Vergelijkbare documenten
BELEIDSNOTITIE PARACOMMERCIALISME GEMEENTE MEDEMBLIK

Voorstel beleidsnotitie paracommercialisme Drank- en Horecawet Meierijstad 2017

gelet op de artikelen 147 van de gemeentewet, artikel 4 en artikel 25a van de Drank- en Horecawet; b e s l u i t :

BELEIDSNOTITIE PARACOMMERCIALISME. I. Inleiding:

Drank- en Horecaverordening gemeente Rijnwaarden 2013

Tielse LTC. Bestuursreglement 'alcohol in sportkantines

Alcohol in de Sportkantine

Drank- en Horecaverordening gemeente Overbetuwe 2013

Model bestuursreglement alcohol in sportkantines West-Friesland

Onderwerp: Drank- en Horecaverordening Gemeente Vlagtwedde 2014

Reglement alcoholgebruik sportkantine WFHC Hoorn

Gelet op artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en artikel 4 en 25a van de Drank- en Horecawet;

HORECANOTA GEMEENTE GEERTRUIDENBERG

Bestuursreglement bargebruik

Stiens, 20 november Raadsvergadering: 12 december 2013 Voorstelnummer: 2013/73

heeft het bestuur het volgende bestuursreglement Alcohol in sportkantines vastgesteld. Paragraaf 1 - Algemene bepalingen Artikel 1 - Begripsbepalingen

Reglement Alcohol in sportkantines december 2011

Bestuursreglement. Preambule

BESTUURSREGLEMENT ALCOHOL IN DE SKF KANTINE

Loes Peters 3417

BELEIDSREGELS PARACOMMERCIELE RECHTSPERSONEN EX ARTIKEL 4 VAN DE DRANK- EN HORECAWET

bestuursreglement alcohol in het Trefpunt

bestuursreglement kv De Hazenkamp richtlijnen alcohol

Model Bestuursreglement Alcohol in Sportkantines

WTC Houten 80. Bestuursreglement alcohol in sportkantines

Registratienummer: GF Datum collegebesluit: 22 oktober 2013 Agendapunt: 13

Bestuursreglement. Alcohol in sportkantines. van de v.v. Wieldrecht.

Gemeente Hoogezand-Sappemeer Drank- en Horecaverordening

BESTUURSREGLEMENT VOOR HET CLUBHUIS

Geconsolideerde tekst van de regeling Nr. RB

Raadsvergadering d.d.: 16 december 2013 Agenda nr: 12 Onderwerp: Drank- en Horecaverordening Paracommercie Valkenburg aan de Geul 2014

Voorgesteld besluit De verordening Paracommercie gemeente Wijk bij Duurstede 2013 vast te stellen.

Bestuursreglement Alcohol

s.v. Veensche Boys BESTUURSREGLEMENT ALCOHOL IN SPORTKANTINES s.v. Veensche Boys Westerveenstraat EN Nijkerkerveen

BESTUURSREGLEMENT KSV DE BETUWE

Uw kenmerk: Ons kenmerk:

Model bestuursreglement alcohol in sportkantines. r.k.v.v. V.C.W

Bestuursreglement Alcohol in de sportkantine. Preambule. In overweging nemende dat:

Bestuursreglement inzake het schenken van alcohol in ons clubhuis

NOTA PARACOMMERCIEEL BELEID. Gemeente Aalsmeer

Zwak-alcoholhoudende drank: bier, wijn en gedistilleerd met minder dan 15% alcohol.

KORFBALVERENIGING IJSSELVOGELS BESTUURSREGLEMENT INZAKE DE VERSTREKKING EN HET GEBRUIK VAN ALCOHOL IN HET CLUBHUIS

Deze stukken vormen de basis voor het vaststellen van de regelgeving op gebied van Dranken horeca in onze gemeente.

BESTUURSREGLEMENT ALCOHOL IN SPORTKANTINES

Bestuursreglement Alcohol in sportkantines V.V. Schagen Vastgesteld d.d. 1 Januari 2014

Wijziging Apv i.v.m. bijzondere bepalingen voor paracommerciële rechtspersonen gemeente Alkmaar

Schenktijden alcohol in paracommerciële horecabedrijven Kenmerk

Adres accommodatie: (straat, nr, plaatsnaam en telefoonnummer) Preambule

Alcoholbeleid. ZV De Ham ZC d.d. 15 januari 2019

Bestuursreglement alcohol in de sportkantine van rksv VOLKEL

a. Alcoholhoudende dranken: Zwak-alcoholhoudende drank: bier, wijn en gedistilleerd met minder dan 15% alcohol;

Preambule. Paragraaf 1 - Algemene bepalingen. Artikel 1 - Begripsbepalingen

Bestuursreglement alcoholgebruik TC Rodhe

ongeoorloofde vormen van concurrentie met de reguliere horeca te voorkomen;

Bestuursreglement. alcohol in kantine van TVW. alcohol in kantine van TVW

BESTUURSREGLEMENT Mixed Hockey Club Roden ALCOHOL IN SPORTKANTINES

Bestuursreglement alcohol in de kantine van schietportvereniging Zeldenroos

bestuursreglement alcohol in t Baken wsv. de Gors te Arkel

Bestuursreglement alcoholverstrekking in sportkantines Tennisclub Groot Driene

Bestuursreglement alcohol in het clubhuis

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad

Zwak-alcoholhoudende drank: bier, wijn en gedistilleerd met minder dan 15% alcohol. Sterke drank: gedistilleerd met 15% alcohol of meer.

