SYNTHESEVERSLAG OVER DE EVALUATIE VAN DE MAGISTRATEN

Vergelijkbare documenten
Hoge Raad voor de Justitie. Conseil Supérieur de la Justice. Handleiding voor de evaluatie van magistraten

Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek i.v.m. de mandaten en de evaluatie van de korpschefs van de zittende magistratuur.

betreffende een belangenconflict

EVALUATIEREGLEMENT - GROEP T HOGESCHOOL LEUVEN - Evaluatiereglement, 20 november 2000

Hoge Raad voor de Justitie. Conseil Supérieur de la Justice

GERECHTELIJK WETBOEK

HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE CONSEIL SUPERIEUR DE LA JUSTICE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE

PERSMEDEDELING VAN HET KONINKLIJK VERBOND VAN VREDE- EN POLITIERECHTERS

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies Omrekening van kapitaal bij grensoverschrijdende fusies

Rolnummer Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Een oplossing voor de Splitsing van het Gerechtelijk Arrondissement Brussel 4 oktober 2011

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

FEDERALE DIAGNOSTIEK WOON-WERKVERKEER Potentieel dat beter benut moet worden

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

Kindeffectrapportage. Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen.

VERGELIJKEND EXAMEN VOOR BEVORDERING DOOR OVERGANG NAAR EEN HOGER NIVEAU VAN HET ADMINISTRATIEF EN LOGISTIEK PERSONEEL VAN DE GEINTEGREERDE POLITIE

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vquater. De gerechtelijke stage

A D V I E S Nr Zitting van donderdag 31 mei

Gerechtelijk Wetboek

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

Verslag over het bijzonder onderzoek naar de werking van de rechterlijke orde naar aanleiding van de zaal Fortis SYNTHESE

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Bijlage 1 1. INLEIDING EN VERLOOP VAN DE OPDRACHT. Beknopte beschrijving van het verloop van de opdracht 2. DE WAARDERINGS- EN TOEREKENINGSREGELS

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

NOTA STUDIEDIENST (mevrouw Y. Güner) (27/07/2016)

ARBEIDSRECHTBANK LEUVEN

Beleidsplan

Audit Parket van BERGEN Sectie verkeerszaken Afdelingen BERGEN en DOORNIK

Rolnummer Arrest nr. 182/2011 van 1 december 2011 A R R E S T

Competentiemanagement bij de federale overheid

FSMA_2011_01 dd. 27 april 2011

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 23 mei

Competentiemanagement bij de federale overheid

Samenvatting van het advies goedgekeurd op 2 juni 2004 en uitgebracht op grond van artikel 133, tiende lid van het Wetboek van vennootschappen

INTERN REGLEMENT VAN HET AUDITCOMITÉ

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

Krokusplan. Projectenplan van de Hoge Raad voor de Justitie. Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Modernisering van de btw voor grensoverschrijdende b2c-e-commerce. Voorstel voor een UITVOERINGSVERORDENING VAN DE RAAD

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2013/3 over de overdracht van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB) naar Vlaanderen

21 MEI Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen.

Advies van de Verenigde Benoemingscommissies voor het Notariaat

Inhoudstafel. Deel 1 Context en situering van het onderzoek Deel 2 De essentiële waarborgen van rechtsbescherming in het ambtelijk statuut...

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

De heer ( ), bedrijfsrevisor sedert 15 januari 1995 en ingeschreven in het openbaar register onder het nummer ( ) met als woonplaats ( ).

ADMINISTRATIEF EN LOGISTIEK PERSONEEL VAN DE GEINTEGREERDE POLITIE

VR DOC.0085/1

Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep

VERSLAG WERKGROEP KADASTER VAN HET CONTRACTUEEL PERSONEEL.

