Enkele uitkomsten uit de integrale inventarisatie van de Vierde Bosstatistiek

Vergelijkbare documenten
Douglas: niet alles goud dat er blinkt

Het Nederlandse bos in cijfers

Het Nederlandse bos in cijfers

Rucphen. Achtmaalsebaan 22. Inrichtingsplan ir. J.J. van den Berg. auteur(s):

Nederlands bos. Nederlands bos: hoeveel bos is er?

Flora van naaldbossen,

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Meer doden onder fietsers, minder onder motorrijders. Meeste verkeersdoden onder twintigers

5 Kansen en knelpunten voor de houtsector en boseigenaren

BEPLANTINGSPLAN LANDGOED NIEUW HOLTHUIZEN

Europese feestdagen 2019

Europese feestdagen 2018

Antwoorden Aardrijkskunde Antwoorden Discovery par. 1

Europese feestdagen 2017

Bossen ingedeeld in zes bostypen. Centrum Hout. Centrum Hout Postbus 1380, 1300 BJ Almere Westeinde 8, 1334 BK Almere-Buiten

Addendum Natuurtoets Natuurbeschermingswet. Aanpassing fietspad Rozendijk; kruising Bakkenweg Westerslag

Woningbouw in VINEX-bouwgemeenten: aantallen en bouwkosten

Op wegen en paden De openstelling van natuur in Nederland

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Rapport. van. Kamer v an Koophandel Nederland. Startersprofiel Datum uitgave Januari onderwerp Startende ondernemers in beeld

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-april

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-juli

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-september

Ontwikkeling leerlingaantallen

Praktijkvoorbeelden van bosbeheer in Vlaanderen en Nederland FOTO LEO GOUDZWAARD

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-augustus

Statistieken ste Vierdaagse

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-juni

Beschikbaarheid houtige biomassa uit bos en landschap

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

Kerngegevens Bos en Hout in Nederland

Bijlage B4. Werken aan de start. Freek Bucx

Bijlage B4. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Freek Bucx

Kerngegevens Bos en Hout in Nederland

REISOVERZICHT ZOMER 2016

Opmerking bij alle grafieken die volgen. In de statistieken zijn alleen de gegevens opgenomen van iedereen die zich heeft aangemeld.

Prognose mastverwachting 2013

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-II

Rapportage Publieksonderzoek. De Helderse Duinen

Rob van der Burg 6 april 2017 Vochtige bossen Tussen verdrogen en nat gaan

Vegetatie van loof- en gemengde bossen,

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

Meetnet Functievervulling bos Het Nederlandse bos G.M. Dirkse W.P. Daamen H. Schoonderwoerd J.M. Paasman

Toerisme in Cijfers Tourism in Figures. Aantal aankomsten per maand, 2016 Number of arrivals by month, 2016

Persoonlijke gegevens raadsleden

bebost is. In ons land bedraagt het bebossingspercentage slechts DE BOSBOUW IN NEDERLAND

"Oranje Nassau's Oord" "De Dorschkamp" "De Oostereng" "Bennekomse Bos" KNBV Voorjaarsbijeenkomst KNBV Verslag van de excursie. C. P.

Statistieken ste Vierdaagse

Thema 2 Om ons heen. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. Landschappen. Klimaten. Samenwerking. de regering. Onder de loep.

Vrouwen in de politiek geactualiseerde versie, januari 2011

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

De Boswet in de nieuwe Wet natuurbescherming. Hoofdstuk Houtopstanden

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek

Kerngegevens Bos en Hout in Nederland

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland

Natuurmanagement basis Biotoop Bos dag 1

Verkavelingspatroon Regelmatige blokverkaveling (door houtwallen omgeven)

Rapport. van Kamer van Koophandel Nederland. Startersprofiel Datum uitgave. Januari onderwerp Startende ondernemers in beeld

Resultaten VVNH monitoring 2008

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten eindmeting, januari 2006

INVESTERINGSNIVEAU VAN LAND- EN TUINBOUWBEDRIJVEN IN VERSCHILLENDE GEBIEDEN. L.W. Vink en CG. J. van Oostrom. SÏAUii^^büOUW