Toelichting. Algemeen

Reglement sociale hygiëne RSC ALLIANCE

GEMEENTEBLAD. Nr Drank- en Horecaverordening maart Officiële uitgave van gemeente Lisse. Artikel 1 Begripsbepalingen

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Raadsvoorstel: Onderwerp: Drank- en Horecaverordening Gorinchem Korte samenvatting van de inhoud en voorstel

ALCOHOL IN SPORTKANTINES

Model bestuursreglement

Bestuursreglement alcohol in sportkantines


BESTUURSREGLEMENT ALCOHOL IN SPORTKANTINES Preambule

Preambule. Paragraaf 1 - Algemene bepalingen. Artikel 1 - Begripsbepalingen

Bestuursreglement alcohol in sportkantines. TV Meihoven Ameide

Culemborgse Mixed Hockeyclub. Bestuursreglement Alcoholverstrekking

Uit oogpunt van verantwoorde alcoholverstrekking dienen de volgende wettelijke bepalingen te worden nageleefd:

Bestuursregelement VV Lekkerkerk

Alcohol in het Atalante clubhuis. Bestuursreglement AKV Atalante

GMHC BESTUURSREGLEMENT ALCOHOL IN SPORTKANTINES. Preambule

2. KvKnummer: èn Vestigingsnummer: Bestuurslid 1 Naam en voornamen: Straatnaam en huisnummer: Postcode en plaatsnaam: Telefoonnummer:

Reglement Alcohol bij Korfbalvereniging Groen-Geel

Voorstelnummer: Houten, 22 oktober 2013

Bestuursreglement voor Clubhuis De Berk van de Chr. Korfbalvereniging D.K.O.D te Heelsum

Voorstel tot vaststelling Bestuursreglement ZV. De Bron.

Bestuursreglement alcohol in sportkantines

Bestuursreglement. Alcohol in sportkantines. van SV Austerlitz

CLUBHUIS reglement. Goedgekeurd 3 juli Clubhuisreglement LTCM 3 juli 2006 pagina 1 van 6

Uitbreiding definitiebepalingen (artikel 1 lid 8, 9 en 10) In de verordening komen nieuwe begrippen voor. Deze worden gedefinieerd.

Raadscommissievoorstel

bestuursreglement V.V. Bruchterveld Broekdijk TC Bruchterveld Clubhuis Noppenveste Meester Holtropstraat 3, 7695 TW Bruchterveld Inleiding

Drank- en Horecaverordening Koggenland i ļ win in mil ni i ii wumi mi HII in m D

Bestuursreglement alcohol in kantine Swift 64

Bestuursreglement alcohol in sportkantines V.V. UFFELTE. Bestuursreglement alcohol in sportkantines V.V. UFFELTE

BESTUURSREGLEMENT alcohol in horeca-inrichtingen van vrijwilligersorganisaties

bestuursreglement alcohol in de sportkantine

bestuursreglement alcohol in sportkantines

Bestuursreglement alcohol in sportkantine Sportclub Wesepe

Ons kenmerk: Montfoort: oktober 2013 Onderwerp: Nieuwe Drank- en Horecawet Verzonden: Bijlagen: 2

BESTUURSREGLEMENT TOS BERGEIJK 'ALCOHOL IN TENNISPAVILJOEN'

Bestuursreglement Alcoholverstrekking (Concept)

Transcriptie:

BELEIDSNOTITIE PARACOMMERCIALISME GEMEENTE HOORN 1. Inleiding Op 5 november 2007 hebben de West-Friese gemeenten plus Schagen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het convenant Jeugd en alcohol ondertekend. Met de ondertekening zijn de gemeenten overeengekomen dat er maatregelen moeten worden genomen om het overmatige alcoholgebruik onder jongeren een halt toe te roepen. Op 25 juni 2009 is een nieuw convenant afgesloten. Eind 2008 / begin 2009 hebben de gemeenteraden van de West-Friese gemeenten waaronder de gemeenteraad van Hoorn ingestemd met het Plan van Aanpak Jeugd en Alcohol. Met het Plan van Aanpak willen we uitvoering geven aan een veilig en verantwoord uitgaansbeleid. Het beleid is erop gericht de beschikbaarheid van alcoholhoudende drank voor de jeugd zoveel mogelijk te beperken en de overlast als gevolg van alcoholgebruik tegen te gaan. Het beleid moet gestalte krijgen door voorlichting, bewustwording, regelgeving en handhaving. Een van de instrumenten daarbij is een regionaal beleid voor paracommerciële instellingen. Dit beleid mag alleen tot doel hebben om oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Regelmatig bereiken ons over oneerlijke concurrentie door sportverenigingen. In de kantine organiseert de vereniging dan een horeca-activiteit. Dit is in strijd met de D&H wet. Maar ook de verdere bewustwording bij de verenigingen over het verstrekken van alcohol aan jongeren is belangrijk. In deze beleidsregel besteden wij aandacht aan het tegengaan van oneerlijke concurrentie en bewustwording. Om bewustwording binnen verenigingen te vergroten, hebben wij: a. een checklist opgesteld waarop staat wat er wel en wat er niet mag worden georganiseerd door een vereniging of stichting; b. een nieuw bestuursreglement opgesteld met aanvullende bepalingen over alcoholmatiging; c. een convenant met sportverenigingen opgesteld; d. verenigingen aangeboden barvrijwilligers de IVA cursus te laten volgen. Oneerlijke concurrentie willen wij tegengaan door het vergunningenbestand op orde te hebben, toe te zien op de naleving van de regels en door toezicht en handhaving van de regels. Deze notitie richt zich dan ook tot onze eigen organisatie en de verenigingen en stichtingen die in het bezit zijn van een Drank- en Horecavergunning. 2. Probleemstelling 2.1 Situatie in Hoorn We hebben in Hoorn een beleidsnotitie Paracommercie van 7 september 1993. Om oneerlijke concurrentie tegen te gaan en bewustwording te vergroten is het wenselijk dit beleid te vervangen door nieuw beleid. Uit signalen van Koninklijke Horeca Nederland, van individuele ondernemers en uit eigen gemeentelijke waarnemingen blijkt dat stichtingen en verenigingen in hun zalen en kantines horecadiensten aanbieden, waarbij alcohol wordt verkocht. Dit leidt veelal tot oneerlijke concurrentie met de reguliere horeca omdat uitoefening de activiteiten worden uitgeoefend onder ongelijke voorwaarden. De prijsstelling wijkt vaak af van de reguliere horeca vanwege voordelen, zoals subsidiëring, fiscale vrijstellingen en het werken met vrijwilligers. Deze voordelen én de overwegend publieke toegankelijkheid van de meeste kantines ziet vooral de reguliere horeca als oneerlijke concurrentie. Veelal gaat het ook om (privé)feesten en partijen die om buiten de doelstelling van de vereniging of de stichting vallen. Paracommerciële instellingen zijn daarmee ook drempelverlagend voor de verkrijgbaarheid van alcohol. 2.2 Feiten en cijfers Op basis van de Jeugdmonitor West-Friesland 2006 en 2007 drinkt 5% van de jongeren tussen de 10 en 15 jaar alcohol in sportkantines of bij een vereniging. In 2009 bedroeg dit percentage 3%. In de leeftijdsgroep 16 tot 23-jarigen is dit 25% in 2006 en 18% in 2009. Met de stelling dat sportkantines geen alcohol meer moeten schenken was zowel in 2007 als in 2009 50% van ouders en jongeren het eens. 1

