LITURGIE VOOR DE OCHTENDDIENST IN DE HERVORMDE GEMEENTE TE DEN HAM, Zondag 19 november 2017, Aanvang 10.00 uur. Thema: Stem en tegenstem. Een lied van wraak en een lied van vergeving. Voorganger: Ouderling van dienst: Organist: Ds. H.M. Klaassen Hans Bosch Bram Jaspers Afkondigingen Zingen: psalm 24:1, 2 1. De aarde en haar volheid zijn des Heren koninklijk domein, de wereld en die daarin wonen. Het land rijst uit de oceaan, rivieren breken zich ruim baan om Gods volmaakte macht te tonen. 2. Wie is de mens die op zal gaan en voor Gods heilig aanschijn staan? Wie mag de tempel binnentreden? Wie niet op loze wijsheid bouwt, zijn hart en handen zuiver houdt van kwade trouw en valse eden. Votum en groet 1
Zingen: psalm 8: 1, 2, 3, 4 1. Heer, onze Heer, hoe heerlijk en verheven hebt Gij uw naam op aarde uitgeschrevenmachtige God, Gij die uw majesteit ten hemel over ons hebt uitgebreid. 2. Wel doet de hemel hoog uw glorie blinken, maar in de mond van kind'ren doet Gij klinken uw machtig heil, zo maakt G' uw vijand stil en doet uw haters buigen voor uw wil. 3. Aanschouw ik 's nachts het kunstwerk van uw handen, de maan, de duizend sterren die daar branden, wat is de mens, dat Gij aan hem gedenkt, het mensenkind, dat Gij hem aandacht schenkt? 4. Gij hebt hem bijna goddelijk verheven, een kroon van eer en heerlijkheid gegeven, Gij doet hem heersen over zee en land, ja, al uw werken gaaft Gij in zijn hand. Lezing van het gebod van God: uit Exodus 20: 1 17 (HSv) 1 Toen sprak God al deze woorden: 2 Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft. 3 U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. 4 U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is. 5 U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten, 6 maar Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen. 7 U zult de Naam van de HEERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal niet voor onschuldig houden wie Zijn Naam ijdel gebruikt. 8 Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt. 9 Zes dagen zult u arbeiden en al uw werk doen, 10 maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God. Dan zult u geen enkel werk doen, u, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw slaaf, noch uw slavin, noch uw vee, noch uw vreemdeling die binnen uw poorten is. 2
11 Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat erin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die. 12 Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HEERE, uw God, u geeft. 13 U zult niet doodslaan. 14 U zult niet echtbreken. 15 U zult niet stelen. 16 U zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste. 17 U zult niet begeren het huis van uw naaste. U zult niet begeren de vrouw van uw naaste, noch zijn slaaf, noch zijn slavin, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets wat van uw naaste is. Zingen: psalm 51: 1 & 2 1. Ontferm u God, ontferm u, hoor mijn klacht, ik roep tot U, vergeef, vergeef mijn zonden. Herstel mijn hart, zie, hoe het is geschonden. Door eigen schuld verzink ik in de nacht. Wees mij nabij naar uw barmhartigheid, reinig mij door uw diepe mededogen. Om al mijn kwaad kwelt zich mijn hart en schreit, mijn zonden staan mij dagelijks voor ogen. 2. Want tegen U, want tegen U alleen heb ik gezondigd. Red mij van het kwade. In diep berouw belijd ik U mijn daden, hoor naar de donkere stem van mijn geween. Ik heb gedaan wat kwaad was in uw oog, ja, ik erken, ik ben uw gunst niet waardig. Gij zetelt in gerechtigheid omhoog, uw woord is waar, uw vonnis is rechtvaardig. Gebed om de leiding door de Heilige Geest Kinderen naar de kindernevendienst. Schriftlezing: Genesis 4: 1-26 1 En Adam had gemeenschap met Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger en baarde Kaïn, en zei: Ik heb een man van de HEERE gekregen! 3
2 En zij baarde opnieuw: zijn broer Abel. Abel werd herder van kleinvee en Kaïn werd bewerker van de aardbodem. 3 En het gebeurde na verloop van dagen dat Kaïn van de opbrengst van de aardbodem aan de HEERE een offer bracht. 4 Ook Abel bracht een offer, van de eerstgeborenen van zijn kleinvee en van hun vet. De HEERE nu sloeg acht op Abel en op zijn offer, 5 maar op Kaïn en op zijn offer sloeg Hij geen acht. Toen ontstak Kaïn in grote woede en liet hij zijn hoofd zakken. 6 En de HEERE zei tegen Kaïn: Waarom bent u in woede ontstoken en waarom heeft u uw hoofd laten zakken? 7 Is het niet zo dat u, als u het goede doet, uw hoofd kunt opheffen? Maar als u niet het goede doet, ligt de zonde aan de deur. Naar u gaat zijn begeerte uit, maar ú moet over hem heersen. 8 En Kaïn sprak met zijn broer Abel. En het gebeurde, toen zij op het veld waren, dat Kaïn zijn broer Abel aanviel en hem doodde. 9 En de HEERE zei tegen Kaïn: Waar is Abel, uw broer? En hij zei: Ik weet hetniet; ben ik de hoeder van mijn broer? 