Rapport. Oordeel. Datum: 31 januari 2017 Rapportnummer: 2017/015

Vergelijkbare documenten
Een onderzoek naar het vorderen van een identiteitsbewijs door de politie.

Een onderzoek naar de mogelijkheden van de politie om het maken van beeldopnamen door burgers van slachtoffers te beletten.

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze ambtenaren zijn kamer hebben doorzocht om zijn legitimatiebewijs te vinden.

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de directeur Belastingen van de Belastingdienst niet gegrond.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Een onderzoek naar het gebruik van een bodycam/pda door een BOA van de gemeente Maastricht.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Den Haag. Datum: 2 maart 2015 Rapportnummer: 2015/047

Een onderzoek naar het verstrekken van informatie en de wijze van klachtbehandeling door de politie Oost-Nederland.

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan een derde.

Een onderzoek naar (het gebruik van geluidsopnamen in) de klachtbehandeling door de regionale eenheid van politie Oost-Nederland.

Een onderzoek naar de handelwijze van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Brabant Zuid-Oost te Eindhoven. Datum: 15 oktober 2012

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april Rapportnummer: 2012/062

Rapport. Rapport over een klacht over het College bescherming persoonsgegevens. Datum: 29 december Rapportnummer: 2011/368

Rapport. Rapport over een klacht over de voormalige korpsbeheerder van het voormalige regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland.

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni Rapportnummer: 2013/073

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de William Schrikker Groep. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/241

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie Noord-Nederland. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/055

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie

Rapport. Datum: 4 december 2010 Rapportnummer: 2010/346

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Rapport. Rapport over een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Brabant. Datum: 16 augustus Rapportnummer: 2013/101

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 30 november Rapportnummer: 2012/192

Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Publicatiedatum 9 september 2014 Rapportnummer 2014/098

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Groningen. Datum: 8 juni Rapportnummer: 2011/0169

Het gesloten stadsdeelkantoor Gemeente Amsterdam Stadsdeel Zuidoost

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de minister van Defensie. Datum: 30 maart 2015 Rapportnummer: 2015/072

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 20 februari Rapportnummer: 2013/012

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/128

5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/179

Een klacht is geen hulpvraag Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Datum: 28 december 2010 Rapportnummer: 2010/370

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Midden-Nederland. Datum: 7 oktober Rapportnummer: 2013/145

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Rapport. Datum: 6 juni Rapportnummer: 2013/064

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/085

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/103

Naar aanleiding van de beslissing van de gemeente van 16 maart 2007 wendde verzoekster zich opnieuw tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Rapport over een klacht over de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Datum: 24 maart 2015 Rapportnummer: 2015/067

f. Klachtencoördinator: de klachtencoördinator als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringsregeling

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Heerlen. Datum: 24 december Rapportnummer: 2013/208

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Noord-Holland Noord. Datum: 21 maart Rapportnummer: 2011/099

Rapport. Een onderzoek naar een gedraging van de gemeente Meerssen. Oordeel

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

Rapport. Rapport over een klacht over de hoofdofficier van justitie te Den Haag. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/044

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Emmen. Datum: 12 december Rapportnummer: 2011/358

Beoordeling. h2>klacht

Klacht Verzoeker klaagt over de gang van zaken bij de hoorzitting van de commissie voor bezwaarschriften:

Rapport. Rapport over een klacht over de directeur van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Datum: 4 augustus Rapportnummer: 2011/233

Rapport. Datum: 17 december Rapportnummer: 2013/194

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Een onderzoek naar de wijze van behandeling van een beroepschrift tegen de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland. Datum: 11 februari 2015 Rapportnummer: 2015/030

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond. Datum: 24 juli 2017 Rapportnummer: 2017/089

ADVIES. inzake de klacht van: de heer A, vader van B, klager gemachtigde: mevrouw mr. M. Shaaban. tegen

Rapport. Rapport over een klacht over de politie, Landelijke Eenheid, voorheen het Korps Landelijke Politiediensten. Datum: 30 december 2013

Een onderzoek naar de handelwijze van een medewerker van de gemeente Heerlen en de afhandeling van de klacht door de gemeente.

Een onderzoek naar de informatie van de RDW over tarieven van keuringen

Rapport. belang bij klachtbehandeling klacht over het college van burgemeester en wethouders van Boskoop. Datum: 7 juni Rapportnummer: 2012/096

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Den Haag. Datum: 6 maart Rapportnummer: 2014/017

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Oisterwijk. Datum: 2 februari Rapportnummer: 2012/011

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

Deskundigenoordeel Een onderzoek naar de manier waarop het UWV. (de klacht over) een deskundigenoordeel heeft afgehandeld.