Een onderzoek van de VWA heeft aangetoond dat jeugd makkelijk aan alcohol komt in sportkantines, Er is onvoldoende controle op leeftijd. In 2007 controleerden controleurs van de VWA 209 sportkantines op bepalingen uit de Drank- en Horecawet. Daaruit bleek dat één op de vijf sportkantines helemaal geen leeftijdscontrole uitvoert bij de verkoop van alcohol. Ruim de helft vroeg niet naar identiteitspapieren, terwijl dat wel moet. Drie van de tien verenigingen deed het wel volgens de regels. De inspecties werden gehouden tijdens sportwedstrijden, -toernooien en feesten. In totaal bleek 7 procent van de verenigingen helemaal geen alcoholhoudende dranken te schenken tijdens wedstrijden en toernooien. Tijdens sportgerelateerde feesten werd wel overal alcohol verkocht. In 2008 is er ook een onderzoek door Stichting alcohol preventie en universiteit van Twente gedaan in Noord-Kennemerland. Er werd zogenaamd gebruik gemaakt van mysteryshopping om 181 verkooppunten te bezoeken. Van die 181 verkooppunten waren er 18 sportkantines. In 94% van de gevallen kon er alcohol worden gekocht bij de sportkantines, dus de naleving van de regels was maar 6%. Bij de 18 sportkantines werd er maar 2 keer naar alleen de leeftijd gevraagd en niet naar de identiteitspapieren. In 2010 vond een mystery guest onderzoek plaats in West Friesland. Een 15-jarige probeert dan in en kantine alcohol te kopen. Van de 55 aankooppogingen waren 24 niet succesvol. Hiervan zijn 20 pogingen mislukt vanwege het gevoerde alcoholbeleid van de sportclubs. Er is bij de sportkantines dus een naleving van 44%. Deze bevindingen zijn aanleiding de praktijk rondom alcoholverstrekking bij sportverenigingen en stichtingen nog eens goed tegen het licht te houden en het huidige beleid bij te stellen dan wel nieuw beleid vast te stellen. Daarbij is het bemoedigend te zien dat het naleefpercentage in West-Friesland 44% bedraagt. Kernpunten van het nieuwe beleid zijn a. inventariseren welke stichtingen en verenigingen alcoholhoudende dranken schenken en in het bezit zijn van een verouderde vergunning op grond van de Drank- en Horecawet en tevens het bestuursreglement beoordelen; b. een eenduidige systematiek opstellen voor vergunningverlening met voorschriften en/of beperkingen om oneerlijke concurrentie tegen te gaan; c. een checklist ontwerpen met activiteiten die door een instelling mogen en niet mogen worden georganiseerd en waarbij al dan niet ook alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt; d. in overleg treden met sportverenigingen en stichtingen over alcoholmatiging; in de drank- en horecaverordening van 2010 Hoorn, vastgesteld op 15 december 2009, is hierin al voorzien door bijvoorbeeld een verbod op het schenken van sterke drank en geen alcoholverstrekking bij activiteiten die met name zijn gericht op jongeren onder de 16 jaar. e. toezicht op de naleving van de regels en het handhaven van de regels. 3. Doelstelling Het doel van deze beleidsnota is: a. Bewustwording verenigingen en stichtingen bij de verstrekking van alcohol vanuit het punt van volksgezondheid, openbare orde en verkeersveiligheid door met de verenigingen en stichtingen in gesprek te gaan. b. Te komen tot alcoholmatiging in verenigingen en stichtingen in het algemeen en onder de jeugd in het bijzonder door te schenken binnen de kaders van de wet en verordening. In ieder geval geen alcohol onder de 16 dus en een verbod op het schenken van sterke drank. c. Te komen tot regulering van het verschijnsel paracommercie door middel van het vaststellen en opleggen van voorschriften en beperkingen ingevolge artikel 4, eerste lid van de Drank- en Horecawet en het opstellen van een bestuursreglement en een convenant. d. Duidelijkheid verschaffen over de aanpak van toezicht en handhaving. 4. Definitie Paracommercie Onder het begrip paracommercie wordt in deze notitie verstaan: een vorm van oneerlijke concurrentie door stichtingen en verenigingen die buiten hun hoofddoelstelling om, horecadiensten aanbieden aan het publiek. Meerdere elementen beïnvloeden de prijsstelling van de aangeboden 2

