Resultaten programma Intensivering Kwaliteit Zorg- en adviesteams

Vergelijkbare documenten
Leerlingenzorg en ZAT s in het voortgezet onderwijs

Leerlingenzorg en ZAT s in het voortgezet onderwijs

???Factsheet??????????? Mei 2008, nummer 5

Zorg in en om het voortgezet onderwijs

Leerlingenzorg en ZAT s in het mbo

Factsheet April 2010, nummer 10 Monitor 2009 Zorg- en adviesteams in het onderwijs hoofdbevindingen in kort bestek

Zorg- en adviesteam in het onderwijs

Zorg- en adviesteams in het hele land

Zorg in en om de school hoofdbevindingen Zorg- en adviesteams in kort bestek

Programma. Passend onderwijs ZAT - CJG; samen sterk voor de jeugd. Landelijk Steunpunt ZAT s

Checklist kwaliteit van het ZAT in het VO

Model convenant Zorg- en adviesteam in het onderwijs

Wat worden leerlingen en ouders hier beter van? Wat levert het op voor leerkrachten, scholen en partners?

Leerlingenzorg, zorgteams en ZAT s in het primair onderwijs

in het onderwijs Factsheet Mei 2008, nummer 5 LCOJ-Monitor 2007 Leerlingenzorg en Zorg- en adviesteams

Investeren in zorg en de strijd tegen schooluitval

Leerlingenzorg en ZAT s in het mbo

Taken van interne begeleiders in de samenwerking

Factsheet Zorgteams en ZAT s in het onderwijs, 2014

Samenwerkingsverband VO Delft en omstreken

De verbinding van onderwijs en jeugd in de Liemers

Op weg naar een sluitende zorgstructuur in en om het (voortgezet) speciaal onderwijs

Afstemming nodig in Zorg- en adviesteams

Leerlingenzorg en ZAT's in het vo en mbo

Zorg in en om het mbo

Zorg in en om de AOC s. Een tussenstand van de samenwerking tussen kinderopvang en jeugdzorg

Jeugdbeleid en de lokale educatieve agenda

Reboundvoorzieningen in het voortgezet onderwijs

WERKPROCES ACTIETAFEL THUISZITTERS

Aan. Het College van Bestuur van alle ROC's, AOC's en vakscholen. Alle leden van de kenniskringen MBO. Geachte heer/mevrouw

SWV Eemland Zorgplan Collectieve Ambitie

2.10 Resultaten van het ITS onderzoek naar leerlingen met autisme in het primair en voortgezet onderwijs in het schooljaar

Introductie Registratieformulieren SMW-MBO

Bestuurlijke afspraken in het kader van de voorbereiding transitie Jeugdzorg

Integraal indiceren. Implementatie Kader Integraal Indiceren

Verslag MBO conferentie Betere zorg, minder uitval

Regeling rugzakleerlingen in het Passend Onderwijs

Beleidsplan Regionaal Bureau Leerplicht

Handreiking doorgaande zorglijnen

Leerlingenzorg en ZAT s in het mbo

Inhoud Resultaten enquête... 3

Jongerenloket en zorg- en adviesteam

Samenvatting Het draait om het kind

Onderwijs- en jeugdbeleid 24 september Terug naar eerste pagina

De plusvoorziening en de zorgstructuur in het MBO

Tweede Kamer der Staten-Generaal

DOORGAANDE ZORGLIJNEN IN DEN HAAG

PROTOCOL MELDING EN REGISTRATIE VOORTIJDIG SCHOOLVERLATERS REGIO ZUID-HOLLAND ZUID

Checklist bij 'Een doorgaande lijn PO - VO voor hoogbegaafde leerlingen'

Op weg naar Passend Onderwijs in Zuidwest Friesland

De winst van maatwerk: Je kunt er niet vroeg genoeg bij zijn

Protocol (onvoldoende verklaard) ziekteverzuim

JAARVERSLAG School Maatschappelijk Werk De Brug 2011

Het ZAT en de deelnemerszorg bij het ROC van Amsterdam

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG VO/S&O/23278

Van VO naar VO Van VO naar VSO (cluster 3 en cluster 4) Van VO naar MBO Van PO naar VSO Van SO naar VO Van SO naar VSO

Bezorg uw school een superteam! Een eigen zorg- en adviesteam: dichterbij dan u denkt

Vaststellen verzuimprotocol Beroeps en Volwassenen Educatie

Instrumenten 3. Casuïstiekbespreking en registratie. 1. Gespreksprocedure. Gespreksprocedure. Lao Tze

Bestuurlijk overleg Jeugd & Onderwijs: Operatie Amersfoort Jong II december 2013

Inspectie indicatoren Waarderingskader

Monitor Samenwerkingsverband PO 2707 Amsterdam Diemen augustus 2015 augustus Vergelijking van de regio s

Ondersteuningsprofiel. Piter Jelles YnSicht

1. Doel van de trajectgroep voor eigen school

Leerlingenzorg en ZAT s in het (voortgezet) speciaal onderwijs

Voorstel: in te stemmen Leerplichtverslag 2008/2009 op grond van artikel 25 van de leerplichtwet. Vervolgens het verslag vaststellen

Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld

Taakprofielen primair onderwijs

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK OEC. BASISSCHOOL 'DE LADDER'

RMC FUNCTIE EN DE VSV AANPAK

Werkproces Thuiszitters, verzuimers en vrijgestelde jongeren in de regio De Friese Wouden

Schoolondersteuningsprofiel. 12ZQ00 De Bongerd

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Notitie samenwerking gemeenten en onderwijs Samenhang decentralisatie Jeugdzorg en Passend Onderwijs

Transitie Jeugdzorg en Passend Onderwijs

Schoolondersteuningsprofiel. De Poolster

Schoolondersteuningsprofiel. 05KK00 n Boaken

Passend Perspectief. Samenvatting en conclusies. mei 2007

Raadsnota. Aan de gemeenteraad,

Bijlage 2. Uitwerking zorgplicht

SAMENWERKINGSVERBAND AMSTELLAND EN DE MEERLANDEN

ACTUALISERING ANALYSE DEKKEND AANBOD maart 2014

Aanmelding ZAT VO. Nederlands Jeugdinstituut Landelijk steunpunt ZAT ZAT infolijn t (030) e infozat@nji.nl i

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Kwaliteitsonderzoek Expertisecentrum Onderwijszorg (EOZ) bij het Expertisecentrum Onderwijs Zorg Bonaire

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008

Taakprofielen voortgezet onderwijs

Monitor Aansluiting onderwijs jeugdhulp

Schoolondersteuningsprofiel. 24CT00 RK Basisschool De Floriant

Factsheet Passend Onderwijs

NJi-monitor. Leerlingenzorg en Zorg- en adviesteams in het voortgezet onderwijs 2008

Kaderplan Trajectbegeleiding Duin en Kruidbergmavo

Handelingsgericht werken in de rebound Joy Bijleveld en Marjoke Laan

Taakprofielen. De voorzitter

Toeleiding naar bovenschoolse ondersteuning Breda

Schoolondersteuningsprofiel. 09KQ00 Basisschool Het Venster

Ondersteuningsprofiel

Werkwijze Adviescommissie Toelaatbaarheid SWV VO De Langstraat

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. : De Toermalijn. Onderzoeksnummer :

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Definitieve versie februari 2015

Transcriptie:

Factsheet Mei 2008, nummer 4 LCOJ-Onderzoek Resultaten programma Intensivering Kwaliteit Zorg- en adviesteams 2006-2008 Zorg- en adviesteams (ZAT s) vervullen een centrale rol in de zorgstructuur van het onderwijs en het jeugdbeleid. ZAT s zijn interdisciplinaire teams waarin professionals uit het (speciaal) onderwijs, leerplicht, het maatschappelijk werk, de jeugdzorg, de gezondheidszorg en veiligheid structureel samenwerken om scholen, gezinnen en kinderen en jeugdigen met (vermoedens van) emotionele, gedrags-, ontwikkelings- en/of schoolleerproblemen te ondersteunen. Het Kabinet streeft naar een landelijke dekking van goed functionerende ZAT s zodat preventie, vroegtijdige signalering en effectieve hulp gewaarborgd zijn en kinderen en jeugdigen de zorg krijgen die zij nodig hebben. De afgelopen jaren is aanzienlijke vooruitgang op dit terrein is geboekt. Dit factsheet bevat enkele belangrijke resultaten en conclusies van het programma Intensivering Kwaliteit Zorg- en adviesteams (IKZ-programma) dat is uitgevoerd op 21 locaties in het primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. IKZ-programma in kort bestek De afgelopen twee jaar is er op 21 locaties in het land gewerkt aan het vergroten en zichtbaar maken van de kwaliteit van ZAT s in het programma Intensivering Kwaliteit Zorg- en adviesteams (IKZ-programma). Doelstelling van het tweejarige programma vormde: het realiseren van efficiënt en effectief werkende ZAT s binnen 21 locaties/regio s (gelijkelijk verdeeld over het primair en voortgezet onderwijs en MBO); het ontwikkelen van een kwaliteitskader ZAT met bijbehorende instrumenten en specifieke referentiemodellen voor ZAT s in de diverse onderwijssectoren; inzicht in de hulpvragen en ondersteuningsbehoeften van kinderen en jeugdigen en hun ouders en scholen; een verkenning van de prestaties en het maatschappelijk belang van het ZAT; inzicht in de randvoorwaarden voor goed werkende ZAT s in verband met landelijke opschaling, inclusief het formuleren van een implementatie- en professionaliseringsplan. Om deze doelen te realiseren is gekozen voor een systematische en resultaatgerichte aanpak. In de startfase van het programma zijn de interne leerlingenzorg en de ZAT s op vooraf geformuleerde kwaliteitsaspecten onderzocht d.m.v. een checklist, documentenanalyse, locatiebezoek, observatie/video-opname van een casusoverleg en nabespreking met het Zorg- en adviesteam. Op basis hiervan werd een kwaliteitsprofiel opgesteld. Vervolgens ontwikkelden de locaties in samenwerking met NJibegeleiders een werkplan dat zich in het bijzonder richtte op verbetering van de kwaliteitsaspecten die in de meting als zwak of matig beoordeeld werden. Deze aspecten zijn vertaald in werkpunten, SMART-doelen en voorzien van een concrete aanpak. Voor de uitvoering van activiteiten zijn aan de locaties financiële middelen toebedeeld. Ook werd voorzien in procesbegeleiding, tussentijdse evaluaties en periodiek uitwisselingsoverleg per onderwijssector. Werkontwikkekelingsopdrachten die locaties deelden zijn gemeenschappelijk aangepakt. Mede ten behoeve van de resultaatsbepaling is op alle locaties een registratiesysteem ingevoerd.

Beoogd kwaliteitskader ZAT en bijbehorend instrumentarium beschikbaar Het ontwikkelen en beschrijven van een kwaliteitskader voor de ZAT s vormde een hoofdthema van het IKZprogramma. Hierbij zijn de resultaten van het ZATproject van de Operatie JONG benut en de bevindingen uit onderzoek en jarenlange praktijkervaring van het LCOJ en praktijklocaties betrokken, evenals recente inzichten uit buitenlands onderzoek. De beoogde maatschappelijke prestaties van het ZAT zijn in het kwaliteitskader verwerkt. Het kwaliteitskader gaat in op doelen en prestaties, functies, werkprocessen en voorwaarden. Hieruit zijn de kwaliteitscriteria afgeleid. In nauwe samenwerking met de uitvoeringspraktijk zijn vervolgens specifieke referentiemodellen ontwikkeld voor zowel het PO, VO als MBO, die elk voorzien zijn van taakprofielen van de deelnemers van het ZAT en een checklist Kwaliteit van het ZAT. Deze producten zijn in diverse rondes uitgezet bij ervaringsdeskundigen, beproefd en waar nodig aangepast. Het uiteindelijke resultaat biedt een richtinggevend kader voor voortgaande kwaliteitsverbetering van de ZAT s in de onderscheiden onderwijssectoren en kan worden benut bij evaluatie/monitoring en professionaliseringsactiviteiten. IKZ-product nr. 2: Handreiking ZAT-registratie IKZ-product nr. 3: Handreiking versnelling passende hulp en integraal indiceren IKZ-product nr. 4: Handreiking voor vroegsignalering in het onderwijs IKZ-product nr. 5: Handreiking doorgaande zorglijnen IKZ-product nr. 6: Handreiking verwerking persoonsgegevens in Zorg- en adviesteams IKZ-product nr. 7: Handreiking samenwerken met ouders in zorgtrajecten. Dit overzicht laat zien dat in aansluiting op het kwaliteitskader nog diverse andere instrumenten zijn ontwikkeld om de bestuurlijk betrokken partijen en de uitvoeringspraktijk verder te ondersteunen, zoals een samenwerkingsconvenant voor het Zorg- en adviesteam, een privacyprotocol en de ZAT-registratie. Dit laatste instrument is uitgetest in de praktijk en, in aangepaste vorm, tevens benut voor het begeleidende onderzoek. Het is de bedoeling dat de ZAT-registratiesystemen voor PO, VO en MBO beschikbaar komen als webbased applicaties. Ook zijn er in samenwerking met de proeflocaties van het IKZ-programma handreikingen gemaakt over belangrijke thema s in de uitvoeringspraktijk, zoals de samenwerking met ouders in het zorgtraject, vroegsignalering in het onderwijs, doorgaande zorglijnen, en het optimaliseren van snelle, passende en afgestemde hulp. In onderstaand schema zijn de belangrijkste landelijke IKZ-producten samengevat. Het kwaliteitskader en het merendeel van de instrumenten is beschikbaar via de website www.zat.nl van het NJi Onderwijs & Jeugdzorg / LCOJ. Overzicht IKZ-producten IKZ-product nr. 1: Kwaliteitskader en -criteria voor het Zorg- en adviesteam in het onderwijs IKZ-product nr.1a: Referentiemodel kwaliteit van het Zorgen adviesteam in het PO (incl. Taakprofielen voor ZATdeelnemers en Checklist kwaliteit van het ZAT in het PO) IKZ-product nr.1b: Referentiemodel kwaliteit van het Zorgen adviesteam in het VO (incl. Taakprofielen voor ZATdeelnemers en Checklist kwaliteit van het ZAT in het VO) IKZ-product nr.1c: Referentiemodel kwaliteit van het Zorgen adviesteam in het MBO (incl. Taakprofielen voor ZATdeelnemers en Checklist kwaliteit van het ZAT in het MBO) IKZ-product nr.1d: Model convenant Zorg- en adviesteam in het onderwijs Al deze materialen zullen, waar nodig in bewerkte vorm, worden benut in het landelijke kwaliteits- en implementatieprogramma ZAT s in de periode 2008-2011. Nieuwe inzichten en goede voorbeelden zullen verwerkt worden in periodieke updates die beschikbaar zullen zijn via de website. Ook zal een selectie van de locale producten van de 21 IKZ-locaties daarop worden gepubliceerd. Tot zover een overzicht van de IKZ-producten. In het vervolg van dit factsheet bespreken we kort de resultaten van het begeleidende onderzoek. Betere interdisciplinaire samenwerking en meer focus op handelingsadvisering, interventies en coördinatie van zorg Op basis van de nulmeting en eindmeting op de IKZlocaties kunnen diverse positieve uitkomsten worden 2

