Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de inbeslagname van een scooter. Oordeel

Vergelijkbare documenten
Een onderzoek naar de wijze van taxeren door Domeinen Roerende Zaken

Rapport. Rapport over een klacht over de hoofdofficier van justitie te Den Haag. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/044

Rapport. Datum: 12 juni Rapportnummer: 2014/058

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222

ECLI:NL:RBAMS:2017:2714

Een onderzoek naar een klacht over de afwikkeling van in beslag genomen voorwerpen.

Rapport. Rapport over een klacht over Domeinen Roerende Zaken te Apeldoorn. Datum: 26 juli Rapportnummer: 2013/088

Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Auto met een alcoholslot. Weg is pech! Een onderzoek naar de verkoop van een auto met een alcoholslot. Oordeel

Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan een derde.

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport Een onderzoek naar een afwijzende beslissing op een verzoek om een hogere financiële vergoeding.

De minister van Veiligheid en Justitie T.a.v. contactpersoon Nationale ombudsman Postbus EH DEN HAAG. Geachte XXXXX,

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het CBR te Rijswijk gegrond.

Rapport. Rapport over een klacht over de (hoofd)officier van justitie te Den Haag en de griffie van de rechtbank Den Haag. Datum: 12 december 2012

Rapport. Datum: 31 juli 2006 Rapportnummer: 2006/260

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBOVE:2017:234

Beoordeling. h2>klacht

Citeertitel: Landsbesluit bewaring inbeslaggenomen voorwerpen =====================================================================

Rapport. Rapport over een klacht over het Bureau Ontnemingswetgeving van het Openbaar Ministerie. Datum: Rapportnummer: 2013/053

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Een onderzoek naar aanleiding van een klacht over beslag en het geen gevolg geven aan een last tot teruggave door het arrondissementsparket Limburg

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april Rapportnummer: 2012/062

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2017:3217

Geachte XXXXX, (

ECLI:NL:RBAMS:2016:9239

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Een onderzoek naar een klacht over de gang van zaken rond de intrekking van een aanvraag.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de William Schrikker Groep. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/241

Rapport. Rapport over een klacht over Domeinen Roerende Zaken, directie Apeldoorn. Datum: 16 juli 212. Rapportnummer: 2012/120

Een onderzoek naar de manier waarop de burgemeester van Valkenswaard is omgegaan met de klachten van een belanghebbende over een besluit.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord-Nederland. Datum: 28 juli 2014

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 3 mei 2004 Rapportnummer: 2004/151

Beoordeling. h2>klacht

Een onderzoek naar de manier waarop de RDW omgaat met haar wettelijke verplichting om een APK goedkeuring op zijn juistheid te beoordelen

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Den Haag. Datum: 2 maart 2015 Rapportnummer: 2015/047

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

Rapport. Rapport over een klacht over Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid uit Dordrecht. Datum: 23 december Rapportnummer: 2011/367

Een onderzoek naar het uitbetalen van een schadevergoeding door het Openbaar Ministerie te Den Haag.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Rapport WAT IS DE KLACHT? WAT GING ER AAN DE KLACHT VOORAF? Publicatiedatum 16 juli 2018 Rapportnummer 2018/056

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

3. Alvorens ik toekom aan de bespreking van het middel, besteed ik aandacht aan de vraag of de klager in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Rapportnummer: 2011/306

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen te Rijswijk gegrond.

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

ECLI:NL:RBROT:2017:1476

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december Rapportnummer: 2013/198

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/400

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Een onderzoek naar de handelwijze van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden

Rapport. Op het verkeerde been

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag en over Domeinen Roerende Zaken te Apeldoorn.

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 20 februari Rapportnummer: 2013/012

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

Geachte heer Brenninkmeijer, d.d. 6 november 2007 bericht ik u als volgt. Nationale ombudsman rapport Op waarde geschat

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/210

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de Raad voor Rechtsbijstand.

Rapport. Datum: 24 juli 2003 Rapportnummer: 2003/239

Rapport. Datum: 23 april 2004 Rapportnummer: 2004/135

Rapport. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/102

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 12 mei Rapportnummer: 2011/143

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

College van Procureurs-generaal Handleiding inbeslagneming

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Verstoord contact. Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Nederland.