horecadiensten van verenigingen en stichtingen, waardoor oneerlijke concurrentie kan ontstaan, te weten: De directe dan wel indirecte subsidieverstrekking; De versoepelde eis van het bezit van een diploma Sociale Hygiëne die voor paracommerciële instellingen is beperkt tot 2 leidinggevenden; Het regelmatig en vaak structureel werken met c.q. gebruik maken van vrijwilligers; Het niet verplicht zijn zich in te schrijven bij het Bedrijfschap Horeca & Catering; Het van toepassing zijn van fiscaal gunstiger voorwaarden; Het verkrijgen c.q. huren van accommodaties tegen niet marktconforme (vaak symbolische) voorwaarden en prijzen; Onder horecadiensten wordt verstaan: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse bij bruiloften, recepties, jubilea en dergelijke. Uit de definitiebepaling volgt dat in de meeste gevallen sprake is van een op enigerlei wijze gesubsidieerde instelling, in die zin dat er sprake is van een subsidieverstrekking, direct dan wel indirect, door de gemeente bij paracommerciële instellingen of door het Rijk, die (mede) de prijsstelling van de horecadiensten die aangeboden worden, kan beïnvloeden. 5. Rode draad uit gesprekken met de instellingen Met de sportverenigingen uit West-Friesland zijn in elke gemeente gesprekken gevoerd. Uit deze gesprekken is de volgende rode draad af te leiden, die ook voor Hoorn geldt. Bij sportactiviteiten is onlosmakelijk gezelligheid en ontspanning verbonden. Na de activiteit moet het mogelijk zijn alcohol te drinken. De kantine omzet is belangrijk voor de vereniging. Verkoop van alcohol is daarin belangrijk. Jongeren onder de 16 jaar en alcohol gaan niet samen; verenigingen zijn al langer bezig om deze alcoholverstrekking tegen te gaan. De verenigingen vinden dat de rol van de gemeente niet betuttelend moet zijn; men ziet de gemeente graag in een ondersteunende rol. Duidelijkheid over de regels voor barvrijwilligers over drankverstrekking is wenselijk. Het volgen van de cursus Verantwoord Alcoholschenken wordt als voorbeeld genoemd. Het vastleggen van regels over drankverstrekking in een convenant wordt positief ontvangen. De verenigingen geven aan dat samenwerking met de gemeenten van belang is. De verenigingen onderkennen echter het alcoholprobleem onder jongeren. Er is bereidheid om naar andere bronnen van inkomsten te kijken. 6. Wetgeving 6.1 Drank- en Horecawet (DHw) De mogelijkheid tot het voeren van beleid voor verenigingen en stichtingen is beperkt. Het gaat om: a. artikelen 4 en 5 DHw (voorschriften en beperkingen aan de vergunning); b. artikel 9 DHw (voorschriften in het bestuursreglement); c. de DHw biedt de gemeenteraad de mogelijkheid om in een drank- en horecaverordening regels te stellen voor verenigingen en stichtingen. Aan onderdeel c wordt in deze notitie verder geen aandacht besteed omdat hier reeds invulling aan is gegeven door hierover regels op te nemen in de nieuwe Drank- en Horecaverordening die op 15 december 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Ad. A voorschriften of beperkingen aan de vergunning Artikel 4, eerste lid van de Drank- en Horecawet bepaalt dat alle rechtspersonen, niet zijnde naamloze vennootschappen of besloten vennootschappen, in beginsel paracommerciële instellingen zijn indien deze instellingen zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Uit deze bepaling kan worden afgeleid dat verenigingen en stichtingen die zich richten op de genoemde activiteiten, in beginsel aangemerkt worden als paracommerciële instellingen. Overeenkomstig het bepaalde in dit artikel dient het college van burgemeester en wethouders bij de verlening van horecavergunningen aan genoemde nietcommerciële instellingen, te waken tegen mogelijke oneerlijke concurrentie. 3

Burgemeester en wethouders verbinden een of meer voorschriften en/of beperkingen die, gelet op plaatselijke of regionale omstandigheden, nodig zijn ter voorkoming van mededinging door het verstrekken van alcoholhoudende drank, die uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk wordt beschouwd. De bedoelde voorschriften en/of beperkingen kunnen, aldus artikel 4, tweede lid van de Drank- en Horecawet echter op geen andere onderwerpen betrekking hebben dan: 1. In de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen. 2. Het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van dergelijke bijeenkomsten. 3. De tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende dranken wordt verstrekt. Niet aan elke vergunning hoeven wij alle voorschriften en/of beperkingen te verbinden. Per instelling kan dit verschillend zijn, afhankelijk van de lokale situatie. Artikel 4, vierde lid van de DHw bepaalt: door burgemeester en wethouders worden, indien dit in verband met een wijziging in de plaatselijke of regionale omstandigheden nodig is, aan reeds verleende vergunningen als bedoeld in het eerste lid voorschriften of beperkingen als in dat lid bedoeld verbonden of aan een zodanige vergunning verbonden voorschriften of beperkingen gewijzigd of ingetrokken. Wanneer kunnen wij voorschriften of beperkingen aan de vergunning verbinden dan wel wijzigen of intrekken? Er zijn drie momenten waarop voorschriften of beperkingen opgelegd, dan wel gewijzigd of ingetrokken kunnen worden: 1. verlenen van een nieuwe vergunning; 2. de schriftelijk overeengekomen regeling met het Bedrijfschap Horeca en Catering zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 en lid 3 van de DHw, eindigt (zelfregulering); 3. een wijziging van de plaatselijke en/of regionale omstandigheden hiertoe aanleiding geeft (artikel 4 lid 4 DHw). Ad 1 nieuwe vergunning Van een nieuwe vergunning is sprake als het een geheel nieuwe inrichting betreft, de inrichting wijzigt, de locatie wijzigt of omdat bijvoorbeeld de leidinggevenden niet meer als zodanig fungeren. Als er sprake is van toepassing van artikel 30 van de DHw (wijziging bestaande vergunning), is er vanzelfsprekend geen sprake van een nieuwe vergunning. Ad 2 zelfregulering In artikel 5 van de DHw is rekening gehouden met zelfregulering. Indien de betrokken instelling of de koepelorganisatie waarbij zij aangesloten is, een overeenkomst heeft gesloten met het Bedrijfschap Horeca, het Pension- en Kamerverhuurbedrijf en Aanverwante bedrijven, mogen geen voorschriften en beperkingen aan de vergunning worden verbonden. Voorbeelden van koepelorganisaties zijn de verschillende sportbonden zoals de KNVB en de KNAU. Tot 1 oktober 2000 waren de sportverenigingen gebonden aan de overeenkomsten tussen het Bedrijfschap en de koepelorganisaties. Doordat de overeenkomsten per 1 oktober 2000 zijn opgezegd, is er echter geen sprake meer van zelfregulering in de zin van artikel 5 lid 3 van de DHw. Bij verenigingen en stichtingen die wél onder de koepelovereenkomsten vielen, maakt door de opzegging zelfregulering plaats voor regulering door de gemeente, en hoeft niet te worden aangetoond dat er sprake is van een wijziging in de plaatselijke of regionale omstandigheden. In dit geval is artikel 5, derde lid van de DHw van toepassing en niet artikel 4, vierde lid van de DHw. Voorschriften en/of beperkingen kunnen worden opgenomen in de vergunning indien sprake is van instellingen zoals bedoeld in artikel 4 van de DHw. Er hoeft niet aangetoond te worden dat de plaatselijke of regionale omstandigheden zijn gewijzigd. Ad 3 gewijzigde plaatselijke of regionale omstandigheden Ten aanzien van de vergunningen die onder de vorige twee punten nog niet aan de orde zijn geweest, geldt dat aanpassing van de vergunning plaatsvindt indien zich wijzigingen op de plaatselijke of regionale horecamarkt hebben voorgedaan. Dit betreft dan verenigingen en stichtingen die voorheen niet onder de koepelovereenkomsten van hun (sport) organisatie vielen. Als relevant tijdvak geldt doorgaans de periode sinds de vorige vergunningverlening. Bij vergunningen die dateren van vóór de wetswijziging van 1991 moet ingevolge het daarbij geregelde overgangsrecht de periode na 1992 als 4

