De 5G's. Geerdinkhof, Garstkamp, Groenhoven, Gouden Leeuw en Noordoostzone Nieuw Grunder

Vergelijkbare documenten
Archeologisch bureauonderzoek

Brandweer Amsterdam-Amstelland

Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat (QSnr ) Stadsdeel: Centrum Adres: Eerste Oosterparkstraat

OMnummer: Datum: Archeologische Quickscan Klaprozenweg (QSnr ) Opdrachtgever (LS01)

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologisch bureauonderzoek

Gemeente Amsterdam. Bureau Monumenten & Archeologie

Archeologisch bureauonderzoek

Brandweer Amsterdam-Amstelland

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologisch bureauonderzoek

Brandweer Amsterdam-Amstelland

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Archeologisch bureauonderzoek

+Archeologisch bureauonderzoek

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologisch bureauonderzoek

VOORONTWERP BESTEMMINGSPLAN CHEMELOT SITTARD-GELEEN VERKENNEND ARCHEOLOGISCH EN CULTUURHISTORISCH ONDERZOEK

Bestemmingsplan Gemeenschapspolder 2015 Ontwerp

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Brandweer Amsterdam-Amstelland

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologisch bureauonderzoek

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

Inleiding. Vigerend beleid en bevoegd gezag. Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn. Utrecht, 25 november 2012

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen

Archeologie en cultuurhistorie

Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie

Archeologisch bureauonderzoek

Brandweer Amsterdam-Amstelland

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART

Rijkswaterstaat Brede Afspraak Archeologie. Datum 3 juli 2014 Status definitief

Archeologieparagraaf Wetgeving omtrent archeologie Gemeentelijk beleid omtrent archeologie Procedure

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Bestemmingsplan Overhoeks 2016 Bijlagen toelichting

Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Archeologisch bureauonderzoek

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Brandweer Amsterdam-Amstelland

Rijkswaterstaat Brede Afspraak Archeologie. Datum 6 april 2011 Status Definitief

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologische Quickscan

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Archeologisch bureauonderzoek

Heesch - Beellandstraat

Handleiding voor de Archeologische Monumentenkaart

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijzigingsplan Buitengebied Noord, deelplan Noorderhoofddiep 16 te Nieuweroord. Vastgesteld

Advies Archeologie Plangebied Smidsvuurke 5, (gemeente Veldhoven)

Bijlage 1: Bestemmingsplan begrippen, regels en toelichting

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologisch bureauonderzoek

Advies Monitoring sloop + stelpost (mogelijke kosten voor initiatiefnemer)

Notitie. Figuur 1 Situatie (bron: Google Maps) - rode cirkel betreft locatie project

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Notitie. Figuur 1 Voorontwerp plan. Ten noord(west)en van het industrieterrein worden nieuwbouwwoningen gepland.

Brandweer Amsterdam-Amstelland

Notitie Inleiding en samenvatting Amsterdamse geluidbeleid Resultaten

Brede Afspraak Archeologie

Gemeente Amsterdam. Hierbij ontvangt u het archeologisch bureauonderzoek ten behoeve van plangebied Rangeerterrein Watergraafsmeer, stadsdeel Oost.

Artikel 17 Waarde - Maastrichts Erfgoed

Brandweer Amsterdam-Amstelland

Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38

HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologische Beleid

Afbeelding 1.1. Luchtfoto van de locaties (rood=alternatief, blauw=bestaand)

BUREAUONDERZOEK MOLENAKKERSTRAAT TE GEMERT

Archeologische Quickscan

2 e Plan van wijziging Globaal Bestemmingsplan Houten Vinex. Houtensewetering naast 45

Archeologisch bureauonderzoek

Archeologische Quickscan

Notitie 1. Inleiding

BESTEMMINGSPLAN BORNEOKADE 62b. Vastgesteld op 27 september 2011

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 29 maart M. Souren

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

Dordrecht Ondergronds Waarneming 6 VEST 124, GEMEENTE DORDRECHT

Deze notitie doet kort verslag van de akoestische situatie ter plaatse van het plangebied.

Gebleken is dat er voor wat betreft de akoestische situatie wegverkeer geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling.

Brandweer Amsterdam-Amstelland

zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische

SAMENVATTING GEOLOGIE / BODEM - BODEMKWALITEIT

Brandweer Amsterdam-Amstelland

Brandweer Amsterdam-Amstelland

Adviesdocument 742. Advies Archeologie in kader van Geluidwal Veldhuizen, gemeente Woerden. Project: Projectcode: 22697WOGV

B.R01. IJsselstein Clinckhoeff - onderzoek externe veiligheid Bunnik Projekten in IJsselstein. datum: 10 oktober 2013

QUICKSCAN ARCHEOLOGIE ONTWIKKELING TWEE PLANGEBIEDEN BORCULOSEWEG, BARCHEM, GEMEENTE LOCHEM

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Archeologisch bureauonderzoek

Dordrecht Ondergronds Waarneming 2 DORDRECHT, SPUIBOULEVARD

Dordrecht Ondergronds 51. Gemeente Dordrecht, Schrijversstraat 7. Een archeologisch bureauonderzoek.

WIJZIGINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, deelplan 3 e Zandwijkje 8 te Hollandscheveld

Transcriptie:

De 5G's Geerdinkhof, Garstkamp, Groenhoven, Gouden Leeuw en Noordoostzone Nieuw Grunder

De 5G's, gemeente Amsterdam Inhoudsopgave Bijlagen 3 Bijlage 1 Archeologisch bureauonderzoek, december 2014 4 Bijlage 2 Brandweeradvies externe veiligheid, april 2015 29 Bijlage 3 Quickscan Luchtkwaliteit en Geluid, maart 2015 39 Bijlage 4 Quickscan Flora en Fauna, mei 2015 45 Bijlage 5 Verslag inspraakavond 10 februari 2015 56 Bijlage 6 Inspraakreacties en Overleg 62 2

De 5G's, gemeente Amsterdam Bijlagen 3

De 5G's, gemeente Amsterdam Bijlage 1 Archeologisch bureauonderzoek, decem ber 2014 4

BO 14-119 December 2014 Archeologisch bureauonderzoek Plangebied De 5 G s Stadsdeel Zuidoost BO 14-119 Amsterdam 2014

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie Inhoud Samenvatting 4 Inleiding 5 1 Administratieve gegevens plangebied 6 1.1 Administratieve gegevens 6 2 Wet- en regelgeving 7 2.1 Algemeen 7 2.2 Rijk 7 2.3 Provincie Noord-Holland 7 2.4 Gemeente Amsterdam 8 2.5 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 8 3 Historisch-topografische en archeologische 9 inventarisatie 3.1 Geomorfologie en bodem 9 3.2 Historie algemeen 9 3.3 Historisch-topografische inventarisatie van het plangebied 10 3.3.1 Ontginningen 10 3.3.2 Bijlmermeer 11 3.3.3 Verstedelijking 12 3.4 Archeologische inventarisatie van het plangebied 13 3.4.1 Archeologische Monumentenkaart en Cultuurhistorische 13 Waardenkaart 3.4.2 Vindplaatsen 13 3.4.3 Bodemopbouw 14 3.5 Conclusie: verwachtingsmodel 15 4 Archeologische verwachtingskaart 16 5 Archeologische beleidskaart 18 Conclusie 20 Bronnen 21 Appendix: Beleidsvarianten, stroomschema Archeologie BMA 22 3

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie Samenvatting Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft in opdracht van Dienst Ruimtelijke Ordening een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplangebied De 5 G s, stadsdeel Zuidoost. Het plangebied wordt begrensd door de Bijlmerweide, de Elsrijkdreef en de Bijlmerdreef. Dit onderzoek is bedoeld om een beeld te krijgen van de ondergrondse cultuurhistorische waarden die in het plangebied aanwezig kunnen zijn. Een dergelijk bureauonderzoek past binnen de verplichting van gemeenten om conform de Monumentenwet beleid te ontwikkelen ten aanzien van het behoud cq documentatie van die overblijfselen bij bouwontwikkeling. Het bureauonderzoek gaat uit van een beknopt overzicht van de historisch-topografische ontwikkeling van het plangebied. Het historisch overzicht wordt aangevuld met archeologische informatie afkomstig van vindplaatsen in de omgeving van het plangebied. De historische en archeologische informatie over de ruimtelijke topografische ontwikkelingen is omgezet naar een beeld van archeologische verwachtingen. Op de archeologische verwachtingskaart (p. 16) worden vier zones onderscheiden. Aan de hand hiervan is een archeologische beleidskaart opgesteld, waarin de beleidsregels en maatregelen voor de vereiste archeologische monumentenzorg zijn vastgelegd. De beleidskaart telt twee zones (p. 18). Hiervoor is gespecificeerd of en in welke mate archeologisch veldonderzoek nodig is in de bouwplanontwikkeling. Voor het gehele plangebied geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat ook in geval geen archeologisch vervolgonderzoek is vereist en toch bodemvondsten ouder dan vijftig jaar worden aangetroffen dit aan Bureau Monumenten en Archeologie gemeld wordt zodat in overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen kunnen worden tot documentatie en berging van de vondsten. 4

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie Inleiding In opdracht van Dienst Ruimtelijke Ordening heeft BMA een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplangebied De 5 G s, stadsdeel Zuidoost. Het bureauonderzoek geeft een overzicht van bekende of verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Hierbij is gebruik gemaakt van historisch kaartmateriaal, relevante publicaties en archiefbronnen in samenhang met archeologische informatie over al bekende vindplaatsen in het plangebied en omgeving. Deze informatie is samengevat in een archeologisch verwachtingsmodel op basis waarvan de beleidsregels voor erfgoedzorg worden vastgelegd ten behoeve van het bestemmingsplan. In het bureauonderzoek komen het nationale, provinciale en gemeentelijke archeologiebeleid (hoofdstuk 2), de historische en archeologische achtergronden (hoofdstuk 3) en de archeologische verwachting van het plangebied (hoofdstuk 4) aan de orde, gekoppeld aan een beleidskaart (hoofdstuk 5) die inzichtelijk maakt of en in welke mate archeologische maatregelen binnen (toekomstige) planontwikkeling vereist zijn. 5

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie 1 Administratieve gegevens plangebied 1.1 Administratieve gegevens Opdrachtgever Dienst Ruimtelijke Ordening Contactpersoon Mw. M. van Baaren Adres Weesperplein 8 Postcode/plaats 1018 XA Amsterdam Plangebied Provincie Noord-Holland Gemeente Amsterdam Plaats Amsterdam Stadsdeel Zuidoost ARCHIS meldingsnr. 64487 ARCHIS afmeldingsnr. 52113 1 Plangebied De 5 G s 6

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie 2 Wet- en regelgeving 2.1 Algemeen Het archeologische erfgoed bestaat uit voorwerpen en structuren die in de bodem bewaard zijn. Deze materiële overblijfselen vormen een onderdeel van onze leefomgeving. Het beleid voor het archeologisch erfgoed heeft dan ook veel raakvlak met dat van de ruimtelijke ordening. Voor optimale integratie van de archeologie in de ruimtelijke ordening heeft het rijk o.a. de Monumentenwet 1988 en de Wet ruimtelijke ordening aangepast. 2.2 Rijk In 1992 hebben de Europese ministers van Cultuur het Verdrag van Valletta opgesteld (ook bekend als het Verdrag van Malta). Deze culturele overeenkomst had tot doel om meer bewustzijn over het Europese erfgoed te creëren en in het bijzonder het Europese archeologische erfgoed voor toekomstige generaties beter in stand te houden. In Nederland wordt aan dit uitgangspunt invulling gegeven door behoud van archeologisch erfgoed in de bodem (in situ) tijdens de planontwikkeling mee te wegen. Als behoud in de bodem (bijvoorbeeld door middel van technische maatregelen of planaanpassing) geen optie is, dan worden archeologische resten opgegraven (behoud ex situ). De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan, dat bodemverstoring tot gevolg heeft, is verantwoordelijk voor de planologische en de financiële inpassing van het archeologisch onderzoek. In de Monumentenwet is een bepaling opgenomen dat in elk bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden. 1 Ook bevat de Monumentenwet een verplichting om toevalsvondsten te melden (de zgn. meldingsplicht). 2 2.3 Provincie Noord-Holland Als toetsingskader voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen gebruikt de provincie Noord-Holland de structuurvisie, de leidraad Landschap en Cultuurhistorie en de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). 3 Op grond van de Wro dienen gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie in acht te nemen. Op de CHW zijn o.a. archeologisch verwachtingsvolle gebieden opgenomen. De waardestellingen van de CHW zijn bedoeld als algemene indicaties die per specifiek plangebied nadere invulling en precisering nodig hebben. Naast de CHW beheert de provincie de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van het rijk. Op de AMK staan de beschermde archeologische monumenten, de terreinen van zeer hoge en hoge archeologische waarde en de gebieden met een archeologische betekenis. 1 Artikel 38a lid 1 van de gewijzigde Monumentenwet schrijft hierover dat De gemeenteraad bij vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Met monument wordt hier een (onbeschermd) archeologisch monument bedoeld, ofwel alle terreinen welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde (art. 1 Monumentenwet) 2 Artikel 53 van de gewijzigde monumentenwet 1988 3 Provincie Noord-Holland, 2010 7

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie 2.4 Gemeente Amsterdam De gemeente Amsterdam vindt het belangrijk dat archeologie vroegtijdig in ruimtelijke ordeningsprocessen wordt geïntegreerd. 4 Hiermee worden twee doelen gediend. Ten eerste een efficiënte voortgang en kostenbeheersing van bouwprocessen. En ten tweede een kwalitatief goed en stadsbreed uniform beheer van het archeologische erfgoed. Op basis van de resultaten uit het archeologisch bureauonderzoek wordt bepaald of in het bestemmingsplan regels met betrekking tot archeologie moeten worden opgenomen. De Monumentenwet biedt een tweetal mogelijkheden (artikelen 39-40) die BMA heeft uitgewerkt in de modelregels archeologie. De bescherming van (verwachte) archeologische waarden in een bestemmingsplan wordt geregeld met een omgevingsgunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Aan een omgevingsvergunning zijn bouwregels verbonden: die bepalen dat in het belang van de archeologische monumentenzorg de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch rapport met selectiebesluit dient te overleggen. Daarnaast kan in het bestemmingsplan worden opgenomen dat een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd voor het uitvoeren van aanlegwerkzaamheden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden. Dit houdt in dat aan de vergunning de verplichting wordt gekoppeld om technische maatregelen tot behoud te treffen, om de archeologische resten op te graven of om de werkzaamheden te laten begeleiden door een archeoloog. De bouwregels en de omgevingsvergunning voor aanlegwerkzaamheden bevatten daarnaast uitzonderingen die duidelijk maken in welke gevallen archeologisch onderzoek niet nodig is. In Amsterdam gelden elf beleidsvarianten, zoals de uitzondering van archeologisch onderzoek bij bodemingrepen kleiner dan 10.000 m 2 of ondieper dan de 19de of 20ste eeuwse ophogingen (Appendix: Beleidsvarianten). In de praktijk komen per plangebied meestal twee tot zes varianten voor. 2.5 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie Voor de uitvoering van archeologisch onderzoek is door het ministerie van OCW de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) opgesteld. De KNA gaat uit van een gefaseerde aanpak. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een Bureauonderzoek, een Inventariserend Veldonderzoek, een Archeologische Opgraving (AO) en een Archeologische Begeleiding (Appendix: stroomschema). Het inventariserend veldonderzoek is bedoeld om de resultaten van het bureauonderzoek te toetsen. Het geeft inzicht in de aanwezigheid en toestand van de archeologische overblijfselen in de bodem. Een opgraving wordt uitgevoerd wanneer er sprake is van een vindplaats met waardevolle archeologische resten. Een archeologische begeleiding houdt in dat de bouwingreep onder begeleiding van een archeoloog wordt uitgevoerd. Elke onderzoeksfase wordt afgesloten met een selectiebesluit. Hierin wordt vastgesteld welke delen van een plangebied in aanmerking komen voor verder archeologisch onderzoek of voor bescherming en welke delen van het plangebied worden vrijgegeven. Voor archeologisch veldonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) vereist. Hierin zijn de kwalitatieve randvoorwaarden en onderzoeksvragen voor het werk vastgelegd. Het vormt de basis voor verdere planning en kostenraming. Het laten opstellen ervan behoort tot de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer van het bouwplan. 4 BMA, 2005 8