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/334

Geen duidelijkheid over handhavingsverzoek Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Aanwijzing inbeslagneming (Artikel 94 Wvsv)

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Publicatiedatum: 11 december Rapportnummer: 2014 / /19 3 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Rapport. Datum: 6 juni Rapportnummer: 2013/064

Transcriptie:

Rapport Een onderzoek naar een klacht over de inbeslagname van een scooter. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag gegrond. Datum: 13 november 2017 Rapportnummer: 2017/125

2 KADER De politie kan voorwerpen in beslag nemen, Domeinen is de instantie die in beslag genomen voorwerpen bewaart en het Openbaar Ministerie (OM) beslist of een in beslag genomen voorwerp kan worden teruggegeven of niet. Het OM kan ook beslissen dat een voorwerp wordt vernietigd of vervreemd. De politie kan voorwerpen, zoals een scooter, in beslag nemen voor onderzoek naar (mogelijk) strafbare feiten die zijn gepleegd. Als de beslagene/eigenaar het in beslag genomen voorwerp terug wil, dan kan diegene beklag instellen bij de rechter. De rechter beoordeelt dan het ingediende klaagschrift en kan vervolgens bepalen dat het voorwerp moet worden teruggegeven. Het instellen van beklag heeft geen opschortende werking. Dit betekent dat een voorwerp kan worden vervreemd/vernietigd, terwijl de beklagprocedure loopt. Als een voorwerp wordt verkocht en het beslag vervolgens wordt beëindigd, dan wordt de waarde uitgekeerd die het voorwerp op de openbare veiling heeft opgebracht of redelijkerwijs zou hebben opgebracht. Dit is in het algemeen een aanzienlijk lagere waarde dan de vervangingswaarde van het voorwerp. In augustus 2016 heeft een rapport uitgebracht over de uitvoeringspraktijk van inbeslagname van voorwerpen. In dit rapport "Waar is mijn auto?" (2016/075) 1 heeft meerdere aanbevelingen gedaan waarmee de politie, het OM en Domeinen aan de slag zijn gegaan. Eén van de aanbevelingen in dit rapport luidt: - waarborg dat binnen een korte termijn na het indienen van een klaagschrift door het OM wordt beoordeeld of een voorwerp kan worden teruggegeven en, zo nee, of moet worden gewacht met vervreemden/vernietigen van het voorwerp totdat de rechter heeft beslist op het klaagschrift. AANLEIDING Volgens de politie reed het broertje van verzoeker in oktober 2014 op een scooter en negeerde hij een rood verkeerslicht. De politie hield het broertje daarom staande. Het broertje van verzoeker reed op de scooter zonder in het bezit te zijn van een bromfietsrijbewijs. De scooter waar hij op reed was eigendom van verzoeker. De politie deed navraag bij de meldkamer en volgens de politie bleek vervolgens dat dit de derde keer was dat het broertje werd betrapt op het rijden zonder rijbewijs. Het broertje werd door de politie aangehouden en de scooter werd in beslag genomen. Verzoeker was het niet eens met de inbeslagname van zijn scooter en hij stelde beklag in bij de rechter, omdat hij zijn scooter terug wilde. De rechter verklaarde het beklag gegrond en bepaalde dat de scooter terug moest naar verzoeker. Vervolgens bleek de scooter al te zijn vernietigd. Voorafgaand aan de vernietiging was de scooter getaxeerd op een bedrag van 175. Na de beslissing van de rechter in de beklagprocedure, heeft Domeinen dit bedrag dan ook aangeboden aan verzoeker. Hij heeft dit bedrag niet geaccepteerd, 1 Dit rapport is te raadplegen via www.nationaleombudsman.nl