relevant worden aangemerkt. Aan de bedoelde vergunningen kunnen, indien nodig, (alsnog) de bedoelde voorschriften verbonden worden. Ad. B voorschriften in bestuursreglement Artikel 9 DHw regelt dat het bestuur van een vereniging of stichting voor het verkrijgen van een dranken horecavergunning een reglement dient vast te stellen dat waarborgt dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting gedurende de openingstijden verantwoord geschiedt. In het reglement dienen een aantal zaken geregeld te zijn. In ieder geval is duidelijk aangegeven: a. Kwaliteitseisen aan de barvrijwilliger. b. Op welke dagen en tijdstippen bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Deze dagen en tijdstippen hangen ook in de horeca-inrichting. c. Op welke wijze wordt toegezien op de naleving van het reglement. Dit zijn minimumregels. In het reglement kunnen aanvullende regels worden opgenomen. Uiteraard is het mogelijk, in aanvulling op bovenstaande eisen, bepalingen op te nemen ten aanzien van: 1. Regels omtrent omgaan met agressie en normafwijkend gedrag. 2. Het tegengaan van drugsgebruik en seksuele intimidatie. 3. Beperkingen assortiment alcoholhoudende dranken. 4. Het beleid ter promotie van alcoholvrije dranken. 5. De prijsverhouding tussen alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. 6. Bepalingen betreffende paracommercie. 6.2 Ontheffing inzake artikel 4, vijfde lid van de Drank- en Horecawet voor paracommerciële instellingen De plaatselijke of regionale omstandigheden kunnen zowel kwalitatief als kwantitatief worden getoetst. Bepalend is het aantal (kwantiteit) in de omgeving aanwezige horecabedrijven en de mate waarin deze over faciliteiten beschikken (kwaliteit) om aan de bestaande vraag naar horecadiensten (zaalruimte voor bijeenkomsten) te voldoen. Bijeenkomsten van persoonlijke aard kunnen pas dan op basis van een ontheffing bij een vereniging of stichting worden gehouden indien als gevolg van bijzondere festiviteiten of attracties de (zaalruimte en andere faciliteiten van) gewone horecabedrijven daarvoor niet beschikbaar zijn. De initiatiefnemers dienen aantoonbaar de mogelijkheden in de reguliere horecaondernemingen bekeken/ getoetst te hebben. De DHw kent twee bepalingen die de mogelijkheid biedt om ontheffing te verlenen voor bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard. De bedoelde bepalingen zijn artikel 35 en artikel 4, vijfde lid van de DHw. Er is een aparte beleidsregel art. 35 DHw vastgesteld door het college op 17 november 2009. Van de voorschriften of beperkingen die in vergunningen van verenigingen en stichtingen zijn opgenomen, is eveneens ontheffing te verlenen. Betreft het bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard die zich in de eigen inrichting (in bijvoorbeeld de kantine, het clubhuis, buurthuis) afspelen, dan dient hiervoor een ontheffing van artikel 4, vijfde lid DHw te worden afgegeven. Het betreft dan immers geen ontheffing van een verbod van artikel 3, maar een ontheffing van de krachtens artikel 4 van de DHw opgelegde voorschriften en beperkingen. 7. De lokale situatie In Hoorn zijn 37 vergunningen verstrekt aan verenigingen en stichtingen. Uit een steekproef van 10 vergunningen is gebleken dat voorschriften of beperkingen als bedoeld in artikel 4 DHw aan al deze tien instellingen zijn opgelegd. Deze voorschriften of beperkingen zijn opgenomen om paracommerciële activiteiten te voorkomen. Het is van belang deze aanpak ook naar de toekomst door te zetten. In hoofdstuk acht maatregelen en aanpak is dit uitgewerkt. Horeca-activiteiten vinden nog steeds plaats bij verenigingen en stichtingen. Dit maakt het noodzakelijk de communicatie over regels nog eens goed tegen het licht te houden. 5