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Datum: 22 april Rapportnummer: 2014/038

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/303

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251

Rapport. Openbaar rapport over een klacht over de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland te Zaandam. Datum: 5 april 2016 Rapportnummer: 2016/031

Een onderzoek naar de weigering van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant om verzoekster te verwijzen voor haar klacht.

Rapport. Datum: 7 november 2001 Rapportnummer: 2001/349

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Datum verzoekschrift Het verzoek tot onderzoek is op 3 december 2013 binnengekomen bij het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Geen uitleg over verwijdering groen Gemeente Zaanstad Dienst Wijken

Olst-Wijhe, januari 2017 doc. nr.: Klachtenrapportage 2016

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Rapport. Publicatiedatum: 11 december Rapportnummer: 2014 / /19 3 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Rapport. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2010/207

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Zeeland-West-Brabant. Datum: 7 juli Rapportnummer: 2014/071

Transcriptie:

Rapport Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over de politiechef van de regionale eenheid Rotterdam en de Klachtencommissie van de politie-eenheid Rotterdam deels gegrond. Datum: 31 januari 2017 Rapportnummer: 2017/015

2 AANLEIDING Op zaterdag 20 juni 2015 was verzoeker aanwezig op een evenement in Rotterdam. Op dit evenement stonden vele restauranthouders met stands, waaronder ook een oesterbar. Verzoeker was door de eigenaar van de oesterbar gevraagd om foto's van haar stand en van de sfeer op het evenement te nemen. In de middag kwam er bij de politie Rotterdam een melding binnen dat verzoeker tegen de wil van ouders foto's van kinderen aan het nemen is. Het dreigt uit de hand te lopen, ook omdat verzoeker in reactie op vragen van ouders antwoordt dat hij de foto's van de kinderen zou gaan uitvergroten en in zijn slaap- of badkamer gaat ophangen. Politieambtenaren A. en B. gaan hierop naar het evenement en spreken eerst een beveiliger, die de melding bij de politie heeft gedaan. Daarna spreken zij verzoeker aan, die aangeeft foto's in opdracht te maken. Om rustig met verzoeker te kunnen praten, wordt plaatsgenomen in het dienstvoertuig. Daar bekijkt politieambtenaar A. de foto's die verzoeker heeft gemaakt. Er worden geen onbehoorlijke foto's van kinderen aangetroffen. Een organisator van het evenement geeft vervolgens aan dat zij verzoeker geen opdracht of toestemming hebben gegeven voor het maken van foto's en dat verzoeker niet langer welkom is op het evenement. Politieambtenaren A. en B. hebben hierop tegen verzoeker gezegd dat hij het terrein niet meer op mocht, waarna zij verzoeker zijn weg hebben laten vervolgen. Verzoeker kan zich in de hele gang van zaken niet vinden en dient een klacht in bij de regionale politie eenheid Rotterdam. Zijn klacht wordt door een onafhankelijke klachtencommissie van de politie Rotterdam (hierna: klachtencommissie) behandeld. De klachtencommissie adviseert de politiechef alle klachten van verzoeker ongegrond te verklaren. De politiechef heeft dit advies overgenomen. Verzoeker kan zich in dit oordeel niet vinden, en is eveneens van mening dat de klachtencommissie zijn klacht niet goed heeft behandeld. Verzoeker wendt zich dan ook tot en verzoekt hem een onderzoek in te stellen. KLACHT Verzoeker klaagt er over dat politieambtenaren van de eenheid Rotterdam hem gedurende een evenement ten onrechte hebben staande gehouden en hem daarna hebben verplicht in een politiebus plaats te nemen. Tevens klaagt hij er over dat de politieambtenaren zijn camera hebben doorzocht. Ook is hem de verdere toegang tot het terrein van het evenement ontzegd. Tot slot klaagt hij over de wijze waarop de klachtencommissie van de politie eenheid Rotterdam zijn klacht heeft behandeld.