Competentiemanagement bij de federale overheid

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

Gesprekken in organisaties Een bevraging van werknemers

Rolnummer Arrest nr. 106/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T

A D V I E S Nr Zitting van maandag 19 juli

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna "WVP"), inzonderheid artikel 29;

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het Comité");

STAP 4: Bekendmakingen: neerlegging & publicatie

Competentiemanagement bij de federale overheid

A D V I E S Nr

Synthese van het evaluatierapport met betrekking tot het tijdelijk huisverbod

INTERN REGLEMENT VAN HET AUDITCOMITÉ

niet verbeterde kopie

INTERN REGLEMENT VAN HET AUDITCOMITÉ VAN DE FEDERALE PARTICIPATIE- EN INVESTERINGSMAATSCHAPPIJ ( FPIM )

Gerechtelijk Wetboek

0296/05/N en 0302/05/N Tuchtcommissie van 13 juni 2006 (tussenbeslissing; beroep aangetekend)

ADVIES. 10 maart 2014

Standpunt van de Orde van Vlaamse Balies betreffende het deskundigenonderzoek

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 16 juli

Rechterlijke Orde. - Vacante betrekkingen

Rolnummer Arrest nr. 159/2007 van 19 december 2007 A R R E S T

financiële- en sociale dienst O.C.M.W.

over de bepalingen van het wetsontwerp Potpourri V met betrekking tot het lot van de korpschefs na het einde van hun mandaat

Het doel is dus de financiële middelen rechtstreeks te verdelen naar de niveaus waar de verantwoordelijkheid wordt opgenomen.

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 14 juli

Hoge Raad voor de Justitie

AANVRAAGFORMULIER VOOR DE ACCREDITATIE VAN CERTIFICATIEDIENSTVERLENERS

Regeling. beoordelingsgesprekken. leraar-la

Rolnummer Arrest nr. 83/99 van 15 juli 1999 A R R E S T

GEMEENTERAAD. Ontwerpbesluit. Bestemd voor: Commissie Algemene Zaken, Intercommunales en Bevolking

1.5. Methode 5: Behoeftenanalyse op basis van (individuele) opleidingsvragen

INTERN REGLEMENT VAN HET DIRECTIECOMITÉ

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

TOELICHTING. 1. Doel van het protocolakkoord

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

N DIV REGL ambulante handel A04 Brussel, MH/AB/LC A D V I E S. over

BERAADSLAGING RR Nr 26 / 2007 van 12 september 2007

Meer rechtvaardigheid. voor meer kinderen. Uitgegeven door de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid

Competentiemanagement bij de federale overheid

VR DOC.0553/1

O.C.M.W.-LOCHRISTI FUNCTIEBESCHRIJVING ADMINISTRATIE WZC. 1. Plaats in de organisatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 16 juli

tot de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVG"); Advies nr. 08/2019 van 16 januari 2019

Beslissing D S betreffende de opleidingsinstellingen voor treinbegeleiders.

Ter informatie, aan de Dames en Heren Burgemeesters - aan Mevrouw en de Heren Dienstchefs van de brandweerdiensten

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol

1. Verslag zonder voorbehoud met toelichtende paragraaf

Evaluatie bij de Stad van Brussel. Dirk Leonard Directeur HR Stad Brussel

Transcriptie:

1 SYNTHESEVERSLAG OVER DE EVALUATIE VAN DE MAGISTRATEN (goedgekeurd door de Algemene vergadering op 26 februari 2003) 1. De doelstellingen van de wet zijn dubbelzinnig De wet van 22 december 1998 voegde in het Gerechtelijk Wetboek een nieuw hoofdstuk over de evaluatie van magistraten in. Dit was een vernieuwing, want tot dan was een wetsbepaling die een evaluatiesysteem voor de magistraten vaststelde onbestaand. Volgens de voorbereidende werken van voornoemde wet vormde het hoofdstuk over de evaluatie van het magistraatsambt, samen met de objectivering van de benoemings- en aanwijzingsprocedures en de invoering van mandaten voor bepaalde magistraatsambten, de kern van de voorgestelde hervormingen. Nog steeds volgens de voorbereidende werken had de wetgever de bedoeling, via de invoering van een evaluatiesysteem, binnen elk rechtscollege een interne, periodieke kwaliteitscontrole door te voeren (Parl. St., Kamer, 97-98, 1677/1, p. 22). Het evaluatiesysteem van de magistraten streeft twee doelstellingen na, met name : 1) De individuele disfuncties van de magistraten identificeren; In dit opzicht wordt de evaluatie veeleer opgevat als een instrument voor intern management. Zodra het dankzij de evaluatie mogelijk wordt problemen of disfuncties bij bepaalde magistraten te identificeren, zal de evaluatie de korpschef ertoe brengen de gepaste oplossingen te zoeken om de interne werking van het rechtscollege te verbeteren. Tevens zal de evaluatie een rol spelen in het bewustwordingsproces van de betrokken magistraten ten aanzien van hun problemen of gebreken, en hen helpen deze te proberen verhelpen. 2) Een vergelijkende beoordeling van de magistraten mogelijk maken; Er werden evaluatiecriteria en een systeem voor weging uitgewerkt (koninklijk besluit van 20 juli 2000, B.S. 2 augustus 2000) om een cijfermatige evaluatie van de prestaties van de magistraten mogelijk te maken en de eindvermelding van de evaluatie te bepalen. Uit de studie van het systeem dat door de wet van 22 december 1998 werd ingevoerd, en van de voorbereidende werken bij die wet, komt evenwel naar voor dat de evaluatie, in haar huidige opvatting om aan die twee doelstellingen te beantwoorden, een tegenstrijdigheid vertoont : De evaluatie is immers gericht op de interne werking van het rechtscollege (d.w.z. beter werk van de magistraten) enerzijds, en moet anderzijds uitmonden in de aflevering van een rapport zodat onderlinge vergelijking van magistraten mogelijk wordt met het oog op benoemingen of bevorderingen. Deze dubbele doelstelling impliceert dat de magistraten de neiging zullen hebben hun eventuele gebreken of tekortkomingen te laag te waarderen (met name in het kader van de gevraagde zelfevaluatie, zie verder) om een mogelijke negatieve weerslag op hun professionele toekomst te vermijden. De tweede doelstelling verliest bijgevolg haar effect.

2 2. Balans van het resultaat van de evaluaties Tijdens het eerste semester van 2001 hield de Hoge Raad voor de Justitie een grootschalige enquête bij de magistratuur met de bedoeling de concrete toepassing te evalueren van de bij koninklijk besluit van 20 juli 2000 (B.S. 2 augustus 2000) vastgestelde evaluatie- en wegingscriteria. In maart 2001 werden vier vergaderingen belegd, met respectievelijk de (Franstalige en Nederlandstalige) parketmagistraten en met de (Franstalige en Nederlandstalige) magistraten van de zetel, waarop telkens de korpschefs en de beoordelaars werden uitgenodigd. Daarnaast werd binnen de magistratuur een vragenlijst verspreid (ongeveer 2100 exemplaren) om van de magistraten te vernemen wat zij vinden van de manier waarop de evaluatie na de inwerkingtreding van de wet van 22 december 1998 in de praktijk werd gebracht. De Hoge Raad voor de Justitie heeft 410 ingevulde formulieren ontvangen, wat neerkomt op een bijzonder lage respons van 19 %. Van deze ingevulde formulieren was : - +/- 57 % afkomstig uit het Nederlandstalige landsgedeelte (zetel + parket) en 43% uit het Franstalige landsgedeelte (zetel + parket) ; - +/- 64 % afkomstig van magistraten van de zetel en 36 % van magistraten van het parket. Welke balans kunnen we hieruit opmaken? Uit de besprekingen met de korpschefs en de beoordelaars, en de analyse van de antwoorden op de vragenlijst blijkt dat het gewicht van de evaluaties relatief onbeduidend kan worden genoemd in verhouding tot de hoeveelheid werk die dit vroeg. Bij de voornoemde enquête hebben veel beoordelaars onderstreept dat de evaluatie een belangrijke werklast met zich bracht en dat er geen personele en materiële middelen ter beschikking werden gesteld om de doelstellingen van de wet efficiënt te kunnen verwezenlijken. In sommige gevallen (met name in relatief grote rechtscolleges of parketten) liet de nood aan administratieve ondersteuning zich duidelijk gevoelen. Hoewel een nationaal gemiddelde niet makkelijk vast te leggen is, lijkt men uit de ontvangen inlichtingen te kunnen afleiden dat een evaluatieprocedure (administratieve formaliteiten, studie van het dossier, functioneringsgesprek, opstellen van de voorlopige evaluatie) per geëvalueerde magistraat naar schatting ongeveer drie tot vier uur in beslag neemt. Tevens werd gemeld dat de procedure log is, veel tijd- en energieverlies met zich brengt, en bijgevolg de beoordelaars afhoudt van de andere opdrachten die zij moeten vervullen.

