Hoe getuigen zichzelf kunnen verhoren: de Zelfrapportage voor Getuigen

Vergelijkbare documenten
Tussentijds toetsen. Dirkx, K.J. H., Kester, L., Kirschner, P.A.

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht

Samenvatting Dutch summary

De invloed van burgerbronnen in het nieuws

Samenvatting. Odinot_4.indd :19:06

Nederlandse samenvatting

Tussentijds Toetsen als Leerstrategie. Dirkx, K.J. H., Kester, L., Kirschner, P.A.

Feedback geven en krijgen. Diepteverwerking 9 november 2016 Marieke Thurlings

INVESTIGATIVE INTERVIEWING

Effectief leren door formatief toetsen

Cognitieve strategieën voor diepe verwerking en feedback

DNA DATABANKEN ALS BRON VOOR CRIMINOLOGISCH ONDERZOEK. Sabine De Moor


Kindvriendelijke verhoorstudio

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders

De kracht van (formatieve) toetsing

LEER STUDEREN MET Spaced Practice SPREID JE STUDEERMOMENTEN IN DE TIJD

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

De andere kant van feedback

Paper 3 Onderzoeksinstrumenten

Traumatische jeugdervaringen zijn belangrijke risicofactoren

Plannen en schrijven met een elektronische outline-tool

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

Protocolnummer: 035 Ontwikkeld door: geïnspireerd door Nancy Dana en aangepast aan de Europese context door Katholiek Onderwijs Vlaanderen Titel

Waarom overhoren goed is voor het leren van nieuwe woorden

Het horen van kinderen door de politie. Het horen van kinderen door de politie. Kindvriendelijke verhoorstudio. Verhoorkamer/Praatkamer

How to present online information to older cancer patients N. Bol

Everyday Multiscreening. How the Simultaneous Usage of Multiple Screens Affects Information Processing and Advertising Effectiveness. C.M.

Media en creativiteit. Winter jaar vier Werkcollege 7

Impact van chronische Q-koorts en QVS op Cognitief Functioneren

Ontwerpen van formatieve toetsen Richtlijnen voor de praktijk

Informatie verzamelen en verwerken deel 3: onderzoeksmethodologie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Directe feedback in digitale leermiddelen; succes gegarandeerd?.

Het meten van regula e-ac viteiten van docenten

Handleiding bij het Learning Analytics Experiment Verdieping recepten

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Gedragsinzichten toepassen op medewerkerontwikkeling NSvP Werkconferentie Nudging Amsterdam, 31 januari 2017

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Handleiding voor de leerling

Onderzoeksvaardigheden 2

WELKOM BIJ DE WORKSHOP!

Beoordeling van de waarde van de verklaring van kinderen

Kennisgestuurd rechercheren Evidence-based onderzoek voor de opsporing

De plaats van e-learning. Aanpak. Modaal. Wat kan E-learning onderwijskundig nu echt bijdragen? Voordelen van online training

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

Project Landelijke Database NBMs in de WEconomy

Unidentified Aerospace Phenomena Waarneming Rapport Formulier

Samenvatting (Summary in Dutch) Het proefschrift. Hoofdstuk 2

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

Wat een gezondheidsbehandeling met psychologie te maken heeft Een artikel over een onderzoek naar het uitvoeren van de 24-uurs urineverzameling

6 e Nieuwsbrief EPISCA onderzoek maart 2015

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

Observatieleidraad leertaak zelfregulerend leren

WAGBIG 1.3 (Korte versie)

Naar wettig en overtuigend bewijs

Verklaring inzake cookies

Rijksrecherche onderzoek schrijfproeven Deventer moordzaak: Geen aanwijzingen voor valsheid in geschrifte

EEN SIMULATIESTUDIE VAN DE SCHEDULE CONTROL INDEX

6. Project management

Making Shift Happen OVER LOAD

a p p e n d i x Nederlandstalige samenvatting

Marrit-10-H :05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Hardell: mobiel bellen en hersentumoren aan de belzijde

8. Nederlandse Samenvatting

Handleiding Simon. 5 juni Schouw Informatisering B.V. Danny Cevaal. Versienummer 1.0

Speuren naar sporen van speurders

Facts & Figures: Slachtofferschap van (cyber)pesten

Toepassingen van digitale middelen in het bewegingsonderwijs

Tweede wereldoorlog:

Figuur 1. Schematisch overzicht van de structuur van het twee-stadia recourse model.

FACEBOOK. HYPE OF HEILIGE GRAAL?

5 Samenvatting en conclusies

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Wat zijn jou beslissende momenten?

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Waarom was het onderzoek nodig?