vastgesteld in het kwaliteitsbeeld van de betrokken ZAT s. Deze hebben betrekking op vooral: de scores op criteria van het kwaliteitsmodel dat gebruikt werd tijdens de metingen (functies van het ZAT, beleid en organisatie, casusoverleg, bezetting / deelnemers, inbedding in de interne en externe zorgstructuur, en doelbereik en doelmatigheid); de maatschappelijke relevantie (vroegtijdige en passende hulp, snelle indicatiestelling jeugdzorg, zorgafstemming en coördinatie, actieve betrokkenheid ouders, continuering schoolloopbaan en reductie voortijdig schoolverlaten); het niveau van de leerlinggerichte en hulpvoorzieningen van de school c.q. het samenwerkingsverband; de kwaliteit van het casusoverleg (vraaggerichtheid, doeltreffendheid en effectiviteit, en doelmatigheid en efficiëntie), en de administratie/registratie van het ZAT. Minder vooruitgang of een wisselend beeld op de IKZlocaties kon worden vastgesteld op andere criteria en indicatoren zoals de overgang van zorgleerlingen (warme overdracht), vroegsignalering en het gebruik van diagnostische instrumenten, en de competenties en prestaties van ZAT-deelnemers. Deze bevindingen stroken met het beeld van LCOJ-monitoren waaruit blijkt dat de overdracht van zorginformatie en de opvolging en vroegsignalering van zorgleerlingen enerzijds en de beschikbaarheid van voldoende en passende programma s en ondersteuning (vooral opvoedingsondersteuning, maatschappelijk werk, onderwijszorgarrangementen en GGz-programma s) suboptimaal zijn. Overigens zij gezegd dat bij enkele locaties op deze punten aanzienlijke vooruitgang kon worden vastgesteld. De ervaringen met de aanpakken die op deze locaties zijn ingezet, zijn benut bij de handreikingen. De resultaten van het veranderingsonderzoek laten verder enkele saillante punten zien, namelijk: de interdisciplinaire samenwerking is op een aantal locaties verbeterd; het functioneren van het ZAT richt zich in sterkere mate op de vraagstelling van de aanmelder, de handelingsadvisering en de check op de gebruikswaarde van deze adviezen, en de focus van het ZAT in IKZ-locaties blijft niet beperkt tot probleemtaxatie en consultatie, maar is in toenemende mate gericht op interventieplanning, coördinatie van zorg en het daadwerkelijk uitvoeren van het handelingsplan. Deze laatste bevinding sluit aan bij de ontwikkeling van de ZAT s die de afgelopen jaren is ingezet: van verwijzing en consultatie naar interventieplanning en concrete acties. Tot zover enkele bevindingen uit dit deelonderzoek. Andere bevindingen uit het veranderingsonderzoek die relevant zijn voor het realiseren van de beleidsdoelstelling van het Kabinet zullen worden betrokken bij de bespreking van de agenda voor de toekomst. Voor een gedetailleerde beschrijving van de opzet en resultaten van het veranderingsonderzoek op de IKZ-locaties verwijzen we naar de publicatie die binnenkort beschikbaar zal zijn. We vervolgen met bevindingen uit de continue registratie die tijdens het IKZ-programma is uitgevoerd. Deze heeft betrekking op gegevens over de afwikkeling van aanmeldingen bij het ZAT. Het gaat daarbij om gegevens van het aanmeldingsformulier, de SDQ, het casusoverleg, het activiteitenformulier en het resultatenformulier. Aanmeldingsredenen en vraagstelling aan het ZAT Om inzicht te krijgen in de hulpvragen en ondersteuningsbehoeften van kinderen en jeugdigen en hun ouders en scholen, een belangrijke doelstelling van het IKZprogramma, vermelden we hier allereerst de resultaten van de analyse van enkele gegevens van 632 jeugdigen die bij het ZAT zijn aangemeld. Vrijwel alle aanmeldingen in PO en VO worden gedaan met toestemming van de ouders/leerlingen; anonieme aanmeldingen komen in het PO nauwelijks voor (2%) en in het VO bij 6%. In het MBO worden bij 29% van de gevallen deelnemers besproken zonder dat zij of hun ouders daar toestemming voor hebben gegeven. In de meeste gevallen vormt een actueel probleem de reden om jeugdigen aan te melden; het MBO scoort hierop het hoogst (73%). Vooral in het PO en VO is ook vroegsignalering een reden om aan te melden (beide 37%). Crisisaanmeldingen komen het vaakst voor in het VO (18%). 3

Tabel 1 Aanmeldingsredenen naar onderwijssector Vroegsignalering 37 37 20 Een actueel probleem 54 60 73 Een crisissituatie 11 18 9 Andere reden 16 8 14 In alle onderwijssectoren zijn probleemtaxatie en advies/ consultatie (veruit) de meest gestelde vragen aan het ZAT (40% tot 75%) van de gevallen. Daarnaast is de activering van hulpverlening aan jeugdigen (PO 27%, VO 37% en MBO 39%) of hun gezinnen (PO 37%, VO en MBO 23%) een relatief veelvoorkomende vraagstelling. In het PO is toeleiding/verwijzing naar een andere school of andere vorm van onderwijs een veelvoorkomende vraag (41%, tegen 13% in het VO en 12% in het MBO), terwijl in het VO en MBO toeleiding/verwijzing naar time-out of reboundvoorzieningen frequent als vraagstelling aan het ZAT wordt genoemd (22% resp. 15%, tegen 2% in het PO). Afstemming van lopende hulp- en zorgverlening is vergeleken met de andere onderwijssectoren relatief vaak aan de orde in het VO (20%). Tabel 2 Vraagstelling aan het ZAT naar onderwijssector Probleemtaxatie 75 45 40 Advies/consultatie 55 54 51 Activering hulpverlening aan leerling 27 37 39 Activering hulpverlening aan gezin 37 23 23 Afstemming lopende zorgverlening 12 20 16 Toeleiding/verwijzing naar jeugdzorg 14 13 1 Toeleiding/verwijzing naar rebound 2 22 15 Toeleiding naar ander onderwijs(soort) 41 13 12 Andere vraagstelling 10 9 8 De aanmeldingen bij het ZAT hebben in het PO, VO en MBO betrekking op circa 1 tot 5,6% van de populatie van de school of samenwerkingsverband waarvoor het ZAT werkt; in het PO gaat het om 1,5%-3%, in het VO om 3,4%-5,6% en in het MBO om 1%-3%. De gevonden percentages hangen sterk samen met de proportie leerlingen die in de voorliggende interne zorgstructuur/zorgteams worden besproken. De zorgteams in het primair onderwijs en de interne zorgstructuur van het VO en MBO-opleidingen waarop het ZAT aansluit richt zich op gemiddeld 10% (PO), 15% (VO) en 13% (MBO) van de populatie, met in het VO een uitschieter van 24% en in het MBO van 20%. Achtergrondgegevens van jeugdigen: veel afwijkende schoolloopbanen en gezinsproblemen In de betrokken PO-locaties worden beduidend meer jongens dan meisjes aangemeld bij het ZAT (71%); in het VO en MBO is de proportie jongens respectievelijk 56% en 42%. In het PO is 19% van de leerlingen of (een van) hun ouders in het buitenland geboren. In het VO is dit percentage 45% en in het MBO 62%. Onderwijsgegevens Van de aanmeldingen in het PO heeft 2% betrekking op leerlingen uit het sbo; 3% heeft een rugzakje. Er is een lichte oververtegenwoordiging van leerlingen uit de eerste vijf leerjaren. In het VO is 80% afkomstig uit het vmbo, 7% uit het praktijkonderwijs, 6% havo/vwo en 4% uit de schakelklas; 34% heeft een lwoo-beschikking en 6% een RECindicatie. Er is een sterke oververtegenwoordiging van leerlingen uit de leerjaren twee en drie. In het MBO zijn de aanmeldingen afkomstig van een grote diversiteit aan opleidingsrichtingen; de aanmeldingen hebben overwegend betrekking op het eerste leerjaar (84%). Tabel 3 Schoolloopbaan van aangemelde leerlingen Niet afwijkend 34 32 17 Veel extra hulp 24 20 4 Doublures in primair onderwijs 32 12 * Doublures in voortgezet onderwijs --- 12 * Afgestroomd van hoger onderwijstype --- 10 --- Schoolwisseling vanwege problemen 4 6 9 Zij-instromers 1 11 2 Ander kenmerk 12 9 47 * In het MBO ontbreken in veel gevallen de gegevens over doublures zodat deze niet betrouwbaar kunnen worden vastgesteld. Met betrekking tot de schoolloopbaan van aangemelde jeugdigen valt op dat deze in het PO en VO in één op de drie gevallen wordt aangemerkt als niet afwijkend. In het MBO is dit slechts het geval bij 17% van de deelnemers. Bij 32% van de aangemelde leerlingen van het PO is sprake van doublures; bij 24% is sprake (geweest) van 4