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie 3 Historisch-topografische en archeologische inventarisatie 3.1 Geomorfologie en bodem Het huidige natuurlijke landschap in en om Amsterdam is in grote mate bepaald door de landschapsvorming in het Holoceen. Dat is de geologische periode na de laatste IJstijd (vanaf ca. 10.000 v. Chr.). Er heerste toen een gematigd klimaat waarin in enkele duizenden jaren grote pakketten veen groeiden in de kuststreek. Dit Hollandveen bevindt zich in de huidige ondergrond op gemiddeld 2 à 3 m NAP. Het natuurlijke landschap werd vanwege grootschalige veenontginningen vanaf de 11de eeuw omgevormd tot een veenweidegebied. Direct ten noorden van het IJ, in Waterland, voltrok deze ontwikkeling zich al vanaf de tweede helft van de 10de eeuw. Aangezien de waterhuishouding een cruciale rol speelde bij de veenontginningen, begon tegelijkertijd de aanleg van het stelsel van (zee)dijken ter bescherming van het nieuwe bouw- en akkerland. Later, in de 17de en 18de eeuw, volgden de droogmakerijen waarbij grote watergebieden in Noord-Holland werden ingepolderd. 3.2 Historie algemeen De vroegste sporen van menselijke bewoning of activiteiten binnen het gemeentelijk gebied van Amsterdam gaan dankzij recente vondsten in de Noord/Zuidlijn bouwputten op het Damrak en Rokin terug tot het late Neolithicum (ca. 2400 v. Chr.). Ook rond de stad, op vooral de hoger gelegen strandwallen, zijn dergelijke oude vindplaatsen. De oudste stedelijke bewoningssporen, voor zover nu archeologisch bekend, beginnen in de 12de eeuw en zijn teruggevonden aan de Nieuwendijk / Kalverstraat en de Warmoesstraat/Nes. Met de aanleg van de (Nieuwezijds en Oudezijds) burgwallen in de 14de eeuw startte het proces van stadsvorming. De stad had eerst een aarden omwalling als verdedigingswerk die in het laatste kwart van de 15de eeuw werd vervangen door een stenen stadsmuur. De laatmiddeleeuwse stad was omsloten door de huidige Singel aan de westkant en de Geldersekade en Kloveniersburgwal aan de oostkant. In de periode 1585-1663 groeide de stad explosief door vier stadsuitbreidingen. Ten tijde van de Eerste Uitleg (1585-1586) verplaatste de stadsrand zich naar de huidige Herengracht en de Oudeschans. Bij de Tweede Uitleg (1592-1596) kwamen er vier nieuwe woon- en werkeilanden (Marken, Uilenburg, Rapenburg en Vlooienburg) aan de oostkant van de stad. In 1613 ontstond met de Derde Uitleg aan de westzijde van de stad de woon- en werkbuurt de Jordaan en het eerste deel van de grachtengordel tot aan de Leidsegracht. De vroeg 17de-eeuwse stad werd beschermd door een aarden wal met 11 bolwerken ontworpen naar de nieuwste fortificatieplannen uit Italië. Met de Vierde Uitleg van 1663 werd in de Gouden Eeuw het halfcirkelvormige stadsplan van Amsterdam voltooid. De nieuwe bakstenen stadswal kreeg in totaal 26 bolwerken en had een gracht in het tracé van de huidige Singelgracht. Het oostelijk deel van de grachtengordel werd aangelegd over de Amstel en aan het IJ kwamen de drie oostelijke haveneilanden Kattenburg, Wittenburg, Oostenburg. De eerste woonwijken buiten de Singelgracht ontstonden naar aanleiding van het uitbreidingsplan Kalff in 1877, gevolgd door een tweede ring na annexatie van grote delen van de gemeenten Nieuwer-Amstel en Sloten in 1896. De 20ste-eeuwse groei van de stad valt uiteen in vier fasen. Tussen 1915 en 1940 werd in Noord, Oost, Zuid en West de Gordel 20-40 gebouwd. Deze wordt gevolgd door de naoorlogse tuinsteden in West, Buitenveldert en Noord, en in de jaren zestig en zeventig door het volbouwen van de Bijlmermeerpolder. Met IJburg borduurt de stad begin 21ste eeuw weer voort op het concept van vier eeuwen tevoren, het creëren van stedelijk areaal in en aan het IJ. Daarnaast wordt door de bouw van woningen binnen het bestaande stedelijk gebied ingezet op verdichting van de stad. 9

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie 3.3 Historisch-topografische inventarisatie van het plangebied Het plangebied De 5 G s ligt in de Bijlmermeerpolder, en wordt begrensd door de Bijlmerweide, de Elsrijkdreef en de Bijlmerdreef. Voor de historisch-topografische analyse van het plangebied zijn verschillende cartografische bronnen gebruikt, waaronder de kaart van Cornelis Danckertsz De Rij (1626) Nicolaes Visscher (ca. 1700), de Topografisch Militaire Kaart (1854) en de kaart van Publieke Werken (1936). 2 Het plangebied (rood omlijnd) op de kaart van Cornelis Danckertsz de Rij (1626) 3.3.1 Ontginningen Tussen ca. 3000 v.c. en de late middeleeuwen was de regio rond Diemen volledig bedekt met een dik veenpakket dat werd doorsneden door een stelsel van meanderende riviertjes (3.1). Pas vanaf de 11de eeuw werd het veengebied op grote schaal gecultiveerd en geschikt gemaakt voor landbouw. Langs de rivieren de Gaasp en de Diem verplaatsten de ontginningsactiviteiten zich richting het Almere, de voorloper van de Zuiderzee. 5 Voor akkerbouw op veengrond is diepe ontwatering nodig. De ontginners bereikten dit door vanuit de veenrivieren sloten te graven, recht tegen de natuurlijke verhogingen in het landschap op. Deze ingrepen hadden ook tot gevolg dat het veen ging inklinken en oxideren, waardoor de landerijen jaar na jaar lager kwamen te liggen en natter werden. Zo zagen de ontginners zich telkens genoodzaakt om nieuw, hoger gelegen veengebied in cultuur te brengen. Rond 1300 was op deze manier vrijwel het gehele Hollandse veengebied getransformeerd in een vlak, laaggelegen weidegebied, dat met een stelsel van dijken en sluizen moest worden beschermd tegen het oprukkende zeewater. 6 Tijdens de ontginningsperiode was bewoning in hoge mate gekoppeld aan het beschikbare akkerland. Nederzettingen hadden aanvankelijk dan ook een diffuus karakter, in de vorm van wijd over het landschap verspreide woonterpen ( hoevenzwermen ). In een latere fase van de ontginningsperiode groepeerde de bewoning zich langs de zeedijken en achterdichtingen van de 5 Stol 1993, 29; Borger 1987, 16-17 6 Stol 1993, 29; Borger 1987, 16-17 10

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie ontginningsblokken. 7 Binnen het plangebied kwamen dergelijke infrastructurele assen niet voor, waardoor zich hier waarschijnlijk geen bewoningszones hebben ontwikkeld. 3.3.2 Bijlmermeer Aan het einde van de 12de eeuw kreeg de Zuiderzee direct contact met de Noordzee als gevolg van de erosie van veenbarrières bij Wieringen. De binnenzee breidde zich uit en in de oeverzone ontstonden toen enkele grote meren. Zo ook het Bijlmermeer, dat waarschijnlijk voortkwam uit enkele overstroomde veenrivieren. Om verdere schade aan de landerijen te voorkomen werd het meer in de 13de eeuw bedijkt. Delen van het ontginningslandschap kwamen toen buitendijks te liggen. Hiervan bleven tot in de 17de eeuw restanten behouden (afb. 2). 8 In 1622 werd het land op het water heroverd toen het Bijlmermeer in opdracht van een groep Amsterdamse kooplieden met watermolens werd drooggemalen. Wellicht waren hierbij ook de Seven Molens betrokken, die op de kaart van Visscher (1700) zijn aangegeven (afb. 3), en waarvan er twee binnen plangebied De 5 G s vielen. 9 De kaart van de Rij (1626) toont hoe het nieuwe land vervolgens werd verdeeld onder de investeerders. Na de drooglegging is de polder twee keer overstroomd. Eerst werd het gebied vanwege oorlogsdreiging in 1672 om strategische redenen onder water gezet, waarna het zes jaar later met behulp van 37 molens weer werd drooggemalen. Mogelijk werden hiertoe de molenweteringen aangelegd die voor het eerst op de kaart van Visscher (1700; afb. 3) zijn te zien. In 1702 liep de polder opnieuw onder water, ditmaal als gevolg van een dijkdoorbraak tijdens een storm. De ingelanden trokken zich terug en de polder werd opgegeven. Mede door stort van opgebaggerde grachtenmodder ontstond wel een nieuwe strook land langs de ringdijk, waarop groente werd geteeld. De oorspronkelijke ontginningssloten verdwenen zo van het kaartbeeld. In 1825 werd het Bijlmermeer vanuit de Nieuwe Ringsloot definitief ingepolderd (afb. 4). 10 3 Het plangebied (rood omlijnd) op de kaart van Visscher (ca. 1700) 7 De Bont 2009, 577 8 Van den Hoek Ostende 1962 73-79 9 Afgaande op 19de- en 20ste-eeuwse kaarten zijn rond 1900 de laatste van deze molens gesloopt. 10 Van den Hoek Ostende 1962 73-79 11

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie 3.3.3 Verstedelijking Tot in de jaren 1960 bleef de Bijlmermeerpolder een dunbevolkt agrarisch gebied (afb. 4). Met de stort van 4.3 miljoen kubieke meter zand kwam een einde aan het landelijke karakter en werd de polder geschikt gemaakt voor grootschalige woningbouw. 11 In de jaren daarop verrees hier een stedelijk landschap met plaatselijk vooral kleinschalige woningen (afb. 5). 4 Het plangebied (rood omlijnd) op de kaart van Publieke Werken (1936) 5 Het plangebied op een luchtfoto uit 2009 (PDOK) 11 Kruizinga 2002, 205-206 12

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie 3.4 Archeologische inventarisatie van het plangebied 3.4.1 Archeologische Monumentenkaart en Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie Binnen het plangebied zijn volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed geen archeologische monumenten aangewezen. Ook is het gebied vrij van zones met een archeologische waardering (afb. 6). De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de Provincie Noord-Holland komt overeen met het AMKkaartbeeld. De verwachtingen op deze kaarten zijn algemeen van aard en dienen in het geval van bouwplanvorming nader te worden uitgewerkt. Een inhoudelijke en ruimtelijke specificatie van de archeologische verwachtingen volgt in het volgende hoofdstuk. 6 Het plangebied De 5 G s (rood omlijnd) op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, juli 2010) 3.4.2 Vindplaatsen In het plangebied zijn tot op heden geen archeologische vindplaatsen bekend. Wel zijn elders in de Bijlmermeerpolder en in de Watergraafsmeerpolder, die een vergelijkbare ontstaansgeschiedenis kent, archeologische onderzoeken uitgevoerd (afb. 7). De vondsten en structuren die op deze vindplaatsen werden gedocumenteerd vormen een graadmeter voor het archeologisch potentieel van het plangebied. De vindplaatsen worden hieronder kort beschreven. 13

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie Bijlmerpark-Zuid (BIJ2) In 1972 zijn tijdens het bouwrijp maken van een terrein aan de zuidkant van de Bijlmermeerpolder waarnemingen gedaan op de plek waar naar verwachting in de middeleeuwen het dorp Bijlmer stond. Door een lid van Archeologische Werkgroep Nederland (AWN) zijn hoge concentraties middeleeuws aardewerk waargenomen. Tijdens het ingelaste noodonderzoek, uitgevoerd door de AWN, werden meer concentraties scherven gevonden. Waarschijnlijk waren dit afval- of ophogingslagen. 12 Strandvliet (STR) In 1978 zijn bij de aanleg van een grote vijver aan de westkant van de Bijlmermeerpolder resten van een fundering aangetroffen (STR). Uit projectie van oude kaarten bleek dat dit waarschijnlijk een onderdeel was van het 19de-eeuwse Fort Bijlmer. De sloop van het fort in 1968 heeft zich waarschijnlijk beperkt tot egalisatie van het terrein waardoor de funderingen bewaard zijn gebleven. 13 Rozenburglaan, De Nieuwe Ooster (DNO) Langs de Rozenburglaan is in januari 2011 een Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd naar mogelijke sporen van de 17de-eeuwse buitenplaats Roozenburg. Het plangebied lag in de polder van de Watergraafsmeer, die in 1629 is aangelegd met het leegpompen van het Diemermeer. Op de bouwlocatie zijn geen bebouwingssporen van Roozenburg waargenomen. Wel bevatte het oorspronkelijke maaiveld scherven uit 1650-1900, die in het loopvlak waren ingetrapt. Hier lag gedurende een lange periode een open en onbebouwd terrein, waar afval van Roozenburg of een andere naburige buitenplaats is gestort. De natuurlijke ondergrond ter plekke week vanwege de landschappelijke ontwikkeling van de Watergraafsmeer af van de gangbare bodemopbouw in Amsterdam. Op gemiddeld 5,7 m onder N.A.P lag een compacte harde kleilaag die na de inpoldering was ontstaan door uitdroging van de zachte bodem van het meer. Ook ontbrak het op dit niveau op het land gebruikelijke Hollandveen. Toenemende indroging van de ondergrond leidde tot fysische en chemische rijping van de voormalige waterbodem tussen NAP - 6 en - 6,8 m. Zandophogingen tussen NAP - 5,7 m en - 2 m waren in 1917 aangebracht voor de aanleg van de begraafplaats. 14 3.4.3 Bodemopbouw Het maaiveld van het plangebied lag tot de verstedelijking in de late 20ste eeuw op ca. NAP - 3,70 m. 15 De huidige hoogte van het plangebied De 5 G s ligt gemiddeld op NAP - 2,70 m. Uitgaande van dit gegeven is dit deel van de polder opgehoogd met ongeveer 1 m zand. Eventuele archeologische resten kunnen daarom pas vanaf 1 m onder het maaiveld worden verwacht. 12 Archief BMA 13 Archief BMA 14 Gawronski & Veerkamp 2011 15 Kaart Publieke Werken 1929 14

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie 7 Het plangebied (rood omlijnd) en de archeologische vindplaatsen 3.5 Conclusie: verwachtingsmodel Op basis van bovenstaande inventarisatie zijn binnen het grootste deel van plangebied De 5 G s overblijfselen te verwachten van landgebruik vanaf de 17de eeuw. In het noorden van het plangebied, waar het veenweidelandschap niet werd weggeslagen bij de vorming van het Bijlmermeer, komen mogelijk sporen van ontginning en landgebruik voor vanaf de 11de eeuw. In beide gevallen vertonen de archeologische resten weinig tot geen samenhang en hebben deze een wijde verspreiding. Bovendien zijn deze aangetast door ophoging en bebouwing in de late 20ste eeuw. De enige samenhangende structuren zijn de fundamenten en werven van twee 17de-eeuwse molens. Hiervoor geldt een hoge archeologische verwachting. 15

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie 4 Archeologische verwachtingskaart Op basis van de historisch-topografische inventarisatie (hoofdstuk 3) zijn binnen het plangebied De 5 G s materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met de gebruiksgeschiedenis van de 11de eeuw tot het begin van de 20ste eeuw. Dit leidt tot een verwachtingskaart van de materiële neerslag voor het plangebied met vier zones. Drie daarvan kennen een lage verwachting, wat betekent dat archeologische resten een lage trefkans hebben en/of vooral losse vondsten zullen betreffen. Alleen in zone C is een dichte spreiding van archeologische resten te verwachten, met een sterke onderlinge samenhang. A: Veenweidegebied Verwachting: laag In het (voormalige) veenweidegebied kunnen archeologische resten voorkomen die verband houden met bewoning en landgebruik vanaf de 11de tot in de 20ste eeuw, zoals sloten, sporen van landgebruik en losse vondsten. Ook kunnen huisplaatsen uit de ontginningsperiode aanwezig zijn, maar deze kennen een lage trefkans. B: Bijlmermeerpolder Verwachting: laag Hier kunnen resten aanwezig zijn die verband houden met landgebruik vanaf de 17de-eeuwse inpoldering tot de ontwikkeling naar stedelijk gebied in de jaren 1960. C: Molenwerf Verwachting: hoog Binnen deze zones zijn resten te verwachten van twee 17de-eeuwse molens, die in de 19de of 20ste eeuw zijn verdwenen. De sporen kunnen bestaan uit ophogingen van de molenwerf, houten en bakstenen funderingen, resten van de opbouw, beschoeiingen van de molenkolk, afval en losse vondsten. D: Molenwetering Verwachting: laag In de voormalige 17de-eeuwse molenwetering kunnen losse voorwerpen worden verwacht die in de waterbodem zijn verloren of weggegooid. 16

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie 17

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie 5 Archeologische beleidskaart De archeologische beleidskaart van het plangebied De 5 G s is bedoeld als een ruimtelijk schema van de maatregelen die nodig zijn voor de zorg voor het archeologisch erfgoed binnen bepaalde zones of locaties in het plangebied. De verwachtingen worden gekoppeld aan de huidige toestand van het terrein en mogelijk opgetreden bodemverstoringen. De clustering van de verwachtingszones resulteert in een beleidskaart met daarop twee zones met bijbehorende specifieke beleidsmaatregel (Appendix: beleidsvarianten, stroomschema). Beleidsvariant 5: (verwachtingszone C) Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 500 m 2 of ondieper dan 1 m. Beleidsvariant 11: (verwachtingszones A, B en D) Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij alle bodemingrepen. Voor het gehele plangebied geldt conform de Monumentenwet een meldingsplicht. Indien tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden sporen en/of vondsten ouder dan vijftig jaar worden aangetroffen, wordt dit aan Bureau Monumenten & Archeologie gemeld zodat in overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten. 18

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie 19

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie Conclusie Het voorliggende bureauonderzoek is uitgevoerd voor het plangebied De 5 G s en heeft betrekking op de ondergrondse cultuurhistorische waarden. In het plangebied bestaan twee archeologische beleidszones. Voor de eerste zone geldt vrijstelling van archeologisch onderzoek bij bodemingrepen kleiner dan 500 m 2 of minder diep dan 1,00 m onder maaiveld. Voor de tweede beleidszone geldt vrijstelling van archeologisch vervolgonderzoek, ongeacht de omvang en diepte van de bodemingreep. Voor het gehele plangebied geldt wel de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat ook in geval geen archeologisch vervolgonderzoek is vereist en toch bodemvondsten ouder dan vijftig jaar worden aangetroffen dit aan Bureau Monumenten en Archeologie wordt gemeld zodat in overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten. 20

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie Bronnen Digitale bronnen ARCHIS: Archeologisch Informatiesysteem: http://www.archis.nl/archisii/html/index.html CHW: Cultuurhistorische Waardenkaart provincie Noord-Holland: http://chw.noord-holland.nl SAA: Stadsarchief Amsterdam: http://beeldbank.amsterdam.nl/ Literatuur BMA, Ruimte voor Geschiedenis. Beleidsnota Monumenten en Archeologie Amsterdam 2005-2010. Amsterdam 2005 BMA, Erfgoedagenda Amsterdam 2010-2014, Amsterdam 2010 Baart, J.M., Nota Archeologisch Monumentenbeleid Gemeente Diemen, Diemen 1993 Borger, G.J., Ontgonnen, bedijkt, bebouwd. De agrarische voorgeschiedenis van het stedelijk gebied, in: Heinemeijer, W.F. & Wagenaar, M.F., Amsterdam in kaarten. Verandering van de stad in vier eeuwen cartografie, Antwerpen 1987 Bont, C. de, Vergeten land: ontginning, bewoning en waterbeheer in de westnederlandse veengebieden (800-1350), Wageningen Universiteit 2009 Eerden, R. van, De archeologische reservaten van Malta, in: Archeobrief 12/2 (2008), 13-18. Gawronski, J. en J. Veerkamp, De Nieuwe Ooster. Inventariserend veldonderzoek Rozenburglaan, Amsterdam (2011). (BMA AAR 57), Amsterdam 2011 Hoek Ostende, J.H., van den, De Bijlmermeer, Amstelodamum 49, 1962, 73-79 Provincie Noord-Holland, Cultuur Verbindt. Cultuurnota 2005-2008 Provincie Noord-Holland, Haarlem 2004. Stol, T., Wassend water, dalend land. Geschiedenis van Nederland en het water. Utrecht/ Antwerpen 1993 21