3 BEVINDINGEN Standpunt verzoeker Verzoeker heeft naar voren gebracht dat hij die dag door een standhoudster van de oesterbar op het evenement was gevraagd om foto's te maken. Verzoeker zou niet alleen de oesterbar van zijn opdrachtgeefster fotograferen, maar ook - op haar verzoek - de plezierige sfeer op het evenement. Terwijl hij hiermee bezig is, verzoekt een vrouw hem op een gegeven moment om geen foto's te nemen van haar kinderen. Ze eist eveneens dat verzoeker alle foto's van haar kinderen van zijn camera wist. Ook een toegesnelde beveiliger vertelt aan verzoeker dat hij geen foto's mag maken van mensen op het evenement. Verzoeker is het hier niet mee eens, en antwoordt op een nette manier dat het niet verboden is om foto's te maken in een openbare ruimte. Wanneer verzoeker foto's van zijn opdrachtgeefster en haar kinderen maakt, vindt er nogmaals een discussie tussen verzoeker en de beveiligers plaats. Ook het publiek reageert richting verzoeker. Verzoeker geeft aan dat hij de reacties op het feit dat hij foto's maakt zeer overdreven vindt. Als omstanders vragen blijven stellen, maakt hij op een gegeven moment de opmerking dat hij de foto's van de kinderen gaat uitvergroten en in zijn bad- en slaapkamer gaat ophangen. Volgens verzoeker heeft hij deze onzinnige opmerking gemaakt, omdat de hele discussie onzinnig was. Hij mocht immers gewoon fotograferen. Vervolgens is verzoeker door twee gewaarschuwde politieambtenaren meegenomen naar een politievoertuig. Daar wordt onder bedreiging en intimidatie zijn camera en een geheugenkaart door een politieambtenaar afgenomen en worden door de politieambtenaren ruim duizend opnamen gecontroleerd. Voor dit laatste heeft verzoeker geen toestemming gegeven. De bedreiging heeft er met name uit bestaan dat verzoeker zich overweldigd voelde door de politie die in het bezit is van allerlei geweldsmiddelen, zoals een pistool, een knuppel en pepperspray. Verder zou politieambtenaar A. hem hebben vastgepakt, zodat hij zich gedwongen voelde de camera af te geven. Als vervolgens blijkt dat er geen onbehoorlijke foto's van kinderen zijn gevonden op de camera en geheugenkaart, mag verzoeker zijn weg vervolgen. Wel wordt hem nog door de politieambtenaren meegedeeld dat hij een verbod heeft om het terrein van het evenement te betreden. Verzoeker heeft op dat moment niet begrepen dat de organisatie dit verbod aan hem had opgelegd, hij ging er van uit dat de politie het verbod aan hem had opgelegd. Verzoeker erkent dat hij zich recalcitrant heeft gedragen toen de politieambtenaren A. en B. hem aanspraken, maar dat kwam doordat hij bij de uitoefening van zijn beroep als fotograaf werd lastiggevallen door beveiligers die niet wisten dat het gewoon is toegestaan om mensen in openbare ruimten te fotograferen. Hij had dan ook helemaal geen toestemming nodig voor het fotograferen van spelende kinderen. Verzoeker verklaart voorts dat hij niet van plan was de foto's openbaar te maken en beroept zich op de Auteurswet. Daarin staat onder meer dat indien verzoeker de foto's wel openbaar zou maken, de ouders bezwaar kunnen maken. Verzoeker zou hier dan rekening mee houden.

4 Voorts brengt verzoeker naar voren dat er in het geheel geen wettelijke grondslag was voor de politie om hem staande te houden. De politie beroept zich op artikel 2:53 APV (zie Achtergrond, onder I), dat spreekt van heimelijk filmen of fotograferen. In dit geval was er geen sprake van fotograferen in het geheim, zodat het artikel dan ook niet van toepassing is, aldus verzoeker. Ten slotte geeft verzoeker aan dat zijn klacht over de klachtencommissie ziet op het feit dat zijn gemachtigde ter zitting geen kopie van zijn pleitnota en andere stukken (zoals foto's) over mocht leggen. De plaatsvervangend voorzitter liet weten dat er tijdens de zitting geen stukken meer mogen worden ingediend. Dit verbaast verzoeker omdat hierover niets stond opgenomen in de uitnodiging voor de zitting die hij had ontvangen. Daarnaast is verzoeker van mening dat er in het geheel door de klachtencommissie niet is ingegaan op de kern van zijn betoog, namelijk dat er geen juridische grondslag was voor de actie van de twee politieambtenaren tegen hem. Verzoeker heeft aan een aantal foto's en een verklaring van zijn opdrachtgeefster overgelegd. Op de foto's is onder meer de oesterbar en kinderen (in kleding) op (nep)schapen te zien. Standpunt politiechef De politiechef liet in een reactie op het onderzoek van weten de klachten van verzoeker ongegrond te achten. Hij gaf aan dat de politie niet betrokken was bij de beveiliging van het evenement. Pas na een melding van een beveiliger dat verzoeker foto's maakte van kleine kinderen en dat de ouders van de kinderen dit niet wilden, kwam de politie ter plaatse. Toen hij werd aangesproken en gevraagd werd waarom hij dit deed, gaf hij aan dat hij de foto's zou uitvergroten en op zijn slaapkamer zou ophangen. De beveiliger ontkende tegenover de politie dat verzoeker foto's zou maken in opdracht van iemand aldaar. Omdat verzoeker zich opstandig gedroeg, is verzoeker meegenomen naar het politievoertuig. Het plaatsen van een persoon in een politiebus ten behoeve van de privacy is volgens de politiechef geen ongebruikelijke handeling. Het was in dit geval met name bedoeld ter voorkoming van onbedoelde informatieverstrekking aan nieuwsgierige omstanders. De politiechef liet desgevraagd weten dat gelet op de melding politieambtenaren aanvankelijk rekening hielden met overtreding van artikel 2:53 lid 3 APV, het heimelijk filmen of fotograferen van een persoon. Hier bleek echter geen sprake van te zijn, omdat verzoeker niets stiekems deed. Wel is de politiechef van mening dat verzoeker door zijn gedrag zich mogelijk schuldig maakte aan het verstoren van de openbare orde. Hij verwees hierbij naar de Hoge Raad, waarbij de Hoge Raad tot de conclusie komt dat de openbare orde is aangetast als er sprake is van een verstoring van enige betekenis van de normale gang van zaken in of aan de desbetreffende openbare ruimte. Voorts wees de politiechef op artikel 2:26 lid 3 onder a van de APV (zie Achtergrond, onder II). Daarin staat dat het voor bezoekers van een evenement tijdens en na het evenement verboden is zich op het terrein te gedragen met het kennelijke doel om de openbare orde of veiligheid te verstoren of te bedreigen.