veel extra hulp. In het VO is relatief vaak sprake van veel extra hulp (20% van de aanmeldingen) en daarnaast van doublures in PO én VO, afstroom en zij-instroom (percentages 10-12%). Schoolwisselingen vanwege problemen wordt in het MBO bij 9% gerapporteerd. In het MBO ont-breken veelal de gegevens over doublures; in 47% van de gevallen is sprake van een niet nader omschreven afwijkende schoolloopbaan. Gegevens over de gezinssituatie Het percentage aangemelde leerlingen dat nog bij beide biologische ouders woont, neemt af naarmate de leerling vordert in de schoolloopbaan ( PO 67%, VO 45% en MBO 36%). In het voortgezet onderwijs is het percentage leerlingen dat in een eenoudergezin woont vergeleken met beide overige onderwijssectoren hoog (36%, tegen 23% in PO en 29% in MBO); in het MBO woont één op de tien aangemelde leerlingen zelfstandig (de aanmeldingen hebben hier overwegend betrekking op het eerste leerjaar). Tabel 5 Problemen in gezinnen van de aangemelde leerlingen Opvoedingsonmacht 30 36 22 Relationele problemen 23 30 32 Verslaving 4 6 8 Verwaarlozing 6 7 7 Vermoedens mishandeling 4 4 5 Financiële problemen 8 5 11 Werkloosheid 5 6 2 Arbeidsongeschiktheid 5 3 7 Politie/Justitie-contacten 4 13 7 Anders 11 12 11 Nadere inspectie van de gegevens leert dat onbekendheid met het feit of problemen in de gezinnen voorkomen in het voortgezet onderwijs en vooral het MBO relatief hoog is, namelijk 14% in het voortgezet onderwijs en 16% in het MBO. Ten tijde van de aanmelding van de leerling wordt in (tenminste) één op de drie of vier gezinnen hulp verleend aan het gezin. Opvallend is dat het percentage leerlingen van wie onbekend is of er hulp in het gezin wordt verleend in het voortgezet onderwijs en het vooral het MBO hoog is (resp. 15% en 37%). Tabel 4 gezinnen van aangemelde leerlingen die wel of geen hulp ontvangen ten tijde van de aanmelding Geen hulp 60 48 40 Wel hulp 37 37 24 Onbekend 3 15 37 De meest voorkomende problemen in de gezinnen van de aangemelde leerlingen bestaan uit relationele problemen en opvoedingsonmacht (22-36%). Daarnaast komen echter alle onderscheiden problemen in geringere percentages van de gezinnen van de aangemelde leerlingen voor. Verwaarlozing, vermoedens van mishandeling, en verslaving worden gerapporteerd in 4-8% van de gevallen; financiële problemen tussen de 5-11%. Politie/Justitiecontacten zijn relatief hoog in het VO (13%, tegen 4% in PO en 7% in MBO). Per gezin is vastgesteld of er een of meer van de onderscheiden problemen voorkomen. Het percentage gezinnen waarin een of meer van de onderscheiden problemen voorkomen bedraagt in het primair onderwijs 56%, in het voortgezet onderwijs 74% en in het MBO 70%. Hieruit blijkt dat vooral in het voortgezet onderwijs en het MBO de problemen van de aangemelde leerlingen in zeer veel gevallen samengaan met problemen in hun gezinnen. Meervoudige en vaak zeer ernstige problemen bij aangemelde jeugdigen In het aanmeldingsformulier wordt gevraagd naar een groot aantal specifieke problemen van leerlingen die zijn onderverdeeld in probleemgebieden. In het PO en MBO zijn enkele van deze gebieden niet opgenomen in het formulier. Uit het staafdiagram blijkt dat de problemen van aangemelde leerlingen zich in alle drie sectoren vooral richt op probleemgedrag. Bij de PO-aanmeldingen zijn er daarnaast veel leerproblemen, relationele problemen en psychosociale problemen. In het VO zijn er naast gedragsproblemen veel relationele problemen, schoolverzuim, psychosociale problemen, leerproblemen en gezondheidsproblemen. Bij de ZAT-aanmeldingen in het MBO 5

rapporteert men naast gedragsproblemen en gezinsproblemen ook veel schoolverzuim. Report Form, TRF) bevestigd (figuur 2). Voor jeugdigen in de leeftijd van het MBO is geen SDQ beschikbaar. Figuur 1 Leerlingen met verschillende categorieën problemen naar onderwijssoort 90 % 80 70 60 50 40 30 20 10 0 De problematiek van de aangemelde leerlingen blijkt over het geheel genomen in 41% (VO) tot 50% (PO) van de gevallen zodanig ernstig te zijn, dat deze aanleiding zijn voor een indicatie voor professionele hulpverlening. In het primair onderwijs komen hyperactiviteit, problemen in de omgang met leeftijdgenoten en gebrekkig prosociaal gedrag in vergelijking met het voortgezet onderwijs vaker voor, terwijl in het voortgezet onderwijs emotionele problemen en gedragsproblemen vaker voorkomen dan in het primair onderwijs. cognitieproblemen ingrijpende gebeurt. gezinsproblemen netwerkproblemen leerproblemen schoolverzuim relatieproblemen gezondheidsproblemen pol. en/of just. contacten psychosociaal probleemgedrag Uit de bovenstaande staafdiagram kan worden afgeleid, dat veel leerlingen meervoudige problemen hebben. Om hiervan een indicatie te krijgen zijn per leerling de problemen op de verschillende gebieden opgeteld. Bij de meeste leerlingen is sprake van drie of meer problemen; in het primair onderwijs bij 86%, in het voortgezet onderwijs bij 84% en in het MBO bij 81%. Over het algemeen is er bij de aangemelde leerlingen sprake van een complexe, meervoudige problematiek. Figuur 2 Aangemelde leerlingen met zeer ernstige problemen volgens de SDQ (klinische gebied) naar schoolsoort prosociaal gedrag leeftijdsgenoten hyperactiviteit gedragsproblemen emotionele problemen totaalscore 0 10 20 30 40 50 % 60 De complexiteit van de problematiek van de aangemelde leerlingen in het PO en VO volgens het aanmeldingsformulier wordt door de resultaten van de SDQ (Teacher PO VO In figuur 2 zijn uitsluitend percentages leerlingen met zeer ernstige problemen volgens de SDQ weergegeven, het zogenaamde klinische gebied. In de SDQ wordt per probleemgebied tevens een zogenaamd grensgebied tussen het klinische gebied en het niet afwijkende gebied onderscheiden, waartoe leerlingen gerekend kunnen worden met ernstige problemen. Indien deze leerlingen worden meegerekend dan wordt het percentage leerlingen met ernstige of zeer ernstige problemen (de totaalscore) in het primair onderwijs verhoogd van 50% naar 79% en in het voortgezet onderwijs van 41% naar 64%. Bevindingen m.b.t. het casusoverleg van het ZAT Nagenoeg alle aangemelde leerlingen worden in het casusoverleg besproken. Het percentage niet in behandeling genomen aanmeldingen bedraagt in het PO 1% en in het VO 2%. Eerste bespreking in het casusoverleg van het ZAT In de ZAT-registratie wordt voor de eerste bespreking o.a. vastgelegd welk besluit er is genomen, welke ZATleden acties gaan ondernemen en de aard daarvan, en wie daarbij de casusregie heeft. In het PO wordt door het ZAT in 82% van de gevallen tijdens de bespreking aan de aanmelder advies gegeven. In 46% van de gevallen krijgt de aanmelder in een later stadium (aanvullende) adviezen. In 52% van de gevallen wordt gewerkt aan toeleiding naar hulp en begeleide verwijzing, meestal naar het bureau jeugdzorg (28%) en in mindere mate naar een opvangvoorziening van het WSNS-verband (7%), een lokale hulpvoorziening (6%) of 6

