SO/2007/03 (pers) 10/07/2007 Taak- en functiedifferentiatie in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs Cao VIII bevat een afspraak over extra middelen voor het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs voor taak- en functiedifferentiatie in scholen en scholengemeenschappen Deze afspraak is ondertussen omgezet in regelgeving via het decreet van 22 juni 2007 betreffende het onderwijs XVII De extra middelen zijn bedoeld om personeelsleden in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs toe te laten andere opdrachten op te nemen buiten hun lesopdracht De middelen worden m.i.v. 01.09.2007 onder de vorm van een puntenenveloppe toegekend aan de scholengemeenschap of aan de school als deze niet behoort tot een scholengemeenschap In deze omzendbrief vindt u terug: - hoe de puntenenveloppe wordt samengesteld; - welke betrekkingen u er kan mee inrichten; - wat de administratieve en geldelijke toestand is van de personeelsleden die in deze betrekkingen worden aangesteld 1. Inleiding Aan elke school voor gewoon of buitengewoon secundair onderwijs wordt m.i.v. 1 september 2007 jaarlijks - hetzij via de scholengemeenschap, hetzij rechtstreeks als de school niet tot een scholengemeenschap behoort - een puntenenveloppe toegekend voor taak- en functiedifferentiatie. Met deze middelen beschikt een school over meer mogelijkheden om andere opdrachten dan de lesopdracht toe te kennen aan haar personeelsleden en zo een beleid betreffende taak- en functiedifferentiatie gestalte te geven, zodat zij hiervoor niet uitsluitend meer hoeft te putten uit haar pakket uren-leraar of lesuren. Met deze puntenenveloppe kan de school betrekkingen oprichten in wervingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het ondersteunend personeel, het paramedisch personeel, het medisch, orthopedagogisch, psychologisch of sociaal personeel. In deze omzendbrief vindt u: - hoe de puntenenveloppe per scholengemeenschap of per school - als zij niet behoort tot een scholengemeenschap - wordt berekend; - hoe de puntenenveloppe door de scholengemeenschap moet worden verdeeld over haar scholen; - welke betrekkingen een school en scholengemeenschap met de punten kan instandhouden of oprichten; - hoe u de ingerichte betrekkingen moet invullen. 2. De puntenenveloppe voor taak- en functiedifferentiatie Aan elke school voor gewoon of buitengewoon secundair onderwijs wordt m.i.v. 1 september 2007 jaarlijks een puntenenveloppe toegekend voor taak- en functiedifferentiatie. Als de school tot een scholengemeenschap behoort, wordt deze puntenenveloppe via de scholengemeenschap toegekend. Als de school niet tot een scholengemeenschap behoort, wordt deze puntenenveloppe rechtstreeks aan de school toegekend. Voor scholen van het gewoon secundair onderwijs worden zowel de leerlingen, als het pakket urenleraar als parameter gebruikt om de puntenenveloppe samen te stellen. Voor scholen van het buitengewoon secundair onderwijs worden de leerlingen als parameter gebruikt om de puntenenveloppe samen te stellen. 2.1. De school behoort tot een scholengemeenschap Elk schooljaar heeft een scholengemeenschap recht op een puntenenveloppe voor taak- en functiedifferentiatie. De puntenenveloppe wordt toegekend op basis van dezelfde parameters als deze die gelden voor het ondersteunend personeel.
