van deze verordening; c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen; d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen; e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; f. activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.4.1 en 2.3.3.1 van deze verordening. 14

2. Onder evenement wordt mede verstaan: a. een herdenkingsplechtigheid; b. een braderie; c. een al dan niet besloten feest of al dan niet besloten wedstrijd op of aan de weg 1 ; d. een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.1. Artikel 2.2.2 Evenement 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. 2. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van overlast; c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen; d. de zedelijkheid of gezondheid. 3. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor de in het tweede lid, onder c, van artikel 2.2.1 voorziene gevallen, voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto artikel 148 Wegenverkeerswet 1994. 4. Indien een vergunning wordt verleend, heeft de houder van de evenementenvergunning voor de activiteiten die op grond van deze of enige andere gemeentelijke verordening vergunningsplichtig zijn of waarvoor een ontheffing of vrijstelling nodig is, geen vergunning, ontheffing of vrijstelling nodig voor de activiteiten die in de vergunning zijn vermeld en die plaatsvinden in of op de evenementenlocatie zoals aangegeven in de vergunning. Artikel 2.2.3 Vergunningsvrije evenementen 1. Voor de volgende evenementen is geen vergunning vereist: a. kleinschalige evenementen waaronder wordt verstaan op en/of aan de openbare weg gehouden voor een beperkt publiek bedoelde evenementen, zoals buurtbarbeques, buurtfeesten, straatspeeldagen en andere kleinschalige (straat)feesten; b. eendaagse evenementen mits het bezoekersaantal niet meer bedraagt dan 100 personen, gehouden wordt tussen 9.00 en 22.00 uur en het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan van een doorgaande weg; c. beurzen, tentoonstellingen, markten en/of sportwedstrijden gehouden in gebouwen; d. een optocht. 2. De evenementen genoemd in lid 1 dienen tenminste drie weken voor het tijdstip waarop het evenement plaatsvindt schriftelijk bij de burgemeester te worden gemeld. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het tweede lid bedoelde termijn verkorten en/of een mondelinge melding ontvankelijk verklaren. 3. Bij de melding dient opgave te worden gedaan van: a. de naam en adres van degene/organisatie die het evenement organiseert; b. het doel van het evenement; c. de datum waarop het evenement wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en beëindiging; 1 Nagenoeg het gehele openbare gebied valt onder weg, dus ook parken, speelweiden, voor publiek toegankelijke portieken etc. 15

d. de plaats c.q. de route waar het evenement wordt gehouden; e. de maatregelen die de organisator zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen; f. de overige gegevens die van belang kunnen zijn voor een concrete beoordeling van de melding; g. de activiteiten die zullen plaatsvinden; h. maatregelen die degene/organisatie die het evenement organiseert,, zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen. 4. Voor activiteiten die op de melding zijn vermeld en waarvoor op grond van deze of enige andere gemeentelijke verordening, vergunningsplichtig zijn of waarvoor een ontheffing of vrijstelling nodig is, heeft de degene/organisatie die het evenement organiseert geen vergunning, ontheffing of vrijstelling nodig mits die activiteiten plaatsvinden in of op de evenementenlocatie zoals aangegeven in de melding en niet door de burgemeester zijn verboden. 5. De burgemeester kan het evenement verbieden in het belang van: a. de openbare orde; b. het voorkomen of beperken van overlast; c. de verkeersveiligheid en/of veiligheid van personen en/of goederen; d. de zedelijkheid en/of gezondheid. 6. De burgemeester is bevoegd in verband met de belangen genoemd in lid 5 nadere voorschriften te stellen. 7. Het is verboden het evenement te laten plaatsvinden, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien: a. de melding daarvan niet overeenkomstig het bepaalde in lid 2 van dit artikel is gedaan; b. gehandeld wordt in afwijking van de gegevens die bij de melding zijn verstrekt; c. gehandeld wordt is strijd met de nadere voorschriften zoals bedoeld in lid 6; d. de burgemeester het evenement op grond van lid 5 heeft verboden. 16

Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen 1. Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. 2. Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden. 3. Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt. 4. Onder houder wordt in deze paragraaf verstaan: degene die een horecabedrijf exploiteert op grond van het bepaalde in artikel 2.3.1.2. 5. In deze paragraaf wordt onder bezoekers niet verstaan: a. de gezinsleden van de houder, alsmede diens elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad; b. de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht; c. de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is. Artikel 2.3.1.2 Exploitatie horecabedrijf 1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. 2. De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid, indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan. 3. De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf. 4. Geen vergunning is vereist voor een horecabedrijf dat zich bevindt in: a. een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van het horecabedrijf een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit; b. een zorginstelling; c. een museum; of d. een bedrijfskantine of restaurant. 5. Bij de toepassing van de in lid 3 genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf. 17

6. In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.5.1 beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden, tevens over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras. 7. Onverminderd het gestelde in het derde en vijfde lid kan de burgemeester de in het zesde lid bedoelde ingebruikneming van de weg ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf behorende terrassen weigeren: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan; b. indien dat gebruik een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. 8. Het bepaalde in het zesde en zevende lid geldt niet voor zover de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant van toepassing is. 9. De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid, indien de houder geen verklaring omtrent gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven. Artikel 2.3.1.3 Sluitingstijden 1. Het is de houder van een horecabedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven op alle dagen van de week tussen 02.00 uur en 06.00 uur, uitgezonderd 1 januari. 2. De burgemeester kan, eventueel onder het stellen van nadere regels, straten, gebieden of horecabedrijven aanwijzen waar of waarvoor het verbod van lid 1 niet geldt voor de nacht van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag voor de tijd tussen 02.00 uur en 03.00 uur. 3. De burgemeester kan door middel van een vergunningsvoorschrift ander sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of een daartoe behorend terras. 4. Het gestelde in lid 1 tot en met 3 geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften. Artikel 2.3.1.4 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.3 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen. 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover artikel 13b Opiumwet van toepassing is. Artikel 2.3.1.5 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf 1. Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2.3.1.3 of ingevolge een op grond van artikel 2.3.1.4 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden. 18

2. Het is verboden in een horecabedrijf: a. orde te verstoren; b. zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens het eerste lid; c. op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van zitplaatsen die aanwezig zijn op het terras. Artikel 2.3.1.6 Toegang ambtenaren van politie De houder van een horecabedrijf is verplicht ervoor te zorgen, dat ambtenaren van politie vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf: a. gedurende de tijd dat het bedrijf voor bezoekers geopend is; dan wel b. gedurende de tijd dat een bedrijf gesloten dient te zijn en indien die ambtenaren van politie hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn. Artikel 2.3.1.7 Het college als bevoegd bestuursorgaan Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van de artikelen 2.3.1.2 tot en met 2.3.1.4. Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf Artikel 2.3.2.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: 1. inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nacht verblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft; 2. houder: degene die een inrichting exploiteert, dan wel daarin de feitelijke leiding heeft. Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester. Artikel 2.3.2.3 Nachtregister De houder van een inrichting of een voor hem handelend persoon is verplicht een register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht bij te houden, dat is ingericht volgens het door de burgemeester vastgestelde model. Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken. 19

Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden Artikel 2.3.3.1 Speelgelegenheden 1. Deze paragraaf verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren. Onder speelgelegenheid wordt niet verstaan een speelautomatenhal als bedoeld in artikel 30c, eerste lid., onder c, van de Wet op de Kansspelen. 2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op: a. speelgelegenheden waarvoor de Minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen; b. speelgelegenheden waarvoor de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten. 3. De burgemeester weigert de vergunning: a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; b. indien de exploitatie van een speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan. Artikel 2.3.3.2 Speelautomaten Begripsomschrijvingen 1. In dit artikel wordt verstaan onder: a. Wet: de Wet op de kansspelen; b. speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a van de Wet; c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c van de Wet; d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d van de Wet; e. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e van de Wet. 2. Opstelplaatsenbeleid: a. in hoogdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee kansspelautomaten; b in laagdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan. Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid Artikel 2.4.1 Overlast Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat een ander onaanvaardbare overlast wordt bezorgd. 20