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

nr. 811 van TOM VAN GRIEKEN datum: 10 augustus 2015 aan JO VANDEURZEN Kinderbijslag - Kinderen die worden opgevoed in het buitenland

Arbeidsmarkt allochtonen

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

Rapportage. PR onderzoek - Press Affairs meewind.nl. Amsterdam, Standaard rapportage. Gesloten vragen

Gemeentelijke Duurzaamheidsindex GDI-2014 Data voor alle 12 provincies

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

Onderzoekmemorandum Innovatie en de Lissabonagenda

Basisscholen in krimpgebieden in schooljaar 2017/2018

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003.

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK NIJMEGEN HUMANIORA BIBLIOTHEEK COLLECTIE H.IN.N. Nieuwe Geschiedenis - vóór 1870

Prognose mastverwachting 2014

Nieuwsbrief PTT december 2014

De ontwikkeling van massatabellen voor eik, beuk, es en berk

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

BEROEPSBEVOLKING EN PENDEL PROVINCIE FLEVOLAND 2000 SAMENVATTING

Volume: 0-49 zendingen per jaar Europa 0 2 kg 2-10 kg kg kg

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Arbeidsmarkt: verschil tussen Utrecht en Noorden van het land blijft groot

reijrink heijmans Landschappelijk inpassingsplan Lakei 7, Afferden Werkdocument: Bestemmingswijziging.

Kerngegevens Bos en Hout in Nederland

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

Tabel 11.1 Aantal ondervonden misdrijven naar land en delictgroep (per 100 respondenten) en onveiligheidsgevoelens per land, 2004

Natuurkwaliteit en bosgebruik Natura Rienk-Jan Bijlsma

Pro Silva Nederland jubileert

Verhuiswensen ouderen komen moeilijk uit

Hotels en gelijkgestelde inrichtingen

Concentratie allochtonen toegenomen

Vluchtoord Uden tijdens WO I - Bevolkingsstatistieken

Statistieken ste Vierdaagse

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015

Vastgoedbericht juni 2008

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Afname banen in 2002 in Groot-Amsterdam

PT Marktbeeld Uien. Marktinformatie binnen- en buitenland

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Planten in bossen: beheer en biodiversiteit

Quick-scan van enkele bosterreinen in de Gemeente Uden De waarde van begroeiingen met bomen en struiken

Transcriptie:

, I '" 1 I" r ", ' 905 (492) Enkele uitkomsten uit de integrale inventarisatie van de Vierde Bosstatistiek T. M. Ritskes') en L. Bunschoten') 1 Inleiding Voor de formulering van het bosbeleid maar ook voor het beheer, onderzoek en de ruimtelijke ordening is inzicht vereist in het bos. Het Meerjarenplan Bosbouw, dat omstreeks deze tijd in de Tweede Kamer wordt behandeld, is mede onderbouwd met de onderzoeksresultaten van deze bosstatistiek. In dit artikel worden uit de grote hoeveelheid gegevens die beschikbaar zijn gekomen enkele uitkomsten gelicht. Zie o.a. de publikatie over de Nederlandse bosstatistiek (CBS, 1985). Het betreft ofwel uitkomsten waaruit een duidelijke ontwikkeling binnen ons bos blijkt, ofwel gegevens die de moeite waard lijken om nader te worden belicht. Het is hier evenwel niet de bedoeling een uitgebreide analyse te geven. Daartoe verwijzen wij naar de elders in dit themanummer gepubliceerde artikelen van Daamen en Ritskes (1987) en Jansen (1987). In die artikelen wordt een analyse gegeven van verschuivingen welke zich binnen ons bosareaal hebben voorgedaan. In dit artikel wordt ingegaan op de volgende onderwerpen: - de samenstelling van het huidige bosareaal; - de menging van de verschillende boomsoorten; - de leeftijdsopbouw van het opgaande bos; - de eigendomssituatie; - de bostypen genoemd in het Meerjarenplan Bosbouw; - een vergelijking van de Nederlandse situatie met die in de ons omringende landen; Voor nader onderzoek kan over een veelvoud van de hier behandelde gegevens worden beschikt (Bunschoten, 1987). 2 Bosareaal Het totale areaal bos in Nederland bedraagt 334.000 ha. Dit is 9,8% van ons landoppervlak. Het bos is te verdelen in twee categorieën, nl. ruim 310.000 ha ge- ') Staatsbosbeheer. 2) Centraal Bureau voor de Statistiek. 3) mei deze categorleworoen de lanen, singels en houtwallen liggend In of grenzend aan hel bosterrein bedoeld 86 lichting van de toegepaste indelingen wordt verwezen naar het elders in dit nummer voorkomende artikel van Ritskes en Daamen. Het bos is gekarakteriseerd met sloten bos, en ruim 20.000 ha open bos. Voor een toebehulp van een terreintypenclassificatie. Deze indeling berust in hoofdzaak op het gevoerde beheer in de afgelopen jaren eh dat is uiteraard weer een afgeleide van de doelstelling van de beheerder van het bosterrein. Ook de ontstaanswijze speelt bij de gebruikte indeling een rol. De volgende terreintypen kunnen worden onderscheiden: gesloten bos 310.858 ha - opgaand bos (excl. kapvlakten) - middenbos en bos met bijzonder beheerskarakter - lanen, singels en houtwallen 3 ) - hakhout en griend open bos - opslagbos - overig open bos niet beboste bosgrond totaal 20.001 ha 3.167 ha 1 334.026 ha 234.624 ha 49.026 ha 2.756 ha 22.250 ha 13.084 ha 6.917 ha Bij beschouwing per boomsoort vallen met name de ontwikkelingen bij de inlandse eik op. Het totale areaal van deze boomsoort bedraagt ruim 52.000 ha. Hiervan valt 60% in het opgaande bos en het spaarteigenbos., Het blijkt dat bijna 24.000 ha van de huidige eik is ontstaan door wortel- en stronkopslag. Het hakhoutareaal eik bedraagt evenwel momenteel 13.100 ha. Circa 11.000 ha inlandse eik wordt momenteel dus beheerd op een andere wijze dan beoogd werd bij de aanleg. De geconstateerde toename van eik in het leeg kapbos in de periode tussen 1964-1968 (derde bosstatistiek) en heden bedraagt ruim 12.000 ha. De verdeling van eik naar kiemdecennia geeft evenwel aan dat 5400 ha is geplant sinds genoemde periode. Hieruit