Docenten effectiever professionaliseren dankzij ICT. Wilfred Rubens

RESPONS Er zijn panelleden benaderd. Van hen hebben er de vragenlijst ingevuld. Dit resulteert in een respons van 68%.

The function of autobiographical memory

2 Emoties in de spreekkamer

Summary & Samenvatting. Samenvatting

TOETSEN EN EXAMINEREN IN HET HOGER ONDERWIJS

The influence of team diversity inside and outside the team on the level of ambidexterity

Prestatiebeloning werkt nauwelijks, maar prestatieafstemming

Samenvatting. Family needs and the role of information in paediatric rehabilitation care. Mattijs Alsem

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

De veranderende gemeente. Inleiding op de webteksten

De behandeling van lage rugpijn met ruggordels en medicatie

Customer Flow Management. De slimme manier om meer te bereiken met uw beschikbare resources.

CVA zorg, topsport voor ons allemaal. Dinsdag 11 april 2017

Onderzoek door het Openbaar Ministerie Informatiefolder voor de medewerker

HinT aan huis. Dr Eugène Loos. Universiteit Utrecht, Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap. 14 december 2001

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

PRACTITIONER RESEARCH ALS PROFESSIONALISERINGSINSTRUMENT

Inleiding Deel I. Ontwikkelingsfase

Onderwijs in programmeren in het voortgezet onderwijs: een benadering vanuit de Pedagogical Content Knowledge

Transcriptie:

Alana Krix, Melanie Sauerland en Maartje Schreuder* Hoe getuigen zichzelf kunnen verhoren: de Zelfrapportage voor Getuigen Om te voorkomen dat ooggetuigen informatie vergeten en om de invloed van incorrecte informatie tegen te gaan die hen via andere bronnen bereikt, zou een ooggetuigenverhoor idealiter zo snel mogelijk na een incident moeten plaatsvinden. Echter, door de beperkingen aan de middelen die de politie tot haar beschikking heeft, is dat niet altijd mogelijk. Om de problemen tegen te gaan die samenhangen met verhoren die met vertraging plaatsvinden is recentelijk de Zelfrapportage voor Getuigen (ZeG; Engels: Self-Administered Interview, SAI ) ontwikkeld. Dit zelfrapportage-instrument wordt op de plaats delict door de politie uitgedeeld aan de getuigen. Getuigen kunnen het direct na het misdrijf zelfstandig invullen. De ZeG leidt tot een uitgebreide verklaring en, nog belangrijker, het helpt de herinneringen te conserveren tot een persoonlijk verhoor dat op een later tijdstip plaatsvindt. Na succesvolle praktijkonderzoeken is de ZeG goedgekeurd voor landelijk gebruik door de Nederlandse politie. In dit artikel geven we een gedetailleerde introductie van de ZeG en we geven een overzicht van de onderzoeksresultaten met betrekking tot dit instrument, waaronder bevindingen van onze eigen onderzoeksgroep. Daarnaast laten we de praktische voordelen van de ZeG zien en we geven een korte bespreking van de mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Uitgangspunt: problemen bij vertraagde ooggetuigenverhoren Ooggetuigenbewijs is een essentieel onderdeel van een politieonderzoek, omdat het vaak doorslaggevende aanwijzingen geeft voor het oplossen van een misdrijf (Kebbell & Milne 1998). De kwaliteit van een ooggetuigenverslag kan daarom bepalend zijn voor het succes van een politieonderzoek. Voor het verkrijgen van een kwalitatief goede verklaring die kan helpen een zaak op te lossen, moeten getuigen zo snel mogelijk na het incident worden verhoord. Maar door de beperkte middelen die de politie tot haar beschikking heeft is dat niet altijd mogelijk en kan een verhoor soms dagen of zelfs weken uitgesteld worden (Gabbert e.a. 2009). Dit kan tot verschillende problemen leiden, want het