Er blijkt nog steeds onduidelijkheid te bestaan bij verenigingen en stichtingen over welke activiteiten wel mogen en welke niet. Recent bleek dit bij sponsorfeesten. Om meer duidelijkheid te scheppen hebben wij ervoor gekozen een checklist te ontwerpen met activiteiten die wel en niet zijn toegestaan. Het is geen uitputtende opsomming, maar geeft wel een richting aan om te bepalen of activiteiten passen binnen de geldende Drank- en Horecavergunning. De checklist is bijgevoegd. 8. Maatregelen en aanpak Er zijn meerdere redenen te noemen om op te treden tegen oneerlijke concurrentie c.q. de bewustwording aan te scherpen. Dit betekent dat duidelijk moet zijn wat wel of niet mag. Om hier invulling aan te geven zijn de volgende acties nodig, te weten: a. het beoordelen van het vergunningenbestand of het voldoet aan de eisen uit de DHw; b. het voorkomen van (commerciële) horecadiensten; c. het verbeteren van intern toezicht door de stichting of de vereniging op de verkrijgbaarheid van alcohol; d. het aanscherpen van het bestuursreglement; e. invulling geven aan toezicht en handhaving. Op deze onderdelen gaan wij hierna in. a. en b. het beoordelen van het vergunningenbestand en het voorkomen van (commerciële) horecadiensten In paragraaf 6 is aangegeven dat het college aan een vergunning voorschriften en/of beperkingen moet verbinden ter voorkoming van paracommercialisme. De vraag of voorschriften of beperkingen aan een vergunning moeten worden verbonden dient te worden beantwoord aan de hand van de volgende vragen: 1. wordt op niet-commerciële basis gewerkt? 2. richt de paracommerciële instelling zich op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaalculturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard; 3. is het, gelet op plaatselijke en regionale omstandigheden nodig voorschriften of beperkingen aan de vergunning te verbinden? 4. als voorschriften of beperkingen nodig zijn, welke worden dan aan de vergunning verbonden. Deze vragen hebben tot doel het proces van vergunningverlening op een eenduidige en transparante manier te laten verlopen. Hieronder staan wij in het kort stil bij deze vier vragen. Vraag 1: commercieel of niet? Artikel 4 is niet van toepassing op een vergunning die wordt verleend aan een natuurlijke persoon (eenmanszaak of vennootschap onder firma). Ook geldt het artikel niet voor de rechtspersonen NV of BV. Van ongewenste mededinging is geen sprake als de instelling op gelijke wijze en onder gelijke voorwaarden optreedt als een commercieel horecabedrijf. Vraag 2: wat zijn de activiteiten van de instelling? De instelling dient zich te richten op de activiteiten genoemd in artikel 4 van de Drank- en Horecawet. De activiteiten waarop de instelling zich richt blijkt uit de doelstelling die is opgenomen in bijvoorbeeld het statuut. Indien de doelstelling niet valt af te leiden uit documenten, dan zal aan de hand van de feitelijke handelingen beoordeeld moeten worden of sprake is van een activiteit die valt onder artikel 4 van de wet. Vraag 3. zijn voorschriften en/of beperkingen nodig uit oogpunt van plaatselijke en regionale omstandigheden? Bij vergunningsaanvragen door verenigingen en stichtingen moet steeds beoordeeld worden óf de plaatselijke of regionale omstandigheden het nodig maken om voorschriften aan de vergunning te verbinden. Voorschriften en beperkingen zijn alleen noodzakelijk als de plaatselijke situatie daartoe aanleiding geeft en de mededinging uit oog van het economische verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd. Deze verplichting waarborgt dat het college telkens wanneer zij een vergunning aan een instelling verleent daarbij de belangen van de reeds aanwezige horeca-ondernemingen in ogenschouw neemt. Niet in alle gevallen zijn voorschriften en beperkingen nodig. Deze moeten immers nodig zijn ter voorkoming van ongewenste mededinging door het verstrekken van 6