5 Verzoeker veroorzaakte onrust bij de aanwezige ouders, door tijdens het evenement kinderen te fotograferen tegen de wil van de ouders, aldus de politiechef. Het fotograferen van personen op de openbare weg mag en valt onder vrijheid van meningsuiting. Echter, fotografen die zich beroepsmatig bezighouden met het fotograferen van personen waaronder kinderen, dienen rekening te houden met gevoeligheden in de samenleving. In die gevallen waarin een fotograaf wordt aangesproken door omstanders of ouders daaromtrent, acht de politiechef het raadzaam dit handelen op een professionele en transparante wijze toe te lichten. Hoewel dit niet wettelijk verplicht is, is dit wel zo betamelijk, aldus de politiechef. Verzoeker lichtte zijn handelen echter toe met de opmerking dat hij de foto's zou ophangen in zijn bad- en slaapkamer. Deze opmerking droeg niet bij aan het veiligheidsgevoel van de aanwezige ouders en verstoorde de normale gang van zaken tijdens dat evenement zodanig dat daarover de beveiliging werd ingelicht. Verzoeker maakte zich dan ook mogelijk schuldig aan overtreding van artikel 2:26 lid 3 onder a van de APV. Wat betreft het doorzoeken van de camera van verzoeker merkte de politiechef op dat de politieambtenaren gevraagd hebben of zij de afbeeldingen mochten bekijken, en dat verzoeker zijn camera vrijwillig heeft afgegeven. Gelet hierop is er geen juridische basis nodig. Wel merkt de politiechef op dat vrijwilligheid in dergelijke situaties wordt beïnvloed door het dwingende karakter wat het uniform kan hebben op het individu. Echter, uit de politiesystemen blijkt dat verzoeker in de periode 2012-2015 diverse malen contact met de politie heeft gehad, onder andere in vergelijkbare situatie als in deze casus. Tijdens sommige van deze meldingen was de communicatie met verzoeker niet altijd zodanig dat er sprake was van ontzag voor de politie. Gelet hierop schat de politiechef in dat de impact van het uniform op verzoeker niet dusdanig is geweest dat er geen sprake was van vrijwilligheid. Tot slot laat de politiechef weten dat de organisator van het evenement de aanwezigheid van verzoeker niet meer wenselijk achtte. Hij liet weten dat verzoeker het terrein niet meer op mocht. Deze mededeling hebben de politieambtenaren A. en B. aan verzoeker overgebracht. Het is niet zo dat de politie verzoeker zelfstandig een verbod hebben opgelegd. Visie betrokken politieambtenaren A. en B. In aanvulling op het standpunt van de politiechef, verklaarden politieambtenaar A. en B. dat op het moment dat zij het evenemententerrein opkwamen, er sprake was van mogelijke overtreding van artikel 2:53 van de APV, het heimelijk fotograferen. Toen zij verzoeker aanspraken reageerde hij opstandig. Zij wilden verzoeker rustig spreken, en besloten hierop om wat verder weg van het evenemententerrein, bij het politievoertuig, te gaan staan zodat er geen omstanders aanwezig waren en verzoeker anoniemer voor het publiek zou blijven. Dit omdat verzoeker had gezegd dat hij de foto's zou uitvergroten en in zijn slaapkamer zou hangen. Zij wilden voorkomen dat omstanders/ouders zich met hen zouden bemoeien of boos zouden worden. Vervolgens is plaatsgenomen in het politievoertuig. Politieambtenaar A. heeft aangegeven dat hij verzoeker heeft gevraagd zijn camera af te staan zodat hij de foto's kon bekijken, en dat verzoeker na aandringen