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie Appendix: Beleidsvarianten, stroomschema Het archeologisch beleid wordt als maatwerk voor een bepaald plangebied in Amsterdam vastgesteld aan de hand van elf varianten, die een afweging bieden op basis van de aard van de verwachting in combinatie met de specifieke (oppervlakte/diepte) bodemingreep. - 1: Gebieden met bekende archeologische waarden. Aangezien hier met zekerheid archeologische overblijfselen aanwezig zijn, is bij elke bodemingreep ongeachte het oppervlak of de diepte archeologisch onderzoek noodzakelijk. - 2: Bebouwde gebieden met een hoge archeologische verwachting binnen het historische centrum van Amsterdam (tot en met de Vierde Uitleg: binnen de Singelgracht). Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 50 m 2 of minder dan 0,5 m onder maaiveld. - 3: Gebieden met een hoge archeologische verwachting langs nog aanwezige historisch infrastructurele assen / in een historische woonkern buiten het historische centrum van Amsterdam. Deze gebieden zijn onbebouwd of de bebouwing dateert van vóór de 19de eeuw. Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 100 m 2 of minder dan 0,5 m onder maaiveld. - 4: Gebieden met een hoge archeologische verwachting buiten het historische centrum van Amsterdam, waarvan de huidige bebouwing dateert uit de late 19de eeuw. De verwachte resten hebben een dichte spreiding. Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 100 m 2 of ondieper dan de 19de-eeuwse ophogingen. - 5: Gebieden met een hoge archeologische verwachting buiten het historische centrum van Amsterdam, waarvan de huidige bebouwing dateert uit de late 19de of 20ste eeuw. Indien de bebouwing dateert uit de 19de eeuw hebben de verwachte resten een wijdere spreiding. Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 500 m 2 of ondieper dan de 19de- en 20ste-eeuwse ophogingen. - 6: Onbebouwde gebieden met een lage archeologische verwachting in de landelijke periferie van Amsterdam. Hier liggen archeologische vondsten dicht aan het oppervlak, zodat relevante archeologische lagen kunnen zijn opgenomen in de bouwvoor. De bouwvoor heeft gemiddeld een diepte van 0,3 0,5 m waaronder een eerste sporenvlak zichtbaar wordt. Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 10.000 m 2 of minder dan 0,5 m onder maaiveld. - 7: Bebouwde gebieden met een lage archeologische verwachting binnen het historische centrum van Amsterdam (tot en met de Vierde Uitleg: binnen de Singelgracht). De bebouwing dateert uit het einde van de 19de en de 20ste eeuw. Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij bodemingrepen kleiner dan 10.000 m 2 of ondieper dan de 19de en 20ste eeuwse ophogingen. - 8: Terreinen met een hoge archeologische verwachting die als vaarweg in gebruik zijn binnen het historische centrum van Amsterdam (tot en met de Vierde Uitleg: binnen de Singelgracht). Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij ingrepen in de waterbodem kleiner dan 500 m 2. - 9: Gebieden met een lage archeologische verwachting die als vaarweg in gebruik zijn of waren binnen en buiten het historische centrum van Amsterdam. Uitzondering van archeologisch veldonderzoek geldt bij ingrepen in de (voormalige) waterbodem binnen het historisch centrum kleiner dan 2.500 m 2 en buiten het historisch centrum kleiner dan 10.000 m 2. - 10: Gebieden met een lage archeologische verwachting die onder water liggen, of die onder water gelegen hebben en ingepolderd zijn of opgespoten zijn. Uitzondering van archeologisch 22

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie veldonderzoek geldt bij ingrepen kleiner dan 10.000 m 2 of in de oorspronkelijke waterbodem of in het oorspronkelijke maaiveld. - 11: Gebieden zonder archeologische overblijfselen omdat hier al archeologisch onderzoek of grootschalig grondverzet heeft plaatsgevonden voor bijv. zware funderingen, kelders, tunnels e.d. en gebieden in de voormalige landelijke periferie van Amsterdam buiten de Singelgracht met een lage archeologische verwachting die bovendien opgehoogd, onderheid en bebouwd zijn aan het einde van de 19de en in de 20ste eeuw. Hier geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek. Gebieden waar al archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden zijn wel indirect van belang voor archeologische planning omdat ze aanwijzingen geven voor de eventuele aanwezigheid van archeologische resten in omliggende gebieden. Voor de beleidsvarianten, 4, 5 en 7 tot en met 10 geldt dat het dieptecriterium op de uiteindelijke beleidskaart nader wordt gespecificeerd. Stroomschema archeologie BMA 23

BO 14-119 December 2014 Gemeente Amsterdam Bureau Monumenten & Archeologie Colofon Archeologisch Bureauonderzoek 14-119 Voor akkoord controle proces en waardestelling: Hoofd afdeling Archeologie BMA Prof. dr. J.H.G. Gawronski Datum: 18-03-2015 Status: 2.0 Redactie: prof. dr. J.H.G. Gawronski Tekst: T. Terhorst MA Cartografie: T. Terhorst MA Bureau Monumenten & Archeologie, Gemeente Amsterdam, 2014 Postbus 10718, 1001 ES Amsterdam, 020-2514900 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op enigerlei andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van BMA. BMA aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. 24

De 5G's, gemeente Amsterdam Bijlage 2 Brandweeradvies externe veiligheid, april 2015 29

Inhoud INHOUD... 2 1. SAMENVATTING EN ADVIES... 3 2. AANLEIDING... 4 3. SITUATIE... 4 4. IDENTIFICEREN VAN GEVAAR... 5 5. ZELFREDZAAMHEID... 5 6. HULPVERLENING... 6 7. MAATREGELEN... 6 8. RISICO S... 7 9. REFERENTIES... 7 BIJLAGE 1. GEVAREN, ZELFREDZAAMHEID EN HULPVERLENING... 8 BIJLAGE 2. SCENARIO FAKKELBRAND (12 INCH, 40 BAR)... 9 2

1. SAMENVATTING EN ADVIES Gemeente Amsterdam wil een nieuw bestemmingsplan voor het gebied De 5G s vaststellen. Nabij het plangebied is een hogedruk aardgasleiding gelegen. Daarom moet de gemeente de gevaren en risico s daarvan betrekken bij de besluitvorming. Het bestemmingsplan legt vooral de bestaande situatie vast maar maakt ook een ontwikkeling in het gebied mogelijk. Gevaren De kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen is klein maar niet onmogelijk. Bij het transport van aardgas door de hogedruk leiding kan een ongeval optreden. Bijvoorbeeld bij graafwerkzaamheden kan een gat in de buisleiding ontstaan. Hierdoor stroomt aardgas onder hogedruk uit en ontsteekt direct. Er ontstaat een fakkel die blijft branden tot de druk weg is. De gevolgen voor het plangebied zijn afhankelijk van de omstandigheden en kunnen aanzienlijk zijn. De fakkel kan slachtoffers veroorzaken tot op meer dan 200 meter afstand. Ook kunnen objecten in de omgeving gaan branden. Zelfredzaamheid Personen zijn in de eerste minuten op zichzelf en anderen aangewezen en moeten beslissen of zij gaan vluchten of schuilen. Personen moeten snel handelen om zichzelf en anderen in veiligheid te kunnen brengen. Het merendeel van de personen in het plangebied is zich niet bewust van de mogelijke gevaren. De effecten van een fakkelbrand zijn goed te herkennen. Aanwezige personen zullen daarom snel handelen. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden om te vluchten. Schuilen in een gebouw kan alleen buiten het zicht van de fakkel en als de gebouw bestand is tegen de effecten van een ongevalscenario. Hulpverlening De veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland bereidt zich voor op ongevallen met gevaarlijke stoffen. De hulpverlening kan een ongeval niet voorkomen en kan de fakkel niet blussen. Als de hulpverlening tijdens de fakkelbrand ter plaatse is dan richt deze zich op het afzetten van het gevaren gebied en het afschermen van de omgeving. Hulpverlening aan slachtoffers vindt plaats. Branden die ontstaan worden geblust. De gevolgen na een fakkelbrand in het plangebied De 5G s kunnen worden bestreden door de gezamenlijke hulpdiensten. Maatregelen Er zijn maatregelen die de gevolgen van fakkelbrand beperken. Het gaat vooral om maatregelen die de zelfredzaamheid van aanwezige personen kunnen verbeteren. Advies Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland adviseert de gemeente Amsterdam om bij de besluitvorming over het bestemmingsplan De 5G s de volgende aspecten te betrekken. 1. De mogelijke gevolgen van een brand door een ongeval met gevaarlijke stoffen. 2. De (on)mogelijkheden die personen hebben om zichzelf in veiligheid te brengen door van de hogedruk aardgasleiding af te vluchten of te schuilen. 3. De hulpverlening kan een ongeval niet voorkomen en richt zich op het helpen van slachtoffers en het veiligstellen van het gebied. En het nemen van maatregelen in de volgende denkrichting te overwegen: 1. personen in het plangebied voorbereiden op de mogelijke gevaren en hoe men moet handelen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen; 2. waar mogelijk noodplannen opstellen waarin de ongevalscenario s met gevaarlijke stoffen zijn opgenomen en deze oefenen. 3

8. RISICO S Het risico is het gevaar maal de kans op het scenario dat het gevaar veroorzaakt. In Nederland is er voor gekozen om in het kader van externe veiligheid het risico uit te drukken in de kans op doden. Dit geeft inzicht in de kans om te overlijden door het gebruik van gevaarlijke stoffen en biedt de mogelijkheid om een vergelijking te maken met andere doodsoorzaken. In het algemeen wordt een kans van één op een miljoen om te overlijden door het gebruik van gevaarlijke stoffen verantwoord gevonden voor personen die niet bij dat gebruik betrokken zijn. De normen die voor externe veiligheid worden gebruikt zijn ondermeer hierop gebaseerd. De kans op gewonde slachtoffers en schade maakt geen deel uit van de risiconormen. Voor de normering wordt gebruik gemaakt van het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat op een bepaalde plaats een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, aangenomen dat die persoon daar permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep personen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het PR geldt een grenswaarde en voor het GR een oriënterende waarde. De risiconormen zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving. Het is aan het bevoegde gezag dat een beslissing neemt over het plan om te beoordelen of de risico s verantwoord zijn. De veiligheidsregio (Brandweer) levert informatie aan die bij de beoordeling betrokken behoord te worden. De in dit advies voorgestelde maatregelen beperken het gevaar voor het plangebied maar hebben niet allemaal invloed op het PR en GR. Dit komt doordat de landelijk voorgeschreven rekenmethodiek geen rekening houdt met deze maatregelen. 9. REFERENTIES 1. Concept Bestemmingsplan De 5G s, Gemeente Amsterdam, 2015. 2. Regionale Risicokaart; provincie Noord Holland; geraadpleegd maart 2015. 3. Scenarioboek Externe Veiligheid; www.scenarioboekev.com geraadpleegd maart 2015. 4. Bouwkundige maatregelen externe veiligheid; IPO 10; januari 2010. http://www.relevant.nl/download/attachments/5669066/catalogus+bouwkundige+maatregelen +externe+veiligheid+januari+2010.pdf?version=1&modificationdate=1265624272159 5. Wat doe je en de zelftest veiligheidscultuur; Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. http://www.watdoeje.nl/amstelveen 7

De 5G's, gemeente Amsterdam Bijlage 3 Quickscan Luchtkwaliteit en Geluid, m aart 2015 39

Notitie Datum: 24 maart 2015 Project: BP 5G's Bijlmer Oost Luchtkwaliteit en Geluid Uw kenmerk: - Locatie: Amsterdam Ons kenmerk: V074223aa.00001.djs Betreft: Quickscan Luchtkwaliteit en Geluid Versie: 01_001 Inleiding In opdracht van Dienst Ruimtelijke Ordening Gemeente Amsterdam, contactpersoon M. van Baaren, is een quick-scan uitgevoerd voor de aspecten luchtkwaliteit en geluid ten behoeve van een uit te werken bestemming. De uit te werken bestemming is gelegen in het vigerende bestemmingsplan De nieuwe Bijlmer. In dat bestemmingsplan was een uit te werken bestemming voor een woontoren van 40 meter hoog opgenomen. In het voorontwerp-bestemmingsplan de 5 G s (NL.IMRO.0363.T1403BPSTD-VO01) wordt de uitwerkingslocatie kleiner, en is de maximale bouwhoogte verlaagd naar 33 meter. In de onderstaande figuur is de uitwerkingslocatie weergegeven. Figuur 1 Uitwerkingslocatie W-U (bron: verbeelding voorontwerp BP) Kelvinbaan 40, 3439 MT Nieuwegein Postbus 1475, 3430 BL Nieuwegein T (030) 231 13 77 F (030) 234 17 54 E info@lbpsight.nl www.lbpsight.nl IBAN: NL62 RABO 036 42 36 558 KvK 30073990 BTW NL007093159B01

Luchtkwaliteit De uit te werken bestemming omvat maximaal 80 woningen. Dit aantal valt ruim beneden het aantal woningen dat onder voorschrift 3A.2 van de Regeling Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Regeling NIBM) staat genoemd. Dientengevolge zal de externe werking van het plan ten aanzien van luchtkwaliteit niet in betekenende mate zijn, zodat invulling gegeven wordt aan de luchtkwaliteiteisen van de Wet milieubeheer (artikel 5.16 lid 1 onder c). Aanvullend is onderzocht of er met de ontwikkeling van een woontoren op deze locatie sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Hiertoe is met een verpreidingsmodel (Geomilieu V2.62) de lokale luchtkwaliteit berekend ter hoogte van de gevel die zich het dichtst bij de Bijlmerdreef bevindt. Als input voor het rekenmodel gelden de verkeerintensiteiten van de omliggende wegen (Bijlmerdreef), en de prognoses voor de achtergrondconcentraties voor 2015. De verkeersgegevens zijn betrokken van de NSL monitoringtool, prognose voor 2015. Hierin zijn o.a. wegkenmerken en de verdeling van het verkeer naar soort (licht-, middelzwaar-, zwaar- en busverkeer) en tijdsafhankelijk intensiteit opgenomen. Met het rekenmodel zijn voor de maatgevende stoffen (stikstofdioxide, fijn stof en zeer fijn stof) de berekende jaargemiddelde concentraties berekend. Uit de rekenresultaten blijkt ter hoogte van de woontoren het volgende: de berekende jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide is met 22,1 µg/m 3 ruim beneden de geldende grenswaarde van 40 µg/m 3 de berekende jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) is met 22,5 µg/m 3 ruim beneden de geldende grenswaarde van 40 µg/m 3 de berekende jaargemiddelde concentratie zeer fijn stof (PM2,5) is met 14,2 µg/m 3 ruim beneden de geldende grenswaarde van 25 µg/m 3 Uit de berekeningen blijkt dat de luchtkwaliteit zich ruimschoots onder het grenswaardenniveau bevindt, zodat bij realiseren van woningen op deze locatie gesproken kan worden van een goed ruimtelijke ordening. Indien vooruit geprojecteerd wordt, dan kan gesteld worden dat, vanwege de huidige trend van dalende achtergrondconcentraties, dit ook zal gelden voor de komende tien jaar. Geluid Rondom de uitwerkingslocatie zijn op diverse afstanden verschillende geluidbronnen in de zin van de Wet geluidhinder gelegen: - de rijksweg A9 ten oosten; - de metrolijn 53 ten zuidwesten; - de Bijlmerdreef direct ten zuiden; - het industrieterrein Verrijn Stuart ten noordwesten. Rijksweg A9 De rijksweg A9 is gelegen op een minimale afstand van ca. 1 kilometer. De geluidzone van deze weg bedraagt 400 meter (autosnelweg met drie rijstroken). Er is conform de Wet geluidhinder dus geen onderzoek nodig naar de geluidbelasting van deze weg. V074223aa.00001.djs versie 01_001 24 maart 2015 2

Metrolijn De metrolijn 53 ligt op een afstand van ca. 400 meter van de uitwerkingslocatie. De trambaan loopt over een verhoging ca. 10 meter boven het plaatselijk maaiveld. Over de lijn rijden in beide richtingen gecombineerd in totaal 12 metro s per uur. De metrolijn 53 beschikt conform de Regeling zonekaart spoorwegen geluidhinder eveneens over een geluidzone (100 m). Gezien de lage intensiteit, en de relatief grote afstand (4 maal de geluidzone), zal de geluidbelasting op de uitwerkingslocatie ten gevolge van de metro naar verwachting zeer laag zijn. Er is geen aanvullend onderzoek vereist. Bijlmerdreef De grens van de uitwerkingslocatie ligt op ca. 25 meter afstand van de Bijlmerdreef. Het betreft een tweebaansweg (gescheiden door een groene middenberm) met een wettelijke maximumsnelheid van 50 km/u. Over de weg lopen tevens twee buslijnen (41 en 45) van de GVB. Zie figuur 2 voor een impressie van de weg. Figuur 2 Uitzicht op de uitwerkingslocatie vanaf de Bijlmerdreef. (bron: Google maps) Om de indicatieve geluidbelasting van de weg op de uitwerkingslocatie te berekenen is een eenvoudig rekenmodel opgesteld. In het rekenmodel is de weg als lijnbron ingevoerd. Op de locatie van de uitwerkingslocatie is een rekenpunt gemodelleerd. Er is geen rekening gehouden met hoogtelijnen, afschermende effecten en reflecties van nabijgelegen bebouwing. Voor de verkeersintensiteit is gerekend met de cijfers van het DIVV (digitaal verkrijgbaar via http://www.verkeersprognoses.amsterdam.nl/) In deze cijfers zijn geen bussen opgenomen, deze zijn handmatig aan het model toegevoegd. Uit de geluidberekeningen blijkt dat de geluidbelasting ca. 57-59 db kan bedragen (excl. de wettelijke aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder). De voorkeursgrenswaarde van 48 db wordt hiermee overschreden. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen langs een V074223aa.00001.djs versie 01_001 24 maart 2015 3

bestaande weg bedraagt conform de Wet geluidhinder 63 db. Deze waarde zal niet worden overschreden. De overschrijding van de voorkeursgrenswaarde betekent dat voor de uitwerkingslocatie hogere waarden moeten worden vastgesteld. Deze waarden zullen uit een uitgebreider akoestisch onderzoek moeten volgen, waarin de geluidbelasting per geveldeel berekend wordt. In dat uitgebreidere onderzoek zal tevens aandacht worden besteed aan de grenswaarden voor het binnen niveau. Gezoneerd industrieterrein De afstand tot het gezoneerd industrieterrein Verrijn Stuart bedraagt ca. 650 meter. Het betreft een industrieterrein met diverse soorten bedrijven (o.a. industrie, facilitaire diensten, groothandel en transport). De geluidzone van het industrieterrein is opgenomen in het bijbehorende bestemmingsplan en is in onderstaande figuur weergegeven. Uit de figuur blijkt dat de geluidzone in de richting van de uitwerkingslocatie nauwelijks groter is dan het industrieterrein zelf. Het is dus vooralsnog niet nodig om aanvullend onderzoek te verrichten naar industrielawaai. Figuur 3 Geluidzone van het gezoneerd industrieterrein Verrijn Stuart (oranje lijn) in relatie tot de uitwerkingslocatie (rode cirkel) (bron achtergrond: basisregistratie topografie) V074223aa.00001.djs versie 01_001 24 maart 2015 4