Voor de scholen van het gewoon secundair onderwijs is deze puntenenveloppe samengesteld uit twee componenten: - enerzijds alle regelmatige leerlingen van de scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs van de scholengemeenschap op 1 februari van het voorafgaande schooljaar; - anderzijds de pakketten uren-leraar van de scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs van de scholengemeenschap in functie van het aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van het voorafgaande schooljaar. Beide componenten worden telkens met een bepaalde coëfficiënt vermenigvuldigd. De som van beide componenten resulteert in de puntenenveloppe voor de scholengemeenschap. Als de scholengemeenschap ook scholen voor buitengewoon secundair onderwijs bevat worden punten aan de puntenenveloppe toegevoegd. Dit gebeurt door alle regelmatige leerlingen van de scholen voor buitengewoon secundair onderwijs van de scholengemeenschap op 1 februari van het voorafgaande schooljaar te vermenigvuldigen met een bepaalde coëfficiënt. Opmerking: Voor scholen van het gewoon secundair onderwijs die in herstructurering zijn, wordt voor de berekening van de puntenenveloppe op 1 september gedaan alsof de herstructurering reeds een feit was op 1 februari van het voorafgaande schooljaar. Voor scholen van het buitengewoon secundair onderwijs wordt bij herstructurering gebruik gemaakt van het aantal leerlingen op 1 oktober. 2.1.1. Berekening van de puntenenveloppe 2.1.1.1. Scholen voor gewoon secundair onderwijs 2.1.1.1.1. Aandeel van de leerlingen in de puntenenveloppe = A U telt het aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van vorig schooljaar van alle scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs die behoren tot uw scholengemeenschap samen en vervolgens vermenigvuldigt u deze som met de coëfficiënt 0,02316074. Het resultaat van deze berekening wordt steeds afgerond naar het dichtstbijliggende gehele getal. A = aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van het voorafgaande schooljaar van de scholen voor voltijds secundair onderwijs van de scholengemeenschap x 0,02316074. 2.1.1.1.2. Aandeel van het pakket uren-leraar in de puntenenveloppe = B U telt de pakketten uren-leraar van de scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs die behoren tot uw scholengemeenschap samen en vervolgens vermenigvuldigt u de som met de coëfficiënt 0,02364658. Het resultaat van deze berekening wordt steeds afgerond naar het dichtstbijliggende gehele getal. B = de som van alle uren-leraar van de scholen voor voltijds secundair onderwijs van de scholengemeenschap in functie van de regelmatige leerlingen op 1 februari van het voorafgaande schooljaar x 0,02364658. Opmerking: het hier bedoelde pakket uren-leraar omvat enkel de organieke uren-leraar - met inbegrip van de uren-leraar voor godsdienst, zedenleer of cultuurbeschouwing - waar de school recht op heeft op basis van haar regelmatige leerlingen op 1 februari van het voorafgaande schooljaar, rekening houdend met het aanwendingspercentage (96,57 % voor de uren-leraar en 98 % voor de uren-leraar godsdienst, zedenleer of cultuurbeschouwing). Volgende uren-leraar worden niet meegeteld: - de extra uren-leraar voor specifieke doelgroepen (bv. gelijke onderwijskansen); - de extra uren-leraar onthaalonderwijs; - de extra uren-leraar modularisering; - de extra uren-leraar die worden toegekend in het kader van tijdelijke projecten; - de extra uren-leraar voor onderwijs voor zieke jongeren; - de extra uren-leraar GON voor leerlingen met autismespectrumstoornissen.