6 hieraan vrijwillig heeft voldaan. Alle foto's zijn met toestemming van verzoeker bekeken. Politieambtenaar B. bevestigt dit. Politieambtenaar A. heeft geen onbehoorlijke foto's van kinderen ontdekt. Wat betreft het uniform dat hij en zijn collega aan hadden; dat betrof een standaard uitrusting. Politieambtenaar A. ontkent dat er sprake is geweest van enig fysiek contact. Zij geven voorts aan dat de organisator van het evenement en de beveiliging tegen hen hebben ontkend dat verzoeker in opdracht aan het werk was. Ook gaf de organisatie aan dat er aan verzoeker geen toestemming was verleend voor het maken van foto's. Er waren al diverse ouders boos weggelopen. De organisator heeft aangegeven dat verzoeker niet meer welkom was op het terrein. Zij hebben dit enkel aan verzoeker meegedeeld. Overige stukken. In het dossier zit verder nog een mutatie rapport, opgemaakt door politieambtenaar A. en B. op 20 juni 2015. In dit rapport staat onder meer vermeld dat een beveiliger een melding heeft gemaakt bij de politie. Hij werd aangesproken door ouders dat een man foto's van kinderen maakt en daarbij de opmerking maakt dat hij deze boven zijn bed gaat hangen. In de mutatie staat verder dat de politieambtenaren A. en B. geen foto's in zijn camera en op een geheugenkaart hebben aangetroffen en dat de man, zijnde verzoeker, zich recalcitrant heeft gedragen tijdens de controle. Verder blijkt uit de mutatie dat de identiteitsgegevens van verzoeker zijn genoteerd. Standpunt klachtencommissie. De plaatsvervangend voorzitter van de klachtencommissie liet in reactie op het onderzoek van weten dat bij aanvang van de zitting aan beide partijen duidelijk was meegedeeld dat ter zitting geen nieuwe stukken meer geaccepteerd werden. De reden hiervoor was dat de andere partij zich niet op de eventuele nieuwe stukken had kunnen voorbereiden. Het klopt dat dit niet in de uitnodigingsbrief stond die verzoeker had ontvangen. Inmiddels wordt dit door het secretariaat van de klachtencommissie wel opgenomen in de uitnodigingsbrief. De foto's die de gemachtigde wilde overleggen konden op geen enkele manier het bewijs onderbouwen van de stelling dat de betrokken politieambtenaren foto's hadden gewist, en waren daarom niet van meerwaarde voor de behandeling. De plaatsvervangend voorzitter gaf aan een blik op de foto's te hebben geworpen uit beleefdheid, maar ze niet als dossierstuk te hebben geaccepteerd. Om tegemoet te komen aan de voorbereidingen van de gemachtigde van verzoeker is hem toegestaan zijn standpunten mondeling toe te lichten. Hierbij zijn alle punten aan de orde geweest, op de rechtmatigheid van het maken van foto's na, aldus de plaatsvervangend voorzitter. Voorts gaf zij aan dat de klachtencommissie niet was ingegaan op de rechtmatigheid van het nemen van de foto's, omdat zij hierover niet hoefde te adviseren aan de politiechef. Tot slot liet de plaatsvervangend voorzitter weten dat zij in het algemeen altijd probeert evenredig hoor en wederhoor toe te passen tijdens de hoorzittingen. Zij kan zich herinneren dat in dit geval zowel verzoeker als zijn gemachtigde zowel de regie, als alle tijd en aandacht naar zich toe probeerden te trekken. Ze is daarop streng geweest en heeft grenzen gesteld. De gehele klachtencommissie staat achter de wijze waarop de hoorzitting is verlopen en de manier waarop alle klachten van verzoeker zijn bekeken.

7 BEOORDELING Ten aanzien van de staande houding en het plaatsnemen in het politievoertuig Het vereiste van professionaliteit houdt in dat de overheid er voor zorgt dat haar medewerkers volgens hun professionele normen werken. De burger mag van hen bijzondere deskundigheid verwachten. Tijdens het onderzoek is duidelijk geworden dat verzoeker door een standhoudster op privé-titel was ingehuurd. Verzoeker had zich niet als fotograaf bij de organisatie van het evenement aangemeld, liep niet met een perskaart (of anderszins) rond en was dus niet zichtbaar aan het werk was als professionele fotograaf. Voor het aanwezige publiek, waaronder de ouders van de kinderen die verzoeker fotografeerde, was verzoeker dan ook niet als zodanig kenbaar. Maar of een persoon nu als amateur of als professional foto's neemt, de ombudsman acht het zeer voorstelbaar dat ouders vragen stellen of bezwaar maken wanneer een fotograaf ongevraagd foto's neemt van hun kinderen. Dat dit wellicht strikt juridisch gezien allemaal mag, doet aan de zorg die ouders voor hun kinderen hebben niet af, en evenmin aan de morele verplichting van de fotograaf om transparant en professioneel om te gaan met vragen of bezwaren van ouders. Indien ouders vragen om te stoppen met het nemen van foto's van hun kinderen, dient hier gehoor aan te worden gegeven. In het geval van verzoeker ontstond er echter discussie tussen verzoeker enerzijds, en ouders en de beveiliging van het evenement anderzijds. Verzoeker vond dat hij in een openbare ruimte foto's mocht maken, en vond tevens de reactie van de ouders en de beveiligers overdreven. Hij reageerde uiteindelijk dat hij de foto's van de kinderen ging uitvergroten en in zijn slaap- dan wel badkamer ging hangen. De ombudsman vindt deze opmerking weinig inlevend en kan zich voorstellen dat de opmerking een escalerende werking heeft gehad. Het is te begrijpen dat de politie naar aanleiding van een melding hierover ter plaatse is gekomen. De politieambtenaren hebben verzoeker staande gehouden en naar zijn identiteitsgegevens gevraagd in verband met een mogelijke overtreding van een APV artikel, te weten het heimelijk fotograferen. Gelet op de melding acht de ombudsman dit artikel niet voor de hand liggen. Immers, van enige heimelijkheid was geen sprake. De politiechef heeft tijdens het onderzoek laten weten dat dit artikel niet juist is, maar dat verzoeker zich door zijn gedrag mogelijk schuldig maakte aan het overtreden van artikel 2:26 van de APV, het verstoren van de openbare orde tijdens een evenement. Wat hier ook van zij, is van oordeel dat de grondslag voor de staande houding van verzoeker kan worden gevonden in de Wet op de identificatieplicht. In de Wet op de identificatieplicht (zie Achtergrond, onder II.) is de verplichting opgenomen tot het kunnen tonen van een identiteitsbewijs. Dit geldt voor elke burger van veertien jaar en ouder. Een belangrijke beperking is opgenomen in artikel 8 Politiewet 2012 (zie Achtergrond, onder III.). De vordering mag alleen worden gedaan voor zover

8 dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van de politietaak. Dit is verder uitgewerkt in een richtlijn, opgesteld door het College van procureurs-generaal (zie Achtergrond, onder V). Hierin staat onder meer een niet limitatieve opsomming van situaties beschreven waarin er aanleiding voor de politie kan zijn om inzage in een identiteitsbewijs te vorderen. Voor een vordering tot inzage in een ID-bewijs is het niet nodig dat er sprake is van een verdenking of een heterdaadsituatie. Het gaat om de redelijke noodzakelijkheid voor de taakuitoefening van de politie. Toen de politieambtenaren verzoeker aanspraken, stelde verzoeker zich ook in hun richting recalcitrant op en herhaalde hij zijn opmerkingen over het uitvergroten van de foto's. De Nationale ombudsman is van mening dat bovengenoemde feiten en omstandigheden voldoende objectief zijn om verzoeker te vragen naar zijn ID-bewijs. Gelet op de opmerkingen die verzoeker maakte kan zich voorstellen dat de politieambtenaren wilde weten met wie zij te maken hadden. Het is daarbij niet ondenkbaar dat op een later moment deze informatie in het kader van een opsporing van nut kan zijn. Het staande houden van verzoeker en het vragen naar zijn ID-bewijs acht in dit geval dan ook redelijkerwijs voor de taak van de politie noodzakelijk en niet onbegrijpelijk. Er is dan ook niet in strijd gehandeld met het vereiste van professionaliteit. De gedraging is op dit punt behoorlijk. De Nationale ombudsman toetst het laten plaatsnemen van verzoeker in het politievoertuig aan het evenredigheidsvereiste. Het evenredigheidsvereiste houdt in dat de overheid een middel kiest om haar doel te bereiken dat niet onnodig ingrijpt in het leven van de burger en dat in evenredige verhouding staat tot dat doel. De Nationale ombudsman acht het begrijpelijk dat gelet op de mogelijk explosieve situatie tussen verzoeker en de ouders, de betrokken politieambtenaren verzoeker hebben laten plaatsnemen in hun dienstvoertuig. Niet alleen werd verzoekers anonimiteit hiermee beschermd, ook werd mogelijk voorkomen dat omstanders zich met de staande houding zouden gaan bemoeien, met alle mogelijke gevolgen van dien. De ombudsman acht deze mogelijkheid overigens niet irreëel, nu het gaat om een voor ouders beladen punt en een op dit punt weinig inlevende verzoeker. Dat verzoeker mogelijk in zijn recht stond met het nemen van de foto's, doet aan bovenstaande emoties niet af. Overigens is ook niet gebleken dat verzoeker op dat moment heeft aangegeven er bezwaar tegen te hebben om in het politievoertuig plaats te nemen, en is van enige dwang of geweld in zijn richting ook niet gebleken. Door verzoeker te laten plaatsnemen in een politievoertuig hebben de politieambtenaren niet in strijd gehandeld met het vereiste van evenredigheid. De gedraging is op dit punt behoorlijk. Ten aanzien van het doorzoeken van de camera Voor het in beslag nemen en uitlezen van de foto's op de camera van verzoeker ontbrak een geldige juridische titel. Het was dus enkel mogelijk om de foto's te bekijken met toestemming van verzoeker. Verzoeker heeft echter aangegeven geen toestemming te

9 hebben gegeven voor het doorzoeken van zijn camera. Hij heeft zijn camera aan politieambtenaar A. gegeven omdat hij zich geïntimideerd dan wel bedreigd voelde door het uniform en uitrusting van de politieambtenaren. Ook zou hij zijn vastgepakt door politieambtenaar A. Politieambtenaar A. heeft aangegeven dat hij weliswaar heeft aangedrongen op het mogen inzien van de foto's, maar dat verzoeker vrijwillig zijn camera heeft overhandigd. Politieambtenaar B. bevestigt dit. Ook ontkent politieambtenaar A. dat hij verzoeker heeft vastgepakt. De lezingen op dit punt staan dan ook lijnrecht tegenover elkaar, waarbij er geen omstandigheid aanwezig is waardoor aan de ene lezing meer waarde kan worden gehecht dan aan de andere lezing. De Nationale ombudsman zal zich op dit punt dan ook onthouden van een oordeel. Ten aanzien van het gegeven terreinverbod Het vereiste van goede informatieverstrekking houdt in dat de overheid ervoor zorgt dat de burger de juiste informatie krijgt en dat deze informatie klopt en volledig en duidelijk is. Dit betekent onder meer dat de politie niet zonder meer mededelingen doet die niet van de politie afkomstig is. Het staat niet ter discussie dat het opgelegde terreinverbod, een verbod was dat de organisatie van het evenement aan verzoeker heeft opgelegd. De politie heeft dit verbod echter meegedeeld aan verzoeker. De ombudsman acht dit ongelukkig. Immers, hij kan zich voorstellen dat burgers zo'n mededeling wel opvatten als een verbod gedaan door de politie. Het was dan ook beter geweest als de organisatie zelf, al dan niet in bijzijn van de twee politieambtenaren, het verbod aan verzoeker had meegedeeld, dan wel dat de politieambtenaren duidelijk hadden aangegeven dat zij de mededeling namens de organisatie deed. Er is dan ook in strijd gehandeld met het vereiste van goede informatieverstrekking. De gedraging is op dit punt niet behoorlijk. Ten aanzien van de klachtbehandeling. Het niet accepteren van stukken op de hoorzitting Het vereiste van fair play brengt met zich dat de overheid de burger de mogelijkheid geeft om zijn procedurele kansen te benutten en zorgt daarbij voor een eerlijke gang van zaken. De ombudsman kan de klachtencommissie niet volgen in haar standpunt dat het in het algemeen tijdens een hoorzitting niet meer is toegestaan om nieuwe stukken over te leggen. Het klachtrecht is bedoeld als een laagdrempelige informele procedure en moet voor een burger te begrijpen zijn. Het is niet wenselijk om allerlei processuele regels aan een hoorzitting te gaan verbinden. De ombudsman heeft er begrip voor dat in sommige gevallen het niet meer redelijk kan worden geacht dat een partij (grote hoeveelheden of complexe) stukken inbrengt, dan wel onredelijk veel tijd gebruikt tijdens een hoorzitting. Echter, om een klager van te voren - in een uitnodigingsbrief - op de hoogte te stellen dat