3 omdat de scooter volgens hem veel meer waard was. Het broertje heeft een strafbeschikking gekregen voor het rijden zonder rijbewijs. Chronologisch heeft in dit geval het volgende plaatsgevonden: - op 31 oktober 2014 is de scooter in beslag genomen; - op 11 december 2014 heeft het OM een machtiging tot vervreemding/vernietiging afgegeven; - op 12 december 2014 heeft verzoeker beklag ingesteld; - op 5 maart 2015 is de scooter vernietigd; - op 13 maart 2015 is het beklag door de rechter gegrond verklaard en is teruggave van de scooter gelast; - op 28 april 2015 is aan het broertje van verzoeker een strafbeschikking opgelegd. KLACHT Verzoeker klaagt erover dat het OM eind 2014 een machtiging tot vervreemding/ vernietiging heeft afgegeven voor zijn in beslag genomen scooter. BEVINDINGEN Informatie politie Tijdens het onderzoek heeft informatie bij de politie opgevraagd. Hieruit bleek dat het broertje volgens de politie één keer eerder (in maart 2014) zonder rijbewijs op verzoekers scooter had gereden en hij dit één keer (in oktober 2013) op een andere scooter/brommer had gedaan. Toen het broertje in maart 2014 op de scooter van verzoeker reed, is hij niet staande gehouden en is de scooter niet in beslag genomen. De politie heeft toen telefonisch contact met verzoeker gehad over de omstandigheid dat zijn broertje zonder rijbewijs op verzoekers scooter reed. Verder heeft de politie laten weten dat het niet gebruikelijk is dat als een bestuurder van een motorrijtuig wordt staande gehouden voor het rijden zonder rijbewijs, er een waarschuwingsbrief naar de eigenaar wordt gestuurd. Volgens de politie was ook in dit geval niet gebleken van een dergelijke waarschuwingsbrief. Verder blijkt uit de stukken van de politie dat overleg is gevoerd met een officier van justitie over de in beslag genomen scooter en de officier van justitie heeft beslist dat het beslag moest worden gehandhaafd in verband met verbeurdverklaring. Verbeurdverklaring is een bijkomende straf met als bedoeling de veroordeelde in zijn vermogen te treffen. Standpunt verzoeker Verzoeker stelt dat zijn broertje zonder zijn toestemming op de scooter reed. Volgens verzoeker heeft zijn broertje meteen aan de politie verteld dat de scooter van verzoeker was en bleek dit ook uit de kentekenpapieren die eveneens in beslag werden genomen. Verzoeker heeft zich meerdere malen als eigenaar van de scooter gemeld bij het

4 politiebureau. Verzoeker stelt dat de scooter nog geen drie jaren oud was en de scooter tussen de 1.100 en 800 waard was. Volgens verzoeker had zijn broertje één keer eerder op een scooter/brommer gereden zonder rijbewijs. Verzoeker stelt dat het OM had moeten wachten met het nemen van een beslissing ten aanzien van zijn scooter totdat de rechter op zijn beklag had beslist. Nu heeft de rechter bepaald dat de scooter terug moet, maar is de scooter vernietigd. Verzoeker vindt dat de scooter nadat deze in beslag was genomen, aan hem had moeten worden teruggegeven. Reactie OM Tijdens de interne klachtbehandeling heeft het OM gesteld dat het broertje van verzoeker voor de derde keer was aangehouden voor rijden zonder rijbewijs. Hierdoor was de scooter volgens het OM vatbaar voor verbeurdverklaring. Het OM heeft erop gewezen dat volgens de Aanwijzing inbeslagneming (zie Achtergrond) het binnen drie jaar herhaald rijden zonder rijbewijs leidt tot inbeslagneming van het voertuig. Het OM stelt verder onder verwijzing naar jurisprudentie dat de eigenaar van het in beslag genomen voorwerp niet op de hoogte hoeft te worden gesteld van het afgeven van een machtiging tot vervreemding/vernietiging. Daarnaast wijst het OM erop dat voorwerpen mogen worden vernietigd als de kosten van bewaring niet in redelijke verhouding staan tot de waarde van de voorwerpen. Gezien de lage taxatiewaarde van de scooter, is deze vernietigd. Standpunt minister van Veiligheid en Justitie Naar aanleiding van het onderzoek van heeft de minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de minister) gesteld dat in artikel 33a, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat voorwerpen met behulp waarvan een strafbaar feit is begaan, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring (zie Achtergrond). Verder heeft de minister gesteld dat artikel 33a, tweede lid, onder a, bepaalt dat verbeurdverklaring van een voorwerp dat niet aan de veroordeelde toebehoort mogelijk is, indien degene aan wie het voorwerp toebehoort, wel bekend was met het gebruik in verband met een strafbaar feit. Indien zoals in dit geval degene aan wie het voorwerp toebehoort, bekend is met het gebruik van het voorwerp door een derde die hiermee een strafbaar feit pleegt, houdt het OM geen rekening met de benadeling van de eigenaar. Immers degene die het voorwerp ter beschikking heeft gesteld, in dit geval heeft uitgeleend, wist dat het gebruik ervan een strafbaar feit zou opleveren. Naar het oordeel van het OM dienen gevolgen van dit handelen dan ook voor rekening en risico van verzoeker te komen. Volgens de minister is de scooter niet aan verzoeker teruggegeven, omdat de scooter vatbaar was voor verbeurdverklaring als gevolg van het feit dat hij werd bereden door iemand die, voor de derde keer werd aangehouden voor het rijden zonder rijbewijs. Uit de informatie waarover beschikt, blijkt niet dat het OM de al afgegeven machtiging tot vervreemding/vernietiging heeft heroverwogen naar aanleiding