uitstel kan zowel de kwantiteit als de accuraatheid van de ooggetuigenverslagen aantasten. Ten eerste blijkt uit geheugenonderzoek dat met het oplopen van het uitstel steeds meer details vergeten worden (bijv. Rubin & Wenzel 1996; Tuckey & Brewer 2003). Dit gaat met name op voor precieze of woordelijke informatie (Goldsmith e.a. 2005). Dit betekent bijvoorbeeld dat een getuige zich de kleur van een auto direct na het misdrijf herinnert als donkergrijs, maar na een paar weken slechts nog als een donkere kleur (d.w.z. minder precies). Ten tweede wordt met het verstrijken van de tijd de kans steeds groter dat de getuige wordt blootgesteld aan incorrecte informatie achteraf als gevolg van berichtgeving in de media of gesprekken met andere getuigen. Als deze incorrecte informatie in de eigen herinneringen van de getuige wordt geïncorporeerd, een fenomeen dat het misinformatieeffect wordt genoemd (Gabbert e.a. 2004), dan resulteert dat in een verminderde accuraatheid van de verklaring. De bovengenoemde overwegingen maken duidelijk dat uitstellen van het verhoor hinderlijk kan zijn voor succesvolle politieonderzoeken. Het ligt voor de hand dat als een getuige slechts op een zeer algemeen niveau herinneringen ophaalt, dit mogelijk niet voldoende informatie oplevert om de dader(s) te vinden of om de exacte loop van de gebeurtenissen te reconstrueren. Als de getuige bovendien veel incorrecte details rapporteert, kan dit uiteindelijk leiden tot de aanhouding en veroordeling van een onschuldige persoon. Zelfrapportage voor Getuigen (ZeG) Om de bovengenoemde problemen die gerelateerd zijn aan uitgestelde verhoren tegen te gaan is recentelijk de Zelfrapportage voor Getuigen (ZeG; Engels: Self-Administered Interview, SAI ; Gabbert e.a. 2009) ontwikkeld. Het is een boekje dat bestaat uit zestien pagina s, opgedeeld in zeven onderdelen. Elk deel wordt ingevuld als het van toepassing is voor de bewuste zaak. Zo niet, dan kan de getuige direct doorgaan met het volgende onderdeel (bijv. als er geen voertuigen aanwezig waren kan de getuige dat onderdeel overslaan). Omdat het een algemeen geheugeninstrument is kan het voor allerlei verschillende soorten misdrijven gebruikt worden en hoeft het niet aan elk afzonderlijk geval aangepast te worden. Het wordt door de politie uitgedeeld aan de getuigen op de plaats delict. Getuigen kunnen het direct na het misdrijf ter plekke zelfstandig invullen. Als dat niet mogelijk is, worden de getuigen verzocht het op een nabijgelegen plek of thuis in te vullen en het zo spoedig mogelijk aan de politie te retourneren. De ZeG is gebaseerd op het zogenoemde Cognitief Interview (CI; Fisher & Geiselman 1992). Dit is een instrument dat met name gebruikt wordt in de Verenigde Staten (waar het is ontwikkeld) en in het Verenigd Koninkrijk. Het bevat een serie technieken waarvan is aangetoond dat ze het ophalen van herinneringen ondersteunen. Hieronder zullen we de structuur van de ZeG bespreken en de technieken behandelen die de getuigen helpen bij het herinneren. * Dipl.-Psych. A.C. Krix is sinds 2010 als promovendus verbonden aan de Universiteit Maastricht; dr. M. Sauerland is sinds 2009 werkzaam als universitair docent aan de Universiteit Maastricht; dr. M.J. Schreuder is sinds 2008 werkzaam als forensisch spraakonderzoeker aan de Universiteit Maastricht. Alle drie de auteurs werken bij de Faculteit Psychology and Neuroscience, bij de sectie Forensic Psychology van de afdeling Clinical Psychological Science. De eerste auteur wordt gesteund door een promovendibeurs van de Studienstiftung des Deutschen Volkes in Duitsland. E-mail: Alana.Krix@maastrichtuniversity.nl. 180

