INSTRUCTIE EN AANBEVELINGEN M.B.T EINDWERKSTUK- EN SCRIPTIEFORMULIEREN A. INSTRUCTIE

Vergelijkbare documenten
BEOORDELINGSFORMULIER

Handleiding Scriptie Blok 1/3 Master Film- en Televisiewetenschap Universiteit Utrecht

BEOORDELINGSFORMULIER STAGES BACHELOR NIVEAU 3

Reglement Bachelorscriptie Geschiedenis Vastgesteld op , verbeterd en goedgekeurd door de examencommissie op

Faculteit der Geesteswetenschappen Cluster Filosofie. Bachelor scriptiereglement voor de opleiding: Wijsbegeerte

Reglement Onderzoekscollege en Bachelorscriptie Europese Studies

FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Faculteit der Geesteswetenschappen. Bachelor scriptiereglement voor de opleidingen: Nederlandse Taal en cultuur Taal en communicatie

BACHELOREINDWERKSTUK KUNSTMATIGE INTELLIGENTIE

Bachelorscriptiebrochure BA Taalwetenschap

REGELING BACHELOR SCRIPTIE (specialisatie Geschiedenis LAS)

Non satis scire WP 4 Pilot opzet peer feedback. Aanleiding

Bachelorscriptiebrochure BA Taalwetenschap

De scriptie in de masteropleiding Neerlandistiek

Faculteit Geesteswetenschappen BASISGEGEVENS STAGE. onvoldoende voldoende. goed. goed. Eindoordeel (cijfer): Toelichting: ONDERTEKENING STAGEDOCENT

Reglement bachelorwerkstuk

1. Inleiding. 2. Aanvang

Artikel 1 Toepassingsbereik

1

Uitleg over de OER Alles wat iedere student moet weten over zijn of haar Onderwijs- en Examenregeling (OER)

Scriptiereglement Faculteit Rechtsgeleerdheid

Ba-scriptiebrochure Opleiding Nederlandse Taal en Cultuur

BACHELORSCRIPTIE CURSUSHANDLEIDING *

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

HANDLEIDING BACHELOR EINDWERKSTUK

Studenthandleiding Bachelorthesis Burgerlijk recht

U I T S P R A A K

Vereisten aan onderwijsprogramma s van de Faculteit der Geesteswetenschappen

Opleidingsspecfiek deel BA Kunstgeschiedenis. colloquium doctum

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

Vademecum bachelorwerkstuk Nederlandse taal en cultuur

Handleiding stage, September Handleiding stage

: Afstudeerproject BSc KI : Bachelor Kunstmatige Intelligentie Studiejaar, Semester, Periode : semester 2, periode 5 en 6

Studenthandleiding Bachelorthesis European Law School

U I T S P R A A K

OER. Uitleg over de. Alles wat iedere student moet weten over zijn of haar Onderwijs- en Examenregeling (OER)

Inleiding 2. Het toelatingsexamen 3. NVO-examen 5. Het Pre-masterprogramma 6. Studeren in deeltijd 8

Facultair Reglement Examencommissies Geesteswetenschappen

Excellentietraject TUA

Studiehandleiding Ba-scriptie Kunsten, Cultuur en Media

Stagereglement Faculteit Rechtsgeleerdheid

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

Bijlage 1. Studiesucces: vragen voor de opleidingen

Men komt in aanmerking voor toelating tot het programma Kunstgeschiedenis indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

2. Selectie van studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden:

Scriptiereglement Faculteit Rechtsgeleerdheid

Bachelorscriptie Cursushandleiding wijsbegeerte september 2016 BACHELORSCRIPTIE CURSUSHANDLEIDING

Voorlichting voor eerstejaars Taal- en cultuurstudies. Dinsdag 9 april 2019

Pakket Versneld Studeren voor aanvang studie. Instituut Archimedes. Samenstelling René Karman Portefeuillehouder onderwijs Instituut Archimedes FE

Kwaliteit van Toetsen. Dr C.G.Groot

Richtlijnen begeleiding en beoordeling afstudeerproject / masterthesis School Talen, Literatuur en Communicatie

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

Vraagt het examen aan voor de Opleiding. Met specialisatie.. Faculteit der Geesteswetenschappen. Studentnummer. Naam + voorletters

Onderwijsregeling VI Keuzeonderwijs Bacheloropleiding Geneeskunde Curius+

Instructie Praktijkopleider of BPV Beoordelaar

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

Masterscriptie arbeidsrecht (versie 2 december 2014) Gang van zaken

Bachelorproject Wiskunde (9 ects)

Informatie over de Specialisatiefase / Masterfase

BACHELOREINDWERKSTUK KUNSTMATIGE INTELLIGENTIE

Informatiebrochure. Profielwerkstuk HAVO Colegio Arubano

BKO-vragenlijst Individueel traject

Handleiding Scriptiedossier voor studenten

In aanvulling op bovenstaande voorwaarden gelden de volgende aanvullende toelatingsvoorwaarden per track:

Regels voor het schrijven, begeleiden en beoordelen van MAscripties

6. Het eindniveau van de onderzoeksvaardigheden die via (1), (2) en (3) verworven zijn, komt tot uitdrukking in het bacheloreindwerkstuk.

Stichtse Vrije School

11/8/2016. Academisch Schrijven in het curriculum. Opzet van deze bijeenkomst. Academisch schrijven. Toepassing in curriculum.

Voorlichting Religiewetenschappen Islam en Arabisch. Woensdag 8 mei 2019

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

Stagereglement Masteropleiding Theologie Tilburg School of Catholic Theology

Faculteit der Geesteswetenschappen

Inhoudsopgave : PARAGRAAF 4 EXAMEN 6 Artikel 4 Iudicium 6

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE DUALE PROGRAMMA NEDERLANDS ALS TWEEDE TAAL FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Toetskader Faculteit der Archeologie (14 sept. 2010)

4. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Liberal Arts & Sciences van de

Handleiding notariële bachelorscriptie

Faculteit der Geesteswetenschappen. Stagereglement masteropleidingen

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

[60738] Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Islam in de moderne wereld. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Studiewijzer track Bestuur en beleid

Artikel Tekst 2.1 Toelatingseisen opleiding Voor toelating tot de opleiding Mediastudies komt in aanmerking de bezitter van

6 7 NORM= het niveau waarop het vak volgens de doelstelling van het onderwijsprogramma wordt afgesloten 8 9 Excellent

Handleiding bij het maken van een profielwerkstuk. april 2012

Het toelatingsonderzoek, bedoeld in art van de wet, heeft betrekking op de volgende vakken op VWO-niveau: Wiskunde A of B en Engels.

Geen instemming met de OER van ACASA, deel A

Leerlingboekje Colegio Arubano. Profielwerkstuk VWO. Cursus Naam leerling:... Klas:... Vak:... Naam begeleider:...

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Spaanse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Onderwijs- en examenregeling

2. De afgestudeerde: o heeft kennis van en inzicht in (westerse) muziek in de hedendaagse samenleving en heeft vaardigheid in de historiografische,

Het profielwerkstuk. 2. Eisen en voorwaarden Het profielwerkstuk moet aan een aantal eisen en voorwaarden voldoen:

Afstudeerformulier bachelor

Transcriptie:

INSTRUCTIE EN AANBEVELINGEN M.B.T EINDWERKSTUK- EN SCRIPTIEFORMULIEREN VERSIE MAART 2015 A. INSTRUCTIE In deze instructie wordt het gebruik van de formulieren beschreven. De formulieren kunnen digitaal ingevuld worden. Dat geldt ook voor het aanvinken van de beoordelingen. Na het invullen dient de formulier uitgeprint worden en ondertekend. 1. Twee formulieren Het faculteitsbestuur heeft besloten onderscheid te maken tussen BA en MA beoordelingsformulieren. Dit houdt in dat de formulieren op bepaalde onderdelen licht van elkaar afwijken. De opleiding kan in de op te stellen rubrics een verder onderscheid maken en aangeven wat er van een BA en een MA student wordt verwacht. 2. Formele randvoorwaarden Het eerste deel van het formulier betreft formele randvoorwaarden waaraan eindwerkstuk/scriptie moet voldoen. Indien de begeleider van mening is dat niet voldaan is aan de formele randvoorwaarden kan hij/zij besluiten het eindwerkstuk/de scriptie niet verder te beoordelen en terug te sturen naar de student voor aanpassingen. 3. Inhoudelijke beoordeling De inhoudelijke beoordeling van het werkstuk geschiedt op basis van de volgende aspecten: 1. probleemstelling; 2. wetenschappelijke positionering; 3. theoretisch kader; 4. methode; 5. analyse; 6. conclusie; 7. bronnengebruik & bronvermelding; 8. structuur van het betoog 9. leesbaarheid & stijl. Bij elk van deze aspecten staat telkens een aantal vragen staat die de beoordeling sturen (is de probleemstelling helder geformuleerd in de inleiding? Zijn de deelvragen logisch afgeleid van de hoofdvraag? etc.). Per beoordelingscategorie wordt een globaal oordeel gegeven: onvoldoende, voldoende, of goed. Daarnaast geeft de begeleider inzicht in de zelfstandigheid van de student tijdens het traject (10) en is er een categorie overig (11) waar de beoordelaars aanvullende opmerkingen kwijt kunnen (bijv. excellente prestatie, grote maatschappelijke relevantie). Op basis van alle deelaspecten, doen de beoordelaars een cijfervoorstel voor het werkstuk als geheel. Daarbij dienen de aspecten 1 t/m 7 als voldoende te worden beoordeeld om in aanmerking te komen voor een voldoende eindcijfer. Anders gezegd: één of meer onvoldoendes voor de eerste zeven aspecten leiden tot een onvoldoende eindcijfer. Compensatie binnen deze onderdelen is niet mogelijk. Bij de overige onderdelen kan dit wel. Opleidingen hebben de mogelijkheid om bij de verschillende aspecten opleidingsspecifieke aanvullingen te doen (denk aan interdisciplinariteit of taalspecifieke eisen). Ook in de rubrics kunnen deze zaken expliciet opgenomen worden. 3.1. Twee toetsmomenten Alle eindwerkstukken worden beoordeeld door de begeleider (eerste beoordelaar) en een tweede beoordelaar. De tweede beoordelaar wordt vanaf het begin van het traject betrokken bij de 1

beoordeling, maar is niet betrokken bij de begeleiding 1. Deze beoordeelt de onderzoeksopzet aan het begin van het traject, net als de begeleider. Dit is het eerste toetsmoment. Het vaststellen van het eindcijfer is het tweede toetsmoment (dit conform de richtlijn onderwijs van de UU). Een student die een onvoldoende krijgt voor de onderzoeksopzet krijgt één reparatiemogelijkheid. De eisen aan de onderzoeksopzet kunnen per opleiding verschillen maar dienen minimaal het volgende te bevatten: een helder afgebakende en gemotiveerde probleemstelling, uitwerking van de hoofdvraag in deelvragen, korte schets van het beoogde theoretisch/analytisch kader, een plan van aanpak (methode, operationalisering) en een voorlopige literatuurlijst. 3.2. Becijfering De eerste en tweede beoordelaar beoordelen onafhankelijk van elkaar, waarbij beide cijfers even zwaar tellen. Wanneer de ene docent een onvoldoende geeft en de andere docent een voldoende, wordt het dossier aan een derde beoordelaar voorgelegd. In het geval dat eerste en tweede beoordelaar komen tot een eindcijfer van 6,5 of lager wordt een derde beoordelaar ingeschakeld. De derde beoordelaar is een hoogleraar binnen het vakgebied. Deze beoordelaar doet een marginale toetsing, waarbij hij/zij niet op detailniveau naar het werk kijkt. De derde beoordelaar werkt altijd met een apart formulier. Beide beoordelaars vullen een eigen beoordelingsformulier in, om onafhankelijkheid in beoordeling te waarborgen. Het eindcijfer wordt op het formulier van de begeleider ingevuld, onder het cijfer dat de begeleider zelf gaf. De begeleider is er verantwoordelijk voor dat de student feedback ontvangt namens beide beoordelaars. Het toesturen van beide formulieren werkt verwarrend voor studenten, vooral als docenten op sommige punten verschillende meningen hebben. De begeleider kan d.m.v. een mail de student informeren, waarbij duidelijk wordt aangegeven dat het gaat om feedback van beide beoordelaars. Indien de derde beoordelaar van mening is dat de voldoende van eerste en tweede beoordelaar geen juiste beoordeling is, zal hij/zij dit onderbouwen op het derde formulier. De begeleider is verantwoordelijk voor het informeren van de student en de feedback te leveren waaruit de student kan opmaken waarom tot een onvoldoende eindoordeel is gekomen. De student krijgt na het indienen van de definitieve versie één reparatiemogelijkheid voor de aspecten van het werkstuk die met een onvoldoende beoordeeld zijn. 3.3. Nakijktermijn Volgens de OER is de nakijktermijn 10 werkdagen (art.5.9). Dit betekent dat eerste en tweede beoordelaar binnen 10 werkdagen tot een eindcijfer moeten komen. Indien een derde beoordelaar moet worden ingezet, dan start een tweede termijn van weer 10 werkdagen direct volgend op de eerste termijn. De student dient op de hoogte te worden gesteld van deze extra termijn. 4. Archivering De opleidingen leveren de ondertekende boordelingsformulieren van eindwerkstukken en scripties in bij het studiepunt op Drift 10. Het studiepunt registreert in Osiris de beoordelaars bij de student archiveert de beoordelingsformulieren (vooralsnog niet digitaal) controleert na semester 1 (maart) en na afloop van het collegejaar (oktober) of van alle beoordeelde scripties (voldoende cijfer in Osiris) de beoordelingsformulieren aanwezig zijn verzoekt, in geval het bestand niet volledig is, de opleiding de ontbrekende formulieren aan te leveren; dit loopt weer via de onderwijs- cq onderzoeksdirecteur. 1 Waar dat wel gewenst is, bijv. bij een specialist van buiten die met de student werkt / feitelijk begeleidt, dient toestemming te worden verleend door de examencommissie. 2

SO&O (Studentzaken, Onderwijs & Onderzoek) verzorgt na afloop van het collegejaar per opleiding een overzicht van de betreffende bacheloreindwerkstukken 2 en scripties met de volgende gegevens: o naam student o titel eindwerkstuk of scriptie o beoordelaar 1 o beoordelaar 2 o eventueel beoordelaar 3 (bij regeling grensgevallen) o toetsdatum o cijfer Contactpersoon voor registratie en archivering: Annemarie Besselink (j.m.h.besselink@uu.nl). 2 Bij de bacheloropleidingen Geschiedenis en Kunstgeschiedenis worden de overzichten gemaakt voor de onderzoeksseminars. 3

B. AANBEVELINGEN Elke docent weet uit eigen ervaring dat veel studenten langer doen over het afronden van hun eindwerkstuk/scriptie dan de tijd die er voor staat in termen van EC. Met name in de masteropleidingen lopen studenten vertraging op. Dit is ook door de diverse visitatiecommissies gesignaleerd als een aandachtspunt. Oorzaken zijn o.a. dat studenten soms onvoldoende gewend zijn zelfstandig te werken, dat ze moeite hebben met het vinden van een goed afgebakend onderwerp en het formuleren van een uitvoerbare onderzoeksvraag. Deze knelpunten kunnen deels opgevangen worden door meer aandacht voor deze aspecten in de verdiepingspakketten en reguliere MA-cursussen. Tegelijkertijd kan een meer cursorische aanpak bij de begeleiding van de eindwerkstukken/scripties hepen, zeker bij opleidingen met grote aantallen studenten. Vandaar dat u hieronder een aantal aanbevelingen vindt die ingezet kunnen worden bij het begeleidingstraject. In januari 2011 heeft het CvB de faculteiten gevraagd om scripties zo veel mogelijk te benaderen als cursorisch onderwijs ( Gedragslijn scripties, Anton van den Hoeven, O&O, 27.1.2011). Dit betekent o.a. roosteren voor een bepaald blok, deels collectief onderwijs, en repareren van onvoldoendes volgens de reguliere regels. 1. Scriptieklassen Opleidingen die dat willen kunnen scriptieklassen instellen. Indien een opleiding hiertoe besluit, betekent dat niet dat er gezamenlijke eindwerkstukken of scripties worden geschreven. Een scriptie of eindwerkstuk is altijd een individueel werkstuk van één student. Voordeel van een cursorische aanpak is dat studenten een duidelijke structuur aangeboden krijgen met wekelijkse bijeenkomsten en harde deadlines. In een collectieve setting kunnen studenten bovendien leren van elkaar, ze doen verslag van hun vorderingen, bespreken samen knelpunten, en krijgen niet alleen feedback van de docent maar ook van medestudenten die een vergelijkbaar onderzoek doen. Het scriptieschrijven wordt aldus een minder eenzaam traject. Bij een aantal opleidingen wordt al op deze manier gewerkt. Scriptieklassen kunnen bovendien een efficiënte manier zijn om de beperkte begeleidingstijd maximaal te benutten. Natuurlijk moet er naast de groepsbijeenkomsten ook ruimte zijn voor individuele begeleiding (bijv. in de vorm van een spreekuur), maar die is net als bij reguliere cursussen beperkt. Het instellen van scriptieklassen heeft als bijkomend voordeel dat studenten binnen een blok feedback en een beoordeling ontvangen. Bij scriptieklassen zijn de deadlines zowel voor studenten als docenten vastgelegd bij aanvang van het traject. De reguliere nakijktermijn van tien dagen dient aangepast te worden voor de tussentijdse beoordelingen. De studenten zouden binnen één week feedback moeten krijgen op hun onderzoeksopzet en op de conceptversie van hun eindwerkstuk/scriptie. Natuurlijk vergt dit alles een strakke en doordachte planning - niet alleen op cursusniveau maar ook wat betreft het gehele takenpakket per docent. Omdat het geheel veel geconcentreerder is, is er ook sprake van tijdsbesparing. Scripties kunnen niet meer eindeloos uitlopen. Programmering scriptieklassen in MA-opleidingen met verplichte stage Bij masterprogramma s waarin een stage vast onderdeel is van de opleiding kan het verstandig zijn de scriptieklassen te programmeren direct aansluitend op de reguliere cursussen en vóór de stage (tenzij de stage geïntegreerd is in het scriptietraject). Wanneer eerst stage wordt gelopen hebben studenten vaak grote moeite om weer in een onderwijsritme te komen. Dat levert meestal vertraging op. De verwachting is dat roostering van de scriptie voor de stage het rendement verhoogt en de studieduur inkort. Voor de student wordt het bovendien gemakkelijker van een stageplaats door te stromen naar een normale baan. Bij veel opleidingen met een stagecomponent betekent dit dat de MA-scriptieklassen in blok 3 worden geroosterd. Dit heeft als voordeel dat reparaties van onvoldoendes in het begin van blok 4 plaatsvinden, ruim voor het zomerreces. Aldus wordt een nakijkpiek eind augustus voorkomen. Bij 4

opleidingen met één instroommoment (september) kan eventueel voor studenten die na de reparatiemogelijkheid gezakt zijn in blok 1 een bezemklas geroosterd worden. 2. Beperkte keuze in onderwerp Opleidingen hebben de mogelijkheid om mogelijke onderwerpen voor eindwerkstuk/scriptie in te perken. Daarbij dient aanwezige expertise en capaciteit altijd leidend te zijn. Het overkoepelende thema wordt (per scriptieklas) vooraf door de docent bepaald en toegelicht met een korte cursusomschrijving op basis waarvan de student een keuze kan maken uit het aanbod. Studenten geven hun voorkeur aan. Het advies is om in de BA de onderwerpen zodanig af te bakenen dat de hoofdvraag er in besloten ligt. Bij de masteropleidingen kan gekozen worden voor een meer individuele invulling binnen een overkoepelend thema. Deze keuze is aan de opleiding en/of docent. De onderwerpen dienen nauw aan te sluiten bij de expertise van de docent en bij voorkeur aan te haken bij lopend onderzoek (zeker in de MA). De student dient idealiter al eerder in het curriculum een cursus te hebben gevolgd waarop wordt voortgebouwd (methode en/of inhoud). Op deze manier wordt niet alleen de relatie tussen onderwijs en onderzoek sterker, maar wordt voorkomen dat scriptie-onderwerpen worden gekozen waar onvoldoende expertise voor in huis is. Door een overkoepelend kader aan te bieden heeft de student een betere basis voor het eigen onderzoek en onze verwachting is dat daarmee het niveau van het eindresultaat omhoog gaat. Een uitzondering kan gemaakt worden voor excellente studenten. 3. Eindtermen De Toetscommissie stelde vast dat de eindtermen van scripties en BA- eindwerkstukken bij veel opleidingen zeer ambitieus zijn, zowel inhoudelijk als wat betreft de vereiste omvang en de mate van zelfstandigheid die verwacht wordt van studenten bij de opzet en uitvoering van hun onderzoek. De Universiteit Utrecht profileert zich als research universiteit, dus de lat mag best hoog liggen. Tegelijkertijd moeten we ook realistisch blijven. De Toetscommissie raadt de onderwijsdirecteuren en opleidingscoördinatoren aan een discussie te starten die moet leiden tot realistischer eindtermen. Doorrekenen van de tijd die daadwerkelijk beschikbaar is per onderdeel is daarbij een goed uitgangspunt. Een vergelijking met de eigen onderzoeksoutput van de docenten kan zeer verhelderd werken (welke docent schrijft in vijf weken een artikel van 6500 woorden over een geheel nieuw onderwerp?). Daarnaast is verstandig om per opleiding te bekijken in hoeverre de vaardigheden die beoordeeld worden in de eindfase ook daadwerkelijk aangeleerd worden in de eerdere cursussen (leerlijnen). Wat betreft de omvang van de werkstukken stelt de Toetscommissie de volgende richtlijnen voor waarbinnen de opleidingen een nadere afbakening kunnen maken: BA-eindwerkstuk (7,5 EC): 4.000-6.000 woorden (exclusief noten en bijlagen) MA-scriptie (15 EC): 5.000-10.000 woorden (exclusief noten en bijlagen) 4. IJken en cesuurbepaling Het faculteitsbestuur heeft al de opdracht aan iedere opleiding gegeven om rubrics per opleiding op te stellen. Het is belangrijk dat binnen een opleiding overeenstemming wordt bereikt over wat wel/niet voldoende is (cesuur), wat de kenmerken zijn van een goede scriptie etc. Met oog hierop is het noodzakelijk dat docenten met elkaar in discussie gaan over concrete eindwerkstukken/scripties en aan de hand hiervan hun oordelen ijken en de zak/slaaggrens bepalen. Voor elke beoordelingscategorie van het nieuwe facultaire beoordelingsformulier dienen de minimumcriteria voor een voldoende bepaald te worden. Vervolgens kan een rubric ontwikkeld worden (zie de research masters rubrics als voorbeeld), vertrekkend vanuit de omschrijving van wat voldoende is. 5

Afstemming binnen docententeams over beoordelingscriteria en toezicht op de consistentie van de beoordelingen kan geen eenmalige exercitie zijn. De Toetscommissie onderstreept de noodzaak van regelmatig collegiaal overleg. Ze stelt daarom voor dat binnen elke opleiding minimaal twee keer per jaar een docentenoverleg wordt georganiseerd waarin een aantal eindwerkstukken/ scripties wordt besproken en de bruikbaarheid van de rubric wordt getoetst (ervaring leert dat een rubric een aantal malen aangepast/verbeterd dient te worden voordat deze optimaal is). 6