een combinatie van mogelijkheden (11%). In 18% van de gevallen wordt besloten tot aanvullende diagnostiek en in 10% van de gevallen tot nader onderzoek door middel van huisbezoek of gesprekken met relevante personen. In 11% van de gevallen wordt besloten tot toeleiding naar het REC. In 10% van de gevallen wordt direct besloten dat leden van het ZAT zelf hulp of steun zullen gaan verlenen. Tabel 6 Aard ZAT-besluiten na het eerste casusoverleg Advisering tijdens overleg over aanpak 82 31 18 (Aanvullende) advisering later stadium 46 21 7 Vinger aan de pols-contacten 30 21 13 (Aanvullende) diagnostiek 18 * 9 Extra onderzoek (huisbezoek/gesprek) 10 * 69 Directe hulp aan leerling/gezin (ZAT) 10 18 34 Toeleiding of verwijzing naar hulp 52 53 27 Toeleiding/verwijzing naar REC of PCL 11 7 * * Dit item is niet opgenomen in het registratieformulier. In het VO wordt door het ZAT in 31% van de gevallen direct tijdens de bespreking aan de aanmelder advies gegeven over de casus. In 53% van de gevallen wordt gewerkt aan toeleiding naar hulp of een verwijzing, meestal naar een reboundvoorziening (25%) en in mindere mate naar het bureau jeugdzorg (9%), een lokale hulpverleningsvoorziening (6%), een interne opvangvoorziening op school (6%) of een combinatie van mogelijkheden (12%). In 18% van de gevallen wordt direct besloten dat leden van het ZAT zelf hulp zullen gaan verlenen. In 5% van de gevallen wordt de leerling toegeleid/ verwezen naar het REC en in 2% naar de PCL. In het MBO wordt door het ZAT in de meeste gevallen (69%) besloten tot verder onderzoek door gesprekken met de leerling, de ouders of anderen. Daarnaast komt het besluit tot directe hulpverlening door de ZAT-functionaris(sen) aan leerling en gezin en toeleiding naar opvang en hulpverlening relatief vaak voor (34% en 27%). Bevindingen uit de activiteitenregistratie In het PO blijkt in vrijwel alle gevallen (98%) het ZATbesluit te worden teruggekoppeld naar de ouders. In 72% van de gevallen gebeurt dit binnen twee weken nadat de bespreking heeft plaatsgevonden. Hetzelfde geldt voor de terugkoppeling van het besluit naar de aanmelder (100% en 85% binnen twee weken). In het VO wordt in het merendeel van de gevallen (92%) het ZAT-besluit teruggekoppeld naar de ouders. In 79% van de gevallen gebeurt dit binnen twee weken nadat de bespreking heeft plaatsgevonden. Het ZAT-besluit wordt in vrijwel alle gevallen teruggekoppeld naar de aanmelder (97%); in 92% van de gevallen gebeurt dit binnen twee weken. Ook naar de leerling wordt het ZAT-besluit in het merendeel van de gevallen teruggekoppeld (92%). In 83% van de gevallen gebeurt dit binnen twee weken. In het MBO wordt in 41% het ZAT-besluit teruggekoppeld naar de ouders. In 31% van de gevallen gebeurt dit binnen twee weken nadat de bespreking heeft plaatsgevonden. Het ZAT-besluit wordt in vrijwel alle gevallen teruggekoppeld naar de aanmelder (98%), in 87% van de gevallen gebeurt dit binnen twee weken. Ook naar de leerling wordt het ZAT-besluit in het merendeel van de gevallen teruggekoppeld (87%). In 67% van de gevallen gebeurt dit binnen twee weken. In het PO zijn in de meeste gevallen geen andere netwerken bij de afhandeling van de casus betrokken (93%). In het voortgezet hebben in 35% van de gevallen andere netwerken wel bemoeienis met de aangemelde leerling en in het MBO in 25% van de gevallen. In het PO worden tijdens de meeste afhandelingen van casussen geen knelpunten ontmoet (88%). In het VO worden in 25% van de gevallen wel knelpunten ervaren en in het MBO in 27% van de gevallen. In het onderzoek is het tijdsbeslag per ZAT-cyclus voor en door ZAT-leden geregistreerd. De resultaten moeten opgevat worden als indicatief. Het ging daarbij om: activiteiten rond de ZAT-vergadering (o.a. voorbereidingstijd, overleg/reistijd), casusgerichte activiteiten (gesprekken, screening, diagnostiek/indicatiestelling, consultatie, toeleiding), en niet-casusgerichte activiteiten (waaronder overdracht van deskundigheid, consultatie en advies). Tabel 7 Gemiddelde tijdsbesteding van ZAT-leden per ZATcyclus naar onderwijssector (in uren) Rond de ZAT-bijeenkomst 5,7 3,9 5,1 Casusgerichte activiteiten 15 11,8 13,3 Niet-casusgericht (advisering, 9,8 7,3 6 deskundigheidsbevordering e.d.) Totaal 30,4 23 24,4 7

