RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 12 april Rapportnummer: 2012/061

Rapport. Datum: 2 mei 2006 Rapportnummer: 2006/178

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Rapport over een klacht over de Kamer van Koophandel Midden-Nederland uit Utrecht. Datum: 11 oktober Rapportnummer: 2011/298

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 19 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/229

1.327,20 als hoofdsom in verband met achterstallige verzekeringspremies; 42,49 als tot op dat moment vervallen wettelijke rente over de hoofdsom;

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 09 augustus Rapportnummer: 2011/238

Rapport. Datum: 14 januari 2011 Rapportnummer: 2011/013

Rapport. Datum: 5 september 2006 Rapportnummer: 2006/306

Rapport. Rapport over een klacht over het gerechtsdeurwaarderskantoor S. te P. Datum: 17 oktober Rapportnummer: 2012/172

6. Bij brief van 4 mei 2004 gaf het LBIO een incasso- en executieopdracht aan de deurwaarder.

"Ik kan de kinderalimentatie niet langer betalen, wat kan ik doen?

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Rapport. Datum: 8 mei 2007 Rapportnummer: 2007/087

Samenvatting 1 Klacht 2 Beoordeling 2 Conclusie 4 Aanbeveling 5 Onderzoek 5 Bevindingen 5

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Beoordeling. h2>klacht

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/251

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Rapport. Datum: 9 juli 1999 Rapportnummer: 1999/306

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in.

Rapport. Datum: 18 december 2007 Rapportnummer: 2007/313

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/128

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/103

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Rapport. Datum: 17 mei 2006 Rapportnummer: 2006/182

Rapport. Datum: 26 juli 2005 Rapportnummer: 2005/220

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 9 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/309

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208

RAPPORT 2001/035, NATIONALE OMBUDSMAN, 9 FEBRUARI 2001

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

Rapport. Datum: 12 april 2006 Rapportnummer: 2006/142

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

Rapport. Datum: 26 april 2007 Rapportnummer: 2007/077

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Rapport. Datum: 23 maart 2006 Rapportnummer: 2006/114

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Uitvoering Onderwijs uit Groningen. Datum: 4 mei Rapportnummer: 2011/139

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Beoordeling. h2>klacht

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep):

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Datum: 12 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/440

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Oost-Brabant te Oss. Datum: 2 oktober Rapportnummer: 2013/138

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Datum: 27 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/181

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/206

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 5 januari Rapportnummer: 2012/001

Rapport. Datum: 22 juli 2002 Rapportnummer: 2002/218

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Belastingdienst/BelastingTelefoon te Groningen. Datum: 13 december Rapportnummer: 2011/360

Beoordeling. h2>klacht

Verzoeker, die optrad als gemachtigde in een ontslagzaak, klaagt erover dat de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI), thans UWV WERKbedrijf:

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/102

Rapport. Datum: 19 januari 2006 Rapportnummer: 2006/020

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 29 november 2000 Rapportnummer: 2000/365

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/124

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Heerlen. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/244

Rapport. Rapport over een klacht over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Utrecht. Datum: 7 maart Rapportnummer: 2012/035

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over het College bescherming persoonsgegevens. Datum: 29 december Rapportnummer: 2011/368

Rapport. Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261

Rapport. Datum: 26 september 2001 Rapportnummer: 2001/293

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Transcriptie:

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005 Samenvatting Klacht Beoordeling Conclusie Aanbeveling Onderzoek Bevindingen Achtergrond SAMENVATTING Verzoeker klaagde erover dat het LBIO hem niet (duidelijk) had geïnformeerd over het opheffen van het beslag op zijn boedel en dat het LBIO hem over de opheffing eerst in kennis heeft gesteld nadat verzoeker terzake een klacht had ingediend. De Nationale ombudsman stelde voorop dat het voor een beslagene van belang is te weten wanneer hij weer vrijelijk de beschikking krijgt over de goederen waarop het beslag rust. Volgens de Nationale ombudsman is het bestuursorgaan dat opdracht tot het beslag heeft gegeven verantwoordelijk voor de informatieverstrekking over het beslag richting de beslagene. Het verantwoordelijke bestuursorgaan kan er voor kiezen zelf de beslagene te informeren, maar kan ook met de ingeschakelde deurwaarder afspreken dat hij de beslagene rechtstreeks informeert. Deze laatste mogelijkheid neemt overigens niet weg dat de opdrachtgevende instantie eindverantwoordelijk blijft voor de informatieverstrekking. De Nationale ombudsman was van mening dat het LBIO in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking had gehandeld door verzoeker in de brief van 25 mei 2004 geen zekerheid te verstrekken over (het tijdstip van) het al dan niet opgeheven zijn van het beslag, maar te volstaan met de mededeling dat de deurwaarder was verzocht het incasso-traject stop te zetten. KLACHT Verzoeker klaagt erover dat het LBIO hem in de brief van 25 mei 2004 niet gelijk heeft geïnformeerd over het opheffen van het beslag op zijn boedel en dat het LBIO hem over de opheffing eerst in kennis heeft gesteld nadat verzoeker terzake een klacht had ingediend. www.schuldinfo.nl 1

BEOORDELING Algemeen 1. Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (verder: het LBIO) heeft op verzoek van de ex-partner van verzoeker de inning van de kinderalimentatie per 17 januari 2002 overgenomen. Omdat verzoeker niet aan zijn betalingsverplichting zou hebben voldaan, heeft het LBIO de gerechtsdeurwaarder ingeschakeld die op 29 juli 2003 executoriaal beslag heeft gelegd op een aantal roerende zaken van verzoeker. 2. Verzoeker heeft terzake een procedure in kort geding aangespannen, welke procedure op 19 mei 2004 ter zitting is behandeld. Tijdens die zitting zijn verzoeker en het LBIO tot een overeenkomst gekomen. In het proces-verbaal van de zitting is de vaststellingsovereenkomst tussen LBIO en verzoeker opgenomen, waarin onder meer is opgenomen dat het gelegde beslag wordt opgeheven na betaling van 2.000 aan opslagkosten door verzoeker aan het LBIO (zie Achtergrond, onder 1.). 3. Per brief van 25 mei 2004 heeft het LBIO verzoeker bevestigd dat zijn betaling van 2.000 was ontvangen en dat het LBIO de gerechtsdeurwaarder per gelijke post had verzocht de incasso stop te zetten. 4. De gerechtsdeurwaarder heeft het LBIO op 15 juli 2004 de eindafrekening gestuurd, omdat de deurwaarder het dossier overeenkomstig het verzoek van het LBIO had gesloten. 5. Op 8 november 2004 heeft verzoeker er bij het LBIO schriftelijk onder meer over geklaagd dat hij nog steeds geen formele kennisgeving van de opheffing van het beslag op zijn boedel had ontvangen. 6. Omdat het LBIO nog niet inhoudelijk had gereageerd op zijn klachtbrief, heeft verzoeker zich op 1 februari 2005 tot de Nationale ombudsman gewend. Bij telefonische navraag bij het LBIO op 17 maart 2005 door een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman bleek dat de klachtafhandelingsbrief die dag naar verzoeker was verzonden. 7. Het LBIO heeft de klacht van verzoeker ongegrond verklaard, omdat het LBIO van mening was dat verzoeker met de inhoud van de brief van 25 mei 2004 voldoende was geïnformeerd door het LBIO. Het feit dat de gerechtsdeurwaarder verzoeker kennelijk niet nog eens apart op de hoogte heeft gesteld van het opgeheven beslag, doet voor het LBIO aan de beoordeling van haar eigen handelwijze niets af. Verder heeft het LBIO aangegeven dat de gerechtsdeurwaarder telefonisch desgevraagd had bevestigd dat het beslag was opgeheven en dat het beslag, voor zover nodig, daarbij alsnog formeel was opgeheven. 8. Op 21 maart 2005 heeft verzoeker zich opnieuw tot de Nationale ombudsman gewend omdat hij het niet eens was met de reactie van het LBIO op zijn klacht. I. Bevindingen 1. Verzoeker klaagt erover dat het LBIO hem in de brief van 25 mei 2004 niet gelijk heeft geïnformeerd over het opheffen van het beslag op zijn boedel en dat het LBIO hem over de opheffing eerst in kennis heeft gesteld nadat verzoeker terzake een klacht had ingediend. 2. In reactie hierop heeft het LBIO de Nationale ombudsman per brief van 19 mei 2005 laten weten dat het van mening is dat verzoeker met de brief van 25 mei 2004 door het www.schuldinfo.nl 2