In het eerste onderdeel van de ZeG (deel A) wordt de getuigen gevraagd zich de context van het misdrijf weer voor de geest te halen (mental context reinstatement). Dit houdt in dat de getuigen moeten terugdenken aan de emoties en gedachten die ze hadden toen het incident plaatsvond. Daarnaast wordt ze gevraagd zich voor de geest te halen wat ze op dat moment zagen en hoorden. Het mentaal opnieuw oproepen van de context vergemakkelijkt het ophalen van herinneringen uit het geheugen. Dit kan verklaard worden met het principe van encoderingsspecificiteit (Tulving & Thomson 1973). Volgens dit principe wordt het terugzoeken van de herinneringen vergemakkelijkt als de context tijdens het ophalen lijkt op de context waarin de herinnering werd opgeslagen. De reden hiervoor is dat het geheugen georganiseerd is als een netwerk. In dit netwerk worden context cues (bijv. wat de getuige dacht op dat moment of hoe de plaats delict eruitzag) parallel opgeslagen aan en verbonden met de herinnering aan het incident. Terugdenken aan deze contextgegevens kan op die manier een extra toegang bieden voor het ophalen van de herinneringen. Naast de instructies voor mental context reinstatement werd de getuigen gevraagd om een zo compleet en correct mogelijke getuigenverklaring af te leggen. Tegelijkertijd wordt hen met nadruk duidelijk gemaakt dat het niet de bedoeling is om te gokken, zodat wordt voorkomen dat ze zich incorrecte informatie herinneren. Nadat ze deze twee sets van instructies hebben ontvangen (d.w.z. de mental context reinstatement en het verzoek een compleet verslag van hun herinneringen te geven), geven de getuigen een beschrijving van de loop van de gebeurtenissen en alle betrokken personen. Het tweede onderdeel (deel B) is gericht op de beschrijving van de dader(s). Dat wil zeggen dat de getuigen het uiterlijk en de kleding moeten beschrijven van alle personen die betrokken waren bij het plegen van het misdrijf. Voor dit doel krijgen de getuigen aanwijzingen (zoals geslacht, haar, gezichtskenmerken, lichaamsbouw, kleding, enz.) om ze te helpen bij het herinneren. Als de getuigen al een beschrijving hadden gegeven in het onderdeel daarvoor, dan wordt hen gevraagd nog eens kort na te denken of ze zich nog aanvullende details kunnen herinneren. In dit onderdeel staan twee figuren afgedrukt die de voor- en de achterkant van een persoon voorstellen. Deze figuren kunnen gebruikt worden door de getuigen om bijvoorbeeld de plek van accessoires aan te geven of om een tatoeage en de positie daarvan in te tekenen. Deel C draait om de plaats delict. Hier tekent de getuige een schets van de plaats delict. Dit wordt gedaan om zo veel mogelijk ruimtelijke informatie (bijv. posities en richtingen) te verkrijgen, omdat dit type informatie eenvoudiger non-verbaal dan verbaal herinnerd wordt. Omdat sommige getuigen zich misschien ongemakkelijk voelen als ze moeten tekenen, worden ze in de instructies gerustgesteld dat de schets niet bedoeld is als een test van hun tekentalent. Door verschillende pogingen of strategieën voor het ophalen van de herinneringen (namelijk de verschillende onderdelen) en door het bevragen van zowel verbale als non-verbale informatie, berust de ZeG op meermalig en gevarieerd oproepen van herinneren (Tulving & Watkins 1975). Dit leidt tot een verbetering van het herinneren, doordat bij de verschillende pogingen van het terugzoeken van de herinneringen verschillende details toegankelijk worden en gerapporteerd kunnen worden. In het volgende onderdeel (deel D) moeten andere potentiële getuigen beschreven worden. Het is mogelijk dat de politie niet alle getuigen die op de plaats delict aanwezig waren opgemerkt heeft. De beschrijving die door de getuige wordt gegeven kan dan helpen hen te identificeren. Als er voertuigen aanwezig waren op de plaats delict of betrokken waren bij het misdrijf (bijv. als vluchtauto), dan kunnen de getuigen deze beschrijven in deel E. Net als bij het onderdeel over het uiterlijk van de dader worden er aanwijzingen gegeven om de getuige bij het herinneren te helpen (bijv. kleur, merk, model, kenteken, enz.). Dit onderdeel is niet uitsluitend bedoeld voor de beschrijving van auto s, maar ook voor fietsen, scooters, of zelfs boten. De getuigenisomstandigheden worden bevraagd in deel F. Hier wordt, onder andere, om informatie gevraagd over de afstand waarop het misdrijf geobserveerd werd, obstakels die het zicht belemmerden en de belichting. Er wordt ook gevraagd of de getuige in de tussentijd nog informatie heeft ontvangen uit andere bronnen (bijv. een nieuwsrapportage of gesprekken met medegetuigen). In het laatste onderdeel (deel G) krijgen getuigen de mogelijkheid om alle aanvullende informatie op te schrijven die ze willen rapporteren aan de politie waar niet specifiek naar gevraagd is. In aanvulling op de Engelse versie bestaan er Noorse, Nederlandse en Duitse vertalingen (de laatste twee gemaakt door onze onderzoeksgroep) (Hope e.a. 2011). Arabische en Portugese vertalingen zijn in voorbereiding en er zullen zeker meer vertalingen komen. In de volgende paragraaf zullen we onderzoeksbevindingen presenteren van experimenten die tot nu toe zijn uitgevoerd met de ZeG. Onderzoeksbevindingen met de ZeG In experimenten met de ZeG wordt de herinneringsprestatie vaak vergeleken met de prestatie van vrije reproductie (free recall). Dit wordt gedaan om zeker te weten dat de effecten die gevonden worden eenduidig toegeschreven kunnen worden aan de ZeG en dat het niet het resultaat is van algemene effecten die met elke soort verhoor te verkrijgen zijn. De vrije reproductie bevat geen aanwijzingen of andere hulpmiddelen voor het herinneren en de getuige wordt alleen gevraagd om een verslag te geven van de gebeurtenissen en een beschrijving van de betrokken personen. Vergeleken met een vrije reproductie levert de ZeG meer informatie op. Maar de accuraatheid (d.w.z. het aantal correcte details dat een persoon zich herinnert gedeeld door het totale aantal herinnerde details) verschilt niet tussen de twee soorten verhoren (Gabbert e.a. 2009). Nog belangrijker is de bevinding dat de ZeG de herinnering als het ware conserveert voor een vervolgverhoor door de politie. In een experiment van Hope e.a. (2010) keken deelnemers naar een film waarin een misdrijf was geënsceneerd. Daarna vulden ze in deze eerste sessie een ZeG in, of een vrije reproductie, of helemaal geen instrument. Een week later werden de deelnemers uitgenodigd voor een tweede sessie, waarin hen een cognitief interview werd afgenomen. De deelnemers die in sessie 1 een ZeG hadden ingevuld haalden de herinneringen 181