2.1.1.1.3. Totale puntenenveloppe van de scholengemeenschap = C Om de totale puntenenveloppe van de scholengemeenschap te kennen, telt u de resultaten van de in punt 2.1.1.1.1 en 2.1.1.1.2 beschreven bewerkingen samen. (A + B) = C C = de totale puntenveloppe voor de scholengemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs Dus: de som van het aantal punten volgens het aantal leerlingen (A) en het aantal punten op basis van het pakket uren-leraar (B) van de scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs van de scholengemeenschap. Voorbeeld Een scholengemeenschap is samengesteld uit 8 scholen. Op hoeveel punten heeft deze scholengemeenschap recht op 1 september? De 8 scholen hebben op 1 februari van vorig schooljaar samen 1.727 leerlingen. Op basis van deze leerlingen hebben zij recht op 4.741 uren-leraar. A = 1.727 leerlingen x 0,02316074 = 40 (39,99) B = 4.741 uren-leraar x 0,02364658 = 112(112,11) C = (A+B) = (40+112) = 152 Deze scholengemeenschap heeft op 1 september recht op 152 punten. 2.1.1.2. Scholen voor buitengewoon secundair onderwijs = D U telt het aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van vorig schooljaar van alle scholen voor buitengewoon secundair onderwijs die behoren tot uw scholengemeenschap samen en vervolgens vermenigvuldigt u deze som met de coëfficiënt 0,07666553. Het resultaat van deze berekening wordt steeds afgerond naar het dichtstbijliggende gehele getal. D = aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van het voorafgaande schooljaar van de scholen voor buitengewoon secundair onderwijs van de scholengemeenschap x 0,07666553. Het aldus bekomen totaal (D) telt u bij de punten die u berekend hebt voor de scholen voor gewoon secundair onderwijs die behoren tot de scholengemeenschap (A en B), zoals bedoeld in punt 2.1.1.1, en deze som (E) vormt de volledige puntenenveloppe voor de scholengemeenschap. (C + D) = E E = de totale puntenenveloppe voor de scholengemeenschap Dus: de som van het aantal punten volgens het aantal leerlingen en het aantal punten op basis van het pakket uren-leraar van de scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs (C) en de som van het aantal punten volgens het aantal leerlingen van de scholen voor buitengewoon secundair onderwijs van de scholengemeenschap (D)
Voorbeeld Een scholengemeenschap is samengesteld uit 10 scholen, 8 scholen voor gewoon secundair onderwijs en 1 school voor buitengewoon secundair onderwijs. Op hoeveel punten heeft deze scholengemeenschap recht op 1 september? De 8 scholen voor gewoon secundair onderwijs hebben op 1 februari van vorig schooljaar samen 1.727 leerlingen. Op basis van deze leerlingen hebben zij recht op 4.741 uren-leraar. A = 1.727 leerlingen x 0,02316074 = 40 (39,99) B = 4.741 uren-leraar x 0,02364658 = 112(112,11) C = (A+B) = (40+112) = 152 De school voor buitengewoon secundair onderwijs heeft op 1 februari van vorig schooljaar 275 leerlingen. D = 275 leerlingen x 0,07666553 = 21 (21,08) E = (A+B+D) = (40 + 112 + 21) = 173 Deze scholengemeenschap heeft op 1 september recht op 173 punten. 2.2. Scholen die niet behoren tot een scholengemeenschap Elk schooljaar heeft een school die niet behoort tot een scholengemeenschap recht op een puntenenveloppe voor taak- en functiedifferentiatie. De puntenenveloppe wordt toegekend op basis van dezelfde parameters als deze die gelden voor het ondersteunend personeel. Voor een school van het gewoon secundair onderwijs is deze puntenenveloppe samengesteld uit twee componenten: - enerzijds alle regelmatige leerlingen van de school op 1 februari van het voorafgaande schooljaar; - anderzijds de pakketten uren-leraar van de school in functie van het aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van het voorafgaande schooljaar. Beide componenten worden telkens met een bepaalde coëfficiënt vermenigvuldigd. De som van beide componenten resulteert in de puntenenveloppe voor de school. Voor een school voor buitengewoon secundair onderwijs wordt de puntenenveloppe samengesteld door alle regelmatige leerlingen van de school op 1 februari van het voorafgaande schooljaar te vermenigvuldigen met een bepaalde coëfficiënt. Opmerking: ongeacht de hiervoor vermelde parameters heeft de school steeds recht op het minimale aantal punten dat nodig is om een opdracht van 1 uur in te richten. Dit komt overeen met een minimumgarantie van 3 punten. Opmerking: Voor scholen van het gewoon secundair onderwijs die in herstructurering zijn, wordt voor de berekening van de puntenenveloppe op 1 september gedaan alsof de herstructurering reeds een feit was op 1 februari van het voorafgaande schooljaar. Voor scholen van het buitengewoon secundair onderwijs wordt bij herstructurering gebruik gemaakt van het aantal leerlingen op 1 oktober. 2.2.1. Een school voor gewoon secundair onderwijs 2.2.1.1. Aandeel van de leerlingen in de puntenenveloppe = F U telt het aantal regelmatige leerlingen dat de school heeft op 1 februari van vorig schooljaar samen en vervolgens vermenigvuldigt u deze som met de coëfficiënt 0,02316074. Het resultaat van deze berekening wordt steeds afgerond naar het dichtstbijliggende gehele getal.
F = aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van het voorafgaande schooljaar x 0,02316074. 2.2.1.2. Aandeel van het pakket uren-leraar in de puntenenveloppe = G U vermenigvuldigt het pakket uren-leraar in functie van het aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van vorig jaar met de coëfficiënt 0,01970700. Het resultaat van deze berekening wordt steeds afgerond naar het dichtstbijliggende gehele getal. G = uren-leraar waar de school in functie van het aantal leerlingen op 1 februari van het voorgaande schooljaar recht op heeft x 0,01970700. Opmerking: het hier bedoelde pakket uren-leraar omvat enkel de organieke uren-leraar - met inbegrip van de uren-leraar voor godsdienst, zedenleer of cultuurbeschouwing - waar de school recht op heeft op basis van haar regelmatige leerlingen op 1 februari van het voorafgaande schooljaar, rekening houdend met het aanwendingspercentage (96,57 % voor de uren-leraar en 98 % voor de uren-leraar godsdienst, zedenleer of cultuurbeschouwing). Volgende uren-leraar worden niet meegeteld: - de extra uren-leraar voor specifieke doelgroepen (bv. gelijke onderwijskansen); - de extra uren-leraar onthaalonderwijs; - de extra uren-leraar modularisering; - de extra uren-leraar die worden toegekend in het kader van tijdelijke projecten; - de extra uren-leraar voor onderwijs voor zieke jongeren; - de extra uren-leraar GON voor leerlingen met autismespectrumstoornissen. 2.2.1.3. Puntenenveloppe van de school = H Om uw puntenenveloppe te kennen telt u de resultaten van de in punt 2.2.1.1 en 2.2.1.2 beschreven bewerkingen samen. (F + G) = H H = de puntenenveloppe van de school Dus: de som van het aantal punten volgens het aantal leerlingen (F) en het aantal punten op basis van het pakket uren-leraar (G) Voorbeeld Op 1 februari van het voorgaande schooljaar had een school 335 regelmatige leerlingen. In functie van deze regelmatige leerlingen op 1 februari van het voorgaande schooljaar heeft de school recht op 1.063 uren-leraar. Op hoeveel punten voor taak- en functiedifferentiatie heeft deze school recht op 1 september? 335 leerlingen * 0, 02316074 = 8 (7,76) 1.063 uren-leraar * 0,01970700 = 21 (20,95) 8 + 21 = 29 Deze school heeft op 1 september recht op 29 punten. 2.2.2. Een school voor buitengewoon secundair onderwijs U telt het aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van vorig schooljaar samen en vervolgens vermenigvuldigt u deze som met de coëfficiënt 0,07666553.
