Chemische onkruidbestrijding aardappelen D. Martens (LTCW), P. Vermeulen (VTI) Samenvatting Voor een goede onkruidbestrijding wordt als basisbehandeling best een toepassing kort voor de opkomst uitgevoerd. In de praktijk zal er echter een compromis moeten gezocht worden tussen voldoende bezakte ruggen enerzijds en gunstige weersomstandigheden anderzijds. Een vooropkomst behandeling vóór regen is gunstiger dan na regen en een toepassing bij windstil weer zorgt ook voor een betere verdeling over beide zijden van de ruggen en vermijdt ook driftschade. Ook de kennis van de te verwachten onkruiden is een belangrijk punt in het opmaken van een onkruidbestrijdingsschema. Een natte decembermaand in 2014 alsook een zeer natte januarimaand in 2015 gaven evenwel geen problemen voor het nieuwe groeiseizoen. Het voorjaar 2015 kende een vlotte start met naar weersomstandigheden een normale maand maart (79l/m²) en net als in 2014 een uitzonderlijk droge maand april (24 l/m²). Daardoor konden de nodige bodembewerkingen in gunstige omstandigheden uitgevoerd worden en verliep het poten vlot.. Door de gunstige weersomstandigheden na het poten werden met de ingezette combinaties van herbiciden een overwegend goede onkruidbestrijding gerealiseerd. Indien er te kort voor of tijdens opkomst wordt gespoten kan er, afhankelijk van de gebruikte producten, groeiremming en/of chlorose optreden. De vergeling groeit er in de loop van het groeiseizoen wel volledig uit en geeft geen of weinig nadelig effect op de opbrengst. Inleiding Net zoals in alle andere teelten heeft de onkruidbestrijding tot doel de onkruidconcurrentie voor licht, water en voedingsstoffen te vermijden. In de aardappelteelt moet een onkruidbestrijding ook nog de eventuele waardplanten van ziekteverwekkers vernietigen (nematoden, bacteriën, virussen en insecten). We kunnen in de aardappelteelt middelen inzetten ruim vóór opkomst, net voor opkomst, tijdens de opkomst maar ook eventueel nog in na-opkomst. Voor een goede onkruidbestrijding wordt als basisbehandeling best een toepassing kort voor de opkomst uitgevoerd. In de praktijk zullen we echter een compromis moeten zoeken tussen voldoende bezakte ruggen enerzijds en gunstige weersomstandigheden anderzijds. Van zodra de weersomstandigheden na het planten gunstig zijn, stel je een behandeling best niet meer uit. Wanneer te lang gewacht wordt dan komen we dikwijls te dicht bij de opkomst en is het risico op een dag met windstil weer (goede bedekking ruggen) en kans op regen sterk verkleind. Bijna alle middelen hebben toch een voldoende lange nawerking en meestal zien we na een regenbui de onkruiden opnieuw verdwijnen, zeker na gebruik van Centium of Challenge. Indien reeds voldoende onkruiden zijn opgekomen, kan het toevoegen van een contactherbicide (bv. middelen op basis van diquat of pyraflufen-ethyl) in vooropkomst een meerwaarde betekenen. Ook de kennis van de te verwachten onkruiden is een belangrijk punt in het opmaken van ons onkruidbestrijdingsschema. Vooral probleemonkruiden vragen om een specifieke aanpak: daarom is het ook belangrijk naar de onkruiddruk te informeren bij gronden in seizoenspacht. Daarnaast moet er zeker ook aandacht zijn of het perceel niet besmet is met knolcyperus want daar mogen geen aardappelen op geteeld worden. Besmette partijen van die percelen zouden door de afnemers wel eens kunnen geweigerd worden.