blijkt dat ca. 7000 ha eik tijdens die periode al aanwezig is geweest, maar geregistreerd is onder een ander terreintype. Het totale areaal berk bedraagt momenteel bijna 21.000 ha. Daarvan is zo'n 5900 ha produktiebos. Het betreft hier opgaand bos, open bos in natuurlijke omstandigheden en spaarteigenbos. Bij verreweg. het grootste deel van het berkenbos ligt het accent meer op natuurbehoud. Dit is met name spontaan bos, opslagbos en struweelachtig bos. De toename van het areaal berk in het leegkapbos sinds de periode 1964-1968 bedraagt ca. 3700 ha. De leeftijdsklasseverdeling evenwel geeft aan dat sinds die periode ca. 2000 ha berk is aangeplant. Het verschil is berk welke in de periode 1964-1968 wel aanwezig was maar geen leegkapbos werd genoemd. Dit duidt er evenzeer als bij eik op, zij het in mindere mate, dat ook hier de toename niet zo groot is als uit een eerste beschouwing van de cijfers zou lijken. 3 Menging Een van de uitgangspunten van het bosbeleid is, dat het merendeel van het bestaande bos in Nederland, en zeker vrijwel al het nieuw aan te leggen bos, meerdere functies dient te vervullen. Naast houtproduktie zijn ook het instandhouden en ontwikkelen van natuurwaarden, het bieden van mogelijkheden tot openluchtrecreatie zowel als het leveren van een bijdrage aan de kwaliteit van het landschap van belang. Er wordt in de bosbouw van uitgegaan dat een gemengd bos een grotere stabiliteit heeft dan een monoculture. Dergelijke bossen hebben over het algemeen ook een hogere natuurwaarde en bieden de mogelijkheid om te reageren op veranderende, niet te voorziene behoeften van de mens. Van de totale beboste oppervlakte bestaat ongeveer drievierde uit monocultures, d.w.z. dat er naast de hoofd boomsoort geen of vrijwel geen andere boomsoorten voorkomen. Voor onderstaande gegevens over menging wordt verwezen naar figuur 1. Er bestaan wat de menging betreft grote verschillen tussen de boomsoorten onderling. Zo blijkt bijv. dat van hel eikenbos 40% gemengd is met andere boomsoorten. Ook het berken- en beukenbos is voor ongeveer 40% gemengd. Populieren- en wilgenbos daarentegen is maar voor 9% resp. 13% gemengd met andere boomsoorten. Over het geheel genomen komt er veel minder gemengd naaldbos voor dan gemengd loofbos (16% resp. 36% van het totale oppervlak naaldbos resp. loofbos).. Per regio zijn er ook grote verschillen in menging. In Noord-Holland komt naar verhouding het meeste gemengd bos voor, in de Zuidelijke IJsselmeerpolders het minste. Opvallend is ook dat in het Kustgebied en het bosgebied Zuid-Limburg meer dan de helft van het loofbos gemengd is met andere loofboomsoorten. In het Oostelijk bosgebied en op de Veluwe is dat ongeveer 20%. Van het gemengde naaldbos is tweederde gemengd met loofboomsoorten; bij 80% van het gemengde loofbos is een loofboomsaart de belangrijkste mengboomsoort. Van het naaldhout in het opgaande bos was ten tijde van de opname voor de tweede bosstatistiek (1952-1963) 74% ongemengd, dit percentage is nu afgenomen tot 61 %. Het percentage ongemengd loofhout daarentegen is in dezelfde periode toegenomen van 12 tot 20%. Het gemengde bos nam sedert de tweede bosstatistiek toe van 11 tot 18% (zie figuur 2). 4 Leeftljdsopbou~ Van het leegkapbos is opstandsgewijs het kiemjaar opgenomen. Voorhèen werd een model matig bos % Bosgebied Fig. 1 Relatieve menging naald- en loofhout per bosgebied.!lil Loofhout gemengd C Naaldhout gemengd CJ Loofhout ongemengd LTI Naaldhoul ongemengd 1. Noordoostelijk bosgebied 2. Oostelijk bosgebied 3. De Veluwe 4. Utrechtse Heuvelrug en Het Gooi 5. Zuidelijk bosgebied 6. Kustgebied 7. Bosgebied Zuid-Limburg 8. Restgebied 9. Nederland 87