Het resultaat van deze berekening wordt steeds afgerond naar het dichtstbijliggende gehele getal. I = aantal regelmatige leerlingen op 1 februari van het voorafgaande schooljaar x 0,07666553. Voorbeeld Op 1 februari van het voorgaande schooljaar had een school voor buitengewoon secundair onderwijs 312 regelmatige leerlingen. Op hoeveel punten voor taak- en functiedifferentiatie heeft deze school recht op 1 september? 312 leerlingen * 0,07666553 = 24 (23,92) Deze school heeft op 1 september recht op 24 punten. 3. Aanwending van de puntenenveloppe 3.1. Verdeling van de puntenenveloppe door de scholengemeenschap De scholengemeenschap verdeelt de puntenenveloppe over haar scholen. Voorafgaand kan ze 10% of meer voorafnemen van deze puntenenveloppe en aanwenden voor een beleid inzake taak- en functiedifferentiatie voor de totaliteit van de scholengemeenschap. 3.1.1. Voorafname door de scholengemeenschap Voordat de scholengemeenschap de punten over haar scholen verdeelt, kan ze maximum 10% van de puntenenveloppe voorafnemen en aanwenden voor een beleid inzake taak- en functiedifferentiatie voor de totaliteit van de scholengemeenschap. De scholengemeenschap moet ten aanzien van het lokaal onderhandelingscomité van de scholengemeenschap en ten aanzien van het personeel van de scholen die tot de scholengemeenschap behoren, volledige klaarheid scheppen over de betrekkingen die ze op basis van de 10% voorafname van de puntenenveloppe creëert op het niveau van de scholengemeenschap. De scholengemeenschap moet ook aantonen dat de aldus ingerichte betrekkingen het beleid betreffende functie- en taakdifferentiatie op het niveau van de scholengemeenschap daadwerkelijk gestalte geven. De scholengemeenschap kan ook meer dan 10% voorafnemen, maar daarvoor heeft ze het akkoord nodig van het lokaal onderhandelingscomité van de scholengemeenschap. De scholengemeenschap werkt een voorstel uit betreffende de aanwending van deze punten én het eventuele effect van deze extra voorafname op de personeelsleden van de scholen van de scholengemeenschap en legt dit ter onderhandeling voor aan het lokaal onderhandelingscomité van de scholengemeenschap. Uit dit voorstel moet ook blijken dat deze extra punten wel degelijk het beleid betreffende taak- en functiedifferentiatie op het niveau van de scholengemeenschap zal ondersteunen. De scholengemeenschap kan dus enkel meer dan 10% van de puntenenveloppe voorafnemen, als over dit voorstel een akkoord wordt bereikt. 3.1.2. Verdeling van de puntenenveloppe over de scholen van de scholengemeenschap Nadat de scholengemeenschap haar punten heeft vooraf genomen, worden de resterende punten verdeeld over de scholen van de scholengemeenschap. Over de criteria voor de verdeling van de puntenenveloppe worden afspraken gemaakt in het lokaal onderhandelingscomité van de scholengemeenschap. Als er in dat onderhandelingscomité geen akkoord wordt bereikt over deze criteria, worden de punten recht evenredig verdeeld over de scholen van de scholengemeenschap op basis van het aandeel aan leerlingen en uren-leraar van elke school voor voltijds gewoon secundair onderwijs en het aandeel leerlingen voor het buitengewoon secundair onderwijs. Bij de verdeling van de puntenenveloppe over de scholen moet de scholengemeenschap rekening houden met het feit dat deze verdeling niet tot gevolg mag hebben dat er bijkomend personeelsleden
ter beschikking worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking, tenzij deze personeelsleden onmiddellijk kunnen worden gereaffecteerd of wedertewerkgesteld in een vacante of niet-vacante organieke betrekking in een school van de scholengemeenschap én dit voor de duur van het volledige schooljaar. 3.2. Aanwending van de puntenenveloppe in de school 3.2.1. De ambten U kan de puntenenveloppe voor taak- en functiedifferentiatie aanwenden om betrekkingen op te richten in de wervingsambten van volgende personeelscategorieën: 1. Bestuurs- en onderwijzend personeel in het gewoon secundair onderwijs: - leraar; - godsdienstleraar; - begeleider; 2. Bestuurs- en onderwijzend personeel in het buitengewoon secundair onderwijs: - leraar algemene en sociale vorming; - leraar algemene en sociale vorming specialiteit lichamelijke opvoeding; - leraar algemene en sociale vorming compensatietechniek-braille; - leraar niet-confessionele zedenleer; - godsdienstleraar; - leraar beroepgerichte vorming. 