Conclusie Uit de quick-scan luchtkwaliteit en geluid blijkt het volgende: Het geprojecteerde plan op de beoogde locatie levert ten aanzien van luchtkwaliteit geen knelpunten op, zowel wat betreft externe werking van het plan zelf, als vanuit een goede ruimtelijke ordening bezien. Voor geluid leveren de Rijksweg A9, de tramlijn, en het geluidgezoneerde industrieterrein Verrijn Stuart geen beperkingen op aan het plan. Het verkeer op de Bijlmerdreef zal er wel toe leiden dat een hogere waarde vastgesteld dient te worden. Hiervoor zal aanvullend nader akoestisch onderzoek benodigd zijn. LBP SIGHT BV dr. H.A.E. (Dirk-Jan) Simons ing. C.P. (Chris) Weevers V074223aa.00001.djs versie 01_001 24 maart 2015 5

De 5G's, gemeente Amsterdam Bijlage 4 m ei 2015 Quickscan Flora en Fauna, 45

Versie 1 mei 2015 Quick scan natuur bestemmingsplanaanpassing de 5 G s voor uit te werken bestemming

Gemeente Amsterdam Versie 1 mei 2015 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Beschrijving van het gebied en inventarisatie... 5 3. Mogelijke effecten op beschermde soorten... 8 4. Mogelijke effecten op beschermde gebieden... 9 5. Conclusies met betrekking tot nader onderzoek... 10 2

Gemeente Amsterdam Versie 1 mei 2015 1. Inleiding Het project Voor het bestemmingsplangebied de 5 G s in Stadsdeel Amsterdam Zuidoost wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. In dit plan is een nog uit te werken bestemming opgenomen. Van deze bestemming zal 50 % worden bebouwd met een woonflat van maximaal 33 meter hoogte. Fig. 1 Locatie van de nog uit te werken bestemming 3

Gemeente Amsterdam Versie 1 mei 2015 2. Beschrijving van het gebied en inventarisatie Omgeving plangebied Het Plangebied ligt aan de oostkant van stadsdeel Zuidoost en grenst aan de Bijlmerdreef s Gravendijkdreef. Het ligt in een woonwijk met veel groen, die aan de oostkant aan de Bijlmerweide grenst. De Bijlmerweide is een natuurlijk ingericht park. Meer oostelijk bevindt zich de Weespertrekvaart/Gaasp en daar achter ligt het Diemerbos. Bijlmerweide en Diemerbos maken onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur). Het plangebied De openbare ruimte is hier parkachtig. Bomen staan in het gras; er is een vijver met een fontein. Tegen Garstkamp aan staan struiken. Grenzend aan de Bijlmerdreef ligt een aarden wal. Deze is dicht begroeid met bomen en struiken. Ecologische verbinding Het plangebied heeft geen directe ecologische verbinding met de Bijlmerweide, maar voor grondgebonden soorten is het plangebied goed bereikbaar vanuit de Bijlmerweide. Fig. 4 Ecologische verbindingen in de omgeving (maps.amsterdam.nl/ecopassages/) 5

Gemeente Amsterdam Versie 1 mei 2015 Inventarisatie: aangetroffen en verwachte soorten Zoogdieren Er zitten konijnen, verder kunnen algemene muizensoorten worden verwacht, in de struiken kan een egel voor komen. Er zijn geen zichtbare molshopen zichtbaar in het gras. In de struiken was een konijn actief. In het plangebied zijn er geen holen gezien, mogelijk bevinden die zich in de zandige wal. Vanuit de Bijlmerweide kunnen soorten als wezel, hermelijn, bunzing en vos het plangebied bereiken. Het leefgebied is voor deze soorten echter te beperkt om er lang te verblijven Vleermuizen Het plangebied is zeer geschikt als foerageergebied voor gewone en ruige dwerg vleermuizen. Het licht beschut achter de aarden wal met begroeiing langs de Bijlmerdreef, er zijn verschillende soorten bomen en struiken en er is een waterpartij. De relatief oude bomen, met veel oud hout zijn ook geschikt als baltsplaatsen voor vleermuizen. De kopse kant van de flat Garstkamp lijkt niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Er zijn geen open voegen, waardoor vleermuizen een binnenruimte kunnen bereiken. Broedvogels Fig. 5 1. Locatie met een nest in een boom, onbekende soort mogelijk een kraai 2. Nest in moerascipres, waarschijnlijk van houtduif 3. Locatie waar een groep huismussen actief is. 6

Gemeente Amsterdam Versie 1 mei 2015 In een boom langs het voetpad was een nest hoog in een boom zichtbaar; het nest was onbewoond en leek op het nest van een zwarte kraai. Het nest zou door een roofvogel, sperwer of misschien boomvalk bezet kunnen worden. Ook in een boom in het gras is een nest zichtbaar, waarschijnlijk is dit van een houtduif (deze vlogen rond). In de bomen langs het fietspad waren meerdere boomkruipers te zien. Verder vlogen er eksters, halsbandparkieten en ook een scholekster rond (deze broedt mogelijk op een dak). In de bomen langs het fietspad zit veel dood hout; dat maakt deze bomen geschikt voor de grote bonte specht. De door spechten gehakte holen kunnen weer door bijvoorbeeld halsbandparkieten en boomkruipers worden gebruikt. Aan de westkant van de Garstkamp bevond zich in een struik een groep huismussen. Het was niet duidelijk waar ze broeden. Fig. 6 Nest hoog in een boom, mogelijk toekomstig roofvogelnest Amfibieën, reptielen en vissen Het is niet uitgesloten dat een ringslang vanuit de Bijlmerweide het plangebied kan bereiken. De kans is echter niet groot, omdat er geen verbindende waterpartij is. Flora Beschermde flora wordt niet verwacht. 7

Gemeente Amsterdam Versie 1 mei 2015 3. Mogelijke effecten op beschermde soorten Het plan Het gewijzigde bestemmingsplan maakt het mogelijk om aansluitend op de bebouwing van de Garstkamp een woonflat van maximaal 33 meter hoog te bouwen. Hiervoor moet de begroeiing voor het gebouw en een aantal bomen worden verwijderd. Effecten op beschermde soorten Grondgebonden zoogdieren Voor konijn, mol, en de muizensoorten is er bij ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Alleen de zorgplicht is van toepassing. Voor konijnen betekent dit bijvoorbeeld dat holen niet zonder meer mogen worden dichtgegooid. Vleermuizen Verblijfplaatsen van vleermuizen worden door de Europese Habitatrichtlijn beschermd. Gezien de aard van de betreffende gebouwen wordt de kans op aanwezigheid van verblijfplaatsen erg klein geacht en is nader onderzoek niet nodig. Het is altijd mogelijk dat er een vleermuis wordt aangetroffen. In een ecologisch werkprotocol moet dan ook worden opgenomen hoe er bij het aantreffen van een vleermuis gehandeld moet worden. Naar baltsplaatsen van vleermuizen in bomen is wel nader onderzoek nodig. Indien er baltsplaatsen worden aangetroffen kan er in de directe omgeving voor alternatieven worden gezorgd door vleermuiskasten op te hangen. In de omgeving is voldoende goed foerageergebied voor vleermuizen aanwezig; een negatief effect door het verdwijnen van een aantal bomen en de begroeiing voor het gebouw wordt niet verwacht. Broedvogels Huismussen worden, net als vrijwel alle vogels beschermd door de Europese Vogelrichtlijn. Voor huismussen geldt bovendien dat ze op de lijst staan van vogels, waarvan de verblijfplaats het hele jaar beschermd is. Dat betekent onder meer dat hagen en struiken waarin mussen dekking vinden niet zonder ontheffing gekapt mogen worden. Ook de nestplaatsen zijn het hele jaar beschermd. Voor de andere broedvogels geldt dat de nesten alleen tijdens de broedperiode beschermd zijn. Nesten van roofvogels zijn ook buiten het broedseizoen beschermd. In één van de bomen langs het wandelpad zit een nest, dat mogelijk door een roofvogel bezet zou kunnen worden. Amfibieën, reptielen en vissen In de Bijlmerweide bevindt zich een groep ringslangen. Alhoewel er geen geschikt biotoop is, is het mogelijk dat een zwervende ringslang de woonwijk bezoekt. In een ecologisch werkprotocol moet worden opgenomen hoe er bij het aantreffen van een ringslang gehandeld moet worden. 8

Gemeente Amsterdam Versie 1 mei 2015 4. Mogelijke effecten op beschermde gebieden Gezien de aard van de ontwikkeling en de afstand tot beschermde gebieden zijn er geen effecten op Natura2000-gebieden te verwachten. Naardemeer, IJmeer/Markermeer zijn de meest nabij gelegen gebieden. Ook op gebieden van het Natuurnetwerk Nederland of de Ecologische structuur van Amsterdam zijn geen negatieve effecten te verwachten. Fig. 7 Struiken voor de Garstkamp 9

Gemeente Amsterdam Versie 1 mei 2015 5. Conclusies met betrekking tot nader onderzoek Als het duidelijk is op welke wijze de bestemming wordt ingevuld en het duidelijk is wat er aan groen en bomen gaat verdwijnen is nader onderzoek naar baltsplaatsen van vleermuizen, naar verblijfplaatsen van huismussen en naar de aanwezigheid van broedende roofvogels nodig. Deze onderzoeken moeten ongeveer twee jaar voor de start van de realisatie worden uitgevoerd, zodat er tijd is om te mitigeren en eventueel ontheffing aan te vragen. Vleermuizen Indien er baltsplaatsen van ruige of gewone dwergvleermuizen worden aangetroffen kunnen deze worden gemitigeerd door nestkasten in de omgeving op te hangen. Bij de ontwikkeling van het plangebied gaat foerageergebied voor vleermuizen verloren. In de directe omgeving is voldoende alternatief foerageergebied (Bijlmerweide, het groen rond de flats) aanwezig om dit verlies te compenseren. Huismussen Er bevindt zich een groep huismussen vlakbij het plangebied. Als deze zich uitbreidt kan deze groep in de nabije toekomst struiken in het plangebied als schuilplaats gaan gebruiken. Ruim voordat de bestemming ingevuld wordt is er nader onderzoek nodig. Als blijkt dat de groep huismussen zich uitgebreid heeft tot de struiken in het plangebied is ontheffing van artikel 11 van de Flora- en faunawet nodig voor het verwijderen van de betreffende struiken. De ontheffing kan naar verwachting worden verkregen door aan te tonen dat de huismussen gebruik kunnen maken van nieuw aan te leggen beplanting. Roofvogels Het is mogelijk dat een sperwer of een boomvalk het nest in de hoge boom langs het wandelpad bezet. Indien er een nest van een roofvogel wordt aangetroffen is er een ontheffing van Artikel 11 van de Flora- en faunawet nodig. Deze kan worden verkregen door aan te tonen dat er geen sprake is van een verstoring van wezenlijke invloed. Ringslangen Nader onderzoek naar ringslangen is niet nodig. 10

De 5G's, gemeente Amsterdam Bijlage 5 Verslag inspraakavond 10 februari 2015 56

Inspraakavond Voorontwerp Bestemmingsplan de 5 G s 10 Februari 2015 Basisschool Samenspel Geerdinkhof 685 Aanwezig: Marion van der Voort voorzitter Mariëtte van Baaren bestemmingsplanjurist Ruimte en Duurzaamheid Jasper Pijls stedenbouwkundige Ruimte en Duurzaamheid Vincent Sandfort - Dutch Office Support (verslag) Circa 115 bewoners 1. Inleiding Voorzitter Marion van der Voort heet de aanwezigen welkom en constateert dat er, ondanks dat de uitnodiging door sommigen laat is ontvangen, veel belangstellenden zijn. Het doel van deze avond is om de bewoners informatie te geven over het voorontwerp van het bestemmingsplan De 5 G s (Geerdinkhof, Garstkamp, Groenhoven, Gouden Leeuw en Noordoostzone Nieuw Grunder). Ze stelt de sprekers voor. 2. Presentatie voorontwerp bestemmingsplan en discussie Mariëtte van Baaren vertelt dat de afdeling Ruimte en Duurzaamheid van de gemeente Amsterdam in opdracht van de bestuurscommissie Zuidoost het bestemmingsplan opstelt. In deze voorontwerpfase gaat de gemeente in gesprek met maatschappelijke organisaties en bewoners. Bestemmingsplannen moeten op grond van de Wet ruimtelijke ordening elke 10 jaar geactualiseerd worden. Het bestemmingsplan Geerdinkhof e.o. is vanwege het aflopen van de planperiode in 2015 aan de beurt om te worden geactualiseerd. Aan het bestemmingsplangebied van Geerdinkhof worden de gebieden Groenhoven en Gouden Leeuw en de twee parkeergarages aan de Bijlmerdreef, de bebouwing van de Garstkamp, de twee basisscholen en de nieuwbouwkavels Nieuw Grunder toegevoegd. De grenzen van het plangebied zijn zo gelegd dat de woongebieden, die ruimtelijk samenhangen, zoveel mogelijk in één bestemmingsplan komen en het groengebied van de Bijlmerweide in een zelfstandig bestemmingsplan (het reeds bestaande bestemmingsplan Bijlmerweide). Het voordeel van de samenvoeging van de woongebieden in één plan is dat het totale plangebied over tien jaar in zijn geheel kan worden geactualiseerd. Door deze samenvoeging ontstaat wel de situatie dat voor sommige gebieden kort na het vaststellen van het bestemmingsplan Bijlmerweide in 2013 er nu een nieuw bestemmingsplan gaat komen. Het voorontwerp is als pdf-bestand te downloaden op http://www.amsterdam.nl/actueel/bekendmakingen/vergunningen/@872909/bestemmingsplan-5g/ (onder de uitnodiging bij Bijlagen: regels, toelichting, archeologisch onderzoek ). De gebruikte kleuren en aanduidingen op de kaarten zijn gestandaardiseerd, zodat het kan zijn dat de nieuwe plankaart er anders uitziet dan de huidige bestemmingsplankaarten, terwijl deze in feite grotendeels onveranderd blijven wat betreft bouw- en gebruiksregels. 1

Inspraakavond Voorontwerp Bestemmingsplan de 5 G s 10 Februari 2015 Basisschool Samenspel Geerdinkhof 685 De belangrijkste wijziging ten opzichte van het vorige bestemmingsplan is de beperking van de Uit werken bestemming tot een gebied op de kop van de Garstkamp aan de zuidwestzijde waarvan de bouwhoogte van de uit te werken bestemming is verlaagd van maximaal 40 meter naar maximaal 33 meter. Jasper Pijls legt uit dat dit nu ongeveer 11-12 verdiepingen betreft. Hij benadrukt dat hiervoor nog geen concreet bouwplan is. Als het uitwerkingsplan wordt opgesteld dan volgt opnieuw een procedure van ter visie legging en krijgen de bewoners opnieuw de mogelijkheid een reactie te geven. De regels voor bijbehorende bouwwerken in tuinen zijn veranderd vanwege een wetswijziging per 1 november 2014. Vanwege de wijziging zijn de regels in het bestemmingsplan komen te vervallen aangezien ze niet mogen beperken wat vergunningvrij is toegestaan. Zo is de grens van 2,5 meter verruimd naar 4 meter. Beleidsmatige wijzingen zijn niet op de plattegrond te zien maar in de tekst te vinden. Zo is door het College van B&W besloten om het aantal short stay appartementen in Amsterdam niet verder uit te breiden. Deze functie was alleen toegestaan in het bestemmingsplan Bijlmerweide, maar hiervoor zijn binnen het plangebied van de 5G s geen vergunningen voor verstrekt. De functie wordt dan ook niet opgenomen. Voor de functie Bed & Breakfast gelden eveneens gemeentelijke regels; deze (bedrijfsmatige) functie wordt onder voorwaarden, zoals in het gemeentelijk beleid gesteld, toegestaan binnen de bestemming Wonen (aan huis verbonden beroepen). Henk Croezen vraagt waarom er na de herziening in 2012 van het bestemmingsplan Geerdinkhof nu al een nieuw bestemmingsplan moet komen. Volgens Mariëtte betrof de herziening alleen een aantal onderdelen van het plan en ging het niet om een geheel nieuw bestemmingsplan. Behalve de onderdelen die herzien zijn, zijn de overige regels van het bestemmingsplan Geerdinkhof nog van kracht, dus van 2005. Het gaat er nu juist om, om de samenhang van de woongebieden in één plan te krijgen. Harry Hooghiemstra geeft aan dat een bestemmingsplan kaders geeft. Voor een mogelijke woontoren is nog niets geregeld, maar als die er nu voor maximaal 33 meter in komt, kan dit daarna niet meer veranderen. Hij vindt 33 meter hoog. Jasper legt uit dat gekozen is voor deze hoogte omdat dit ook bij Groenhoven het geval is. De toren is hoger dan de directe omgeving zodat hiermee visueel de dreef beëindigd wordt. Argumenten met betrekking tot de hoogte van de toren zullen worden meegenomen. Ria de Gier heeft ook moeite met de maximale hoogte van de toren. Een andere bezoekster heeft het gevoel dat de stedenbouwkundige visie niet overeenkomt met wat de bewoners vinden en dat de vrije markt straks teveel kan bepalen. Er wordt opgemerkt dat de redenering dat er voor de voorgestelde hoogte van de toren gekozen is vanwege een koppeling met andere hogere gebouwen niet klopt want er zit een afstand tussen. In de nabijheid staan nu scholen. Iemand wijst op de schijnbare tegenstelling dat de hoge flats in het verleden gesloopt zijn, maar dat er nu toch weer een hoge toren lijkt te gaan komen. Tevens maakt hij zich zorgen over de 2