LBIO zorgvuldig is geïnformeerd. Het LBIO heeft in dit verband tevens verwezen naar de brief van 25 mei 2004 aan de gerechtsdeurwaarder, waarvan een kopie was bijgevoegd. Met die brief heeft het LBIO de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van de kort geding zitting toegestuurd, waarbij het LBIO heeft opgemerkt dat het beslag na de betaling van 2.000 zal moeten worden opgeheven. Het LBIO heeft de Nationale ombudsman voorts laten weten dat het zich op het standpunt stelt dat het ervan uit mocht gaan dat de gerechtsdeurwaarder de opheffing van het beslag vervolgens naar behoren zou uitvoeren. Doordat de gerechtsdeurwaarder het LBIO een afrekening had gestuurd, bestond er voor het LBIO geen reden om aan te nemen dat dit niet het geval was geweest, aldus het LBIO. Verder heeft het LBIO in zijn reactie aangegeven dat de gerechtsdeurwaarder desgevraagd telefonisch te kennen had gegeven dat hem geen richtlijnen over schriftelijke berichtgeving van opheffing van beslag op roerende zaken bekend zijn en dat dit in de praktijk dan ook nauwelijks gebeurt. Voorts had de gerechtsdeurwaarder tegenover het LBIO te kennen gegeven dat hij van mening was dat verzoeker ervan uit mocht gaan dat het beslag was opgeheven nadat hij het in de overeenkomst afgesproken bedrag had betaald. 3. Per brief van 29 juni 2005 heeft verzoeker gereageerd op het standpunt van het LBIO. Verzoeker heeft een afschrift meegestuurd van de brief die de gerechtsdeurwaarder hem op 19 mei 2004 had gestuurd. In die brief heeft de gerechtsdeurwaarder verzoeker schriftelijk bericht dat het beslag op een aantal nader omschreven goederen wordt opgeheven. In zijn toelichting hierop heeft verzoeker de Nationale ombudsman laten weten dat het hier goederen betrof, ten aanzien waarvan verzoeker eerder schriftelijk had aangetoond dat die niet tot zijn privé-inventaris behoorden. Verzoeker geeft aan het niet eens te zijn met de reactie van het LBIO op zijn klacht, zeker gelet op het feit dat verzoeker bij brief van 19 mei 2004 wel over het opheffen van een deel van het beslag was geïnformeerd. Daarnaast heeft verzoeker de Nationale ombudsman een uitdraai meegestuurd van de reactie die verzoeker van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders op 17 maart 2005 heeft ontvangen op zijn vraag of een gerechtsdeurwaarder de beslagene formeel dient te informeren over het opheffen van het beslag op de boedel. Het antwoord was dat de opheffing van boedelbeslag niet wettelijk is geregeld, maar dat het een goed gerechtsdeurwaarder betaamt, om de beslagene hierover schriftelijk te infomeren, waarna de schuldenaar weer vrijelijk over de inbeslaggenomen zaken kan beschikken. II. Beoordeling 4. Het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking houdt in dat bestuursorganen burgers met het oog op de behartiging van hun belangen actief en desgevraagd van adequate informatie voorzien. Dit vereiste brengt onder meer mee dat een bestuursorgaan dat beslag heeft laten leggen op de roerende zaken van een burger, ervoor zorgdraagt dat die burger op enigerlei wijze wordt geïnformeerd over de opheffing van dat beslag, zodat de burger ervan op de hoogte is wanneer hij weer vrijelijk over zijn goederen kan beschikken. 5. In het kader van het onderzoek is het volgende vast komen te staan. Het LBIO heeft verzoeker op 25 mei 2004 bericht dat de gerechtsdeurwaarder per gelijke post was verzocht om het incasso-traject stop te zetten, omdat de betaling van verzoeker was ontvangen. Voorts is vast komen te staan dat de gerechtsdeurwaarder noch het LBIO verzoeker heeft geïnformeerd over het opheffen van het beslag na verzoekers betaling van 2.000. De gerechtsdeurwaarder heeft het LBIO op 15 juli 2004 de eindafrekening doen toekomen in verband met de sluiting van zijn dossier op verzoek van het LBIO. In het kader van de interne klachtafhandeling heeft het LBIO desgevraagd expliciet www.schuldinfo.nl 3