Als basisbehandeling kan men kiezen uit de middelen: Artist (flufenacet + metribuzin), Centium (clomazone), Defi (prosulfocarb), Novitron DAM tec (clomazone + aclonifen), Pronam ( metobromuron) of Stallion (pendimethalin + clomazone) en naargelang de onkruidflora, aan te vullen met producten op basis van Linuron, Challenge (aclonifen - oppassen voor dampspanning vooral bij windstil weer), Sencor (metribuzin) Stomp Aqua (pendimethalin). Een toepassing in naopkomst dienen we in de aardappelteelt vooral te zien als een corrigerende toepassing. Er zijn immers maar een beperkt aantal middelen: Centium, Sencor of Titus, die niet het volledige onkruidspectrum aanpakken. Maar, corrigeer niet te snel, een vooropkomst behandeling werkt nog voldoende lang na, zeker bij regen na een drogere periode. We hebben voor het nieuwe seizoen geen nieuwe middelen die als onkruidbestrijding kunnen ingezet worden. Proefopzet LTCW (Sint-Niklaas) en VTI (Poperinge) leggen elk jaar een vergelijkende proef aan waarbij diverse combinaties in vooropkomst en/of bij opkomst worden vergeleken. In de praktijk kunnen er omstandigheden zijn waardoor er soms bij of na de opkomst moet gespoten worden. Daarom werden in de proef ook 2 objecten bij 50% opkomst gespoten. Deze demonstratieve proef had als doelstelling om diverse combinaties met elkaar te vergelijken en na te gaan wat de eventuele gewasremming zou kunnen zijn. Tabel 1 Object Herbicidenschema 2015 (LTCW Sint-Niklaas en VTI Poperinge) Behandeling 1 Onbehandeld 2 Artist 2 + Challenge 2 + Linuron 1 3 Artist 2 + Linuron 500 SC 1 4 Artist 2 + Challenge 2 5 Artist 2 + Centium 0,2 + Linuron 1 6 Artist 2 + Defi 4 + Stomp Aqua 2,5 (bij opkomst) 7 Defi 4 + Sencor 0,4 + Stomp Aqua 2,5 8 Defi 4 + Sencor 0,4 9 Defi 5 + Proman 2,5 10 Proman 2,5 + Centium 0,2 + linuron 1 11 Proman 2,5 + Metric 1,25 + linuron 1 12 Defi 4 + Proman 2 + Linuron 1 13 Defi 4 + Proman 2 + Centium 0,2 14 Defi 4 + Proman 2 + Challenge 2 15 Proman 2 + Defi 4 + Stomp Aqua 2,5 16 Proman 2 + Defi 4 + Stomp Aqua 2,5 (bij opkomst) 17 Proman 2 + Defi 4 + Lingo 2 LCA 2015 De aardappelen werden gepoot op 18 april (Poperinge) en 20 april (Sint-Niklaas) en dit in gunstige bodemomstandigheden. We kregen een 2-tal dagen voor het planten een bui van 5 l/m² en ook 2 dagen na het planten kregen we een paar buien wat zorgde voor het goed bezakken van de ruggen. De ruggen werden in 1 keer opgetrokken tijdens het planten. De objecten werden gespoten in vooropkomst op 8 mei (Sint-Niklaas) en 12 mei (Poperinge). De opkomst van de aardappelen was rond 20 mei. De behandelingen in na-opkomst, Artist + Defi + Stomp Aqua en Pronam + Defi + Stomp Aqua, werd uitgevoerd op 27 mei wanneer de aardappelen een 10-tal centimeter groot waren.