waarin alle leeftijdsklassen min of meer gelijkmatig voorkomen als ideaal gezien omdat in zo'n bos de hoeveelheid en de aard van de uit te voeren werkzaamheden, maar vooral de hoeveelheid oogstbaar produkt elk jaar ongeveer gelijk is. Dat is vanuit de houtvoorzieriing van de samenleving en vanuit beheersoogpunt een wenselijke situatie. Momenteel is de markt veelal de bepalende factor voor het tijdstip van de oogst. Uit de leeftijdsopbouw van het Nederlandse bos is de geschiedenis van het bos duidelijk af te lezen. Halverwege de vorige eeuw was ons land relatief arm aan bos. Eind 1ge eeuwen begin van deze eeuw werd echter op grote schaal de "bebossching" van stuifzanden, heideterreinen en duinen ter hand genomen, veelal uit oogpunt van bodembescherming, maar ook bijvoorbeeld vanwege de grote vraag naar mijnhout. De groeiomstandigheden waren zodanig, dat gekozen moest worden voor pioniersoorten als groveden (Pin us sylvestris) en lariks (Larix sp.). Vaak werd ook de tweede generatie bos aangelegd met deze pioniersoorten. Met figuur 3 wordt de grootschalige aanleg van bossen met groveden en lariks tot in de vijftiger jaren gemustreerd. In de eerste generatie bos kan zich in de regel langzaam een bosmilieu ontwikkelen dat geschikt is voor zogenaamde halfpionier- of niet pioniersoorten. De bodem verbetert door de toevoer van strooisel en het klimaat op de verjongingsvlakten wordt getemperd door de omringende bomen. Er ontstaat een eigen microklimaat. Dit laatste maakt aanplant van niet-pioniersoorten mogelijk. tn dit opzicht is er dan ook in de tweede helft van deze eeuw een duidelijke kentering opgetreden. Bestond ten tijde van de opname voor de tweede bosstatistiek (1952-1963) nog 77% van de leegkapbossen uit pioniersoorten, bij de laatste inventarisatie was dit aandeel gedaald tot 68%. Vooral het aandeel van de groveden in de jongere leeftijdsklassen nam aanmerkelijk' af. Daarentegen nam het areaal van de qua bodem en bosmilieu meereisende naaldboomsoorten als fijnspar en andere Piceasoorten sinds de tweede bosstatistiek toe met 57%. Voor douglas (Pseudotsuga menziesii) bedroeg deze toename 31 %. Het areaal van de loofhoutsoorten is sinds de periode 1964-1968 sterk toegenomen. De toename van de loofhoutsoorten past gedeeltelijk in de overgang van pionier- naar niet-pioniersoorten bij heide- en stuifzandbebossingen, maar is ook toe te schrijven aan het aanhouden van spaarteigen in hakhout en de nieuwe bosaanleg in bijvoorbeeld de IJsselmeerpolders. Daarbij zijn populieren vanwege de zeer snelle groei populair. Dit is een geslacht van pioniersoorten. In de loofbossen die in de laatste decennia zijn aangeplant, zijn populiersoorten dan ook meer gebruikt dan enige andere soort. De inlandse eik is relatief goed vertegenwoordigd in de kiemjaarklassen tussen 1900 en 1950, l'lilii 12% 20% kapviakie 1952-1963 1964 1968 1% 1980 1983 ~ naaidhoui, ongemengd SJ loolhoulongemengd m gemengd bos Fig. 2 Menging van hel opgaande bos. 61% zie figuur 4. Tussen 1950 en 1970 werd veel minder inlandse eik verjongd. Na 1970 neeml de aanplant van inlandse eik weer toe. De Amerikaanse eik (Quercus rubra) werd veel aangeplant in de eerste helft van deze eeuw, maar de laatste decennia vindt verjonging van deze soort in veel mindere mate plaats. Zoals Ie verwachten valt is de leeftijdsopbouw van de beuk (Fagus sylvalica) vrij gelijkmatig. De leeftijdsopbouw per eigenaarscalegorie geeft een globale aanduiding van het beheer van het vlakte- 88