Inspraakavond Voorontwerp Bestemmingsplan de 5 G s 10 Februari 2015 Basisschool Samenspel Geerdinkhof 685 hoeveelheid zon die er overblijft voor de huizen achter de toren. Jasper merkt op dat de sloop destijds de honingraat bebouwing betrof. Daarnaast mag maximaal de helft van het bestemmingsvlak Uit te werken worden bebouwd en pas als een uitwerkingsplan is vastgesteld. Er is nog niets concreets te zeggen over het parkeren. Mevrouw Van den Brink heeft de toelichting met plezier gelezen, maar zij miste een aantal punten. De rotonde Ganzenhoef zit niet in het bestemmingsplangebied maar heeft wel grote invloed op de ochtend- en avondspits en op zaterdagmiddag. Daarnaast is er na een motie afgesproken dat er extra geld zou worden vrijgemaakt om de verkeersproblemen aan te pakken. Mariëtte geeft aan deze problematiek in de beschrijving zal worden opgenomen. Verder wijst mevrouw Van den Brink erop dat er geluidsoverlast is van fluitende metrorails. Ze vindt dat dit ook in het bestemmingsplan moet worden opgenomen. Dat geldt ook voor de waterloop, die is dichtgeslibd en moet nodig uitgebaggerd worden. Mariette wijst erop dat zowel de bagger- als de verkeersproblematiek niet een effect is van het nieuwe bestemmingsplan en het bestemmingsplan ook niet bedoelt is om bestaande problemen op te lossen. Dat neemt niet weg dat deze onderwerpen onder de aandacht moeten worden gebracht van de bestuurscommissie van het stadsdeel. Tot slot vraagt Mevrouw Van den Brink of, de op p.53 genoemde legger, met daarin aan welke eisen wateren, dijken en kunstwerken dienen te voldoen, in te zien is. Mariëtte vertelt dat dit een openbaar register is dat bij het hoogheemraadschap ligt. Hannie van Bakel vindt Groenhoven en Gouden Leeuw elegant en denkt dat een nieuwe woontoren niet te massief moet worden. Ze vraagt tevens wanneer er inspraak mogelijk is op de definitieve plannen. Jasper geeft aan dat de plannenmakers terugkomen bij de bewoners en dat er inspraak mogelijk is als er een concreet plan is. Na een klacht over de schuine hoeken van het deel waarin een toren zou kunnen komen legt Mariëtte uit dat de getekende bestemmingsvlek niet het bouwvlak is. De getekende vorm is dus niet de vorm van een gebouw. Ger Jansen merkt op dat hij hier 12 jaar geleden ook was voor een inspraakavond. Hij heeft het gevoel dat er net als in het verleden niet naar de bewoners wordt geluisterd. Er wordt gevraagd waar de eventuele toekomstige torenbewoners moeten gaan parkeren. Jasper geeft aan dat hier een ventweg voor is bedoeld. Een snelle berekening leert echter dat het al gauw om 48 woningen gaat waardoor de ventweg, volgens de bewoners, waarschijnlijk te weinig ruimte biedt. Volgens Jasper zou er dan gekeken kunnen worden naar ondergrondse oplossingen, maar hij wijst er op dat het niet gebruikelijk is om parkeerplaatsen in deze fase al vast te leggen. Marion constateert dat er veel weerstand is tegen een woontoren en dat men snel duidelijkheid wil want er heerst nu een gevoel van wantrouwen. Mariëtte geeft aan dat juist omdat de gewenste ontwikkeling nog niet precies vastligt er een uit te werken bestemming is opgenomen. Pas bij het uitwerkingsplan wordt deze ontwikkeling concreet gemaakt. Als de woontoren nu uit het bestemmingsplan geschrapt wordt, zal er te zijner tijd, indien de ontwikkeling nog steeds gewenst is, opnieuw een bestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld moeten worden. Een radicale 3

Inspraakavond Voorontwerp Bestemmingsplan de 5 G s 10 Februari 2015 Basisschool Samenspel Geerdinkhof 685 afwijzing van een woontoren door de bewoners zou in een schriftelijke reactie of later als het ontwerp ter visie word gelegd door middel van een zienswijze kenbaar gemaakt kunnen worden. Iemand merkt op dat de leeftijdsgrens voor de Garstkamp in stappen van 5 jaar van 65 naar 50 plus is gedaald. Zij denkt dat er méér auto s komen als de bewoners jonger zijn en wil dat daar ook rekening mee wordt gehouden. Er wordt steeds meer bij de ingangen van de flats geparkeerd, soms via ontheffing maar niet altijd. Dit is juist een gevolg van het feit dat ouderen langer zelfstandig (moeten) blijven wonen en de weg naar de parkeergarage te lang wordt. Ook voor dit parkeervraagstuk moet een oplossing komen. Lilian van der Broeke vraagt welke andere bewoners er bedoeld worden in de opmerking Vanwege de discussie rondom de invulling van verzorgingstehuizen in de toekomst zullen de woonruimten ook ter beschikking komen van andere bewoners op p.31. Veel verzorgingstehuizen sluiten, omdat ouderen steeds langer zelfstandig blijven wonen en zorg inkopen. Leegstand is niet gewenst, vandaar dat deze gebouwen ook steeds meer ter beschikking komen van bewoners die niet direct zorg nodig hebben. Jan Kapsenberg heeft in 2007 een alternatief plan gemaakt voor de omgeving van Groenhoven. Hij verwacht dat het huidige gele bestemmingsvlak op de kaart voor de toren waarschijnlijk over de houtwal heen zal gaan. In zijn plan kon deze gehandhaafd worden. Daarnaast waren er twee kleine smalle torentjes en extra parkeerplaatsen in verwerkt. Jasper bevestigt dat dit plan bekend is. Mevrouw Van den Brink voegt toe dat het alternatieve plan in 2007 goed is ontvangen. Er wordt opgemerkt dat de bewoners aan het begin van het vorige jaar een brief hebben ontvangen over de renovatie van de parkeergarage, die in 2014 zou plaatsvinden. Volgens Mariëtte is dit nu 2018 geworden. Een bewoonster constateert dat Ymere zich heeft teruggetrokken en vraagt of de gemeente een bouwer voor de toren op het oog heeft. Ze wil ook weten wat de noodzaak is om te bouwen: Garstkamp loopt leeg dus is er geen behoefte aan seniorenwoningen. Jasper benadrukt dat er nu nog géén belangstellende partij is en ook geen initiatief. Mariëtte geeft aan dat het om een uit te werken bestemming gaat. Er wordt gevraagd of de hoogte van de schuurtjes is gewijzigd want in de toelichting staat nu een hoogte van 2 meter. Mariëtte weet niet of dit correct is en zal hier nog eens naar kijken. NB. De hoogte van 2 meter betreft de bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het gaat dan bijvoorbeeld om schuttingen. Mariëtte legt uit hoe de verdere procedure verloopt. De reacties op het voorontwerp worden meegenomen en verwerkt in het ontwerp dat de bestuurscommissie Zuidoost gaat voorbereiden. Dit ontwerp gaat naar de centrale stad waarna de wethouder het ontwerp 6 weken ter visie legt. Dit is de periode waarin er zienswijzen kunnen worden ingediend. Die worden beantwoord in een Nota van Beantwoording die als bijlage bij het bestemmingsplan wordt gevoegd. Het bestemmingsplan wordt door de gemeenteraad vastgesteld, waarschijnlijk tegen het einde van het jaar. Jasper geeft 4

Inspraakavond Voorontwerp Bestemmingsplan de 5 G s 10 Februari 2015 Basisschool Samenspel Geerdinkhof 685 aan dat als de plannen doorgaan en er een bouwer is gevonden, het nog zeker 2 jaar duurt voordat er iets kan worden opgeleverd. Een bewoonster wijst erop dat het ontbreken van een voetpad langs de ventweg erg gevaarlijk is. Volgens Jasper is er al een voetpad gepland. Een andere bewoonster vraagt of dakopbouwen verboden blijven. Mariëtte geeft aan dat dakopbouwen zijn toegestaan waar het ruimtelijk aanvaardbaar wordt geacht. Door middel van een specifieke bouwaanduiding is dit op de verbeelding (=plankaart) aangegeven. De opsomming van huisnummers in artikel 11.2 zou daarnaast niet kloppen. Mariëtte zal dit nakijken, de huisnummers zijn overgenomen uit het nu geldende bestemmingsplan Geerdinkhof. De huisnummers geven aan waar dakterrassen niet zijn toegestaan. Dakterrassen zijn eveneens niet op de patiowoningen toegestaan. Een dakopbouw is iets anders dan een dakterras. Een bewoner vindt dat er eerder iets verbeterd moet worden aan dingen die er al zijn dan dat er aan nieuwe zaken gedacht moet worden. 3. Afsluiting Marion concludeert dat de weerstand tegen de toren duidelijk is. Ze dankt Mariëtte en Jasper voor hun toelichting en de aanwezigen voor hun bijdragen. 5

De 5G's, gemeente Amsterdam Bijlage 6 Inspraakreacties en Overleg 62

Geachte mevrouw Van Baaren, Via u maak ik bij de gemeente Amsterdam bezwaar tegen het Voorontwerp bestemmingsplan "de5g's" zoals dat op de website van de gemeente is gepresenteerd. Overigens heb ik u verschillende malen telefonisch proberen te bereiken met vragen over dit Voorontwerp maar ben daar tot mijn grote spijt niet in geslaagd. Ook werd ik niet teruggebeld. Dus nu maar een formeel bezwaar. Mijn hoofdbezwaar concentreert zich op de voorgestelde toren bij de Garstkamp. Dit hoge en zeer ruim bemeten gebouw past op geen enkele wijze in de al decennia bestaande, harmonische bebouwing van de wijk. Onlangs is deze harmonie grof geweld aangedaan met de bebouwing van de 's-gravendijkdreef met wanstaltige en met de omgeving detonerende bouw van gezinswoningen. Om daar bovenop (adding insult to injury) dan ook een toren met een zeer ruim bemeten plint neer te zetten is mij een brug te ver. De voorgestelde bebouwing maakt inbreuk op de architectonische eenheid van het gebied. Een gebied waar al tientallen jaren tot tevredenheid van bewoners wordt gewoond. Een toestand waar de gemeente (lees stadsdeel ZuidOost) al vele jaren met haar bebouwingsplannetjes verandering in probeert te brengen. Laat het alstublieft zo als het nu is. Met de puisten van de 's-gravendijkdreef is al genoeg onheil aangericht. Een ander bezwaar dat ik tegen de voorgestelde toren heb is de hoogte hiervan. Met name in de wintermaanden zal de toren tussen mijn huis en de zon in staan, een onaanvaardbare inbreuk op mijn woongenot. Mocht de gemeente Amsterdam de behoefte voelen iets met het bedoelde gebied te doen dan stel ik net als jaren geleden voor: het schoonmaken en opknappen van de parkeergarages, de voet- en fietspaden waar nodig herstellen, de verkeerssituatie bij de rotonde bij Ganzenhoef aanpakken en meer in het algemeen het noodzakelijke onderhoud in de wijk te verrichten en dit te blijven doen. Graag hoor ik van u of de gemeente dat mijn bezwaarschrift in goede orde is ontvangen en ook dat ik op de hoogte wordt gehouden over de verdere procedure. Met vriendelijke groet,

Gemeente Amsterdam Zuidoost Postbus 12491 1100 AL Amsterdam Betreft: voorontwerp bestemmingplan De 5 G's Amsterdam, 11 maart 2015 Geachte mevrouw, mijnheer, Met betrekking tot het voorontwerp bestemmingsplan De 5 G's en in vervolg op de opmerkingen gemaakt op de inspraakavond op 10 februari jl. zend ik u onderstaand mijn commentaar en op- en aanmerkingen. 1. In art. 11.2/Bouwregels wordt onder de 2e b. (N.B. doornummering is niet correct) een uitzondering gemaakt voor het realiseren van een dakterras voor met name in dit artikel genoemde patiowoningen. Dit artikel dient uitgebreid te worden met de adressen van de navolgende woningen: Geerdinkhof 200 t/m 207, 226 t/m 228, 235, 236, 257 t/m 261 en 281 t/m 288. Aanleiding voor dit verzoek is de tussenuitspraak van de Raad van State d.d. 23 mei 2012, en het hierop volgende raadsbesluit van Stadsdeel Zuidoost d.d. 30 oktober 2012. Zie hiervoor bijgevoegde stukken (4 bijlagen). 2. Onder 4.2 wordt ingegaan op mogelijke bebouwing ter plaatse van de zuidwest kopgevel van De Garstkamp. E.e.a. vloeit voort uit het SPvE 'Noordoostzijde Bijlmerdreef/'s-Gravendijkdreef Clusters in het groen' (2008). Vervolgens wordt gemeld dat: In het kader van de inspraak is afgesproken dat de maximale bouwhoogte van het hoogteaccent 33 meter is. Die hoogte is vergelijkbaar met de hoogste torenflat van Gouden Leeuw en Groenhoven (24 juni 2008). In het vastgestelde Stedenbouwkundige Programma van Eisen (juni 2008) is de nader uit te werken bestemming beperkt tot een gebied op de kop aan de zuidwestzijde van de Garstkamp. Een mogelijke uitbreiding past volgens de modelstudies binnen deze vlek op de kop van de Garstkamp. Het aangeven van een grotere vlek voor bebouwing beperkt het parkachtige karakter van het gebied, doorzichten en looproutes. Hierover de volgende opmerkingen: a) de ruimtelijke onderbouwing om een toren van 33 meter te realiseren ontbreekt. Het argument dat de hoogte vergelijkbaar is met de hoogste torens van Gouden Leeuw en Groenhoven is gezocht, immers, realisatie zou niet plaatsvinden naast deze torens van GL en GH, maar naast de bestaande bouw van de Garstkamp die 6 resp. 4 verdiepingen hoog is. Hoe een toren die hier 4 verdiepingen bovenuit gaat passend is, is mij niet duidelijk. b) In het voor de bouw van deze toren aangegeven gebied op de plankaart van het SPvE van 2008 is een bebouwing geprojekteerd van (toen nog) 80 woningen en 14 verdiepingen. Inmiddels is dit teruggebracht van 10 verdiepingen, echter, correctie van het aantal woningen vindt niet plaats, niet duidelijk is hoe dit aantal woningen zich verhoudt tot een gebouw van 10 verdiepingen, waarin in de plint (zie blz. 36) ook nog grondgebonden woningen en/of zorgfuncties ondergebracht worden.

c) Belangrijker is nog dat het geprojecteerde gebouw aan beide zijden ver uitsteekt buiten de voor- en achtergevel van De Garstkamp. Dit betekent dat de achterliggende woningen in de Garstkamp in dit gedeelte van de bestaande bouw vrijwel geheel verstoken zullen zijn van zonlicht. De hoogte van het geprojecteerde gebouw brengt daarnaast met zich mee dat ook verder af gelegen woningen in ernstige mate geschaad zullen worden in de bezonning. Daarnaast zal de privacy van de woningen in de Garstkamp worden geschaad indien woningen in de toren ook ramen krijgen die uitkijken over De Garstkamp. Indien deze ramen er niet zouden komen, ontstaat een blinde muur waar de betreffende bewoners tegenaan kijken. d) Onderbouwing van nut en noodzaak van het bouwen van deze toren ontbreken. Noch ruimtelijk, noch uit woningmarktonderzoek blijkt enige noodzaak, anders dan wellicht de te verwachten opbrengsten uit de grond exploitatie. Evenmin is duidelijk voor welke specifieke groep een toren gerealiseerd zou moeten worden, gezien de definiëring van het gebied wonen nader uit te werken. e) Blijkbaar is niet a priori gedacht aan uitbreiding van de specifieke woonfunctie die thans voor De Garstkamp geldt, nl. zelfstandige ouderenwoningen met dienstverlening/alarmbewaking, maar kan ook andere groepen gedacht worden. Waarom dan een fysieke koppeling met de bestaande bouw voor de hand ligt, is dan niet duidelijk. f) Het realiseren van (maximaal 80?) woningen betekent dat de parkeerdruk fors zal toenemen, ook al omdat in hetzelfde gebied nog een 7 tal woningen gerealiseerd zal worden in de zgn. droomzone. Het aantal voor de Garstkamp beschikbare parkeerplaatsen is gebaseerd op een norm van 0,3 auto per huishouden, de praktijk is dat er vrijwel continu een gebrek aan parkeergelegenheid is omdat het autobezit vrijwel zeker uitgaat boven hetgeen in de norm is verondersteld. Uitwijken naar het naastgelegen Geerdinkhof is, ondanks de ruimere parkeernorm in deze wijk, geen optie omdat hier in het verleden niet genoeg parkeergelegenheid gerealiseerd is om aan de huidige behoefte te voldoen. g) Naast de structurele parkeerdruk is van maandag t/m vrijdag ook nog sprake van incidentele parkeerdruk als gevolg van halen en brengen van kinderen die van en naar school worden gebracht. Op deze momenten is regelmatig sprake van ongeoorloofd parkeren resp. blokkeren van straten in Geerdinkhof, het parkeren in groenstroken, op de fietspaden enz. h) Bovengenoemde bezwaren zijn, in combinatie met hetgeen op de inspraakavond al naar voren is gebracht, dermate zwaarwegend dat in het voorontwerp afgezien zou moeten worden van dit voornemen. 3. Onder Hoofdstuk 2/Bestemmingsregels wordt in art. 3.2 lid c. gesteld dat: voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen. Gewezen wordt op het commentaar onder 1. m.b.t. de patiowoningen, waar dakterrassen niet zijn toegestaan. Op basis van art. 3.2 lid c. zou dan wel een bouwwerk mogen worden opgericht van max. 6 meter hoog. Gezien het specifieke karakter van de patiowoningen en het onder 1. vermelde verzoek ik u de maximale hoogte van bouwwerken voor de (met name te noemen adressen!) te maximeren op 2 meter, in casu de hoogte van de patiomuren. 4. Met betrekking tot short stay wordt gemeld dat: Aangezien geen nieuwe vergunningen worden verleend wordt de functie short stay in de bestaande situatie in voorliggend bestemmingsplan daar waar wonen is toegestaan positief bestemd voor zover er vergunning is verleend die short stay toestaat.