Resultaten Bij de telling in Poperinge (VTI) kwamen er in het onbehandelde object 81 onkruiden voor, verdeeld over 12 onkruidsoorten. Dit wil uiteraard zeggen dat er geen onkruiden in grote getale voorkwamen zoals je in Tabel 2 kunt aflezen. Het hoofdaandeel van de onkruiden werd ingenomen door melganzenvoet (27). Verder kwamen ook vooral straatgras (13) vogelmuur (9) en kamille (5) voor. Andere onkruiden waren beperkter aanwezig, klein bingelkruid (4), paarse dovenetel (4), perzikkruid (4), zwarte nachtschade (4), hanenpoot (3), melkdistel (3), varkensgras (3) en akkerwinde (2). In bijna alle objecten werden goede resultaten bekomen op gebied van onkruidbestrijding en kwam er ook geen groeiremming of chlorose voor. Ook de toepassing in na-opkomst gaf een zeer goed resultaat. Mede door de vochtige omstandigheden en de beperkte onkruiddruk voldeden alle objecten qua bestrijding van onkruiden. Tabel 2 Aanwezige onkruidflora (per m²) op de proefvelden in 2015 (VTI Poperinge) onkruid object 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 akkerwinde 2 0,7 bingelkruid 4 0,7 0,8 0,7 hanenpoot 3 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 2 0,5 kamille 5 melganzenvoet 27 0,5 1 1 2 0,5 0,7 0,5 0,5 7,0 4 melkdistel 3 0,7 paarse dovenetel 4 0,5 0,7 2 perzikkruid 4 0,5 0,5 2 1,0 straatgras 13 1 1 2 varkensgras 3 0,5 0,5 0,8 vogelmuur 9 zwarte nachtschade 4 1 0,7 # overblijvende onkruiden 81 0 1 4 1 2 4 2 4 2 2 8 0 0 8 3 1 Bij de telling in Sint-Niklaas (LTCW) kwamen er in het onbehandelde object 211 onkruiden voor, verdeeld over 7 onkruidsoorten. Een aantal onkruiden kwamen in groot aantal voor (Zie Tabel 3). Straatgras (64) kwam het meeste voor, maar ook akkerviooltje (56) en hanenpoot (39) kwam zeer veel voor. Verder waren vooral nog zwarte nachtschade (25) en melganzevoet (22) rijkelijk aanwezig. Akkerwinde (4) en kamille (1) kwamen heel beperkt voor in het onbehandelde object. Bij alle objecten werden op gebied van onkruidbestrijding zeer goede resultaten bekomen. Wel merkten we bij de na opkomst behandelingen redelijk veel groeiremming of chlorose, zeker bij de combinatie Artist + Defi + Stomp Aqua. Wanneer Artist in deze combinatie werd vervangen door Proman zagen we ook nog chlorose maar iets minder. Ook de 3-voudige combinaties met linuron en/of Centium gaven behoorlijke chlorose. Tegen het sluiten van de rijen was deze chlorose vrijwel in alle objecten verdwenen, enkel de combinatie Artist + Defi + Stomp Aqua vertoonde nog enige groeiachterstand.
Tabel 3 Aanwezige onkruidflora (per m²) op de proefvelden in 2015 (LTCW Sint-Niklaas) onkruid object 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 akkerviooltje 56 3 3 1 1 2 akkerwinde 4 hanenpoot 39 2 kamille 1 melganzevoet 22 1 straatgras 64 zwarte nachtschade 25 1 1 3 # overblijvende onkruiden 211 0 0 3 3 1 3 3 0 1 0 0 0 1 3 0 0 verkleuring 9,0 6,5 8,0 7,5 6,5 2,0 8,5 8,5 8,5 7,0 6,5 7,0 6,0 7,5 8,0 5,0 Foto 1 Opkomst van de aardappelen bij behandeling van object 6 Foto 2 Opkomst van de aardappelen behadeling object 11 detail
Gevoeligheidstabel Onderstaande Tabel 4 geeft de gemiddelde gevoeligheid weer van de onkruiden tegenover de afzonderlijke herbiciden. Ze zijn gebaseerd op een zeer groot aantal proeven en praktijkervaringen. De gevoeligheid kan hoger zijn dan het cijfer aangeeft, bv. bij een zeer vochtige bodem. Ook een lagere gevoeligheid, bij droogte na toepassing, komt regelmatig voor. Uit deze tabel kunnen we ook afleiden dat er geen enkel middel is met een compleet spectrum. We zullen als teler dus middelen moeten mengen volgens de te verwachten onkruidflora. Tabel 4 Gevoeligheidstabel onkruiden Butisan S Centium Challenge Lingo Novitron DAM tec Proman Stallion SYNC tec Stomp Aqua Linuron Metric Artist Defi Sencor Titus AKKERVIOOLTJE 3 4 1-2 3 1-2 3 2 2 3 2-3 1-2 4 2-3 2-3 BINGELKRUID 4 2 1 2 1 3 2 3 4 2 2 3 2** 4 DUIST 1 4 2 2 2 1 2 2 2 1 1 1 1 1 DUIVENKERVEL 2-3 4 1 3 1 2 2 2 3-4 3 1 3 2** 4 EREPRIJS 1 3-4 3-4 3-4 3-4 2-3 1 1 4 3 3 1-2 3 4 HANENPOOT 1-2 3 2-3 3 2-3 1-2 2-3 2-3 3-4 3 2 4 3-4 1 HERDERSTASJE 1 1 1 1 1 1 1 4 2 1 2 1 2 1 KAMILLE 1 4 4 2 3 1 2-3 2-3 1-2 2 1 4 1 1 KLEEFKRUID 2-3 1-2 2-3 1-2 1-2 3 1-2 2-3 4 1-2 1-2 1-2 4 1 MELGANZENVOET * 3 3 1 2 1 1-2 1 1 2 3 3 4 3** 4 MUUR 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 PAARSE 2 3 4 2 3 2 1 1 2 1 1 3 1 2 DOVENETEL PERZIKKRUID 2-3 2 2 2 2 2 1-2 1-2 3 2 2 2-3 2** 2-3 STRAATGRAS 1 3 1-2 3 1-2 2 2 2 3 1-2 1 1 1 1 VARKENSGRAS 3 1-2 4 2 2-3 1-2 1-2 1-2 3-4 1-2 2-3 3 3** 4 ZWALUWTONG 3-4 2 1-2 2 1-2 1-2 2 2-3 3 2 4 3-4 3-4 3 ZWARTE NACHTSCHADE 1-2 2 4 2 3-4 2-3 2 2 2-3 3 2-3 2-3 4 4 Tijdstip van toepassen herbicide Ruim vóór-opkomst (5 dagen) Kort voor opkomst (3d) Tot bij opkomst Na-opkomst 1 = zeer goed; 2 = goed; 3 = matig goed; 4 = onvoldoende LCA 2015 * niet resistente melganzenvoet ** zeer goed in na-opkomst op jonge onkruiden Let bij het gebruik van de actieve stof metribuzin op de rasgevoeligheid: naast Sencor betreft dit ook de middelen Artist en Metric! Van de rassen Frieslander en Innovator is bekend dat ze zéér gevoelig zijn voor de actieve stof metribuzin. Maar ook sommige nieuwe rassen blijken zeer gevoelig, bijv. VR 808 en Excellency. Matig gevoelige rassen zijn Miranda en Victoria. Bij een beperkt aantal rassen kan Sencor in vooropkomst zonder problemen gebruikt worden, maar kan er soms in naopkomst remming gezien worden (bij ongunstige omstandigheden). Voorbeelden hiervan zijn Agria, Nicola en Lady Rosetta. Informeer bij nieuwe rassen of het ras al dan niet gevoelig is.
Besluit Binnen de conventionele landbouw werd onkruidbestrijding de laatste decennia als een strategie op lange termijn bekeken waarbij diverse teelttechnische maatregelen als vruchtwisseling, grondbewerkingen, e.a. die impact van onkruiden trachtten te beperken, vervangen door een korte termijnvisie gericht op het gebruik van herbiciden om de actuele veronkruiding in een gegeven gewas aan te pakken. Als gevolg van een Europese richtlijn dient de onkruidbestrijding vanaf 2014 geïntegreerd (IPM) te verlopen. Dit betekent dat we naar een integratie zullen moeten streven van teelttechnische maatregelen, mechanische ingrepen en de inzet van herbiciden. Op bedrijfsniveau zal een gepaste strategie moeten worden uitgewerkt. Om een rendabele onkruidbestrijding mogelijk te maken is de kennis van de onkruidsoorten, van de herbiciden en hun werking, en van de productprijzen onontbeerlijk. De beste resultaten bekomt men steeds op velden waar men tijdig op goed bezakte en vochtige grond kan behandelen. Dit maakt een eventuele risicovolle correctiebehandeling overbodig. Niettegenstaande dit gegeven kan met de voorhanden zijnde herbiciden een goede onkruidbestrijding verwezenlijkt worden. Ook blijkt dat in moeilijke omstandigheden, de onkruidbestrijding bij opkomst nog mogelijkheden biedt maar dit mag zeker geen algemene regel zijn. Ook hier geldt dat je beter een toepassing doet in moeilijke omstandigheden dan een té late toepassing. We moeten een naopkomst behandeling eerder zien als een correctie met beperkingen want deze kost geld en is niet altijd zonder gevaar.