Ook kon worden vastgesteld dat de grootste discrepanties tussen gerapporteerde facilitering en de noodzakelijk geachte tijdsinvestering in het primair onderwijs ligt bij de voorzitters en vertegenwoordigers van de WSNS-verbanden, gevolgd door medewerkers van Bureau Jeugdzorg en in mindere mate het maatschappelijk werk. Ook in het voortgezet onderwijs rapporteren de voorzitters een groot verschil tussen officiële facilitering en nodig geachte tijdsinvestering, dit geldt ook voor de leerplichtambtenaren. In het middelbaar beroepsonderwijs rapporteren de medewerkers van Bureau Jeugdzorg een tekort aan gefaciliteerde uren. Doelbereiking in primair en voortgezet onderwijs positiever dan in MBO... Hieronder volgen de belangrijkste bevindingen over de mate waarin de doelen zijn gerealiseerd op casusniveau volgens het ZAT-lid dat de activiteiten heeft verricht en gecoördineerd voor achtereenvolgens het PO, VO en MBO. In zowel het PO als het VO zijn de ZAT-leden in 86% van de gevallen tevreden of zeer tevreden over de snelheid waarmee de casussen worden afgehandeld. In zowel het PO als het voortgezet onderwijs wordt de afsluiting van de casus in (vrijwel) alle gevallen teruggekoppeld aan de ouders van de leerling (beide 96%) en de aanmelder (in het PO 97% en in het VO 100%), in de meeste gevallen binnen twee weken na afsluiting (in het PO 71% en 73% en in het VO 87% en 95%). In het MBO zijn deze vragen niet in het resultatenformulier opgenomen. In het PO worden vier doelen in 85% of meer van de gevallen redelijk, in hoge mate of geheel bereikt: adequate probleemtaxatie en diagnostiek, adequate toeleiding naar opvangvoorzieningen in het onderwijs, adequate toeleiding naar de jeugdzorg, en een adequate toeleiding naar een ander schooltype c.q. passende onderwijszorg. De doelen die niet of nauwelijks worden gerealiseerd zijn oplossing of reductie van de gedrags- en emotionele problemen van de leerling (49%), adequate toeleiding naar leerlinggerichte hulpvoorzieningen in het onderwijs (31%), en toeleiding naar lokale hulp (28%). Tabel 8 Mate van doelbereiking in het ZAT primair onderwijs op casusniveau + +/- - Adequate probleemtaxatie/diagnostiek 96 1 3 Verbetering handelingsvaardigheid lk 50 35 15 Problemen leerling opgelost/reductie 22 29 49 Gezinsomstandigheden verbeterd 37 39 24 Betere afstemming hulp op onderwijs 61 24 15 Toeleiding naar hulp in het onderwijs 69-31 Toeleiding naar onderwijsopvang 100 - - Toeleiding naar lokale hulp 61 11 28 Indicatiestelling/ toeleiding jeugdzorg 85 2 13 Toeleiding naar passend onderwijstype 92 2 6 Ander doel 79 14 7 De vier doelen die in het voortgezet onderwijs in 80% van de gevallen of meer redelijk, in hoge mate of geheel worden bereikt zijn: adequate toeleiding naar de reboundvoorziening, verbetering van de handelingsvaardigheid van de school, adequate probleemtaxatie en diagnostiek, adequate toeleiding naar opvangvoorzieningen in het onderwijs, en betere afstemming van de bestaande hulpverlening op de onderwijszorg. Het oplossen of ver-minderen van de gedrags- en emotionele problemen van de leerling (60%) ligt beduidend hoger dan in het primair onderwijs. De doelen die niet of nauwelijks worden gerealiseerd zijn vooral de adequate toeleiding naar een passend onderwijstype (40%), de toeleiding en indicatiestelling voor jeugdzorg (24%), en de verbetering van de gezinsomstandigheden(21%). Tabel 9 Mate van doelbereiking in het ZAT voortgezet onderwijs op casusniveau + +/- - Adequate probleemtaxatie/diagnostiek 87 8 5 Verbetering handelingsvaardigheid lk 88 10 2 Problemen leerling opgelost/reductie 60 20 20 Gezinsomstandigheden verbeterd 56 21 21 Betere afstemming hulp op onderwijs 80 3 17 Adequate toeleiding naar rebound 95-5 Indicatiestelling/ toeleiding jeugdzorg 72 4 24 Toeleiding naar passend onderwijstype 60-40 Ander doel 71-29 8

In het middelbaar beroepsonderwijs is de doelbereiding in het algemeen gesproken lager. Vier doelen die redelijk, in hoge mate of geheel worden bereikt komen boven de 50%: adequate toeleiding naar een passende opleiding, adequate probleemtaxatie en diagnostiek (56%), verbetering van de handelingsvaardigheid van het onderwijs (55%), en adequate toeleiding naar een leerwerktraject (52%). Het doelbereik van het oplossen of verminderen van de gedrags- en emotionele problemen van de leerling ligt tussen het niveau van het voortgezet en primair onderwijs in. Onder de doelen die niet of nauwelijks worden gerealiseerd noemen we de verbetering van de gezinsomstandigheden(38%), een adequate toeleiding naar jeugdzorg (24%) en betere afstemming van de bestaande hulpverlening op de onderwijszorg (33%). Over alle onderzochte aspecten gemiddeld zijn 86% van de aanmelders in het VO tevreden of zeer tevreden. In het PO en MBO is gemiddeld 79% van de aanmelders tevreden of zeer tevreden. Een uitzondering op dit beeld vormt in het PO en MBO het verminderen van problemen van leerlingen en hun gezinnen (geboekte resultaten). In het VO is 83% van de aanmelders over dit aspect tevreden of zeer tevreden. In het MBO is dit 58% (en 19 % gaat wel en 3% geen mening) en in het PO 49% (en 10% gaat wel en 30%! geen mening). Mogelijk heeft dit in het primair onderwijs onder meer te maken met de vastgestelde relatief ernstige problematiek van kinderen die aangemeld zijn bij het ZAT. De aanmeldende onderwijsvertegenwoordigers vanuit het PO zijn wel in hoge mate tevreden of zeer tevreden (96%) over de mate waarin het ZAT de gestelde vragen heeft beantwoord. In het MBO heeft de beoordeling mogelijk te maken met het ontbreken van voldoende passende ondersteuningsprogramma s die door de zorginstellingen kunnen worden ingezet. Tabel 10 Mate van doelbereiking in het ZAT middelbaar beroepsonderwijs op casusniveau + +/- - Adequate probleemtaxatie/diagnostiek 56 30 14 Verbetering handelingsvaardigheid lk 55 24 21 Problemen leerling opgelost/reductie 35 29 36 Gezinsomstandigheden verbeterd 36 26 38 Betere afstemming hulp op onderwijs 39 28 33 Toeleiding naar leerwerktraject 52 11 37 Indicatiestelling/ toeleiding jeugdzorg 38 38 24 Toeleiding naar passende opleiding 61-39 Ander doel 75 4 21 We kunnen afsluitend stellen dat de doelbereiking in het voortgezet en primair onderwijs gunstiger blijkt te zijn dan in het MBO.... overwegend goede beoordeling van de ZAT bemoeienis door de aanmelder van de leerlingen Waar hiervoor het doelbereik centraal stond volgens ZAT-leden die de activiteiten hebben uitgevoerd of gecoördineerd, gaat het nu om de beoordeling van het ZAT door de aanmelder van de leerling, meestentijds het onderwijs zelf. Het relatief minder positieve oordeel over de vermindering van problemen van leerlingen en hun gezinnen in het primair onderwijs en MBO komt overeen met het relatief minder positieve oordeel dat ZAT-leden geven op het resultatenformulier. Tabel 11 (Zeer) positieve beoordeling over het ZAT door de aanmelder (onderwijs) naar onderwijssector Geboekte resultaten/probleemreductie 49 83 58 Deskundigheid ZAT 98 92 85 Snelheid van werken 78 73 83 Aanspreekbaarheid/bereikbaarheid 91 88 92 Helderheid werkwijze 93 88 84 Terugkoppeling ZAT naar aanmelder 74 95 78 Betrokkenheid aanmelder bij de voortgang 73 89 75 Overige bevindingen waaronder die van nader onderzoek locaties voortgezet onderwijs naar onderwijssituatie/uitstroomgegevens Om te beoordelen of er tijdens de IKZ-periode zich veranderingen hebben voorgedaan zijn er analyses gedaan naar significante verschillen tussen het schooljaar 2006/ 2007 en schooljaar 2007/2008. Significante verschillen kunnen wijzen op verbeteringen die tijdens het IKZ-pro-gramma zijn doorgevoerd m.b.t. 9