3 Met betrekking tot de resultaten : - Uit de inlichtingen van de F.O.D. Justitie blijkt, voor de periode van 2 augustus 2002 tot 24 januari 2003, dat de geëvalueerde magistraten volgende vermeldingen kregen toegekend : Evaluatie van de mandaten : GOED 486 ONVOLDOENDE 1 Periodieke evaluatie : ZEER GOED 1.427 GOED 57 VOLDOENDE 10 ONVOLDOENDE 4 - Tal van magistraten hadden kritiek op het aspect sanctie in het kader van de evaluatie. Het systeem dat door de wet werd ingevoerd, houdt geen positieve benadering in die een kwalitatieve verbetering van het magistraatsambt moet toelaten. De klemtoon ligt veeleer op de bestraffing. De vermelding onvoldoende geeft aanleiding tot een sanctie, terwijl de vermelding goed niet tot een opwaardering leidt, wat bij de magistraten niet in goede aarde valt. In dit opzicht is het uitstellen van de laatste driejaarlijkse verhoging na een vermelding onvoldoende, zoals bepaald door het nieuwe artikel 360ter van het Gerechtelijk Wetboek, is in dit verband veelzeggend. In plaats van de magistraat aan te zetten tot beter werk, leidt het repressieve karakter van de evaluatie tot het omgekeerde resultaat, met name demotivering bij de magistraten, terwijl de werking van het rechtscollege als organisatie niet in vraag wordt gesteld. De cijfermatige quoteringen (weging) die psychologisch zwaar doorwegen, zijn evenzeer een demotiverende factor. Zij maken immers onderlinge vergelijking van magistraten mogelijk terwijl er geen waarborg is voor de betrouwbaarheid van het resultaat. - Als balans van de evaluatie zijn de resultaten van de enquête van de Hoge Raad veelbetekenend. Van de 410 magistraten (zetel en parket) die de vragenlijst ingevuld hebben teruggestuurd : is 69% van mening dat de sanctie die gekoppeld is aan een van de evaluatiegegevens niet echt zal bijdragen tot de doeltreffendheid van het systeem ; is 69% van mening dat de evaluatie niet heeft bijgedragen tot een verbetering van hun werk ; is 82,7% van mening dat de evaluatieprocedure niet heeft bijgedragen tot een betere algemene organisatie van het rechtscollege. 3. Positieve aspecten van de evaluatie Dat de magistraten het principe zelf van een evaluatie van hun ambt hebben aanvaard (vóór de inwerkingtreding van de wet van 22 december 1998 was immers geen enkel evaluatiesysteem voorzien) vormt onbetwistbaar het belangrijkste positieve aspect van de evaluatie.