met een grotere accuraatheid op dan de deelnemers die een vrije reproductie hadden ingevuld. Opvallend was dat de herinneringsprestatie in de tweede sessie geen verschil liet zien tussen de vrije-reproductiegroep en de groep die helemaal geen verhoor was afgenomen in sessie 1. Dit impliceert dat het initieel ophalen van herinneringen op zich niet een beschermend effect heeft voor het geheugen. Het herinneringconserverende effect ontstond specifiek als resultaat van de kenmerken van de ZeG. Hope e.a. verklaren deze resultaten aan de hand van netwerkmodellen voor het geheugen (bijv. Anderson 1983). Volgens deze modellen bestaat het geheugen uit een netwerk van knooppunten en verbindingen tussen die knooppunten. Als een detail (bijv. haarkleur van de dader) wordt opgehaald uit het geheugen dan wordt niet alleen het knooppunt geactiveerd dat overeenkomt met dit detail. Door de aanwezige verbindingen worden er ook andere knooppunten geactiveerd (bijv. de lengte van het haar van de dader). Tijdens de herinneringspoging wordt de sterkte van de verbindingen geconsolideerd. Als gevolg kunnen alle details die daardoor verbonden zijn later beter herinnerd worden. Tegelijkertijd worden details die verbonden zijn door zwakke verbindingen waarschijnlijk vergeten. De uitvoerige manier van herinneren die bereikt wordt met de ZeG versterkt het netwerk meer dan een minder uitvoerige manier met een vrije reproductie. Het is daarom waarschijnlijker dat de herinnering in het geheugen geconserveerd wordt met behulp van een ZeG dan met een vrije reproductie. In een experiment van onze onderzoeksgroep (Krix e.a. 2013a) hebben we het onderzoek naar het herinneringconserverende effect van de ZeG uitgebreid. Wat we vonden was dat het invullen van een ZeG ten opzichte van een vrije reproductie niet automatisch leidt tot een betere herinneringsprestatie in het erop volgende verhoor: het invullen van een ZeG (versus een vrije reproductie) in sessie 1 had geen effect op de herinneringsprestatie bij het tweede verhoor als dat tweede verhoor een gewone vrije reproductie was (experiment 1). Bij nadere analyse van dit resulterende patroon in een vervolgstudie (experiment 2) bleek dat de deelnemers van de ZeG-groep informatie achterwege hadden gelaten (d.w.z. dat ze zich nog steeds veel meer details herinnerden, maar dat ze die niet rapporteerden in hun tweede verhoor). Het lijkt erop dat de vrije reproductie die in de tweede sessie werd afgenomen niet voldoende was om de herinneringen van de ZeG-groep te activeren. Aan twee voorwaarden moet voldaan worden voordat de ZeG de herinneringsprestatie in een erop volgend verhoor kan beïnvloeden. Ten eerste moeten de getuigen er in een vervolgverhoor van uitgaan dat er een uitgebreide verklaring van hen verwacht wordt. Ten tweede moet het tweede verhoor technieken bevatten die het herinneren bevorderen, zoals het Cognitief Interview (Fisher & Geiselman 1992). Voor daadwerkelijke politieonderzoeken betekent dat dat de politie niet wordt ontheven van het toepassen van zogenoemde best practices in het erop volgende persoonlijke verhoor, ook al heeft de getuige de ZeG direct na het misdrijf ingevuld. Zoals hierboven vermeld is de ZeG ook ontwikkeld om de negatieve effecten te verminderen van de blootstelling aan misinformatie (Gabbert e.a. 2009). Gabbert e.a. (2012, experiment 1) vonden inderdaad dat de ZeG beschermend kan werken tegen het rapporteren van misinformatie in een vervolgverhoor. Dat hadden ze onderzocht door de deelnemers te laten kijken naar een video waarin een geënsceneerde beroving te zien was. Daarna vulden de deelnemers ofwel een ZeG in, ofwel ze kregen helemaal geen verhoor. Vervolgens werden alle deelnemers blootgesteld aan misinformatie in de vorm van een krantenbericht dat verschillende incorrecte details bevatte. De resultaten lieten zien dat in het finale verhoor, dat een week later plaatsvond, de deelnemers van de ZeG-groep zich minder incorrecte details uit het krantenbericht herinnerden dan de deelnemers die geen verhoor was afgenomen. De vraag is of het gegeven dat de ZeG betere getuigen kan opleveren voor één bepaalde gebeurtenis ook betekent dat de ZeG in het algemeen betere getuigen oplevert. Met andere woorden, leren getuigen door het invullen van de ZeG bepaalde herinneringsvaardigheden aan die ze kunnen toepassen op andere gebeurtenissen waarvan ze getuige waren? Het antwoord is ja, zoals Gawrylowicz e.a. (2013) ontdekten. In hun experiment vulden de deelnemers ofwel een ZeG in, ofwel een vrije reproductie na het bekijken van een geënsceneerd misdrijf op videobeeld. Een week later waren ze getuige van een tweede, compleet ander, gefilmd misdrijf en ondergingen daarna wederom een verhoor (een vrije reproductie voor alle deelnemers). Wat de herinneringsprestatie betreft van het tweede misdrijf herinnerden de deelnemers die daarvoor de ZeG voor het eerste scenario hadden ingevuld zich niet alleen een groter aantal correcte details, maar hun herinneringen hadden ook een grotere accuraatheid dan die van de degenen die in sessie 1 een vrije reproductie hadden ingevuld. Hoewel de bevorderlijke effecten van de ZeG op de herinneringsprestatie zijn aangetoond, zou het voor sommige getuigen effectiever kunnen zijn dan voor andere getuigen (Hope e.a. 2011). Getuigen die bijvoorbeeld problemen hebben als laaggeletterdheid zouden het moeilijk kunnen vinden om het instrument in te vullen. In een experiment dat door onze onderzoeksgroep is uitgevoerd (Krix e.a. 2013b) ontdekten we dat een belangrijke factor voor het invullen van de ZeG zou kunnen zijn of een getuige een goed geheugen heeft voor de bron waarvan een herinnering afkomstig was (brongeheugen). Een voorbeeld daarvan is of een herinnerd detail echt van het getuigde incident afkomstig was of van een andere gebeurtenis (Johnson e.a. 1993). In ons experiment bleek dat getuigen met een verminderd brongeheugen zich juist meer incorrecte details herinnerden met de ZeG dan met de vrije reproductie. Tot nu toe is er slechts beperkt onderzoek gedaan naar individuele verschillen in relatie tot de ZeG. Het is duidelijk dat er meer onderzoek gedaan zou moeten worden met betrekking tot de individuele verschillen en de effectiviteit van de ZeG. In de volgende paragraaf zullen we nader ingaan op de rol die de ZeG kan spelen in politieonderzoeken en op de praktische voordelen. Toepassing en praktische voordelen van de ZeG Een kwestie die tot misverstanden zou kunnen leiden is de exacte rol die de ZeG speelt tijdens politieonderzoeken. Duidelijk moet zijn dat de ZeG niet bedoeld is als 182