% o Groveden o Douglas Ël Lariks Fig. 3 Relatieve verdeling kiernjaarklassen naaldhout. -1 Kiemjaar gewijs verjongde bos door de verschillende eigenaren (figuur 5). Opvallend is dat voor Nederland als totaal de oppervlakte bos in de kiemjaarklassen 1960-1969 en 1970-1979 naar verhouding laag is. Dit geldt voor alle categorieën eigenaren, behalve voor de Rijksoverheid. Vooral bij de particuliere boseigenaren (daaronder niet begrepen natuurbeschermingsorganisaties) komt naar verhouding weinig bos voor met een kiemjaar van 1960 of later. Gesteld kan worden dat de verjonging van het vlaktegewijs beheerde bos bij de particuliere boseigenaren stagneert. Ook bij de natuurbeschermingsorganisaties zijn de jongere leeftijdsklassen van het leegkapbos ondervertegenwoordigd. Bij de Rijksoverheid ligt de situatie geheel anders. Daar is juist sprake van relatief veel jong bos, mede veroorzaakt door de aanleg van nieuwe bossen in bijv. de IJsselmeerpolders (overig Staatseigendom). In de Staatsboswachterijen is na 1930 een tamelijk gelijkmatige leeftijdsopbouw bereik!. % 5 EIgendomssituatie Het vaststellen van de eigendomssituatie is van belang ten einde een relatie tussen bepaalde kenmerken van dat bos en de eigendomscategorie te kunnen waarnemen. Het areaal gesloten bos in eigendom van de Staat is sedert de eerste bosstatistiek geleidelijk toegenomen van 37.000 ha tot 98.000 ha. Het aandeel in de totale oppervlakte bos verdubbelde in die periode (van 15% tot 31 %, zie figuur 6). De toeneming van het areaal staatsbos tussen de derde en de vierde bosstatistiek (ongeveer 30.000 ha) was voor meer dan de helft het gevolg van aankopen van vooral particulier bos. De rest is het gevolg van de aanleg van nieuw bos, vooral in Flevoland. Het aandeel van de particuliere natuurbeschermingsorganisaties verdubbelde tussen de eerste en de vierde bosstatistiek eveneens (van 5% tot 11 %). De toeneming van het bosbezit van deze categorie eigenaren vond echter vrijwel geheel plaats na de vorige inventarisatie. Deze toename was voor het grootste gedeelte het gevolg van aankopen van particulier bos. lui Inlandse eik o Beuk lij Populierlwilg Fig.4 Relatieve verdeling kiemjaarklassen loofhout. I 1,1-1940 -1950-1960 1970 -heden Kiemjaar 89

1Iill Slaal 0 Lagere overheid I!!I Nat. besch. organisaties Eêll Particulier -1900-1910 -1920-1930 -1940-1950 -1960-1970 -heden Kiernjaar Fig. 5 Relatieve verdeling kiemjaarklassen leegkapbos per eigendomscalegorie. 58,6% 64,6% 16,2% 1938-1942 1952-1963 40,8% 54,0% 5,1% 1964-1968 1980-1983 ~ Staatseigendom ~ Provincies, gemeenten, overige publiekrechtelijke lichamen c=j Particuliere naluurbeschermingsorganisaties ~ Overige particulieren Rg.6 Eigendomscategorieën van het gesloten bos: eerste, tweede, derde en vierde bosstatistiek. 90