Artikel 2.4.2 Betreden gesloten woning of lokaal 1. Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 174a Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden. 2. Het is verboden een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden. 3. Het in het eerste lid en tweede lid bedoelde verbod geldt niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende redenen noodzakelijk is. Artikel 2.4.3. Plakken en kladden 1. Het is verboden de weg of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is, te bekrassen of te bekladden of te doen bekrassen of bekladden. 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is: a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken of te doen plakken of op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen; b. met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen. 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing, indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift. 4. Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen. 5. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame. 6. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, welke geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen. 7. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op dienst eerste vordering terstond ter inzage af te geven. Artikel 2.4.4 Vervoer plakgereedschap e.d. 1. Het is verboden tussen 22.00 uur en 06.00 uur op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing, indien de in dat lid bedoelde materialen of gereedschappen niet zijn gebezigd of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2.4.3. Artikel 2.4.5 Vervoer inbrekerswerktuigen 1. Het is verboden tussen 22.00 uur en 06.00 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat er toe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen. 21

2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien de in dat lid bedoelde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet bestemd of gebruikt zijn voor de in dat lid bedoelde handelingen. Artikel 2.4.6 Hinderlijk gedrag op of aan de weg 1. Het is verboden: a. op of aan de weg te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair; b. zich op of aan de weg zodanig op te houden dat aan weggebruikers of aan bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 424, 426 bis, 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is. 3. Een ieder die door gedrag of handeling zich gedraagt of handelt in strijd met het bepaalde in het voorgaande lid is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen. Artikel 2.4.7 Hinderlijk drankgebruik 1. Het is verboden op de weg die deel uit maakt van een door de burgemeester aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor: a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid; b. de plaats, niet zijnde een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet. Artikel 2.4.8 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen 1. Het is verboden tegen de wil van de bewoner, eigenaar of de gebruiker van een gebouw zich te bevinden op een stoep of vensterbank of te leunen tegen een deur of raam dan wel op andere, voor de bewoner of gebruiker storende wijze gebruik te maken van een gebouw of een gedeelte daarvan. 2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van een zodanig gebouw. 3. Een ieder die door gedrag of handeling zich gedraagt of handelt in strijd met het bepaalde in het voorgaande lid is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen. 22

Artikel 2.4.9 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten 1. Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd. 2. Een ieder die door gedrag of handeling zich gedraagt of handelt in strijd met het bepaalde in het voorgaande lid is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen. Artikel 2.4.10 Overlast fietsen, bromfietsen e.d. 1. Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets of een soortgelijk voertuig te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien: a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of die portiek; b. daardoor die ingang versperd wordt. 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of soortgelijk voertuig op zodanige wijze op een voetpad of trottoir te plaatsen of te laten staan dat de doorgang daardoor wordt belemmerd of overlast ontstaat. 3. Het college kan op of aan de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen achter te laten of te laten staan. 4. Het is verboden fietsen of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren, achter te laten of te laten staan in de voor stalling van fietsen of bromfietsen bestemde ruimten of op de daarvoor bestemde plaatsen. 5. Het is verboden op de door het college of op de door de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt welke publiek trekt. Artikel 2.4.11 Bespieden van personen 1. Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon dan wel van een gebouw of woonwagen op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon dan wel een zich in dit gebouw of deze woonwagen bevindende persoon, te bespieden. 2. Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een zich in een gebouw of woonwagen bevindende persoon te bespieden. 23

Artikel 2.4.12 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen: a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is; b. op een voor het publiek toegankelijk en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats; c. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen. 2. Het college kan wegen of terreinen aanwijzen waarvoor de in het eerste lid gestelde verboden niet of niet geheel gelden. 3. De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voorzover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat geleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond. Artikel 2.4.13 Verontreiniging door honden 1. De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet binnen de bebouwde kom: a. op of aan de weg; b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide. 2. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid, sub a gestelde gebod wordt opgeheven, indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd. 3. Het college kan wegen aanwijzen, waar het verbod onder lid 1, sub a niet geldt. 4. Degene, die zich met een hond op of aan de weg bevindt, is verplicht een doeltreffend hulpmiddel bij zich te hebben, dat geschikt is voor het verwijderen van hondenpoep. 5. Het college kan kunnen eisen stellen waaraan het in het vierde lid bedoelde hulpmiddel minimaal moet voldoen om doeltreffend te zijn. Artikel 2.4.14 Gevaarlijke honden 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander: a. anders dan kort aangelijnd, nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en zij een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt; b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt, dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en zij een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt. 2. In afwijking van artikel 2.4.12, eerste lid onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond moet zijn voorzien van een optisch leesbaar, niet verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of in de buikwand, dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen. 24