vervanging voor het meer uitgebreide persoonlijke verhoor. Het is juist bedoeld als aanvulling. Zoals hierboven vermeld dient de ZeG aangezien de politie verhoren vaak moet uitstellen (Gabbert e.a. 2009) om een vroege uitgebreide verklaring uit te lokken en om de herinnering te beschermen tot een erop volgend persoonlijk verhoor. Daarbij draagt de ZeG bij aan het behouden van een ononderbroken keten van bewijs. Bovendien ontlast de ZeG de politie tijdens haar onderzoek in de onmiddellijke nasleep van een misdrijf. Daardoor zijn er meer middelen beschikbaar voor andere taken die direct na het misdrijf moeten worden uitgevoerd, zoals het verzamelen van bewijsmateriaal naast de getuigenverklaringen, het zoeken naar de dader, enz. De ZeG kan ook bijzonder nuttig zijn als er veel getuigen zijn tijdens een misdrijf, om de belangrijkste getuigen te identificeren die later met prioriteit verhoord kunnen worden. Bovendien kunnen zogenoemde klapgetuigen eruit gepikt worden en uitgesloten worden van het verdere onderzoek. Klapgetuigen zijn getuigen die het voorval niet echt zelf gezien hebben (bijv. een ongeval) maar het pas opmerkten nadat ze bijvoorbeeld het geluid van botsende auto s hoorden. Niettemin zijn zulke getuigen ervan overtuigd dat ze het voorval gezien hebben. Ook al is de ZeG niet bedoeld als vervanging van een persoonlijk verhoor, het heeft wel het toegevoegde voordeel dat het de originele bewoordingen van de eerste verklaring letterlijk weergeeft. Als het nodig is kan daar later op teruggegrepen worden bij de rechtbank, in het bijzonder als het vervolgverhoor niet geheel verbatim was vastgelegd. Een ander praktisch voordeel van de ZeG is dat de politie het in veel talen tot haar beschikking kan hebben. Een eerste verhoor kan daardoor eenvoudig afgenomen worden in de moedertaal van de getuige. Dit heeft altijd de voorkeur boven een verhoor in de niet-moedertaal, omdat getuigen zich veel preciezer en accurater kunnen uitdrukken in hun moedertaal. Direct na een misdrijf kan het niet alleen moeilijk zijn om een rechercheur te vinden die gespecialiseerd is in getuigenverhoren, maar ook om een tolk te vinden. Voordat er een tolk beschikbaar is en het persoonlijke verhoor kan plaatsvinden, kan de ZeG al worden ingevuld door de getuige en kan het zijn of haar herinnering conserveren. Dit kan in het bijzonder in gebieden met veel toeristen of in grensgebieden een grote steun zijn voor de politie. Huidig gebruik van de ZeG door politiekorpsen Op dit moment wordt de ZeG regelmatig gebruikt door de politie in het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen (Hope e.a. 2011). Naar aanleiding daarvan is in het Verenigd Koninkrijk een enquête gehouden onder politieagenten die de ZeG gebruiken (Hope e.a. 2011). Deze enquête liet een grote tevredenheid met het instrument zien. De ZeG werd gezien als nuttig en tijdbesparend. In aanvulling op het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen zijn er geslaagde praktijkonderzoeken gedaan in Nederland. Dit resulteerde erin dat de ZeG recentelijk door de Expertgroep Algemeen Rechercheren (EGAR) is goedgekeurd voor landelijk gebruik door de Nederlandse politie. Feedback van politiemensen en getuigen is ook gebruikt om de bewoordingen van de instructies aan te passen om zo de begrijpelijkheid te verhogen, evenals de bereidheid van de getuigen om het instrument in te vullen. In Duitsland is een goedkeuringsprocedure gaande en hopelijk kunnen ook daar binnenkort praktijkonderzoeken van start gaan. Samenvatting en vooruitzichten Samengevat is de ZeG een recentelijk ontwikkeld geheugeninstrument dat is ontworpen om de problemen aan te pakken die veroorzaakt worden door uitgesteld verhoren. Het bevat verschillende componenten die het herinneren verbeteren en helpt getuigen om een vroegtijdige en veelomvattende getuigenis af te leggen. Bovendien kan het de herinnering conserveren tot een erop volgend persoonlijk verhoor. Belangrijk is dat de ZeG de werklast voor de politie niet verhoogt. Integendeel, door de ZeG kunnen middelen vrijgemaakt worden die kunnen worden gebruikt voor andere taken in verband met het onderzoek die direct na het misdrijf moeten worden uitgevoerd. Als een van de eerste landen heeft Nederland de ZeG al in gebruik en heeft het het instrument recentelijk goedgekeurd voor landelijk gebruik door de Nederlandse politie. Op het moment is de ZeG alleen beschikbaar als boekje dat met de hand ingevuld moet worden. Het is denkbaar dat er een gesproken versie ontworpen wordt. Dat zou bijvoorbeeld getuigen kunnen helpen die moeite hebben zich schriftelijk uit te drukken (zie hierboven). Een volgende stap zou ook kunnen zijn om een digitale versie van de ZeG te ontwerpen, bijvoorbeeld een app voor smartphones of tablets. Na het invullen kan het formulier dan direct elektronisch worden verzonden naar het politiebureau. Dit zou ook kunnen bevorderen dat een maximaal aantal getuigen de ZeG-formulieren retourneert. Het is duidelijk dat om zo veel mogelijk getuigen te bereiken, de ZeG in meer talen vertaald moet worden dan tot nu toe het geval is. Daarom worden ooggetuigenonderzoekers die moedertaalspreker zijn van een van de nog ontbrekende talen opgeroepen om meer vertalingen te maken. Tot slot blijft er nog een aantal onderzoeksvragen open, omdat de ZeG een relatief nieuw geheugeninstrument is. Een belangrijk onderwerp voor toekomstig onderzoek is bijvoorbeeld de invloed van individuele verschillen, zoals persoonlijkheidskenmerken of ontwikkelingsniveau, op de effectiviteit van de ZeG. Een andere interessante onderzoeksvraag is of het helpt als getuigen hun verklaringen die ze in de ZeG hebben gegeven nog eens doorlezen voor het persoonlijke verhoor. Er moet ook nog vastgesteld worden hoelang na het invullen van een ZeG de herinnering aan een getuigde gebeurtenis behouden blijft. Dat zou waardevolle inzichten kunnen opleveren voor de politie voor wat betreft wanneer zij het persoonlijke verhoor op z n laatst moet afnemen voordat het effect van de ZeG afneemt of verdwijnt. Literatuur Anderson 1983 J.R. Anderson, A spreading activation theory of memory, Journal of Verbal Learning and Verbal Behavior, 1983, 22, p. 261-295, doi:10.1016/s0022-5371(83)90201-3. 183