De oppervlakte bos in bezit van particulieren nam vooral na de derde bosstatistiek sterk af. In de Staatsboswachterijen staat naar verhouding veel opgaand bos en weinig open bos. In de Staatsnatuurreservaten komt relatief veel hakhout en griend voor en weinig opgaand bos. Bij particuliere natuurbeschermingsorganisaties is het aandeel van het opslagbos en het bos met bijzonder beheerskarakter groot. Bij de overige particulieren is naar verhouding veel overig open bos en hakhout en griend. Het aandeel groveden in de Staatsboswachterijen bedraagt 28%, terwijl dit percentage bij de natuurbeschermingsorganisaties 52 is. Japanse lariks en fijnspar komen naar verhouding eveneens veel voor in Staatsboswachterijen. Het aandeel van deze boomsoorten bij de gemeenten is laag. 6 Bostypen per provincie Het Meerjarenplan Bosbouw gaat uitgebreid in op het nut en de toepassing van de verdeling van het Nederlandse bos in zgn. bostypen. Dit is een bostypologie welke ontwikkeld is door J. K. R. van den Wijngaard. Deze indeling, die in het Mee~arenplan Bosbouw de grondslag vormt voor het lange termijnmodel van de samenstelling van het Nederlandse bos, is gebaseerd op drie factoren: - ouderdom van de groeiplaats; - grondgebruik bij aanleg; - doelstelling bij aanleg. In tabel 1 wordt de verdeling van de bostypen per provincie en voor Nederland als geheel van het gesloten bos weergegeven. Een eerste beschouwing van de landelijke verdeling maakt duidelijk dat veel bos op relatief arme grond staat, nt. 70% van het totale areaal. Ook is veel bos relatief jong, een areaal van minimaal 140.000 ha is in deze eeuw bebost. Nederland is niet rijk aan oud bos, slechts 11 % is bos van voor 1800. Meer dan de helft van dit oude bos komt voor in de provincie Gelderland. Ook Limburg heeft een behoorlijk areaal van dit bostype. De bebossing van de provincie Gelderland in de 1ge eeuw komt tot uitdrukking in het areaal droge en vochtige heide wat toen is bebost. Dit bedroeg ruim 27.000 ha. In de 20e eeuw springen met name de massale heidebebossingen in het oog, totaal 110.000 ha. Daarvan is ruim 10.000 ha in Drenthe bebost op vochtige heide. Op deze grond kan nu meereisend naaldhout worden geplaatst. In Overijssel (ca. 20.000 ha), Gelderland (ca. 25.000 ha), maar vooral in Noord-Brabant (ca. 35.000 ha) is veel droge en natte heide in deze eeuw bebost. De stuifzandbebossingen zijn geconcentreerd in de provincies Gelderland, Noord-Brabant en Umburg. Deze provincies nemen driekwart van de totale stuifzandbebossingen voor hun rekening. 7 Internationale vergelijking Nederland heeft weinig bos, het percentage landoppervlak dat is bebost bedraagt slechts 9,8%. Dit percentage is in België twee keer zo hoog en in West-Duitsland drie keer zo hoog (tabel 2). De Scandinavische landen zijn wat dat betreft nog rijker aan bos, daar is de helft van het landoppervlak met bos bedekt. Nog duidelijker wordt het geringe areaal bos wanneer men het bosoppervlak per inworer van Nederland met andere landen vergelijkt. Zo heeft Nederland 0,02 ha/inwoner, daarentegen West-Duitsland 0,11 en Frankrijk 0,26 ha/inwoner. Ook hier spant Scandinavië de kroon. Daar kan elke inwoner over 3 ha bos beschikken. In tabel 2 is tevens de verdeling naaldbos/loofbos weergegeven. In Nederland is de verdeling tussen naald- en loofbos 60:40. Bij onze zuiderburen is de verdeling net omgekeerd. In Frankrijk zijn de loofboomsoorten dominant (tweederde is loofbos). In Scandinavië daarentegen bestaat 89% van het bos uit naaldhout. In de tabel is tevens het percentage particulier bos weergegeven. Daarbij blijkt dat ons land met West-Duitsland erg weinig particulier bosareaal bezit, in vergelijking bijv. met Frankrijk en Scandinavië (beide 74%). België neemt wat betreft dit kenmerk een middenpositie in. In dit land is 58% van het bos in particuliere handen. 8 Samenvatting In het volgende worden puntsgewijs de belangrijkste resultaten uit dit artikel genoemd. - Bosareaal Het valt op dat het areaal bos sedert de vorige inventarisaties aanmerkelijk is toegenomen. Met name het areaal eik en berk in het leegkapbos nam toe. Een groot deel van deze toename evenwel is het gevolg van een gewijzigde doelstelling en van een veranderende typering van de bosterreinen. - Menging Het areaal gemengd bos neemt toe. Vooral in onze loofbossen blijkt menging vrij algemeen te zijn, met uitzondering van de populierenbossen. Per regio zijn er grote verschillen in menging waar te nemen. - Leeftijdsopbouw Het aandeel van de groveden in de jongere leeftijdsklassen neemt af, terwijl in dezelfde leeftijdsklassen 91

