[Uitzending 577: Galaten 1:11 t/m 24] In de vorige uitzending hebben we gelezen dat de apostel Paulus de Galaten moest schrijven: Het verbaast me dat u God, die u in Zijn genade geroepen heeft door Jezus Christus, zo vlug de rug hebt toegekeerd en een ander evangelie gelooft, dat helemaal geen evangelie is. U bent van de wijs gebracht door bepaalde personen die een verkeerd beeld van Christus geven (Gal.1:6 en 7). Met klem heeft de apostel hen op het hart gebonden: als iemand u een ander evangelie verkondigt dan het goede nieuws dat u van ons ontvangen hebt, dan is zo iemand een vloek (vs.9). Paulus probeert Gods wil te doen en waarschuwt voor Joodse dwaalleraars, omdat hij voor alles een dienaar van Christus wil zijn. Galaten 1 vers 11: U moet weten, broeders en zusters, dat het goede nieuws dat ik bekendmaak, niet door mensen is bedacht. Waaruit blijkt, dat Paulus geen mensen naar de mond praat, en geen eigen menselijke bedoelingen nastreeft? Hoe kan hij zo radicaal zijn tegenstanders bestrijden en de beschuldigingen van de hand wijzen? Opnieuw stelt Paulus hier zijn principiële criterium voorop, en maakt aan de hand van zijn eigen roeping duidelijk, dat het Evangelie dat hij verkondigt, zijn bron en norm alleen vindt in de openbaring van Jezus Christus (vs.12). Daaraan alleen kan ook Paulus zijn gezag ontlenen. Met u moet weten of zoals het in andere vertalingen staat ik maak u bekend, (1Kor.12:3; 15:1; 2Kor.8:1) geeft Paulus een vrij plechtige wending naar een belangrijk kernpunt. Met de aanduiding broeders en zusters wordt juist bij deze bekendmaking de broederlijke eenheid in Christus benadrukt. Bij de bekendmaking van Paulus is alleen de broederlijke eenheid in Christus de enige vaste basis. Wat de apostel bekendmaakt, is het goede nieuws dat niet door mensen is bedacht. Paulus geeft het evangelie door maar hij heeft de boodschap niet zelf bedacht maar van Jezus Christus ontvangen. Het evangelie is niet naar de mens. Dat wil zeggen, het evangelie is naar zijn aard verschillend van welke menselijke activiteit of gedachte dan ook. Het is principieel niet naar de mens. De uitdrukking niet door mensen gebruikt Paulus hier in het algemeen, zonder aan een speciaal iemand te denken. TTB - NL - TWR - CW 1
Het gaat om de weerlegging van de beschuldiging van zijn tegenstanders in de gemeente. Net als in vs.1 maakt Paulus in vs.11 en 12 eenzelfde absolute tegenstelling: niet van mensen, maar van Christus (1Thess.2:13). Galaten 1 vers 12: Ik heb het niet van mensen ontvangen, maar Jezus Christus Zelf heeft het mij bekendgemaakt. Met nadruk staat hier het ik heb het niet van mensen voorop. Sommigen in de gemeente hechtten aan het woord van Paulus minder waarde, omdat hij geen ooggetuige van het werk van Jezus op aarde was. Daarom benadrukt de apostel: ik heb het niet van mensen ontvangen, maar Jezus Christus Zelf heeft het mij bekendgemaakt. Van wie Paulus het heeft ontvangen en geleerd (de bron) bepaalt de kwaliteit, de aard van het Evangelie. Paulus stelt: mijn Evangelie is niet naar de mens, omdat ik het niet van mensen heb ontvangen. Het apostelschap en evangelie kwamen direct door een openbaring van Jezus Christus tot Paulus. Galaten 1 vers 13 en 14: U hebt natuurlijk wel gehoord wat ik heb gedaan toen ik nog volgens de Joodse godsdienst leefde. Ik heb de christenen fanatiek vervolgd en geprobeerd hen uit te roeien. Ik was verder in de Joodse leer dan mijn leeftijdgenoten en ik was een overijverig voorvechter van de tradities van onze voorouders. Dat Paulus het evangelie niet zelf heeft bedacht maar door openbaring van Jezus Christus Zelf heeft ontvangen wordt door het eigen leven van de apostel bevestigd. Alles waarvan de apostel wordt beschuldigd wordt door het getuigenis van zijn eigen leven ontkracht. Dat wat Paulus van Christus heeft ontvangen is niet voortgekomen uit zijn eigen wil of verstand, ook anderen hebben hem niet aangezet tot de Evangelieverkondiging. Integendeel, alleen de openbaring van Jezus Christus heeft hem er toe geroepen. Daarvoor kan Paulus verwijzen naar wat de gemeente al van hem weet. Hij hoeft geen nieuwe bewijsvoering te leveren. U hebt natuurlijk wel gehoord wat ik heb gedaan toen ik nog volgens de Joodse godsdienst leefde. Waaruit bestond het leven van Paulus volgens de Joodse godsdienst? Om dat onder woorden te brengen begint Paulus met een heel nadrukkelijke overtreffende trap, ik heb de christenen fanatiek vervolgd. TTB - NL - TWR - CW 2
Zo wordt het ook in Handelingen door Lucas beschreven (Hand.8:3; 9:1; 26:10vv.) en Paulus zelf schrijft het ook vaker (1Kor.15:9; Fil.3:6; 1Tim.1:13). Daarmee benadrukt hij het volledige genadekarakter van zijn roeping. Paulus was zelfs bezig de gemeente van Christus uit te roeien, te verwoesten. Ik was verder in de Joodse leer dan mijn leeftijdgenoten en ik was een overijverig voorvechter van de tradities van onze voorouders. Vers 14 sluit direct aan bij het voorgaande, het hoort bij dat wat de gemeente over Paulus levensgeschiedenis heeft gehoord. Paulus (die toen nog Saulus heette) was verder in de Joodse leer dan zijn leeftijdgenoten. Niet alleen zijn ijver naar buiten was overijverig, ook binnen zijn eigen volk had hij een vooraanstaande plaats, wat betreft kennis en onderhouding van de wet. In Filippenzen 3 vers 5 zegt Paulus over zichzelf: Volgens voorschrift werd ik op achtste dag besneden, ik ben een echte Jood uit de stam van Benjamin, een echte Hebreeër. Wat het naleven van de Joodse wetten betreft, behoorde ik tot de Farizeeën. Bedoeld als nadere uitleg en concretisering van de Thora, worden ook de tradities van onze voorouders genoemd. Met name de nauwgezette partij van de Farizeeën beschouwde deze traditie als het levende, mondeling doorgegeven getuigenis van de Thora, door God aan Mozes gegeven. Paulus was als Farizeeër grootgebracht (Hand.23:6; 26:5; Fil.3:6) en had er alles voor over gehad de schriftelijke én de mondelinge wet te beschermen en te handhaven. Hij benadrukt het hier om aan te geven dat zowel uit zijn innerlijke levenshouding, als uit zijn levenspraktijk vóór zijn roeping tot apostel blijkt, dat de basis van zijn apostolaat op geen enkele manier in een menselijke overweging ligt. Zijn hele levenswandel voor zijn roeping als apostel wijst in tegengestelde richting, zijn Evangelie is beslist niet naar de mens. Galaten 1 vers 15 t/m 17: Maar toen vond God dat de tijd gekomen was dat zijn Zoon in mij kwam wonen. Al voor mijn geboorte had Hij dat in Zijn genadige goedheid besloten. Hij wilde dat ik het goede nieuws van zijn Zoon bij de andere volken bekend zou maken. Ik ben er niet onmiddellijk met iemand anders over gaan praten, zelfs niet in Jeruzalem met hen die al vóór mij apostel waren. Nee, ik vertrok naar Arabië en keerde daarna naar Damascus terug. TTB - NL - TWR - CW 3
De verzen 15 t/m 17 vormen één zin. De hoofdzin begint in de tweede helft van vers 16, de bijzin ervoor geeft de tijdsbepaling aan. Maar toen vond God dat de tijd gekomen was dat Zijn Zoon in mij kwam wonen. De openbaring van Christus aan Paulus vindt zijn grond in Gods welbehagen. Met dat woord wordt vaker aangeduid dat het niet aan mensen ligt dat God Zijn heil openbaart, maar dat we daarin geheel van Gods vrije raadsbesluit afhankelijk zijn. Niet aan wijzen en geleerden wordt het Koninkrijk geopenbaard, maar aan kinderen (Matth.11:25,26), een klein groepje (Luc.12:32). Steeds wijst het welbehagen van de HERE erop dat Hij als Eerste bij ons kwam. Wij zijn met onze wijsheid, wil of godsdienstig gevoel niet eerst tot God gekomen, integendeel, Hij kwam tot ons (Ef.1:5,9). Dat is het aanstootgevende van de prediking van het kruis. Zó heeft de HERE het besloten, in Zijn grote wijsheid, dat Hij de mensen zal redden die de boodschap geloven dat Christus voor hen aan het kruis is gestorven (1Kor.1:21). Paulus belijdt en ziet het welbehagen van God ook in zijn eigen leven. De HERE had hem al voor zijn geboorte afgezonderd. Heel het leven van Paulus is door de HERE apart gezet voor Zijn doel. Dat lezen we ook van Jeremia (Jer.1:5) en van de knecht van de Heren in het OT (Jes.49). God heiligt hen, zet hen apart, om Zijn werk te doen. Hij kiest ze uit voor Zijn doel, vóórdat ze dat zelf beseffen of willen. Naast het afgezonderd worden door de HERE heeft Paulus het ook over geroepen of uitgekozen worden. De HERE had dat in Zijn genadige goedheid besloten. De uitdrukking Zijn genadige goedheid geeft opnieuw de enige grond aan, het welbehagen van de HERE. Waartoe werd de apostel geroepen? De HERE wilde dat Paulus het goede nieuws van Zijn Zoon bij de andere volken bekend zou maken. Paulus kende Jezus nog niet zoals Hij was. Hij kende Zijn naam wel, juist die naam probeerde hij uit te roeien. Maar hij wist nog niet dat Jezus Christus de Zoon van God was. Maar toen vond God dat de tijd gekomen was dat Zijn Zoon in mij kwam wonen. Het in mij geeft aan dat het niet alleen om een uiterlijke verschijning ging in Hand.9. De HERE Zelf openbaarde Zijn Zoon in het leven van Paulus, hij werd tot in zijn binnenste door God geraakt. Het doel van die openbaring was dat Paulus Hem zou verkondigen. TTB - NL - TWR - CW 4
De Zoon die aan Paulus was geopenbaard, wordt de inhoud van de blijde boodschap die hij moet verkondigen. Dat Jezus de Zoon van God is, is ook het eerste woord dat we van Paulus horen na zijn roeping (Hand.9:20). Bij de andere volken bekend maken is geen strikte beperking, maar geeft het gebied aan waarheen Paulus wordt gezonden. Hij handelt niet in strijd met zijn opdracht als hij eerst naar de Joden gaat (bv. Hand.13,14 en 17). Het heil blijft in de eerste plaats voor de Joden (Hand.3:25vv.; Rom.1:16), maar wordt na Pinksteren in zijn strekking voor heel de wereld openbaar. Naar de belofte die de HERE al tegenover Abraham had uitgesproken: u zult voor alle volken een zegen zijn (Gen.12:3). Paulus leven wordt dienstbaar gemaakt aan de gang van het Woord om alle volken tot Zijn leerlingen te maken (Matth.28:19; Hand.2). Direct bij zijn roeping is het Paulus duidelijk geworden, dat hij er niet met mensen over moest praten. Ook niet met degenen, die vóór hem apostelen waren. Die uitspraak overtreft de vorige uitspraak. Paulus heeft niet alleen geen overleg gehad met mensen in het algemeen, maar ook niet met de erkende autoriteiten in Jeruzalem. Daarin ligt voor Paulus niet een verloochening of onderwaardering van het gezag van de apostelen te Jeruzalem, maar een extra benadrukken van het feit dat zijn eigen gezag geen afgeleid gezag is, van ondergeschikte betekenis, nee, hijzelf heeft net als de andere apostelen de Here gezien (1Kor.9:1; 15:8); ook de woorden van Paulus berusten ten volle op Gods openbaring. In plaats van naar Jeruzalem, ging Paulus naar Arabië, de streek ten zuidoosten van Damascus. In Handelingen lezen we niets over die tijd. Het doet denken aan een tijd van bezinning in de woestijn, zoals we dat in de Bijbel vaker lezen, van Mozes en Elia. We kunnen het ook vergelijken met het optreden van Johannes de Doper en de Here Jezus Zelf en de 40 dagen in de woestijn. In de woestijn was een mens totaal alleen. Juist daar konden mensen, in de omgang met de HERE, intensief worden voorbereid op hun taak. Daarnaast is het natuurlijk best mogelijk dat de apostel Paulus in deze streek meteen begonnen is zijn opdracht uit te voeren, in de verspreide nederzettingen. Het slot van 2 Kor.11 zou in deze richting uitgelegd kunnen worden. Aretas IV was koning van het koninkrijk van de Nabateeën, waartoe in die tijd ook Damascus behoorde. TTB - NL - TWR - CW 5
Aretas zou dan attent gemaakt kunnen zijn op Paulus prediking op verschillende plaatsen in zijn koninkrijk (ten zuidoosten van Damascus). Nadat Paulus in Damascus was gesignaleerd, gaf Aretas zijn stadhouder daar opdracht hem gevangen te nemen. Paulus werkzaamheid in Arabië valt dan samen met de enkele dagen in Hand.9:23, waarover we verder niet worden ingelicht. Galaten 1 vers 18: Pas drie jaar later ging ik naar Jeruzalem om met Petrus kennis te maken en ik logeerde twee weken bij hem. Pas na drie jaar gaat Paulus naar Jeruzalem. In verbondenheid met Gal.21 en 2:1, geeft Paulus aan dat hij precies de loop van de gebeurtenissen wil doorgeven, met het oog op zijn weerlegging van de beschuldigingen. Pas drie jaar later heeft betrekking op het derde jaar na de gebeurtenis op weg naar Damascus, Paulus confrontatie met de opgestane Heiland Jezus Christus. Men telde in zo n tijdsaanduiding het eerste jaar als vol mee. Paulus had al geruime tijd het Evangelie verkondigd, voordat hij in Jeruzalem kwam om Petrus te leren kennen. Voor Petrus vinden we in sommige handschriften de naam Kefas, de Aramese vorm voor het Griekse Petros. Beide namen betekenen rots. Petrus gold blijkbaar als de belangrijkste steunpilaar van de gemeente van christenen in Jeruzalem, naast Jacobus, de broer van Jezus en volgens Gal.2:9 ook nog Johannes. Zij hadden Jezus het beste gekend, hun apostolisch gezag was onbetwistbaar. Het doel van Paulus bezoek was niet om enige erkenning te vinden, of om zijn Evangelie hoger aanzien te geven, door er een aantal in Jeruzalem bewaarde overleveringen aan toe te voegen, maar eenvoudig om Petrus te bezoeken, en kennis met hem te maken. Het bezoek was dan ook van korte duur, namelijk: twee weken (ook hier wordt zowel de eerste als de laatste dag meegeteld). De tijdsaanduidingen zijn bewust gekozen: drie jaar alleen zijn, ver van Jeruzalem, staan tegenover een veertiendaags bezoek aan Petrus in Jeruzalem. Ik wil nog even terugkomen op de bijna drie jaar die de apostel Paulus in de woestijn moet hebben doorgebracht. Het is interessant hoe de HERE Zijn dienaren heeft gevormd. De HERE vormde ook Mozes in de woestijn. Ook Abraham werd apart gezet en moest het land van zijn voorouders verlaten, ook hij heeft jaren door de woestijn getrokken. Elia had eenzelfde soort ervaring. TTB - NL - TWR - CW 6
De HERE heeft veel van Zijn dienaren in de eenzaamheid in de stilte gezet. David heeft vele jaren rondgereisd terwijl hij voor koning Saul vluchtte. Vaak woonde hij in grotten in de bergen. Ook Paulus heeft woestijn training van de HERE ontvangen. Toen ging hij naar Jeruzalem, zag Petrus en bleef veertien dagen bij hem logeren. Galaten 1 vers 19: De enige andere apostel die ik toen ontmoet heb, was Jakobus, de broer van onze Here. Met nadruk stelt Paulus dat hij verder niemand van de apostelen heeft ontmoet, behalve Jacobus, de broeder van Jezus. We kennen deze Jacobus uit Marcus 6:3 en als een van de lijfelijke broers van Jezus, die niet in Hem geloofden (Joh.7:5). Blijkbaar is hij na het sterven en de opstanding van Jezus wel tot geloof gekomen. In 1Kor.15:7 wordt een aparte verschijning van Jezus aan Jacobus vermeld. Naast Petrus heeft Jacobus een leidende plaats in de eerste gemeente ingenomen, zoals blijkt uit het Bijbelboek Handelingen (Hand.12:17; 15:13; 21:18). Paulus heeft ook met Jacobus kennisgemaakt, als een van de leiders van de gemeente in Jeruzalem. Hoewel de Galaten er vanuit zouden kunnen gaan, heeft Paulus verder niet met andere apostelen gesproken, hij kwam niet naar Jeruzalem om informatie over het Evangelie van de ooggetuigen in te winnen. Het evangelie was Paulus door de HERE Zelf geopenbaard. Deze gang van zaken is historisch goed in overeenstemming te brengen met het bericht dat hij opschreef in Hand.9. Daar staat dat de andere leerlingen van Jezus allemaal bang voor hem waren omdat zij niet konden geloven dat Paulus ook een leerling van Jezus was geworden (vs.26). Op voorspraak van Barnabas is hij toen toch in contact gekomen met de anderen en werd hij in de groep opgenomen (vs.28). Het mag duidelijk zijn dat het Paulus niet in de eerste plaats ging om historische belangstelling, hij wil voor alles laten zien dat hem een openbaring ten deel is gevallen, onafhankelijk van iedere menselijke invloed, zelfs van die van de apostelen in Jeruzalem. Galaten 1 vers 20: Denk niet dat ik lieg. God weet dat ik de waarheid spreek. Deze woorden klinken als een soort eed bij een rechtszaak. Paulus verdedigt zichzelf tegen de beschuldiging dat hij een door mensen gemaakt evangelie verkondigt, een boodschap uit de tweede hand. In het algemeen was men zeer terughoudend met zo n eedformule. TTB - NL - TWR - CW 7
Maar hier gaat het Paulus om een zeer fundamentele zaak, de basis van zijn apostelschap is in het geding. Hij is niet bij mensen te rade gegaan. In vs.13 kon Paulus zich nog beroepen op wat de gemeente van hem wist, zijn vroegere levenswandel en zijn bekering. Wat er daarna was gebeurd, is blijkbaar minder bekend (in Handelingen zwijgt ook Lucas over deze periode). Paulus zegt: God weet dat ik de waarheid spreek. Het gebeurt vaker dat Paulus de HERE als zijn Getuige noemt (2Kor.1:23; 11:31; 1Thess.2:5). Het is een laatste middel om duidelijk te maken wat uiterlijk niet door mensen valt te constateren. Paulus wil er mee uitdrukken dat zijn innerlijke houding zonder enig eigenbelang is, en dat hij alleen op gezag van God Zelf het van de HERE ontvangen Evangelie doorgeeft. Galaten 1 vers 21 t/m 24: Daarna ging ik naar Syrië en Cilicië. En nog steeds wisten de christenen van Judea niet hoe ik eruitzag. Het enige wat zij over mij hoorden, was dat de man die hen vroeger vervolgde, nu zelf het goede nieuws van het geloof in Christus bekendmaakte, het geloof dat hij vroeger probeerde uit te roeien. En zij prezen God om wat er met mij gebeurd was. Onmiddellijk na zijn korte bezoek aan Jeruzalem is Paulus weer vertrokken naar landstreken ver van Jeruzalem. Zo wordt het ook door Lucas verteld. Hij werd door een aantal broeders naar Caesarea begeleid en vandaar vertrok hij verder naar Tarsus (Hand.9:30), dat in Cilicië lag. Later haalde Barnabas hem naar Antiochië, de belangrijkste stad van het toenmalige Syrië (Hand.11:26). De nadruk ligt hier op de grote afstand van Jeruzalem, zodat er geen verder contact plaatsgevonden kan hebben met de apostelen in Jeruzalem. In vers 22 wordt duidelijk dat de christenen van Judea Paulus niet van gezicht, kenden, alleen van horen zeggen (vs.23). Er waren in Judea verschillende christengemeenten ontstaan toen de gelovigen uit Jeruzalem waren verdreven als gevolg van de zware vervolging na de dood van Stefanus (Hand.8:1). Juist daar had Paulus aan meegewerkt. Als vervolger kenden ze hem wel, maar niet als christen. Waarschijnlijk kenden de meesten hem ook niet van gezicht, anders hadden ze nu mogelijk niet meer geleefd. TTB - NL - TWR - CW 8
De berichten uit vs.23 brachten de gemeenten ertoe God te prijzen. Hem alleen komt de eer toe. Hij alleen had dit werk gedaan in de apostel Paulus. De lofzegging had een oorsprong in wat de HERE in Paulus had gedaan. Hij was als het ware een spiegel, waarin de gemeenten Gods genadig handelen konden zien. Het werk van de apostel was het werk van God alleen. Dat heeft de levensgeschiedenis van de apostel Paulus wel heel duidelijk gemaakt. Zo zien we opnieuw, dat het Evangelie dat Paulus mag doorgeven beslist niet naar de mens is. Paulus is net als de andere apostelen van Jeruzalem een even legitieme apostel van Jezus Christus. In de volgende uitzending lezen we Gal.2:1 t/m 14. TTB - NL - TWR - CW 9