5 van het door verzoeker ingediende klaagschrift. Verder blijkt uit deze informatie niet dat het OM verzoeker heeft geïnformeerd over de afgegeven machtiging tot vervreemding/ vernietiging. BEOORDELING Het vereiste van fair play houdt in dat de overheid de burger de mogelijkheid geeft om zijn procedurele kansen te benutten en daarbij zorgt voor een eerlijke gang van zaken. Dit brengt onder andere met zich mee dat de overheid de burger actief en goed informeert over procedurele mogelijkheden en beslissingen die worden/zijn genomen. In dit geval zijn de beslagene (de persoon onder wie het voorwerp in beslag wordt genomen, het broertje) en de eigenaar (verzoeker) niet dezelfde persoon. De Nationale ombudsman is van oordeel dat in een dergelijk geval extra zorgvuldigheid is geboden bij het nemen van beslissingen door het OM ten aanzien van het in beslag genomen voorwerp. Het OM dient zich ervan rekenschap te geven dat de eigenaar kan worden benadeeld door een beslissing, terwijl de eigenaar niet de persoon was die het (mogelijk) strafbare feit heeft gepleegd. Zoals in zijn rapport Waar is mijn auto? heeft aanbevolen, 2 dient het OM binnen een korte termijn na het indienen van een klaagschrift te beoordelen of een voorwerp kan worden teruggegeven en, zo nee, of moet worden gewacht met het vervreemden/vernietigen van het voorwerp totdat de rechter heeft beslist op het klaagschrift. In dit geval hebben het indienen van het klaagschrift (op 12 december 2014) en het afgeven van de machtiging tot vernietiging/vervreemding (op 11 december 2014) elkaar waarschijnlijk gekruist. De scooter is echter pas op 5 maart 2015 vernietigd. Dit betekent dat het OM na het indienen van het klaagschrift voldoende tijd had om de al afgegeven machtiging tot vernietiging/vervreemding te heroverwegen en alsnog te beslissen tot teruggave of het bewaren van de scooter totdat de rechter op het klaagschrift had beslist. Bij deze heroverweging had het OM dienen mee te wegen dat de eigenaar niet de persoon was die het (mogelijk) strafbare feit had gepleegd en de eigenaar benadeeld zou kunnen worden door een vervreemding/vernietiging. Niet is gebleken dat het OM een dergelijke heroverweging heeft verricht. Door de al afgegeven machtiging tot vervreemding/vernietiging niet te heroverwegen nadat verzoeker een klaagschrift had ingediend, heeft het OM verzoeker de kans ontnomen om het door hem met het klaagschrift beoogde doel (teruggave van de scooter) te bereiken en heeft het OM gehandeld in strijd met het vereiste van fair play. Verder is niet gebleken dat het OM verzoeker heeft geïnformeerd over de afgegeven machtiging tot vervreemding/vernietiging. Zoals in zijn rapport "Waar is mijn auto?" heeft overwogen, dient het OM een burger hierover te informeren als de burger zich actief meldt bij de politie of het OM met de mededeling dat hij zijn spullen 2 Rapport 2016/075, te raadplegen via www.nationaleombudsman.nl