'" Tabel 1 Bostypensamenslelling per provincie en voor Nederland als geheel van het gesloten bos (exclusief 2400 ha hak- en snijgriend, inclusief ca. 3000 ha boswegen). Bostype Gr Fr Dr Ov Ft Ge Ut NH ZH Ze NB li NL 80s van voor 1800 A 100 1.600 700 1.900 20.000 2.100 1.000 500 200 2.900 4.000 35.000 1ge eeuwse vochtige heidebebossingen B 300 900 1.700 2.500 5.800 600 200 2.900 2.100 17.000 1ge eeuwse droge heidebebossingen C 800 3.600 21.800 4.200 800 6.800 2.000 40.000 1ge eeuwse vochtige landbouwgrondbebossingen D 200 200 600 900 300 100 700 300 700 4.000 1ge eeuwse droge landbouwgrondbebossingen E 300 700 500 1.000 2.400 500 100 2.300 700 8.500 20e eeuwse vochtige heidebebossingen F 500 1.700 10.700 6.000 4.400 200 100 11.000 4.400 39.000 20e eeuwse droge heidebebossingen G 800 5.200 13.GOO 20.200 2.500 600 23.700 4.400 71.000 Veenontginningsbossen en bossen op veengronden H 800 1.200 2.300 2.100 300 400 800 800 1.300 10.000 Polderbebossingen en bos op initiële gronden 200 1.800 9.600 1.200 1.300 1.000 1.000 400 16.500 20e eeuwse vochtige landbouwgrondbebossingen J 200 400 400 1.400 1.300 100 400 800 600 2.900 1.000 9.500 208 eeuwse droge landbouwgrondbebossingen K 500 200 300 400 1.000 700 400 200 800 2.900 2.100 9.500 Kunstduinbebossingen L 1.100 3.500 1.300 GOO 6.500 Landduinbebossingen M 400 4.100 2.700 12.800 3.700 300 13.100 7.900 45.000 Totaal T 2.600 8.800 27.100 37.100 9.600 89.500 17.200 9.900 4.800 3.300 70.600 31.000 311.500 Tabel2 Oppervlakte land, oppervlakte bos, percentage bos, percentage naaldbos, oppervlakte bos per inwoner en percentage particulier bos in enkele landen. landoppervlak bosoppervlak bos naaldbos inwoners bosoppjinw part.bos 1000 ha 1000ha % % milj ha % Nederland 3394 331 9,8 60 14,3 0,02 41 België 3080 600 19,5 42 10,0 0,06 58 West-Duitsland 24322 6989 28,7 66 61,7 0,11 44 Frankrijk 54319 13875 25,5 33 54,0 0,26 74 Scandinavië 102449 51920 50,7 89 17,2 3,02 74 West-Europa') 372393 108834 29,2 65 373,1 0,29 75 1) Onder West-Europa worden de volgende landen verslaan: Finland, IJsland, Noorwegen, Zweden, België, Denemarken, Frankrijk, West-Duitsland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Zwitserland, Griekenland, Portugal, Spanje en Joegoslavië.

het areaal douglas en fijnspar is toegenomen. De verjonging bij de particuliere bossen blijft achter. - Eigendomssituatie Het aandeel van de Staat zowel als van de natuurbeschermingsorganisaties in het bosareaal is sedert de eerste bosstatistiek verdubbeld. De toename van de natuurbeschermingsorganisaties heeft vooral plaatsgevonden na de periode 1964-1968. De uitbreiding is ten koste van het particuliere bos bezit gegaan. - Bostypen Veel bos is aangelegd op relatief arme grond zoals heide, duin en zandverstuivingen. Vooral de in deze eeuw plaatsgevonden massale heidebebossingen vallen daarbij op. - Internationale vergelijking De oppervlakte bos per inwoner is in ons land naar verhouding laag. Het aandeel particulier bosbezit is in ons land lager dan in de ons omringende landen. 9 Literatuur Bunschoten, L. 1987. Beschikbare gegevens integrale inven larisatie bosstatistiek. Nederlands Bosbouwtijdschrift 59 (4): 84-85. Centraal Bureau voor de Statistiek. 1985. De Nederlandse Bosstatistiek, deel 1, de oppervlakte bos, 1980-1983. Staatsuitgeverij, 's-gravenhage. Daarnen, W. P., en T. M. Ritskes. 1987. Analyse van wijzigingen in het Nederlandse bos in de periode 1968-1983. Nederlands Bosbouwtijdschrift 59 (4): 94-1 01. Jansen, J. J. 1987. Leegkap, herbebossing en bebossing in Nederland 1950-2000. Nederlands Bosbouwtijdschrift 59 (4): 102-115. Ritskes, T. M., en W. P. Daamen. 1987. Doelstelling en uitvoering Vierde Bosstatistiek, Nederlands Bosbouwtijdschrift 59 (4): 79-83. 93