Fisher & Geiselman 1992 R.P. Fisher & R.E. Geiselman, Memory enhancing techniques for investigative interviewing: The cognitive interview, Springfield (IL): Charles C. Thomas 1992. Gabbert e.a. 2004 F. Gabbert, A. Memon, K. Allan & D.B. Wright, Say it to my face: Examining the effects of socially encountered misinformation, Legal and Criminological Psychology, 2004, 9, p. 215-227, doi:10.1348/1355325041719428. Gabbert e.a. 2009 F. Gabbert, L. Hope & R.P. Fisher, Protecting eyewitness evidence: Examining the efficacy of a self-administered interview tool, Law and Human Behavior, 2009, 33, p. 298-307, doi:10.1007/s10979-008-9146-8. Gabbert e.a. 2012 F. Gabbert, L. Hope, R.P. Fisher & K. Jamieson, Protecting against misleading post-event information with a selfadministered interview, Applied Cognitive Psychology, 2012, 26, p. 568-575, doi:10.1002/acp.2828. Gawrylowicz e.a. 2013 J. Gawrylowicz, A. Memon & A. Scoboria, Equipping witnesses with transferable skills: The Self-Administered Interview, Psychology, Crime & Law, 2013 (online voorpublicatie). doi:10.1080/1068316x.2013.777961. Goldsmith e.a. 2005 M. Goldsmith, A. Koriat & A. Pansky, Strategic regulation of grain size in memory reporting over time, Journal of Memory and Language, 2005, 52, p. 505-525, doi:10.1016/j.jml.2005.01.010. at immediate and subsequent recall?, 2013a (ingediend voor publicatie). Krix e.a. 2013b A.C. Krix, M. Sauerland, H. Merckelbach, F. Gabbert & L. Hope, Effective retrieval support for eyewitnesses requires good source memory, 2013b (in voorbereiding). Rubin & Wenzel 1996 D.C. Rubin & A.E. Wenzel, One hundred years of forgetting: A quantitative description of retention, Psychological Review, 1996, 103, p. 734-760, doi:10.1037/0033-295x.103.4.734. Tuckey & Brewer 2003 M.R. Tuckey & N. Brewer, The influence of schemas, stimulus ambiguity, and interview schedule on eyewitness memory over time, Journal of Experimental Psychology: Applied, 2003, 9, p. 101-118, doi:10.1037/1076-898x.9.2.101. Tulving & Thomson 1973 E. Tulving & D.M. Thomson, Encoding specificity and retrieval processes in episodic memory, Psychological Review, 1973, 80, p. 352-373, doi:10.1037/h0020071. Tulving & Watkins 1975 E. Tulving & M.J. Watkins, Structure of memory traces, Psychological Review, 1975, 82, p. 261-275, doi:10.1037/h0076782. Hope e.a. 2010 L. Hope, F. Gabbert, R.P. Fisher & K. Jamieson, Protecting and enhancing eyewitness recall: The impact of early recall on subsequent recall, 2010 (ingediend voor publicatie). Hope e.a. 2011 L. Hope, F. Gabbert & R.P. Fisher, From laboratory to the street: Capturing witness memory using the Self-Administered Interview, Legal and Criminological Psychology, 2011, 16, p. 211-226, doi:10.1111/j.2044-8333.2011. 02015.x. Johnson e.a. 1993 M.K. Johnson, S. Hashtroudi & D.S. Lindsay, Source monitoring, Psychological Bulletin, 1993, p. 114, 3-28, doi:10.1037/0033-2909.114.1.3. Kebbell & Milne 1998 M.R. Kebbell & R. Milne, Police officers perceptions of eyewitness performance in forensic investigations, The Journal of Social Psychology, 1998, 138, p. 323-330, doi:10.1080/00224549809600384. Krix e.a. 2013a A.C. Krix, M. Sauerland, F. Gabbert & L. Hope, Providing eyewitnesses with initial retrieval support: What works 184