4 In dit verband kan worden verwezen naar de cijfers van de enquête, waaruit blijkt dat : - 36,6 % van de magistraten die de vragenlijst hebben teruggestuurd van mening is dat het principe van een evaluatie behouden moet blijven ; - 28,5 % van mening is dat het principe van een evaluatie moet worden gewijzigd ; - 34, 9 % van mening is dat het principe van een evaluatie moet worden afgeschaft. Uit die cijfers lijkt men te kunnen afleiden dat, over het algemeen, 65,1 % van de magistraten voorstander is van het principe van een evaluatie, al wensen sommigen (28,5 %) dat wijzigingen worden aangebracht aan het huidige stelsel. Onder meer werd als wijziging voorgesteld dat de functioneringsgesprekken verplicht voor een college van beoordelaars (zo dit bestaat) worden gehouden, en niet enkel voor de korpschef, zoals in sommige rechtscolleges, parketten of auditoraten is gebeurd. Een tweede punt is dat de meeste magistraten-beoordelaars en geëvalueerde magistraten van mening zijn dat de functioneringsgesprekken positief waren. In dit verband was de algemene opmerking dat : - deze gesprekken contactbevorderend werkten en een echte dialoog tot stand brachten tussen de beoordelaars (m.n. de korpschef) en de geëvalueerde magistraten ; - men dankzij deze gesprekken bovendien de collega s beter leerde kennen en een beter zicht kreeg op het werk en de persoonlijkheid van iedereen ; - dankzij deze gesprekken eveneens een stand van zaken van de professionele praktijken kon worden opgesteld en de te bereiken doelstellingen konden worden bepaald. De korpschefs van hun kant hebben dankzij de functioneringsgesprekken de aanwezigheid van problemen of lacunes in de werking van hun rechtscollege of parket kunnen detecteren en, bijgevolg, de nodige maatregelen kunnen nemen om de vastgestelde disfuncties te verhelpen. Uit de cijfers van de enquête blijkt eveneens dat 89,5 % van de magistraten die de enquête hebben ingevuld, vinden dat de functioneringsgesprekken in een positieve en constructieve atmosfeer zijn verlopen. 4. Negatieve aspecten van de evaluatie a) De evaluatie heeft een «intern» karakter Onder voorbehoud van de federale magistraten, die door het College van procureursgeneraal worden geëvalueerd, gebeurt de evaluatie door magistraten die tot hetzelfde rechtscollege of tot hetzelfde parket als de geëvalueerde magistraten behoren. Tal van magistraten vinden dat deze situatie tot spanningen of zelfs tot interne conflicten kan leiden, vooral wanneer het team beperkt is (klein korps) en er verschillende vermeldingen of quoteringen worden toegekend. Ook wierpen magistraten die een zeker corporatisme willen vermijden en waarborgen voor een zo objectief mogelijke procedure willen, de vraag op of het opportuun is het «interne» college van beoordelaars te laten bijstaan door een zogenaamde «externe» beoordelaar (bij voorbeeld een lid van de balie).