3 M.i. dient met zeer grote terughoudendheid de mogelijkheid tot short stay worden geboden. Ten aanzien van het seniorencomplex De Garstkamp dient de mogelijkheid tot short stay geheel te worden uitgesloten. Aanleiding voor dit verzoek zijn de inmiddels ook bij de gemeente Amsterdam bekende signalen dat short stay/toeristische verhuur met grote regelmaat leidt tot ernstige overlast voor reguliere bewoners. Het aantal klachten neemt, zoals uit de door het Meldpunt Ongewenst Verhuurgedrag opgestelde rapportage blijkt, hand over hand toe. Zie hiervoor ook http://www.overlastvakantieverhuur.nl./. Als bijlagen bij dit commentaar ontvangt u: 1. Verslag vergadering Stadsdeelraad Zuidoost d.d. 30 oktober 2012 2. Raadsbesluit Stadsdeel Zuidoost d.d. 30 oktober 2012 3. Brief Stadsdeel Zuidoost aan Raad van State d.d. 19 november 2012 4. Brief Raad van State aan advocaat belanghebbenden d.d. 20 november 2012 5. Email bericht/bezwaar van Bewonersvereniging Garstkamp d.d 10 maart 2015. In afwachting van uw reactie, met vriendelijke groet,

Geachte mevrouw van Baaren, Naar aanleiding van de presentatie van het Ontwerp bestemmingsplan De 5G's wil ik u hier laten weten dat een zeer groot deel van de bewoners van het seniorencomplex de Garstkamp zich middels een korte schriftelijke enquête hebben uitgesproken tegen de mogelijkheid in het bovengenoemd ontwerp bestemmingsplan ruimte te reserveren voor een woontoren ter plaatse van en gekoppeld aan de zuidwestgevel van de hoogbouw van de Garstkamp. Een en ander zou voortvloeien uit het SPvE "Noordoostzijde Bijlmerdreef/'s- Gravendijkdreef Clusters in het groen"(2008). Ik wil u als bestuurslid van de Bewoners Vereniging Garstkamp namens de bewoners van de Garstkamp vragen onderstaand verzoek aan de voor het Ontwerp bestemmingsplan De 5G's verantwoordelijke persoon voor te leggen. Bewoners maken zich zorgen/merken op dat: - De realisatie van een woontoren van 33 meter hoogte (10 verdiepingen) en aan beide zijden een stuk uitsteekt buiten de voor- en achtergevel van de Garstkamp tot gevolg heeft dat de achterliggende appartementen van de Garstkamp weinig tot geen zonlicht meer zullen krijgen. - Het uitzicht van betreffende woningen heel beperkt zal zijn - De bouw voor een langere periode enorm veel lawaai-overlast zal geven - Het ten koste zal gaan van het groen in de nabije omgeving, terwijl juist de groene omgeving voor veel bewoners mede een aanleiding is geweest te kiezen voor een woning in de Garstkamp - Met erg veel inzet van de verhuurder en de bewoners zelf de leegstand binnen de Garstkamp uiteindelijk tot een minimum beperkt is en het maar de vraag is of er behoefte bestaat aan de woningen in een woontoren van 10 verdiepingen (die een binding zouden moeten hebben met de Garstkamp). Voor wie gaan die woningen gebouwd worden? - Een uitbreiding van de woningvoorraad zal de parkeerdruk, die op dit moment al aanzienlijk is, in het gebied rondom de Garstkamp behoorlijk verhogen en daar heeft niemand behoefte aan. De Bewoners Vereniging Garstkamp wil u dan ook dringend verzoeken de mogelijkheid tot realisering van de woontoren (zoals boven omgeschreven) niet op te nemen in het Ontwerp bestemmingsplan De 5G's. Het voorkomt veel onrust in de gemeenschap van ca.430 bewoners op leeftijd van de Garstkamp. Ten alle tijden bereid dit verzoek nader toe te lichten, met vriendelijke groet, Mia Rodenburg Secretaris Bewoners Vereniging Garstkamp

Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Zuidoost Postbus 12491 1100 AL Amsterdam Zuidoost Fax nummer: 020-6912015 E-mail: lnfo@zuidoost.amsterdam.nl INGEKOMEN 12HMW2315 Amsterdam, 11 maart 2015 ZIENSWJZE Betreft: voorontwerp bestemmingsplan de 5 G's: Geerdinkhof, Gouden Leeuw, Groenhoven, Garstkamp, Noordoostzone Nieuw Grunder Geachte Leden van het Dagelijks Bestuur, Naar aanleiding van de kennisgeving inzake bovengenoemd bestemmingsplan, dient het bestuur van de bewonersvereniging Groot Geerdinkhof, vereniging van huiseigenaren, samen met een aantal bewoners een zienswijze in op dit ontwerpbestemmingsplan. Hieronder zetten we onze bezwaren, opmerkingen én vragen uiteen. Na een aantal algemene opmerkingen en bezwaren, volgen we daarna de volgorde van de artikelen in de Regels gevolgd door een aantal vragen over de toelichting. Enige dubbeling in argumenten is onvermijdelijk. I Algemeen Ruimtelijke onderbouwing ontbreekt We constateren dat een actuele ruimtelijke onderbouwing voor dit bestemmingsplan ontbreekt. Omdat dit bestemmingsplan geen "herhalingsrecept" is van een bestaand bestemmingsplan, is een actuele ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk. In dit bestemmingsplan worden niet slechts een aantal woonwijken samengevoegd, maar woonwijken met elk een eigen karakter. Dat karakter is in de huidige bestemmingsplannen expliciet gewaarborgd. Gouden Leeuw en Groenhoven bestaan uitwoontorens met koopwoningen, liggend in Groen met twee parkeergarages. Geerdinkhof kent alleen grondgebonden koopwoningen, in een-, twee en drielaagswoningen. Garstkamp is een complex van zelfstandige ouderenwoningen - huur - met in de plint diverse ondersteunende (zorg)diensten. En de Noordoostzone Nieuw Grunder bestaat uit een zelfbouwproject waarvan tot op heden slechts 4 woningen (op 6 kavels) gerealiseerd zijn. Daarnaast zijn in dit bestemmingsplan de twee scholen opgenomen. En wordt er alvast ruimte gecreëerd voor een toren van 33 meter hoog. Verzoek We verzoeken u derhalve eerst een deugdelijke ruimtelijke onderbouwing op te stellen voordat deze wijken samengevoegd worden in één bestemmingsplan. Relatie met bestemmingsplan Bijlmerweide en Omstreken is onduidelijk Het bestemmingsplan Bijlmerweide en Omstreken is nog niet onherroepelijk. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State op 17 december 2014 inzake ons beroep tegen dit bestemmingsplan, dient de gemeente Amsterdam binnen 6 maanden een 1

aantal bestemmingen aan te passen. Wat ons in relatie tot het bestemmingsplan 5G's verbaasd heeft, is dat het grootste, bebouwde deel van het bestemmingsplan Bijlmerweide en Omstreken nu is opgenomen in het bestemmingsplan 5G's. Het argument in de toelichting bij het laatst genoemde bestemmingsplan is dat de groene gebieden een eigen bestemmingsplan horen te krijgen. Dat was precies onze eerste beroepsgrond bij het bestemmingsplan Bijlmerweide en Omstreken, welke in december 2014! helaas niet gehonoreerd werd, maar nu dus impliciet wel. We vinden het dan bijzonder wrang dat bewust misleid zijn en ten onrechte veel kosten hebben gemaakt om deze beroepsgrond in te brengen. Ook de vertegenwoordigers namens de gemeente tijdens de hoorzitting vorig jaar december hebben nog met droge ogen aangegeven dat dat geen beleid was. Uit de notitie d.d. 26 februari 2015 (geen kenmerk) van de portefeuillehouder RO van de bestuurscommissie Zuidoost aan de bestuurscommissie blijkt dat er wel degelijk beleid was om De Bijlmerweide een eigen bestemmingsplan te geven. Er wordt in het antwoord verwezen naar het Plan van Aanpak Bestemmingsplannen Zuidoost (DB september 2013). We gaan er vanuit dat beide officiële documenten in uw bezit zijn. We zijn verheugd dat de Bijlmerweide nu impliciet een eigen bestemmingsplan krijgt. De vraag is, hoe dit expliciet wordt vastgesteld. Dus welke gevolgen het bp 5G's heeft voor het nog niet onherroepelijke bestemmingsplan Bijlmerweide en Omstreken. We zullen dit eveneens separaat aankaarten bij de gemeenteraad van Amsterdam, samen met een verzoek tot restitutie van de hiervoor gemaakte advocaatkosten. Verzoek Ten aanzien van het bestemmingsplan 5G's verzoeken we u Reigersbroeck - geen onderdeel van de Bijlmerweide - toe te voegen aan óf het bestemmingsplan Restgebieden Zuidoost (dat momenteel vast gesteld wordt en waarvoor de inspraaktermijn inmiddels verstreken is), dan wel aan het bestemmingsplan 5G's. Zodat het beleid om de Bijlmerweide een eigen bestemmingsplan te geven daadwerkelijk vorm gegeven wordt. Parkeerbalans ontbreekt Door het samenvoegen van zoveel verschillende woonwijken met elk een eigen parkeerbalans, constateren we dat de parkeerbalans voor het gehele gebied niet kloppend is: er is geen nieuwe parkeerbalans opgesteld voor het hele gebied. De parkeerdruk voor he gehele gebied bestaat uit: 1. Het parkeren voor de Garstkamp. Daar zijn structureel nu al te weing parkeerplaatsen. De Garstkamp telt 348 woningen, waarvan een aantal een bijzondere bestemming hebben. Het aantal huishoudens kan veilig geschat worden op 340. Het aantal parkeerplaatsen voor de Garstkamp is binnen het huidige bestemmingsplan bedraagt 43 waarvan een groot deel gereserveerd is op kenteken of voor invaliden. De toenmalige norm van 0,3 per huishouden (dat zouden al 102 en parkeerplaatsen hebben moeten zijn) is nooit gehaald. In eerdere bestemmingsplanprocedueres voor het bestemmingsplan Geerdinkhof hebben we hier al aandacht voor gevraagd maar toen was het antwoord steeds dat het parkeren binnen het bestemmingsplangebied van de Garstkamp opgelost moet worden. Dat betekent concreet dat in dit bestemmingsplan meer parkeerplaatsen voor de Garstkamp gerealiseerd moeten worden. Dat kan niet afgewenteld worden op de omringende woonwijken in het bestemmingsplan 5G's die nu een hogere parkeernorm kennen. 2

2. Het realiseren van maximaal 80 woningen in een toren betekent dat de parkeerdruk fors zal toenemen, ook al omdat in hetzelfde gebied nog een 7 tal woningen gerealiseerd zal worden in de zgn. droomzone. 3. De parkeergarages bij Gouden Leeuw en Groenhoven (zie ook artikel Verkeer -1). Als de parkeergarages afgebroken gaan worden in 2018 (zoals besproken in de toelichting en zeer waarschijnlijk), neemt de parkeerdruk fors toe in de omringende gebieden. 4. Parkeren in de wijk Geerdinkhof. Deze wijk is ruim opgezet, met een bij de inrichting van de wijk passende parkeernorm. 5. Naast de structurele parkeerdruk is van maandag t/m vrijdag ook nog sprake van incidentele parkeerdruk als gevolg van halen en brengen van kinderen die van en naar school worden gebracht. Op deze momenten is regelmatig sprake van ongeoorloofd parkeren resp. blokkeren van straten in Geerdinkhof, het parkeren in groenstroken, op de fietspaden enz. Verzoek We verzoeken u een deugdelijk parkeerbalans voor het bestemmingsplangebied op te stellen, die recht doet aan de huidige, kloppende parkeerbalans voor Geerdinkhof. Waarbij in ieder geval voor de Garstkamp een sluitende parkeerbalans wordt opgesteld. Toren bij de Garstkamp (artikeh 2 Wonen - Uit te werken) Vooralsnog zijn we van mening dat een bestemmingsplan gebaseerd moet zijn op een visie en een deugdelijke, actuele ruimtelijke onderbouwing. Artikel 12 is dan ook een artikel dat niet past in dit bestemmingsplan. Met name de combinatie van lid 12.3 en 12.4 ondermijnt een zorgvuldige besluitvorming. Zoals op de inspraakavond door de vertegenwoordigers van de gemeente opgemerkt werd: "De toren is vast opgenomen om straks geen problemen te krijgen met de realisatie. Nee, er is nu nog geen projectplan, nog geen projectontwikkelaar." Dat is onbehoorlijk bestuur. In het ontwerp is de mogelijkheid opgenomen een bebouwing te realiseren ter plaatse van de kop van zuidwestzijde van de Garstkamp. Er wordt uitgegaan van een toren met een vergrote plint, met grondgebonden woningen/zorgfuncties met een maximale hoogte van 33 meter. Een en ander vloeit voort uit het SPvE 'Noordoostzijde Bijlmerdreef/'s- Gravendijkdreef Clusters in het groen' (2008). Vervolgens wordt gemeld dat: In het kader van de inspraak is afgesproken dat de maximale bouwhoogte van het hoogteaccent 33 meter is. Die hoogte is vergelijkbaar met de hoogste torenflat van Gouden Leeuw en Groenhoven (24 juni 2008). In het vastgestelde Stedenbouwkundige Programma van Eisen (juni 2008) is de nader uit te werken bestemming beperkt tot een gebied op de kop aan de zuidwestzijde van de Garstkamp. Een mogelijke uitbreiding past volgens de modelstudies binnen deze vlek op de kop van de Garstkamp. Het aangeven van een grotere vlek voor bebouwing beperkt het parkachtige karakter van het gebied, doorzichten en looproutes. Tegen de ontwikkeling van een woongebouw met een dergelijke omvang en hoogte bestaan ernstige bezwaren: a) De ruimtelijke onderbouwing om een toren van 33 meter te realiseren ontbreekt. Het argument dat de hoogte vergelijkbaar is met de hoogste torens van Gouden Leeuw en Groenhoven is gezocht; immers, realisatie zou niet plaatsvinden naast deze torens van Gouden Leeuw en Groenhoven, maar naast de bestaande bouw van de Garstkamp die 6 resp. 4 verdiepingen hoog is. Hoe een toren die hier 4 verdiepingen bovenuit gaat passend is, is niet aangetoond. b) In het voor de bouw van deze toren aangegeven gebied op de plankaart van het SPvE van 2008 is een bebouwing geprojekteerd van 80 woningen en 14 verdiepingen. Inmiddels is dit teruggebracht van 10 verdiepingen. De correctie van het aantal woningen vindt niet plaats; niet duidelijk is hoe dit aantal woningen zich verhoudt tot een gebouw van 10 verdiepingen, waarin in de plint (zie blz. 36) ook 3

nog grondgebonden woningen en/of zorgfuncties ondergebracht worden. c) Belangrijker is nog dat het geprojecteerde gebouw aan beide zijden ver uitsteekt buiten de voor- en achtergevel van De Garstkamp. Dit betekent dat de achterliggende woningen in de Garstkamp in dit gedeelte van de bestaande bouw vrijwel geheel verstoken zullen zijn van zonlicht. De hoogte van het geprojecteerde gebouw brengt daarnaast met zich mee dat ook verder af gelegen woningen in ernstige mate geschaad zullen worden in de bezonning. Daarnaast zal de privacy van de woningen in de Garstkamp worden geschaad indien woningen in de toren ook ramen krijgen die uitkijken over De Garstkamp. Indien deze ramen er niet zouden komen, ontstaat een blinde muur waar de betreffende bewoners tegenaan kijken. d) Ten aanzien van de effecten van hoogbouw wordt op blz. 36 een bezonningsstudie getoond, waarbij wordt gesteld dat weinig schaduwhinder zal ontstaan. Hoe tot deze conclusie wordt gekomen is curieus, nu op de inspraakavond desgevraagd is aangegeven dat er nog geen enkel plan ligt m.b.t. het hier te realiseren gebouw. Hoe op basis van een volstrekt theoretische aanname gesteld kan worden dat de effecten gering zijn, is dan ook niet duidelijk. e) Onderbouwing van nut en noodzaak van het bouwen van deze toren ontbreken. Noch ruimtelijk noch uit woningmarktonderzoek blijkt enige noodzaak, anders dan wellicht de te verwachten opbrengsten uit de grond exploitatie. f) Evenmin is duidelijk voor welke specifieke groep een toren gerealiseerd zou moeten worden, gezien de definiëring van het gebied "wonen nader uit te werken". Er lijkt sprake te zijn van koppeling van deze nieuwbouw aan de bestaande bebouwing van de Garstkamp. Indien het de bedoeling zou zijn om het bestaande aantal woningen voor ouderen uit te breiden met een aantal in de nieuwe bebouwing is, evenmin onduidelijk of dit in de koop- dan wel huursector plaatsvindt. Blijkbaar is niet a priori gedacht aan uitbreiding van de specifieke woonfunctie die thans voor De Garstkamp geldt, nl. zelfstandige ouderenwoningen met dienstverlening/alarmbewaking, maar kan ook andere groepen gedacht worden. Waarom dan een fysieke koppeling met de bestaande bouw voor de hand ligt, is dan niet duidelijk. Verzoek Bovengenoemde bezwaren zijn, in combinatie met hetgeen op de inspraakavond al naar voren is gebracht, dermate zwaarwegend dat in het voorontwerp afgezien zou moeten worden van dit voornemen. Artikel 12 Wonen - Uit te werken dient geschrapt te worden. Zorgvuldigheid Als laatste willen we naar voren brengen dat dit bestemmingsplan blijkbaar snel in elkaar is gezet gezien de omissies, het aantal fouten en onduidelijkheden in zowel de Regels als de Toelichting. II Regels Artikel 1. Begrippen Bij lid 1.3 wordt onder "aan huis verbonden beroepen" gesproken over bed & breakfast en toeristische verhuur. - Het begrip "toeristische verhuur" wordt niet nader gespecificeerd waardoor onduidelijk is wat daaronder verstaan wordt. - Wij verzoeken u zowel bed & breakfast als toeristische verhuur te schrappen als toegestane aan huis verbonden beroepen. Deze activiteiten horen niet thuis in een woonwijk. 4