10 En Hij zei: Wat hebt u gedaan! Er is een stem van het bloed van uw broer, dat van de aardbodem tot Mij roept. 11 Nu dan, u bent vervloekt, weg van de aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan om het bloed van uw broer uit uw hand op te nemen. 12 Als u de aardbodem bewerkt, zal die u zijn volle opbrengst niet meer geven; u zult dolend en dwalend over de aarde gaan. 13 En Kaïn zei tegen de HEERE: Mijn misdaad is te groot om vergeven te worden. 14 Zie, U verdrijft mij heden van het aangezicht van de aardbodem en ik zal voor Uw aangezicht verborgen zijn en dolend en dwalend over de aarde gaan; en het zal zo zijn dat al wie mij tegenkomt, mij zal doden. 15 Maar de HEERE zei tegen hem: Daarom zal al wie Kaïn doodt zevenvoudig gewroken worden! En de HEERE merkte Kaïn met een teken, zodat niemand die hem tegenkwam, hem zou doden. 16 Toen ging Kaïn weg van het aangezicht van de HEERE; en hij woonde in het land Nod, ten oosten van Eden. 17 En Kaïn had gemeenschap met zijn vrouw, en zij werd zwanger en baarde Henoch. Kaïn was een stad aan het bouwen, en hij noemde de naam van die stad naar de naam van zijn zoon, Henoch. 18 En bij Henoch werd Hirad geboren; en Hirad verwekte Mechujaël; en Mechujaël verwekte Methusaël; en Methusaël verwekte Lamech. 19 Lamech nam voor zichzelf twee vrouwen; de naam van de ene was Ada, en de naam van de andere Zilla. 20 Ada baarde Jabal; die werd de vader van wie tenten bewonen en vee houden. 4
21 En de naam van zijn broer was Jubal. Deze werd de vader van allen die harpen fluit kunnen bespelen. 22 Ook Zilla baarde: Tubal Kaïn, een smid, vader van alle koper- en ijzerbewerkers; en de zuster van Tubal Kaïn was Naëma. 23 En Lamech zei tegen zijn vrouwen: Ada en Zilla, luister naar mijn stem, vrouwen van Lamech, hoor mijn woorden aan: Voorzeker! Ik doodde een man om mijn wond en een jongen om mijn striem! 24 Want Kaïn wordt zevenvoudig gewroken, maar Lamech zeventig maal zevenmaal. 25 En Adam had opnieuw gemeenschap met zijn vrouw en zij baarde een zoon, en zij gaf hem de naam Seth. Want, zei ze, God heeft mij ander nageslacht gegeven in de plaats van Abel; Kaïn heeft hem immers gedood. 26 En ook bij Seth werd een zoon geboren, en hij gaf hem de naam Enos. Toen begon men de Naam van de HEERE aan te roepen. Zingen: gezang 435: 1 & 4 1. O verbreker aller banden Gij die ons vertrouwen zijt, bij wie schade zelfs en schande hemel wordt en heerlijkheid, tuchtig Adams trotse zonen in hun eigenzinnigheid, tot Ge uw aangezicht zult tonen en hen uit de kerker leidt. 4. Kom toch om de macht te breken van de vorst der duisternis; geef in ons bestaan een teken, dat de zege zeker is; hef ons op uit onze zonden, werp de duiv len bij ons uit, want de vrijheid moet gevonden, Heer, vervul Gods raadsbesluit! 5
Schriftlezing: Mattheüs 18: 21, 22 21 Toen kwam Petrus naar Hem toe en zei: Heere, hoeveel keer zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe? 22 Jezus zei tegen hem: Ik zeg u: niet tot zevenmaal, maar tot zeventig maal zevenmaal. Zingen: gezang 435: 2 2. Heer, ons lot is in uw handen, en het is uw hartewens, naar uw beeld ons te verand ren, Jezus Christus, nieuwe mens. O Gij zijt ons zeer genegen, ook al doet uw liefde pijn en al smaalt men allerwegen, dat wij uw gevang nen zijn. Verkondiging Zingen: gezang 454: 2, 3, 4 2. Een diepe nacht zou mij omvangen waarna geen blijde morgen daagt. Ik werd verteerd door wild verlangen, door s levens maalstroom weggevaagd. Ik zou alleen zijn, van het heden en van de toekomst ongewis. Wie kan er aarden hier beneden als er geen open hemel is? 3. Maar Christus gaf mij taal en teken en ik ben zeker van zijn stem. De nacht is voor het licht geweken, het grond loos lot krijgt zin door Hem. Nu word ik mens, herkrijg mijn vrijheid bij water, woord en brood en wijn, omdat ik weet van zijn nabijheid waar twee of drie dagen vergaderd zijn. 4. Gaat uit in wegen en in velden en breng verdwaalden bij ons thuis. Reikt hun de broederhand en meldt hun: 6
De Koning noodt u in zijn huis. Door het geloof zien wij het ware: de eeuwigheid vervult de tijd, En iedereen mag dat ervaren die Christus naam met ons belijdt. Collecten Dankgebed en voorbede Zingen: gezang 476: 1, 5 1. Eeuwig Woord, U willen wij bezingen, God uit God en Licht uit Licht; Wijsheid, voor de aanvang aller dingen spelend voor Gods aangezicht; engel Gods uit Isrels oude dagen, Zoon van s Vaders eeuwig welbehagen, dienaar van Gods hoog bevel, kind der Maagd, Immanuël! 5. Levensvorrst, U loven de geslachten, en tot uw verborgen tijd blijft de bruid uw wederkomst verwachten, t einde van haar bange strijd. Houd haar waakzaam; doe haar, t hoofd geheven, uit die hoge heilsverwachting leven, tot zij op de jongste dag, met U triumferen mag. Zegen 7