het ZAT. We vermelden hier enkele opvallende bevindingen. Tabel 12 Onbekend -antwoorden over gezinsproblemen en schoolloopbaan bij MBO-aanmeldingen 06/07 07/08 Hulpverlening in het gezin 51 19 Gezinsprobleem: verslaving 29 13 Gezinsprobleem: opvoedingsonmacht 29 14 Gezinsprobleem: mishandeling 29 14 Gezinsprobleem: financieel 29 13 Gezinsprobleem: arbeidsongeschiktheid 30 13 Gezinsprobleem: politie/justitiecontacten 29 13 Tabel 13 Follow-up en uitstroomgegevens van leerlingen die in januari-juli 2007 zijn aangemeld en afgesloten van drie VO-scholen in het IKZ-programma (in absolute aantallen) VO-a VO-b VO-c totaal Aantal afgesloten leerlingen ZAT 25 45 43 113 daarvan nog op school (03-08) 12 22 33 67 - daarvan zelfde onderwijstype 8 16 33 57 daarvan niet meer op school 13 23 10 46 - naar andere VO-school 3 2 1 6 - naar ROC/AOC 4 11 -- 15 - naar REC cluster 4-school 5 9 4 18 - verhuizing/andere school -- -- 5 5 - anders (o.a. werk) 1 1 -- 2 Beoogde doorstroom gerealiseerd 13 23 10 46 Niet afwijkende schoolloopbaan 42 8 Veel extra hulp 39 3 Doublures in PO 37 5 Doublures in VO 37 3 Schoolwisselingen door problemen in VO 32 0 Zij-instromer 34 0 In 2007/2008 zijn de aanmelders voor de ZAT s in het PO en MBO beduidend vaker op de hoogte van het al dan niet bestaan van gezinsproblemen. Dit kan er op wijzen dat de aanmelders zich actief hebben ingespannen zich beter op de hoogte te stellen van het mogelijk voorkomen van deze problemen. De IKZ-locaties melden in dit verband het belang van het aanmeldingsformulier dat naar het voorkomen van deze problemen vraagt. In het schooljaar 2007/08 worden er in het PO vergeleken met 2006/07 minder leerlingen aangemeld met de vraag om beoordeling van de toeleiding/verwijzing naar een andere school of ander type onderwijs (28% tegenover 44%). In het VO worden er in 2007/08 meer leerlingen aangemeld met de vraag om een probleemtaxatie en met de vraag om advies over de interne leerlingenzorg en begeleiding dan in 2006/07 (61% en 74% tegenover 40% en 48%). Tot slot vermelden we enkele resultaten van het onderzoek dat op drie ZAT-locaties is gedaan in het voortgezet onderwijs. Allereerst zijn in maart 2008 gegevens over de follow-up situatie van de in de periode januari-juli 2007 aangemelde en afgesloten leerlingen in het ZAT verzameld en vervolgens zijn de uitstroomgegevens van aangemelde ZAT-leerlingen vastgesteld. Geconcludeerd kan worden dat voor alle jongeren op de drie onderzochte VO-locaties de beoogde onderwijssituatie bij afronding van de ZAT-bemoeienis in januari-juli 2007 volgens plan is gerealiseerd (100%). Op één school worden de nazorgactiviteiten systematisch uitgevoerd én geregistreerd. Van deze jeugdigen volgt in maart 2008 59% van de jongeren onderwijs op dezelfde VO-school en 10% op een andere VO-school, deels door verhuizing. Daarnaast volgt 13% MBO-onderwijs en 16% speciaal onderwijs. In totaal volgt in maart 2008 98% van de afgesloten leerlingen onderwijs. Daarnaast is nagegaan of de scholen een verzuimregistratie en incidentenregistratie bijhouden en vervolgens vastgesteld of leerlingen met zorgwekkend verzuim en leerlingen die betrokken zijn bij incidenten (politie/justitie) besproken zijn in het ZAT. De verzuimregistratie van betrokken VO-scholen en de reacties op ongeoorloofd verzuim laten verschillen zien. Of leerlingen die zeer frequent ongeoorloofd verzuimen in het ZAT worden besproken, hangt af van afwegingen in de voorliggende schoolinterne zorgstructuur. Twee van de drie locaties hanteren het begrip zorgwekkend verzuim. De gedragslijnen voor bespreking in het ZAT zijn niet expliciet gedefinieerd. Bij 35% van het totale aantal in 2006/07 aangemelde en afgesloten ZAT-leerlingen was sprake van zorgwekkend verzuim; op de drie scholen bij respectievelijk 44%, 49% en 16% van de betrokken leerlingen. 10

De incidentenregistratie is nog weinig uniform en niet eenduidig geïmplementeerd. Hierdoor zijn conclusies voor wat betreft incidentie, prevalentie, afhandeling en samenhang met de bespreking in het ZAT niet verantwoord te trekken. Eén school (VO-a) vormt daarop een uitzondering: de schoolagent en zorgcoördinator nemen daar alle gevallen door en besluiten over afhandeling en eventuele agendering in het ZAT. Op deze school gaat het om 15 incidenten in de eerste helft van 2007 (overwegend diefstallen en geweldsdelicten), waarvan 12 schoolintern zijn afgehandeld en drie zijn geagendeerd in het ZAT. Op een andere school (VO-c) is bij 21 van de 43 aangemelde en afgesloten ZAT-leerlingen in de eerste helft van 2007 sprake van (zeer) ernstige incidenten. Onbekend is daar het totaal aantal (zeer) ernstige incidenten. Op basis van het verkennende onderzoek op de drie VOscholen kan worden vastgesteld dat heldere gedragslijnen voor de onderzochte twee aspecten nog niet bestaan of niet (volledig) geïmplementeerd zijn. Deze gedragslijnen zijn inmiddels opgenomen in het kwaliteitsbeleid van de scholen c.q. ZAT s. Agenda voor de toekomst Het programma Intensivering Kwaliteit Zorg- en adviesteams heeft tezamen met het lopende NJi-ondersteuningsprogramma voor de Zorg- en adviesteams in het PO, VO en MBO belangrijke resultaten geboekt op de weg naar het realiseren van een landelijke dekking van goed functionerende ZAT s in de genoemde onderwijssectoren waarbij de aansluiting tussen functionarissen van relevante externe (zorg)instellingen en de leerlingenzorg van scholen en samenwerkingsverbanden in het onderwijs is versterkt en verankerd zodat vroegtijdige signalering en effectieve interventies voor leerlingen met gedrags- en/of leerproblemen gewaarborgd zijn en de leerlingen de zorg krijgt die hij of zij nodig heeft. Het maatschappelijk belang van de ZAT s in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs is onomstreden. Niet alleen het onderwijs maar ook gemeenten, provincies en de landelijke overheid ondersteunen actief de verdere ontwikkeling van ZAT s en zijn zeer te spreken over de resultaten ervan. Uit LCOJ-monitoren blijkt dat de partijen die beleidsmatig en op uitvoeringsniveau betrokken zijn bij de ZAT s in grote meerderheid van mening zijn dat de kinderen en jeugdigen (zeer) adequaat en doeltreffend geholpen worden. Genoemd worden o.a.: eerdere en snellere activering van lokale en gespecialiseerde hulpverlening, betere met het onderwijs afgestemde zorgverlening, betere ondersteuning van leerkrachten en mentoren, en een bijdrage aan het continueren van de schoolloopbaan en het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Deze bevindingen uit de LCOJ-monitoren worden overwegend gesteund door de resultaten van onderzoek dat werd uitgevoerd in het IKZ-programma in 21 demonstratieregio s. Het IKZ-programma heeft ook het beoogde kwaliteitskader opgeleverd voor effectief en efficiënt werkende ZAT s, met referentiemodellen voor de ZAT s in het PO, VO en MBO en een bijpassend instrumentarium. De Zorg- en adviesteams zijn de centrale plek voor casusoverleg en interventieplanning geworden van scholen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor kinderen en jeugdigen en hun gezinnen. De resultaten van IKZ-programma en de ondersteuningsprogramma s voor de ZAT s in de diverse onderwijssectoren laten zien dat op bestuurlijk niveau door provincies, gemeenten, schoolbesturen en uitvoerende instellingen hard wordt gewerkt om de zorg voor jongeren tot een sluitend geheel te laten worden, waarbinnen de professionals van de betrokken instellingen in goede samenwerking tot een tijdige inzet van passende onderwijszorg en hulpverlening aan jongeren en hun ouders/opvoeders komen. Het is nodig dat expertise en deskundigheid van het onderwijs en instellingen voor maatschappelijk werk, jeugdzorg, (geestelijke) gezondheidszorg, leerplicht en veiligheid tijdig, flexibel en goed afgestemd op elkaar kunnen worden ingezet. Het ZAT is daarvoor het platform waarin de afspraken worden gemaakt en de behoefte aan zorg- en hulpverlening wordt gekoppeld aan de juiste expertise en deskundigheid, waar afgestemde onderwijszorg en hulpverlening kan worden gerealiseerd, en waar de instellingen hun preventieve activiteiten afgestemd kunnen realiseren. De samenwerking binnen de ZAT s is in kwantitatief en kwalitatief opzicht de laatste jaren sterk verbeterd. Het focus is in toenemende mate gericht op concrete acties en afgestemde diagnostiek en zorgverlening, waar eerder verwijzing en consultatie domineerden als functies. Het onderwijs is daarmee niet alleen de vindplaats van gedrags- en ontwikkelingsproblemen en ondersteunings- 11