- Dit geldt eveneens voor short stay. Met betrekking tot short stay wordt in de toelichting gemeld dat: "Aangezien geen nieuwe vergunningen worden verleend wordt de functie short stay in de bestaande situatie in voorliggend bestemmingsplan daar waar wonen is toegestaan positief bestemd voor zover er vergunning is verleend die short stay toestaat." Naar onze mening dient met zeer grote terughoudendheid de mogelijkheid tot short stay worden geboden. Ten aanzien van het seniorencomplex De Garstkamp dient de mogelijkheid tot short stay geheel te worden uitgesloten. Aanleiding voor dit verzoek zijn de inmiddels ook bij de gemeente Amsterdam bekende signalen dat short stay met grote regelmaat leidt tot ernstige overlast voor reguliere bewoners. Het aantal klachten neemt, zoals uit de door het Meldpunt Ongewenst Verhuurgedrag opgestelde rapportage blijkt, hand over hand toe. Zie hiervoor ook http://wwwoverlastvakantieverhuur.nl./. Bij lid 1.16 wordt aangegeven wat er onder bed & breakfast wordt verstaan. De daar genoemde percentages zijn niet in overeenstemming met wat in artikel Wonen - 1 opgenomen is. Artikel 3 Groen Bij lid 2.2c wordt gesproken over een maximale bouwhoogte van 6 meter. 1. Omdat in Geerdinkhof woningen met maar één bouwlaag staan, de patiobungalows (zie ook artikel Wonen 2) waar dakterrassen niet toegestaan zijn, die grenzen aan percelen met bestemming Groen, is het toestaan van bebouwing hoger dan 3 meter niet acceptabel. Gezien het specifieke karakter van de patiowoningen verzoek wij de maximale hoogte van bouwwerken voor de (met name te noemen adressen!) te maximeren op 2 meter, in casu de hoogte van de patiomuren. - Graag ontvangen we een opsomming wat we ons moeten voorstellen bij "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" voor de bestemming Groen. Een maximale bouwhoogte van 2 meter lijkt ruim voldoende om bv een bankje toe te staan. Bij lid 2.2d wordt gesproken over een maximaal bebouwingpercentage van 2%. - Graag ontvangen we een overzicht waaruit blijkt in hoeverre de bestemming Groen nu al bebouwd is en welk percentage daarmee nu gemoeid is. Artikel 4. Maatschappelijk De bestemmingsomschrijving is "maatschappelijk voorzieningen". - Voor zover wij kunnen vaststellen betreft het hier de twee scholen. Waarom dan niet die bestemming zo omschreven? Dat schept duidelijkheid voor de bewoners. Bij lid 4.1h wordt gesproken over "ongebouwde parkeervoorzieningen". - Welke huidige parkeervoorzieningen worden hiermee bedoeld dan wel welke parkeervoorzieningen worden door deze bestemming toe gestaan? Voor zover wij weten zijn alle parkeervoorzieningen rond de scholen "bebouwd". Bij lid 4.2e wordt gesproken over een maximale bouwhoogte van 6 meter. - Graag ontvangen we een opsomming wat we ons moeten voorstellen bij "bouwwerken, geen gebouwen zijnde" voor de bestemming Maatschappelijk (zijnde scholen). Een maximale bouwhoogte van 2 meter lijkt ruim voldoende om bv een fietsenrek toe te staan. Artikel 6. Tuin - 2 Dit betreft vnl. de tuinen behorende bij de woningen in Geerdinkhof. - Op de verbeelding zijn op een aantal plaatsen gebouwde garages aangeduid als T2 in plaats van als W2, terwijl die garages niet verschillen van de garages in de bestemming W2; svp aanpassen. - Op de verbeelding zijn op diverse plaatsen gebouwde garages aangeduid als G in 5

plaats van als W2 terwijl die garages niet verschillen van de garages in de bestemming W2; svp aanpassen. Bij lid 6.1c wordt de relatie gelegd tussen T2 en W1. - Op de verbeelding komt de combinatie T2 en W1 niet voor; voor zover wij kunnen nagaan. - We verzoeken een nadere omschrijving op te nemen van de "bijbehorende bouwwerken bij de in W1 gelegen hoofdgebouwen". Zodat lid 6.3.2 duidelijk wordt. Bij lid 6.2b en c: - We verzoeken lid 6.2b te schrappen. De meeste tuinen op Geerdinkhof zijn ommuurd met een muur van 2 meter hoog. Bergingen van 3 meter hoog tasten het woongenot te veel aan. Lid 6.2c geeft voldoende mogelijkheden om een schuur in een tuin te plaatsen. Artikel 7. Verkeer - 1 Bij lid 7.1e wordt gesproken van garages met de aanduiding gab. - Onduidelijk is welke garages daarmee bedoeld worden. Niet de garages in Geerdinkhof; die vallen allemaal onder W2 met de aanduiding gab (maar zie artikel 6 hierboven). Er zijn geen andere garages, anders dan twee pg's. - De aanduiding V1 voor de metrobaan klopt niet. Moet dat niet V2 zijn? Bij lid 7.2c wordt gesproken van een maximale bouwhoogte van 10 meter. - Graag hier een opsomming toevoegen omdat niet op voorhand duidelijk is dat het hier vermoedelijk gaat om lantaarnpalen en niet om windmolens? Zodat ook lid 7.2d geverifieerd kan worden. Bij lid 7.1d wordt geduid op de twee parkeergarages bij Gouden Leeuw en Groenhoven. - Op basis van de analyse in de toelichting ontbreekt hier een artikel over specifieke gebruiksregels en/of wijzigingsbevoegdheid. Toelichting. Binnen de planperiode wordt voorzien, in 2018, dat de garages óf kostendekkend zijn óf afgebroken worden. Indien de garages dan kostendekkend zijn, dan wijzigt de bestemming niet. Maar als de garages afgebroken gaan worden, is onduidelijk of de bestemming wijzigt van parkeren in groen of wonen. We verwijzen in dit verband ook naar onze opmerkingen over de parkeerbalans. We verzoeken u duidelijkheid te scheppen in dit bestemmingsplan over de toekomstige bestemming indien de garages afgebroken gaan worden. We geven u in overweging om dan beide gebieden te bestemmen als nog Uit te werken voor woningen, in overeenstemming met de huidige bestemming. Niet ruimtelijk onderbouwd is waarom de gebieden voor en rond de parkeergarages niet meer onder het Nog uit te werken gebieden vallen. Hier wreekt zich dat het hele gebied ten Noordoosten van de 's Gravendijkdreef en Bijlmerdreef destijds is gesplitst. Artikel 9. Water Bij lid 9.2b wordt gesproken over een maximale bouwhoogte van 3 meter. - Graag een opsomming toevoegen omdat niet op voorhand duidelijk is wat wel en wat niet toegestaan wordt. Artikel 10. Wonen - 1 Dit artikel heeft betrekking op de woongebouwen van Gouden Leeuw en Groenhoven en op de Garstkamp. Bij lid 10.1h wordt gesproken over "sw-2". - Deze aanduiding komt ook voor bij W2 maar wordt daar niet genoemd. Bij lid 10.1a wordt gesproken over "aan huis verbonden beroepen" - We verzoeken u bed&breakfast, toeristische verhuur en short stay te verbieden 6

voor W1. Het betreft hier woonwijken zonder toeristische functie. Bij lid 10.2d wordt een maximale bouwhoogte van 3 meter genoemd. - We zijn van mening dat een maximale bouwhoogte van 2 meter voldoende is voor schuurtjes etc. Bij lid 10.3c wordt gesproken over gebruikspercentages. - Niet duidelijk is of deze percentage in overeenstemming zijn met de genoemde percentages in de begrippenlijst (artikel 1); subsidiair. De verbeelding voor de Garstkamp is niet in overeenstemming met de Regels ten aanzien van sw-1 en w1. Garstkamp: Op bladzijde 31 van de toelichting aan het einde van de tweede alinea staat geschreven: "Vanwege de discussie rondom de invulling van verzorgingshuizen in de toekomst zullen de woonruimten ook ter beschikking komen van andere bewoners." Niet duidelijk is wat hiermee wordt bedoeld. Voor alle duidelijkheid het volgende: De Garstkamp is op dit moment geen verzorgingshuis. De Garstkamp betreft een complex zelfstandige woningen specifiek bestemd voor ouderen met een uitgebreid pakket aan woondiensten eventueel aangevuld met extramurale zorg. Dit beschermd wonen voor ouderen wordt juist mogelijk gemaakt doordat alle woningen in de Garstkamp deze bestemming hebben. Door het grote volume is het daardoor mogelijk om voor al deze bewoners een uitgebreid dienstenpakket in te kopen c.q aan te bieden afgestemd op de behoefte van deze ouderen. Gegeven het feit dat de vraag naar woningen met deze bestemming eerder toe dan af zal nemen, dient juist voor dit deel van het bestemmingsplan de huidige bestemming, woningen bestemd voor senioren met al dan niet extramurale zorg, te worden gehandhaafd/vastgelegd. De woningen zijn bestemd voor ouderen die in welke vorm dan ook diensten en/of zorg in de eigen huurwoning verleend krijgen. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat "anderen" zoals jongeren, studenten en/of asielzoekers in deze woningen gehuisvest worden. Het kan nadrukkelijk niet de bedoeling zijn om de Garstkamp ook toegankelijk te maken voor niet seniore bewoners. Wij verzoeken u dan ook dit nadrukkelijker in het ontwerp te definiëren en vast te leggen. Artikel 11. Wonen-2 Dit artikel heeft betrekking op de woningen in Geerdinkhof. Bij de verbeelding: - Niet duidelijk is waarom de maximale bouwhoogte van de ene helft van de patiobungalows 4 meter is en van de andere helft van de patiobungalows 3 meter is. Alle eenlaagswoningen zijn maximaal 3 meter hoog. Bij lid 11.2b: - De reikwijdte van dit artikel is niet duidelijk. Wordt hier iets toegestaan / gelegitimeerd dat eerder niet was toegestaan? Bij lid 11.2a (de tweede a) - De aanduiding "sba-1" komt niet voor op de verbeelding. Bij lid 11.2b (de tweede b) - In art. 11.2 wordt in de opsomming onder b (de tweede b, niet de eerste, opsomming niet correct) gesproken over de maximum bouwhoogte. Vermeld wordt dat een dakterras niet wordt toegestaan voor een aantal patiowoningen, die met specifieke huisnummers worden omschreven. Op de inspraakavond bent u attent gemaakt op een procedure die de Vereniging Groot Geerdinkhof heeft gevoerd in 2012 m.b.t. de herziening van het bestemmingsplan Geerdinkhof. Deze procedure heeft geleid tot een uitspraak van de Raad van State waarbij het 7

verbod tot het realiseren van een dakterras werd uitgebreid tot alle patiowoningen in Geerdinkhof. Op 30 oktober 2012 heeft de stadsdeelraad besloten de mogelijkheid om een dakterras te realiseren voor eenlaagse woningen (i.e. patiowoningen) te schrappen. - We verzoeken u de opsomming van de uit te zonderen woningen als genoemd in art. 11.2 onder de 2e b. uit te breiden met de navolgende huisnummers: Geerdinkhof 200 t/m 207, 226 t/m 228, 235, 236, 257 t/m 261 en 281 t/m 288. Aanleiding voor dit verzoek is de tussenuitspraak van de Raad van State d.d. 23 mei 2012, en het hierop volgende raadsbesluit van Stadsdeel Zuidoost d.d. 30 oktober 2012. Zie hiervoor bijgevoegde stukken (4 bijlagen). Bij lid 11.2c (de tweede c) wordt gesproken over een maximum bouwhoogte van 3 meter. - We verzoeken u de maximum bouwhoogte te verlagen naar 2 meter. De meeste tuinen op Geerdinkhof zijn ommuurd met een muur van 2 meter hoog. Bergingen of een extra kamer van 3 meter hoog tasten het woongenot te veel aan. - We verzoeken u een uitzondering te maken voor de eenlaagswoningen in de zin dat bouwwerken niet toegestaan zijn aan het hoofdgebouw. Een serre in de patio van de buren verlaagd het woongenot aanzienlijk. Bij lid 11.4a wordt gesproken over "aan huis verbonden beroepen" - We verzoeken u bed&breakfast, toeristische verhuur en short stay te verbieden voor W1. Het betreft hier woonwijken zonder toeristische functie. - Niet duidelijk is of deze percentage in overeenstemming zijn met de genoemde percentages in de begrippenlijst (artikel 1); subsidiair. Bij lid 11.4b: - Waar komen deze huisnummers vandaan? Ill Toelichting Hieronder vindt u een opsomming van vragen van diverse bewoners en van ons bij de toelichting ook al is de toelichting geen juridisch document en zijn alleen de Regels maatgevend. Eerst wordt de betreffende passage uit de toelichting opgenomen en daarna onze vragen en opmerkingen. Algemeen Omdat in het bestemmingsplan 5G's een deel opgenomen is dat eerder in het bestemmingsplan Bijlmerweide en Omstreken opgenomen is, luistert de vaststelling van de plangrenzen nauw. Zodat de Bijlmerweide, onderdeel van de EHS en de Hoofdgroenstructuur daadwerkelijk beschermd wordt. Uit 1.1: Ook wordt aan het bestemmingsplan Geerdinkhof e.o. de bebouwing van de Garstkamp en omgeving toegevoegd, die tot dusver onderdeel van het bestemmingsplan De Nieuwe Bijlmer is. Het voordeel van de samenvoeging van de woongebieden in één plan is dat het totale plangebied over tien jaar in zijn geheel kan worden geactualiseerd. We zijn van mening dat het samenvoegen van woongebieden gebaseerd moet zijn op ruimtelijke samenhang. En die ontbreekt omdat de verschillende woongebieden, incl. de scholen elk een eigen karakter hebben. 'Vanwege de wenselijkheid en de wettelijke verplichting van een actueel planologisch kader, dient uiterlijk 31 mei 2015 (tien jaar na het vigerende plan) een nieuw bestemmingsplan voor Geerdinkhof te worden vastgesteld.' Het bestemmingsplan Geerdinkhof, inclusief de herziening dateert van 2012. Dus waarom 8

niet tot 2022 gewacht kon worden, is niet duidelijk. 'Deze overwegingen zijn opgenomen in de Startnotitie bestemmingsplan Geerdinkhof e.o. die op 7 oktober 2014 door de bestuurscommissie van Zuidoost is vastgesteld.' 2.3.1 'Vanwege mogelijke overblijfselen van een 17e eeuwse molen, geldt op een locatie nabij Gouden Leeuw een hoge archeologische verwachting. Daarom is daar de dubbelbestemming Waarde - Archeologie op de plankaart opgenomen' Waarom is er niet meer bekend dan dat er 'mogelijke overblijfselen' zijn? Daardoor wordt mogelijk een onnodig bestemming toegekend. 'Voor de uit te werken bestemming Uwx1 geldt een maximaal bebouwingspercentage van 50% en een maximale bouwhoogte van 15 meter; voor Uwx2 geldt een bouwhoogte van maximaal 40 meter.' Welke verordeningen bepalen deze maximum bouwhoogtes? Zie ook onze argumenten bij artikel Verkeer- 1. 'Voor het gedeelte met de bestemmingen Uwx3 en Uwx4 is op 29 juni 2010 het uitwerkingsplan Noordoostzone Nieuw Grunder vastgesteld.' De nieuwe solovilla's - als er al een gebouwd wordt - vallen onder het gebied "Noordoostzone Nieuw Grunder'. Dit is eigenlijk merkwaardig. Grunder lag echt aan de overkant van de dreef en de nieuwe vrijstaande woningen aan de Geerdinkhofkant werden in alle opzichten als behorend bij het welkstandsniveau Geerdinkhof gerekend. 'De basisschool Samenspel is bestemd als Maatschappelijke voorzieningen, waarbinnen verschillende maatschappelijke functies zijn toegestaan. Op de plankaart behorend bij het uitwerkingsplan is een maximale bouwhoogte van 10 meter opgenomen. Er geldt geen maximum bebouwingspercentage.' Betekent dit laatste dat de school onbeperkt zou mogen uitbreiden? 3.2.3 "De vorige definitie van achtererfgebied zorgde bij situaties op hoekpercelen en percelen waarop hoofdgebouwen schuin stonden ten opzichte van het openbaar toegankelijk gebied voor onduidelijkheden. In de gewijzigde definitie sluit de begripsbepaling aan op de toepassing van voor (tuin) en achter (erf) in het bestemmingsplan. Niet meer de voorkant van het hoofdgebouw wordt leidend, maar de voorgrens van het perceel. Onderstaande tekening verduidelijkt wat er veranderd is.' Dit was een van de centrale punten bij geschil over een schutting binnen het bestemmingsplan Geerdinkhof: wat is voor- en achterkant. Het tekeningetje in het concept-bp is nog steeds onduidelijk. We verzoeken om dit concreet voor Geerdinkhof te verduidelijken. "In de Bijlmermeer leidde de eenvormigheid van de woningvoorraad al snel tot leegstand, verval en een slecht imago. De vernieuwing die in de jaren negentig in gang werd gezet was gericht op vervanging van enkele hoogbouwflats door laagbouw woningen, meer koopwoningen en verlaging van de dreven. In het plangebied zijn echter, met uitzondering van de verlaging van de Bijlmerdreef, nauwelijks ruimtelijke ingrepen gedaan. De verscheidenheid in de woningvoorraad bestond al en er was veel minder sprake van een structurele sociale problematiek dan elders.' In de laagbouw was en is er geen sprake van een structurele sociale problematiek dan elders. Niet voor niets is de nut en noodzaak van de verlaging van de Bijlmerdreef én de 's 9