alcoholhoudende drank. Er zou zich bijvoorbeeld een situatie kunnen voordoen waarin geen sprake is van paracommercialisme, omdat er geen horecabedrijven in de omgeving aanwezig zijn waarmee de betrokken instelling in concurrentie treedt. In een dergelijke situatie zou de instelling door de voorschriften of beperkingen onnodig en ten koste van het voorzieningenniveau voor de consument in haar activiteiten kunnen worden belemmerd. Indien er geen aanleiding toe bestaat zal het college geen voorschriften of beperkingen verbinden aan de Drank en Horecavergunning. De plaatselijke of regionale omstandigheden kunnen zowel kwantitatief als kwalitatief worden getoetst. Met andere woorden: bepalend is het aantal (kwantiteit) in de omgeving van de paracommerciële instelling aanwezige horecabedrijven en de mate waarin deze over faciliteiten beschikken (kwaliteit) om aan de bestaande vraag naar horecadiensten (zaalruimte voor bijeenkomsten) te voldoen. Het handhaven van een redelijk voorzieningenniveau voor de consumenten kan daarbij een rol spelen. Uit jurisprudentie blijkt echter dat het college primair uit dient te gaan van het voorkomen van ongewenste mededinging en niet van een wenselijk voorzieningsniveau. Kwantiteit: indien in de omgeving van de paracommerciële instelling één of meer horecabedrijven aanwezig zijn, die aan de vraag naar zaalruimte voor het houden van bijeenkomsten kunnen kunnen voldoen, moet die instelling al geacht worden paracommercieel te (kunnen)handelen. Het hangt dan van de mate van de onwenselijkheid van dat handelen af welke voorschriften of beperkingen aan de vergunning worden verbonden. Kwaliteit: indien een paracommerciële instelling, gelet op de beschikbare zaalruimte, niet in staat is om zich op de klantenkring van de horecabedrijven te richten of zich ook niet feitelijk daarop richt, is die paracommerciële instelling geen mogelijke concurrent. Het moet derhalve gaan om een reële dreiging die de reguliere horecaondernemers ondervinden van de paracommerciële instelling. Persoonlijke voorkeuren van consumenten, bijvoorbeeld op grond van hun religieuze overtuiging in relatie tot die van horecaondernemers of het religieuze karakter van hun bedrijven, blijven echter buiten beschouwing. Voor het bepalen van de plaatselijke of regionale omstandigheden mag over het algemeen niet alleen gekeken worden naar het reguliere aanbod in de desbetreffende kern. Gemeentegrenzen zijn niet bepalend voor de plaatselijk of regionale marktsituatie. De regionale omstandigheden moeten volgens de rechtspraak (Bestuursrechtspraak van de Raad van State) worden bepaald in een straal van 10-15 kilometer rond de paracommerciële instelling. Dit blijkt onder andere uit de uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 juli 2007 (LJN: BA8746,200609363/1). De AbRS heeft nog geen uitzonderingen op deze algemene regel geaccepteerd. Uit het voorgaande blijkt dat het niet mogelijk is aan het onderzoek naar de plaatselijke en regionale omstandigheden bij voorbaat grenzen te stellen of bij voorbaat te bepalen op welke wijze onderzoek verricht moet worden. Het in alle gevallen hanteren van een objectief afstandscriterium, van welke afstand dan ook, verhoudt zich hier niet mee. Bij elke zaak zal dan ook een apart onderzoek verricht dienen te worden naar de plaatselijke en regionale omstandigheden. Indien uit het omgevingsonderzoek blijkt dat er geen ongewenste concurrentie plaatsvindt door de paracommerciële instelling, dan zullen er geen voorschriften en beperkingen aan de vergunning worden verbonden. Indien wel sprake is van ongewenste concurrentie met een soortgelijk horecabedrijf, zullen wel voorschriften aan de vergunning verbonden worden. Vraag 4: welke voorschriften of beperkingen zijn mogelijk? Als uit de voorgaande vragen blijkt dat voorschriften en/of beperkingen aan de vergunning verbonden dienen te worden dan kunnen deze op grond van artikel 4, lid 2 van de wet alleen betrekking hebben op de volgende drie zaken. Per vergunning zal beoordeeld moeten worden welk voorschrift of welke beperking aan de vergunning dient te worden verbonden. Het is niet per definitie noodzakelijk alle voorschriften of beperkingen op te nemen. I. Onderwerp: In de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen Korte uitleg: 7

Met bijeenkomsten van persoonlijke aard wordt volgens de Memorie van Toelichting die behoort bij de Drank- en Horecawet, gedoeld op bijeenkomsten met een veelal feestelijk karakter, waarbij alcoholhoudende drank pleegt te worden genuttigd, die geen direct verband houden met de activiteiten van de betreffende rechtspersoon of de hoofddoelstelling (bron: statuten). Daarbij moet dan worden gedacht aan bruiloften, recepties bij jubilea en dergelijke. Voorzover deze bijeenkomsten tevens een zakelijk karakter hebben die direct verband houden met de activiteiten van de instelling, zoals het afscheid van de voorzitter van de vereniging, vallen deze niet onder het bereik deze bepaling. Bijbehorend te verbinden voorschrift: Deze Drank- en Horecawetvergunning geldt niet bij bijeenkomsten met een veelal feestelijk karakter die geen verband houden met de hoofddoelstelling van de stichting of vereniging. Dat wil zeggen dat er gedurende bijeenkomsten van persoonlijke aard geen alcoholhoudende drank mag worden verstrekt in of vanuit de inrichting. De horecavergunning geldt daarom niet voor het houden van recepties, bruiloften, feesten en andere bijeenkomsten zoals condoleancebijeenkomsten die geen verband houden met de hoofddoelstelling van de vereniging of stichting. Er is een (niet-limitatieve) checklist ontwikkeld (bijlage A.) die gebruikt kan worden door paracommerciële instellingen om te bepalen of de activiteiten die zij voornemens zijn te organiseren, passen binnen de voorschriften van de verleende Drank- en Horecawetvergunning. II. Onderwerp: het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard Korte uitleg: Hiermee wordt niet alleen gedoeld op een artikel in een krant, tijdschrift of wijkblad, maar ook op de verspreiding van bijvoorbeeld posters of brochures. Kanttekening hierbij is dat het inhoudelijk wel betrekking moet betrekking hebben op het onder de aandacht brengen dan wel aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard in de betreffende inrichting waarbij alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Bijbehorend te verbinden voorschrift: Het is verboden om de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard in of vanuit de inrichting openlijk onder de aandacht te brengen dan wel aan te prijzen, in bijvoorbeeld kranten en tijdschriften, middels posters of brochures e.d. III. Onderwerp: de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank wordt verstrekt Bijbehorend te verbinden voorschrift: Alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse mogen alleen worden verstrekt tijdens het gebruik van de inrichting overeenkomstig de statutaire doelstellingen of bestemming van de inrichting. Hieronder wordt tevens verstaan de tijd die vereist is voor een adequate afsluiting van de (sportieve) handeling. Beslispunt a: Alle vergunningen van verenigingen en stichtingen worden onderzocht of voorschriften of beperkingen zijn opgenomen. Bij het ontbreken ervan of bij onvolkomenheden worden deze waar mogelijk aangescherpt en verduidelijkt. Deze worden opgenomen in de drank- en horecavergunning van verenigingen en stichtingen als bedoeld in artikel 4 van de DHw. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het voorkomen van oneerlijke concurrentie. De instellingen ontvangen hierover een brief. Dit kan leiden tot het aanvragen van een nieuwe vergunning. Wij stellen u voor om de genoemde voorschiften of beperkingen waar mogelijk, na toetsing aan de vier vragen, op te nemen in de vergunning. 8