behoeften maar vooral ook een werkplaats geworden van interdisciplinaire samenwerking om betere resultaten te boeken voor jeugdigen en hun ouders en scholen te ondersteunen. Gelet op de gepercipieerde toename van gedrags-, opvoedings- en ontwikkelingsproblemen in het onderwijs als ook, en daarmee samenhangend, de groeiende behoefte aan speciale onderwijszorg is het van groot belang de leerlingenzorg in het regulier onderwijs (en speciaal onderwijs!) te versterken. De ZAT s maken het niet alleen mogelijk problemen tijdig te onderkennen en passende en samenhangende ondersteuning te bieden, ze vormen ook een belangrijke voorwaarde om uitval in het onderwijs tegen te gaan en kinderen en jeugdigen in het regulier onderwijs beter te ondersteunen. Niet alleen ons eigen onderzoeks- en ontwikkelingswerk maar ook een wassende stroom buitenlandse onderzoekspublicaties (uit o.a. Schotland, Engeland en de Verenigde Staten) ondersteunen deze bewering. Samenwerken in de frontlinie van onderwijs en opvoeding maakt het mogelijk preventiever te werken, oplossingen en sociale hulpbronnen te importeren en gaat het exporteren van problemen tegen. ZAT s zijn in dat licht dan ook een belangrijk instrument voor het realiseren van Passend Onderwijs, de reductie van voortijdig schoolverlaten (zoals ook wordt betoogd in de WRR-studie naar voortijdig schoolverlaten) en de doelen van het huidige jeugdbeleid. De zorg- en adviesteams zijn van onderop, vanuit de uitvoeringspraktijk, tot ontwikkeling gekomen en kunnen rekenen op een groot draagvlak. Met steun van landelijke en lagere overheden is deze ontwikkeling in een stroomversnelling gekomen. Met het beschikbaar komen van het kwaliteitskader voor de ZAT s met een bijpassend instrumentarium en de specifieke referentiemodellen voor de diverse onderwijssectoren kan een belangrijke vervolgstap gezet worden om de samenwerking van onderwijs en jeugdzorg verder te optimaliseren en de beoogde resultaten voor kinderen en jeugdigen te boeken. De bevindingen uit onderzoek en praktijkontwikkeling laten echter ook zien dat de komende periode inspanningen en randvoorwaarden nodig zijn om de geboekte resultaten vast te houden, te verankeren en verder te verbeteren, het kwaliteitskader te implementeren en de beoogde dekkingsgraad van de ZAT s te realiseren. Dit vraagt ook bestuurlijke inspanningen, waarbij ook de samenhang met de veiligheidsketen en de in ontwikkeling zijnde Centra voor Jeugd en Gezin om aandacht vragen. In de agenda voor de komende periode zijn in elk geval vier belangrijke thema s aan te wijzen waaraan dient te worden gewerkt. Thema s voor de toekomstagenda Dekkingsgraad van de zorg- en adviesteams naar 100 % met goede bezetting en interventiekracht, en aandacht voor de bestuurlijke verantwoordelijkheden en samenwerking tussen in het bijzonder gemeenten en schoolbesturen c.q. schoolbestuurlijke samenwerkingsverbanden. Benutting van de referentiemodellen kwaliteit ZAT s in het PO, VO en MBO en implementatie van het kwaliteitskader ZAT s met bijbehorend instrumentarium. Monitoring van de voortgang (dekkingsgraad, bezetting, benutting kwaliteitskader en instrumenten) en ondersteuningsbehoeften, en verdere verdieping van het inzicht in de maatschappelijke prestaties van het ZAT. Samenwerking tussen de ZAT s in de diverse onderwijssectoren en samenhang met de in ontwikkeling zijnde Centra voor Jeugd en Gezin, Passend Onderwijs en met de veiligheidsketen. Deze thema s vergen aandacht en inspanning op beleidsmatig/bestuurlijk niveau en in de uitvoeringspraktijk, zodat een slagvaardige en sluitende zorgstructuur ontstaat voor effectieve en efficiënte onderwijszorg en hulpverlening voor jeugdigen en ondersteuning van ouders en scholen. Deze ambities brengen randvoorwaarden met zich mee. Zo moeten de vastgestelde capaciteitsproblemen erkend en opgelost worden om 100% dekkingsgraad en een goede bezetting en interventiekracht te kunnen realiseren. Dit stelt ook eisen aan de bestuurlijke verantwoordelijkheidstoedeling en samenwerking. Voor de realisatie van de doelen van de ZAT s en een dekkende zorgstructuur zijn schoolbesturen, lokaal bestuur en provinciaal bestuur van elkaar afhankelijk. Het verdient aanbeveling deze gezamenlijke verantwoordelijkheid te erkennen. De (aanpassing van de) wet op de jeugdzorg, het beleidskader jeugdzorg en de lokale educatieve agenda bieden beleidsinstrumenten om de benodigde voorwaarden te realiseren en bestuurlijke afspraken op dit terrein vast te leggen. Ook biedt de onderwijswetgeving mogelijkheden, evenals maatregelen in het kader van Passend Onderwijs en het beleid gericht op het tegengaan van voortijdig schoolverlaten. 12

Colofon Prof. drs. Dolf van Veen Drs. Peter van den Bogaart Pauline Huizenga Drs. Rijk van der Krol Dr. Daan Wienke Nederlands Jeugdinstituut, Onderwijs & Jeugdzorg / LCOJ Catharijnesingel 47 3511 GC Utrecht Postbus 19152 3501 DD Utrecht T: 030 230 6693 F: 030 231 9641 E: onderwijsjeugdzorg@nji.nl W: www.zat.nl Het IKZ-programma is in de periode 2006-2008 uitgevoerd door het NJi, afdeling Onderwijs & Jeugdzorg / LCOJ op 21 locaties voor primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Een uitgebreide samenvatting en het onderzoeksrapport zijn verkrijgbaar bij NJi Onderwijs & Jeugdzorg / LCOJ, zie ook de website. Overname van gegevens is met bronvermelding toegestaan. 13