3. Het ondersteunend personeel: - opvoeder; - administratief medewerker. 4. Het paramedisch personeel: - kinesitherapeut; - logopedist; - ergotherapeut; - verpleger; - kinderverzorger. 5. Het medisch personeel: - arts. 6. Het orthopedagogisch personeel: - orthopedagoog. 7. Het psychologisch personeel: - psycholoog. 8. Het sociaal personeel: - maatschappelijk werker. 3.2.2. De puntenwaarde van een betrekking Als u een betrekking opricht in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het paramedisch, medisch, orthopedagogisch, psychologisch of sociaal personeel, zet u uw punten om in uren-leraar, lesuren of uren. Als u een betrekking opricht in een ambt van het ondersteunend personeel, kan u de punten rechtstreeks aanwenden. De puntenwaarde van een betrekking, en het overeenstemmend aantal uren-leraar, lesuren of uren, is afhankelijk van de salarisschaal waar het personeelslid dat in de betrekking wordt aangesteld recht op heeft. 3.2.2.1. De puntenwaarde van een betrekking in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel 3.2.2.1.1. Betrekking met salarisschaal 501 Als u een betrekking opricht in een wervingsambt van het onderwijzend personeel en het personeelslid dat u aanstelt of met de opdracht belast, heeft recht op salarisschaal 501, dan moet u, afhankelijk van het aantal uren die deze opdracht telt, volgend puntenaantal aanwenden:
Uren opdracht Ssc 501 in 20sten Ssc 501 in 21sten Ssc 501 in 22sten Ssc 501 in 24sten Ssc 501 in 29sten Aantal punten Aantal punten Aantal punten Aantal punten Aantal punten 1 6 6 6 5 4 2 13 12 11 11 9 3 19 18 17 16 13 4 25 24 23 21 17 5 32 30 29 26 22 6 38 36 34 32 26 7 44 42 40 37 30 8 50 48 46 42 35 9 57 54 52 47 39 10 63 60 57 53 43 11 69 66 63 58 48 12 76 72 69 63 52 13 82 78 74 68 56 14 88 84 80 74 61 15 95 90 86 79 65 16 101 96 92 84 70 17 107 102 97 89 74 18 113 108 103 95 78 19 120 114 109 100 83 20 126 120 115 105 87 21-126 120 110 91 22 - - 126 116 96 23 - - - 121 100 24 - - - 126 104 25 - - - - 109 26 - - - - 113 27 - - - - 117 28 - - - - 122 29 - - - - 126 3.2.2.1.2. Betrekking met een andere salarisschaal dan de salarisschaal 501 Als u een betrekking opricht in een wervingsambt van het onderwijzend personeel en het personeelslid dat u aanstelt of met de opdracht belast, heeft recht op een andere salarisschaal dan de salarisschaal 501, dan moet u, afhankelijk van het aantal uren die deze opdracht telt, volgend puntenaantal aanwenden: Uren opdracht Ssc andere dan 501 in 20sten Ssc andere dan 501 in 21sten Ssc andere dan 501 in 22sten Ssc andere dan 501 in 24sten Ssc andere dan 501 in 29sten Aantal punten Aantal punten Aantal punten Aantal punten Aantal punten
1 4 4 4 4 3 2 9 8 8 7 6 3 13 12 12 11 9 4 17 16 15 14 12 5 21 20 19 18 15 6 26 24 23 21 18 7 30 28 27 25 21 8 34 32 31 28 23 9 38 36 35 32 26 10 42 40 39 35 29 11 47 45 42 39 32 12 51 49 46 42 35 13 55 53 50 46 38 14 60 57 54 50 41 15 64 61 58 53 44 16 68 65 62 57 47 17 72 69 66 60 50 18 77 73 70 64 53 19 81 77 73 67 56 20 85 81 77 71 59 21-85 81 74 62 22 - - 85 78 64 23 - - - 81 67 24 - - - 85 70 25 - - - - 73 26 - - - - 76 27 - - - - 79 28 - - - - 82 29 - - - - 85 3.2.2.2. De puntenwaarde van een betrekking in een ambt van het ondersteunend personeel Als u een betrekking opricht in een ambt van het ondersteunend personeel, gebruikt u de puntenwaarden die van toepassing zijn voor deze ambten. Meer informatie hierover vindt u in de omzendbrief Het ondersteunend personeel in scholen van het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs die behoren tot een scholengemeenschap van 11-07.2002, punt 2.2. of in de omzendbrief Het ondersteunend personeel in scholen van het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs die niet behoren tot een scholengemeenschap van 12-07-2002, punt 2.2.