6 terug wil. Nu verzoeker zich door middel van het indienen van een klaagschrift had gemeld en had aangegeven zijn scooter terug te willen, had het OM hem dienen te informeren over de afgegeven machtiging tot vervreemding/vernietiging. Door verzoeker hierover niet te informeren, heeft het OM hem de kans ontnomen om te proberen de vervreemding/vernietiging te voorkomen en heeft het OM ook op dit punt gehandeld in strijd met het vereiste van fair play. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk. CONCLUSIE De klacht over de onderzochte gedraging van het Openbaar Ministerie is gegrond wegens strijd met het vereiste van fair play. De Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen

7 ACHTERGROND Aanwijzing inbeslagneming Verbeurdverklaring Verbeurdverklaring (artikel 33 e.v. Sr) is een bijkomende straf. Bij de oplegging daarvan wordt beoogd de veroordeelde in zijn vermogen te treffen. Dit laat onverlet dat ook een voorwerp van weinig waarde kan worden verbeurdverklaard, wat overigens niet betekent dat zo n voorwerp bewaard dient te blijven (zie IV). Om een voorwerp of een geldbedrag te kunnen verbeurdverklaren, dient er sprake te zijn van een zekere relatie tussen het voorwerp of geld, en het strafbare feit (zie de gevallen genoemd in artikel 33a Sr). Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld gereedschap waarmee een inbraak is gepleegd, de auto van waaruit werd gedeald, maar ook geld of goederen bij witwassen. Ook een voorwerp of geldbedrag dat niet aan de beslagene toebehoort kan worden verbeurdverklaard. Dat kan als de rechthebbende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat die relatie tussen het voorwerp en een strafbaar feit bestond, en als niet kan worden vastgesteld aan wie het voorwerp of geldbedrag toebehoort. De verbeurdverklaring dient proportioneel te zijn: de waarde van het verbeurdverklaarde moet in verhouding staan tot de ernst van het delict en daarmee tot de te verwachten strafoplegging. Als de verdachte of een ander door de verbeurdverklaring onevenredig worden getroffen, kan de rechter het verschil doen vergoeden. Inbeslagneming is geen vereiste voor verbeurdverklaring. De rechter kan uitlevering van niet-inbeslaggenomen voorwerpen opleggen bij de verbeurdverklaring; de officier van justitie kan bij de rechter de uitlevering bij de verbeurdverklaring vorderen. Verbeurdverklaring kan slechts worden uitgesproken bij veroordeling ter zake van een strafbaar feit en derhalve niet bij een vrijspraak of bij een ontslag van alle rechtsvervolging. Verbeurdverklaring kan zowel afzonderlijk als in combinatie met een hoofdstraf en andere bijkomende straffen worden opgelegd (artikel 9 lid 5 Sr). 107 WVW 1994 (rijden zonder rijbewijs) Bij eerste overtreding teneinde voortzetting van het delict te verhinderen, voertuig in beslag nemen, doch aan een door de eigenaar/houder gemachtigde bestuurder teruggeven. Bij herhaald plegen binnen 3 jaar voertuig in beslag nemen.

8 Wetboek van Strafrecht Artikel 33a 1. Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn: a. voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen; b. voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan; c. voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid; d. voorwerpen met behulp van welke de opsporing van het misdrijf is belemmerd; e. voorwerpen die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd; f. zakelijke rechten op of persoonlijke rechten ten aanzien van de onder a tot en met e bedoelde voorwerpen. 2. Voorwerpen als bedoeld in het eerste lid onder a tot en met e die niet aan de veroordeelde toebehoren kunnen alleen verbeurd worden verklaard indien: a. degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden, of b. niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren.