LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

Vergelijkbare documenten
LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

Het bestuur van de Vereniging voor Christelijk Basisonderwijs te *** (verder ook te noemen: het bestuur of het bevoegd gezag),

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

Klacht over verlengde kleuterperiode. School heeft verkeerde informatie doorgegeven aan andere school. Klachten ongegrond.

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

Klacht over discriminatie leerling. Er zijn geen feiten aangevoerd die discriminatie doen vermoeden. ADVIES

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

de heer A en mevrouw B te C, ouders van D, voormalig leerling van E te C, klagers

SAMENVATTING Klacht over pedagogische benadering en zorg voor veilige onderwijsomgeving; PO

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS. Pesten op school en onheuse bejegening door leerkracht. Klacht ongegrond

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

Klachtenregeling Vereniging Spierziekten Nederland (VSN)

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

het bestuur van Stichting x te P, (hierna te noemen: verweerster), inzake de klacht van mevrouw K (hierna te noemen: klaagster) moeder van L.

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE KATHOLIEK ONDERWIJS. Klachtnummer 2017/145. Advies aan: het bestuur van de Stichting x te P1 (verder: het bevoegd gezag),

ADVIES. mevrouw A te B, ouder van C, voormalig leerling van obs D te B, klaagster

De Commissie heeft het bevoegd gezag en de directeur van de school gevraagd te reageren op het gestelde in de klachtbrief.

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

KLACHTENREGELING ONDERWIJS

De Commissie heeft het bevoegd gezag en de directeur van SBO *** gevraagd te reageren op het gestelde in de klachtbrief.

SAMENVATTING /106161/ Klachten over pedagogisch handelen leerkracht en interne klachtafhandeling; PO

ADVIES. 2. Klaagster klaagt erover dat de school informatie over de kwestie zonder toestemming heeft gedeeld met derden.

Advies aan: Het bestuur van Stichting X, Stichting voor Speciaal Onderwijs (verder: het bevoegd gezag),

ADVIES. De Commissie heeft besloten om de twee resterende klachtonderdelen in behandeling te nemen en heeft deze als volgt samengevat:

Naar het oordeel van de Commissie is niet komen vast te staan dat er fouten zijn gemaakt bij het afnemen van toetsen bij de leerling.

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

SAMENVATTING. de heer A en mevrouw B te C, ouders van D en E, voormalig leerlingen van de openbare basisschool F te C, klagers

de heer en mevrouw A, ouders van B, voormalig leerling van C, klagers tegen

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

De school heeft een leerling vanwege zijn gedrag in de klas tijdelijk op donderdagen in een parallelgroep mogen plaatsen.

Uitspraaknr

ADVIES. de heer en mevrouw A, ouders van B en C, voormalige leerlingen op D te E, klagers

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

Een onderzoek naar afhandeling van schoolverzuim door de gemeente Hoorn

Klachtenregeling. Omnisscholen

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

Bij voorwaardelijke bevordering moet de school contact met ouders houden over de resultaten van de leerling. ADVIES

Klacht over onheuse bejegening door leerkracht is onvoldoende vast komen te staan. ADVIES

Klacht over begeleiding leerling is ongegrond. De schoolleiding heeft een taak bij de oplossing van een geschil tussen docent en ouders.

ADVIES / advies d.d. 6 februari 2018 pagina 1 van 5

Klacht over onveilige schoolomgeving ongegrond. ADVIES. inzake de klacht van: de heer en mevrouw A te B, ouders van C en D, klagers.

SAMENVATTING ADVIES Klacht over informatieverstrekking en klachtbehandeling; PO

Klacht betreffende de begeleiding van een zorgleerling op een cluster-4 school

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Klacht betreffende een volgens de vader onjuist schoolkeuzeadvies

Klacht betreffende de school verweten onheuse bejegening van een overblijfkracht. De Commissie verklaart de klacht deels gegrond en deels ongegrond.

Klacht over te zwaar en dubbel straffen van een leerling en over niet nakomen van afspraken. ADVIES

klachtenregeling CSG Eekeringe

SAMENVATTING Klacht over medewerking aan AMK-onderzoek; PO

UITSPRAAK VAN HET COLLEGE VAN TOEZICHT van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW) te Utrecht

Landelijke Klachtencommissie Onderwijs De school heeft adequaat opgetreden tegen het pesten van een leerling. ADVIES

Het bevoegd gezag van de VCOG wordt vertegenwoordigd door de directeur-bestuurder, dhr. E. Vredeveld.

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 11-6

Klacht over pedagogische handelwijze leerkracht en afhandeling van de klacht daarover; PO

Een onderzoek naar (het gebruik van geluidsopnamen in) de klachtbehandeling door de regionale eenheid van politie Oost-Nederland.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klacht over onveilige schoolomgeving. School heeft onvoldoende gedaan om herhaling van geweld jegens leerling te voorkomen.

KLACHTENREGELING. Inhoudsopgave

DE PROCEDURE BIJ DE KLACHTENCOMMISSIE

SAMENVATTING Klacht over mondelinge en schriftelijke communicatie door school en over klachtbehandeling; PO

ADVIES. het D, gevestigd te B, vertegenwoordigd door de heer E, directeur, verweerder

17.105Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 7 maart 2018

Een leerkracht heeft een leerling pedagogisch gezien niet goed behandeld. De schooldirectie heeft de klacht hierover niet goed onderzocht.

Klacht over pesten en onveilige schoolomgeving deels gegrond. ADVIES

Klachtenreglement t.b.v. Nederlandse Go Bond en aangesloten verenigingen en leden

Klacht over toegangsverbod voor een ouder. Het opleggen van een toegangsverbod moet zorgvuldig gebeuren. ADVIES

SAMENVATTING ADVIES. in de klacht van: mevrouw A, moeder van B, ex-leerlinge van de openbare basisschool C te D, klaagster. tegen

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

Klachtenreglement Opleiding tot Psychosociaal therapeut

KLACHTENREGELING. Klachtenregeling Sint-Christoffel Versie 19 november 2013 Pagina 1

ADVIES. inzake de klacht van: de heer A, vader van B, klager gemachtigde: mevrouw mr. M. Shaaban. tegen

Klachtencommissie Huisartsenzorg Uitspraak. Kern: Eenzijdig opzeggen van de behandelingsovereenkomst door de huisarts

De leerkracht klaagt er eveneens over dat het schoolbestuur onvoldoende is ingegaan op haar grieven.

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS

School hoefde moeder niet te informeren over ontvangst en inhoud brief van ex-echtgenoot. ADVIES

Klacht over fysiek ongewenst gedrag door leerkracht. het gedrag betreft geen ongewenste seksuele intimiteit. ADVIES

Klachtenregeling Strabrecht College Geldrop

KLACHTENREGELING ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS

Inhoudsopgave Pagina Vooraf 2 Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen Artikel 1 2 Hoofdstuk 2 Behandeling van de klachten Paragraaf 1 De contactpersoon Artikel

ADVIES. inzake de klacht van: [Klagers], wonende te [woonplaats], ouders van [leerling], klagers. tegen

Klachtenregeling primair onderwijs

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 12-11

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

SAMENVATTING Klacht over niet adequate lessenvervanging, optreden op ouderavond en handelen jegens leerling; VO

Interne Klachtenregeling Verus. Preambule

Uitspraak Geschilleninstantie Zorggeschil

Klachtenregeling ongewenst gedrag voor de decentrale overheid 2011

klacht over afhandeling incident en melding veilig thuis door de adjunct-directeur gegrond omdat zij onzorgvuldig heeft gehandeld.

Klachtenregeling ME/CVS-Stichting Nederland

ADVIES. de directie van [de school] en het College van Bestuur van de [stichting], verweerders gemachtigde: de heer mr. W.Th.A.

ADVIES. basisschool F te B, vertegenwoordigd door mevrouw C, directeur, verweerster

Rapport. Rapport betreffende een klacht over Raad voor de Kinderbescherming uit Maastricht. Datum: 28 juli Rapportnummer: 2011/216

Transcriptie:

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS ADVIES 2015/207 Klacht over fysiek incident tegen leerling door leerkracht en afhandeling van deze klacht door bestuur. Klagers hebben geen vertrouwen meer in de veiligheid voor hun kinderen op school en hebben hun kinderen van school afgehaald. Klacht gedeeltelijk gegrond/ongegrond. Advies aan Het bestuur van de Vereniging x te P (verder ook te noemen: het bestuur of het bevoegd gezag), inzake de klacht van de heer en mevrouw K (verder te noemen: klagers) jegens mevrouw A1, leerkracht van de CBS S te P, de heer A2, directeur van deze school, en het bestuur van deze school, (verder ook te noemen aangeklaagden). I. Verloop van de klachtenprocedure Klagers hebben hun klacht bij brief met bijlagen van 6 oktober 2015, aangevuld door het, door klager op 11 oktober 2015 ondertekende, vragenformulier, voorgelegd aan de Landelijke Klachtencommissie voor het Christelijk Onderwijs (verder te noemen: de Commissie). De Commissie heeft aangeklaagden gevraagd te reageren op het gestelde in de klachtbrief. Aangeklaagden hebben bij, op 27 oktober 2015, ontvangen brieven met bijlage een inhoudelijke reactie op de klacht gegeven. Op 14 december 2015 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden te Haren, alwaar zijn verschenen: - klagers in persoon, - aangeklaagde A1, in persoon, vergezeld van mr. E.W. Weevers, juridisch adviseur, en partner de heer B; aangeklaagde A2 in persoon, vergezeld van mevrouw C, adjunct-directeur; namens het bestuur: de heer A3, voorzitter, en mevrouw A4, penningmeester. De klacht ten aanzien van mevrouw A1 betreft een, naar het inzicht van klagers, ongepast en grensoverschrijdend incident dat begin september 2015 plaatsvond. Mevrouw A1 heeft toen bij de dochter van klagers, L, een bestraffing met billenkoek

voorgedaan door L voor in de klas over de knie te nemen en boven haar billen in haar handen te klappen. Dit is voor L, zeggen klagers, een beangstigende en vernederende gebeurtenis geweest. De klacht ten aanzien van de heer A2 betreft de wijze waarop de directie met de klacht van klagers is omgegaan. De heer A2 heeft mevrouw A1 niet (tijdelijk) op non-actief willen stellen of haar (in ieder geval tijdelijk) uit deze klas willen weghalen, noch jegens haar een disciplinaire maatregel willen nemen. De klacht ten aanzien van het bestuur betreft de wijze waarop het bestuur de klacht van klagers heeft behandeld. II. Overwegingen van de Commissie De door de school gehanteerde klachtenregeling vindt haar grondslag in de Wet van 18 juni 1998 (Stb 398), de zogeheten Kwaliteitswet. Het bevoegd gezag heeft zich blijkens het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van de Klachtenregeling aangesloten bij de Commissie, ingesteld door Verus, Vereniging voor Christelijk Onderwijs. De Klachtencommissie geeft blijkens artikel 7, tweede lid, van de Modelklachtenregeling gevraagd of ongevraagd advies aan het bevoegd gezag over a. (on)gegrondheid van de klacht; b. het nemen van maatregelen; c. overige door het bevoegd gezag te nemen besluiten. De Commissie overweegt op grond van de stukken en wat ter zitting naar voren is gekomen als volgt. Ten aanzien van de feiten De drie kinderen van klagers waren aan het begin van het schooljaar 2015/2016 leerling van de christelijke basisschool S te P. Dochter L van zeven jaar zat in groep 4a, waarvan mevrouw A1 de leerkracht is. Begin september raakte mevrouw A1 geïrriteerd over het feit dat de leerlingen herhaaldelijk hun pennen kwijtraakten. Dit stagneerde keer op keer de voortgang van de lessen. Zij heeft toen met de klas besproken wat hieraan gedaan zou kunnen worden. Er werd gesproken over straffen en over hoe dat vroeger ging. Zo ging het onder andere over billenkoek. De kinderen wisten niet wat dat was. Mevrouw A1 koos L uit om het even voor te doen. Die keuze was, zegt zij, volstrekt toevallig. Daarbij speelde niet mee of L haar pen al of niet kwijt was. Zij heeft L over de knie genomen en boven haar in haar handen geklapt om het kletsen op de billen na te bootsen. De kinderen moesten er smakelijk om lachen.

L heeft dit als vernederend en beangstigend ervaren. Zowel het handelen van de juffrouw, als dat de klas er om moest lachen. Zij was één van de leerlingen die haar pen kwijt was en kreeg de indruk dat zij nu door mevrouw A1 ten overstaan van de hele klas bestraft werd. L heeft thuis niet verteld dat zij door de juffrouw bestraft was. Achteraf weten klagers wel dat zij in gesprekken aan tafel heeft gevraagd hoe straffen vroeger ging, maar zonder er bij te vertellen wat haar zojuist was overkomen. Klagers hoorden een week later van andere ouders over het voorval en zagen dat L, toen ze er met haar over wilden praten, helemaal overstuur raakte. Klagers hebben nog diezelfde avond, donderdag 17 september 2015, een gesprek aangevraagd met de directie van de school. De groep waarin L zat stond al vanaf de kleuterklas bekend als een heftige, moeilijke groep. Mevrouw A1 omschrijft zichzelf als een gedreven leerkracht, een consequente juf, bij wie ja ja is en nee nee. Deze aanpak was in deze groep, zegt zij, zeker nodig om een fijne sfeer en leerklimaat binnen de groep te creëren. Mevrouw A1 heeft ter zitting verklaard dat L in deze heftige klas veel behoefte had aan affectie van de leerkracht. Zij kwam elke dag wel even bij haar om even een knuffeltje te halen. Volgens klagers was van mevrouw A1 onder de ouders al bekend dat zij, zoals klagers het ter zitting hebben verwoord, soms pedagogisch niet handig handelt. Dit incident gaf hen het idee: nu is onze dochter aan de beurt. De directie en het bestuur van de school hebben ter zitting verklaard niet op de hoogte te zijn van bestaande geruchten over mevrouw A1. Hen hebben nooit eerder klachten over deze leerkracht bereikt. De heer A2 en mevrouw D hebben direct de volgende ochtend de tijd genomen om met klagers en mevrouw A1 te spreken. Klagers wilden (op aanraden van een schoonzusje dat als logopediste op een school werkt) dat de intern-begeleider daar ook bij aanwezig was. Zij hebben aangegeven wat een impact het op L heeft gehad, dat zij er een week lang niet over heeft durven spreken, dat zij zich enorm schaamde en helemaal overstuur raakte, toen klagers er met haar over wilden praten. Mevrouw A1 heeft duidelijk gemaakt dat zij L nooit heeft willen kwetsen, noch bestraffen, dat zij - heel toevallig- L alleen over de knie heeft genomen om voor te doen wat billenkoek is. Klagers spraken uit geen vertrouwen meer te hebben in mevrouw A1. Zij wilden niet dat L nog langer bij haar in de klas zou zitten. Omdat zij niet wilden dat de consequenties nog een keer voor L zouden zijn, in plaats van voor mevrouw A1, wilden zij dat mevrouw A1 (in ieder geval tijdelijk) op non- actief gesteld zou worden. Dan kon L maandag gewoon weer naar school zonder bij mevrouw A1 in de klas te hoeven. Zij wilden niet dat L en mevrouw A1 verder nog met elkaar in contact zouden komen. De heer A2 heeft ter zitting verklaard dat klagers in het gesprek op vrijdagmorgen al direct bij binnenkomst meldden dat ze een klacht in zouden gaan dienen bij het bestuur en de Onderwijsinspectie. Zij eisten dat de intern-begeleider bij dit (eerste) gesprek aanwezig zou zijn en dat disciplinaire maatregelen jegens mevrouw A1

genomen zouden worden. Klagers zetten hiermee, zegt de heer A2, druk op het gesprek. Klagers hebben verklaard dat zij inderdaad wilden dat er nu eindelijk iets gedaan werd aan het algemeen bekende gedrag van mevrouw A1, zodat dit in de toekomst niet meer zou gebeuren. Ze wilden dat er dossier opgebouwd zou worden. Om die reden wilden ze een klacht indienen. De heer A2 heeft in verband met de door klagers aangekondigde klachten vrijdag meteen contact opgenomen met de heer A3 en hem geïnformeerd. De heer A3 heeft in de stukken verklaard: Als bestuur willen wij besturen op afstand. Dat betekent dat het bestuur stuurt op hoofdlijnen en zorgt voor de juiste voorwaarden om uitvoering te geven aan het beleid. Het bestuur controleert de uitvoering van het beleid door de directie. De directie is verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van de school, waaronder het personeelsbeleid. De heer A3 heeft vervolgens (ook op verzoek van klager, die hem op het schoolplein over de kwestie aansprak) s avonds telefonisch het verhaal van klagers gehoord. In reactie op hun verzoek om mevrouw A1 te ontslaan, heeft hij hen de relatie tussen directie en toezichthoudend bestuur en de gebruikelijke klachtbehandeling geschetst. De heer A2 heeft vrijdagmiddag nog een keer met klaagster gebeld en er op aangedrongen samen tot een oplossing te komen. Hij heeft daarbij duidelijk aan gegeven dat hij geen aanleiding zag om een voordracht tot een schorsing of ontslag bij het bestuur te doen. Vervolgens heeft op zondagmorgen 20 september 2015 een gesprek plaatsgevonden tussen klagers, de directie, de intern-begeleider, en mevrouw A1. Mevrouw A1 heeft daar nog een keer expliciet haar excuses aangeboden. Zij zegt zich er geen moment bewust van geweest te zijn dat het ten voorbeeld stellen voor L vernederend heeft kunnen zijn. Zij heeft ook helemaal niet bedoeld L te straffen. Het aanschouwelijk maken was, zegt zij, niet pedagogisch, maar didactisch bedoeld, om zo de geschiedenis van het straffen te verduidelijken. Klagers menen dat van een leerkracht van groep 4 verwacht mag worden dat zij in kan schatten dat je met kinderen van die leeftijd niet op deze manier kan omgaan. Iedereen was het er in het gesprekken op vrijdag en zondag over eens dat het handelen van mevrouw A1 niet goed is geweest. Zondagochtend is, na het vertrek van mevrouw A1, nog gezocht naar een oplossing voor het herstel van het vertrouwen van klagers. Het voorstel van de heer A2 om regelmatig even onverwachts in de klas te gaan kijken hoe het ging werd door klagers van de hand gewezen. Klagers wilden niet dat L nog weer bij mevrouw A1 in de klas zou komen. Zij hebben L vrijdags thuisgehouden, maar wilden dat zij maandags wel weer gewoon naar school zou gaan, maar niet in de klas bij mevrouw A1. Afgesproken werd dat mevrouw A1 een extern begeleidingstraject zou worden aangeboden. Uiteindelijk zag men nog maar één mogelijkheid om L maandag gewoon

naar school te laten gaan en dat was dat L met ingang van maandag naar de andere groep 4 zou gaan (met daarbij ook de toezegging dat de andere kinderen van klagers in de toekomst niet bij mevrouw A1 in de klas zouden komen). Klagers wilden over dit voorstel thuis nog even nadenken. Later die middag stemden klagers telefonisch in met het laatste voorstel. Zij gaven daarbij wel aan dat zij alsnog een klacht in zouden dienen bij het bestuur. Zij wilden dat van dit voorval melding gedaan zou worden in het personeelsdossier van mevrouw A1. Reden was ook dat zij met de directie niet tot de door hen gewenste oplossing hadden kunnen komen (namelijk dat mevrouw A1 de klas zou verlaten en niet L). Maandag 24 september 2015 is L overgegaan naar de andere groep 4. Volgens klagers heeft L thuis verteld dat zij buikpijn kreeg toen ze mevrouw A1 zag. Mevrouw A1 heeft ter zitting verklaard dat het haar niet bekend was dat zij geen contact meer mocht hebben met L. L zwaaide tijdens de weekopening naar haar. Zij heeft toen, vanuit de verte, naar haar geknipoogd om aan te geven dat het wat haar betreft goed zat. Mevrouw A1 betreurt het dat zij niet de gelegenheid heeft gekregen om L uit te leggen dat zij haar niet heeft willen bestraffen en kwetsen en hoezeer het haar speet dat zij haar zo had laten schrikken. In de dagen daarna is er nog enkele malen contact geweest tussen klagers en de heer A3. Hij heeft hen gezegd dat hun klachtbrief van 21 september 2015 in de bestuursvergadering van woensdag 23 september 2015 behandeld zou worden. In die vergadering hebben de heer A3 en de heer A2 verslag gedaan van hun contacten met klagers. Het bestuur heeft in die vergadering vastgesteld dat klagers en de heer A2 al tot een oplossing waren gekomen. Het bestuur heeft nog overwogen om een externe mediator in te schakelen, maar daarvan is afgezien, omdat er al een oplossing was gevonden. Voordat het besluit van het bestuur schriftelijk, bij brief van 30 september 2015, aan klagers kenbaar was gemaakt, kwam op zondag 27 september 2015 de mededeling van klagers dat zij hun kinderen per direct van school namen. De manier waarop de directie is omgegaan met (de verslaglegging) van het incident en het feit dat andere ouders niet zijn geïnformeerd over het incident en een aangekondigd traject voor mevrouw A1 gaf klagers, zo hebben zij ter zitting verklaard, de indruk dat de directie niet serieus omging met dit incident, terwijl het een leerkracht betrof met een geschiedenis van klachten over de manier waarop zij straft. Klagers hadden daardoor geen vertrouwen meer in de veiligheid van hun kinderen op deze school en hebben hun kinderen daarom van school gehaald. Klagers hebben vervolgens op 6 oktober 2015 een klacht ingediend bij de Commissie. Beoordeling Ten aanzien van de klacht betreffende mevrouw A1

Mevrouw A1 heeft erkend een domme fout gemaakt te hebben. Zij heeft hiervoor direct op vrijdag, en later op zondag nog een keer, haar excuses aangeboden aan klagers. Zij had haar intenties graag aan L willen verklaren, maar zij heeft daartoe niet de gelegenheid gekregen. De Commissie acht het niet uitgesloten dat L er baat bij gehad zou hebben als mevrouw A1 het misverstand zelf aan L had kunnen uitleggen. Zeker omdat mevrouw A1 blijkbaar tot dat moment een persoon was die L vertrouwde en bij wie L vaak steun zocht. Verduidelijking van deze voor haar als onverwacht en onbegrijpelijk ervaren gebeurtenis zou het geschokte vertrouwen misschien hebben kunnen herstellen. Die kans is nu aan zowel L, als mevrouw A1 ontnomen. Mevrouw A1 heeft duidelijk niet goed ingeschat welk effect deze spontaan opgekomen, niet goed doordachte, behandeling van het onderwerp straffen, door het aanschouwelijk te maken met behulp van een kind, op het betreffende kind zou kunnen hebben. Ze wist dat dit kind in deze heftige klas vaak behoefte had aan een extra knuffel. Toch heeft ze zich, zo heeft ze ter zitting verklaard, geen moment gerealiseerd dat deze, als voorbeeld bedoelde, bestraffing ten overstaan van de hele klas voor dit kind het gevoel van veiligheid en geborgenheid ernstig schaadde. Mevrouw A1 had moeten weten dat kinderen van deze leeftijd nog niet goed kunnen differentiëren tussen concrete en abstracte voorbeelden. Het is dan ook goed dat haar een op dit onderdeel van haar professionaliteit toegespitste training is geboden. De Commissie zal de klacht ten aanzien van mevrouw A1 daarom gegrond verklaren, hoewel het indienen van een klacht bij de Commissie met betrekking tot het handelen van mevrouw A1 niet meer noodzakelijk was voor het bereiken van dit inzicht. Mevrouw A1 had immers al meerdere keren haar excuses aangeboden. Het oordeel van de Commissie ten aanzien van dit onderdeel van de klacht sluit dan ook volkomen aan bij datgene waarover alle aanwezigen het op de hoorzitting unaniem eens waren. Ten aanzien van de klacht betreffende de heer A2 Op de klacht van klagers is door de directie gereageerd in die zin dat direct volgend op het eerste mailtje van donderdagavond 22.00 uur direct op vrijdagochtend vroeg en het hele aansluitende weekend inclusief de zondag door de hele directie (en, op nadrukkelijk verzoek van klagers, de intern begeleider) volle aandacht is gegeven aan het gesignaleerde probleem. Er is dadelijk onderkend en erkend dat het handelen van mevrouw A1 niet goed is geweest en dat daar door middel van een trainingstraject aan gewerkt zou moeten worden. Daarnaast is geprobeerd een oplossing te vinden voor de situatie waarin L zich, helaas, op dat moment bevond. De Commissie acht het niet laakbaar dat de heer A2 niet heeft willen voldoen aan de eis van klagers mevrouw A1 over te plaatsen naar een andere klas, dan wel haar (tijdelijk) op non-actief heeft willen stellen. Om zo, niet L, als slachtoffer, maar mevrouw A1, als veroorzaker van deze situatie, de gevolgen te laten dragen. De vraag welke maatregelen er genomen moesten worden heeft de heer A2 terecht benaderd vanuit zijn kwaliteit van directeur en uit dien hoofde eerst verantwoordelijke voor

personeelszaken, daarbij rekening houdend met het belang zowel van L, als haar medeleerlingen, van mevrouw A1, zowel als haar collega s. Dat hij in die afweging groot gewicht heeft toegekend aan het belang van de medeleerlingen zowel uit de eigen klas van L, als ook in andere klassen, en van hun ouders, bij het niet verplaatsen van leerkrachten, acht de Commissie reëel en passend bij zijn functie van directeur. De Commissie is van oordeel dat de heer A2 voldoende heeft geprobeerd een alternatieve oplossing aan te dragen, zeker als in acht wordt genomen binnen welke zeer beperkte tijdsduur één en ander zich heeft afgespeeld. De Commissie acht de klacht ten aanzien van de heer A2 dan ook ongegrond. Ten aanzien van het bestuur De voorzitter van het bestuur heeft vanaf het moment dat hem de eerste signalen bereikten persoonlijk tijd en aandacht gegeven aan deze kwestie. Hij heeft daarbij aan klagers de verhouding tussen bestuur en directie duidelijk weergegeven en dat hij om die reden niet, zoals klagers verzochten, bij het gesprek op zondagochtend aanwezig wilde zijn. Toevallig was er op woensdag 23 september 2015 een bestuursvergadering. Daar is de klachtbrief van maandag 22 september 2015 ingebracht. De brief van het bestuur van 28 september 2015 in reactie op deze klacht geeft geen duidelijkheid omtrent het (on) gegrond verklaren van de klacht van klagers. De voorzitter schrijft:..tijdens een vervolggesprek op zondag 20 september met de directie en de juf bent u tot een oplossing gekomen en heeft u met de directie de volgende afspraken gemaakt Wij hebben als bestuur kennisgenomen van de inhoud van uw brief en uw verslaglegging van de gesprekken die met de directie zijn gevoerd. Het bestuur was al op de hoogte gebracht van de klacht door haar voorzitter.op dat moment was u al samen met de directie tot een oplossing gekomen. Wij hadden er dan ook vertrouwen in dat bovenstaande afspraken voor alle partijen acceptabel zijn en de school voor L. weer een veilige leeromgeving kan bieden. Helaas hebben wij inmiddels vernomen dat u besloten heeft de kinderen op een andere school te plaatsten Tot slot spreken wij de wens uit dat L en uw andere kinderen het naar hun zin krijgen op hun nieuwe school. De Commissie stelt vast dat het bestuur de motivatie van klagers voor het indienen van een klacht niet heeft onderkend. Hoewel de klachtbrief is gedateerd op twee dagen ná het gesprek op zondagochtend 20 september 2015, gaat het bestuur er op basis van de verslaglegging van de heer A2 en de heer A3 vanuit dat op zondag een oplossing is gevonden en de zaak daarmee is afgedaan. Het bestuur had uit de ontvangst van een later opgestelde klachtbrief moeten afleiden dat klagers de zaak niet als afgedaan en opgelost hebben ervaren. Dit misverstand had voorkomen kunnen worden door toepassing van het principe van hoor en wederhoor ten aanzien van alle betrokkenen door het hele bestuur in het kader van hun oordeelsvorming over de klacht. Het feit dat er rond het incident en los van de officiële klacht regelmatig contact is geweest tussen klagers en de heer A3 maakt het geheel weinig transparant. Onduidelijk is nu - zeker voor klagers, maar ook

voor de Commissie- op welke gegevens het bestuur zich heeft gebaseerd bij de afwijzing van de klacht en uit welke bron die afkomstig waren. Door het zelf horen van klagers had het bestuur kunnen vernemen dat klagers niet tevreden waren met de door hen als noodmaatregel aanvaarde afspraak van overplaatsing van L en ook dat het indienen van een klacht voor hen nadrukkelijk het doel had dat daarvan aantekening gemaakt zou worden in het dossier van mevrouw A1. De Commissie acht de klacht ten aanzien van het bestuur daarom gegrond. III. Het oordeel van de Commissie De Commissie verklaart de klacht ten aanzien van mevrouw A1, met aantekening dat indiening van een klacht bij de Commissie voor dit inzicht niet noodzakelijk was, gegrond, de klacht ten aanzien van de heer A2 ongegrond en de klacht ten aanzien van het bestuur gegrond. IV. Advies aan het bevoegd gezag De Commissie ziet geen aanleiding tot het geven van een advies.. Aldus gegeven op 14 december 2015 door mr. F.J. Agema, voorzitter, mr. D.J. Klijn en M.S. Veldstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Mulder-Das, secretaris.