3.2.2.3. De puntenwaarde van een betrekking in een ambt van het paramedisch, medisch, orthopedagogisch, psychologisch of sociaal personeel 3.2.2.3.1. Betrekking met salarisschaal 542 of 501 Als u een betrekking opricht in een wervingsambt van het paramedisch, medisch, orthopedagogisch, psychologisch of sociaal personeel en het personeelslid dat u aanstelt of met de opdracht belast, heeft recht op salarisschaal 542 of 501, dan moet u, afhankelijk van het aantal uren die u voor deze opdracht uit uw urenpakket moet halen, volgend puntenaantal aanwenden: Uren opdracht Ssc 542 in 32sten Ssc 501 in 32sten Aantal punten 1 4 4 2 8 8 3 11 12 4 15 16 5 19 20 6 23 24 7 26 28 8 30 32 9 34 35 10 38 39 11 41 43 12 45 47 13 49 51 14 53 55 15 56 59 16 60 63 17 64 67 18 68 71 19 71 75 20 75 79 21 79 83 22 83 87 23 86 91 24 90 95 25 94 98 26 98 102 27 101 106 28 105 110 29 109 114 30 113 118 31 113 118 32 120 126 Aantal punten
3.2.2.3.2. Betrekking met salarisschaal 143 Als u een betrekking opricht in een wervingsambt van het paramedisch, medisch, orthopedagogisch, psychologisch of sociaal personeel en het personeelslid dat u aanstelt of met de opdracht belast, heeft recht op de salarisschaal 143, dan moet u afhankelijk van het aantal uren die u voor deze opdracht uit uw urenpakket moet halen, volgend puntenaantal aanwenden: Uren opdracht Ssc 143 in 32sten 1 2 2 4 3 6 4 8 5 10 6 12 7 14 8 16 9 18 10 20 11 22 12 24 13 26 14 28 15 30 16 32 17 33 18 35 19 37 20 39 21 41 22 43 23 45 24 47 25 49 26 51 27 53 28 55 29 57 30 59 31 61 32 63 Aantal punten
3.2.2.3.3. Betrekking met een andere salarisschaal dan de salarisschaal 143, 542 of 501 Als u een betrekking opricht in een wervingsambt van het paramedisch, medisch, orthopedagogisch, psychologisch of sociaal personeel en het personeelslid dat u aanstelt of met de opdracht belast, heeft recht op een andere salarisschaal dan de salarisschaal 143, 542 of 501, dan moet u afhankelijk van het aantal uren die u voor deze opdracht uit uw urenpakket moet halen, volgend puntenaantal aanwenden: Uren opdracht Ssc andere dan 143, 542 of 501 in 30sten Ssc andere dan 143, 542 of 501 in 32sten Aantal punten 1 3 3 2 6 5 3 9 8 4 11 11 5 14 13 6 17 16 7 20 19 8 23 21 9 26 24 10 28 27 11 31 29 12 34 32 13 37 35 14 40 37 15 43 40 16 45 43 17 48 45 18 51 48 19 54 50 20 57 53 21 60 56 22 62 58 23 65 61 24 68 64 25 71 66 26 74 69 27 77 72 28 79 74 29 82 77 30 85 80 31-80 32-85 Aantal punten
3.3. De administratieve toestand van het personeelslid 3.3.1. Personeelslid aangesteld in de punten van de school De punten voor taak- en functiedifferentiatie zijn organieke punten. De decreten rechtspositie zijn integraal van toepassing op de betrekkingen die met deze punten worden opgericht. Vastbenoemde personeelsleden kunnen dadelijk als titularis aangesteld worden in de uren taak- en functiedifferentiatie. Deze betrekkingen komen in aanmerking voor tijdelijke aanstelling van doorlopende duur. Ze komen tevens in aanmerking voor vacantverklaring met het oog op vaste benoeming. Deze betrekkingen zijn ook onderworpen aan de reglementering inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking. Concreet houdt dit in dat u als volgt te werk gaat: a) u stelt eerst uw vastbenoemde personeelsleden opnieuw aan; b) u reaffecteert personeelsleden in vacante en niet-vacante betrekkingen; c) vervolgens kan u eventueel een vastbenoemd personeelslid affecteren of muteren; d) daarna bent u verplicht om de personeelsleden met