telefonisch van de gerechtsdeurwaarder vernomen dat het beslag was opgeheven en heeft het LBIO verzoeker hiervan met zoveel woorden op de hoogte gesteld. Niet vast is komen te staan wanneer het beslag is opgeheven. 6.1 Bij de beoordeling van de klacht moet worden vooropgesteld dat het voor een beslagene van belang is te weten wanneer hij weer vrijelijk de beschikking krijgt over de goederen waarop het beslag rust. De Nationale ombudsman is dan ook van mening dat een bestuursorgaan dat opdracht heeft gegeven het beslag te leggen verantwoordelijk is voor de informatieverstrekking over het beslag richting de beslagene. In dit geval was het LBIO het opdrachtgevende en dus verantwoordelijke bestuursorgaan. De Nationale ombudsman kan zich twee manieren voorstellen waarop het verantwoordelijke bestuursorgaan uitvoering geeft aan zijn plicht tot informatievoorziening van de beslagene. Het bestuursorgaan informeert de beslagene zelf of spreekt met de ingeschakelde gerechtsdeurwaarder af dat hij de beslagene rechtstreeks informeert. Deze laatste mogelijkheid neemt overigens niet weg dat het opdrachtgevende bestuursorgaan hiervoor uiteindelijk verantwoordelijk blijft, naar opvatting van de Nationale ombudsman. 6.2 Gelet op het vermelde onder 6.1 heeft het LBIO naar het oordeel van de Nationale ombudsman niet kunnen volstaan met de mededeling die het verzoeker in de brief van 25 mei 2004 heeft gedaan dat de gerechtsdeurwaarder was verzocht het incasso-traject stop te zetten. Verzoeker heeft door deze mededeling immers geen zekerheid gekregen over (het tijdstip van) de opheffing van het beslag. Deze zekerheid heeft verzoeker eerst gekregen van het LBIO nadat hij hierover had geklaagd. De Nationale ombudsman acht een dergelijke gang van zaken niet juist. De Nationale ombudsman is dan ook van mening dat het LBIO in dit geval heeft gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk. CONCLUSIE De klacht over de onderzochte gedraging van het LBIO te Gouda is gegrond, wegens schending van het vereiste van actieve en adequate informatievoorziening. ONDERZOEK Op 22 maart 2005 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Nijmegen, met een klacht over een gedraging van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Gouda. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de directie van het LBIO, werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de directie van het LBIO verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag op een enkel punt aan te vullen. Het LBIO gaf binnen de gestelde termijn geen reactie. www.schuldinfo.nl 4

Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie: 1. Verzoekschrift van 21 maart 2005; 2. Openingsbrieven van de Nationale ombudsman van 27 april 2005; 3. Reactie van de directeur van het LBIO van 19 mei 2005; 4. Reactie van verzoeker van 29 juni 2005. BEVINDINGEN Zie onder Beoordeling. ACHTERGROND Vaststellingsovereenkomst, behorende bij het proces-verbaal van de zitting in kort geding d.d. 19 mei 2004 " De partijen verklaren dat zij ter beslechting van deze kort geding procedure en van het onderliggende geschil het volgende zijn overeenkomen: ( ) 2. ( ) De door D. over deze periode verschuldigde opslagkosten worden vastgesteld op 2.000,-, door hem te betalen aan het LBIO; 3. Het gelegde beslag wordt opgeheven onmiddellijk na de betaling van de onder 2 bedoelde 2.000,-. " www.schuldinfo.nl 5