Gravendijkdreef zo lang door de bewoners van Geerdinkhof betwist. 3.1.3 'In voorliggend bestemmingsplan wordt de bouw van 80 woningen, binnen bestaand stedelijk gebied, mogelijk gemaakt en is daarmee in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking.' Niet alleen is het aantal van 80 in combinatie met een voorgestelde bouwhoogte van 11 woonlagen niet uitvoerbaar, maar ontbreekt de argumentatie om überhaupt in een relatieve laag bebouwde wijk (Geerdinkhof is laagbouw, de scholen zijn laagbouw, Garstkamp is niet hoger dan 6 woonlagen) een toren van 11 hoog te projecteren. Waarom is de Ladder voor duurzame verstedelijking niet als onderlegger ter inzage gelegd? Op welke trede staat deze voorgenomen bouw van 80 woningen? Dit bestemmingsplan ligt aan de rand van een stedelijk gebied en vormt de verbinding met landelijk gebied cq. de EHS. 'Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt er naar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden.' Hoe is in dit bestemmingsplan de voorgenomen uitbreiding met bebouwd gebied (toren, meer parkeren) te rijmen met het ontbreken van uitbreiding van groen en water? We stellen voor het gebied langs de 's Gravendijkdreef voor een uitbreiding van groen te bestemmen. 3.5.4 De notitie Tuinuitbreidingen is tussentijds geactualiseerd. Dit wordt niet vermeld, dus ook niet wat de bijgestelde regels zijn. 3.4.6 "Het belangrijkste doel van het Amsterdamse hoogbouwbeleid is een zorgvuldige inpassing van hoogbouwinitiatieven in de bestaande structuren van de stad." 'Het uitvoeren van een HER wordt in het beleid aanbevolen en is in bepaalde gevallen verplicht. Dat doet zich voor in situaties waarin terughoudendheid met hoogbouw wordt beoogd; in deze situaties wil het college van B&W mee kunnen beoordelen wat de effecten zijn van hoogbouw." "Een rapportage over landschappelijke effecten is onder meer verplicht gesteld bij hoogbouwinitiatieven vanaf 22,5 meter of hoger in het UNESCO-gebied (gebied binnen Singelgracht), hoogbouwinitiatieven vanaf 30 meter in de 2 km-zone rondom het UNESCO-gebied, in 'gebieden van bijzondere waarden', of in de randen van de groene scheggen." In voorliggend bestemmingsplan is weliswaar sprake van middelhoogbouw, maar geen van bovengenoemde situaties is hiervan toepassing. Een HER is zodoende niet verplicht, wel is het effect op de directe omgeving beschouwd in het kader van een goede ruimtelijke ordening (zie hoofdstuk 5.6)." Is deze conclusie zo zonder meer gerechtvaardigd op grond van bovenstaande? De geplande hoogbouw ligt binnen 2 km van de EHS. 3.5.3 "Op 24 juni 2008 heeft de stadsdeelraad de Parkeernota Zuidoost vastgesteld. Daarin zijn voor verschillende functies parkeernormen opgenomen. Voor het uit te werken deel in het bestemmingsplan wordt in de uitwerkingsregels opgenomen dat de uitwerking moet voldoen aan het parkeerbeleid van Zuidoost." De check of de geplande uitbreiding past binnen het parkeerbeleid, kan nu al uitgevoerd 10

worden. We verzoeken deze analyse op te nemen in het bestemmingsplan. Wat gebeurt er met de plek van de 7 solowoningen als die niet verkocht worden? 4.1 "Vanwege de discussie rondom de invulling van verzorgingstehuizen in de toekomst zullen de woonruimten ook ter beschikking komen van andere bewoners." Betekent dit dat alle categorieën bewoners in de Garstkamp terechtkunnen? Zie hiervoor ook onze opmerkingen hierboven. 'Indien het niet lukt om afspraken te maken over kostendekkende exploitatie na de renovaties rond 2018, opteert de centrale stad voor sloop van één van de garages in 2023, waarbij de verwachting is dat de resterende garage wel kostendekkend te exploiteren zal zijn." Waarop worden tzt de berekeningen gebaseerd? Wie bepaalt? 4.2 "Gezien de bijzondere ligging van het gebied op de as van de Bijlmerdreef en de 's- Gravendijkdreef, is een hoogteaccent hier wenselijk" Dit soort formuleringen moet onze argwaan wekken! Jargon van architecten en stedenbouwkundigen wordt moeiteloos ingezet om een plan erdoor te drukken. "In het kader van de inspraak is afgesproken dat de maximale bouwhoogte van het hoogteaccent 33 meter is. Die hoogte is vergelijkbaar met de hoogste torenflat van Gouden Leeuw en Groenhoven (24 juni 2008)." Dat is appels met peren vergelijken. De hoogste toren van Groenhoven in onderdeel van een zodanig bedoelde architectonische eenheid; de Garstkamp is op zichzelf ook een architectonische eenheid, waar geen toren bij bedoeld is. "In het vastgestelde Stedenbouwkundige Programma van Eisen (juni 2008) is de nader uit te werken bestemming beperkt tot een gebied op de kop aan de zuidwestzijde van de Garstkamp. Een mogelijke uitbreiding past volgens de modelstudies binnen deze vlek op de kop van de Garstkamp." Waarom zijn de geactualiseerde(?), aan de nieuwe economische situatie aangepaste modelstudies niet als onderlegger ter inzage gelegd? Waarom zijn de uitwerkingsvlakken Uw1 en Uw2 aangepast? Op basis van welke inzichten? Waarom wordt het bestemmingsplan ter plaatse van de geplande woningen voor de scholen, de zogenoemde Villa Solo-woningen niet aangepast aan de actualiteit? Dus uit het bestemmingsplan gehaald? Recentelijk heeft de Raad van State een bouwplan afgekeurd omdat deze gebaseerd was op oude modelstudies. "Een mogelijke uitbreiding past volgens de modelstudies binnen deze vlek op de kop van de Garstkamp. Het aangeven van een grotere vlek voor bebouwing beperkt het parkachtige karakter van het gebied, doorzichten en looproutes." "Het nieuwe bouwvolume sluit goed aan op het bestaande gebouw en de landschappelijke parkomgeving" Deze twee constateringen staan op dezelfde bladzijde: als je binnen de vlek blijft sluit het goed aan, treed je daarbuiten dan geeft het beperking. Een middengebied bestaat er kennelijk niet. Iets dat zo beperkt aansluit, sluit kennelijk toch niet goed aan. II

Concluderend We zijn van mening dat het bestemmingsplan 5G's op basis van bovengenoemde argumenten aangepast dient te worden. Waarbij het behoud van het karakter van de wijk Geerdinkhof leidend moet zijn. We behouden ons tevens het recht voor om onze argumenten later uit te breiden dan wel aan te vullen. Vooral omdat, mede door de informatie die op de inspraakavond door de gemeente is gegeven, of dit nu wel of niet het moment is om een officiële zienswijze in te dienen. Zodat we later in onze rechten niet beperkt worden. / 01 ud Wolterman Bijlagen: 5 12

Raad... n. r } luu^ In» yj UMU ^ k j k u C ^ S Betreft : R. Delno en anderen / / mr. F.J. JACOBS Egelantiersgracht 576 1015 RR AMSTERDAM Datum Ons nummer 20 november 2012 201106893/1/R1 Uw kenmerk 20111 1 1 6/R. Delno e.a./raad SD ZO Onderwerp Amsterdam, stadsdeel Zuidoost Bp. Geerdinkhof Behandelend ambtenaar R. Hamelink 070-4264012 In bovenvermelde zaak is door Stadsdeelraad Zuidoost een nader besluit genomen om te voldoen aan de opdracht in de tussenuitspraak van 23 mei 2012. Een afschrift van dit besluit treft u hierbij aan. Dit besluit zal worden betrokken bij de behandeling van het beroep/de beroepen. De Afdeling stelt u in de gelegenheid om schriftelijk uw zienswijze naar voren te brengen op bijgaand besluit. U kunt dit doen tot en met 18 december 2012. Daarna zal worden bezien op welke wijze de zaak verder wordt behandeld. U ontvangt hierover nog nader bericht. Hoogachtend, de secretaris van de Raad van State, I mr. H.H.C. Visser 2249062(CCB) Postbus 20019-2500 EA Den Haag -T 070 426 44 26 - F 070 365 13 80 - www.raadvanstate.nl I3ii lorrenpondeiitic de datum en het nummer tan deze brief'.tineldcn

Bezoekadres Anton de Komplein 150 1102 CW Amsterdam ZuidoostV Postbus 12491 1100 AL Amsterdam Zuidoost Telefoon 020 2525 000 Fax 020 691 2015 www.zuidoost.amsterdam.nl c Sector Ruimtelijke & Econ. Ontwikkeling Retouradres: SDZO, Postbus 12491, 1100 AL Amsterdam Zuidoost Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Dhr. Ruwkluit Postbus 20019 2500 EA Den Haag Behandelend ambtenaar Datum Ons kenmerk Uw kenmerk Onderwerp K. van Veenendaal 1 9 NOV. 201Z 2011005425 201106893/1/R1 Bestemmingsplan Geerdinkhof Geachte heer Ruwkluit, RAAD VAN STATE INGEKOMEN 2 0 NOV 2Q12 gaaknr. nruamrtm r^1 V,-. BEHANDELD: ÜD: a PAR: yt Op 23 mei 2012 heeft de Raad van State een tussenuitspraak gedaan in het beroep tegen de herziening van het bestemmingsplan Geerdinkhof. In deze tussenuitspraak geeft de rechter aan dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering en derhalve is vastgesteld in strijd met artikel 46 van de Awb. Naar aanleiding van deze tussenuitspraak heeft de stadsdeelraad van het stadsdeel Zuidoost besloten de herziening van het bestemmingsplan Geerdinkhof gewijzigd vast te stellen. Dit raadsbesluit treft u als bijlage bij deze brief aan. Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben, Hoogachtend, Kees van Veenendaal Jurist directie bedrijfsvoering

X M U Gemeente Amsterdam Stadsdeel Zuidoost Vergadering Stadsdeelraad Zuidoost d.d. 30 oktober 2012 Agendapunt 5 Voordracht inzake vaststelling herziening bestemmingsplan Geerdinkhof SDR1201030 RO/35 Amsterdam Zuidoost, 11 september 2012 Aan de Stadsdeelraad, Hierbij biedt het Dagelijks Bestuur u onderstaande raadsvoordracht aan ter besluitvorming in uw raadsvergadering. Inleiding Op 20 april 2011 heeft de stadsdeelraad van Zuidoost de herziening van het bestemmingsplan Geerdinkhof vastgesteld. Tegen deze vaststelling is beroep aangetekend door R. Delno en enkele anderen. Het beroep was gericht tegen de mogelijkheid een dakterras te vestigen op de éénlaagse woningen, deze mogelijkheid wilden de appellanten geschrapt hebben. De appellanten hebben voorafgaande aan hun beroep tevens ingesproken bij de Raadscommissie RO op 9 september 2010. Bij deze inspraakreactie hebben appelanten tevens aangegeven tegen de regeling te zijn die dakterrassen mogelijk maakt op de éénlaagse woningen. Naar aanleiding van deze inspraakreactie heeft het stadsdeel een planschadeonderzoek laten uitvoeren. Dit planschadeonderzoek gaf aan dat planschadeclaims mogelijk waren als de regeling die dakterrassen mogelijk maakt geschrapt zou worden. Mede op basis van dit onderzoek heeft de stadsdeelraad besloten de regeling die dakterrassen toestaat in stand te houden. Op 23 mei 2012 heeft de Raad van State een tussenuitspraak gedaan in het beroep tegen de herziening van het bestemmingsplan Geerdinkhof. In deze tussenuitspraak geeft de rechter aan dat het bestreden besluit (de herziening van het bestemmingsplan) niet berust op een deugdelijke motivering en derhalve is vastgesteld in strijd met artikel 46 van de Awb. Op basis van deze conclusie wordt de stadsdeelraad opgedragen binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak: te motiveren waarom dakterrassen op de woningen niet zouden leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de privacy; en te motiveren waarom het doen vervallen van de mogelijkheid tot het realiseren van een dakterras op de woningen tot gevolg zal hebben dat planschade zal moeten worden betaald, indien daartoe aanvragen worden ingediend. OF het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. Op basis van deze tussenuitspraak is de opdracht gegeven voor de uitvoering van een nieuwe planschadeanalyse om te onderzoeken of de conclusie van de vorige planschadeanalyse dat er sprake zou zijn van planschade als de dakterrassenregeling geschrapt zou worden een juiste was. Uit de nieuwe planschadeanalyse die is verricht blijkt dat er in de vorige planschadeanalyse onvoldoende is gekeken naar de ontwikkelingen die zich in de jurisprudentie hebben voorgedaan op het gebied van planschade. Uit deze recente ontwikkelingen in de jurisprudentie blijkt dat de Raad van State op basis van het criterium "normale maatschappelijke risico" tot een beperkter bereik van te vergoeden planschade komt. Toepassing van deze recente lijn van de Raad van State in de jurisprudentie leidt in de nieuwe

planschadeanalyse tot de conclusie dat het zeer aannemelijk is dat, in het geval de dakterrassenregeling voor de éénlaagse woningen geschrapt zou worden uit de herziening van het bestemmingsplan Geerdinkhof, er geen sprake is van planschade. Gezien de conclusie van de nieuwe planschadeanalyse dat planschade zeer onaannemelijk is en gezien de wens van (een meerderheid van) de bewoners van de éénlaagse woningen in Geerdinkhof om de dakterrassenregeling te schrappen stellen wij u voor om de herziening van het bestemmingsplan Geerdinkhof gewijzigd vast te stellen. De wijziging houdt in dat de mogelijkheid om een dakterras te realiseren voor de éénlaagse woningen geschrapt wordt. Na vaststelling van het bestemmingsplan zorgt de projectgroep Inhaalslag Bestemmingsplannen voor publicatie van het vaststellingsbesluit zodat beroep kan worden aangetekend bij de Raad van State. Besluitvorming VOORGESTELD BESLUIT: Wij stellen u voor het hierna opgenomen besluit te nemen. Het Dagelijks Bestuur C.M. de Graaf Secretaris a.i. E.R. Jaensch waarnemend voorzitter

x X X Gemeente Amsterdam Stadsdeel Zuidoost ; i RAADSBESLUIT Vaststelling herziening bestemmingsplan Geerdinkhof SDR1201030 RO/35 Amsterdam Zuidoost, 30 oktober 2012 De Stadsdeelraad van het Stadsdeel Amsterdam Zuidoost, Gezien de voordracht van het dagelijks bestuur d.d. 11 september 2012 BESLUIT: De herziening van het bestemmingsplan Geerdinkhof, zoals dat is vervat in de hierbij gevoegde verbeelding (plankaart), regels en toelichting als volgt gewijzigd vast te stellen: A: Ter plaatse van Geerdinkhof 200 t/m 207, 226 t/m 228, 235, 236, 257 t/m 261 en 281 t/m 288 (bestemming "Wonen") wordt in de regels (voorschriften) de mogelijkheid om een dakterras te realiseren geschrapt. Aldus besloten in de openbare vergadering van de StadsdeêTF&ad d.d. 30 oktober 2012 li na 3

Grift, Y.K. (Yolanda) Van: Verzonden: Aan: Onderwerp: r.delno <r.delno@hetnet.nl> woensdag 11 maart 2015 9:54 Grift, Y.K. (Yolanda) Fw: Fwd: Ontwerp bestemmingsplan De 5G's Ter info. Rob Delno Oorspronkelijk bericht Van: "M.Ph.Rodenburg" Datum: 10-03-2015 23:48 (GMT+01:00) Aan: "R. Delno" Onderwerp: Fwd: Ontwerp bestemmingsplan De 5G's Ter informatie. Beste Rob, Hartelijk dank voor de info. Vriendelijk groeten, Mia Rodenburg Doorgestuurd bericht Onderwerp:Ontwerp bestemmingsplan De 5G's Datum:Tue, 10 Mar 2015 23:45:52 +0100 VanrBVGarstkamp <bvgarstkamp@gmai 1.com> Organisatie:Bewoners Vereniging Garstkamp Aan:m.van.baaren(a),amsterdam.nl CC:Martin Blommers <martin.blommers(a),hotmail.nl>, Mia Rodenburg <mphrodenburg@kpnmail.nl>, Peter Meulenkamp <10234567@planet.nl>, Els van der Eem <el.sepels@,hotmail.com>. Frank Lind <frank.lind@garstkamp-wonen.nl>., Koos Klein <koosklein(a>live.nl> Geachte mevrouw van Baaren, Naar aanleiding van de presentatie van het Ontwerp bestemmingsplan De 5G's wil ik u hier laten weten dat een zeer groot deel van de bewoners van het seniorencomplex de Garstkamp zich middels een korte schriftelijke enquête hebben uitgesproken tegen de mogelijkheid in het bovengenoemd ontwerp bestemmingsplan ruimte te reserveren voor een woontoren ter plaatse van en gekoppeld aan de zuidwestgevel van de hoogbouw van de Garstkamp. Een en ander zou voortvloeien uit het SPvE "Noordoostzijde Bijlmerdreef/'s- Gravendijkdreef Clusters in het groen"(2008). ï

Ik wil u als bestuurslid van de Bewoners Vereniging Garstkamp namens de bewoners van de Garstkamp vragen onderstaand verzoek aan de voor het Ontwerp bestemmingsplan De 5G's verantwoordelijke persoon voor te leggen. Bewoners maken zich zorgen/merken op dat: - De realisatie van een woontoren van 33 meter hoogte (10 verdiepingen) en aan beide zijden een stuk uitsteekt buiten de voor- en achtergevel van de Garstkamp tot gevolg heeft dat de achterliggende appartementen van de Garstkamp weinig tot geen zonlicht meer zullen krijgen. - Het uitzicht van betreffende woningen heel beperkt zal zijn - De bouw voor een langere periode enorm veel lawaai-overlast zal geven - Het ten koste zal gaan van het groen in de nabije omgeving, terwijl juist de groene omgeving voor veel bewoners mede een aanleiding is geweest te kiezen voor een woning in de Garstkamp - Met erg veel inzet van de verhuurder en de bewoners zelf de leegstand binnen de Garstkamp uiteindelijk tot een minimum beperkt is en het maar de vraag is of er behoefte bestaat aan de woningen in een woontoren van 10 verdiepingen (die een binding zouden moeten hebben met de Garstkamp). Voor wie gaan die woningen gebouwd worden? - Een uitbreiding van de woningvoorraad zal de parkeerdruk, die op dit moment al aanzienlijk is, in het gebied rondom de Garstkamp behoorlijk verhogen en daar heeft niemand behoefte aan. De Bewoners Vereniging Garstkamp wil u dan ook dringend verzoeken de mogelijkheid tot realisering van de woontoren (zoals boven omgeschreven) niet op te nemen in het Ontwerp bestemmingsplan De 5G's. Het voorkomt veel onrust in de gemeenschap van ca.430 bewoners op leeftijd van de Garstkamp. Ten alle tijden bereid dit verzoek nader toe te lichten, met vriendelijke groet, Mia Rodenburg Secretaris Bewoners Vereniging Garstkamp 2