het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur in dienst te nemen; e) u kan een personeelslid dat ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking in dienst nemen; f) u kan een tijdelijk personeelslid dat vrij is van reaffectatie in dienst nemen; g) u kan een vastbenoemd personeelslid via een verlof TAO in de betrekking aanstellen; h) u kan een tijdelijk personeelslid in dienst nemen dat nog niet vrij is van reaffectatie. U deelt de opdracht van het personeelslid aan uw werkstation mee met de vakcode 898 Taak- en functiedifferentiatie. Als het gaat om een betrekking van leraar moet u de opdracht steeds gelijkstellen met een vak/specialiteit in functie van het bekwaamheidsbewijs van het betrokken personeelslid. 3.3.2. Personeelslid aangesteld in punten van de 10% voorafname van de scholengemeenschap 3.3.2.1. Administratieve toestand van het personeelslid Het personeelslid dat in een betrekking wordt aangesteld die is opgericht met punten van de voorafname door de scholengemeenschap (zie ook punt 3.1.1), wordt steeds als tijdelijk personeelslid aangesteld in een betrekking in het gekozen wervingsambt. Deze betrekking wordt steeds opgericht in een school die behoort tot de scholengemeenschap. Het personeelslid werkt voor de totaliteit van de scholengemeenschap. De betrekking die de scholengemeenschap opricht in het gekozen wervingsambt kan op twee manieren worden ingevuld: - de scholengemeenschap kan een tijdelijk personeelslid werven en aanstellen in de betrekking; - de scholengemeenschap kan een vastbenoemd personeelslid aanstellen in de betrekking via het principe van een verlof om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen (verlof TAO). De decreten rechtspositie blijven integraal van toepassing op deze personeelsleden, maar de betrekking kan niet worden vacant verklaard en kan geen aanleiding geven tot vaste benoeming. Vastbenoemde personeelsleden kunnen evenmin worden geaffecteerd of gemuteerd in deze betrekkingen. Bij de aanstelling in de betrekking van het ambt in kwestie past u steeds de bestaande reglementering inzake bekwaamheidsbewijzen en salarisschalen toe. De school waar het personeelslid tijdelijk wordt aangesteld, deelt deze opdracht aan haar werkstation mee met de vakcode 899 Taak- en functiedifferentiatie scholengemeenschap en met als administratieve toestand ATO 2 (tijdelijk vacant). Als het gaat om een betrekking van leraar moet u de opdracht steeds gelijkstellen met een vak/specialiteit in functie van het bekwaamheidsbewijs van het betrokken personeelslid.
3.3.2.2. Geldelijke toestand van het personeelslid Als u in de betrekking een tijdelijk personeelslid aanwerft, zal dit personeelslid worden bezoldigd volgens de geldende reglementering die van toepassing is op het ambt waarin betrokkene wordt aangesteld (met inbegrip van eventuele uitgestelde bezoldiging tijdens de zomermaanden). Als u een vastbenoemd personeelslid via een verlof TAO in de betrekking aanstelt, gelden de bezoldigingsprincipes van de reglementering betreffende het verlof TAO. Meer informatie hierover vindt u in de omzendbrief Regeling van de administratieve en geldelijke toestand van bepaalde vastbenoemde personeelsleden van het onderwijs, de psycho-medisch-sociale centra, de pedagogische begeleidingsdiensten, de inspectie en de dienst voor onderwijsontwikkeling, tijdelijk aangesteld of tijdelijk belast met een opdracht waarvoor ze niet vast benoemd zijn (referentie 13AC/GDH/SH/js van 19-06-1998).