10 hij of zij geen nieuwe stukken mag inbrengen, acht te rigide en in strijd met de bedoeling van het klachtrecht. In het geval van verzoeker acht het dan ook niet juist dat de door zijn vertegenwoordiger ingebracht foto's en anders stukken, zoals zijn pleitnota, niet zijn aangenomen. Daar komt bij dat verzoeker over de regel dat er geen nieuwe stukken geaccepteerd zouden worden, ten tijde van het behandelen van de klacht van verzoeker op de hoorzitting, ook niet was geïnformeerd. Overigens ziet de ombudsman niet in waarom een pleitnota niet wordt aangenomen. Dat een pleitnota mogelijk nieuwe informatie/standpunten bevat kan zijn, maar zal niet anders zijn dan wanneer een klager dit mondeling op de hoorzitting naar voren brengt. De klachtencommissie heeft dan ook gehandeld in strijd met het vereiste van fair play. De gedraging is op dit punt niet behoorlijk. Niet ingaan op de rechtmatigheid van het optreden. Het vereiste van goede motivering houdt in dat de overheid haar handelen en haar besluiten duidelijk aan de burger uitlegt. Daarbij geeft zij aan op welke wettelijke bepalingen de handeling of het besluit is gebaseerd, van welke feiten zij is uitgegaan en hoe zij rekening heeft gehouden met de belangen van de burgers. Deze motivering moet voor de burger begrijpelijk zijn. De klachtencommissie heeft aangegeven dat zij niet gaat over de rechtmatigheid van het fotograferen door verzoeker van de kinderen op het evenement. De ombudsman is van oordeel dat dit aspect inderdaad niet beantwoord hoeft te worden om tot een zorgvuldige klachtafhandeling te komen. Wat de ombudsman echter wel mist in het advies, is de vraag of de politieambtenaren bevoegd waren om verzoeker aan te spreken en naar zijn gegevens te vragen. Deze vraag vormt de basis van het verdere politieoptreden en is daarmee relevant voor de verdere beantwoording van de klachten. Door dit niet te doen heeft de klachtencommissie in strijd gehandeld met het vereiste van een goede motivering. De gedraging is op dit punt niet behoorlijk. CONCLUSIE De klacht over de onderzochte gedraging van de politiechef van de regionale eenheid Rotterdam te Rotterdam is gegrond ten aanzien van - De mededeling door de politie van aan verzoeker opgelegde terreinverbod, wegens schending van het vereiste van goede informatieverstrekking; niet gegrond ten aanzien van - Het staande houden en het plaatsnemen in een politievoertuig.

11 Ten aanzien van het doorzoeken van de camera onthoudt zich van een oordeel. De klacht over de onderzochte gedraging van de onafhankelijke klachtencommissie van de regionale eenheid Rotterdam te Rotterdam is gegrond wegens schending van het vereiste van fair play en schending van het vereiste van goede motivering. De Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen

12 ACHTERGROND/BIJLAGEN I. Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam Artikel 2:53 Bespieden en heimelijk fotograferen/filmen van personen 1. Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon of een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon of een persoon die zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindt, te bespieden. 2. Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een persoon die zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindt te bespieden. 3 Het is verboden op of aan de openbare weg dan wel in een voor publiek toegankelijke ruimte een persoon heimelijk te filmen of heimelijk te fotograferen door middel van een technisch hulpmiddel wanneer dit een aantasting van de eerbaarheid of een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer oplevert. Artikel 2:26 lid 3 Openbare orde en Veiligheid 3. Het is voor bezoekers van een evenement tijdens en na het evenement: a. verboden zich op het evenemententerrein te gedragen met het kennelijke doel om de openbare orde of veiligheid te verstoren of te bedreigen; b. verboden al dan niet op het evenemententerrein, op of aan de weg of op voor het publiek toegankelijke plaatsen voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, te dragen of te vervoeren die kennelijk bestemd zijn om de openbare orde of veiligheid te verstoren; c. verboden zich op een evenemententerrein te begeven indien overeenkomstig het eerste, dan wel het tweede lid onder d opdracht is gegeven het evenemententerrein te verlaten; d. verplicht ter ordelijk verloop van een evenement of bij enig voorval, waardoor wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan een daartoe strekkende aanwijzing van een ambtenaar van de politie of brandweer zijn weg te vervolgen of aanwijzingen van andere aard in het belang van de openbare orde of veiligheid van personen en goederen, dan wel ter beperking van gemeen gevaar, onverwijld en stipt op te volgen. II. Artikel 2 Wet op de identificatieplicht "Een ieder die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, is verplicht op de eerste vordering van een ambtenaar als bedoeld in artikel 8 van de Politiewet 2012 of artikel 6a van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 ter inzage aan te bieden."

13 III. Artikel 8 Politiewet "Een ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, is bevoegd tot het vorderen van inzage van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van personen, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van de politietaak." IV. Aanwijzing uitbreiding identificatieplicht (van 14 december 2009) van het College van Procureur-generaal "2.1. Situaties waarin uitoefening van de controlebevoegdheid aangewezen kan zijn Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet op de uitgebreide identificatieplicht is benadrukt dat de bevoegdheid van de ambtenaar van politie, zoals verwoord in het nieuwe artikel 8a van de Politiewet 1993 of artikel 5:16a Awb, alleen mag worden toegepast in het kader van een redelijke taakuitoefening. De volgende, geenszins uitputtend bedoelde, opsomming noemt een aantal situaties waarin identiteitscontrole aangewezen kan zijn. een auto rijdt s nachts rond op een industrieterrein; er vindt op straat of in een café een schietpartij plaats en het is relevant voor het onderzoek om de identiteit van (mogelijke) getuigen vast te stellen; in een groepje bekende dealers duikt een onbekende op; hangjongeren veroorzaken overlast in de openbare ruimte; ( )"