5 Over de verplichting om voor rechtscolleges met 5 of meer magistraten colleges van beoordelaars op te richten, werd vermeld dat dit kon leiden tot paradoxale situaties waarbij, te langen leste, iedereen beoordelaar van een collega wordt. In dit opzicht werd opgemerkt dat in een zeer klein korps er een zeker risico kon bestaan dat een relatief onervaren magistraat, of zelfs een magistraat die door zijn professionele omgeving wordt beschouwd als «weinig betrouwbaar», toch beoordelaar wordt van ervaren magistraten die de erkenning van zijn gelijken genieten. b) De evaluatie gebeurt door non professionals De evaluatie gebeurt door non professionals en heeft dan ook een subjectief karakter. In dit opzicht moet men doen opmerken dat de magistraten-beoordelaars terzake geen ervaring hadden en dat het, gelet op de zeer korte termijn waarbinnen het nieuwe evaluatiesysteem werd ingevoerd, onmogelijk was voor hen nog een specifieke opleiding te organiseren. Op te merken valt evenwel dat een veralgemeende opleiding voor alle beoordelaars een bijzonder grote investering zou vergen. c) Het gebrek aan eenvormigheid Omdat voor ieder rechtscollege, parket of auditoraat de beoordelaars verschillende personen zijn, is er geen eenvormigheid in het quoteringssysteem en in de toepassing van de regels betreffende de evaluatie. Deze situatie zal waarschijnlijk discriminaties creëren. Tevens wordt hierdoor de onderlinge vergelijking van magistraten uit verschillende rechtscolleges/parketten/auditoraten, onmogelijk. d) De evaluatie leidt tot een zekere gelijkschakeling van de magistraten In de praktijk heeft men vastgesteld dat veel magistraten die tot eenzelfde rechtscollege of eenzelfde parket/auditoraat behoren een identieke evaluatievermelding krijgen ( goed of zeer goed ). Omdat de beoordelaars en de geëvalueerde magistraten tot eenzelfde beroepsomgeving behoren en tijdens een groot gedeelte van hun loopbaan samen moeten werken, lijkt het dat sommige beoordelaars zich weinig kritisch hebben opgesteld tegenover de disfuncties van sommige van hun collega s om gevoeligheden te ontzien. e) De beperkingen van de zelfevaluatie In het evaluatiesysteem, in zijn huidige opvatting, heeft een zelfevaluatie door de betrokkene maar weinig zin. Het systeem is in zekere zin ondermijnd omdat de geëvalueerde magistraat pertinent weet dat het resultaat van zijn evaluatie in zijn benoemingsdossier zal zitten wanneer hij solliciteert voor een vacante plaats. Hij heeft er alle belang bij zijn gebreken en tekortkomingen te verbergen om zijn loopbaan niet in gevaar te brengen. In zo een systeem lijkt de zelfevaluatie ongepast. Het komt immers niet aan de magistraat toe om zichzelf aan de kaak te stellen of zichzelf te complimenteren want hij heeft een rechtstreeks belang bij het resultaat. Volgens de cijfers van de enquête werd aan 82 % van de geëvalueerde magistraten gevraagd om zichzelf te evalueren.

6 De enige verdienste van de «zelfevaluatie» bestaat er waarschijnlijk in dat het werk van de beoordelaar zelf gemakkelijker wordt. f) Het wegingsysteem is vatbaar voor kritiek Het wegingsysteem kreeg heel wat kritiek omdat het een cijfermatige vergelijking van de resultaten van de verschillende magistraten mogelijk maakt. Bovendien werden, om de hoger uiteengezette redenen (verschillende beoordelaars, geen specifieke opleiding) tussen de rechtscolleges onderling uiteenlopende situaties vastgesteld op het vlak van de quoteringen. Overigens blijkt uit de enquête dat veel magistraten vragen hadden bij het ontbreken van rechtsmiddelen in het kader van de evaluatieprocedure. g) Te grote werklast voor de beoordelaars Vrijwel alle beoordelaars zijn van mening dat de huidige procedure, globaal genomen, veel te log en te tijdrovend is. De werklast die zij met zich brengt (verschillende werkuren per geëvalueerde magistraat) is dermate groot dat in de «grote» en de «heel grote» arrondissementen wel eens problemen kunnen ontstaan omdat de administratieve personeelsformatie ontoereikend is. * * * Na bespreking en goedkeuring van de inhoud van het syntheseverslag, komt de Algemene vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie tot het besluit dat het huidige evaluatiesysteem vervangen dient te worden door een systeem met functioneringsgesprekken teneinde de arbeidskwaliteit van de magistraten te verbeteren. De Algemene vergadering stelt een werkcel aan die de opdracht krijgt dit concept verder uit te werken en concrete voorstellen te formuleren. ---------------------