c. het ontbreken van veelal onvoldoende intern toezicht door de stichting of vereniging op verkrijgbaarheid van alcohol. Het bestuur van de stichting of vereniging en de leidinggevenden zijn belast met de algemene leiding van de (sport)kantine. Zij zijn beiden verantwoordelijk voor de naleving van de wet en dus van het bestuursreglement. Het reglement waarborgt dat de verstrekking van alcoholhoudende drank gedurende de openingstijden vanuit het oogpunt van sociale hygiëne altijd gebeurt door gekwalificeerde personen. Dat kunnen zijn de leidinggevenden, zoals vermeld op de Drank- en Horecavergunning of barvrijwilligers die daartoe een Instructie Verantwoord Alcoholgebruik (IVA) hebben gevolgd. Alle verenigingen en stichtingen die over een kantine beschikken worden in 2010 door de gemeente waar de kantine zich bevindt in de gelegenheid gesteld om personen aan te leveren voor het volgen van de IVA-cursus. In 2010 betaalt de gemeente de kosten van de IVA-cursus. De kosten worden gedekt uit de WEB-gelden. Vanaf 2011 dienen de verenigingen zelf voor het volgen van de IVAcursus en de daaruit voortvloeiende kosten zorg te dragen. d. het aanscherpen van het bestuursreglement Artikel 9 van de Drank- en Horecawet bepaalt dat het bestuur van een rechtspersoon genoemd in artikel 4, voor het verkrijgen van een vergunning, een bestuursreglement vaststelt. De gemeente toetst het bestuursreglement aan de Drank- en Horecawet. NOC*NSF heeft destijds in samenspraak met de aangesloten bonden en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en na overleg met de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Financiën een model bestuursreglement voor (sport)verenigingen ontwikkeld. Het bestuursreglement bevat artikelen over verantwoord schenken en het tegengaan van paracommerciële activiteiten. De negen West Friese gemeenten hebben vanuit het oogpunt van alcoholmatiging een West Fries model reglement opgesteld. Het bevat een aantal aanvullingen op het model van NOC/NSF. Dit heeft met name betrekking op: de barvrijwilligers. Het dient voor toezichthouders inzichtelijk te zijn wie barvrijwilliger is en of deze de instructie verantwoord alcoholgebruik heeft gevolgd. Het bestuur van de vereniging houdt dit bij op een lijst; het promoten van alcoholvrije dranken door een gevarieerder aanbod van deze dranken en en beperkter aanbod van alcoholhoudende dranken; het tijdstip wanneer alcoholhoudende drank mag worden verstrekt. In de kantine mag vanaf 12.00 uur alcoholhoudende drank worden verstrekt. Voor de goede orde: wettelijk hoeft geen bestuursreglement te worden opgesteld zolang een bestaande vergunning nog geldig is. Ook bij aanvulling van een bestaande vergunning met voorschriften en beperkingen als bedoeld in artikel 4 en 5 DHw is geen sprake van een nieuwe vergunning, en hoeft ook geen bestuursreglement te worden opgesteld. In die situatie zal het bestuur worden verzocht het nieuwe bestuursreglement los van vergunningverlening vast te stellen en in te dienen bij het gemeentebestuur. Beslispunt b: Verenigingen / instellingen die nog beschikken over een oud en/of onvolledig bestuursreglement verzoeken het opgestelde reglement vast te stellen en te hanteren. e. invulling geven aan toezicht en handhaving Met de invoering van het regionaal alcoholmatigingsbeleid hebben wij ook het toezicht en de handhaving uitgebreid met eigen toezichthouders. Het toezicht op het verstrekken van alcohol aan jongeren onder de 16 is de verantwoordelijkheid van de VWA. Op dit moment doen Hoorn en Enkhuizen mee aan de landelijke pilot waarbij onderzoek wordt gedaan naar de ervaringen met versterking van het gemeentelijk toezicht op de naleving van alle bepalingen van de Drank en Horecawet, zowel in de reguliere horeca als in de paracommerciële horeca. Deze pilot is met ingang van mei 2010 uitgebreid naar drie andere West-Friese gemeenten, zijnde Opmeer, Wervershoof en Medemblik. De gemeenten die deelnemen of deel gaan nemen aan de pilot zullen tevens de handhaving op de Drank- en Horecawet (gaan) organiseren. In het handhavingsbeleid horeca en andere alcoholverstrekkers is aangegeven hoe wij optreden tegen overtredingen van de regels door instellingen. 9

8.1 Convenant met sportverenigingen De aandacht voor (riskant) alcoholgebruik bij sportverenigingen willen wij verbreden door het sluiten van een convenant. In samenspraak met een aantal voorzitters van verenigingen in West-Friesland, verenigd in een klankbordgroep, is een convenant opgesteld. Dit convenant bevat afspraken: 1. tussen vereniging en gemeente over hoe om te gaan met alcoholgebruik op het sportterrein. 2. over voorlichting 3. over regelgeving en handhaving Beslispunt c: Sportverenigingen uit te nodigen het convenant te ondertekenen. 9. Procedure tot vaststelling en invoering Het college van burgemeester en wethouders zal deze beleidsnotitie, nadat deze door hen is vastgesteld, gedurende 4 weken ter inzage leggen. Gedurende deze termijn kunnen belanghebbende hun eventuele zienswijzen indienen. De ingekomen zienswijzen zullen ten tijde van de definitieve besluitvorming aan het college worden voorgelegd. Vervolgens worden zij die een zienswijze hebben ingediend en (andere) belanghebbenden in kennis gesteld van het besluit. De beleidsregels zullen op de voorgeschreven wijze gepubliceerd worden in het Westfries weekblad. 10